Behoud van de hindoe-identiteit na 125 plus 20 jaar*

Traditie, integratie en persoonlijkheidsvorming

Shiwdatt Ramdhari

Do not follow where the path may lead
Go instead where there is no path 
and leave a trail (N.N.)

Wereldtraditie
In 1975 verhuisde ons gezin naar Nederland. Reden was de onzekerheid over de richting die het nieuwe Suriname zou inslaan. Ik kwam in Den Haag op een scholengemeenschap te zitten. Met een bepaalde klasgenoot kon ik het al heel gauw goed vinden. Hij bleek heel geïnteresseerd in India en bracht mij op grond van mijn uiterlijk met de bakermat van het hindoeïsme in verband. Het kon niet uitblijven. Hij stelde van die lastige vragen over mijn culturele achtergrond waar ik niet eerder over had nagedacht en waar ik regelmatig over moest peinzen. Daarop besloot ik mij te verdiepen in het Indiase erfgoed en begreep spoedig waarom India sinds eeuwen tot de verbeelding van de rest van de wereld heeft gesproken. Hier was een humanistische traditie ontstaan van het mooiste soort. Een traditie die uitgaat van de mens en de Hindoe aanspoort om zijn leven zelf richting en inhoud te geven, en wel op een geheel persoonlijke wijze. Het geschreven en gesproken woord, de gewijde traditie zogezegd, fungeert hierbij als bron van inspiratie, niet als een systeem van geboden en verboden die de Hindoe in zijn ontplooiing belemmert.

De vragen
Rond 1980-85 zou een vereniging van hindoejongeren – de naam is mij nu ontschoten –  mij uitnodigen om van gedachten te wisselen over een brandende kwestie. Inmiddels had ik na intensieve studie een redelijk goed inzicht gekregen in de traditie van mijn voorouders. De gedachtewisseling zou gaan over de vraag of het mogelijk was om als Hindoe in Nederland te integreren met behoud van je culturele identiteit. Mijn antwoord was een stellige bevestiging van de vraag. Ik hield mijn gesprekspartners voor dat behoud van identiteit zelfs noodzakelijk was, maar niet voldoende. “De Hindoe diende ook te streven naar verdere ontwikkeling van die identiteit”, was mijn devies. Omdat ik gemerkt heb dat die vraag van toen nog steeds veel Hindoes bezig houdt, wil ik de bovengenoemde kwestie, in dit essay nogmaals aan de orde stellen. Het volgende verhaal is opgebouwd rond de volgende 3 vragen. Waarom zou een Hindoe zijn culturele identiteit willen behouden, of juist niet? Wat is eigenlijk die identiteit waar we over spreken; hoe kun je die typeren?  Hoe moet je je de ontwikkeling hiervan voorstellen? Deze vragen zijn deelvragen die ik van de eerste, de hoofdvraag, heb afgeleid.

Intercultureel contact
Iemand wordt zich pas goed bewust van zijn (culturele) identiteit in het interculturele contact. Dit kan het geval zijn bij migratie of verhuizing. Bijvoorbeeld van India naar Suriname of van Suriname naar Nederland. Maar de confrontatie met de eigen identiteit kan zich ook voordoen als iemand in een hindoegezin in Nederland wordt geboren en later als kind gaat beseffen dat de waarden en normen in het gezin wezenlijk verschillen van die daarbuiten. Laten we de omgeving buiten de hindoesferen voor het gemak de Nederlandse samenleving noemen. Dan is deze de drager van de Nederlandse cultuur, zullen we maar zeggen. Omdat deze maatschappij de uitgebreide omgeving is waarbinnen de kleine groep van Hindoes woont, stel ik voor om de Nederlandse cultuur verder de meerderheidscultuur te noemen. Welnu, een probleem wordt die culturele identiteit wanneer je merkt dat ze een belemmering zou kunnen vormen voor een succesvolle deelname aan de Nederlandse samenleving. Laat ik dit met een klassiek voorbeeld verduidelijken. In de hindoegemeenschap wordt bescheidenheid erg positief gewaardeerd. Maar vrijwel alle handvatten voor interculturele communicatie die allochtone wetenschappers de laatste jaren hebben geschreven, wijzen er echter op dat bescheidenheid in de Nederlandse context (bijvoorbeeld op het werk) nagenoeg altijd verkeerd wordt begrepen. Dit ondanks de meetbare kwaliteit van de personen in kwestie (adequate opleiding, werkervaring, e.d.). Bescheidenheid krijgt in de Nederlandse cultuur meestal niet die positieve waardering en vermindert succes bij sollicitaties, of belemmert stijging op de bekende maatschappelijke ladder. Wie handboeken voor aankomende  sollicitanten raadpleegt – geschreven door autochtoon-Nederlandse deskundigen – zal hierin een bevestiging vinden van het bovenstaande.

Assimilatie
Bij integratie, waar het mij hier om te doen is, gaat het om het proces waarbij individuele personen – of groepen van personen – worden opgenomen in de Nederlandse samenleving zonder dat ze daarbij hun culturele identiteit opgeven. Voor de goede orde moeten we echter eerst een ander begrip in beschouwing nemen dat in een adem hiermee wordt genoemd: assimilatie. Dit houdt in dat de persoon zijn identiteit, zijn culturele identiteit wel te verstaan, zijn waarden en normen die hij van huis uit heeft meegekregen, opgeeft. Doel hiervan is om zo goed mogelijk deel te worden van de Nederlandse samenleving. Wanneer iemand besluit tot assimilatie, al dan niet onder invloed van krachten uit de meerderheidscultuur, kan dat maar één doel dienen: niet onnodig (veel) opvallen in de Nederlandse samenleving. Concrete voorbeelden zijn het proberen weg te werken van het exotische accent, het afzweren van typische kook- en eetgewoonten, overwaardering van het monotheïsme (één God, vergelijk de christelijke godsopvatting van de meerderheidscultuur) ten nadele van het polytheïsme (veel-godendom), van het rationele in vergelijking met het spiritueel-religieuze. Het is duidelijk, alleen dan kan een individu assimileren als hij niet alleen zijn cultureel bepaalde ‘eigen-aardigheden’ loslaat, maar als hij ook in uiterlijk opzicht niet meer opvalt in de meerderheidscultuur. Zolang dit niet gerealiseerd is, kan hij “allochtoon” worden genoemd. Al is het hem gelukt om in alle andere opzichten zijn oorspronkelijke culturele bagage weg te werken. De identiteit van iemand heeft dus niet alleen een culturele maar ook een etnische kant.

Integratie
Bij integratie echter gaat het erom dat de persoon zijn identiteit niet verloochent, niet ontkent. In ieder geval zich er niet voor schaamt. Hij gebruikt deze juist om op een gezonde wijze deel te nemen aan en functioneren in de samenleving. Zonder dat hij in de meerderheidscultuur opgaat. Hij kiest niet voor de gemakkelijke weg om zijn culturele eigenheid op te geven voor een hoger doel: “volwaardig” lid van de maatschappij te worden, integendeel. Hij put uit de eigen cultuur voor de vorming van een positief zelfbeeld (de manier waarop hij tegen zichzelf aankijkt) en een unieke en sterke persoonlijkheid. Dit zijn de voorwaarden om als gelijkwaardige partij de andere mens tegemoet te treden. Hij is ervan overtuigd dat de samenleving niets heeft aan gelijksoortige mensen met eensoortige opvattingen. Een fundamenteel uitgangspunt van de hindoelevensvisie is immers: geen uniformiteit maar diversiteit. Anders gesteld: eenheid in verscheidenheid. Hij beseft dat de ontwikkeling van de mensheid slechts mogelijk is gemaakt door diegenen die – omdat ze ergens van overtuigd waren – durfden andere wegen in te slaan dan de grote meerderheid die slechts platgetreden paden durft te bewandelen. Dit geldt dwars door alle culturen heen voor alle cultuurprovinciën² (wetenschap, geloof, kunst en dergelijke).

Degene die weigert zijn eigenheid, zijn culturele bagage, te ontkennen en te minachten, heeft niet te vrezen van vragen over zijn eigen-aardigheden. Die zijn voor hem een waardevol gegeven, zijn vertrekpunt. Integratie is voor hem een opgave waarbij hij zichzelf tot taak stelt om zijn eigen waarden en normen te relativeren, ze niet als de beste te zien. Hij vergelijkt ze met die van de omgeving. Beide waarden- en normenpatronen³ probeert hij zodanig te hanteren dat hij zowel in de eigen cultuur als in de omringende zijn mannetje kan staan. Laat ik dit wat concreter maken door een voorbeeld. Ik zag eens op de televisie een Chinese computerdeskundige. Hij vertelde dat als hij onder Chinezen was, hij nooit sprak over zijn expertise en de functie die hij uitoefende. Als reden gaf hij de eerder genoemde bescheidenheid op, die Chinezen volgens hem waardevol vinden. Maar als leidinggevende in een Nederlands bedrijf stelde hij zich extrovert op en deed hij niet de minste moeite om zijn deskundigheid te verbergen, integendeel. Weer onder Chinezen paste hij zich aan. Hij bewoog zich in beide culturen met gemak en hanteerde gepaste waarden en normen afhankelijk van de context, de situatie, de culturele omgeving.

Persoonlijkheidsvorming
Bij assimilatie kiest iemand voor de weg van de minste weerstand om op te gaan in de meerderheidscultuur. Deze heeft hij feitelijk tot norm verheven en vormt voor hem het uitgangspunt bij gedrag, gedachte, handel en wandel. Ik hoef mij wellicht niet nader te verklaren als ik stel dat het gevolg hiervan een labiele persoonlijkheid is. Uiterlijke kenmerken staan immers een volledige assimilatie in de weg. Zo iemand kan altijd worden aangesproken op precies datgene wat hij probeert te verbergen. Een simpele opmerking van een autochtone landgenoot dat hij “toch anders” is en niet behoort tot de gezetenen, de autochtonen (al is hij hier geboren) kan zo iemand uit zijn evenwicht halen. De vrees voor deze situatie kan zich bij assimilatie permanent voordoen.

Bij integratie accepteert de Hindoe dat hij een andere achtergrond heeft. Besef van de belangrijke rol die de Indiase cultuur in de geschiedenis van de mensheid heeft gespeeld (en nog speelt) zal hem trots maken op deze achtergrond. Hij ziet dan zowel de meerderheidscultuur als de eigen cultuur als bron van waarden en normen, en probeert een dubbel waarden- en normensysteem te hanteren om op volwaardige wijze te kunnen functioneren in beide culturele contexten. Een systeem van waarden en normen fungeert als basis voor zijn etnische en culturele identiteit. Het andere stel van waarden en normen heeft een functionele betekenis. Het stelt de Hindoe in staat om binnen de meerderheidscultuur te functioneren op de terreinen van arbeid, onderwijs, maatschappelijke betrokkenheid, etc. Het behoeft wellicht geen nadere uitleg als ik stel dat de persoonlijkheid die hierbij hoort een stabiele en dynamische is. Wat betekent dit nu voor integratie van de Hindoe met behoud van zijn culturele identiteit? Hiervoor is het nodig om na te gaan wat de waarden en normen van het hindoeïsme zijn. Althans, hoe deze kunnen worden gekarakteriseerd.

Geen uniforme visie
De culturele identiteit ontleent de Hindoe aan zijn culturele erfgoed, het hindoeïsme, de hindoedharm. De vraag is echter of alle Hindoes op gelijke wijze tegen het hindoeïsme aankijken als bron van waarden en normen. Immers, als alle Hindoes het erover eens zijn wat onder de hindoedharm moet worden verstaan en het ook eens zijn over de waarden en normen die hierin zijn vervat, dan zou het eigenlijk erg eenvoudig zijn om op basis hiervan een mens- en wereldbeeld te ontwerpen. Een levensvisie die dan kan worden gespiegeld aan het mens- en wereldbeeld van de meerderheidscultuur, om hiervan de sterke en zwakke kanten vast te stellen. Welnu, er is niet een vast Nederlands mens- en wereldbeeld omdat de verschillen binnen de Nederlandse culturele werkelijkheid heel groot zijn. Dit geldt in veel sterkere mate voor het hindoeïsme die ervoor pleit dat iedere volgeling zijn unieke mens- en wereldbeeld ontwerpt.

De meest uiteenlopende wetenschappen hebben zich gestort op het complexe sociaal-culturele systeem dat we (de traditie van het) hindoeïsme noemen. Er is echter nog steeds geen overeenstemming bereikt over wat de karakteristieke, kenmerkende waarden en normen zijn van deze traditie. Elk van de wetenschappers wordt immers beperkt door de zienswijze van zijn vak. Zo kijkt de antropoloog anders tegen het hindoeïsme aan dan de godsdienstwetenschapper. En de socioloog anders dan de filosoof. Zelfs binnen een bepaalde groep van geleerden, bijvoorbeeld de godsdienstwetenschappers, kunnen de opvattingen over en beschrijvingen van het hindoeïsme (sterk) uiteenlopen. Ze zijn het in grote lijnen wel met elkaar eens. Evenals de meeste swami’s die elk een persoonlijke visie op het hindoeïsme hebben, maar elkaars levensvisies toch waardevolle benaderingen van de werkelijkheid vinden.

Voor een deel hebben de verschillende interpretaties te maken met een eeuwenoud probleem. Het probleem van de hermeneutiek. Niet twee mensen kijken op dezelfde wijze tegen een tekst aan, zeker niet omdat veel van die teksten zeer cryptisch zijn geformuleerd (bijv. de Brahmasutra’s). Bovendien gaat het om teksten van goddelijke oorsprong, zoals de traditie wil, maar die toch door mensen zijn vastgelegd en becommentarieerd. De gehele teksttraditie van India wordt getypeerd door commentaar op commentaar, uitleg op uitleg van zowel het geschreven al het gesproken woord, sinds de tijd van de Veda’s. Er is dus niet één zienswijze of visie op de dharm. Wat ik tot nu toe (en in het hierna volgende) ‘het’ hindoeïsme genoemd heb, moet daarom eigenlijk genuanceerd worden opgevat.

Actieve en creatieve opstelling
Wat lijkt vast te staan is het gegeven dat alle swami’s, hindoefilosofen en geleerden het op één punt eens zijn. Het hindoeïsme moet men opvatten als een groot reservoir van ideeën, opvattingen, gebruiken, rituelen en dergelijke. Hieruit kan iedere Hindoe naar behoefte en in alle vrijheid putten voor de vorming van een (persoonlijk) mens- en wereldbeeld dat ook nog aan verandering onderhevig is naarmate men ouder wordt.

Om het anders te zeggen; iedere Hindoe haalt uit het reservoir die elementen die bij zijn karakter, persoonlijkheid, opleiding, inzicht, e.d. passen en waarmee hij een eigen, maar zo sluitend mogelijk (coherent) mens- en wereldbeeld kan scheppen. Sluitend wil in dit verband zeggen dat in deze levensopvatting geen interne tegenspraken voorkomen, althans zo min mogelijk. De plicht tot de ontwikkeling van een persoonlijke levensfilosofie is misschien wel een van de weinige eisen die de traditie aan de Hindoe stelt. Hieraan gaat een overdenking van zijn menselijke bestaanswijze vooraf. Een persoonlijke levensbeschouwing geeft inhoud en richting aan het leven van de Hindoe. Tevreden zijn met de wetenschap dat je als Hindoe bent opgenomen in een van de wereldstromen maakt het leven niet zinvol, leidt slechts tot ongefundeerde en valse trots. Deze levensvisie moet de Hindoe in staat stellen om de werkelijkheid, waarvan hij deel uitmaakt (zowel de hindoe- als de Nederlandse cultuur), te begrijpen; in ieder geval op hoofdlijnen.

Diverse wegen van inzicht
Het bouwen van een mens- en wereldbeeld waarmee de Hindoe de werkelijkheid kan begrijpen (zoals die zich aan hem voordoet, zoals hij die dus ziet), gebeurt voor een groot deel op rationele wijze. Dus via de hersenen en de rede/ratio. Voor een ander deel gebeurt dit buiten het bewustzijn om. Bepaalde dingen begrijpen sommige mensen immers onmiddellijk, buiten de hersenen en het verstand om. Als bij wijze van een bijzonder inzicht. Zonder dat men een en ander onder woorden kan brengen of kan beargumenteren. Hooguit achteraf. Denk in dit verband bijvoorbeeld aan het directe contact dat iemand met een kunstwerk (muziek, schilderij, beeldhouwwerk) kan hebben. Waarom een bepaald kunstwerk ons aanspreekt kunnen we vaak niet aangeven. We weten wel dat muziek of een schilderij ons diep van binnen kan raken. Niet alles is dus met de rede te bevatten. Dit niet-rationele weten, in India religieuze ervaring genoemd, is in het hindoeïsme een veel belangrijker kenmiddel (een middel om de werkelijkheid te kennen, te benaderen) dan de ratio, het verstand. Deze is op zijn beurt weer veel belangrijker dan iets klakkeloos aannemen en geloven. Voor de duidelijkheid: in het Indiase denken onderscheidt men tussen godsdienst, filosofie en religie. Bij godsdienst gaat het om het geloof in God met inbegrip van een dienst ter ere van een van zijn of haar persoonlijke verschijningsvormen. Bij filosofie moet men denken aan het begrijpen van de werkelijkheid met behulp van de hersenen en het verstand (de rede/ratio). Bij religie of religieuze ervaring speelt de eredienst geen rol. Ook niet het geanalyseer van de werkelijkheid door middel van de ratio. Het gaat hier om het diepgevoelde besef dat de mens deel uitmaakt van een groter organisch geheel, een kosmisch plan waarin alle onderdelen met elkaar samenhangen. Hierin zijn mens, dier, plant en al het andere in de natuur en kosmos doordrongen van ‘het goddelijke’ en hebben gelijke bestaansrecht. De mens is in deze ervaring één met God. Mens en God zijn slechts manifestaties van een en hetzelfde abstracte principe dat geen vorm en andere kwaliteiten (kenmerken) heeft, geen begin en geen eind, altijd heeft bestaan.

We stelden het al. Het hindoeïsme zet aan tot een actieve houding van de Hindoe in de wijze waarop hij richting en vorm geeft aan zijn leven. Door serieuze studie en dialoog krijgt hij langzaam maar zeker grip op de grondbeginselen van zijn cultuur, tenminste zoals hij die ziet. Gaandeweg bouwt hij een levensfilosofie uit waarin alle onderdelen een ‘logisch’- organisch of samenhangend geheel vormen. Voor een groot deel zal deze ‘mededeelbaar’ zijn vanwege de rationele kant van de levensvisie. Voor wat betreft het intuïtieve, het gevoels- en geloofsaspect misschien niet. De levensfilosofie is een persoonlijke aangelegenheid en hoeft niet op alle onderdelen te worden beargumenteerd en uitgelegd aan een ander. Voor de persoon in kwestie is wel een gevoel noodzakelijk dat alles innerlijk samenhangt.

Als de Hindoe zich van deze opgave bewust wordt en deze uitdaging aanvaardt, zal hij spoedig begrijpen dat een van de kenmerken van zijn erfgoed is: bescheidenheid. En wel in die zin dat het zeer moeilijk is om de visie van een andere Hindoe over de traditie te bekritiseren. Die zienswijze is immers langs een andere, zeer persoonlijke weg tot stand gekomen. Een andere Hindoe winnen voor je eigen, persoonlijke (hindoe-) levensopvatting is uit den boze omdat het indruist tegen een van haar meest fundamentele uitgangspunten, de vrijheid en noodzaak van een persoonlijke levensfilosofie. Reden waarom het hindoeïsme een traditie wordt genoemd waarin de dialoog centraal staat en niet de overtuiging en bekering, zowel de dialoog binnen de eigen traditie (intra-culturele dialoog) als die met de omgeving (interculturele dialoog). In de persoonlijke invulling van de levensvisie schuilt de kracht maar tegelijkertijd ook de zwakte van de hindoedharm. Voor degenen die het aandurven is er alle ruimte voor de ontwikkeling van een eigen way of life, levenswijze. Degenen die niet vertrouwen op de eigen vermogens en hadden gehoopt op een ‘handboek des levens’, met hierin de oplossing van alle levensvragen van alle tijd, zullen teleurgesteld zijn. Hen  rest het volgen van de creatieve voorhoede. Of overstappen naar een andere traditie die meer concrete houvast biedt.

Dynamische traditie
Het mens- en wereldbeeld van de individuele Hindoe is aan verandering onderhevig. Voor een deel omdat ieder mens een persoonlijke groei doormaakt, waardoor zijn inzichten en levenservaring toenemen. Voor een ander deel door de ontwikkeling van de grote ongrijpbare traditie van het hindoeïsme zelf, die niet alleen in de tijd, maar ook van plaats tot plaats, van dorp tot dorp, van persoon tot persoon veranderen. De Hindoe is dus nooit   ‘af’. Hij is eigenlijk ‘in wording’. Manur bhava “word mens” zegt een van de heilige geschriften. Put hij uit het reservoir van de eigen traditie, dan zal zijn levensvisie voornamelijk hindoeïstisch van aard zijn. Maar hindoefilosofen en swami’s hebben nooit alleen naar het eigen erfgoed gekeken. Ze hebben zich ook laten inspireren door andere opvattingen uit Oost en West. Een voorbeeld zijn de zeer geleerde swami’s van de Ramakrishna Mission. Ze getuigen in hun publicaties van een even goede vertrouwdheid met het christendom als met het hindoeïsme. Vergelijking van levensidealen kan leiden tot overname van uitheemse elementen. Hiermee kan het persoonlijke mens- en wereldbeeld worden uitgebouwd. Maar vergelijking kan ook leiden tot herinterpretatie van het eigen erfgoed. Dit is een van de kenmerken van het hindoeïsme. Op een creatieve wijze herinterpreteren van de traditie naar plaats en behoefte en in de tijd is iets wat de creatieve hindoevoorhoede sinds de tijd van de Rig Veda heeft gedaan. En dit proces van overname, aan- en inpassing in de bestaande structuren (de traditie) zal voortduren. Slaagt de Hindoe niet in dit laatste en is hij aangewezen op overname van exotische elementen dan mag dit, gezien het voorgaande, uiteraard geen belemmering zijn. Door overname van exotische cultuurelementen wordt men niet minder Hindoe. Ook hier geldt overigens dat de Hindoe bij zowel herinterpretatie als overname streeft naar een zo sluitend mogelijke filosofie. Mijn persoonlijke ervaring met de literatuur over het onderzoek van het hindoe-erfgoed heeft mij ervan overtuigd dat overname van elementen van buiten tot een minimum beperkt  kan blijven. Want de wijdte en diepgang die de hindoeïsme inmiddels heeft bereikt, biedt ruimte aan de meest uiteenlopende opvattingen. In ieder geval biedt het een ruim kader waarbinnen een verdere en persoonlijke ontwikkeling mogelijk is. Daarom is het aan te bevelen om binnen deze kaders te werken aan verdere ontwikkeling van de dharm als geheel en van binnenuit eventuele misstanden aan de kaak te stellen.

Interculturele samenleving
Ieder Hindoe dient zich in te spannen om deel te nemen aan de samenleving. Op welke wijze ook. Hij moet er voor waken om niet aan de rand van de maatschappij terecht te komen. Ten tweede moet hij naar vermogen bijdragen aan de vooruitgang van de samenleving. In dit geval de Nederlandse. Een van zijn plichten in deze is de meerderheidscultuur een spiegel voor te houden. Door de meerderheidscultuur te confronteren met waarden en normen uit het hindoeïsme kunnen de bestaande denkbeelden worden gerelativeerd en eventueel worden verbeterd door inzichten uit de hindoedharm. Denk bijvoorbeeld aan hindoe-opvattingen over het omgaan met ouderen, emoties, de natuur en intermenselijke betrekkingen.
Maar integratie is een tweezijdig gebeuren. Hierin hebben de individuele persoon of groep en de meerderheidscultuur een gelijke inspanning te verrichten. Anders is een succesvolle integratie uitgesloten.

De eigen bijdrage van de Hindoe bestaat in de eerste plaats in het verwerven van inzicht in zijn eigen traditie. Dit is noodzakelijk voor de vorming van een positief zelfbeeld en stabiele persoonlijkheid, het fundament van waaruit hij vertrekt om de andere mens te ontmoeten. Ten tweede zal hij zich moeten verdiepen in de traditie van de meerderheidscultuur. Beide acties kunnen tegelijk worden ondernomen. Uiteindelijk moet dit leiden tot het hanteren van een dubbele waarden- en normenpatroon. Een systeem van waarden en normen vormt de basis voor de culturele identiteit van de Hindoe. Het andere stel heeft een functionele waarde. Het stelt de persoon in kwestie om op een volwaardige wijze aan de meerderheidscultuur deel te nemen op de terreinen van arbeid, onderwijs, maatschappelijke betrokkenheid e.d.

In de Nederlandse samenleving bestaan meerdere culturele tradities naast en met elkaar. De wederzijdse beïnvloeding is zo intensief dat de benaming interculturele samenleving gerechtvaardigd is. In zo’n samenleving zal de Hindoe niet een dubbel maar een meervoudig waarden- en normenpatroon moeten leren hanteren. De uitdaging is in deze situatie extra zwaar. Toch sluit het aan bij de hindoe-opvatting van levenslang leren en werken aan de totale ontplooiing van alle verborgen vermogens van de mens. Dit met als doel om zowel de innerlijke wereld (persoonlijke identiteit) als de uiterlijke (maatschappij) met elkaar in evenwicht te brengen.

De antwoorden
Laat ons nu terugkeren naar de drie vragen die ik aan het begin van mijn betoog formuleerde en deze bij wijze van samenvatting van het voorgaande beantwoorden.

Ad 1. Zolang de Hindoe in uiterlijk opzicht nog opvalt binnen de meerderheidscultuur zal hij stelling moeten nemen. De praktijk, zijn persoonlijkheid en wijsheid zullen bepalen welke keuze hij uiteindelijk zal maken. Hij kiest, als het goed is, op een gegeven moment voor de Hindostaanse identiteit (de etnische dimensie). Hij kan ook kiezen voor de hindoe-identiteit (de culturele dimensie). Ontkennen van die exotische identiteit zal leiden tot een labiele persoonlijkheidsontwikkeling. Acceptatie en waardering van de eigen identiteit kan het begin zijn van een stabiele persoonlijkheidsontwikkeling.

Integreren en het leveren van een waardevolle bijdrage aan de Nederlandse samenleving is slechts in het tweede geval mogelijk.

Ad 2. Het hindoeïsme kunnen we typeren als een traditie waarin de individuele Hindoe wordt aangespoord om een zeer persoonlijke levensfilosofie te ontwikkelen. Deze way of life vraagt om een dynamische en actieve instelling met als doel het vinden van juiste verhoudingen tussen individu en samenleving opdat hij als een stabiele partij aan de verdere ontwikkeling van de (Nederlandse) samenleving kan bijdragen.

Ad 3. Ontplooiing van de etnische en culturele identiteit kan men bereiken door het onderzoeken van de waarden en normen van het hindoeïsme en deze in vergelijkend perspectief te bezien. Het begint met het verwerven van inzicht in de grote lijnen van de hindoe-traditie. Deze worden op een creatieve manier in overeenstemming gebracht met de eigen persoonlijkheid, karakter , ontwikkeling, e.d.

In het proces van levenslang leren daalt de Hindoe af van het niveau van de grote lijnen naar het niveau van de details. Het verdient hierbij aanbeveling zoveel mogelijk aansluiting te zoeken bij het hindoe-erfgoed. Zo nodig moet de Hindoe zonder schroom elementen aan het persoonlijke mens- en wereldbeeld toevoegen die niet kunnen worden herleid uit de eigen traditie. Integratie met behoud van de eigen identiteit in welke samenleving dan ook komt dus neer op het ontwikkelen en op gepaste wijze hanteren van een meervoudig en dynamisch waarden- en normencomplex.

Noten:
1*) Dit opstel is een bewerking van een essay dat eerder in de papieren Hindorama ruim 20 jaar geleden verscheen onder de titel ‘Behoud van de hindoe-identiteit na 125 jaar’. Omdat mijn ideeën over het onderwerp toen al uitgekristalliseerd waren betreft de aanpassing hooguit 1 % van de oorspronkelijke tekst. Deze versie draag ik op aan pandits Munshi Rahman Khan en Jnan Adhin die ons veel moois hebben nagelaten.
2) De term cultuurprovinciën heb ik van de Utrechtse indoloog Jan Gonda.
3) In plurale samenlevingen hebben we met meer dan twee waarden- en normenststemen te maken waar we naar believen uit kunnen putten, aangenomen dat de elementen met elkaar in evenwicht worden gebracht.

Foto’s: Pexels, Pixabay en SanskritiMagazine e.a.

TOP