
Dr. Freek L. Bakker
Jaswina Elahi en Ruben S. Gowricharn, Ongezien ongehoord: Hindostanen in de Nederlandse koloniale geschiedenis, Zutphen: Walburg Pers 2023, 240 p., ISBN 978-94-6456062-6, prijs €24,99.
Eind mei 2023 kwam dit boek op de markt. Het is, zoals de titel zegt, een overzichtswerk over de geschiedenis van de Hindostanen in de Nederlandse koloniale geschiedenis. Tegelijk gaat een belangrijk deel van het boek ook over de periode na de onafhankelijkheid van Suriname, dus na de koloniale tijd, en over de Hindostanen in Nederland.
Het is breed bekend dat hoogleraar Chan E.S. Choenni een aantal uitgebreide studies over dit onderwerp geschreven heeft. Daarnaast hebben ook anderen kleinere publicaties over deze materie het licht doen zien. Toch wil ik een klein pleidooi houden voor dit boek van Ruben Gowricharn en Jaswina Elahi. Gowricharn werd in 2015 benoemd tot de opvolger van Choenni op de Lalla Rookh-leerstoel. In zijn eerdere werk heeft Gowricharn laten zien dat hij andere accenten legt en nogal eens behoorlijk kritisch kan zijn op zijn eigen etnische groep.
De titel van het boek wijst op de geringe aandacht die er in Nederland is voor de Hindostanen. Zij gelden als mensen die op bijna probleemloze wijze in het moederland geïntegreerd zijn. Dat gebrek aan problemen zou mogelijk ook een van de oorzaken van het gebrek aan belangstelling voor hen kunnen zijn. Ze vallen niet op en daardoor trekken zij nauwelijks aandacht.
De auteurs bespreken drie grote thema’s en geven daar een eigen visie op. Allereerst brengen zij naar voren dat de contractarbeiders niet geworven zijn om de slaven te vervangen, maar om ervoor te zorgen dat er goedkopere loonarbeiders kwamen, van wie de lonen al in contracten waren vastgelegd voordat zij in Suriname gearriveerd waren. Hoewel contractarbeid iets heel anders is dan slavernij, hebben de contractarbeiders wel zwaar geleden. Ook zij waren object van koloniale uitbuiting en werden in veel gevallen bijna net zo behandeld als de slaven. De afschaffing van de slavernij maakte geen einde aan de koloniale exploitatie van mensen. Maar de contractarbeiders waren na hun contractperiode wel weer vrij.
Het tweede thema dat de auteurs aan de orde stellen is dat de periode dat contractarbeiders weer vrij waren de tijd is geweest waarin zij de eigen Hindostaanse cultuur vorm begonnen te geven. Natuurlijk was dat al op de plantages begonnen, maar in de periode daarna werden de contouren geschetst waarin deze cultuur tot ontwikkeling ging komen. Volgens de auteurs waren het niet de meest succesvollen die in de Caraïben achterbleven, integendeel. Het waren vooral de mensen die niet anders konden vanwege hun armoede bijvoorbeeld. Maar er waren ook mensen die sowieso weinig gemotiveerd waren om naar Brits-Indië met zijn kastensamenleving terug te keren, met name veel vrouwen. In Suriname werd vervolgens jarenlang grote armoede geleden, maar uiteindelijk lukte het om de rijstverbouw op poten te krijgen en van rijst het Surinaamse volksvoedsel te maken. In het vervolg daarvan werden ook de nodige structuren opgezet om de eigen religie vorm te geven. In de beschrijving hiervan blijkt dat de auteurs niet goed op de hoogte zijn van de verschillende wrijvingen en conflicten die er waren. Met name die in islamitische kring zijn hen ontgaan. Niet de moskee van de Surinaams Islamitische Vereniging (SIV) aan de Keizerstraat, die wel wordt genoemd, is de belangrijkste moskee van Paramaribo, maar het bedehuis van de Surinaamse Moeslim Associatie (SMA) aan de Kankantriestraat, dat niet wordt vermeld. Tevens laten de schrijvers zien hoe de Hindostanen hun cultureel erfgoed in toenemende mate vorm geven in een cultuur van feesten en festivals die de onderlinge verbondenheid versterken. ‘Hindostanen zijn veranderd van een sober levende tot een feestende gemeenschap’ (p. 155). Dat begon al toen er bij de hindoe tempels grote zalen kwamen om daar bruiloften te vieren en andere bijeenkomsten te houden. Deze verandering ging bovendien samen met nieuwe ontwikkelingen in de Hindostaanse muziek.
Het derde thema is het gegeven dat de Hindostaanse bevolkingsgroep in Nederland ongezien en ongehoord is. Veel jongeren vragen zich bovendien af of ze Indiaas, Surinaams of Nederlands zijn. Velen komen, mede na een of meer reizen naar India, tot de conclusie dat ze toch vooral Surinaams zijn.
De eigen benadering van de Hindostaanse geschiedenis en de aandacht voor de culturele ontwikkelingen onder de Hindostanen en dan met name die in de muziek en in het theater maken dit boek uniek. Maar helaas is het boek te snel uitgegeven. Het wordt ontsierd door spelfouten, fouten in de formulering van het Nederlands en echte fouten. Eén zo’n fout is dat op p. 123 staat dat het Ramlila zijn inspiratie vindt in het Mahabharat. Op 146 blijken de auteurs heus wel te weten dat het toneelspel gebaseerd is op het Ramayan. Het is duidelijk dat een extra correctie door iemand met een grondige kennis van het Nederlands en de Hindostaanse cultuur het boek goed gedaan zou hebben. Misschien wordt dat bij de tweede druk goedgemaakt.