Ruim vijftig jaar na verschijning is Sarnami, hai (1969) van de Surinaamse schrijfster Bea Vianen opnieuw herdrukt. Deze roman, evenals Strafhok (1971) van dezelfde schrijfster, wordt beschouwd als een klassieker in de Surinaamse literatuur. Opvallend daarbij is de uitgebreide positieve recensies in de recensierubrieken van de Nederlandse kwaliteitskranten en weekbladen. Kreeg Sarnami, hai bij verschijning in 1969 al enthousiaste literaire kritieken in Nederland, ook bij deze herdruk overheersen de lovende literaire kritieken: ‘Een beklemmende maar tegelijk ook vitale roman‘ (De Groene Amsterdammer, 4 november 2021); ‘Heruitgave van Sarnami hai is een voltreffer’ (de Volkskrant, 18 november 2021); ‘Een roman die je met een klap in het gezicht achterlaat’ (NRC, 10 december 2021), ‘Haar nu heruitgegeven debuut is koortsig sensueel en prachtig’ (Tijdgeest, Trouw 22 januari 2022).
Deze uitgebreide recensies bij deze herdruk zijn echter niet verrassend, aangezien de aandacht in Nederland voor het slavernijverleden en het kolonialisme sterk is toegenomen sinds de opkomst van Black Lives Matter. Langzamerhand is er inmiddels geen enkel boek in Nederland over, bijvoorbeeld, slavernij dat aan de aandacht van Nederlandse recensenten ontsnapt. Het is alsof zij hun ‘blinde vlek’ hebben ontdekt.
Bea Vianen (Paramaribo, 6 november 1935 – aldaar 6 januari 2019) geldt als een van de belangrijkste Surinaamse proza-auteurs van de jaren zeventig. Op de middelbare en kweekschool in Suriname was zij in die jaren en nog lange tijd daarna Surinames meest gelezen auteur. Er was geen leerling/student die niet één van haar eerste twee romans gelezen had. Ik moet gelijk hieraan toevoegen dat er in de jaren zeventig weinig prozaschrijvers in Suriname waren. Albert Helman was eveneens een veelgelezen schrijver, maar die woonde sinds de jaren twintig van de twintigste eeuw buiten Suriname.
Vianen was van gemengd etnische afkomst (moeder Hindostaans, vader Creools) en in haar werk is het vooral de Hindostaanse levenssfeer die overheerst. Zij is de eerste Surinaamse schrijfster van wie het werk bij de vooraanstaande Nederlandse uitgeverij Querido verscheen.
Haar moeder overleed op jonge leeftijd en de toen achtjarige Bea werd op het internaat bij de soeurs geplaatst, een verblijf dat, zoals zij in interviews vertelde, voor haar een sterk traumatisch periode zou worden. Voor het tijdschrift Avenue schreef zij in 1969 haar verhaal over de streng katholieke opvoeding in het internaat. Dit verhaal is in het kerstnummer van de Groene Amsterdammer (16 december 2021) integraal herdrukt. Na de mulo rondde Vianen de kweekschool af. Vervolgens vestigde zij zich in 1957 in Nederland waar zij als onderwijzeres werkzaam was. Het was echter geen permanent vertrek, want ze leefde sedertdien voortdurend gedurende periodes aan beide zijden van de oceaan. Ze ontwikkelde een haat-liefdeverhouding met Suriname en was kritisch over de verstikkende cultuur, de maatschappelijke verhoudingen en de etnische scheidslijnen. Haar geboorteland was een Strafhok met gesloten kamers voor de verschillende etnische groepen. Tussendoor woonde zij met onderbrekingen in landen als Bolivia, Columbia, Ecuador en Peru. De laatste jaren vóór haar overlijden woonde ze in een verzorgingstehuis in Suriname.
Bea Vianen debuteerde in de eerste helft van de jaren zestig met poëzie en proza in het in Suriname uitgegeven literaire tijdschrift Soela. In 1965 kwam haar eerste dichtbundel Cautal uit die liefdesliederen aan Krishna bevatte en waarin de migrantenpsyche eveneens een thema is.
Haar romandebuut volgt in 1969, Sarnami, hai. Deze roman is het verhaal van het meisje S. (Sita) dat op achtjarige leeftijd haar jonge moeder verliest. Zij komt vervolgens bij de soeurs in het internaat. Tijdens de pubertijd als zij inmiddels op het mulo zit, woont zij weer bij haar autoritaire en nurkse Creoolse vader die nauwelijks in haar is geïnteresseerd en haar jongere broertje. Het is het Paramaribo van de jaren vijftig van de vorige eeuw. In de multi-etnische Surinaamse samenleving heerst verdeeldheid en armoede en zijn tradities belangrijker dan individuele wensen. Zeker voor meisjes en vrouwen. Ze kan goed leren en is meer geïnteresseerd in boeken dan in jongens. Het is haar ambitie om biologie in Nederland te studeren.
Het verhaal begint als Sita zestien jaar is en op zoek gaat naar haar (maternale) grootouders die als contractarbeiders met het laatste transport in 1916 vanuit Brits-Indië naar Suriname zijn gekomen. Sita kent haar verleden en dat van haar voorouders echter niet, ze is ‘iemand zonder geschiedenis’. Deze grootouders hadden een dochter, Radjkumari geheten, de moeder van Sita. De grootmoeder van Sita pleegde zelfmoord waarna haar grootvader naar Brits-Indië terugkeerde met achterlating van zijn dochter als wees in Suriname. Sita wil weten waarom haar grootvader zijn dochter aan een vreemde, ontwortelde en drankzuchtige vrouw te Lelydorp had toevertrouwd. Met uitzondering van enkele foto’s van haar grootouders die zij krijgt van de ‘weesmoeder’ van haar moeder komt zij echter nauwelijks iets te weten over haar grootouders. Haar moeder zweeg over de jaren die zij als kind bij haar weesmoeder had doorgebracht.
Haar ambitie om verder te studeren raakt op een zijspoor als ze zwanger raakt. Ze trouwt met haar vriend op zijn islamitisch. Hij begrijpt echter weinig van haar verlangen om zichzelf te ontwikkelen. Het huwelijk wordt voor haar een ongelukkige periode waarin zij vooral op zichzelf is aangewezen. Uiteindelijk besluit Sita van haar vriend die meer af- dan aanwezig is te scheiden. De prijs die zij daarvoor moet betalen is het zoontje afstaan aan haar ex-man, een voorwaarde die hij stelde voor de echtscheiding. Uiteindelijk staat ze haar zoontje af aan haar man om vrij te kunnen zijn. Haar individuele vrijheid kon zij slechts opeisen door naar Nederland te vluchten.
Met deze stap verbindt zij zich met de door haar zo vervloekte grootvader die met achterlating van zijn dochter terugging naar Brits-Indië en die wellicht eveneens verlangde naar vrijheid. Zo schrijft zij over haar grootvader: Ik haat je, grootvader. Je hoeft mij niet te vergeven dat ik je een hond noem. Een zwijn. Een smerige wegloper. Maar wat heb ik aan deze beschuldigingen? We zijn uit hetzelfde hout gesneden. Ook ik vervloek deze wildernis. En ook ik zal een kind achterlaten! (p. 190).
Met haar besluit verzet Sita zich tegen de benauwende tradities en kiest zij voor vrijheid, zelfbevrijding en de eigen identiteit. Vrijheid betekent voor Vianen het doorsnijden van alle banden en het aangaan van geen enkele verplichting. Degene die zich bindt, wordt de gevangene van zijn omstandigheden, of zoals zij aan het eind van haar roman schrijft: Omdat ik weet wat ik niet wil: Stikken! Stikken! Stikken! (p. 213)
Na Sarnami, hai en Strafhok schreef Vianen nog een aantal andere romans (Ik eet, ik eet, tot ik niet meer kan, 1972; Het paradijs van Oranje, 1973, 1985; Geen onderdelen, 1979). In haar romans spelen de thema’s (ingeperkte) vrijheid, hypocrisie, gekonkel, vooroordelen, de kleinsteedsheid van de Surinaamse samenleving en de uitzichtloosheid een allesoverheersende rol. De scherpte in haar twee eerste romans zou echter, zoals Michiel van Kempen schreef, gaandeweg ‘oplossen in het gruis van haar bestaan’ (De Groene Amsterdammer, 23 januari 2019). Haar overige romans zouden dan ook nooit de populariteit van haar twee eerste boeken halen.
In Sarnami, hai schildert Bea Vianen, zoals Xandra Schutte in haar recensie schrijft, een genadeloos beeld van de man-vrouw-verhouding in het Suriname van de jaren vijftig, de knoet van achterdochtige vaders en daarna die van de echtgenoten (De Groene Amsterdammer, 4 november 2021). Afgelopen vijftig jaar is er weliswaar in dat opzicht het nodige veranderd, maar veel van wat Bea Vianen in Sarnami, hai beschrijft heeft vijftig jaar na dato nauwelijks aan actualiteit ingeboet. Dat maakt deze roman terecht tot een klassieker en de moeite waard om te lezen.
Voor een uitgebreid overzicht van de poëzie en proza van Bea Vianen, zie wikipedia>Bea Vianen
Bea Vianen, Sarnami, hai. Suriname, ik ben.
Amsterdam 2021: uitgeverij Cossee. 222 pp. € 22,99
Foto’s Bea Vianen: (1) Michiel van Kempen, Geschiedenis van de Surinaamse literatuur en (2) Literatuurgeschiedenis.org