Het is een feit dat het leven niet eeuwig is. Dagelijks is het komen en gaan van zielen. Frappant wordt het wel als binnen een tijdsbestek van niet eens twee maanden, drie bijzondere zonen ervoor kiezen om het aardse te verlaten. Ja! Het Surinaamse, Nederlandse en Caraïbische gebied schrok er wel van.
De Surinaamse dichter Michael Slory zei op 18 december 2018 de wuivende kokospalmen vaarwel en de Surinaams Nederlandse schrijfster Bea Vianen legde op 6 januari 2019 voorgoed haar pen neer. Nog drie andere bijzondere zonen van Suriname verlieten ons, van wie Bhai als eerste ging op 19 december 2018, gevolgd door Shrinivási op 26 januari 2019 en Suraj op 9 februari 2019.
Sarnámi bewustzijn
Alle drie zonen hebben zich bezig gehouden met het Sarnámi bewustzijn. Ook het zoeken, accepteren en bevestigen van de Sarnámi identiteit binnen het kader van de Surinaamse letteren in context tot de nationale gedachte, vanuit de basis van kinderen van contractarbeiders van Indiase afkomst tot het verworden van volwaardige zonen en dochters van het beloofde land van Rama. Hiermee hebben ze zich constant beziggehouden en deze boodschap heeft zich ook geuit in hun gedichten.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall, werd geboren op 26 januari 1935. Hij bereikte de leeftijd van 83 jaar. Bhai (betekent broer) studeerde in Nederland en in India. Hij promoveerde tot doctor in de filosofie en werd later onderdirecteur en directeur van afdeling Cultuur in Suriname. Hij is de oprichter van het conferentiecentrum ‘Caribbean Center’ te Lelydorp en actief bij de Nola Hatterman Art Academy. Hij heeft een gedichtenbundel op zijn naam staan “Vindu” (1982), wat ‘’Geheim’’ betekent.Hiervoor ontving hij de Literatuurprijs van Suriname 1980-1982.
Uniek is zijn simpele kijk op de dood. Bij een interview met het maandblad Parbode zegt hij dat hij niet bang is voor de dood: “Waarom zou ik? De dood wordt in het hindoeïsme Yama genoemd. Dit bestaat uit Ya en Ma. Keer je de lettergrepen om, dan krijg je Maya, wat illusie betekent. De dood bestaat in principe niet.” Vaak zijn mensen bang om de dingen waarvan ze houden te verlaten, zegt Bhai. Hij vond ook dat hij zeker wel zou reïncarneren: “Om de goede dingen die ik heb opgestart voort te zetten.”
Een gedicht van hem, Khali Pyala (een leeg glas) vond ik ook zo inspirerend, dat ik tijdens mijn studie grafische vormgeving aan de AHKCO een studiewerkstuk ervan maakte. Het korte krachtige gedicht zei mij zoveel dat ik mijn vrije visie erop kon illustreren en handmatig, letter voor letter de letters van het gedicht aanbracht op het tekenpapier. Bij elke uitgewreven letter nam ik een stilte van concentratie, want een foutje van letter en spatie zou het hele werkstuk knoeien.
Bhai had letterlijk een stempel op mij gedrukt tijdens dit proces dat nog steeds is bijgebleven. In 2015 ontmoette ik hem voor het laatst in Paramaribo.
Ik ben een glas – leeg –
Dat staat te wachten
Op een tafel
In een onbewoond vertrek
Ik heb geen verlangen
Maar ben tevreden
Als ik ooit
Iemand laven mag
[uit Bhai, Vindu, 1982]
Shrinivási, pseudoniem van Martinus Haridat Lutchman, werd geboren op 12 december 1926. Hij bereikte de leeftijd van 92 jaar. Hij overleed in Curaçao waar hij ook de laatste jaren woonde. In maart 2015 had ik de eer hem persoonlijk te ontmoeten.
Ik was met een groepje kunstenaars op bezoek in Curaçao. Toen hij ervan hoorde, kon hij het niet nalaten ons op te zoeken. Voor mij was het eerst een raar gevoel de Shrinivási te zien. Een heel ander persoon dan wat ik van foto’s gewend was. Oud, vergrijst, tenger maar een constante sympathieke vriendelijk blik naar een ieder toe. Waarschijnlijk kwam dit voor de warme sympathie en empathie naar kunstenaars en het verlangen dat hij voelde voor het thuisland Suriname. En ook het feit dat de ontmoeting op Phagwadag was, bracht ons veel dichter bij elkaar. Er werd niet veel gediscussieerd. In het gezelschap bijhorend was genoeg voor het begrijpen, voelen en de binding met Suriname. Frappant was het zeker toen het nieuws van het overlijden van Shrinivási via social mediabinnenkwam, ik ook op die plek stond waar hij waarschijnlijk ooit zelf had gestaan toen hij de ingeving kreeg van het bijzonder gedicht “Toen realiseerde hij zich”. Met een paar kennissen had ik die zaterdag gekozen om het plantagegevoel van Commewijne op te snuiven. Een vriend appte het droevige bericht en ik besefte dat ik dus op zijn terrein stond. Namelijk op de oever van de kruising van de Commewijne en Suriname rivier. Toen drong het gedicht van hem tot mij door en omdat ik wist dat dit gedicht hier vlakbij op een plaat is geplaatst, moest ik het opzoeken. Aangekomen op de plek, bij de aanlegsteiger van de boten, vlak voor het terrein van de politiepost van Nieuw Amsterdam, waar men ooit het verbindende gedicht, op een plaat, als monument geplaatst heeft, woog het verlies van Shrinivási meer op. Namelijk de plaat waar het gedicht op was gegrafeerd was er niet meer. Leeg! Alleen de sokkel stond er nog.
Met teleurstelling deed ik navraag bij de vlakbij liggende politiepost en kreeg te horen dat iemand het al een tijdje terug had weggebracht. Ik heb mij nu nog erin berust dat verantwoordelijken het hebben weggehaald om het te restaureren. Hopelijk komt het gauw terug in een veel betere setting.
Toen realiseerde hij zich
dat de rivier
toch maar een oever had
waarop hij stond
en naar de verte keek
waarin een beeld
uit vroegere dagen
langzaam maar zeker
was opgelost
zodat er toekomst
noch verleden was
verlangen niet
en eindelijk geen verdriet.
Suraj, pseudoniem van Jan Srudjnarainsingh Soebhag, werd geboren op 9 maart 1959. Hij bereikte de leeftijd van 59 jaar. Van deze drie zonen van Suriname heb ik met Suraj het meeste opgetrokken. Suraj heb ik leren kennen in 1982 te Nieuw Charlesburg. In ditzelfde jaar had hij zijn gedichtenbundel Meri Awáz uitgegeven.
Aangezien hij wist dat ik illustraties maakte en af en toe ook wat schreef, was er regelmatig contact tussen ons. Helaas hebben wij zijn idee, om gedichten te illustreren nooit kunnen realiseren. Toen woonde hij aan de Sohawanweg en was werkzaam bij het Ministerie van Cultuur, afdeling Cultuurstudies. Wij maakten deel uit van een jongerenorganisatie J.O.C.O. (Jongeren Organisatie Charlesburg & Omgeving). Naast een heleboel andere culturele activiteiten voor de buurt, gaven wij een kwartaalblad uit met de naam Awáz.
Toen al was Suraj verbonden bij het blad Bhásá. Dit blad heeft hij later, tot zijn dood in februari 2019, heel goed met een heleboel wetenswaardigheden en feiten digitaal uitgegeven.
Voorts heeft hij constant zijn krachten gegeven aan de Culturele Unie Suriname. Tijdens deze periode heb ik ook regelmatig verschillende projecten samen met hem uitgevoerd.
Een hele unieke ervaring voor hem was, dat hij in 2013 de hoofdprijs won met zijn compositie ‘he Pa Tudje Pranaam’ van het uitgeschreven zangwedstrijd over Hindi en Sarnami Pop liederen in Suriname.
Frappant en triest voor mij was, dat ik tijdens zijn ziekbed in Suriname was en op de dag van zijn crematie het vliegtuig terug moest pakken naar Nederland. Het spijt mij nog steeds dat ik geen afscheid van hem heb kunnen nemen.
Suraj :
merá mez ke gor tut gayi
lafzon par jo bát áyi
andhere men ruk gayi
gilás jo mez par thá
dhalakke phut gayi
een poot van mijn tafel brak
ongesproken bleef het woord
dat in het donker op mijn lippen kwam
een glas dat op tafel stond
viel met een klap kapot