George Hindori, een van Surinames nationale helden

Hans Ramsoedh

George Hindori gold in 1975 en in de jaren daarna voor de Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP) en veel Hindostanen als een ‘verrader’ en ‘overloper’. Tijdens de politieke patstelling in Suriname rond de onafhankelijkheid in oktober 1975 hielp hij als oppositielid de regeringscoalitie aan een nipte meerderheid (1 stem) waardoor de onafhankelijkheid alsnog met een parlementaire meerderheid kon worden gerealiseerd. Als afstraffing voor zijn stap werd hij voor de VHP een ‘politieke paria’ en daarmee tot de politieke dood veroordeeld. Het odium ‘verrader van de Hindostanen’ zou hem tot aan zijn dood in 1986 blijven kleven.

Decennia later zouden prominente VHP-ers (waaronder Evert Gonesh, Sonny Hira en Stanley Raghoebarsing) pleiten voor een rehabilitatie van deze heroïsche Surinamer. Hira en Raghoebarsing richtten in 2015 een Comité op ter rehabilitatie van Hindori. Zij deden een dringend beroep op VHP-voorzitter Chan Santokhi om bij de viering van veertig jaar onafhankelijkheid Hindoris naam op passende wijze in ere te herstellen, hem te verheffen tot erelid van de VHP om hem daarmee postuum te rehabiliteren en te onderscheiden. In de optiek van de initiatiefnemers zou hiermee een politiek-historisch sentiment worden rechtgetrokken dat destijds werd ingegeven door de geest van de politieke ontwikkelingen rond de onafhankelijkheid in 1975. Met name Sonny Hira, oud-ambassadeur van Suriname in Brazilië, bleef zich beijveren voor eerherstel van Hindori. Tot op heden is men in VHP-kringen echter niet teruggekomen op de dwaling rond de stap van Hindori.

Buiten de VHP en een belangrijk deel van de Hindostaanse gemeenschap kan Hindori wel rekenen op waardering voor zijn stap; hij wordt gezien als de man die Suriname de onafhankelijkheid schonk. De Surinaamse staatsradio SRS riep hem in 1975 uit tot Man van het Jaar. Toen hij het veld in het Suriname stadion (het huidige André Kamperveenstadion) op de avond van de onafhankelijkheidsviering op 25 november 1975 betrad kreeg hij van de duizenden aanwezigen een staande ovatie. Bij de herdenking van veertig jaar onafhankelijkheid van Suriname in 2015 memoreerde de voorzitter van De Nationale Assemblée (Jenny Simons) in een buitengewone openbare vergadering Hindori als een van de helden van de onafhankelijkheid: ‘In plaats van burgeroorlog was er een onvergetelijk feest in Suriname. Hij [Hindori] maakte het niet alleen mogelijk dat de onafhankelijkheidsdag werkelijk kwam op 25 november 1975, maar bewerkstelligde ook dat de vijandelijkheden ophielden en de politieke opponenten elkaar de hand reikten. Hij heeft daarvoor, zoals dat gaat, een grote sociale en politieke prijs betaald’, aldus Simons (geciteerd in De Ware Tijd, 25 november 2015). Slechts een straatnaam op Blauwgrond herinnert aan deze held van de onafhankelijkheid: de George Hindoristraat.

De VHP-leiding hult zich nog steeds in een groot zwijgen rond de rehabilitatie van deze heroïsche Surinamer. Wat maakt dat de VHP-leiding nog steeds grote moeite heeft om het historisch sentiment jegens Hindori in heroverweging te nemen, alsnog tot rehabilitatie over te gaan, hem op te nemen in de eregalerij van VHP-prominenten en hem te beschouwen als een van de helden van Suriname’s onafhankelijkheid?

Alvorens antwoord te geven op deze vraag beschrijf ik hieronder eerst Hindori’s rol bij de onafhankelijkheid van Suriname. George Dewendrepersad Hindori (13 augustus 1934 – 26 januari 1986) studeerde af als landbouwkundig ingenieur in Wageningen. Na zijn studie was hij in Suriname werkzaam als staffunctionaris op het Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij. In 1968 werd hij gekozen als Statenlid namens de VHP, een functie die hij tot augustus 1980 bekleedde. Samen met Alwyn Mungra (arts en Statenlid) gold Hindori als een van de kroonprinsen van Lachmon.

De onafhankelijkheidsverklaring van de regering-Arron in februari 1974 leidde in Suriname tot grote politieke en etnische spanningen. De coalitie beschikte over een meerderheid van slechts drie zetels (22 voor de coalitie en 17 voor de oppositie). Toen in de loop van 1975 drie coalitieleden zich aansloten bij de oppositie namen de politieke spanningen in Suriname toe. Deze spanningen werden vergroot door de ramkoers van Arron en Lachmon. Arron had van de onafhankelijkheid een Creoolse zaak gemaakt en Lachmon verkeerde in de illusie dat hij alsnog de realisatie van de onafhankelijkheid kon verhinderen. De massa in Suriname reageerde ondertussen op de onzekere toekomst en de raciale spanningen met stille paniek door het land te ontvluchten. In de jaren 1973, 1974 en 1975 vertrokken er circa 66.000 Surinamers (ongeveer twintig procent van de bevolking) naar Nederland.
Door de opstelling van de drie dissidente coalitieleden zag het naar uit dat er voor de soevereiniteitsoverdracht geen parlementaire meerderheid te vinden zou zijn in Suriname. De voltallige oppositie uit Suriname vertrok in september 1975 vervolgens naar Den Haag om aan te tonen dat zij over een meerderheid in de Staten beschikte. Al voordat de oppositie in september 1975 naar Nederland vertrok rezen bij Hindori echter twijfels over de door Lachmon gevolgde ramkoers. Hindori stelde Lachmon vervolgens op 14 september 1975 schriftelijk op de hoogte van zijn afwijkende visie over de onafhankelijkheid: een vertrek naar Nederland had geen praktische betekenis, de onafhankelijkheid stond onomstotelijk vast, het was veel zinvoller tijd en energie volledig te benutten voor de voorbereiding en veilige waarborging van Suriname’s toekomstige staatsinrichting en –structuur. Het betekende met andere woorden een afwijzing van de tot dan gevolgde ramkoers door Lachmon, aanvaarding van de realiteit van de aanstaande onafhankelijkheid en er het beste van zien te maken. Over zijn afwijzing van de koers die Lachmon inzake de onafhankelijkheid volgde zei Hindori het volgende: ‘Ik kende Lachmon haast niet meer. Hij had zich gestrikt in een touw waaruit hij niet los kon…. mijn hart bloedde toen ik zag hoe hij in een bepaalde richting geduwd werd die op geweld moest uitlopen’ (geciteerd in Gonesh, Jagernath Lachmon 2015: 138). Lachmon had echter geen boodschap aan het advies van Hindori. Laatstgenoemde had op dat moment geen andere keus dan zich te conformeren aan de partijdiscipline en met de voltallige oppositie af te reizen naar Nederland. Zij werd echter door Den Haag terugverwezen naar Paramaribo. Van het kabinet-Den Uyl hoefde Lachmon geen steun te verwachten. Den Uyl stond pal achter de regering Arron inzake de onafhankelijkheid en stelde zich op het standpunt dat met de datum van de onafhankelijk­heid niet mocht worden gesold. In zijn optiek had zo’n datum ‘iets heiligs’.

Nadat de oppositie weer terug was in Suriname kwam het in de Staten echter niet tot een motie van wantrouwen tegen de regering-Arron. Een van de drie dissidente Statenleden die zich hadden aangesloten bij de oppositie zat inmiddels in het buitenland ondergedoken. In de Staten ontstond hierdoor een patstelling (19-19). De oppositie blokkeerde de parlementaire werkzaamheden en de Surinaamse politieke verhoudingen werden gekenmerkt door een scherp antagonisme tussen coalitie en oppositie. De oppositie gunde de coalitie geen succes en was erop gebrand de staatkundige verhoudingen met Nederland te bestendigen. Deze wrokkige houding nodigde de coalitie niet uit om gezamenlijk naar de soevereiniteitsoverdracht toe te werken. In coalitiekringen werd zelfs het idee geopperd om dan maar eenzijdig de onafhankelijkheid uit te roepen. Suriname leek af te steven op een raciale burgeroorlog.

De etnische spanningen namen toe toen het gezin van premier Arron op 13 oktober 1975 slachtoffer werd van een gijzeling, maar waaraan geen politieke motieven ten grondslag lagen. Op de televisie verklaarde Arron in een emotionele toespraak [now den wan kir mi– zij willen mij nu vermoorden] dat men het op zijn leven had gemunt. Hiermee wekte hij (bedoeld of onbedoeld) de suggestie dat de dader een werktuig was in handen van de Hindostaanse oppositie en dat politieke tegenstanders hiervoor verantwoordelijk waren. In reactie op de woorden van Arron werden stalletjes van Hindostaanse kooplieden in het centrum vernield en verschillende handelaren werden mishandeld en beroofd. Een onheilspellende situatie dreigde in het land. Hindori maakte zich zorgen over de steeds groter wordende tweespalt in de Surinaamse samenleving. In de VHP was hij echter een van de weinigen die bereid waren actie te ondernemen en een stap naar voren te doen.

Uit vrees dat de polarisatie tot een burgeroorlog zou leiden verbrak Hindori de politieke impasse toen hij op 14 oktober 1975 onverwacht op de televisie een aanbod deed tot samenwerking met de coalitie om toch nog de onafhankelijkheid erdoor te krijgen. Hij verklaarde dat hij besloten had om het partijbelang ondergeschikt te maken aan het landsbelang en mee te helpen het parlementaire werk weer op gang te brengen. Hierdoor kon conform de parlementaire democratische normen gebouwd worden aan het noodzakelijke juridische fundament van een onafhankelijke Suriname’. Hij wilde niet medeverantwoordelijk worden gesteld voor de gewelddadigheden en de rassenrellen die volgens hem ontegenzeggelijk zouden losbreken indien de onafhankelijkheid geen voortgang zou vinden door het optreden van de Hindostaanse oppositie (geciteerd in Gonesh, Jagernath Lachmon 2015: 139-140). Met deze stap van Hindori had de regering-Arron haar parlementaire meerderheid terug. Op de vraag van Arron wat Hindori van hem als tegenprestatie verwachtte zei laatstgenoemde: ‘Eén ding maar, en dat is dat je me je woord geeft dat jij je vanaf vandaag nu als nationaal leider gaat gedragen en niet als NPK-leider’. Over zijn verklaring op de televisie verklaarde Hindori later: ‘Dit was het moeilijkste moment in m’n leven. Ik heb gehandeld in ’t volste vertrouwen en oprechtheid. Het was een beproeving voor mezelf als ik uit de grond van m’n hart iets voor m’n land kan doen’ (‘Wat gebeurde er in de dagen voor 25 november?’, geciteerd in De Ware Tijd, 28 november – 4 december 2008, Nederlandse editie). Zijn stap werd in de samenleving als een bevrijding ervaren. Een ieder voelde na de toespraak van Hindori de ontlading in de samenleving. De parlementaire beraadslagingen konden weer worden hervat en de onafhankelijkheidsdag was gered.

Er zijn veel speculaties geweest over de vraag door welke motieven Hindori werd gedreven. Volgens sommigen hebben Nederlandse premier Den Uyl en de ministers De Gaay Fortman en Pronk op hem ingepraat en wisten zij hem te ‘bekeren’. In dit verband wordt ook de naam genoemd van de Surinaamse professor Rudolf van Lier in Wageningen die Hindori nog kende toen hij daar studeerde. In de optiek van Arron waren niet Den Uyl cs de regisseurs van het ‘verraad’ van Hindori maar is hij degene geweest die het ‘vogeltje’ [Hindori] in de klep heeft weten te krijgen (zie Meel, Man van het moment 2014: 203-211). Dat verschillende personen en politici in Nederland hebben ingepraat op Hindori dient niet uitgesloten te worden. Die gesprekken zullen hem eerder hebben bevestigd in zijn opvattingen rond de onafhankelijkheid dan dat die hem ‘bekeerd’ zouden hebben. Het was immers bekend dat hij binnen de VHP-fractie eerder zijn twijfels had geuit over de tot dan gevolgde strategie van de oppositie. Arrons verklaring moeten we zien tegen de achtergrond van het ‘opkloppen’ van zijn eigen rol bij het ‘binnenhalen’ van Hindori en een onderschatting van het intellect van en een ontkenning van de ethische principes die voor Hindori in deze kwestie leidend waren. Mensen die hem van nabij hebben meegemaakt (onder wie oud-parlementsvoorzitter Emile Wijntuin) omschrijven Hindori als een idealistisch en principieel mens die vond dat je niet voor het oog van de wereld je eigen onafhankelijkheid kon torpederen. Door de politieke patstelling in Suriname in het najaar van 1975 is Hindoris geweten gaan spreken en hij heeft gemeend uit vaderlandsliefde een daad te moeten stellen. Hij was ervan overtuigd geraakt dat Suriname niet langer welkom was in het Koninkrijk, voortzetting van de parlementaire blokkade voor Suriname daarom heilloos was en wilde niet tegen de stroom van de geschiedenis oproeien met het risico van een etnische burgeroorlog in Suriname.

Bij de oppositie sloeg Hindoris verklaring in als een bom. Lachmon had geen andere keus dan zich schoorvoetend neer te leggen bij dit fait accompli. De kloof tussen regering en oppositie kon vervolgens op 18 november – een week vóór de onafhankelijkheid – worden gedicht dankzij de fameuze brasa [omhelzing] van Arron en Lachmon in de Staten van Suriname. Het was een gebaar van verzoening waar de Surinaamse samenleving lang naar had uitgekeken. Hindori was de wegbereider van de brasa.

Hindori was in 1976 nog bereid terug te keren naar de VHP maar kwam voor gesloten deuren te staan. Lachmon weigerde zijn spijtbetuigingen te accepteren. Hij vervolgde zijn Statenlidmaatschap tot augustus 1980 als Statenlid namens de Hernieuwde Progressieve Partij (HPP). In 1977 behaalde de HPP in NPK-verband slechts één zetel, maar kreeg niettemin twee ministeries toebedeeld bij de kabinetsformatie. Hoewel Hindori beslist ministeriabel was koos hij voor het Statenlidmaatschap. Hij was zich naar alle waarschijnlijkheid ervan bewust dat een eventueel ministerschap door zijn politieke tegenstanders zou worden geïnterpreteerd als ‘beloning’ voor zijn politieke stap in 1975.

Lachmon was in staat zich te verzoenen met zijn politieke opponent Arron en zelfs met dissidenten binnen de eigen partij die zich in 1996 hadden afgescheiden en aangesloten bij de NDP-coalitie die de weg vrijmaakte voor de regering-Wijdenbosch (1996-2000). Voor Lachmon was Hindoris verklaring in 1975 echter een persoonlijke belediging die hem tot in het diepst van zijn ziel krenkte. Hij beschouwde de stap van Hindori als een van de meest donkere dagen in zijn politieke loopbaan en als onomkeerbaar. Lachmon heeft Hindori zijn ‘verraad’ nimmer vergeven. Lachmon was een politieke leider die absolute loyaliteit van zijn volgelingen eiste. Oud-premier Jules Sedney schreef dat Lachmon uitzonderlijk tolerant was tegenover andere bevolkingsgroepen, in het bijzonder tegenover Creolen. De Hindostaan daarentegen die niet wilde volgen, maar zijn eigen weg wenste op te gaan, hoefde niet op begrip te rekenen. Genade zou niet zijn deel zijn, aldus Sedney (geciteerd in J. Sedney, ‘Jagernath Lachmon als vredestichter, politieke stabilisator, vader des vaderlands’. Weekkrant Suriname, 24-30 juni 1989). Toen Hindori in januari 1986 overleed weigerde Lachmon aanvankelijk naar zijn crematie te gaan. Het was Arron die uiteindelijk Lachmon bewoog om toch naar de crematie te gaan. Hierover vertelde Arron: ‘Ik zei: Lach, dit kan je niet maken. We hebben toen twee gesprekken gevoerd en uiteindelijk heeft hij eraan meegewerkt om afscheid van Hindori te nemen (geciteerd in Meel, Man van het moment 2014: 211).

Ik kom hier terug op de vraag aan het begin waarom de VHP-leiding nog steeds grote moeite heeft om Hindori alsnog te rehabiliteren en hem te beschouwen als een van de helden van Surinames onafhankelijkheid. Voor een niet onbelangrijk deel heeft dit te maken met de partijcultuur binnen de VHP die ondanks bestuurlijke vernieuwing onder voorzitterschap van Chan Santokhi nog steeds is doordrenkt van de geest van Lachmon: eeuwige straf bij doorbreking van partijdiscipline, hoezeer ook ingegeven door ethische of ideële motieven. De partijdeur zal altijd gesloten zijn en blijven voor verraders, zoals een VHP-ingewijde mij meedeelde. Ik sluit daarnaast niet uit dat partijdinosaurussen nog steeds een grote invloed hebben binnen de partij en dat die naar alle waarschijnlijkheid zich nog steeds niet hebben neergelegd bij de realiteit van inmiddels vijfenveertig jaar onafhankelijkheid van Suriname. Voor deze lieden geldt naar alle waarschijnlijkheid dat een eenmaal uitgesproken ostracisme [politieke en sociale doodstraf] niet ongedaan kan worden gemaakt. Politiek leiderschap impliceert echter ook een dwaling onder ogen durven zien en kritische herbezinning op handelingen van personen in het verleden. Een bekend gezegde luidt dan ook: Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald. De brasa van 1975 wordt beschouwd als een hoogtepunt in de politieke geschiedenis van Suriname, maar zonder de heroïsche rol van Hindori was deze niet mogelijk geweest; de geschiedenis van Suriname zou in 1975 en daarna anders zijn verlopen. Dit zou de VHP zich ter harte moeten nemen.

Fotobijschriften: George Hindori / Arron en Lachmon / Onafhankelijkheid Suriname 25 november 1975 v.l.n.r. Arron, van Genderen, Prinses Beatrix, Ferrier en Lachmon bij de plechtigheid / Mungra, Hindori en Lachmon

TOP