President Venetiaan: een miskend staatsman

Hans Ramsoedh
[ 23 november 2022 ]

Dr. Hans Ramsoedh publicist en historicus

President Ronald Venetiaan (Vene) is de langstzittende president van Suriname. Hij diende drie termijnen (1991-1996, 2000-2005 en 2005-2010), geldt als de man van moreel-ethische principes en met ‘tien schone vingers’. In de Surinaamse politieke con­text zijn deze kwalifi­ca­ties hoogst uitzonderlijk. In zijn vijftien jaar als president kwam hij steeds aan de macht toen het land er slecht voor stond. In 1991 en 2000 slaagde hij erin op eigen kracht het land uit het sociaaleconomische moeras te halen en in 1991 wist hij het machtsvraagstuk op te lossen door de oude legertop geleid door Desi Bouterse weg te zuiveren. Onder zijn presidentschap werd in augustus 1992 formeel de binnenlandse oorlog beëindigd. Ondanks deze uitzonder­lijke staat van dienst wist Venetiaan echter niet het hart van het Surinaamse volk te winnen. In deze bijdrage bespreek ik een aantal verdiensten van deze president en waarom hij niet de waardering kreeg die hij verdiende.

President Ronald Venetiaan. Foto: Nationale Voorlichtingsdienst

Achtergrond Venetiaan en ministerschap
Venetiaan (18 juni 1936) is geboren in het district Para. Na de mulo bezocht hij de Algemene Middelbare School (AMS) die hij in 1955 afrondde. In dat jaar vertrok hij naar Nederland om in Leiden wis- en natuurkunde te studeren. In deze universiteitsstad was hij actief binnen de Surinaamse Studenten Vereniging (SSV) en was een van de redacteuren van het door deze vereniging uitgegeven blad Mamjo (lappendeken). Tijdens zijn studietijd schreef hij liedjes, cabaret en toneelscènes. Ook publiceerde hij poëzie onder het pseudoniem VENE. Enkele van zijn gedichten waarin het leed van de slavernij en de vrijheidsdrang belangrijke motieven vormen verschenen later in het literair tijdschrift Moetete (1968). Na zijn studie keerde Venetiaan in 1964 terug in Suriname en werd hij docent aan de AMS. Van 1969 tot 1973 maakte hij deel uit van de directie van deze middelbare school.
Ondanks zijn vriendschap met nationalistische dichters als Dobru was Venetiaan geen lid van een politieke partij. Naar we mogen aannemen zal hij affiniteit hebben gehad met de culturele en politieke idealen van de Partij Nationalistische Republiek (PNR) van Eddy Bruma, maar van een lidmaatschap van deze partij was geen sprake. In de jaren zestig kon namelijk een lidmaatschap van de PNR belangrijke negatieve gevolgen hebben voor de carrière van personen in overheidsdienst. De grootste Creoolse partij, de Nationale Partij Suriname (NPS), was namelijk met de PNR in een concurrentiestrijd verwikkeld om de gunst van de Creoolse kiezer.

Toen de Nationale Partij Kombinatie (NPK, Creools eenheidsfront) in 1973 aan de macht kwam werd Venetiaan tot zijn verrassing door Henck Arron (premier tussen 1973 en 1980) gevraagd om minister van Onderwijs te worden. Hoewel er binnen de NPS enig wantrouwen heerste tegen een ministerschap van Venetiaan (hij was toen nog geen lid van deze partij en werd gezien als iemand met PNR-sympathieën) wist Arron diens kandidatuur aan de partij te verkopen door te refereren aan het feit dat Venetiaan evenals Jopie Pengel (de vroegere leider van de NPS) uit Para afkomstig was en dus uit het ‘goede hout’ was gesneden. Het district Para was traditioneel een NPS-district, maar voor Arron was doorslaggevend dat Venetiaan tijdens de algemene stakingen in Suriname in 1969 en tussen 1971-1973 een leidersrol had vervuld. Venetiaan bekleedde het ministerschap van Onderwijs van 1973 tot februari 1980 toen de militairen onder leiding van Desi Bouterse de regering-Arron wegschoten. In tegenstelling tot veel ministers inclusief premier Arron die onderdoken toen de militairen de macht grepen, ging Venetiaan de dag na de staatsgreep onverschrokken naar zijn ministerie om zich aan zijn taken te houden. Hij had een houding van: ‘Ik hoor wel van de militairen of mijn aanwezigheid op het ministerie wel of niet gewenst is’. Tijdens de eerste maanden van de staatsgreep kreeg Venetiaan huisarrest opgelegd. Na opheffing van het huisarrest was hij als docent verbonden aan de Anton de Kom universiteit.

Herdemocratisering onder militaire escorte
Hoewel de militairen in 1987 terugkeerden naar de kazerne en de democratie weer werd hersteld, werd het echter een herdemocratisering onder ‘militaire escorte’. Zo kreeg het leger in de nieuwe grondwet van 1987 een politieke en juridische macht: het Nationaal Leger werd de militaire voorhoede van het volk van Suriname en belast met de bescherming van de hoogste rechten en vrijheden van land en volk. Ook werd het de militairen toegestaan met een eigen politieke partij aan de verkiezingen deel te nemen met aldus een bevelhebber die de kazerne tevens als politiek podium zou gebruiken. Formeel was de president opperbevelhebber van het leger, maar zijn zeggenschap was nihil. Met de nieuwe grondwet in 1987 kreeg Suriname een executieve president. De politieke leiders van de Front-coalitie ( Front voor Democratie en Ontwikkeling, een coalitie van de Creoolse NPS, de Hindostaanse VHP en de Javaanse KTPI) waren beducht voor Bouterse en het leger. Bouterse stak in eigen kring zijn minachting voor president Shankar nauwelijks onder stoelen of banken. Symbolisch voor de zwakte van de burgerregering was de wijze waarop zij op kerstavond 1990 van het toneel verdween. Op kerstavond 1990 was een door Bouterse zorgvuldig geregisseerd telefoontje van het Militair Gezag in Fort Zeelandia voldoende om de gekozen burgerregering naar huis te sturen. Hiermee was de ‘kerst- of telefooncoup’ een feit. De militai­ren maakten een eind aan de illusie van Suriname als democra­tische rechtsstaat. Na de telefooncoup formeerde het leger een zakenkabinet dat volledig door de NDP werd gedomineerd met de bejaarde John Kraag als president en Jules Wijdenbosch als vicepresident. De nieuwe rege­ring gebruikte zonder terughoudendheid de staatskas als verkiezingskas en trachtte de bevolking voor zich te winnen door goedkoop voed­sel op de markt te brengen, grond uit te geven, ambte­na­rensalarissen en ouderdomsvoorziening fors te verhogen. De maatregelen leidden tot een explosie van het overheidstekort.

Venetiaan als president 1991-1996
Bij de verkiezingen in 1991 kwam het Nieuw Front voor Democratie en Ontwikkeling, kortweg Nieuw Front (naast de drie eerder genoemde etnische partijen had de Surinaamse Partij van de Arbeid -SPA- zich aangesloten bij deze coalitie) als grootste winnaar uit de bus, zij het dat de verkiezingswinst nu lager uitviel dan in 1987. De NPS droeg Ronald Venetiaan voor als president. De kandidaatstelling van Venetiaan als president werd pas twee dagen vóór de verkiezingen in mei 1991 op een slotbijeenkomst van het Nieuw Front gepresenteerd. Bij een aantal VHP-prominenten bestond weinig enthousiasme voor Venetiaan die men beschuldigde van ‘etnocentrisch denken’ en ‘racisme’. Hij werd namelijk beschouwd als een exponent van het Creools nationalisme in de jaren zestig en zeventig en een persoon die niet onsympathiek stond tegenover Black Power en Malcolm X.

Ondanks dit verzet binnen de VHP werd Venetiaan voorgedragen als presidentskandidaat. Om de overwegend Hindostaanse kiezers in het district Saramacca te weerhouden om op het Nieuw Front te stemmen werden er in verband met de kandidaatstelling van Venetiaan verkiezingsaffiches verspreid met daarop een baviaan afgebeeld en de tekst ‘wilt u deze baviaan als president van Suriname?’ De NDP en VHP’ers die anti-Venetiaan waren, werden ervan verdacht achter deze actie te staan.

Politieke leiders Nieuw Front. Vlnr: Fred Derby (SPA), Jagernath Lachmon (VHP) en Ronald Venetiaan (NPS). Foto: Ram Soekhlal

 Economisch herstel 1991-1996
De nieuwe regering-Venetiaan gaf grote prioriteit aan de hervorming van de economie, de terugdringing van de rol van het leger in de politiek, waarmee de weg vrij zou komen voor hervatting van de Nederlandse ontwikkelings­hulp, en de beëindiging van de Binnenlandse Oorlog.

In novem­ber 1991 en januari 1992 confereerden Suriname en Nederland op Bonaire over her­vat­ting van de ont­wikkelingshulp, bestrijding van de drugshan­del, militaire samenwerking en versterking van de democratie. Een van de uitkomsten van het overleg op Bonaire was de opstelling van een Raamverdrag waarin een intensievere samenwerking tussen Nederland en Suriname zou worden vastgelegd. Het Raamverdrag behelsde een structurele band op velerlei terrein. In juni 1992 werd het Raamverdrag door premier Lubbers en president Venetiaan in Den Haag ondertekend waarmee de betrekkingen tussen beide landen werden verbreed en verdiept. Het bevatte hoofdlijnen voor afspraken over onder meer ontwikkelingssamenwerking, buitenlands en veiligheidsbeleid, technische bijstand op het gebied van defensie, versterking van de rechtsstaat, bestrijding van grensoverschrijdende misdaad en culturele samenwerking.

Omslag boek Drie miljard verwijten, R. de Groot 2004.

Nederland bleef echter strik­te voorwaarden verbin­den aan hervatting van de ontwikkelingshulp. Het be­teken­de dat het royaal beschikbaar stellen van Nederlands ontwikkelings­hulp tussen 1975 en 1982 werd vervangen door een res­tric­tief beleid: een pro­cedure­bundel, een recept voor economische herstruc­tu­re­ring en accountants­­controle op de besteding van de Nederlandse hulp: Suriname moest een structureel aanpassings­program­­ma (SAP) ontwerpen om zijn economie te hervormen. Venetiaan verwierp echter de Nederlandse wens om het oordeel van het IMF te be­trekken bij de hervat­ting van de betalingsbalans­steun. Monitoring door het IMF stelde hij gelijk aan het inter­nationali­se­ren van het ontwikkelings­verdrag van 1975. Hij beschouwde de Nederlandse eisen van ´monitoring’ door het IMF als Haagse bedilzucht en postkoloniale bevoog­ding. Daarnaast vreesde zijn regering voor verdere toena­me van de socia­le pro­blemen als de adviezen van het IMF werden opge­volgd. De regering-Venetiaan koos voor een structureel aanpassingspro­gram­ma gebaseerd op een nuloptie (met nul gulden Nederlandse financiële ondersteuning) met monitoring door het Britse Warwick Research. In vier jaar tijd kon de regering-Venetiaan een sluitende staats­begroting presenteren, de inflatie en wisselkoers stabiliseren en bogen op een flinke hoeveelheid aan goud en buitenlandse valuta in de staatskas. Daarmee heeft Suriname onder de regering-Venetiaan op eigen kracht de structurele aanpassing van de overheidsfinanciën gerealiseerd. De regering-Venetiaan was echter niet in staat om de sociale gevolgen van het deels uitgevoerde aanpassingsprogram­ma op te vangen. De inflatie versnelde bijna dage­lijks en bereikte in 1994 het trieste record van bijna 370 procent, de wisselkoers depre­cieerde fors, het nationaal inkomen groeide niet en de koop­kracht van loontrekkers kalfde zo snel af dat medio 1995 het reële loon een tiende bedroeg van dat van tien jaar daarvoor. De verpaupe­ring van de bevolking nam ziender­ogen toe. De slui­meren­de onvre­de werd enigszins gecompenseerd door de talrijke voedsel­pakket­ten uit Neder­land. Circa veertig tot vijftig procent van de Suri­naamse bevol­king was afhanke­lijk van deze steun door familieleden in Neder­land.

Zuivering van de legertop
President Venetiaan pakte het machtsvraagstuk voort­varend aan. In maart 1992 werd door De Nationale Assemblée een grond­wetswij­ziging aange­nomen die het leger zijn poli­tieke taken ontnam. Daarnaast werd het Bouter­se verbo­den de kazerne als poli­tieke arena te ge­bruiken. De definitieve afrekening met de legerleiding volgde in november 1992 toen Bouterse min of meer gedwongen werd ontslag te nemen. Binnen het leger ontstond er een broeierige situatie. Presi­dent Venetiaan dreigde met militaire steun uit Nederland en de Verenigde Staten om het conflict tussen legerleiding en rege­ring op te lossen. Loyale onderdelen binnen het leger werden door Nederland in het diepste geheim van extra wapens voorzien om de commando-overdracht in april 1993 zonder problemen te laten plaatsvinden. Bij monde van zijn minister van Bui­tenlandse Zaken verklaarde de Nederlandse regering een eventueel verzoek van de Surinaamse om militaire assistentie serieus te nemen. De ‘Haagse bluf’ was aanleiding voor het leger om in te binden. De oude leger­leiding werd aan de kant geschoven. Met het Raamverdrag als ruggensteun kon de Surinaamse regering voorkomen dat de militairen voor de derde maal naar de macht grepen.

Beëindiging binnenlandse oorlog
President Venetiaan maakte een eind aan de Binnenlandse Oorlog toen in augustus 1992 een definitieve vrede werd bereikt met het Jungle Commando, de Tucayana Amazones en enkele kleine rebellerende groepen door inschakeling van de OAS. Er werd een Overeenkomst voor Nationale Verzoening en Ontwikkeling (ook wel het Akkoord van Lelydorp genoemd) in 1992 ondertekend die voorzag in de ontwapening van de rebellerende groepen, de oprichting van een speciale politiemacht voor het binnenland bestaande uit ex-leden van het Jungle Commando en de Tucayana. Voor de regering-Venetiaan betekende het vredesakkoord een politieke overwinning en een belangrijke stap naar herstel van de democratische rechtsorde.

Venetiaan en de kapitaalcoup 1996
Bij de verkiezingen in mei 1996 kon de regering-Venetiaan wijzen op het macro-economisch herstel, maar dit herstel had niet direct geleid tot lotsverbetering voor de bevolking. Het Nieuw Front zakte verder terug maar bleef met 42 procent van de stemmen toch de grootste partij met vierentwintig zetels. De NDP onder aanvoering van Bouterse groeide gestaag en behaalde met 26 procent van stemmen zestien zetels, maar dit was niet voldoende om een rol van betekenis te kunnen spelen.

Binnen de VHP was met name bij de handelselite het verzet tegen Venetiaan niet afgenomen. Achter de schermen bleek zij onder aanvoering van Atta Mungra, Pretaap Radhakishun en rijke kroonprinsen als Dilip Sardjoe (die sinds jaren geldt als de rijkste man van Suriname en toentertijd penningmeester van de VHP was) betrokken bij een schimmig spel om alsnog een eigen presidents­kandi­daat naar voren te schuiven bij de verkiezingen in 1996. Deze rijke kroonprinsen (door Venetiaan aangeduid als tarantula’s) hadden weinig op met president Venetiaan die bekend stond om zijn onkreukbaarheid en ‘tien schone vingers’. Hij vormde een sta-in-de-weg voor hun zakelijke belangen. Zij vonden dat Venetiaan in 1996 plaats moest maken voor Lachmon als presidentskandidaat. Door deze groep werd in 1996 een stille Lachmon for president campagne gevoerd. Lachmon weigerde echter na de verkiezingen die functie te aanvaarden en bood die aan de NPS aan op voorwaarde dat hij dan weer voorzitter van DNA mocht worden. Deze handelselite uit de VHP begon binnen de partij een Beweging voor Vrijheid en Democratie (BVD) en startte daarnaast in het geheim onderhande­lingen met Bouterse over de vorming van een regering met enkele afgescheiden splintergroeperingen. Met de flamboyante Wijdenbosch (voorzitter van de NDP) viel voor deze handelselite meer te ‘ritselen’ dan met Venetiaan. Via omkoping werd Jules Wijdenbosch van de NDP in de Verenigde Volksvergadering in 1996 met een krappe meerderheid gekozen tot president met Radhakishun als vicepresident. De kapitaalcoup was hiermee een feit en een ‘geslaagde’ actie om Venetiaan de pas af te snijden.

Oud-president Jules Wijdenbosch Foto: SRHerald

Het beleid van de regering-Wijdenbosch (1996-2000) stortte Suriname in de grootste economische crisis in de historie van het land en heeft het land in een kort tijdsbestek totaal verarmd en de economie vrijwel kapot gemaakt. In een in mei 1999 door het IMF uitgebrachte rapport kreeg de regering-Wijdenbosch zelfs een brevet van ongeschiktheid om leiding te geven aan het land. Deze regering gaf ongebreideld geld uit. Het begrotingstekort werd volledig monetair gefinancierd met als gevolg een torenhoge inflatie, het omhoog jagen van de wisselkoers, een stagnatie van de economische groei, een forse toename van het financieringstekort en zelfs de verkoop van het goud van de Centrale Bank.

In mei 1999 barstte de bom. Naar schatting tussen vijftig- en zeventigduizend mensen, de grootste demonstratie in de geschiedenis van Suriname en getypeerd als de mars der dwaze burgers, gingen de straat op om te protesteren tegen de enorme stijging van de kosten van levensonderhoud en het aftreden van de regering te eisen. President Wijdenbosch zag zich gedwongen vervroegd verkiezingen uit te schrijven in 2000.

Presidentschap Venetiaan 2000-2005 en 2005-2010
De volksopstand in 1999 tegen de regering-Wijdenbosch bracht het Nieuw Front bij de verkiezingen in mei 2000 weer terug in het machtscentrum. Met Venetiaan voor de tweede maal als president kroop Suriname in sociaal­economisch opzicht langzaam uit een diep dal. Hij bracht weer economische en monetaire stabiliteit, op zich een opmerkelijke prestatie mede gezien de failliete boedel die zijn regering in 2000 overnam. Hoewel deze regering een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de versterking van de democratische rechtsstaat en van onder meer het IMF en de Wereldbank voor haar monetair en economisch beleid veel lof kreeg toegezwaaid, heeft zij als gevolg van falende armoedebestrijding niet het vertrouwen weten te winnen van grote delen van de bevolking. De saneringsmaatregelen die nodig waren voor het economisch herstel troffen de bevolking hard. Het NF kwam electoraal gezien in een glijbaan terecht, terwijl de NDP ondertussen werkte aan een herstel van vertrouwen bij de kiezers, hoewel bij een groot deel van de kiezers nog grote ambivalentie bestond tegenover de politieke ambities van Bouterse.

Vicepresident Ram Sardjoe en president Ronald Venetiaan. Foto: Nickerie.net

In 2005 werd Venetiaan herkozen als president en verwierf daarmee een derde termijn. Ook in de periode 2005-2010 slaagde de regering-Venetiaan erin macro-economisch gezien orde op zaken te stellen. Tussen 2000 en 2010 kende Suriname een economische groei van gemiddeld vijf procent die hoofdzakelijk te danken was aan de stijgende prijzen van goud en de olie-inkomsten. In tien jaar tijd wist de regering-Venetiaan een monetaire reserve op te bouwen van bijna nul in 2000 tot meer dan USD zevenhonderd miljoen in 2010. De tussen 2000-2010 bereikte economische stabiliteit en groei konden echter niet verhullen dat op het terrein van werkloosheid, armoede­bestrij­ding, huisvesting en onderwijs sprake was van stagnatie. Corruptie, incompetentie en een falend sociaal beleid hebben de onvrede onder brede lagen van de bevolking alleen maar versterkt. Malversaties op het ministerie van Ruimtelijke Ordening, Grond- en Bosbeheer (RGB) belast met de uitgifte van domeingronden zetten bij velen kwaad bloed. Ook vonden velen in de samenleving dat Venetiaan uit machtsbehoud zaken op het ministerie van RGB op hun beloop liet en daarmee bij zijn coalitiepartners in een houdgreep lag. Bij de kiezers wekte dat langzamerhand de indruk van gebrekkig leiderschap. Uit diverse opiniepeilingen kreeg de regering-Venetiaan stelselmatig een onvoldoende voor haar beleid. Voor een niet onbelangrijk deel hing dit ook samen met een falend beleid op het gebied van de public relations. De regering-Venetiaan wist de bevolking niet ervan te overtuigen dat de door haar uitgezette koers de beste was. De afstandelijke regeerstijl van Venetiaan maakte het de NDP en Bouterse gemakkelijk zich te profileren als de belangenbehartiger van het volk. De Nieuw Front-regeringen onder president Venetiaan hadden weliswaar stabiliteit gebracht, maar de kiezers gingen haar leiders langzamerhand als dinosauriërs beschouwen en associeerden deze coalitie met stilstand, stagnatie, immobilisme, vriendjespolitiek en corruptie.

Het conservatieve concept van propagandavoering van het Nieuw Front was nauwelijks gericht op jongeren die meer dan de helft van de kiezers uitmaakten. Het belangrijkste wapenfeit van de Nieuw Front-coalitie tijdens verkiezings­campagnes was het wijzen op het gevaar Bouterse, een mantra die na drie decennia bij een groot deel van de kiezers was uitgewerkt. De Nieuw Front-coalitie werd voor veel kiezers symbool voor oude politiek en etnische politiekvoering.

Venetiaan en de relatie met Nederland
Venetiaans nationalistische inborst maakte dat zijn opstelling jegens Nederland in belangrijke mate door wantrouwen werd bepaald. In 1968 schreef hij in een pamflet: ‘De Hollander wordt overschat. Als het hem in Suriname te veel wordt, pakt hij zijn biezen’.

Nederland ging bij de verkiezingen in mei 1991 een grote rol spelen door het ‘uitlekken’ in februari 1991 van het Gemenebest-plandat een intensieve associatie en een nauw bondgenootschap met Suriname behelsde. Hierbij zou Nederland opnieuw een deel van de verant­woorde­lijk­heid die het vóór 1975 had op zich nemen. Dit plan was expliciet bedoeld als issue voor de verkiezingen in 1991 en kreeg nooit een officiële status. Het werd in de pers als proefballon opgelaten met de bedoeling om te polsen hoe er in Suriname op gereageerd zou worden in de campagne voor de Surinaamse verkiezingen in mei 1991. Venetiaan en zijn NPS wilden echter geen duimbreed onafhankelijkheid inleveren. Immers, de totstandkoming van een gemenebestrelatie zou in de optiek van Venetiaan en zijn NPS het failliet betekenen van de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 hetgeen deze partij beschouwde als haar belangrijkste wapenfeit. Desalniettemin kwam dit plan de frontpolitici niet ongelegen. Zij wisten welke aantrek­kingskracht het Koninkrijk der Nederlanden had op de Surinaam­se kiezer: stem op ons, dan stem je voor goede relaties met Nederland.

Premier Jan Balkenende en president Ronald Venetiaan in het presidentieel paleis in 2005. Foto: Roy Khemradj

Wellicht geïnspireerd door het gesloten Raamverdrag in 1992 verscheen in oktober 1993 het Manifest voor de redding van Suriname, ondertekend door vijftien Nederlandse Surinamers uit de wereld van de wetenschap, journalistiek en cultuur onder wie Albert Helman, Theo Para en Anil Ramdas. In dit manifest werd gepleit voor het houden van een referendum in Suriname over de staatkundige verhouding met Nederland. De bevolking moest volgens de ondertekenaars alsnog de mogelijkheid krijgen zich uit te spreken over de staatkundige verhouding met Nederland. De reactie van Venetiaan was ijselijk en hij noemde de vijftien ondertekenaars ‘landverraders’.

Venetiaan en zijn NPS waren gekant tegen elke vorm van verandering in de staatkundige positie van Suriname die in hun optiek een rekolonisatie door Nederland zou betekenen. Hun wantrouwen werd mede ingegeven door de Nederlandse opstelling jegens de staatsgreep in 1980. Nederland koos voor een ‘welwillende terughoudendheid’ en gaf de door de militairen ingestelde burgerregering het voordeel van de twijfel. De burgerregering onder leiding van Chin A Sen kreeg van de Nederlandse regering vijfhonderd miljoen gulden van de verdragsmiddelen voor de uitvoering van een ‘Urgentieprogramma’ gericht op de leniging van sociale noden. Dit versterkte bij de NPS het vermoeden dat de Nederlandse regering heimelijk de coup had toegejuicht. Dit vermoeden bij de NPS werd verder versterkt toen vervolgens in de media berichten verschenen over de rol van kolonel Valk, hoofd van de Nederlandse Militaire Missie in Suriname, als geestesvader van de coupplegers. Het stak de NPS ook dat de Nederlandse regering geen enkele poging had ondernomen om ex-premier Henck Arron vrij te krijgen nadat hij door de militairen in 1980 gevangen was gezet.

Indicatief voor deze houding van Venetiaan jegens Hollanders is een voorval met de Nederlandse ambassadeur in Suriname waarover de publicist Anil Ramdas in een van zijn publicaties het volgende schreef. Al jaren liep de klok in de toren van het Ministerie van Financiën op het Onafhankelijkheidsplein achter. De Nederlandse ambassadeur die als hobby klokkenmaker was, besloot op eigen houtje in de toren van Financiën te klimmen om te zien wat de oorzaak was: het defect had te maken met de aandrijving van de klok en door deze één keer in de maand een slag te geven zou het probleem zijn verholpen. Hierna ging hij bij president Venetiaan langs en vertelde hem over zijn bevindingen met betrekking tot de klok en stelde hij hem voor dat hij bereid was één keer in de maand in de toren te klimmen en de aandrijving van de klok een slag te geven waardoor de klok de precieze tijd zou blijven aangeven. Hierop antwoordde Venetiaan koeltjes over ‘zoveel Hollandse bemoeizucht’: ‘In Suriname maken wijzelf uit wat de tijd is’.

Een ander voorbeeld van de opstelling van Venetiaan jegens Nederland betreft de publicatie van een evaluatierapport over de besteding van de Nederlandse ontwikkelingshulp in Suriname tussen 1975 en 2000. Het kreeg als titel mee Een belaste relatiewaarmee de auteurs (Dirk Kruijt en Marion Maks) de stroeve en meestal moeilijke politieke en hulprelatie aanduidden. De publicatie ervan had heel wat voeten in de aarde. Van Nederlandse zijde werd geklaagd dat Suriname de openbaarmaking van de studie twee jaar lang ophield omdat president Venetiaan kritische conclusies in de tussenrapportage onwenselijk achtte. Ondanks de gezamenlijke Surinaamse en Nederlandse verantwoordelijkheid werkte president Venetiaan persoonlijk het onderzoek tegen en distantieerde hij zich publiekelijk van het rapport dat hij als te Nederlands karakteriseerde. ‘Als het zover is, dan schrijven wij ons eigen rapport’, aldus Venetiaan. Gedurende zijn hele presidentschap zou wantrouwen jegens Nederland de houding van Venetiaan bepalen.

Ex-president Venetiaan krijgt hoogste onderscheiding van president Santokhi bij 45 jaar Srefidensie in 2020. Foto: SRHerald

Venetiaan en Bouterse
De Nieuw Front- coalitie kreeg in 2010 een electorale dreun te verwerken, terwijl de politieke combinatie van Bouterse een grote verkiezingswinst behaalde. De verkiezingswinst van Bouterses NDP moet voor een belangrijk deel op conto van jongeren worden geschreven. Zij kennen de militaire repressie en de decembermoorden slechts uit verhalen van ouderen. In de Surinaamse geschiedenisboekjes is er slechts anderhalve pagina aandacht voor de periode 1980-1987. De NDP stond voor vernieuwing, verjonging en vitaal leiderschap. Jonge kiezers hadden behoefte aan verandering, aan een new car smell. De NDP profileerde zich vanaf haar oprichting als een multi-etnische partij waarbij zij zich keerde tegen etnische politiek die gericht was op machtsbehoud van etnische elites, synoniem was met corruptie en vriendjespolitiek en de ontwikkeling van het land belemmerde. De NDP afficheert zich met nationalisme, antikolonialisme in de zin van beëindiging van de Surinaamse hulpverslaving aan Nederland. De opmars van Bouterses NDP sedert de jaren negentig hangt samen met het feit dat deze partij, in tegenstelling tot de andere politieke partijen, niet is opgericht als een emancipatiebeweging van een bevolkingsgroep en dus niet langs etnische lijnen is georganiseerd. Deze partij profiteerde van de gevolgen van het structureel aanpassingsprogramma van de regering-Venetiaan I, II en III. Tegenover de plechtstatigheid van Venetiaan wierp de flamboyante Bouterse met zijn charisma en oratorische kwaliteiten zich op als de hoop van Suriname. Als geen ander politicus wist Bouterse tijdens de verkiezingscampagne in 2010 de aandacht op zich te vestigen door het reservoir van gevoelens van marginalisering, sociaaleconomisch en politiek onbehagen bij grote delen van de bevolking aan te boren en politiek te kanaliseren.

Op 19 juli 2010 werd Desi Bouterse in DNA tot president gekozen. Scheidend president Venetiaan was bij de stemming in DNA aanwezig en mocht voor de allerlaatste keer het vertegenwoordigend college toespreken. Felicitaties aan het adres van zijn opvolger kreeg hij echter niet over zijn lippen. Hij nam op zijn vertrouwde eigengereide manier met een laatste sneer aan het adres van zijn aartsrivaal Bouterse afscheid: ‘Springen om een tak vast te grijpen is niet moeilijk. De tak blijven vasthouden, dat is de kunst’, oreerde de scheidende Venetiaan. Hij verliet direct na de toespraak van Bouterse het parlement, maakte een kleine buiging voor de voorzitter van DNA, Jennifer Simons, maar keurde zijn opvolger geen blik waardig. Op 12 augustus 2010 vond de officiële inauguratie van Bouterse als president plaats. Venetiaan was daarbij aanwezig als vertrekkend president, maar hij weigerde zijn opvolger persoonlijk de ambtsketen om te hangen, een ceremoniële taak die uiteindelijk door de DNA-voorzitter werd volbracht. Na zijn presidentschap werd Venetiaan lid van DNA, een lidmaatschap dat hij tot 2013 bekleedde. In 2012 droeg Venetiaan na negentien jaar het voorzitterschap van de NPS over aan Gregory Rusland. 

Ter afsluiting
Imago of beeldvorming is een cruciale factor in de politiek. De beeldvorming over president Venetiaan werd in zijn derde ambtstermijn (2005-2010) overschaduwd door zijn overmatig behoedzaam en weinig doortastend optreden, een president die maar bleef wikken en wegen. Zijn critici verweten hem besluiteloosheid waarbij dringende beslissingen uitbleven wegens gebrek aan politieke moed. Hoewel hij gold als de man met de ‘tien schone vingers’, vonden mensen in zijn directe politieke omgeving dat het tijd werd dat hij ‘vuile handen’ ging maken, in de betekenis van doortastend handelen en knopen doorhakken.

Oud-president Venetiaan bij 73-jarig bestaan van de NPS in 2019. Foto: SR Herald

In zijn derde ambtstermijn werd hij inmiddels gezien als een in zichzelf gekeerde, afstandelijke bestuurder die dringend toe was aan pensioen, een president die inmiddels slechts op de winkel paste. Hij had een elitaire uitstraling, sprak op een plechtstatige toon en miste ook ten enenmale male het charisma en de oratorische kwaliteiten van zijn voorgangers binnen zijn eigen partij zoals Jopie Pengel en Henck Arron. Mede hierdoor vervreemdde hij zich van de traditionele achterban van zijn partij, de Creoolse volksklasse, die massaal overliep naar de NDP van Bouterse. Met andere woorden, na vijftien jaar was er bij de bevolking sprake van een ‘Vene-moeheid’. Hoewel hij zich in 2010 niet meer beschikbaar stelde voor een vierde termijn werd de Frontcoalitie inmiddels door de kiezers beschouwd als een coalitie van dinosaurussen, politici van wie de houdbaarheidsdatum was verstreken.

De beeldvorming over president Venetiaan in zijn derde termijn kwam als een deken te liggen over zijn gehele presidentschap. Hierdoor kreeg hij ten onrechte niet de waardering die hij verdiende. Als president wist Venetiaan iedere keer weer het puin te ruimen dat zijn voorgangers achterlieten en Suriname op eigen kracht uit de blubber te halen. Wat betreft zijn onkreukbaar imago doet het verhaal de ronde dat hij in 2010 een dag na zijn aftreden als president naar het Kabinet van de President reed om een vulpen terug te brengen die hij staatsbezit beschouwde.
Het presidentschap van Desi Bouterse (2010-2020) betekende het moreel-ethische en financieel-economische failliet van Suriname en de huidige president Chan Santokhi (2020-) grossiert in loze beloftes. Venetiaans onkreukbaar imago, moreel-ethische principes, ‘tien schone vingers’, prestaties op macro-economisch gebied en op het terrein van versterking van de democratische rechtsstaat maken dat hij als een van de beste presidenten van Suriname kan worden beschouwd.

Headerfoto: Bina Makhan

TOP