Rabindranath Tagore (1861-1941) is in het westen met name bekend vanwege zijn literaire hoogstandjes. Maar Tagore was veel meer dan een eminent dichter en essayist. Hij was een begaafd componist en schilder, een sociaal-religieuze hervormer, pedagoog en politicus. Als een humanist pur sang kan hij ook worden beschouwd als een mensenrechtenactivist van het eerste uur voor wie de menselijke waardigheid en individuele vrijheid bovenaan stonden. In een tijd dat niemand zich nog bekommerde om de uitputting van natuurlijke hulpbronnen, moedigde Tagore vanuit zijn innige liefde voor de natuur de idee van herbebossing aan.
Tagore werd geboren te Calcutta (thans Kolkata) als jongste in een gezin van veertien kinderen. Zijn vader, Debendrantah Tagore, was een Sanskriet geleerde en een prominent lid van de Brahmo Samaj. Zijn moeder stierf toen hij nog heel jong was. Als klein kind kon Tagore zijn gedachten niet bij zijn schoolwerk houden en droomde weg in een spannendere wereld. Hij schreef zijn eerste gedicht toen hij nog maar net zeven jaar was en publiceerde zijn eerste gedichtenbundel op zijn zeventiende. Op die leeftijd vertrok hij ook naar Engeland voor verdere studie, maar keerde na anderhalf jaar weer terug omdat de studie hem niet kon boeien. Hij legde zich toen bijna geheel toe op het schrijven van gedichten, toneelstukken, korte verhalen en romans.
In 1883 trouwde hij met Mrinalini Devi met wie hij drie dochters en twee zoons kreeg. Hij leerde haar Bengaals en Sanskriet. Tagore’s eerste werken zijn beïnvloed door zijn verblijf op het Bengaalse platteland waar hij zijn vaders landgoed moest beheren. In 1901 richtte hij in Bolpur Shantineketan op, een school waar een mengeling van Indiase en westerse onderwijsmethoden gehanteerd werd en die uitgroeide tot een universiteit. In de periode 1902 tot 1907 kreeg Tagore veel te verduren toen hij achter elkaar zijn vrouw, vader, dochter en zoon verloor. Een goede vriendin van de familie vertelde later dat de zorg en tederheid die Tagore zijn vrouw op haar ziekbed gaf iets was wat zij nooit eerder een andere man had zien doen. Hij was 41 toen hij weduwnaar werd. Hij hertrouwde nooit.
Nobelprijs
Tagore zette zijn diepe droefheid om in zijn meest tedere poëzie, waaronder de gedichtenbundel Gitanjali, die in 1910 uitkwam. Toen hij in maart 1912 onverwachts vanwege ziekte niet naar Engeland kon varen, besloot hij de tijd te doden door de gedichten uit Gitanjali in het Engels te vertalen. Hij was echter niet zeker van de kwaliteit van zijn Engels en eenmaal in Engeland vond hij het een beproeving dat zijn Britse tijdgenoot Rothenstein een bijeenkomst organiseerde waarbij een andere bekende Ierse dichter, Yeats, de Engelse versie van Gitanjali zou voordragen. Rothenstein was gedurende een eerder verblijf in India met enkele Engelse vertalingen van Tagore’s werk in aanraking gekomen en daar diep onder de indruk van geraakt. De roem van Tagore was toen nog slechts beperkt tot Calcutta en omgeving.
Yeats was zo betoverd door Gitanjali dat hij de bundel aldoor bij zich hield en overal waar hij maar kon aan het lezen sloeg. De waardering die Gitanjali alom in westerse literaire kringen kreeg, maakte dat Tagore in 1913 als eerste niet-westerling de Nobelprijs voor literatuur kreeg. Niet iedereen was hiervan gecharmeerd. Sommige critici waren ronduit vijandig. Eén schreef dat eigenlijk iedereen wel zo’n werk kon voortbrengen en dat het niet eens zo goed Engels was. Anderen gooiden het over een andere boeg door te beweren dat de Britten India dermate hadden geciviliseerd dat er zulke producten uit konden voortspruiten. In een Amerikaanse krant werd gemeld: “De uitreiking van de Nobelprijs voor literatuur aan een hindoe heeft grote boosheid en verbazing gewekt bij schrijvers van het blanke ras. Zij kunnen niet begrijpen waarom deze eer is verleend aan iemand die niet blank is.” De meeste commentaren waren echter positief en Tagore’s roem was definitief ver over de grenzen van Calcutta gestegen. Gitanjali werd ook in het Nederlands vertaald door Frederik van Eeden. Tussen 1916 en 1941 publiceerde Tagore 21 dicht- en zangbundels en hield hij lezingen in Europa, Amerika en Azië.
Patriot en hervormer
In zijn vaderland ging de religieuze en socio-politieke situatie geenszins aan Tagore voorbij. Hij was zelf beïnvloed door de religieuze renaissance van de 19e eeuw en sprak zich fel uit tegen orthodox ritualisme. In een van zijn verzen in Gitanjali schrijft hij: “Laat het chanten en zingen en het kralen tellen. Wie aanbidt u in deze eenzame duistere hoek van een tempel waarvan alle deuren gesloten zijn?” Hij steunde de nationalistische beweging Swadeshi, zij het niet blind en kritiekloos. Hij veroordeelde nationalistische uitspattingen en benadrukte dat een land zich ook voor de buitenwereld moet openstellen.
Tagore keerde zich tegen de Britse verdeel- en heerspolitiek, met name tegen plannen om het overwegend islamitische Bengalen af te scheiden. Hij schreef het lied Bidhir bandhan katne tumi (Denk je de band van het lot te kunnen breken?). Het Britse voornemen werd in 1912 herroepen. Overigens scheidde dit deel zich in 1947 alsnog af als Oost-Pakistan, het tegenwoordige Bangladesh. In 1915 werd Tagore geridderd door de Britse koning George. Hij gaf de onderscheiding in 1919 terug na het bloedbad bij Jallianwala (Amritsar, Punjab), waarbij een Britse generaal meedogenloos het vuur had laten openen op een vreedzaam demonstrerende menigte en er honderden doden vielen. Zijn brief aan de Britse regering is een van de belangrijkste nationale vrijheidsdocumenten, die ook is tentoongesteld in een klein museum op de bewuste plek in Amritsar. Tagore’s patriottisme is ook vereeuwigd in zijn lied Jana Gana Mana, dat het Indiaas volkslied werd.
In 1921 publiceerde hij zijn eerste belangrijke essay over een andere grootheid in India in die tijd, Mahatma Gandhi. Tagore bewonderde Gandhi, maar was het niet in alle opzichten met hem eens. Hij bekritiseerde Gandhi’s nadruk op innerlijke waarheid en liefde, waarmee blinde gehoorzaamheid werd geëist aan diens boodschap van de chakra (spinnenwiel – het symbool van zelfredzaamheid en onafhankelijkheid van India). Volgens Tagore moest de waarheid zowel in het hart als in het verstand worden gezocht. Hij vond dat degelijk economisch onderzoek zou moeten uitwijzen of het wel verstandig was om zo op de eigen textielindustrie te vertrouwen en vond het niet verantwoord dat Gandhi iedereen simpelweg opriep om “te spinnen en te weven.” Ook was hij tegen het verbranden van buitenlands textiel, alleen maar omdat het buitenlands was. Hij onderkende het nut van internationale samenwerking. Maar, evenals Gandhi, was Tagore ervan overtuigd dat zelfbestuur en cultivering van het zelf van vitaal belang waren. Gandhi noemde Tagore ‘De Grote Bewaker’ (The Great Sentinel) en had op zijn beurt groot respect voor hem. Tagore’s lied Ekla Chalo (Loop alleen) was Gandhi’s favoriete lied en had speciale betekenis tijdens de beroemde zoutmars.
Schilderijen en muziek
Tagore was al 58 toen hij met schilderen begon, meer als hobby en op aandringen van een bevriende Argentijnse schrijfster, Victoria Ocampo. Het begon met krabbels bij zijn gedichten en resulteerde in internationale tentoonstellingen van meer dan 2000 werken. Zijn liederen bevatten een mix van klassieke en Bengaalse folkloristische muziek (baul en bhatiyali), alsook westerse elementen. Tagore’s werken, die er zo uitspringen vanwege hun lyrische schoonheid, ontroering en spirituele prikkeling, behoren met recht tot de universele klassieken.
Eerder verschenen in tijdschrift Hindorama, mei/juni 2003 (licht herziene versie)
Bekijk de video “Ekla chalo re” gezongen door Shreya Ghoshal met citaten van Rabindranath Tagore https://youtu.be/r94gSTyH2cM
Lees meer over Tagore op Spirituele Vrienden: https://www.spirituelevrienden.com/boeiende-persoonlijkheden/rabindranath-tagore/
REACTIES
Naar aanleiding van de aandacht in Hindorama voor Rabindranath Tagore om zijn bezoek aan Nederland 100 jaar geleden te gedenken, zond Ranjan Akloe het proza in waarmee zijn dochter Pari een schrijfwedstrijd in 2011 in Suriname won. Deze wedstrijd was t.g.v. de 150ste geboortedag van Tagore georganiseerd door de Indiase Ambassade i.s.m. verschillende Surinaamse organisaties, w.o. Schrijversgroep’77. Pari Akloe zat toen op het Lyceum. Zij ontving naast een plakkaat, een boekenbon en een jaar gratis zang en dansles. Lees het proza HIER.