Toespraak minister Dijkgraaf ter gelegenheid van 150 jaar Hindoestaanse immigratie
Toespraak minister van OCW Robbert Dijkgraaf ter gelegenheid van 150 jaar Hindoestaanse immigratie, op het Hobbemaplein in Den Haag, 5 juni 2023
Beste mensen,
Hartelijk dank voor uw uitnodiging. Ik vind het belangrijk om hier namens het kabinet te zijn. Zeker omdat volgende maand het herdenkingsjaar van het Nederlandse slavernijverleden begint. We zoeken dan naar de juiste woorden, naar elkaar en naar een gedeelde geschiedenis. En nu al weten we één ding: dat we nog maar zo weinig van elkaar weten.
Een van die minder bekende verhalen is uw geschiedenis, de Hindoestaanse geschiedenis, die direct ná de afschaffing van de slavernij begint. Het verhaal van de dubbele migratie, van mensen op zoek naar een beter leven.
Ik heb er de laatste tijd zelf meer over geleerd. En goede gesprekken gevoerd met vertegenwoordigers van de Hindoestaanse gemeenschap. En nu hoop ik dat alle aandacht voor 150 jaar Hindoestaanse migratie tot gevolg heeft dat veel meer mensen erover horen en leren.
Over de Lalla Rookh [Lalla Roek] die op 5 juni 1873 voor anker gaat in de monding van de Surinamerivier, waarmee het verhaal begint. Over de meer dan 34.000 arbeiders uit Brits-Indië die tussen 1873 en 1916 naar Suriname kwamen.
Dat was een deal tussen de Nederlandse Staat en het Verenigd Koninkrijk. Tussen Koning Willem III en koningin Victoria.
Een mooie oplossing voor het schreeuwende tekort aan arbeid na de afschaffing van de slavernij. Maar het begin van een zware tijd in een vreemd land voor de geronselde arbeiders uit India. Gelokt door de belofte van een beter leven.
Nee, de contractarbeiders waren niet het eigendom van een ander. En ja, ze kregen betaald, al was het niet veel. Maar verder deden ze hetzelfde werk als eerder de tot slaaf gemaakten. En de plantagehouders behielden hun koloniale mentaliteit. De medische voorzieningen waren slecht, je kon lijfstraffen krijgen en woonde in barakken.
Vandaag, op deze plek, herdenken wij de contractarbeiders en het offer dat zij hebben gebracht. Maar laat er ook ruimte zijn om ontzag en trots te voelen en te uiten. Voor hun opstand tegen onrecht en knechting. Voor wat zij hebben opgebouwd, eerst in de suikerrietvelden, later in alle sectoren van de samenleving. En voor de eigen beschaving, kennis en cultuur die ze telkens meenamen.
Nauwelijks een eeuw na de eerste migratie verruilden veel Hindoestanen Suriname voor Nederland. Opnieuw op zoek naar een beter bestaan. De tweede migratie. “Daar waar het mij goed gaat, is mijn Vaderland”, staat op het Immigratiemonument, hier op het Hobbemaplein.
Veel Nederlandse Hindoestanen krijgen vroeg of laat de vraag: “Waar kom je vandaan? Uit India?” En wat antwoord je dan? Nee, althans, ja, je voorouderskomen uit India, maar zelf ben je geboren in Suriname, of in Nederland.
Zo’n vraag laat zien dat het verhaal van de Hindoestanen nog te onbekend is, misschien ook doordat ze zo geruisloos integreerden in de Nederlandse samenleving.
Laten we dit herdenkingsjaar aangrijpen om ook stem te geven aan deze geschiedenis. Omdat die hoort bij onze gedeelde geschiedenis. Van Surinamers en Nederlanders, en Surinaamse-Nederlanders.
Ontdek in deze tijd van herbezinning wat het Hindoestaanse verleden jou te zeggen heeft. Vertel over je verknochtheid aan Suriname. Zeg het als je trots bent dat je wortelt in de eeuwenoude cultuur van India.
Het is aan ons allemaal, aan de hele Nederlandse samenleving, om ruimte te geven aan ieders verhaal. Zeker ook de pijnlijke verhalen. Dan kunnen we met zijn allen verder komen. Want om te weten waar we heen willen, moeten we weten waar we vandaan komen.
Dank u wel.