Recentelijk deed de Hindostaanse culturele vereniging Kela Kie Poedja [verering van de kunsten] het voorstel om de Afobakaweg te vernoemen naar Henk Ramdin, oud-directeur van de Amerikaanse bauxietmaatschappij Suralco in Suriname, en de weg naar Domburg naar Eddy Jharap, grondlegger en eerste directeur van Staatsolie. Het voorstel de Afobakaweg te vernoemen leidde tot veel ophef binnen de Saramaccaanse Marrongemeenschap. De Afobakaweg ligt in het district Brokopondo, het traditionele woongebied van de Saramaccaners. In deze bijdrage geef ik aan waarom deze vernoemingsdrift onwenselijk is.
Vernoeming van straten
Vóór 1950 werden de meeste straatnamen in Suriname vernoemd naar koloniale bestuurders en ambtenaren. Na 1950 worden straten vernoemd naar bekende Surinamers (voor enkele voorbeelden zie hieronder).
Deze praktijk van vernoeming van straten heeft zich na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 versterkt voortgezet. Het gaat dan vooral om politici en personen die een voorstaande positie bekleedden in samenleving. Dit gebeurt meestal op initiatief van culturele en aan de politiek gelieerde groepen. Ik volsta in deze bijdrage hieronder met enkele voorbeelden.
Verlies van historisch en cultureel erfgoed
De huidige vernoemingsdrift in Suriname beschouw ik als een uiting van een gebrek aan historisch besef en een verlies van een deel van ons historisch en cultureel erfgoed. Ik illustreer dit hieronder met enkele voorbeelden.
De naam Poelepantje is een verbastering van Poeloe pangi [lett. doe je lendendoek af] en heeft betrekking op het oversteken van de Domineekreek in Paramaribo-Zuid door Marrons uit het zuidelijk deel van Suriname. Op de doorwaadbare plek bij deze kreek moesten Marronmannen daarbij hun lendendoek afdoen om die niet nat te maken. Een andere verklaring is dat de Marrons, nadat zij de Domineekreek waren overgestoken, verplicht waren hun lendendoek af te doen en een broek aan te trekken. In latere jaren werd op deze plek een houten ophaalbrug geplaatst.
De oude Pontewerfstraat staat in de wijk Frimangron waar veelal ex-totslaafgemaakten (vóór de afschaffing van de slavernij) woonden die zich bezig hielden met het teren en branden van de rompen van schepen en bootjes. In deze straat bevond zich ook een werf waar grote ponten werden gebouwd voor het vervoer van suiker.
De Weidestraat en de Gemenelandsweg zijn genoemd naar ‘Gemeene Weyde’, een open gebied dat tegen betaling in gebruik was als gemeenschappelijke weidegrond. De Graven- en de Rust en Vredestraat herinneren ons aan de begraafplaatsen in beide straten. In de Gravenstraat is dat de Nieuwe Oranjetuin (hoek Dr J.F. Nassylaan / Henck Arronstraat) aangelegd in 1756 en gesloten in 1961. Deze begraafplaats is onderdeel van de historische binnenstad vanParamaribo. In de Rust en Vredestraat (eigenlijk had deze straat Rust in Vredestraat moeten heten) bevonden zich in het verleden verschillende begraafplaatsen: op de hoek met de Anton de Komstraat / de oude Pontewerfstraat de begraafplaats Maria’s Lust (1779-1892) van de Evangelische Broedergemeente; tussen de Mr. Eduard J. Brumastraat/ de oude Weidestraat en de Dr. Sophie Redmondstraat / de oude Steenbakkersgracht een RK-begraafplaats (1840-1917); en daarnaast de gouvernementele begraafplaats Willem Jacobus Rust (1856-1913). De begraafplaatsen in de oude Rust en Vredestraat zijn in de jaren zestig geruimd.
Een korte opmerking nog over de Zwartenhovenbrugstraat die tot op heden (gelukkig) een mogelijke vernoeming bespaard is gebleven. Op de hoek van de Zwartenhovenbrugstraat en de Dr. Sophie Redmondstraat staat al enkele decennia het in vervallen en verwaarloosde staat verkerende Ston Oso [stenen huis]. Het is gebouwd ergens tussen 1776 en 1810 en geheel van bakstenen gebouwd, een bijzonderheid aangezien in die periode bijna alle huizen in Paramaribo nog uit hout waren opgetrokken. Sinds de negentiende eeuw deed dit pand dienst als woonhuis en in de naoorlogse periode tot midden jaren zeventig was in dit pand een fotostudio en een Chinese winkel gevestigd. Volgens de mondelinge overlevering stonden in dit gebouw totslaafgemaakten terecht voor misdaden. Dit gebouw zou daarom in de slavernijperiode bekend staan als het Zwarte Hof, vandaar de naam Zwartenhovenbrugstraat. Volgens de architect Philip Dikland is er echter geen bewijs dat Ston Oso in de slavernijperiode een gerechtshof was. In de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw vormde de Zwartenhovenbrugstraat de grens van Paramaribo en voorbij deze straat begon het savannegebied. In de optiek van Dikland verwijst Zwartenhoven naar het ‘Zwarte Hof’, de begraafplaats aan de rand van Paramaribo van de totslaafgemaakten.
Gebrek aan historisch besef
Ik keer hier terug naar de twee voorstellen van Kela Kie Poedja. Het argument van deze vereniging om de Afobakaweg te vernoemen naar Ir. Henk Ramdin is dat hij van 1987 tot 2000 de eerste Surinamer is die directeur was van Suralco en ook vicepresident van moedermaatschappij Alcoa in Pittsburgh (in de staat Pennsylvania in de Verenigde Staten). Dit maakt hem in de ogen van Kela Kie Poedja tot een Surinamer met een verdienstelijke staat van dienst. In mijn optiek is dit een nogal vreemde motivering om de Afobakaweg naar hem te vernoemen. Ramdin is zeer zeker een Surinamer met bijzondere kwaliteiten en verdiensten. Punt is alleen dat betrokkene in zijn functie van directeur van Suralco en vice-president van Alcoa een buitenlands belang diende en niet dat van Suriname. Waarom heeft deze vereniging niet Alcoa in Pittsburgh (waar het hoofdkwartier van deze multinational is gevestigd) benaderd om daar een straat naar hem te vernoemen? Dat zou in mijn optiek eerder voor de hand hebben gelegen dan in Suriname een straat naar hem te vernoemen.
Het tweede voorstel van Kela Kie Poedja betreft de vernoeming van de Industrieweg Zuid vanaf de betonfabriek Vabi tot aan Domburg naar Eddy Jharap. Jharap heeft een geweldige prestatie geleverd door in een moeilijke periode (eerste helft jaren tachtig) van Staatsolie (inmiddels met een miljarden omzet) een belangrijke pilaar te maken van de Surinaamse economie en samenleving. Staatsolie geldt als de trots van Suriname en staat symbool voor vertrouwen op eigen kracht. Bij zijn afscheid als algemeen directeur van Staatsolie in 2005 werd in de hal van het hoofdkantoor van Staatsolie aan de Dr. Ir. Adhinstraat een borstbeeld van hem onthuld als eerbetoon aan deze pionier. Is het nodig om ook nog een straat naar hem te vernoemen als eerbetoon en is het voorstel überhaupt besproken met Ramdin en Jharap? Ik sluit niet uit dat het initiatief van Kela Kie Poedja een soloactie is zonder overleg met de twee betrokkenen.
Vanuit de Saramaccaanse gemeenschap is er terecht fel geprotesteerd tegen een mogelijke vernoeming van de Afobakaweg (zie de Ware Tijd, 27 aug 2021: ‘Heibel over mogelijke naamsverandering Afobakaweg). Het voorstel werd gekwalificeerd als ‘het verdoezelen en verduisteren van onze cultuur en historie’ en een ‘toppunt van brutaliteit’. Volgens enkele Saramaccaanse zegslieden dateert de naam Afobaka al vanaf de slaventijd en is deze naam van grote betekenis voor de cultuur en de geschiedenis van de Saramaccaanse gemeenschap. De naam Afobaka zou zijn afgeleid van een uitspraak van granman Abini, het eerste Saramaccaanse grootopperhoofd dat door de koloniale overheid werd erkend, in 1763 in een gesprek met een koloniale delegatie: ‘Mi nango a mi afo baka [vert.: ‘Ik ga naar mijn voorouders/ik volg de voetsporen van mijn voorouders’].
Bij het verzet vanuit de Saramaccaanse gemeenschap dienen we ook in ogenschouw te nemen de gevolgen van de expansie van de bauxietindustrie voor deze gemeenschap. In het district Brokopondo werd in 1964 de Afobakadam met een stuwmeer met een oppervlakte van 135.000 hectare (het Van Blommensteinmeer, vernoemd naar ingenieur Van Blommenstein de bedenker van dit project) in de Surinamerivier aangelegd voor de winning van elektriciteit ten behoeve van de aluminiumsmelterij.
De aldaar woonachtige vijf- tot zesduizend Saramaccaners in circa zevenentwintig dorpen moesten tussen 1958 en 1964 zonder overleg gedwongen verhuizen uit hun woon- en jachtgebieden. Zij werden door de Surinaamse overheid ondergebracht in zogeheten transmigratiedorpen als Klaaskreek en Nieuw Ganzee die eruitzien als troosteloze barakken. Deze gedwongen verhuizing had een grote negatieve impact op het leven van deze Saramaccaners. Het voorstel tot naamsverandering dreigde hierdoor onnodig een etnische kwestie (Hindostanen versus Marrons) te worden.
Lando Ramdin (is hij soms familie van?), voorzitter van Kela Kie Poedja, had echter geen boodschap aan de bezwaren vanuit de Saramaccaanse gemeenschap. Het protest liet hem koud. Hij etaleerde daarmee een groot gebrek aan historisch besef door te verklaren dat hij niet van plan was het voorstel in te trekken. De Commissie Straatnamen die gaat over straatnamen bracht terecht een negatief advies uit over het verzoek tot vernoeming van de Afobakaweg. Het advies van de commissie werd vervolgens door de Minister van Binnenlandse Zaken overgenomen. Hierdoor werd deze vernoemingskwestie ontdaan van zijn etnische lading.
Tot slot: Profileringsdrang en etno-nationalisme
De vernoeming van straten is een doorn in de ogen van veel Surinamers. In de volksmond blijft men veelal de oude namen gebruiken. Voor bewoners van deze vernoemde straten levert dat veel gedoe op: bij veel instanties (werkgevers, banken, overheid et cetera) moet de naamsverandering worden doorgegeven en bij het in gebreke blijven kan dat tot veel problemen in de praktijk leveren. Daarnaast leidt de vernoeming van straten tot het wissen van een stukje historisch en cultureel erfgoed van Suriname. Het is een goede zaak als we Surinamers blijven eren die op verschillende terreinen een belangrijke prestatie hebben geleverd. Laten we dit vooral niet doen door bestaande straten te vernoemen, maar door straatnamen in nieuwe wijken naar hen te hernoemen.
De huidige vernoemingsdrift van groepen personen en etnisch georganiseerde culturele groepen is niet zelden ingegeven door profileringsdrang en etno-nationalistische motieven. Dit leidt onnodig tot ongewenste versterking van etnische animositeit. Het voorstel van Kela Kie Poedja is daar een voorbeeld van.
Foto’s: auteur (3, 4, 5 en 6)