Suriname na de verkiezingen van 25 mei 2025: keuze voor ontwikkeling of onderontwikkeling?

Dr. Hans Ramsoedh
[ 28 mei 2025 ]

In een democratische samenleving hebben niet politici het laatste woord, maar de kiezers. Met hun stem bij de verkiezingen kiezen zij voor de richting waarin de samenleving zich dient te ontwikkelen. Het betekent dat ontwikkeling of onderontwikkeling een land niet overkomt, maar mede een gevolg is van de keuze van kiezers. Een land krijgt dan ook niet de regering die het verdient, maar die het kiest. De subtitel ‘keuze voor ontwikkeling of onderontwikkeling’ is een variatie op een publicatie van de Surinaamse sociologe Maureen Silos ‘Onderontwikkeling is een keuze’ uit 1991. De rode draad in deze publicatie is dat het magisch denken in de Surinaamse samenleving de oorzaak is van de gebrekkige ontwikkeling van Suriname. Surinamers hopen dat alles door een of andere externe macht vanzelf wel goed komt, in plaats van zelf hun lot ter hand te nemen. Het is het verlosserssyndroom waaraan de Surinaamse bevolking lijdt. Een ander aspect in haar boek is het gedrag van de politieke elite in Suriname die niet in staat is transformatief en evoluerend leiderschap te vertonen en de bevolking een visie op de toekomst te presenteren, aldus Silos. Bij de afgelopen verkiezingen kwam de Nationale Demo­cratische Partij (NDP) van wijlen Desi Bouterse als grootste partij uit de bus. Deze partij heeft een niet al te beste track record als het gaat om het bestuur van het land. In deze bijdrage staat de vraag centraal of Surinaamse kiezers hebben gekozen voor ontwikkeling of onderontwikkeling.

25 mei 2025: Oil & gas verkiezingen
De verkiezingen op 25 mei stonden in het teken van de toekomst van Suriname en werden ook bekend als de oil & gas-verkiezingen: welke partij krijgt het beheer over de miljarden aan inkomsten na 2028 als de olie- en gas­productie op gang komen? Het was duidelijk dat de strijd zou gaan tussen de Vooruitstrevende Hervormings­partij (VHP) onder aanvoering van zittende president Chan Santokhi en de NDP na het overlijden van Desi Bouterse onder aanvoering van Jenny Simons. De VHP ging voor 26 zetels (absolute meerderheid in De Nationale Assemblée), maar de verwachting was dat deze partij met moeite haar huidige twintig zetels zou kunnen behouden. Er was namelijk veel onvrede in de Surinaamse samenleving over het beleid van president Santokhi de afgelopen vijf jaren.

De (serieuze) peilingen voorspelden dat de VHP zou terugvallen van twintig naar zeventien zetels en de NDP zou uitkomen op rond de veertien zetels. De voorlopige resultaten van de afgelopen verkiezing laten zien dat de VHP, zoals in de peilingen voorspeld, zeventien zetels behaalde en de NDP achttien. Daarmee is het haast zeker dat de NDP in het machtscentrum komt met Jenny Simons als (eerste vrouwelijke) president. De NDP heeft inmiddels een intentieverklaring voor politieke samenwerking gete­kend met alle partijen die zetels hebben behaald, met uitzondering van de VHP. Deze samenwerking is echter niet gebaseerd op inhoudelijke overeenkomsten, maar heeft het karakter van een ‘piki pley’ [willekeurige samenstelling] en een Afro-etnische blokvorming gericht tegen de VHP. Deze stap van de NDP betekent niets anders dan een verscherping van de etnische tegenstellingen in Suriname.

Track record NDP 
Het track record van de NDP is dat steeds als zij aan de macht is geweest (1996-2000 en 2010-2020) zij een gerampaneerd land achterliet om vervolgens te profiteren van de onvrede in de samenleving, door de bevolking te mobiliseren. Met Jules Wijdenbosch als president (1996-2000) gingen in mei 1999 naar schatting tussen vijftig- en zeventigduizend mensen, de grootste demonstratie in de geschiedenis van Suriname en getypeerd als de mars der dwaze burgers, de straat op om te protesteren tegen het beleid van zijn regering. Met de NDP in het machtscentrum en Desi Bouterse als president tussen 2010 en 2020 was het niet anders gesteld. Na zijn verkiezingsnederlaag in 2020 drong pas goed door hoezeer het land onder zijn leiding was leeggeroofd. Suriname verkeerde in een complete crisis: een betalingsbalanscrisis, een crisis in de overheidsfinanciën, een schuldencrisis en een crisis bij de Centrale Bank van Suriname (CBvS). De totale schuldenlast van Suriname bedroeg in juli 2020 3.9 miljard USD (exclusief gelden die bij parastatale bedrijven waren weggehaald en vele onbetaalde rekeningen) hetgeen neerkwam op een schuld van achtduizend USD per hoofd van de bevolking en een schuldenlast die 159% van het BBP bedroeg, terwijl wettelijk het schuldenplafond maxi­maal zestig procent van het BBP mag zijn. Het betekende ook dat rentes en aflossingen alleen al veertig procent van de overheidsuitgaven bedroegen.

In internationale onderzoeksrapporten werd Suriname onder president Bouterse bestempeld als een ‘gecrimina­liseerde staat’ met banden met transnationaal georga­niseerde misdaad die zich bezig hield met drugshandel, het witwassen van drugsgeld, illegale goudhandel en groot­schalige corruptie. Hiermee was Suriname verworden tot een schaduwstaat waar macht­hebbers zich boven de wet stelden en was daarnaast, in de ergste traditie van derdewereldlanden, een persoonlijk wingewest geworden van een kliek rond Bouterse binnen de NDP.

In een redactioneel commentaar schreef het dagblad de Ware Tijd in 2020 dat voor de NDP zou moeten gelden: ‘nooit meer aan de macht’ (redactioneel commentaar de Ware Tijd: ‘Verschroeide aarde’, 25 juli 2020). Dit dagblad schreef dit naar aanleiding van de tactiek van de verschroeide aarde en een houding van na-mij-de-zondvloed door de vertrekkende NDP-regering in juli 2020. In de maanden voorafgaand aan de verkiezingen in 2020 werden enkele duizenden ambtenaren in dienst genomen en een verhoging van vijftig procent toegekend aan alle ambtenaren. Op de valreep verhoogde de regering-Bouterse salarissen van ministers, directeuren en onder­directeuren van departementen, vonden er dubbele benoemingen plaats, zijn honderden personen in functies gepromoveerd voor hogere salarissen, zijn op de verschillende ministeries honderden personen benoemd als ‘beleidsmedewerker’ of ‘beleidsadviseur’ en wurg­contracten getekend. Al deze maatregelen waren niet anders dan het plaatsen van een tijdbom onder de nieuwe regering-Santokhi. Zij werd in juli 2020 zelfs geconfronteerd met haast leeggedragen kantoren. Zo was president Santokhi onaangenaam verrast toen hij op de eerste werk­dag op zijn kabinet ontdekte dat er niet eens een computer en printer meer aanwezig waren voor brieven die de deur uit moesten. Op het ministerie van Financiën was er geen enkele administratie te vinden over de besteding van miljoenen gelden. Dit was de situatie die de regering-Santokhi aantrof in 2020.

Jenny Simons op een partijbijeenkomst. Foto NDP

Na de verkiezingsnederlaag in 2020 heeft de NDP nimmer blijk gegeven van reflectie op tien jaar wanbeleid. Jenny Simons, bleef tijdens de afgelopen verkiezingscampagnes bij een ‘verwarrende en leugenachtige voorstelling van zaken’ met betrekking tot het beleid van haar partij tussen 2010 en 2020, zoals de Vereniging van Economisten (VES) in Suriname schreef in haar economisten uitgave (VES-Inzicht) van april 2025 (https://ves.sr/ves_inzicht-61_april-2025/).

Punt van zorg is ook de democratisch rechtsstatelijke opvattingen van de NDP: de veroordeling van Bouterse door de onafhankelijke rechter voor zijn aandeel in de Decembermoorden bestempelde zij als een ‘politiek proces’. Tijdens zijn voortvluchtige periode was gratie­verlening aan Bouterse een belangrijk verkie­zings­punt voor de NDP. Ook verklaarde zij dat gratie zou worden verleend aan de veroordeelde voorvluchtige ex-minister van Financiën (Hoefdraad), de ex-governor van de Centrale Bank van Suriname (Van Trikt) alsmede aan directieleden van de Surinaamse Postspaarbank tegen wie nog processen lopen vanwege de leegroof van beide banken. Met andere woorden, personen die verant­woorde­lijk waren voor grootschalige corruptie onder de NDP-regering in de periode 2010-2020 gaan onder een nieuwe NDP-regering vrijuit.

President Santokhi: mooie woorden en beloftes 
Vanwege de failliete boedel die Santokhi in 2020 aantrof was een gang naar het Internationale Monetaire Fonds (IMF) noodzakelijk. Onder druk van het IMF moesten echter vele subsidies (water, licht, benzine en gas) worden afgeschaft en de overheidsuitgaven drastisch worden verlaagd. Dat Suriname niet helemaal is verdronken in het moeras was vooral te danken aan deze begrotingssteun van het IMF. Met de IMF-steun (572 miljoen USD) konden de meest urgente zaken worden bekostigd, zoals uitbetaling van het ambtenarenapparaat, sociale uitke­ringen en andere kosten. Het moet president Santokhi worden nagegeven dat dankzij de IMF-steunde macro-economische situatie in Suriname in 2025 beter was gesteld dan die hij aantrof in 2020. De economie vertoonde een groei van ongeveer drie procent, de inflatie daalde van zestig (2022-2023) naar onder de zes procent begin 2025, de wisselkoers daalde, de staatsschuld ten opzichte van het Bruto Binnenlands Product (BBP) daalde naar 87% in 2024, de monetaire reserves waren met 1,4 miljard USD in 2024 (na de slechte staat van 528 miljoen USD in 2020) aanzienlijk gestegen en internationale ratingbureaus verhoogden de kredietwaardigheid van Suriname hetgeen betekende dat het land zijn pariastatus op de inter­nationale kredietmarkt van zich kon afwerpen.

President Santokhi tijdens een meeting van zijn partij. Foto VHP

Op micro-economisch niveau schoot het beleid van de regering-Santokhi echter duidelijk te kort. De bevolking betaalde een torenhoge prijs voor het bezuinigingsbeleid tussen 2020 en 2024. Uit diverse onderzoeken van de Wereldbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) kwam naar voren dat in 2022 en 2023 circa twintig procent van de Surinaamse bevolking (ongeveer 110.000 mensen) in armoede leefde. Suriname stond in 2023 op de zesde plek op de armoede wereldranglijst als één van de armste landen in de wereld. Opmerkelijk is dat het uitgerekend het IMF is geweest dat het uitgevoerde sociaal programma van de regering-Santokhi ondermaats en teleurstellend noemde. De regering had te weinig gedaan om de samenleving op te vangen bij het doorvoeren van maatregelen. Het IMF stelde dat de regering-Santokhi van de sociale bescherming een bijzaak had gemaakt en daar te weinig geld voor had vrijgemaakt. De resultaten waren daardoor voor het volk teleurstellend. Het verwijt aan Santokhi was dan ook dat hij niet deed wat hij beloofd had tijdens de verkiezings­campagne in 2020 en dat zijn regering in aloude politieke onhebbelijkheden verviel. Hij werd gezien als een president die vooral grossierde in mooie woorden en valse beloften. Santokhi’s imago als ‘redder van Suriname’ liep dan ook vrij snel een behoorlijke deuk op. Zijn beleid bleek een voortzetting van dat van zijn voorganger: een benoemingsbeleid waarbij gekozen werd voor familie, vrienden en partijloyalisten (nepotisme) in plaats van mensen met kennis en ervaring, ondoorzichtige besluitvormingsprocessen, onbegrijpelijke besluiten, gebrek aan eenheid binnen zijn regeerteam, niet optreden tegen corruptie en gebrek aan communicatie. Bij de bevolking maakte hoop langzamerhand plaats voor vrees; vrees voor een pur bruku, wer brukuscenario [lood om oud ijzer] of zoals de woordkunstenaar Paul Middellijn het stelde: A srefi kaka, nanga tra frey frey [dezelfde shit, maar nu van andere strontvliegen].

Als reactie op de ontevredenheid binnen de samenleving en de impopulariteit van zijn regering koos Santokhi voor een beleidsombuiging op sociaal terrein. Er kwam koop­krachtversterking voor ambtenaren en gepen­sio­neerden, de algemene oudedagsvoorziening en kinder­bijslag en de financiële bijstand voor zwakke huishoudens werden verhoogd. Al deze maatregelen kwamen te laat en waren te weinig om het tij nog te keren. Als klap op de vuurpijl lanceerde Santokhi één week vóór de verkiezingen zijn ‘Royalty voor Iedereen Programma’ (RVI) met als doel om burgers alvast te laten profiteren van de te verwachten olie-inkomsten. Burgers kregen na registratie een eenmalig certificaat ter waarde van 750 US-dollar met jaarlijks een rente van 7 procent. Deze RVI-belofte van de president is echter een ernstige schending van ethische en democratische normen en kwam neer op stemmenkoperij en onverantwoord financieel beheer. Santokhi kreeg de rekening gepresenteerd op 25 mei jongstleden. Behaalde de VHP bij de verkiezingen in 2020 nog 108.000 stemmen (39 procent van de stemmen), in mei 2025 viel zij terug naar 76.000 stemmen, een terugval van dertig procent. Opmerkelijk is wel dat ondanks de kritiek op Santokhi hij met circa veertigduizend stemmen bij de afgelopen verkiezingen de meeste stemmen heeft behaald, terwijl zijn opponent, Jenny Simons, vieren­dertig­duizend stemmen behaalde. 

Het electoraat en het verlosserssyndroom 
Wat verklaart het huidige vertrouwen in de NDP in 2025 na in 2020 door het Surinaamse electoraat afgestraft te zijn? In 2015 behaalde de NDP nog 118.000 stemmen en 26 zetels (46 procent). Voor haar wanbeleid tussen 2010 en 2020 viel zij bij de verkiezingen in 2020 terug naar 66.000 stemmen, een verlies van 44 procent. Bij de afgelopen verkiezingen in mei 2025 wist de NDP zich enigszins te herstellen en behaalde zij nu 79.000 stemmen, dat is een groei van twintig procent. Het betekent dat ondanks tien jaar wanbeleid tussen 2010- 2020 deze partij in de oppositie tussen 2020-2025 wederom wist te profiteren van de onvrede in de samenleving. Dat delen van het Surinaamse electoraat vertrouwen blijven hebben in een partij als de NDP hangt volgens de oud-journalist en publicist Rudie Kross (Anders maakt het leven je dood, 1987, 52-54) samen met het karakter van Suriname als een parakletische staat. Hiermee bedoelt Kross een land waar generaties lange onderdrukking, armoede en uitzicht­loos­heid een wijdverbreide cultuur van lethargie, het koesteren van slachtofferschap, afhankelijkheid, het schuwen van verantwoordelijkheid heeft voortgebracht. Een land ook, zoals de journalist en schrijver Herman Vuisje schreef (God zij met ons Suriname, 2019, 169-174), waar de bevolking een buitensporige behoefte ontwikkeld aan een verlosserssyndroom, een weldoende verlosser, een ver­zorger, een ‘yepiman’ [manusje van alles dat zaken voor je regelt], een verpersoonlijking van veiligheid biedende macht. Het is met andere woorden het magisch denken dat bij een niet onbelangrijk deel van de NDP-achterban overheerst. Ondanks de endemische corruptie tijdens haar regeerperiode wist de NDP de achterban aan zich te binden door het uitdelen van voedselpakketten. Hierdoor kreeg deze partij bij een belangrijk deel van haar achterban het aureool van verlosser en verzorger. Met het wegvallen van Desi Bouterse richt de hoop zich nu op Jenny Simons. Zo riep iemand tegen haar tijdens een verkiezings­campagne in de binnenstad van Paramaribo enkele dagen vóór de verkiezingen in mei 2025: ‘Yu na a nyun Gado fu Sranan!’ [je bent de nieuwe God van Suriname] (Yu na a nyun Gado fu Sranan, de Ware Tijd, 23 mei 2025).

Ontbreken van visie 
Magisch denken en het verlosserssyndroom kunnen alleen bestaan bij het gebrek aan transformatief leiderschap. Dit gebrek uit zich onder meer in de verkiezingsprogramma’s van de verschillende partijen. Deze zijn inwisselbaar, hebben het karakter van wensenlijstjes (sinterklaaslijstjes) en een prachtig stuk proza. Sinds de verkiezingen in 2015 analyseert de Stichting Projekta in Suriname (het Burgerinitiatief voor Participatie en Goed Bestuur –BINI) verkiezingsprogramma’s van politieke partijen. In haar analyse van de verkiezingsprogramma’s van de ver­schil­lende politieke partijen in 2025 (Analyse Partijprogramma’s Verkiezingen 2025) stelt Stichting Projekta dat partijen weinig bekend zijn met de basisprincipes van programmatisch plannen en ontwerpen. Het ontbreekt aan een logische samenhang tussen visie, missie, doelen, strategieën en acties. De kiezer vindt hierin geen concrete uitwerking en een financiële onderbouwing van de plannen Hoewel alle partijen het belang van goed bestuur, rechtsstaat, democratie en mensenrechten erkennen, blijven voorstellen vaak steken in abstracte voornemens, zonder concrete acties. Het algemene beeld is dat verkiezingsprogramma’s wel ambitieus en visionair willen zijn, maar structureel worstelen met uitvoer­baar­heid, samenhang en realiteitszin. Een belangrijke conclusie is ook dat partijen geen duidelijk plan hebben voor het beheer of de besteding van de olie-inkomsten na 2028. Het is dan ook niet ondenkbeeldig dat de olie eerder een vloek dan een zegen zal zijn voor Suriname.

Tot slot: rol van de kiezer 
De rol van kiezers bij de heersende politieke cultuur en de keuze voor ontwikkeling of onderontwikkeling is niet onbelangrijk. Een politieke cultuur kan slechts voort­be­staan dankzij hun steun. Enerzijds hebben veel kiezers in Suriname kritiek op het functioneren van politici, maar anderzijds verwachten zij van hen tegenprestaties (een baan bij de overheid, een vergunning of een stuk grond et cetera) in ruil voor hun stem. Dat diezelfde politici de democratische instituties ondermijnen, wordt kennelijk door de kiezers op de koop toe genomen. Met andere woorden, een politieke cultuur kan niet veranderen zolang politici én het electoraat elkaar in een wurggreep houden bij het in stand houden van een corrupte status quo. Hun stem is een keuze voor ontwikkeling of onderontwikkeling. Of een deel van de Surinaamse kiezers met hun stem op de NDP, die ook bekend staat als de Nyan Dringi, Prisiri partij [eten, drank, en plezier partij], gekozen heeft voor ontwikkeling of onderontwikkeling zal de komende tijd duidelijk worden. Het track record van de NDP geeft vooralsnog weinig reden tot optimisme.

TOP