Moti Marhé: geestelijk vader van Baba en Mai

Van vernedering tot trotse geuzennaam

Piet de Kroon
[ 1 juni 2023 ]

In 1964 krabbelde Moti Marhé op een papiertje de twee woorden die sinds zijn jeugd door zijn hoofd spookten: ‘Baba aur Mai’. Ze herinnerden hem aan de vernederingen die hij en andere Hindostaanse leerlingen op het schoolplein hadden moeten aanhoren. Woorden met een denigrerende betekenis, maar tegelijkertijd ook woorden die in zijn eigen Sarnámi op een respectvolle manier zijn voorouders aanduiden. 

In gesprek met Piet de Kroon vertelt de 80-jarige taal­wetenschapper, neerlandicus en Sarnámi- en Hindi-deskundige in zijn woonplaats Den Haag over de betekenis van 5 juni, de herkomst van Baba en Mai en de toekomst van het Hindostaans erfgoed. 

Moti Marhé bij het Baba en Mai monument in Nieuw-Nickerie.

Wat betekent 5 juni voor jou?
Voorop staat natuurlijk dat het de dag is waarop we herdenken dat de eerste Hindostanen voet aan wal zetten in Suriname. Zolang ik mij kan herinneren is die dag altijd heel speciaal geweest. Als kind deed ik mee aan optochten, waarbij we met versierde auto’s, tractoren en pick-ups door Paramaribo reden. Midden jaren vijftig heb ik voor een van die optochten met mijn neef Ramesh en een stel vrienden een auto omgetoverd tot een schip. We noemden onze creatie de ‘ss Deva’, naar het laatste schip dat in 1916 immigranten vanuit Brits-Indië naar Suriname bracht. 5 Juni is voor ons de Á-Pravási Divas of Hindostaanse Immigratie­dag. Tegenwoordig is ook gangbaar de Sarnámi naam Áparwási Din. Het is een dag die verschillende gevoelens oproept. Aan de ene kant is er iets van vreugde in ons. We staan stil bij de immigranten die ervoor hebben gezorgd dat wij in Suriname zijn geboren en grootgebracht en zijn dankbaar dat zij Suriname als nieuw vaderland hebben aanvaard. Deze immigranten heten in de wereldwijde diaspora-geschiedenis vanuit India ‘Girmitiya’s’ (afgeleid van het Engelse woord agreement, doelend op het 5-jarig contract). Het woord Girmitiya is een mooi voorbeeld van volksetymologie. In Suriname noemen wij hen ook Kalkatiyá’s of Kantráki’s.”

Wat is de andere kant van de medaille?
 “Na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 begon tot ons door te dringen dat het Afro-Surinaamse gedeelte van de Surinaamse identiteit al te nadrukkelijk naar voren trad. In de geschiedenisboeken lazen we alleen over Baron, Boni en Joli-Coeur als de grote Surinaamse helden uit de slaventijd. We stoorden ons aan het feit dat de geschiedenis van de overige Surinaamse bevolkings­groepen onderbelicht bleef. Een schoolvriend van mij, Benny Mitrasingh, en ik waren rond 1978 in Den Haag werkzaam bij de Stichting voor Surinamers. We besloten om onderzoek te doen in de jaarlijkse Koloniale Verslagen in het nationaal archief in Den Haag en na te gaan of er ook Hindostaanse helden te vinden waren.We vonden bewijs dat er inderdaad op verschillende plantages verzet is gepleegd tegen het onrechtvaardige koloniale gezag. Dat was bijvoorbeeld het geval in Mariënburg, Alliance en Zoelen. We vonden ook namen van verzetshelden en besloten in 1978 een brochure te schrijven om deze leemte in de geschiedschrijving op te vullen. We noemden de brochure: Mathura, Ramjanee en Raygaroo – Verzet tegen uitbuiting en onderdrukking in Suriname. Ik droeg de brochure op aan onze voorouders met de symbolische woorden: …voor baba en mai…, die ik in mijn geheugen bewaard had. Deze brochure is de basis voor nog twee monumenten geworden, namelijk van Tetary in Paramaribo en van De Gevallen Helden op plantage Mariënburg.

In Nederland heb ik aan Benny toevertrouwd dat wij te zijner tijd in Suriname op de plek waar onze voorouders voet aan wal hebben gezet, een monument moesten oprichten met de naam Baba en Mai. Benny heeft dit in 1994 gerealiseerd met de hulp van enkele anderen, maar heeft toen   niet verteld waar het idee vandaan kwam. Dat heeft jarenlang voor enige verwarring gezorgd, omdat enkelen claimden de bedenker ervan te zijn geweest. Benny heeft deze verwarring vervolgens uit de wereld geholpen door een artikel te schrijven in Dagblad Suriname Nationaal van dinsdag 10 maart 2015 waarin hij naar het onderzoek en de brochure van 1978 verwees en onder meer schreef: ‘De naam Baba en Mai is dus van de Neerlandicus/Sarnamikenner drs. R.M. Marhé (meer bekend als Moti Marhé) en de term ‘Baba en Mai’ is door mij overgenomen toen het monument hier werd gemaakt.’

Het is Benny’s verdienste dat hij als archeoloog ook op zoek is gegaan naar het massagraf van de immigranten die in 1902 omkwamen bij de opstand op Mariënburg. Helaas is het hem niet gelukt om deze plek te vinden, maar de belangstelling voor deze plek is nog steeds aanwezig.”

Baba en Mai in Paramaribo.

Hoe ben je op het idee van Baba en Mai gekomen?
Midden jaren vijftig zat ik op de A.T. Calor Muloschool aan de Weidestraat, in de barakken van de padvinderij Weest Paraat. Die straat heet nu de Mr. Eddy Brumastraat. Onze ouders, die tot dan toe nog veelal op het platteland in de landbouw werkten, begonnen in te zien dat hun kinderen goed geschoold moesten zijn om vooruit te komen in het leven. Zij stuurden hun kinderen naar de hogere scholen in Paramaribo. Op school ondervonden de Hindostaanse leerlingen de vernederingen aan den lijve. Zij werden belachelijk gemaakt door Creoolse medeleerlingen en soms zelfs door leraren. De algemene mening bij leraren was dat Hindostanen geen Nederlands konden leren. Wel gaf men toe dat ze uitstekend konden rekenen en goed waren in andere exacte vakken. Ik voelde me persoonlijk niet aangesproken, omdat ik uitblonk in Nederlands. Mijn ouders waren beiden goed geschoold en spraken thuis zowel Nederlands als Sarnámi. Op het schoolplein riepen Creoolse klasgenoten naar de Hindostaase jongens: ‘Ey babun, san yu e kon du dja?’ (‘Zeg baviaan, wat kom je hier doen?’). En tegen de meisjes: ‘Ey mai, go pran’ aleysi’ (‘Hé mai, ga rijst planten’).

Die twee denigrerende woorden ‘babun’ en ‘mai’ werden in mijn geheugen gegrift. Gek genoeg waren het tegelijkertijd ook twee normale Sarnámi woorden: ‘baba’ of ‘babu’ die ‘meneer’ of ‘heer’ betekenen en ‘mai’  wat ‘moeder’ betekent. Maar uit de mond van vijandige en discrimi­nerende landgenoten kregen ze een vernederende betekenis. Hier begon mijn aspiratie om later Nederlands te gaan studeren aan de universiteit te Leiden. Ik wilde me bewijzen en tegelijkertijd opkomen voor mijn gemeenschap. Ik heb in mijn leven vele goede leer­meesters gehad. Zij zijn mijn voorbeeldfiguren geworden. Zo heb ik in Suriname goed grammaticaal Hindi geleerd van de Indiase geleerde Babu Mahatamsingh. Van mr. dr. Jnan Adhin heb ik de hogere beginselen van het hindoeïsme geleerd, zoals evolutie, karma, reïncarnatie en ahimsa (geweldloosheid). En de Schotse esotericus Benjamin Creme bracht mij twee van de belangrijkste levensdoelen bij: Je groeit pas spiritueel door een combinatie van meditatie en onbaatzuchtige dienst­baarheid aan de gemeenschap (sevá), en het scheppen van juiste menselijke verhoudingen. Sevá is mijn belangrijkste drive om mijn land te dienen. En voor de goede orde: dat kan ook heel goed vanuit Nederland.

De vernederende betekenis van ‘babun’ (baba) en ‘mai’ maakte plaats voor een erkenning en waardering van wie onze voorouders waren. Ik heb nog een kladje uit midden jaren zestig waarin ik de termen Baba en Mai voor het eerst aan het papier toevertrouwde. Het waren geuzen­namen geworden. Ik vind het schitterend om te zien dat wat ooit als een klein zaadje in mijn hoofd was ontstaan nu, ook door de inspanning van vele anderen, is uitgegroeid tot de naam voor een bijzonder monument in Paramaribo. Op 5 juni komen veel Surinamers van heinde en verre om málá’s (bloemenslingers) om de beelden van Baba en Mai te hangen. Het is weliswaar geen nationale feestdag geworden, maar dit jaar bij de 150-jarige herdenking is er in het hele land en elders veel aandacht voor onze Ápravási Divas. Inmiddels is het monument van Baba en Mai uitgegroeid tot hét immigratiemonument van Suriname, met replica’s in de districten Commewijne en Nickerie.” Voor mij zijn Baba en Mai niet alleen het symbool van respect voor en dankbaarheid aan onze voorouders. Het monument is vooral een verzetsmonument tegen discriminatie, vernedering en racisme, welke in Suriname helaas nog steeds deel uitmaken van de werkelijkheid. Onverlaten hebben zelfs Baba en Mai niet ontzien; een aantal jaren geleden werden zij met verf besmeurd.

Immigratiemonument Hobbemaplein Den Haag

Wat is de betekenis buiten Suriname?
“Ook in Nederland staan we stil bij onze geschiedenis. Hier in Den Haag op het Hobbemaplein staat sinds 2004 een monument van Helen Ferdinand dat de herinnering aan de immigratie levend houdt. Het zijn niet de figuren van Baba en Mai die worden weergegeven, maar het monument is er duidelijk op geïnspireerd. Op twee panelen wordt de immigratiegeschiedenis van de Hindostanen uitgebeeld. Het monument vertelt het verhaal van de immigratie, eerst vanuit India naar Suriname en vervolgens naar Nederland. Centraal staan de woorden van Mahatma Gandhi: ‘Daar waar het mij goed gaat is mijn vaderland’, ofwel: ‘Jahán base wahán sundar desu’. De vertaling vind ik overigens niet correct. Het geeft onze voorouders een te passieve en egoïstische rol, terwijl een betere en actieve vertaling is: ‘Waar wij ons ook vestigen, die plek toveren wij om tot een paradijs’.

Mai Baap Memorial – Kolkata (India)

De internationale aandacht voor Baba en Mai gaat verder. Ook de stad Kolkata (vroeger Calcutta)  in India kent een Baba en Mai. Toen ik in 1976 een reis door India maakte op zoek naar mijn voorouders, heb ik in die stad een bezoek gebracht aan de plek waarvandaan de mensen ingescheept werden. Op het adres Garden Reach 20 heb ik het gebouw gefilmd waar de administratieve inschrijving van de immigranten plaatsvond. Ook filmde ik het terrein waarop de barakken hadden gestaan, waar men in afwachting van inscheping werd ondergebracht. De ruïnes daarvan waren nog zichtbaar. Als je er nu naar toe gaat, zie je een grote vlakte waarop een replica van het Baba en Mai monument staat. Het initiatief voor het monument in Kolkata kwam van mr. Aashna Kanhai, destijds ambassadeur van Suriname in India. Zij had contact gelegd met het Ministry of Overseas Indian Affairs (MOIA) en wist de Indiase overheidsfunctionarissen ervan te overtuigen dat er op de plek waarvandaan de immigranten vertrokken waren, een replica van Baba en Mai moest komen. Zij wist van mijn actieve rol rondom het Sarnámi en onze geschiedenis en vroeg me naar de achtergrond van Baba en Mai. De Hindi tekst die op het monument staat, heb ik op haar verzoek vertaald in het Sarnámi, de moedertaal van Baba en Mai. De eerste zin begint metEhi ghát se hajáran log apan javáni men Bharat ke kinárá chorlen aur girmitiya ke rúp men Sarnám des men khún-pasiná mitailen… In het Nederlands: Vanaf deze riviertrap hebben duizenden mensen in hun jeugd India verlaten en als girmitiya’s in Suriname hun jeugd  opgeofferd…

Zijn Baba en Mai alleen belangrijk voor wie naar het verleden kijkt?
“Absoluut niet. Ik heb kleinkinderen en net als vele andere nazaten van immigranten wil ik hun het gedachtegoed van Baba en Mai aanreiken en hen opvoeden in het besef dat we zo’n lange historie hebben. En dat we verbonden zijn met India en de overige diasporalanden. Met deze diasporalanden delen wij dezelfde koloniale historie en hebben we grote overeenkomsten in taal en cultuur. Wij mogen in dankbaarheid terugkijken op het moment dat onze voorouders Suriname hebben mogen betreden. Baba en Mai worden soms voorgesteld als twee oudere mensen. Dat beeld klopt niet. De immigranten waren in de bloei van hun leven en waren daar ook op geselecteerd. Niemand mocht ouder dan 35 jaar zijn. Baba en Mai zijn onze krachtige voorouders die naar Suriname werden gebracht om te werken onder zeer moeilijke omstandigheden. Zij hebben voor een belangrijk deel bijgedragen aan de bloei van Suriname. Het gedachtegoed van Baba en Mai bevat twee elementen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: respect voor het verleden en dankbaarheid voor hun bijdrage aan een betere toekomst voor hun kinderen. Met het oog op ons gedeeld koloniaal verleden zou het goed zijn als er een replica van Baba en Mai komt in alle Hindostaanse diasporalanden. Het zal onze verbondenheid met elkaar versterken.”

Met dank aan Reno Tol

Foto’s: Moti Marhé en Sampreshan archief 

TOP