Rol van politieke partijen in een democratische rechtsstaat

Hindorama.com
[ 23 september 2024 ]

Op 21 september 2024 organiseerde het wetenschappelijk bureau van VHP-Nederland voor de negende maal de Jagernath Lachmon lezing. Deze werd gehouden door mr. drs. Kanta Adhin en had als titel: Verkiezingen in een demo­cra­tische rechtsstaat – Rol van politieke partijen.

Kanta Adhin

In haar voordracht ging mevrouw Adhin in op de cruciale rol van politieke partijen in een democratische rechtsstaat. Ze besprak aspecten die van wezenlijk belang zijn voor het vertrouwen in politieke partijen en de politiek in het algemeen. Daarna werd gekeken naar de praktijk, met name in Suriname en met bijzondere aandacht voor de VHP.

Zij benadrukte dat democratie geen doel is op zich, maar een middel om de burgers een waardig bestaan te kunnen bieden. Het is dan ook van groot belang dat politieke partijen hun rol als instrumenten van democratie en ontwikke­ling serieus nemen. Ze moeten niet alleen in actie komen vlak voor verkiezingen om stemmen te vergaren, en de bevolking aldus slechts te zien als stemvee om hen in het zadel te helpen of te houden. Ze hebben een rol in educatie en bewustmaking van de burgers met betrekking tot democratische processen en nationale aange­legen­heden.

Mr. Rajen Budhu Lall (dagvoorzitter) en panelleden dr. Bharti Girjasing en drs. John Brewster

Doordat Suriname een geschiedenis van politieke partijen op etnische basis kent, heeft het vaak geschort aan een eenduidige focus op nationaal belang. Maar ook politieke partijen op niet-etnische basis, zoals de NDP, maken zich hieraan schuldig. Het beschermen van de persoon van de leider is daar belangrijker dan het beschermen van de democratische rechtsstaat.

Kanta Adhin ontvangt de Award VHP Nederland uit handen van de voorzitter mr. dr. Lachman Soedamah.

Behalve etnische scheids­lijnen die nog steeds een rol spelen in Suriname, zijn er ook andere verschillen: de enorme kloof tussen rijk en arm en, als doorwerking van de militaire periode, tussen rechts­statelijk- en niet-rechts­statelijkgezinden. Het is aan politieke partijen om legitieme groepsbelangen in te kaderen in het gemeen­schap­pelijk belang. Als politieke partijen maar een fractie van de door Jagernath Lachmon doorleefde politiek van onderlinge acceptatie van en respect voor alle groepen, politieke samenwerking en besef van nationale eenheid laten zien, zal Suriname er beter bij varen.

V.l.n.r. Henk Lalji (VHP NL), John Brewster, Soerin Mahesh (vz. Wetenschappelijk Bureau VHP NL), Kanta Adhin, Roy Ashruf (secr. Wetenschappelijk Bureau VHP NL), Bharti Girjasing, Lachman Soedamah (vz. VHP NL) en Rajen Budhu Lall

Foto’s Ranjan Akloe en Radjin Thakoerdin

Tijdens de bijeenkomst was er ook een videoboodschap van President Santokhi van Suriname.

Hieronder volgt de volledige tekst van de lezing.

Verkiezingen in een
democratische rechtsstaat
De rol van politieke partijen

 (9e Jagernath Lachmon Lezing door
mr. drs. Kanta Adhin
Breukelen, 21 september 2024)

 [Inleiding]

Elk volk krijgt de leiders die het verdient.  Een bekend gezegde.

Deze woorden – Toute nation a le gouvernement qu’il mérite – zijn van de Franse aristocraat, filosoof en politicus Joseph de Maistre die leefde ten tijde van de Franse revolutie (1753-1821). Hij keerde zich fel tegen het idee van de revolutie dat een volk zijn eigen staat kan vormgeven. De veelheid aan individuele meningen zou volgens hem onvermijdelijk tot verdeeldheid en instabiliteit leiden. Hij geloofde sterk in het ongeschreven goddelijke recht. De Goddelijke Voorzienigheid zou ervoor zorgen dat het volk de juiste regeerders krijgt, in de vorm van een monarch.

Beste mensen,

Heden ten dage is het principe dat de wil van het volk de grondslag zal zijn voor het gezag van de regering niet meer weg te denken. Dit is in 1948 vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en daarna in mensenrechtenverdragen en grondwetten.

In een democratische staat kiest de bevolking haar leiders. Tegenwoordig vormen de woorden van De Maistre een gezegde waarmee tot uitdrukking wordt gebracht dat de leiders van een land de keuzes en waarden van de bevolking weergeven. Indien deze niet geschikt blijken, moet men dus ook bij zichzelf te rade gaan. Periodieke en eerlijke verkiezingen bieden de mogelijkheid om de keuze aan te passen of juist te bestendigen.

In een rechtsstaat is de overheid gebonden aan het recht met als doel burgers te beschermen tegen machts­misbruik. Daarom wordt de macht in drieën verdeeld en bij verschillende instellingen belegd: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechtsprekende macht.

[Suriname democratische rechtsstaat]

Suriname is een democratische rechtsstaat. Artikel 1 van de Grondwet van 1987 bepaalt uitdrukkelijk – in tegen­stel­ling tot die van 1975 – dat de Republiek Suriname een democratische Staat is gebaseerd op de soevereiniteit van het volk en op eerbiediging en waarborging van fundamentele rechten en vrijheden. Voorts is vastgelegd dat het volk via algemene, vrije en geheime verkiezingen de volksvertegenwoordigende organen en de Regering samenstelt. Het parlement, De Nationale Assemblée, vertegenwoordigt het volk en is het hoogste orgaan van de Staat.

De wetgevende macht berust bij de Assemblée en de Regering; de uitvoerende macht berust bij de President die het staatshoofd en regeringsleider is; de regering is verantwoording schuldig aan de Assemblée. Daarnaast is er de rechterlijke macht belast met de rechtsprekende functie. Elke inmenging in opsporing, vervolging en zaken die bij de rechter aanhangig zijn, is verboden.

In de meeste landen, zo ook in Suriname, laat het volk zich vertegenwoordigen door middel van politieke partijen. Daarmee zijn politieke partijen een belangrijke actor in een democratische rechtsstaat. In de Surinaamse grondwet worden ze uitdrukkelijk genoemd. Er wordt dan van politieke organisatie gesproken.

In mijn voordracht zal ik ingaan op de rol van politieke partijen. Daarbij zal ik kijken naar aspecten die belangrijk zijn voor het vertrouwen in politieke partijen en, tot slot, naar de praktijk, met name in Suriname en met bijzondere aandacht voor de VHP.

[Rol politieke partijen]

De rol van politieke partijen is een brug te vormen tussen het volk en de overheid, waarbij ze verschillende stand­punten vertegenwoordigen. Bij een verkiezing stellen ze kandidaten op om een openbaar ambt te winnen. Bij winst vormen ze de regering en bepalen het overheids­beleid. Bij verlies voeren ze de oppositie en  proberen overheids­beleid bij te stellen. Stelsels waarbij uit meer dan één partij kan worden gekozen, worden beschouwd als essentiële voorwaarden voor een democratie.

Er kunnen bij wet wel voorwaarden worden gesteld aan politieke partijen om aan verkiezingen te kunnen meedoen, bijvoorbeeld het hebben van een minimale aanhang. De voorwaarden mogen er nooit toe leiden dat de politieke macht is voorbehouden aan bepaalde partijen en andere partijen daarvan worden weerhouden. Interessant is dat recent in Suriname het Constitutioneel Hof zich heeft uitgesproken tegen een forse verhoging van de te storten waarborgsom door politieke partijen. Kleine partijen zouden hierdoor disproportioneel worden geraakt hetgeen een inbreuk op het kiesrecht betekent.

Beste mensen,

Democratie is geen doel op zich, maar een middel om de burgers een waardig bestaan te kunnen bieden. Het is dan ook van groot belang dat politieke partijen hun rol als instrumenten van democratie en ontwikkeling serieus nemen. Ze moeten niet alleen in actie komen vlak voor verkiezingen om stemmen te vergaren, en de bevolking aldus slechts te zien als stemvee om hen in het zadel te helpen of te houden.

Wanneer politieke partijen de staatsmacht slechts zien als middel tot zelfverrijking of begunstiging van slechts een bepaalde groep of groepen, vormen zij een bedreiging voor de democratische rechtsstaat. Deze is er voor het welzijn van alle burgers. In de woorden van Michael Manley, voormalig premier van Jamaica: “Als het doel van politiek is  het verdelen van gunsten, kun je er maar beter voor zorgen dat er genoeg gunsten zijn voor iedereen.”

[International IDEA]

In de jaren negentig was ik namens Nederland betrokken bij de oprichting van de internationale organisatie International Institute for Democracy and Electoral Assistance (Inter­na­tional IDEA). De oprichting was een initiatief van een Zweedse politicus en werd ondersteund door een aantal internationale kopstukken. Onder hen was de onlangs overleden Guyanese staatsman Shridath Ramphal die zich bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt voor economische samenwerking tussen ontwikkelings­landen. Hij stond aan de wieg van CARICOM en vormde de groep van Afrikaanse, Caraïbische en Stille Oceaan (Pacific) landen (ACS / ACP) voor een betere onderhandelingspositie met de Europese Unie bij het aangaan van handels­over­een­komsten. De nieuwe organi­satie noemde hij  altijd een Excellent IDEA.

In de jaren negentig zagen we namelijk een golf van democratiseringsprocessen na de val van de muur. Maar ook in landen waar burgeroorlogen werden beëindigd, alsook in Zuid-Afrika waar de apartheid werd afgeschaft. Vaak was er een nadruk op verkiezingen, maar periodieke verkiezingen alleen zijn geen garantie voor een gezonde democratie. International IDEA werd opgericht als een centrum voor kennisverzameling en -opbouw. In de loop der tijd zijn er diverse publicaties tot stand gekomen. Uit de veelheid aan materiaal heb ik een zevental punten gedistilleerd met betrekking tot politieke partijen.

In een ideale situatie zien we graag het volgende van politieke partijen:

  1. Ze moeten ervoor zorgen dat de veelheid aan individuele meningen wordt gestructureerd. Zij mobiliseren burgers en ontwikkelen een gevoel van betrokkenheid met het politieke systeem en de democratie. Ze betrekken burgers bij de partij en bij nationale aangelegenheden. Daarbij kunnen ze zich al dan niet laten leiden door een bepaalde ideologie.
  2. Zij zetten de burgers aan tot actieve deelname aan het verkiezingsproces en bieden via partij- en verkiezingsprogramma’s de mogelijkheid tot het maken van een geïnformeerde keuze.
  3. Ze werven leiders voor de regering en via de partij kunnen potentiële leiders en ander kader zich ontwikkelen.
  4. De interne organisatie is democratisch. Er is aandacht voor goede interne communicatie – leden voelen zich gehoord – en voor externe commu­ni­catie; de partij zit niet in een cocon. Er is sprake van transparantie, o.a. over partijfinanciering. De partij heeft corrigerend vermogen.
  5. De partij vervult zijn rol in het parlement – het hoogste staatsorgaan – op waardige wijze. De controle op het overheidsbeleid wordt op serieuze wijze uitgevoerd.
  6. De regerende partij zorgt voor samenhang en eenheid binnen de regering. Er is een regeer­programma en de leden van de regering werken als één geheel om gemeenschappelijke doelen te bereiken. Er wordt serieus omgegaan met de verantwoordingsplicht aan het parlement.
  7. Omdat er vaak sprake is van coalities, moeten politieke partijen verder kijken dan alleen naar hun eigen programma om gemeenschappelijke belangen te kunnen bundelen. Ze moeten in staat zijn coalities te sluiten om een zo breed mogelijk draagvlak vanuit verschillende groepen te creëren.

Dit zijn belangrijke punten voor vertrouwen van burgers in politieke partijen en de politiek in het algemeen. En daarmee voor een stabiele democratie. Maar het gaat zeker niet om een uitputtende opsomming. Aan de hand van deze punten zal ik een aantal ontwikkelingen in Suriname bespreken met speciale aandacht voor de VHP.

[Punt 1:  Individuele meningen structureren en burgers mobiliseren]

In het algemeen speelt bij de vorming van politieke partijen vaak een reeds bestaande verdeeldheid in de samenleving een rol. Het kan dan gaan om een scheidslijn tussen klassen, religieuze of etnische groepen waarvan politieke belangenbehartiging ter hand wordt genomen. In Suriname zijn politieke partijen langs etnische lijnen ontstaan, omdat er sprake was van ongelijkheid tussen etnische groepen; zowel sociaal-maatschappelijke als politieke ongelijkheid.

Begin jaren veertig werd door Nederland zelfbestuur in het vooruitzicht gesteld (resulterend in de totstandkoming van het Statuut in 1954, waarbij Suriname een gelijkwaardig rijksdeel werd). Er ontstonden toen organisaties die het nationaal en politiek bewustwordingsproces onder de verschillende bevolkingsgroepen bevorderden. Genoemd kunnen worden de Unie Suriname bij de lichtgekleurde Creolen en de  Hindostaans-Javaanse Centrale Raad. Uit de Unie kwam in 1946 de Nationale Partij Suriname (NPS) voort en uit de Centrale Raad enkele Hindostaanse en Javaanse partijen. In 1949 werd uit een bundeling van drie partijen de Verenigde Hindostaanse Partij (VHP) opgericht. Het betrof een bundeling van de Moslim Partij, de Hindostaans-Javaanse Partij en de Hindoe partij. Je ziet dat er bij de Hindostanen ook sprake was een religieuze scheiding die met de VHP werd opgeheven. Bij de Javanen kwam in dat jaar de KTPI tot stand. Deze drie partijen (NPS, VHP en KTPI) speelden lange tijd een dominante rol in de Surinaamse politiek. Bij alle drie partijen heeft ontevre­den­heid binnen de partij tot afsplitsingen geleid en de vorming van nieuwe op etnische leest geschoeide partijen (PNP, Actiegroep, HPP, SRI, Pendawalima, Pertjajah Luhur).

Bij etnische partijen is er doorgaans geen sprake van een leidende ideologie die de aanhangers met elkaar verbindt. Classificaties als links-rechts, conservatief – liberaal – socialistisch zijn dan ook niet van toepassing. Als zogenoemde catch all of big tent parties richten zij zich op de groep als geheel met als voornaamste doel niet te worden overheerst door een andere etnische groep.

Bij de NPS kon je wellicht spreken van Creools nationa­lis­me. De lichtgekleurde Creolen zagen zich als de natuurlijke bestuurlijke opvolger van de kolonisator. Later was het Creools nationalisme sterk aanwezig bij de Partij Nationalistische Republiek (PNR) die in 1961 werd opgericht en onafhankelijkheid op korte termijn nastreefde.

De Hindostanen en Javanen die tot eind jaren veertig niet als volwaardige burgers van Suriname werden beschouwd, moesten strijden tegen hun politieke achterstand. Ook na de invoering van het algemeen kiesrecht in 1948 woog hun stem minder zwaar dan dat van de Creolen. Bij de VHP en de KTPI ging het dan ook vooral om emancipatie- en identiteitspolitiek. Toen de Inheemsen en Marrons begin jaren zestig ook effectief kiesrecht hadden – nadat ze waren geregistreerd – ontstonden ook etnische Marron partijen, zoals de Algemene Bosneger Partij en de Progressieve Bosnegerpartij. Later kreeg je de BEP, waarvan ABOP een afsplitsing is.

Na de onafhankelijkheid kwamen er enkele ideologische partijen van intellectuelen die met het communisme en marxisme sympathiseerden. Zij hadden weinig aanhang. Tijdens de militaire dictatuur zagen zij hun kans op politieke invloed schoon (PALU en RVP). Daarnaast zijn er diverse partijen opgericht uit ontevredenheid met gevoerd beleid die niet op etnische basis zijn geschoeid. Denk bijvoorbeeld aan DA’91, DOE en meer recent PRO en STREI.

Van een andere orde is de NDP die in 1987 na de militaire periode werd opgericht. Met deze partij streefden de (ex) militairen naar voortzetting van de macht, nu via democratische weg. Deze partij vertoont trekken van wat men in de literatuur een persoonlijke partij (personal party) noemt. Dit is een type politieke partij die door een persoon wordt opgericht om zijn eigen belangen te bevorderen. Denk aan hoe Bouterse zijn politieke functie heeft gebruikt, misbruikt,  om het Decembermoordenproces waarin hij als hoofdverdachte terechtstond, te frustreren.

[Van etnisch naar nationaal]

Het gevaar van etnische politieke partijen is dat hun focus op etnische belangenbehartiging ten koste gaat van oog voor het nationale belang. Ze schromen niet om de etnische verdeeldheid in de samenleving aan te scherpen om politieke macht te verwerven.

In de jaren zestig had de VHP (samen met de NPS) regeermacht. De kwestie van onafhankelijkheid van Suriname kwam steeds meer op de agenda. Inmiddels had de Hindostaanse bevolkingsgroep al een behoorlijke emancipatoire slag gemaakt. Men besefte dat een verschuiving van groepsbelang naar nationaal belang diende plaats te vinden. Dit besef leidde onder andere tot verandering van de naam in 1966 in Vatan Hitkari Party (Partij ter bevordering van het Nationaal Welzijn). Deze Hindi naam had echter nog steeds een etnische lading. Met de toenemende polarisatie tussen Creolen en Hindostanen begin jaren ’70 wilde men er geen misverstand over laten bestaan dat de VHP geen besloten Hindostaanse partij meer was. In 1973 werd de naam Vooruitstrevende Hervormingspartij.

In zijn Lachmon lezing in 2016 uitte Ruben Gowricharn zich erg negatief over de naamsverandering; hij schreef deze toe een bijna pathologische behoefte van partijleider Lachmon om niet voor etnisch te worden uitgemaakt. Je kunt het misschien ook gewoon voortschrijdend inzicht noemen.

Inmiddels positioneert de VHP zich als een sociaal­democratische, sociaalliberale en ‘groene’ partij. De huidige coalitiegenoten van de VHP – ABOP en PL –  maken er geen geheim van dat zij nog steeds etnisch mobiliseren. Recent zijn ze gefuseerd tot een partij de ABOP-PL: Alternatief voor het Bevorderen van Ontwikkeling, Productiviteit, Participatie van alle Landgenoten.

De huidige leider Chan Santokhi heeft veel inspanningen verricht om de partij een multi-etnisch karakter te geven en zich te richten tot alle Surinamers. Bij de verkiezingen in 2020 kon de partij ook rekenen op veel stemmen vanuit andere groepen. In de praktijk blijkt het toch lastig voor de partij zich van een etnisch imago te ontdoen. Voor velen staat de H in VHP nog voor Hindostaans.

[Punt 2: Aanzetten tot actieve deelname aan verkie­zingen en geïnformeerde keuze]

In Suriname komt het nog te vaak voor dat politieke partijen geen moeite doen om kiezers op te voeden en voor te lichten zodat zij een goed geïnformeerde stem kunnen uitbrengen. Het is maar een kleine groep die serieus verkiezingsprogramma’s doorneemt. Partijen rekenen te veel op etnische loyaliteit of blindelingse adoratie van de partijleider. Zeker van één die mooie praatjes verkoopt als U vraagt wij draaien, zonder zich te storen aan rechtsstatelijke kaders.

Daarnaast wordt steun vaak gekocht door beloftes voor benoeming in overheidsdienst, een terrein, een vergun­ning, of door gewoon pakketjes uit te delen of letterlijk met geld te strooien.

Verkiezingsleuzen bevatten ook vaak beloftes die moeilijk waar te maken zijn. Dit gold met name bij de afgelopen verkiezingen. De miserabele staat waarin Suriname verkeerde, kon onmogelijk in een handomdraai worden verbeterd. Toch wekte de VHP met de slogan Wo set’en de indruk dit wel te kunnen fixen. Kiezers voelen zich dan snel bedrogen als zij niet snel verbetering zien.

[Punt 3: Voortbrengen van politiek leiders]

Bij politieke partijen die voortkomen uit verzetsgroepen, zijn de leiders over het algemeen ook degenen die daar een leidende of anderszins prominente rol hebben vervuld. Bij de VHP was dat de heer Lachmon. Hij vervulde in de jaren veertig een prominente rol in de sociaal-culturele organisatie Djagaran (Ontwaakt) die de leef­omstandig­heden van de districtsbewoners ter discussie stelde. En in de Hindostaans-Javaanse Centrale Raad die streed tegen de achtergestelde politieke positie van de Hindostanen en Javanen. Hij was een van leidende figuren in de strijd voor algemeen kiesrecht in Suriname. Volgens Evert Gonesh, die een politieke biografie van Lachmon schreef, viel het leiderschap van de VHP hem in de schoot. Er waren geen rivalen.

Lachmon is daarna tot aan zijn overlijden in 2001 de politiek leider van de VHP geweest: 52 jaar lang. Hij mag zeker worden geroemd om wat hij heeft betekend voor Suriname:

  • een democraat die met zijn verbroederingsideologie ijverde voor onderlinge acceptatie van alle groepen, voor politiek samengaan, voor het kweken van een besef van nationale eenheid en gezamenlijke lots­bestemming. Hij verwierf de bijnaam Papa Lach.
  • Hij was de staatsman met gezag die Suriname uit de militaire periode heeft geloodst.

Maar wat betekent zijn 52 jaar leiderschap ook? Het wijst op een weinig stimulerende omgeving binnen de partij voor kritiek en ontwikkeling van potentieel leiderschap.

Voor Lachmon was zijn verbroederingspolitiek een diep gevoelde politiek. Het was als het ware de wet van zijn wezen, waarvoor hij  bereid was veel concessies te doen. Aan de andere zijde ontbrak dit diepe gevoel en ging het puur om politiek en macht.  Binnen de partij was er ook kritiek op deze ‘onderdanige politiek’. Voor critici leek er echter geen andere weg dan zich af te splitsen (denk aan Actiegroep, HPP, BVD- Beweging voor Vrijheid en Democratie). Velen keerden uiteindelijk terug.

Het gebrek aan nieuw leiderschap wreekte zich toen de VHP na de militaire periode de president leverde. Lachmon zelf was daar niet voor beschikbaar, omdat hij voor zichzelf altijd de positie van parlementsvoorzitter koos. In die rol kon hij zijn principes en waarden blijven uitdragen; als regeringsleider zou hij in een kwetsbare positie kunnen komen en zijn principes geen gestand kunnen doen. In het politiek testament van Lachmon dat Roy Khemradj optekende, is te lezen dat hij de positie van president aan de NPS had aangeboden. Uit goed fatsoen kon die partij op dat moment dat aanbod niet accepteren. De uiteindelijk naar voren geschoven VHP-er Shankar ontbrak het, met alle respect, aan de politieke statuur die in die periode broodnodig was.

Lachmon was geen machtspoliticus in tegenstelling tot Pengel en Arron. Maar binnen zijn partij was hij opper­machtig. Maha Sabhapati – Grote Voorzitter. Zijn opvolgers kozen wel voor een prominente rol in de regering. Zijn opvolger, Ram Sardjoe, dankte de positie aan het feit dat hij meer dan 40 jaar als trouwe rechterhand, als het ware de schaduw van Lachmon was geworden. Hij volgde Lachmon ook op als parlementsvoorzitter, maar koos in 2005 voor het vicepresidentschap. De huidige leider, Santokhi verwierf grote populariteit nationaal en internationaal vanwege zijn daadkrachtig optreden als minister van Justitie en Politie tegen zware criminaliteit, met name drugscriminaliteit. Eenmaal president kon hij deze reputatie niet vasthouden; hij ging in zee ging met Brunswijk als vicepresident, de politiek leider van ABOP die onder meer gelieerd is aan drugshandel. In Nederland en Frankrijk is hij daar zelfs voor veroordeeld. In de afgelopen jaren heeft hij zich ook laten kennen als iemand die er niet voor terugdeinst de rechterlijke macht en journalisten te intimideren.

Onder Santokhi heeft de VHP vernieuwing ondergaan. Met zijn moderner leiderschap zal er hopelijk nu wel sprake zijn van ontwikkeling van potentieel leiderschap en kan de partij zich goed voorbereiden op de grote uitdagingen waar Suriname voor staat.

[Punt 4: Partijorganisatie]

De Surinaamse grondwet schrijft voor dat de interne organisatie van politieke partijen democratisch moet zijn. Dit moet in de statuten tot uiting komen. In Suriname zou een PVV niet worden erkend als politieke organisatie. De VHP-statuten zijn in 2016 gewijzigd.  Er bestond al en tijdje onvrede binnen de partij over de interne organisatie. Na het aantreden van Santokhi in 2011 zijn veranderingen aangebracht. Met de gewijzigde statuten is er volgens de partij nu sprake van volledige moderniteit, democratie en transparantie. Er is onder andere een beperking ingevoerd op het aantal termijnen dat personen een functie kunnen bekleden. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken.

Ik wil niet te diep ingaan op de structuur van partijen, maar hier het volgende opmerken. In Suriname is het gebruikelijk dat de functies van politiek leider en partijvoorzitter samenvallen. Dat geldt ook voor de VHP. In de situatie dat de partijvoorzitter ook president van het land is, is het normaal dat deze minder aandacht kan besteden aan partij-aangelegenheden. Als dit binnen de partij niet adequaat kan worden opgevangen, kan dit tot ontevreden­heid leiden.

T.a.v. externe communicatie: Politieke partijen hebben een speciale rol, maar zijn niet gescheiden van de maat­schappij. Ze moeten ook goed communiceren met maatschappelijke organisaties, als vakbonden, vrouwen­organi­saties en dergelijke. Ik heb het niet over innige banden, want het is niet de bedoeling dat deze organisaties verlengstukken van politieke partijen zijn. In Suriname zien we dat vaak met vakbonden. Politieke partijen moeten hun standpunten toetsen bij zulke organisaties en waar nodig bijstellen.

Een heel belangrijke en gevoelige kwestie is transparante partijfinanciering.

De Grondwet schrijft voor dat politieke partijen jaarlijks informatie moeten publiceren over hun inkomstenbronnen en rekeningen. Maar er is geen toezichthoudende instantie en er zijn geen sancties als de informatie niet op tijd wordt ingediend, nietszeggend of zelfs onnauwkeurig is.

Politieke partijen in Suriname ontvangen geen enkele vorm van directe of indirecte overheidsfinanciering. Er zijn geen regels voor particuliere financiering; anonieme bijdragen zijn toegestaan. Dit maakt de weg vrij voor schimmige relaties met financiers die invloed op het beleid willen uitoefenen en/of hun bijdrage dubbel en dwars terug willen via vergunningen, aanbestedingen en dergelijke. Nog ernstiger is wanneer het om drugsgelden of ander crimineel geld gaat. Dit kan een directe bedreiging voor de rechtsstaat betekenen. In een kleine samenleving als Suriname is het niet makkelijk zaken geheim te houden. Maar onduidelijkheid leidt alleen maar tot speculaties over  invloed van deze en gene.

Het is ook niet expliciet verboden in de wet voor regeringspartijen om publieke middelen te gebruiken om hun kandidaten te promoten. Het zou regeringspartijen echter sieren als ze dit niet beschouwen als een vrijbrief om dit wel te doen, en de verschillende rollen goed weten af te bakenen.

[Punt 5:  Rol in parlement]

Het parlement controleert het regeringsbeleid. In de praktijk zien we vaak dat deze controle wordt uitgelegd als het onderuit halen van elk regeringsbeleid omdat het van de tegenpartij is. Of het steunen van elk beleid omdat het van de eigen partij is. Een beoordeling op basis van nationaal belang en beginselen van de rechtsstaat blijft dan achterwege. De amnestiewet van 2012 is een berucht voorbeeld.

Het komt overigens regelmatig voor dat een partij in de oppositie regeringsbeleid afkeurt, maar eenmaal aan de knoppen hetzelfde doet. Ook de VHP heeft zich hieraan schuldig gemaakt met het zogenoemde Friends & Familybeleid.

De voorzitter van het parlement speelt een belangrijke rol in het bewaken van de waardigheid van dit college. Hij of zij moet boven partijen kunnen staan. Lachmon heeft deze functie vijfmaal vervuld en werd alom gerespecteerd. In 2020 werd er echter een loopje genomen met dit hoge ambt, toen de ABOP-leider dit maar voor een dag vervulde en vervolgens naar de functie van vicepresident over­stapte. Dit, om tweemaal een record op zijn naam te vestigen: dat van eerste parlementsvoorzitter en eerste vicepresident van Marron afkomst.

Het Surinaamse parlement heeft sowieso bepaald geen goede naam. Er wordt niet serieus gedebatteerd. Veel leden hebben ook niet de kennis voor een inhoudelijke discussie. Ze spelen het daarom op de man of vrouw of proberen de lachers op hun hand te krijgen. Niet zelden zijn er ordinaire scheldpartijen. De serieuze leden binnen een partij worden dan overschaduwd door de incapabelen, de jokers en de straatvechters. Dat leidt tot denigrerende aanduidingen van het parlement als circus stupido en keskes sani (apentoestanden).

Parlementsleden die beseffen wat dit hoge ambt betekent, zouden los van partijpolitiek met de voorzitter moeten optrekken om te trachten het niveau in dit college op een hoger plan te brengen. Vooropgesteld dat de voorzitter inderdaad boven partijen staat.

Er zijn politieke partijen, zoals de VHP, die hun mensen trainen voor hun vertegenwoordigende rol. Partijen die dat niet zelf doen, en zichzelf wel serieus nemen, kunnen wellicht terugvallen op trainingen van externe instituten.

[Punt 6: Eenheid van beleid]

In Suriname is er doorgaans geen sprake van één regerende partij. Maar ook in samenwerking met meer partijen is eensgezindheid belangrijk. Dat dit in de praktijk een grote uitdaging kan zijn, behoeft geen betoog. We hoeven nu ook maar even naar Den Haag te kijken!

Regelmatig worden samenwerkingsverbanden verbroken, omdat er geen overeenstemming is ten aanzien van beleid. In Suriname zagen we vorig jaar dat de NPS uit de coalitie trad, omdat de partij zich niet voldoende betrokken voelde bij beleidsbeslissingen.

Maar ook binnen een partij gebeurt het dat bewindslieden niet eensgezind optrekken. Dit kan door gebrekkige coördinatie komen; maar niet zelden zijn het ego’s die een rol spelen. Binnen een partij kunnen er individuele bewindslieden zijn met eigen ambities die niet per se parallel lopen met het regeringsbeleid. Ook kan het zijn dat een regeringsleider zich door personen buiten de partij laat beïnvloeden en een spoor uitzet dat niet of niet volledig gedragen wordt binnen de partij.

Hier wil ik in dit verband het diasporabeleid van de regering Santokhi noemen, omdat de gemeenschap in Nederland daar direct bij betrokken is. Terwijl de president dit met verve uitdraagt, stagneert de uitvoering. Niet alleen omdat dit beleid misschien veel beter moet worden uitgewerkt, maar ook omdat het niet door iedereen wordt gedragen. Binnen de regering niet, maar ook binnen de VHP niet. In Suriname is er nog altijd een grote gevoeligheid om kennis en kunde van de diaspora te betrekken. Laat staan kapitaal, waarmee deze zich een invloedrijke positie zou kunnen verschaffen.

[Punt 7: Coalities met zo breed mogelijk draagvlak]

Beste mensen,

Ik kom nu aan het laatste punt en daarna tot een afronding.

Ik gaf al aan dat er in Suriname in de regel sprake is van coalities van twee of meer partijen. Voor stabiele coalities is een focus op het gemeenschappelijk belang essentieel. Met zijn verbroederingspolitiek propageerde Lachmon het ideaal van nationale eenheid met daarin ruimte voor verscheidenheid maar met het besef van gezamenlijke lotsbestemming.

Behalve etnische scheidslijnen die nog steeds een rol spelen, zijn er ook andere. Bijvoorbeeld, de enorme kloof tussen rijk en arm en, als doorwerking van de militaire periode, tussen rechtsstatelijk- en niet-rechtsstatelijk­gezinden. De uitdaging is om legitieme groepsbelangen in te kaderen in het gemeenschappelijk belang. Starre ideologieën of partijbeginselen zijn niet bevorderlijk voor brede coalities. Men moet af en toe over zijn eigen schaduw heen kunnen springen.

Ontwikkeling van een bepaalde sector waar een groep dominant in aanwezig is, is niet per se bevoordeling van die groep, als het een vehikel is voor nationale economische groei. In het verleden zijn te vaak activiteiten in de districten onderontwikkeld gebleven, terwijl het ambte­naren­apparaat in Paramaribo tot een waterhoofd uitgroeide.

De aanpak van ongebreidelde houtkap en goudwinnings­activiteiten in het binnenland, of van witwas­praktijken van rijke ondernemers is geen benadeling van een bepaalde groep. Maar bescherming van Suriname tegen ernstige milieuvervuiling en georganiseerde misdaad.

Het is aan politieke partijen om burgers bewust te maken van de beginselen van de democratische rechtsstaat in het belang van nationale groei en welzijn. Het is ook een opdracht van de Grondwet aan hen.

[Tot slot]

De goeroe van Jagernath Lachmon, Julius Caesar de Miranda, die in 1949 de eerste premier van Suriname werd, sprak in 1946 bij zijn afscheid als Statenlid de volgende woorden:

De democratie eischt groepsopvattingen, doch daaren­boven staan de belangen van de gemeenschap. Verstaat elkander want dan komt gij veel verder dan nu. Laat ons zoeken wat ons vereenigt en afwerpen hetgeen ons scheidt.

Deze woorden zijn nog steeds onverkort geldig. Jagernath Lachmon heeft deze woorden in zijn verbroederings­ideologie geïncorporeerd en doorleefd. Als alle politieke partijen maar een fractie van dat commitment laten zien, zal Suriname de leiders kunnen krijgen die het verdient. Leiders, die een land dat gezegend is met vruchtbare grond, met waardevolle grondstoffen, met een tropisch regenwoud en dat vrij is van natuurrampen, ontwikkelen tot een land waarin alle Surinamers een waardig bestaan hebben.

Ik dank de organisatie VHP Nederland voor het kunnen houden van deze voordracht. En u allen voor het willen luisteren.

TOP