Column Kanta Adhin

Ik ben geen Charlie

Recent zijn we we­der­om opge­schrikt door brute moor­den gepleegd door gods­dienst­fanaten, die menen dat hun god wordt beledigd. Zij nemen het heft in eigen hand en zaaien dood en ver­derf. Het absurde is dat niet hun slachtoffers zich aan belediging of gods­lastering schuldig maken maar zijzelf. Dat is ook wat de voorzitter van de Franse moslimraad (Conseil français du culte musulman) verklaarde na de gruwelijke moord op de Franse leraar Samuel Paty die in zijn klas voor lesdoeleinden een eerder gepubliceerde cartoon van de profeet Mohammed toonde. De moord is een belediging aan de na­ge­dachtenis van de profeet en een karikatuur van zijn boodschap, aldus voorzitter Mohammed Moussaoui. Deze personen en degenen die zulke daden aan­moedigen of goedkeuren kunnen en mogen zich niet beroepen op hun vrijheid van godsdienst. Terreur kent geen godsdienst, zoals de toenmalige Secretaris-Generaal Thorbjørn Jagland van de Raad van Europa in 2015 zei na de aanslag op het kantoor van het satirische Franse weekblad Charlie Hebdo.

Human rights in culturally diverse societies
(Raad van Europa)

Na die bloedige aanslag op Charlie Hebdo vanwege gepubliceerde cartoons van de profeet Mohammed, werden vele demonstraties gehouden met de leuze “Je suis Charlie” (Ik ben Charlie). Hiermee wilde men aangeven pal achter de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid te staan, kernwaarden in een democratische rechtsstaat, die evenals de vrijheid van godsdienst zijn vervat in het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM). Dit verdrag kwam in 1950 tot stand in het kader van de Raad van Europa, een organisatie opgericht om democratie en rechtsstaat in Europa te versterken na de schokkende gebeurtenissen van de Tweede Wereld­oorlog. Het verdrag was een uiting van een diep geloof in de fundamentele vrijheden die de grondslag vormen voor gerechtigheid en vrede in de wereld.

Anno 2020 gaat het al lang niet meer alleen om vrede in de wereld, maar ook om vrede (harmonie) binnen de eigen Europese samenlevingen die door culturele diversiteit worden gekenmerkt. De vraag is wat mij betreft niet zozeer hoe ver kun je gaan in je vrije meningsuiting, maar hoever wil je zelf gaan? De rechten en vrijheden zoals neergelegd in het EVRM, maar ook in de Grondwet, zijn primair bedoeld om de burger tegen de staat te beschermen. De staat mag niet zomaar uitingen van personen of de pers inperken om te voorkomen dat machthebbers hun onwelgevallige meningen onderdrukken. Spot en satire worden daarom niet verboden, ook niet wanneer groeperingen in de samenleving zich daardoor beledigd voelen. Bij belediging of laster is er de gang naar de rechter. Dat hebben moslimorganisaties in Frankrijk eerder ook gedaan na de controversiële cartoons en de rechter besliste dat deze onder de vrijheid van meningsuiting vallen. De Franse rechter wees ook een klacht van een christelijke organisatie af in verband met een ge­pu­bliceerde spotprent van de paus met een kind naar aanleiding van het kin­der­misbruikschandaal in de katholieke kerk.

Religie heeft voor mensen een grote innerlijke betekenis. Dat bespotting ervan niet verboden is, betekent niet dat je in het maatschappelijk debat daarop niet kunt reflecteren. Niet om daarmee tegemoet te komen aan fanaten – die zijn niet voor rede vatbaar -, maar om onnodige heftige gevolgen voor de harmonie binnen de samenleving te voorkomen. Dat betekent ten eerste dat we de multiculturele samenleving als een feit moeten erkennen en aanvaarden en ten tweede, dat we elkaar met respect en de nodige ruimdenkendheid tegemoet treden. Met gevoelens van superioriteit of on­ver­draag­zaamheid schieten we natuurlijk niet op. Je zou dus best vragen mogen hebben. Bijvoorbeeld, of het per se nodig is om rechten en vrijheden tot het uiterste te doen gelden om een bepaalde situatie aan de kaak te stellen. Kan het zo zijn dat ‘normale’ aanhangers van een godsdienst onnodig hard in hun beleving worden geraakt bij de ridiculisering ervan?

Ten tijde van de aanslag in 2015 op het kantoor van Charlie Hebdo woonde ik in Frankrijk. Tijdens een herdenkingsdienst kreeg ik de sticker met de tekst “Je suis Charlie” opgeplakt. Zeker, ik sta achter de vrijheid van meningsuiting, ben zeer gesteld op humor en verwerp ten enenmale het gedachtegoed dat men buiten de normen van de rechtsstaat om kan handelen om andersdenkenden te straffen. Maar voor mij is de diepgewortelde waarde van respect voor de medemens en daarmee de bereidheid tot een zekere matiging in uitingen ook belangrijk. Harmonie in een multiculturele samenleving is niet gediend met het per se opzoeken van de randen van het toelaatbare. Ik droeg de sticker wel, maar dacht: Nee, eigenlijk ben ik geen Charlie.

TOP