“Bent u een Trisser?” werd mij een paar keer gevraagd toen ik een maand geleden in de Johannes Postkazerne in Havelte (provincie Drenthe) was. Op 30 augustus vond daar een reünie plaats van Nederlanders die in de periode 1945-1975 hun militaire dienstplicht in Suriname vervulden bij de Nederlandse Troepenmacht in Suriname (TRIS). Er waren wel zeker tegen de 800 mensen aanwezig. Met de vraag aan mij werd beoogd vast te stellen of ik bij een oud-Trisser hoorde. “Nee, nee”, riep ik gauw. “Ik vergezel iemand van de pers.” Daarmee liep ik wel een paar gadgets mis. De oud-Trissers werden namelijk vergast op speldjes, armbandjes en als klap op de vuurpijl een kepie met een mooi embleem. Iets wat ze nooit hadden gekregen toen ze in dienst waren. Waarom, was niet duidelijk, maar nu werd dat goedgemaakt. De organisator Ad van Wingerden van de Stichting TRIS Kontakten was trots op de mooie bijeenkomst die in stijl plaatsvond, en met de nodige nostalgie.
Tijdens gesprekken met verschillende oudgedienden, allemaal (ruim) over de zeventig, een enkele net daaronder, viel het op met hoeveel warmte zij aan hun tijd in Suriname terugdachten. Een dacht met veel liefde terug aan zijn bijdrage aan de bouw van een ziekenpost in het binnenland. Ik dacht toen: Ja, Surinamers zelf waren vaak niet bereid in het binnenland te werken. En ook nu is de stichting van Ad van Wingerden druk met projecten in Suriname. Nog steeds is er een drive om een bijdrage aan de opbouw van Suriname te leveren.
Net een dag ervoor had ik een gesprek met een kennis die met zijn familie terug was van een vakantie in Suriname. De negativiteit waar hij me mee overlaadde! Niets was goed in dat land. Ik had gewoon geen zin meer om te luisteren. Ik woon in Nederland en heb vanwege de Decembermoorden een beladen relatie met Suriname, maar ik kan niet tegen zo een zielloze betrokkenheid met je land van herkomst. Die gesprekken met de oud-Trissers voelden in vergelijking daarmee als een warm bad. Er zullen vast mensen zijn die nu denken dat ik nog vastzit in een koloniale mentaliteit. Maar ach, ook met dat soort mensen heb ik niets, want het is hun zogenaamde gedekoloniseerde geest die vanaf 1975 voor veel ellende heeft gezorgd, waardoor Suriname zich ondanks het aanwezige potentieel, niet heeft kunnen optrekken naar een redelijk economisch niveau.
Het viel me op dat in de brochure van de Stichting TRIS Kontakten die ter gelegenheid van de reünie is uitgegeven, ook een item is gewijd aan de snelle ontwikkeling van Singapore. Ik zou Suriname zeker niet willen vergelijken met deze staat die op een oppervlakte van 716 km² ruim zes miljoen inwoners herbergt, terwijl Suriname met een oppervlak van meer dan tweehonderd keer zo groot nog maar net meer dan een half miljoen inwoners telt. Er zijn nog tal van andere verschillen te bedenken. Maar ik zag wel wat men duidelijk wilde maken: Singapore heeft er indertijd werk van gemaakt om op zoek te gaan naar kennis en ervaring in het buitenland om het ontwikkelingsniveau van het land te verhogen. Ook Nederlanders hebben een bijdrage geleverd. Een hint dus aan Suriname om zich ook open te stellen voor kennis en ervaring van buitenaf.
Een andere factor voor de economische groei van Singapore is het door de overheid ontwikkelde sterke arbeidsethos gecombineerd met weinig corruptie. Van de 180 gemeten landen op de index van Transparency International stond Singapore in 2023 op de 5e plaats van minst corrupte landen; Suriname op de 87ste plaats. Ook hier dus werk aan de winkel voor Suriname, want los van welke vergelijking met welk land dan ook zijn arbeidsethos en een integere overheid waarden waarnaar elk land moet streven. En dan zien we liever geen mensen die alleen maar negativiteit uitstralen, maar mensen die het land een warm hart toedragen en blij en trots zijn als ze na jaren een kepie krijgen die hun weer met Suriname verbindt.
Foto’s: Radjin Thakoerdin