Binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland is er geen eenstemmigheid over het gebruik van het woord Hindostanen. Vaak bezigt men de term Hindoestanen, soms ook geschreven als Hindustanen. Dat dit niet alleen voor de eigen groep verwarrend is, maar vooral ook voor buitenstaanders behoeft geen betoog.
Nu er in het hedendaagse debat over de koloniale geschiedenis steeds meer aandacht wordt gevraagd voor de contractarbeid, is het volgens mij belangrijk om hier wat meer duidelijkheid over te verschaffen. De contractarbeiders die vanuit Brits-Indië naar Suriname kwamen waren voor het grootste deel hindoe (ruim 80%), maar er waren ook moslims (ongeveer 17%) en een kleine groep christenen. In Suriname werden zij lange tijd als Brits-Indiërs/Brits-Indische immigranten aangeduid, maar de mensen zelf noemden hun geboorteland Hindostan/Hindustan. Beide spellingen waren gangbaar.
De contractarbeiders kwamen met een vijfjarig contract. Na afloop konden zij terugkeren naar hun land, een nieuw contract aangaan of zich vestigen in Suriname. Naarmate zich meer Brits-Indiërs in Suriname hadden gevestigd en zij Suriname als hun vaderland begonnen te beschouwen, wilden zij af van de aanduiding Brits-Indische immigrant. De vereniging van deze immigranten die in 1910 was opgericht, sprak in haar jaarverslag van 1920 niet meer over Brits-Indische immigranten maar over Hindostani. Dit is tot Hindostanen geworden.
In de tijd dat Brits-Indië in de strijd om onafhankelijkheid van Groot-Brittannië werd verscheurd door de onderlinge bloedige strijd tussen hindoes en moslims, is in Suriname bewust de term Hindostanen omarmd. Hindustaan of Hindoestaan zou ten onrechte een associatie met een groep, de hindoes, oproepen. Dit gebeurt ook, want als men het bijvoorbeeld heeft over Hindoestaanse feestdagen, dan zijn dat hindoefeestdagen. Voor moslims was de term Mohammedanen gangbaar. Met Hindostanen wordt de groep als geheel op basis van de etnische afkomst aangeduid (inclusief degenen die christenen waren of een andere of geen godsdienst aanhingen).
In de contracttijd waren de relaties tussen hindoes en moslims heel hecht; elkaars religieuze feestdagen werden samen gevierd. Deze relatie wilde men graag behouden. De eerste Hindostaanse schrijver, Munshi Rahman Khan (1874-1972) die als contractarbeider naar Suriname was gekomen, schreef in het Hindi en Urdu. Hij prefereerde het Hindi omdat hij meende dat daarmee de broederschap tussen hindoes en moslims die tijdens de contracttijd was ontstaan, vastgehouden kon worden.
Zeer recent hoorde ik over het Shabier Ishaak Crematieoord te Uitkijk in Suriname. Ik kende alleen Weg naar Zee en het Jagdew Paragh Crematorium aan de Sophie Redmondstraat in Paramaribo als crematieplekken. Inmiddels zullen er ook wel andere zijn. Maar een crematieoord met een moslimnaam, terwijl moslims hun doden niet cremeren, vond ik heel opvallend. In een artikel in Dagblad Suriname las ik toen over de verdiensten van de heer Shabier Ishaak voor de totstandkoming van het crematieoord te Uitkijk. Hij was ook voorzitter van de Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie (NSHI). Na zijn overlijden in mei 2021 is het crematieoord naar hem vernoemd. Dit vond ik ook een mooi voorbeeld van solidariteit tussen hindoes en moslims in Suriname.
In de huidige roerige tijden van polarisatie wordt er in Nederland veel gepraat over niet-uitsluiting, inclusieve samenleving en verbinding. De benaming Hindostanen is daarom bij uitstek te prefereren boven Hindoestanen of Hindustanen als wij het over de hele groep contractarbeiders en hun nakomelingen hebben.