Column Kanta Adhin

Gepaste trots

5 juni is de dag van de Hindostaanse immigra­tie in Suriname. Een dag waarop we worden teruggevoerd naar het verleden toen onze voorouders India verlie­ten met een voor hen onbekende bestem­ming. Toch besloten ze de stap te zetten, de stap aan boord van het schip dat hen zou wegvoeren naar de plantages in Suriname. Er zijn verschillende meningen over het al dan niet (geheel) vrijwillige karakter van het vertrek en of we daarom deze dag moeten vieren dan wel in rouw moeten herdenken. Zoals vaak is het niet per se het een of het ander, het is ook mogelijk beide te doen. We zien bij het overlijden van een persoon vaak dat het leven van betrokkene wordt gevierd, terwijl het gemis natuurlijk wel verdriet geeft.

Niemand zal ontkennen dat het systeem van de zogenoemde contractarbeid elementen van een verkapte vorm van slavernij vertoonde en als zodanig niet bejubeld kan worden. Anderzijds denk ik dat we de veerkracht van onze voorouders tekortdoen als we alleen maar op hun ellende inzoomen met voorbijgaan aan wat ze hebben bereikt ondanks de ontberingen. Het systeem bood hun ook kansen. Kansen op sparen, op bezit van eigen grond, op onderwijs voor kinderen. Kansen die zij hebben aangegrepen waardoor de Hindostaanse groep zich omhoog heeft kunnen werken tot een van de belangrijkste bevolkingsgroepen van Suriname. Het is dan ook begrijpelijk dat men daar op een dag als 5 juni met gepaste trots op terugkijkt.

Ondanks de bereikte vooruitgang zien wij vaak dat Hindostanen worden getypeerd als bescheiden, onderdanig, niet activistisch en zelfs laf. Zij laten zich overrulen door anderen met een grotere mond en vechtlust. In de politiek leek het tot voor kort vanzelfsprekend dat ze altijd de tweede viool spelen. Door sommigen worden zij het liefst nog steeds als ‘koelie’ in een hoek gedrukt. Ik ben zelfs een keer door een winkelier in Paramaribo voor ‘eurokoelie’ uitgemaakt, omdat ik hem erop had aangesproken dat hij mij een rot product had verkocht. Vanwege de voor hem onverwachte assertiviteit kreeg ik het predicaat ‘euro’ mee. Over stereotyperingen gesproken, mijn moeder had mij al gewaarschuwd dat ik echt niet moest verwachten geld terug te krijgen van die ‘gierige Libanees’.

Onprettige ervaringen waren er ook met Indiërs die neerkeken op de nazaten van contractarbeiders. Ik denk aan Indiase zakenlui in Suriname die een eigen gemeenschap vormden en zich verheven voelden boven die ‘achterlijke Hindostanen met hun dorpsgewoonten’. Ik was daarom heel blij een keer te horen hoe mijn moeder een Indiase kennis die zich denigrerend uitliet over de Hindostaanse huwelijkstraditie, op haar plaats zette. Terwijl die vrouw heel gewichtig deed over de moderne huwelijken in Delhi en andere steden, merkte mijn moeder op dat in Suriname, zelfs in de polders, geen bruidjes werden verbrand vanwege een tegenvallende bruidsschat. Iets wat bijvoorbeeld wel in Delhi voorkwam.

Zelf maakte ik een keer mee hoe de toenmalige Indiase rechter bij het Internationaal Gerechtshof zich gedroeg die ik in Leiden op een bijeenkomst van een volkenrechtelijk dispuut ontmoette. Hij kwam enthousiast op mij af voor een praatje. Maar toen ik vertelde dat ik uit Suriname kwam waar mijn (over)grootouders zich na afloop van hun contracttijd hadden gevestigd, zag ik hem verstarren. Hij wist niet hoe snel hij het gesprek moest beëindigen. Ik zag hem daarna wel een paar keer mijn kant op kijken, maar tja, ik was nu eenmaal te min gezelschap. Het viel mij tegen dat iemand van zijn kaliber zich niet kon onttrekken aan het ját-pát systeem waarbij de kaste van een medepersoon het contact bepaalt.

Mai-Baap Memorial bij de Suriname Ghat aan de Hooghly rivier te Kolkata, India.

We hebben wel kunnen zien dat de Indiase regering begin 2000 is overgegaan tot het instellen van de Pravāsī bhāratīya divasop 9 januari, een dag speciaal gewijd aan de Indiase diaspora, inclusief de nakomelingen van de toenmalige Brits-Indische contractarbeiders. En op 25 november 2017 werd, ter gelegenheid van de Onafhankelijkheidsdag van Suriname, in Kolkata het Mai-Baap Memorial onthuld, een herinnerings­monument aan de Hooghly rivier op de plek waarvandaan de schepen naar Suriname vertrokken (Suriname Ghat).

Nu, na bijna 150 jaar, is in Suriname een Hindostaanse president een ‘politiek contract’ voor vijf jaar aangegaan. De te verrichten arbeid is zwaar, loodzwaar. En de omstandigheden zijn erbarmelijk, los van de coronacrisis. De grote mond van de vorige president en zijn achterhaald antikoloniaal activisme hebben geen vooruitgang gebracht. Integendeel, door wanbeheer en schaamteloze corruptie gaat het land gebukt onder een enorme schuldenlast. Het is nu aan de huidige regering en burgers om keihard te werken voor een mager loon. Degenen die meenden de huidige president als ‘koelie’ weg te zetten, moeten zich realiseren dat de vorige, nota bene voor meervoudige moord veroordeelde, president het hele volk als het ware tot koelie heeft verklaard. Want alleen met noeste arbeid en deugden als soberheid en spaarzaamheid die de contractarbeiders vooruit hebben gebracht, zal het land uit het moeras kunnen worden getrokken. Hopelijk kan over niet al te lange tijd met gepaste trots worden teruggekeken op de gezamenlijke inspanningen.

TOP