Suriname: Bestuurlijke cultuur en stagnatie

Hans Ramsoedh

Dr. Hans Ramsoedh publicist en historicus

Ontwikkeling in zijn alge­meen­heid van een land en welvaart voor brede lagen van de bevolking zijn mede afhankelijk van goed be­stuur (good governance) en goed functionerende instel­ling­en. Ondanks de aan­wezig­heid van natuur­lijke hulp­bron­nen (zoals olie et cetera) leeft een groot deel van de bevolking in landen als Venezuela, Nigeria en Angola in grote armoede. Wetenschappers noemen dit de ‘paradox van de overvloed’. Wat deze landen met elkaar gemeen hebben zijn de afwezigheid van goed bestuur, een democratische gezindheid bij bestuurders alsmede disfunctionerende instellingen. De economische crisis in bovengenoemde landen is vooral een crisis van de instellingen. Suriname vormt in dat opzicht geen uit­zondering.
Goed bestuur en daarmee vertrouwen van de bevolking in bestuurders zijn het begin en het einde van een fatsoenlijke samenleving. Die fatsoenlijke samenleving staat inmiddels ook in Nederland ter discussie. Dit onder meer naar aanleiding van de toeslagenaffaires (ten onrechte fraudeverdenking bij meer dan dertigduizend ouders bij de kinderopvangtoeslag en de toeslagenaffaire bij de belastingdienst) en de stroperigheid in de afhandeling van de aardbevingsschade voor getroffen bewoners in Groningen door de overheid. De Nederlandse regering heeft inmiddels erkend dat er bij de toeslagenaffaires sprake is geweest van institutioneel racisme. Ook het vertrouwen van burgers in politici en bestuurders is de laatste jaren in Nederland sterk gedaald.

Democratie als bestuursvorm kan alleen bestaan bij de gratie van vertrouwen van de burger in maatschappelijke en politieke instituties én een wijdverbreide democratische gezindheid bij burgers en bestuurders. Onder het laatste moet worden verstaan de verinnerlijking van demo­cratische waarden en normen en deze ook voorleven zoals het dulden van kritiek, tegenspraak en dwarsdenkers, openstaan voor andere meningen en opvattingen, erkennen dat je het bij het verkeerde eind kunt hebben en dat de ander gelijk kan hebben, openstaan voor dialoog et cetera.
De afwezigheid van een democratische gezindheid bij bestuurders van instituties in Suriname is een opvallend gegeven. Over het algemeen wordt de bestuursstijl in Suriname gekenmerkt door een hybride systeem waar­binnen democratische en autocratische praktijken samenvallen. Er is weinig ruimte voor dialoog en een kritische opstelling wordt gekwalificeerd als vijandschap. In Suriname heeft de bevolking weinig vertrouwen in politieke en maatschappelijke instituties en organisaties (zie grafiek hieronder). Een democratie kan echter niet functioneren zonder draagvlak, want wanneer burgers op grote schaal ontevreden zijn met het functioneren van de instituties dan komt de legitimiteit van het democratische bestel in het geding.

Bron: Nikos.sr

In deze bijdrage ga ik in op één specifiek aspect van het besturen van instituties en organisaties in Suriname, te weten de praktijk van de bestuursverkiezing bij maat­schappelijke instituties. Deze bestuursverkiezingen hebben weinig met democratie te maken maar hebben in de regel het karakter van een machtsovername of paleiscoup. Deze cultuur van de wijze waarop bestuurs­ver­kie­zingen plaatsvinden leidt vaak tot bestuurlijke discontinuïteit. Zij is illustratief voor het failliet van de instellingen in Suriname en daarmee voor zijn stagnerende ontwikkeling. Allereerst enkele opmerkingen over de afwezigheid van een democratische gezindheid in Suriname.

Commando democratie
Het optreden van bestuurders in Suriname vertoont grote overeenkomsten met het koloniaal bestel: een autoritaire bestuurslaag die weinig op heeft met democratie. De Surinaamse sociologe Maureen Silos (Onderont­wikke­ling is een keuze, Paramaribo 1991; 154-159) spreekt in dit verband met betrekking tot Suriname van een commando democratie waarbij bestuurders blijk geven van een autoritaire mentaliteit uit de koloniale periode. De commando democratie is een combinatie van de uiterlijke kenmerken van de liberale parlementaire democratie en de innerlijke kenmerken van de autoritair beheerde plantages in de koloniale periode (plantage command­isme). Silos ziet het overheersende mythische-magisch denken in Suriname in combinatie met de heersende commando democratie als een van de obstakels van Suriname voor ontwikkeling. Met mythisch-magisch denken bedoelt Silos de geesteshouding in Suriname waarbij gehoopt wordt dat alles door een of andere externe macht vanzelf wel goed zal komen, in plaats van zelf het lot te bepalen door rationeel beleid. Deze commando democratie leidt tot polarisatie en verlamming en vervolgens tot achteruitgang in de Surinaamse samenleving.

Deze koloniale autoritaire bestuursstijl drukt nog steeds een groot stempel op de Surinaamse samenleving. Het begint al bij de opvoeding en in het onderwijs waarbij de cultuur die hoort bij een  bevelshuishouding over het algemeen overheersend is in plaats van de cultuur passend bij een onderhandelingshuishouding. Bij de cultuur van de bevelshuishouding wordt een autoritair opvoedings­patroon gehanteerd waarbij kinderen en leerlingen leren zich te houden aan regels die door opvoeders worden opgesteld, discussie niet op prijs wordt gesteld en kinderen/leerlingen weinig tot geen zeggenschap hebben. In tegenstelling tot de cultuur van de bevelshouding worden binnen die van de onder­handelings­huishouding mondigheid, onafhankelijkheid en zelfontplooiing als belangrijke waarden gezien en beslissingen genomen na overleg met elkaar. Dominantie van de cultuur van de bevels­huishouding leidt uiteindelijk tot een cultuur met grote verschillen in machtsafstand binnen alle geledingen van de samenleving zoals het gezin, op school, op het werk en binnen instituties.

Slaafse partijvertegenwoordigers
Om de democratie goed te laten functioneren dienen politici en bestuurders de spelregels van een democratische cultuur te aanvaarden namelijk het bewustzijn dat opponenten deel uitmaken van een gemeenschappelijke democratische ruimte en op gelijke voet verkeren. Exemplarisch voor de afwezigheid van een democratische cultuur is het functioneren van het parlement, De Nationale Assemblée (DNA), waar de dictatuur van de meerderheid heerst. Politieke onver­draag­zaamheid is gemeengoed en de sfeer in DNA kenmerkt zich door confrontatie en verruwing in woord en daad. Zaken worden vaak met een minimum aan kennis en een maximum aan stemmingmakerij besproken. Het gevolg van deze politieke cultuur is dan ook dat er over het vertegenwoordigend college een deken van negativiteit hangt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bijeenkomsten van dit college worden getypeerd als Leba Yuru [bijeenkomst van dolende geesten].
Illustratief voor de autoritaire bestuursstijl is het op 1 juni jongstleden ingediende wetsvoorstel in DNA door leden van de coalitiepartijen de VHP en ABOP en dat betrekking heeft op beëindiging van het lidmaatschap van volksvertegenwoordigende organen. In dit wetsvoorstel is opgenomen dat wanneer een partij een Assembléelid royeert, de volksvertegenwoordiger zijn zetel dient in te leveren. Dit wetsvoorstel is echter niet bedoeld om de democratie te versterken, maar primair ingegeven om het kritische Assembléelid Edward Belfort van de ABOP politiek te elimineren. De afgelopen twee jaar heeft hij zich, tot groot ongenoegen van de regeringscoalitie, ontwikkeld tot een van de felste critici van het regeringsbeleid. Aanname van dit wetsvoorstel  zal in de praktijk neerkomen op de dictatuur van de partij en het einde van de onafhankelijke positie van een volksvertegenwoordiger die geacht wordt ‘zonder last’ te stemmen. Aanname betekent tevens dat we in de vertegenwoordigende organen geen volks­vertegen­woordigers meer hebben, maar slechts partij­vertegen­woordigers die slaafs de partijorders volgen. Dit wetsvoorstel is dan ook een ondermijning van het democratische bestel in Suriname en is tekenend voor de democratische gezindheid van de initiatiefnemers.

Foto Paul Middellijn, Suriname Unite

Banencarrousel
Daarnaast hangt het failliet van de instellingen ook samen met de gepolitiseerde Surinaamse samenleving. Na iedere verkiezing wordt de ambtelijke top (directeuren van departementen, districtscommissarissen, Raden van Commissarissen van parastatale bedrijven (staats­bedrij­ven), ambassadeurs et cetera) vervangen, banen die vergeven worden aan familie, vrienden en partijloyalisten. Het komt neer op een banencarrousel na iedere verkiezing. Dit heeft in de praktijk tot gevolg dat van continuïteit van beleid geen sprake is. De gepolitiseerde ambtelijke top en bestuurlijke discontinuïteit betekenen dan ook een ondergraving van twee belangrijke factoren die de kwaliteit van een democratisch systeem bepalen, te weten governability en accountability. Governability heeft betrek­king op het organiserend en sturend vermogen van instituties, dat wil zeggen het vermogen om zaken voor elkaar te krijgen en om toegevoegde waarde voort te brengen. Bij accountability gaat om verantwoording afleggen, aanspreekbaar zijn op je gedragingen en acties en eventueel consequenties aan verbinden.
Ook op een ander vlak zien we in Suriname een ondermijning van de governability en accountability van belangrijke instellingen zoals de Rekenkamer, de Staatsraad (adviescollege van de staat) en het in 2020 opgerichte Constitutioneel Hof. Leden van deze drie instellingen worden voor vijf jaar benoemd en het betekent dat een al te kritische opstelling bij het aantreden van een nieuwe regering kan leiden tot vervanging van de leden door partijloyalisten. Deze korte aanstellingstermijn van vijf jaar kan repercussies hebben voor een kritische en onafhankelijke opstelling van deze instellingen. De onafhankelijkheid van deze instellingen kan worden versterkt door de leden voor een langere periode dan vijf jaar te benoemen.

Continuïteit versus discontinuïteit binnen organisaties
Ik keer hier terug naar de praktijk van de bestuurs­verkiezing bij maatschappelijke instituties in Suriname. Statuten vormen de basis van een organisatie. Hierin zijn de interne regels en afspraken van de rechtspersoon opgenomen, zoals doelstelling, geld­mid­delen, benoeming van bestuurders, besluitvorming van het bestuur, vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurders en ontbinding en vereffening. Continuïteit in bestuur is een groot goed en belangrijk om een organisatie te laten groeien. Bestuurlijke discontinuïteit daar­en­tegen remt de ontwikkeling van de organisatie. Een nieuw bestuur bouwt voort op datgene wat er in het verleden door de organisatie is opgebouwd. Hiermee wordt voorkomen dat een nieuw bestuur opnieuw het wiel moet uitvinden.
In het statuut is opgenomen hoe het bestuur wordt samengesteld en hoe de verkiezing van nieuwe bestuursleden plaatsvindt. Meestal is het gebruikelijk dat er ieder jaar een gedeelte van het aantal bestuursleden aftreedt, een en ander overeenkomstig een door het bestuur vastgesteld rooster van aftreden. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat bij het vaststellen van een rooster van aftreden de voorzitter, secretaris en penningmeester niet gelijktijdig aftreden. Deze getrapte bestuurs­wisse­ling is van belang zodat niet in één keer alle kennis en opgedane contacten van het bestuur verloren gaan. In principe geldt er geen maximale bestuurstermijn voor bestuursleden, maar in de praktijk is veelal een statutaire beperking waarbij bestuursleden voor een bepaalde periode (3-5 jaar) worden benoemd en daarna één of twee keer herkozen kunnen worden.

Surinaamse praktijk van bestuursverkiezing
In Suriname verlopen bestuursverkiezingen van veel maatschappelijke organisaties (vakbonden, politieke partij­en en andere maatschappelijke organisaties) volgens een ander patroon. Niet de getrapte bestuursverkiezing is daarbij de norm waarbij slechts een deel van het bestuur aftreedt, maar een bestuursverkiezing waarbij het gehele bestuur aftreedt en zich eventueel opnieuw herkiesbaar stelt (voor het gemak Lijst A). Tegenover het zittende bestuur dat zich herkiesbaar stelt, stelt zich een andere groep kandidaat om als nieuw bestuur verkozen te worden (voor het gemak Lijst B). In het geval een compleet nieuw bestuur (Lijst B) wordt gekozen, betekent dat het vertrek van het gehele oude bestuur. Verkiezingen hebben hierdoor enerzijds het karakter van een strijd om behoud van de macht (Lijst A) en anderzijds een strijd om verwerving van de macht of een paleiscoup (Lijst B) binnen de organisatie. Bij de verkiezing van een nieuw bestuur van de Surinaamse Politiebond in 2021 konden leden hun stem uitbrengen op maar het liefst vijf lijsten.
Een dergelijke wijze van bestuursverkiezing in Suriname leidt dan ook tot veel strubbelingen en onrust binnen de organisaties. Niet zelden moet de rechter er aan te pas komen om een uitspraak te doen over de rechtmatigheid van de verlopen bestuursverkiezing. Ik volsta hier met twee voorbeelden. Zo is nog steeds niet duidelijk wie de grootste ambtenarenvakbond, de Centrale Landsdienaren Organisatie (CLO), vertegenwoordigt: de groep onder leiding van Miskin of de groep onder leiding van Hooghart. Recentelijk hebben we te maken gehad met het bestuursconflict binnen de Surinaamse Voetbal Bond (SVB) waarbij een deel van de leden een interim-bestuur heeft gevormd terwijl het oud-bestuur het nieuwe interim-bestuur van onrechtmatig handelen beschuldigt. Een gevolg van de bestuursperikelen bij de SVB is dat de internationale voetbalorganisatie, de FIFA, reeds toege­kende financiële fondsen aan de SVB heeft bevroren. Deze bestuursperikelen binnen de SVB hebben uiteraard gevolgen voor de voetbalontwikkeling in Suriname.
Met het ‘wegzuiveren’ of ‘wegstemmen’ van het gehele bestuur gaat veel kennis, expertise, en opgebouwde contacten verloren. Het betekent dan ook dat het nieuwe bestuur bij het nulpunt begint hetgeen de bestuurlijke continuïteit en groei van de organisatie niet ten goede komt. Niet onbelangrijk bij bestuursperikelen is vaak de opstelling van voorzitters voor wie het voorzitterschap ‘eeuwigdurend’ is en een bron voor status, prestige en macht in de samenleving.

Foto Paul Middellijn, Suriname Unite

Suriname als low Trust Society
Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij een groot deel van de bevolking van Suriname bestuurders (politieke en maatschappelijke) een slecht imago hebben. Zij worden gezien als mensen die niet het algemeen belang dienen maar primair voor eigen gewin bestuurlijke functies bekleden en die daarnaast blijk geven van een verontrustende morele lichtheid. Wo set’en [wij gaan orde op zaken stellen] is de leuze waarmee de huidige president van Suriname, Chan Santokhi en zijn partij (VHP) de verkiezing in mei 2020 inging om na tien jaar wan- en plunderbeleid van Desi Bouterse en zijn partij, de NDP, orde op zaken te stellen. Wo set’en is inmiddels synoniem voor ‘geen daden maar woorden’.
Vanwege de afwezigheid van het vertrouwen van een groot deel van de Surinaamse bevolking in bestuurders en instituties kan Suriname worden getypeerd als een Low Trust Society. De heersende autoritaire bestuurscultuur (commando democratie), de afwezigheid van een democratische gezindheid bij veel bestuurders binnen verschillende instituties en organisaties en de huidige praktijk van bestuurswisselingen liggen hieraan ten grondslag. Om tot een High Trust Society te komen is onder meer wijziging van de praktijk van bestuurs­wis­selingen dringend gewenst. Bestuurlijke continuïteit is een voorwaarde voor een goed functionerend systeem. Daarnaast moet meer aandacht worden gegeven aan kritisch burgerschap, in de opvoeding en in het onderwijs. Het betekent dat burgers hierdoor al in een vroeg stadium de gelegenheid krijgen in aanraking te komen met een aantal basisprincipes van de democratie, zodat op den duur kan worden afgerekend met de nog steeds dominante autoritaire cultuur uit de koloniale periode.

TOP