Mahatma Gandhi: held van Hindostaanse immigranten?

Hans Ramsoedh

Standbeeld Mahatma Gandhi in Paramaribo

Mahatma Gandhi (2 oktober 1869–30 januari 1948) geldt internationaal als een icoon van geweldloos verzet tegen racisme, discriminatie en kolonialisme. Veel strijders voor mensenrechten vonden en vinden hun inspiratie in Gandhi en zijn levensmissie, zoals Martin Luther King Jr. en Nelson Mandela. In 2007 werd zijn geboortedag door de Verenigde Naties uitgeroepen tot internationale dag van de geweldloosheid. In veel landen zijn standbeelden van hem te vinden en straten of pleinen naar hem vernoemd, zoals in landen waar nazaten van ex-contractarbeiders zich hebben gevestigd: Suriname, Guyana, Trinidad & Tobago, Mauritius en Fiji. In deze landen wordt hij niet alleen door veel Hindostanen beschouwd als inspirator, maar ook als strijder tegen het systeem van contractarbeid. Gandhi wordt in Suriname naast zijn geboortedag ook op 5 juni herdacht, de dag waarop ieder jaar in Suriname wordt herdacht dat de eerste Brits-Indische contractarbeiders in 1873 met het zeilschip Lalla Rookh in Suriname aankwamen (immigratiedag) met aan boord 410 mensen. Tussen 1873 en 1916 zijn in totaal 34.304 contractarbeiders vanuit Brits-Indië (het huidige India) naar Suriname overgebracht. Tweederde deel van de in totaal aangevoerde contractarbeiders koos uiteindelijk voor een permanent verblijf in Suriname na afloop van de contractperiode.

Monument Baba en Mai in Paramaribo

In 1960 werd in Paramaribo aan de Knuffelsgracht (bij de Heiligenweg) het bronzen standbeeld van Gandhi onthuld. Herdenking van de Hindostaanse immigratiedag in Suriname begint met een kranslegging bij het standbeeld van Gandhi en het omhangen met málá’s (bloemenkrans om de nek). Op 4 juni 1994 werd in Suriname ter gelegenheid van de herdenking van 120 jaar Hindostaanse immigratie het monument Baba en Mai aan de Kleine Combéweg in Suriname onthuld. De locatie is historisch omdat op deze plek vroeger het Immigratiedepot stond waar de aangekomen contractarbeiders werden opgevangen en tijdelijk gehuisvest in afwachting van het vervoer naar de plantages. Op 5 juni worden Baba en Mai, naast Gandhi, door de Hindostaanse gemeenschap met málá’s omhangen.

Bij de herdenking van 130 jaar Hindostaanse immigratie in juni 2004 is door een aantal Haagse Hindostaanse organisaties (met Rabin Baldewsingh als grote initiator) het Nationaal Hindostaans Immigratiemonument op het Hobbemaplein in Den Haag onthuld. Dit monument bestaat uit twee onderdelen: twee panelen in brons en een standbeeld van Gandhi. Op de twee panelen wordt aan beide kanten de immigratiegeschiedenis van Hindostanen (van India naar Suriname en van Suriname naar Nederland) uitgebeeld met op de sokkel een tekst van Gandhi: ‘Daar waar het mij goed gaat is mijn Vaderland’. Op de sokkel van het standbeeld van Gandhi is eveneens een tekst van hem opgenomen:

Hindostaanse Immigratiemonument in Den Haag

Ik wil dat alle culturen van alle landen zo vrij mogelijk
door mijn huis waaien.
Maar ik weiger van mijn voeten geblazen te worden
door welke dan ook.

Is het terecht dat we bij de Hindostaanse immigratieherdenking ook Gandhi als de grote held eren? De antropoloog en columnist Bris Mahabier, die geregeld de knuppel in het Hindostaanse doksenhok gooit, spreekt in dit verband van een ‘overdreven verering van de Mahatma, die soms richting vergoddelijking gaat’ (columns Bris Mahabier afl. 5, 4 februari 2017, afl. 9, 5 juni 2017, afl. 12, 3 september 2017, Sarnamihuis.nl).

Achterkant van het Immigratiemonument

Immers, Indiase nationalisten, waaronder Gandhi, waren felle tegenstanders van Brits-Indische contractarbeid. Zij zagen contractarbeid als een schande voor India en vergeleken deze vorm van arbeid met ‘semi-slavernij’. Belangrijk is echter om in ogenschouw te nemen dat het verzet van de Indiase nationalisten niet werd ingegeven door de barre leef- en arbeidsomstandigheden van de Brits-Indische contractarbeiders op de plantages overzee. Hun verzet was in de eerste plaats een onderhandelingspunt met de Britse regering om een betere positie voor alleen de handelsklasse van ‘vrije Indiërs’ (uit Gujurat) in Zuid-Afrika af te dwingen. Om dit te begrijpen moeten we naar Natal in Zuid-Afrika waar Gandhi (zelf ook een Gujurati) tussen1893 en 1915 als advocaat actief was.

De jaren in Natal hebben Gandhi’s vorming sterk beïnvloed. Hier werd hij namelijk geconfronteerd met racisme en als een ‘koelie’ behandeld. Treffend is de scene in de Hollywoodfilm Gandhi (1982) waarin Gandhi in Zuid-Afrika uit een treinwagon van de eerste klas wordt verwijderd. Een blanke medepassagier had namelijk geklaagd over de ‘koelie’ met wie hij de wagon moest delen. Gandhi was tot in het diepst van zijn ziel gekrenkt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij zich als advocaat vooral ging focussen op rechtszaken die betrekking hadden op de burgerrechten van ‘vrije Indiërs’ in Zuid-Afrika. Hij werd een van de medeoprichters van Natal Indian Congress in 1894 dat opkwam voor de rechten van de Indiase immigranten. Hij riep hen op zich geweldloos te verzetten tegen allerlei discriminatoire wetten in Zuid-Afrika, zoals de pasjeswetgeving. In 1915 keerde hij terug naar India waar hij inmiddels een bekendheid was geworden. Enkele jaren later werd hij leider van de Congrespartij die als belangrijkste doelstelling had de onafhankelijkheid van India.

Standbeeld Mahatma Gandhi bij het Hindostaanse Immigratiemonument in Den Haag.

In zijn studie wijst de Indiase historicus Ashutosh Kumar (Coolies of the Empire, 2017: 205-240) erop dat de roep om stopzetting van contractarbeid door de Indiase nationalisten alles te maken had met de racistische politiek van de Zuid-Afrikaanse regering tegen de gekleurde bevolking en dus ook tegen de klasse van Indiase handelaren in Zuid-Afrika. Dit land kende naast de ‘vrije Indiërs’ een groot aantal Brits-Indische contractarbeiders. Tussen 1860 en 1911 zijn circa 152.000 Britse contractarbeiders in Zuid-Afrika aangevoerd voor arbeid op de suikerrietplantages en bij de aanleg van spoorwegen. Van contact tussen de ‘vrije Indiërs’ en de contractarbeiders was geen sprake. De Zuid-Afrikaanse regering maakte geen onderscheid tussen beide groepen. Het betekende dat in Zuid-Afrika de ‘vrije Indiërs’ op één hoop werden gegooid met de koelies op de plantages, boven wie Gandhi en de ‘vrije Indiërs’ zich ver verheven voelden. Toen Gandhi inzag dat zijn poging om gelijke behandeling voor de ‘vrije Indiërs’ geen succes had, zocht hij naar een alternatieve strategie: stopzetting van de emigratie van contractarbeiders naar Natal. Toen dit pressiemiddel echter nauwelijks enig effect sorteerde werd het opgevolgd door de eis om een algehele stopzetting van de emigratie van Brits-Indische contractarbeiders. Met andere woorden, het uitbuitingskarakter van het systeem van contractarbeid was voor Gandhi en de Indiase nationalisten van ondergeschikt belang in hun strijd om beëindiging van de Brits-Indische contractmigratie.

In Suriname waren voorlieden van de Hindostaanse gemeenschap op de hoogte van de opvattingen van de Indiase nationalisten. Zo verzocht een van de Surinaams-Hindostaanse organisaties in 1912 de Brits-Indische regering om een onderzoek in het Caraïbisch gebied door McNeill en Chimman Lal naar de situatie van Hindostaanse immigranten ook tot Suriname uit te breiden. Beide onderzoekers bezochten Suriname in 1913. In hun rapport een jaar later waren zij behoorlijk positief over de maatschappelijke positie van de Hindostanen in Suriname. Desalniettemin bleven de Indiase nationalisten een felle campagne voeren tegen contractarbeid. De Britse regering ging door de knieën en besloot uiteindelijk in 1917 het systeem van contractarbeid te beëindigen. In 1920 vertrok nog een vierhoofdige delegatie vanuit Suriname naar India om te pleiten voor vrije emigratie vanuit India naar Suriname. Deze delegatie had onder meer een onderhoud met Gandhi, maar de Indiase nationalisten waren niet te porren voor dit plan.

Om terug te komen op mijn vraag: Is het terecht dat we bij Hindostaanse immigratieherdenking ook Gandhi als de grote held eren, een persoon die gestreden heeft voor beëindiging van het systeem van contractarbeid? Gandhi blijft een icoon van geweldloos verzet en voor veel mensen een belangrijke inspiratiebron. Maar laten we bij de immigratieherdenking onze echte helden herdenken: leiders op de plantages die zich hebben verzet tegen uitbuiting en onderdrukking van de contractarbeiders (zoals Mathura, Ramjanee en Jumpa Rajguru), leiders van organisaties in de eerste helft van de twintigste eeuw die opkwamen voor de belangen van de Hindostaanse gemeenschap, leiders van politieke en culturele organisaties in de naoorlogse periode die streefden naar een gelijkwaardige positie voor Hindostanen in Suriname en niet te vergeten onze adja’s, adji’s, nana’s en nani’s [pater- en maternale grootouders] voor de offers die zij gebracht hebben en op wier schouders wij staan. Ter afsluiting hieronder een gedicht van Jit Narain (pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh) als ode aan onze voorouders.

* Sri Ram: In plaats van Surinam dachten de Brits-Indische contractanten dat zij naar Sri Ram gingen, het land van Ram [hindoegod].
* Mathura en Ramjani: Leiders van de opstand van contractarbeiders

Bron: Michiel van Kempen, Spiegel van de Surinaamse poëzie. Van de oude liedkunst tot de jongste dichters. Amsterdam 1995: Meulenhoff. Pp. 538-41.

TOP