Het Sarnámi is een bedreigde taal geworden!

Rabin Baldewsingh

Zo langzaamaan kom ik tot de conclusie dat het Sarnámi, de moedertaal van veel Hindustanen in Suriname en Nederland, een bedreigde taal is geworden. Natuurlijk is het proces van onderdrukking van de taal al enige tijd gaande, maar nu, bijna 150 jaar na het ontstaan van de taal op Surinaamse bodem, kan ik niets anders concluderen dan dat de taal niet alleen in een onderdrukte positie verkeert ten opzichte van het Nederlands en het Sranantongo, maar dat de taal aanzienlijk minder prestige heeft dan het Hindi. Onze, ja ónze moedertaal Sarnámi is een laag gewaardeerde taal geworden en het ziet er niet naar uit dat dit in de toekomst zal veranderen. Ik kom tot deze conclusie, vanwege het feit dat ik de laatste jaren niet veel ontwikkeling zie als het gaat om het actief willen spreken van deze mooie taal. Ook al zijn er voldoende grammaticaboeken, lesmaterialen, woordenlijsten, proza en poëzie beschikbaar, toch hoor je veel Hindustanen eerder lyrisch doen over het Hindi dan over de eigen moedertaal. Vreemd! Observatie in Suriname en Nederland leert mij dat Hindustanen helaas niet bereid zijn om actief het Sarnámi te bezigen; ze zijn niet bereid om te vechten voor de verdere ontwikkeling en actieve promotie van hun eigen taal. Dit op zich is een zeer treurige constatering.

Ik denk dat het een gezamenlijke opgave is van alle Hindustanen, zowel in Suriname als in Nederland, om tenminste een poging te doen om het Sarnámi te behoeden van uitsterven. Vorig jaar, 2019, was het Internationaal Jaar van de Inheemse Talen, uitgeroepen door de Verenigde Naties. De bedoeling was om aandacht te vragen voor alle talen in de wereld en sommige te behoeden van verdwijning. In februari van dat jaar heb ik de ambassade van Bangladesh geholpen om een taalmonument (Shahid Minar) neer te zetten in het Zuiderpark in Den Haag. Het monument staat er op een schitterende locatie, niet ver van de grote speelweide, in de buurt van het zwembad en het openluchttheater. Ondanks de publiciteit was er bij de onthulling behalve mijn persoon geen Surinaamse Hindustaan te bekennen. Tot op de dag van vandaag hoor ik niemand erover spreken. Ik vind dit werkelijk intriest. Vooral ook omdat het afgelopen jaar weer enkele bijzondere talen in de wereld zijn verdwenen, omdat de laatste sprekers zijn overleden. Naar schatting kent de wereld op dit moment zo’n 7000 talen. Volgens taalwetenschappers zullen over een eeuw ongeveer een derde ervan overblijven. Een van de talen die het misschien niet gaat overleven is ons Sarnámi. Technisch gezien zijn er ongeveer 350.000 sprekers van het Sarnámi. De meeste sprekers zijn passieve sprekers, die zich voor communicatiedoeleinden in eerste instantie vooral wenden tot het Nederlands en het Sranantongo. Bij culturele en religieuze gebeurtenissen en in de specifieke Hindustaanse media (radio en televisie) wordt een vorm van het Hindi gebezigd. In tempels en moskeeën worden religieuze diensten eerder in het Nederlands uitgevoerd (of uitgelegd) dan in het Sarnámi.

Wat nu? Ik denk dat ik persoonlijk op een cruciaal punt sta om een heldere keuze te maken: blijven schrijven in het Sarnámi of toch maar overschakelen naar een andere taal, bijvoorbeeld het Nederlands? De wandelende encyclopedie van de Surinaamse literatuur, prof. dr. Michiel van Kempen, zei laatst in een interview tegen mij: ‘Ben je niet bang dat je jezelf zult isoleren door steeds in het Sarnámi te schrijven?’ Ik antwoordde nogal stoer: ‘Nee hoor, dat kan mij niet schelen. Wat er ook gebeurt, ik zal de spraak van mijn voorouders in ere houden. Ik zal ermee doorgaan.’

Maar toch heeft die vraag van Van Kempen mij de laatste tijd enorm beziggehouden. Als ik om mij heen kijk dan zie ik steeds minder mensen die geïnteresseerd zijn in het Sarnámi. Ook ontwaar ik heel weinig actieve sprekers ervan. Sterker nog, soms ontmoet ik Hindustanen die mij in mijn taalgebruik corrigeren en zeggen dat ik geen Sarnámi schrijf of spreek, maar het Hindi, omdat ze mijn taalgebruik niet meer kunnen volgen. Ze herkennen het eigen Sarnámi niet meer en kwalificeren dat als Hindi. Werkelijk de wereld op z’n kop! Maar dit is wel de realiteit anno 2020, drie jaar voor de viering en herdenking van 150 jaar Hindustaanse Immigratie in het Koninkrijk der Nederlanden.

Aan de andere kant, als ook ik stop om het Sarnámi te spreken en te schrijven, dan denk ik dat ook ik een bijdrage zal leveren aan het feit dat straks de taal uitsterft. Een bijzonder dilemma. Maar waarom zou ik dat willen? Het beheersen en spreken van diverse talen is toch geen probleem op zich! Sterker nog, het kan een enorme pré zijn in de eigen ontwikkeling. Zowel in Suriname als in Nederland ben ik meertalig opgegroeid. Dat heeft mij nooit een probleem opgeleverd bij mijn verdere ontwikkeling. Kinderen zijn heel goed in staat om verschillende talen tegelijk te leren en te spreken. Dat is zelfs wetenschappelijk bewezen. Het was vroeger in Suriname geen probleem om thuis het Sarnámi te spreken, op school het Nederlands en op straat het Sranantongo. We groeiden tri linguaal op. Als je kijkt naar een land als India, dan zie je dat Indiërs altijd meertalig opgroeien. Immers, het Hindi, eigenlijk nog een jonge taal, wordt daar niet door iedereen gezien als hún moedertaal. Er zijn zelfs deelstaten waar het Hindi helemaal niet onderwezen wordt, zoals in Tamil Nadu.

Indiërs groeien vaak tri linguaal op, namelijk in hun eigen taal (zoals Bengali, Punjabi of Marathi), ze leren ook het Hindi omdat dit de lingua franca (een taal die als gemeenschappelijk communicatiemiddel wordt gebruikt tussen mensen met verschillende moedertalen) is in het land, en het Engels (voor hen die naar school gaan). Bovendien zie je dat er vaak grote variaties zijn van de eigen moedertaal, omdat dit gepaard gaat met taalvariaties per streek (dialecten). Niemand doet hier moeilijk over. In het land is het Engels inmiddels ook uitgeroeid tot een lingua franca. Maar het gebruik van de eigen moedertaal is levendig, zowel in de eigen streek als in door emigratie gevormde leefgemeenschappen daarbuiten, ook in diaspora!

Indien het Sarnámi binnen afzienbare tijd (één generatie) uitsterft, dan zal dit voor de gemeenschap grote invloed hebben op het Hindi dat we coûte que coûte ten koste van het Sarnámi willen behouden, spreken en promoten. Het zal moeilijk worden om het Hindi te volgen en zullen de Sarnámi woorden (eigen namen en ook benamingen van familieleden) op z’n Nederlands worden uitgesproken. Dat gebeurt nu al, zowel in Suriname als in Nederland. En zie het resultaat hiervan in landen als Zuid-Afrika, Mauritius, Trinidad en Guyana. Daar is de eigen moedertaal compleet verdwenen. Wel erg jammer, toch? Immers, taal is niet alleen iets om ermee te communiceren, maar taal is heel sterk verbonden met de identiteit van een groep of een volk.  De vraag is dan: kunnen wij de eigen identiteit blijven ontwikkelen als wij de eigen taal laten uitsterven, en daarmee niet alleen een stukje cultuur laten verdwijnen maar ook de toegang tot vele culturele uitingen? Ik denk het niet. In dat geval zullen we genoodzaakt zijn om verlangend te blijven happen naar datgene wat India, en vooral Bollywood, ons voorschotelt. Onze kopie-cultuur zal nog intensievere vormen aannemen!

Het jaar 2020 is net begonnen. Een goed voornemen is altijd goed. Er is nog tijd, er is nog hoop. Laten we met z’n allen het jaar 2020 een keerpunt laten zijn voor het voortbestaan van ons Sarnámi. Vanaf nu kunnen we onze best doen om de taal wat actiever te spreken en met vereende krachten de taal zelfs te promoten en verder te ontwikkelen. Ben benieuwd welke Hindustaan nu de vinger opsteekt, naar voren stapt, en vooruit begint te lopen. Ik ben in ieder geval wel begonnen te lopen!

TOP