Het Nederlandse slavernijverleden als een kwal op het strand. Deel II

Dr. Hans Ramsoedh

In dit tweede deel bespreek ik de recente adviezen die op 1 juli 2021 zijn uitgebracht in het rapport van het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden (Ketenen van het verleden, 272 pp.). Dit adviescollege is op 1 juli 2020 geïnstalleerd om te rapporteren over het Nederlandse slavernijverleden. Aanleiding voor de regering voor de samenstelling van dit adviescollege was haar voornemen om een dialoog te houden over het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in de hedendaagse samenleving. In de optiek van de Nederlandse regering moet de dialoog leiden tot verbinding en een bredere erkenning en inbedding van het gedeelde verleden. Dit tweede deel sluit ik af met enkele slotopmerkingen.

Adviezen aan de Nederlandse regering over het omgaan met het Nederlandse slavernijverleden
In zijn rapport heeft het Adviescollege een fors aantal aanbevelingen opgenomen. Het gaat om een aantal concrete voorstellen zoals: de oprichting van een nationaal slavernijmuseum, verankering van het slavernijverleden op alle niveaus in het onderwijs­curri­culum, de bestrijding van institutioneel racisme op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, het onderwijs en de politie. Volgens het adviescollege vloeien deze vormen van racisme voort uit de slavernij en het kolonialisme.

Erkenning slavenhandel als misdaad tegen de menselijkheid 
Daarnaast heeft het Adviescollege nog een aantal andere voorstellen opgenomen die zeker veel stof zullen doen opwaaien. Zo wordt in het rapport, in navolging van de VN Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban Zuid Afrika 2001, de Nederlandse betrokkenheid bij slavernij als een misdaad tegen de menselijkheid genoemd. Ondanks dat, zoals ook in het rapport wordt gesteld, dat erkenning en excuses ‘complex en doorgaans niet zonder risico of controverse’ zijn wordt de Nederlandse regering opgeroepen om eenduidig te erkennen dat de slavenhandel en slavernij die tussen het begin van de 17e eeuw en 1 juli 1863 direct of indirect onder Nederlands gezag hebben plaatsgevonden misdrijven tegen de menselijkheid waren. Deze erkenning was een van de meest controversiële kwesties op de conferentie in Durban in 2001 en had het karakter van een antiwesterse jamboree. Uiteindelijk volgde op die conferentie de erkenning dat historische en hedendaagse praktijken van slavernij en slavenhandel moreel schandalig zijn en dat wat vandaag een misdaad tegen de mensheid zou zijn niet toegepast kan worden op een tijdperk voordat dit principe feitelijk bestond. Waarom niettemin deze oproep van het Adviescollege aan de Nederlandse regering? Ik acht het niet uitgesloten dat deze oproep van het Adviescollege aan Nederland om zijn betrokkenheid bij slavenhandel en slavernij als een misdaad te erkennen ingegeven is door identiteitspolitieke overwegingen: Nederland moet op de knieën en diep door het stof om zijn zonden jegens de totslaafgemaakten en hun nazaten te belijden.

In de hele discussie rond het slavernijverleden draait het vooral om de rol van westerse landen en de westerse beschaving, terwijl Afrikanen en Arabische handelaren eveneens belangrijke actoren waren. Mij is niet bekend dat bijvoorbeeld aan huidige Afrikaanse koning­en/stam­hoofden is gevraagd om de handelwijze van hun voorgangers bij de slavenhandel te erkennen als misdaden tegen de eigen bevolking.

Koninkrijksfonds 
Het Adviescollege heeft ook naar de kwestie van compensatie gekeken en concludeert dat het daarvoor te lang is geleden en dat hier juridisch geen grondslag voor is. In plaats van compensatie pleit het voor de oprichting van een soort Koninkrijksfonds dat gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld een nationaal slavernijmuseum. Over de hoogte van het bedrag voor dit fonds worden geen bedragen genoemd. Dit fonds zou volgens het Adviescollege op 1 juli 2023 moeten ingaan. Op dit moment is het kabinet demissionair en het betekent dat het nieuw aan te treden kabinet te zijner tijd met een inhoudelijke reactie zal komen op de adviezen van het Adviescollege.

Nationaal onderzoek slavernijverleden 
Een opvallend voorstel in het rapport van het Adviescollege is dat de Nederlandse regering opdracht moet geven tot een nationaal onderzoek naar het slavernijverleden. Verwacht het Adviescollege soms nieuwe inzichten terwijl er kasten vol boeken over het Nederlandse slavernijverleden zijn verschenen? Ik acht de kans de groot dat bij nieuw te initiëren onderzoek door de overheid naar het slavernijverleden het vooral witte geëngageerde Nederlandse onderzoekers zullen zijn die dit soort opdrachten in de schoot toegeworpen zullen krijgen in plaats van zwarte onderzoekers die ook hun sporen op dit terrein hebben verdiend.

1 juli als Nationale herdenkingsdag 
Tot slot het advies van het Adviescollege over 1 juli. Het voorstel is om van 1 juli in Nederland een nationale herdenkingsdag te maken. Ik sluit niet uit dat dit voorstel wellicht geïnspireerd is door het besluit in de Verenigde Staten om sinds dit jaar 19 juni (Juneteenth), de dag waarop de afschaffing van slavernij wordt herdacht, als nieuwe officiële feestdag te proclameren. De koning en kabinet wordt geadviseerd daarbij aanwezig te zijn als erkenning ‘dat het slavernijverleden het hele land aangaat’. Begin 2021 zegde Rutte toe dat 2023 (150/160 jaar afschaffing slavernij) uitgeroepen zal worden tot een herdenkingsjaar. Het is nog de vraag of in de toekomst 1 juli een nationale herdenkingsdag zal worden in Nederland. Zo’n dag wordt niet van bovenaf opgelegd aan de bevolking. Er moet daarvoor ook een breed draagvlak zijn onder de bevolking. Uit het eerder genoemde enquête-onderzoek van het actualitei­ten­programma Een Vandaag op 1 juli 2021 komt echter naar voren dat meer dan de helft van de ondervraagden (59%) vindt dat Keti Koti geen nationale feestdag hoeft te worden. Er zal over deze kwestie nog stevig gediscussieerd worden tussen voor- en tegenstanders.

Officiële ambtswoning sinds 1927 van de burgemeester van Amsterdam aan de Herengracht. Dit pand werd in 1672 gebouwd in opdracht van een slavenhandelaar. Ook veel latere oud-bewoners verdienden hun geld met de slavenhandel.

Tot slot 
Op 30 juni 2019 pleitte burgemeester Aboutaleb van Rotterdam tijdens een herdenkingstoespraak bij het slavernijmonument in zijn stad voor officiële excuses van regeringszijde voor het Nederlandse aandeel in de slavernij. Op 11 juli 2021 sprak Aboutaleb bij de herdenking van de massamoord in de Bosnische stad Srebrenica waar toen in 1995 7.500 – 8.000 mos­lim­mannen en jongens onder de ogen van Dutchbat (Nederlands VN-bataljon) zijn vermoord door Servische troepen. Bij de Sebrenica-herdenking sprak Aboutaleb de volgende woorden: ‘Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd. Hou het verleden levend, maar blijf daar niet in steken en maak een stap naar de toekomst’ (geciteerd in de Volkskrant 12 juli 2021). Dit zijn woorden die wat mij betreft ook gelden voor het slavernijverleden. Deze kwal op het Nederlandse strand is niet gebaat bij polarisatie of denken in termen van slachtoffers en daders. Het zal uiteindelijk moeten leiden tot een inclusieve samenleving met daarbij de erkenning wat ons verbindt. Of excuses bij die erkenning horen is voor mij van ondergeschikt belang. Een eerste stap daartoe is van de Nederlandse zijde de erkenning voor de wandaden jegens de totslaafgemaakten in het verleden en de pijn die de nazaten nog vandaag voelen.

Foto’s: auteur (1 en 2)

Terug naar Deel I >>

TOP