Joodse actrices waren voorlopers in de Indiase film

Radjin Thakoerdin

Onlangs las ik een artikel van Joel Eisenberg over de baanbrekende rol van Joodse actrices in de Indiase film, een eye opener voor mij en misschien ook voor vele anderen. Over de kleine Joodse minderheid in India hoor je niet zoveel. Dat komt waarschijnlijk omdat Joden in India nooit te maken hebben gehad met antisemitisme. De Australische filmmaker en schrijver Danny Ben-Moshe die een documentaire maakte over de Joods-Indiase filmsterren Sulochana, Miss Rose, Pramila en Nadira constateerde ook dat deze vrouwen zich met het grootste gemak zowel Indiaas als Joods voelden. In de film hadden ze nooit een rol van iemand met een joodse achtergrond. Nadira is vaker gecast voor een rol in een christelijke familie.

Danny Ben-Moshe

De oudste Joodse ge­meenschap vestigde zich reeds in de 10e eeuw voor Christus in Kochin, de zogenoemde Kochin Joden. Door de jaren heen vestigden zich er andere gemeen­schap­pen, zoals de Pardesi Joden uit Spanje en Portugal die zich in de 16e eeuw in Madras en Goa vestigden en de Baghdadi Joden die ongeveer 250 jaar geleden uit Irak kwamen. De Indiase actrices Sulochana, Miss Rose, Pramila en Nadira die in de periode 1920-1980 te zien waren op het filmdoek behoorden tot de Baghdadi Joden. Na de oprichting van Israël in 1948 is het grootse deel van de Indiase Joden naar Israël geëmigreerd. Daar wonen ongeveer 70.000 Indiase Joden. In India is er nog een kleine gemeenschap van ongeveer 5000 Joden die voor het grootse deel in Mumbai zijn gevestigd. Bekende hedendaagse acteurs als de gebroeders Kunaal Roy Kapur en Aditya Roy Kapur hebben een Joodse moeder.

Nadira

Ben-Moshe werd getriggerd om de documentaire Shalom Bollywood: The Untold Story of Indian Cine­ma (2017) te maken nadat hij las over het overlijden in 2006 van actrice Nadira, geboren als Farhat Ezekiel. Haar Joodse afkomst bracht hem op het idee om aan de hand van haar levensverhaal een film te maken over de vrij onbekende Joodse minderheid in India. Toen hij zijn research startte, kwam hij erachter dat er nog meer Joods-Indiase actrices waren. Sterker, dat zij aan de wieg hadden gestaan van een filmindustrie die inmiddels tot gigantische proporties was uitgegroeid. Nadira was de laatste in de rij van opvallende Joodse actrices. Zij speel­de onder andere in Aan (1952), Anarkali (1953), Shree 420 (1955), Dil Apna Aur Preet Parai (1960), Pakeezah (1972), Hanste Zakhm (1973) en Julie (1975). Zij vertolkte vaak minder deugdzame rollen (verleidster, bordeel­houdster).

Sulochana

Voor Nadira waren er drie andere Bagdadi Joodse actrices die een belangrijke rol hebben vervuld in de opkomst van vrouwen in de Indiase film. Toen de Indiase film in 1913 startte, was het not done dat vrouwen daarin speelden. Vrouwenrollen werden door mannen vertolkt. In de jaren twintig van de vorige eeuw was het nog steeds niet gangbaar voor vrouwen om te acteren. Maar de Joodse Ruby Myers (1907-1983) bracht daar verandering in. Het was toen nog tijd van de stomme (niet gesproken) film. Zij werd ontdekt door filmmaker Mohan Bhavnani van Kohinoor film een van de toon­aangevende filmmaatschappijen die tijd. Ze werkte als telefoniste/typiste in een publieke functie wat tot dan toe nog taboe was voor hindoe- en moslimvrouwen. Maar ook zij aarzelde op het aanbod om in de film te spelen in te gaan vanwege de baanbrekende betekenis van zo een keuze.

Uiteindelijk maakte zij in de jaren twintig van de vorige eeuw furore onder de filmnaam Sulochana (“zij die mooie ogen heeft”). In de film Wildcat of Bombay (1927) speelt ze maar liefst acht verschillende rollen. Zij speelde ook in de klassieker Anarkali (1928), een historisch drama over de onmogelijke liefde van een prins voor een danseres. In de latere versie van deze film die in 1953 uitkwam, vertolkte Sulochana de rol van de koningin en Nadira die van de danseres. Toen in de jaren dertig de gesproken film opkwam, deed Sulochana een stapje terug om Hindi te leren. Daarna kwamen van enkele van haar films gesproken versies uit en was zij weer de grote ster in o.a. Indira (1934), Anarkali (1935) en Bombay ki Billi (1936). Zij was een van de bestbetaalde personen in India. In 1973 kreeg zij de hoogste filmprijs voor haar gehele oeuvre, de Dada Saheb Phalke Award. Na Sulochana’s dood in 1983 werd er een postzegel ter ere van haar uitgegeven.

Miss Rose

Rose Musleah (1911-1985) volgde Sulochana op en speelde onder de naam Miss Rose halverwege de jaren dertig/veertig. Zij was al bedreven in Indiase dans en werd regelmatig gekozen tot de best geklede vrouw van India. Via Rose kwam haar nicht Esther Victoria Abraham (1916-2006), een model en danseres, onder de ar­ties­tennaam Pramila in de film. Zij werd in 1949 de eerste Miss India. Nadat in de jaren veertig het taboe voor hindoe- en moslim­vrouwen ook was doorbroken werd de rol van de Joodse actrices minder prominent.

Pramila

Volgens Ben-Moshe kwamen Joodse vrouwen niet alleen in de film vanwege hun grotere culturele vrijheid in die tijd, ook hun blanke huidskleur speelde een belangrijke rol. Het is inderdaad bekend dat er heel lang geen acteurs en actrices die niet lichtgekleurd waren, een hoofdrol hadden. En dat terwijl zeker 90% van de Indiase bevolking lichtbruin tot zeer donkerbruin is. Acteurs als Amitabh Bachchan en Sharukh Khan kregen eerst geen hoofdrol. Bij de vrouwen was Smita Patel een uitzondering op het blanke ideaalbeeld. Zij stierf echter al op jonge leeftijd in 1986. Tot populaire ‘niet blanke’ actrices worden, bijvoorbeeld, gerekend Kajol, Deepika Padukone en Priyanka Chopra. Het mag opvallend worden genoemd dat in deze tijd huidskleur nog zo een dominante rol speelt en dat een lichtbruine huidskleur al tot zoveel aandacht leidt. Er lijkt nog een lange weg te gaan voordat ook donker­gekleurde Indiërs in een hoofdrol aan de bak komen en niet alleen in de rol van slechterik of be­diende. Hopelijk zal ook India, en vooral de film­industrie die een grote invloed heeft, lering trekken uit het racismedebat dat nu mondiaal wordt gevoerd.

TOP