hárewálan apan tem agore hain
aur pichár le hain apaneke
barká tálá aur kamári ke ánre men
ham thuk-thukáilá aur thará hai bicárhin
tákilá apan kamári ke
kamariyá bande raih já hai
ham ghum parilá
aur tákilá dur alang
verliezers beiden hun tijd
en trekken zich terug
achter grote sloten en deuren
ik klop aan en sta gedachteloos
naar mijn deur te kijken
de deur blijft dicht
ik keer me om
en kijk naar de verte
Jit Narain pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948-2024)
Uit hamár dari mánge hai rahe – mijn plek wil wonen • Uitgeverij Surinen (2022)
***
apaneke nawákahe se
puráná herá ná já hai
gai se dosti ke kám ná
ki toke mitá dewe
gair bhásá bole se
apanwálá kho ná já hai
ham sagaro ho aili
ná koike bas men
ná koike apane bas men
dari khojilá ab
malicchkhoran dharam aur matdán coran se dur
jahán parkirti carhe hai
aur sanskirti pichare hai
nieuwe takken bladeren de oude stam
om je nieuw te noemen
gaat het oude niet teloor
vrienden zijn met vreemden
hoeft jou niet te wissen
om vreemde talen te spreken
gaat de eigen niet verloren
ik ben overal geweest
in niemands macht
met niemand in mijn macht
een plek zoek ik nu
weg van vervuilers, geloofs- en stemdieven
waar de natuur wast
en de cultuur terugtreedt
Jit Narain pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948-2024)
Uit hamár dari mánge hai rahe – mijn plek wil wonen • Uitgeverij Surinen (2022)
***
Málá ke moti es rákhi jhalke,
buni jes.
Yád ke guthe khát bát men ched kare ke hoi,
bát ke bartáw ke bháw kare ke hai.
Als parels in een snoer schittert de as,
als druppels.
Om de herinneringen te rijgen
moeten in de zinnen ogen worden gemaakt
en wat het gebruik van woorden waard is,
moet worden bepaald.
Jit Narain pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948-2024)
Uit: Gedichtenbundel Een mensenkind in niemandsland, Uitgeverij In de Knipscheer ISBN 9789493214231 (2021) [Agni ke yád – yád ke rákhi / Ter herinnering aan Agni – de as van de herinnering (1991)]
***
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Payals
My Indianness
manifests itself
in many forms.
My love
for singing,
and hitting high notes
like Lata.
My passion
for dancing
my payals,|
ringing
around my ankles.
My golden silk sari
draped around me,
softly rustling,
like I was Ashwarya.
My connection
to that Indian zest
gives me pride
and confidence.
Payals
Mijn Indiase essentie
manifesteert
zich in veel vormen.
Mijn liefde
voor zingen
en hoge noten halen
als Lata.
Mijn passie
voor dansen,
met payals
rinkelend
aan mijn enkels.
Mijn zijdegouden sari,
om me heen gedrapeerd,
zacht ruisend,
als was ik Ashwarya.
Mijn verbinding
met die Indiase zest
geeft me trots
en zelfvertrouwen.
Divali
Reis naar binnen
als je op zoek bent
naar licht in duistere tijden.
Gezeteld in een dia in jouw hart
schittert een hemelse vonk
ontsloten voor het oog
geduldig wachtend
om te worden opgepookt
door jouw liefde
om duisternis te verdrijven.
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Portaal
Geworteld.
Ontbrekende stukjes
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Silly me
Often
I don’t know
who I am
where I belong to.
I don’t know
who you are.
But I do know
that without you
there wouldn’t be,
silly me.
Without you
no inheritance
of golden opportunities.
Maffe ik
Vaak
voel ik me verloren
weet ik niet
wie ik ben
of waar ik bij hoor.
Ik weet niet
wie jullie zijn.
Maar ik weet wel
dat zonder jullie,
maffe ik,
er niet zou zijn.
Zonder jullie
geen nalatenschap
vol gouden kansen.
* * * * *
Wings
Fifteen year old sassy rebel.
Speaking words
sharp as a cutlass.
Breaking all the rules.
That’s what they say of me.
It’s my eyes that betray
the champion of insecurity.
Insecure of my choices
Not knowing what I’m good at.
or what I should become later.
I wish I could ask my ancestors:
was there a movie star
or a president in our family?
Did you possess a talent
that I am unaware of
that could give me wings
and embrace my future
with confidence.
Vleugels
Vijftienjarige sassy rebel.
Haar woorden scherp
als een houwer.
Breekster van alle regels.
Dat is wat ze zeggen over mij.
Alleen mijn ogen verraden
de kampioen in onzekerheid.
Onzeker over mijn keuzes.
Niet weten waar ik goed in ben
of wat ik wil worden later.
Kon ik mijn voorouders maar vragen:
was er een filmster in onze familie,
misschien een president, of
een ander verborgen talent
dat me nu vleugels kan geven
om mijn toekomst
vol vertrouwen
tegemoet te vliegen.
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
on my dreams.Cheerleaders
Mooie vreemdelingen.
Geliefde voorouders.
Springlevend in mijn bloed.
Fluisteren woorden
die ik niet kan ontcijferen.
Onzichtbare cheerleaders
die me aanmoedigen
om nooit te stoppen
mezelf te ontwikkelen.
Om nooit mijn dromen
op te geven
***
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Salty lips
Sometimes salt
stings my eyes
when I contemplete
the many sacrifices
my ancestors made
on Dutch plantations.
Their lips salty
from struggeling
underneath
the whipping sun.
Their minds fixed
upon Divine source
to let happiness flow
in Sri Ram,
the promised land.
Gezouten lippen
Soms prikt zout
in mijn ogen
als ik denk aan
talloze offers
van mijn voorouders
op Nederlandse plantages.
Hun lippen gezouten
door het zwoegen
onder
geselende zon.
Hun geest gefixeerd
op Goddelijke bron
om geluk te laten stromen
in Sri Ram,
het beloofde land.
***
Kaise bhule unko
Kaise bhule unko
jinki jaano ki qurbani ho
Rota hai dil jar jar agar abhi bhi sunani ho
thhe wo Hindustani
thhe wo Hindustani
jinse hai wajud hamara
Gunje Har juban pe apne purkho ki kahani ho
Vertaling (Ishata Rostamkhan)
Hoe kunnen wij hen vergeten die hun leven hebben opgeofferd.
Terwijl we luisteren naar hun verdriet huilt ons hart.
Zij waren de Hindostanen, waar ons bestaan vandaan komt.
Het verhaal van onze voorouders zou bij ieder bekend moeten zijn.
Rakesh Mithaulia (dichter/schrijver), Kolkata, India
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Humming
A dense veil
divides our worlds.
Hides faces
of Indian ancestors
the dreams they chased
the songs they hummed
on the boat to Surinam
and on plantations
with lofty names
and a dark past.
Neuriën
Een ondoordringbare sluier
scheidt onze werelden.
Houdt voor mij verborgen
gezichten van Indiase voorouders
de dromen die ze najoegen
de liederen die zij neurieden
op de boot naar Suriname
en op Nederlandse plantages
met verheven namen
en een duister verleden.
***
nieuwe takken bladeren de oude stam
om je nieuw te noemen
gaat het oude niet teloor
vrienden zijn met vreemden
hoeft jou niet te wisselen
om vreemde talen te spreken
gaat de eigen niet verloren
ik ben overal geweest
in niemands macht
met niemand in mijn macht
een plek zoek ik nu
weg van vervuilers, geloofs- en stemdieven
waar de natuur wast
en de cultuur terugtreedt
nawá dánri puráná jar ke pattiyáwe hai
apaneke nawákahe se
puráná herá ná já hai
gai se dosti ke kám ná
ki toke mitá dewe
gair bhásá bole se
apanwálá kho ná já hai
ham sagaro ho aili
ná koike bas men
ná koike apane bas men
dari khojilá ab
malicchkhoran dharam aur matdán coran se dur
jahán parkirti carhe hai
aur sanskirti pichare hai
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit hamár dari mánge hai rahe – mijn plek wil wonen • Uitgeverij Surinen (2022)
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Painting faces
Fly me away
to June 5, 1873.
To ancestors
I want to meet.
Our differences
and similarities
I want to explore.
Painting a face
to the faceless
is what I want.
Gezichtsloos
Voer me mee
naar 5 juni 1873
naar voorouders
die ik wil ontmoeten.
Onze verschillen
en overeenkomsten
wil ik ontdekken.
Gezichten schilderen
op gezichtsloze voorouders
wil ik.
***
Bábá aur Mái
Bari dur se ailo hai,
kisim kisim ka bojh…
uthailo hai!Bábá aur Mái
Bháge bhagania es…
chor chandál se, bhukh se,
pyár se, biswás se!
Aur…
Bábá aur Mái
Áj se, bihán se…
purá hai ye safar?
Nahin, nahin…purá hai ye safar.
Bábá aur Mái
Kahin to kahin se…
asmán se dekho hai,
ye larkan…
Bábá aur Mái
Ye larkan…
Bháge bhagania es,
chor chandál se, bhukh se,
pyár se, biswás se!
Aur…purá áp se, purá áp se, purá áp se.
Papa en Mama
Van heinde en verre gekomen,
verschillende lasten dragend…
hoog oplopend!
Papa en Mama
Vluchtend zoals vluchten maar kan…
uit de criminaliteit, van de honger, voor de liefde, uit geloofsovertuiging!
En meer…
Papa en Mama
Vandaag, morgen…
is het reizen nu voltooid?
Nee, nee… het reizen is niet voltooid.
Papa en Mama
Op de één of andere manier…
Vanuit de hemel kijkend, deze kinderen…
Papa en Mama
Deze kinderen…
vluchtend zoals vluchten maar kan, uit de criminaliteit, van de honger, voor de liefde, uit geloofsovertuiging!
En meer…vluchtend van jullie, vluchtend van jullie, vluchtend van jullie.
Uit De dans – Verhalenbundel • Sampreshan (2022)
‘Als je weet waar je vandaan komt, dan weet je waar je naartoe gaat.’ Deze uitspraak inspireerde mij tot het voeren van gesprekken met Hindostaanse tienermeiden. De echo van die gesprekken vind je in tien gedichten die ik schreef; dit is er een van. Deze gedichten zijn een eerbetoon aan onze dappere, ondernemende en vaak onbekende voorouders. Speciaal voor dit herdenkingsjaar van 150-jaar Hindostaanse immigratie. Orchida Bachnoe
Seeds of freedom
When my Indian ancestors
as indenture labourers
were ploughing rice fields
cutting sugarcane
growing coffee
on Dutch plantations
underneath the brutal sun,
I already lived
within their hearts.
Seeds of freedom
they planted for me.
So I could reach
unreachable stars.
Toen Indiase voorouders
als contractarbeiders
op Nederlandse plantages
rijstvelden omploegden
suikerriet sneden
koffie verbouwden
onder een brandende zon,
leefde ik al in hun harten.
Zaadjes van vrijheid
plantten zij voor mij.
Zodat ik kon reiken
naar voor hen
onbereikbare sterren.
***
Kerstmis
Die zilveren lokroep
die eens per jaar tegen Kersttijd klinkt.
Die zilveren lokroep
uit een onbezoedeld verleden
toen het leven nog geen droevig
vertoeven was aan de oevers van de dood.
En met Kerstmis,
verdoezelen we Kaïn en Abel,
bloeit weer even op het onbezoedelde,
overspoelt gemoedelijkheid alles,
worden tegenstellingen verzoend,
vloeit de mensheid even, heel even samen
tot een harmonieus lied,
het ontroerende, gouden lied van Kerstmis.
Walter Palm (1951)
Uit De vele gezichten van mijn pen / In de Knipscheer (2022)
***
Zoet dromen aan de oevers van de
gemoedelijk stromende Surinamerivier
(Suriname)
Hoe zoet is het dromen
aan de oevers van de gemoedelijk
stromende Suriname rivier.
Hoe zoet is het dromen
dat je kunt ontsnappen aan de lome hitte
in de schaduw van bomen bij de Waterkant.
Hoe zoet is het dromen
van die vurig rode fayalobi’s
die eeuwig een ode brengen aan de liefde.
Ach, hoe zoet is het dromen
en die grote, boze vogel even te vergeten.
Die grote, boze vogel
met ogen als kogels.
Die grote, boze vogel
die de Dood heet.
Ai, die ijskoude windvlaag,
de doodsboodschapsvogel, de yorkafowru.
Hoe zoet is het dromen
dat ik verdriet kan begraven
in een stalen met tranen versierde kist.
Hoe zoet is het dromen
van windvlagen
die wegblazen alle plagen.
Hoe zoet is het dromen
van eenheid, van
Wan Pipel en Wan Bon.
Hoe zoet is het dromen
van verfrissende regenbui
die verdrijft verstikkende hitte.
Hoe zoet is het dromen
van woeste wolkbreuk die voorgoed
wegspoelt elk mogelijke tegenspoed.
Hoe zoet is het dromen
van een liefde voor altijd,
eeuwig als deze stromende rivier.
Hoe zoet is het dromen
aan de oevers van de gemoedelijk
stromende Suriname rivier.
Walter Palm (1951)
Uit De vele gezichten van mijn pen / In de Knipscheer (2022)
Met dank aan Caraïbisch Uitzicht: Noot van de auteur
Het schrille contrast tussen de gemoedelijk stromende Suriname rivier en de afschuwelijke gebeurtenissen die in dit land hebben plaats gevonden, dát heeft mij geïnspireerd tot dit gedicht. Betreurenswaardige zaken zoals het wrede slavernijverleden dat tot 1 juli 1863 heeft geduurd, het gewelddadige neerslaan van de opstand in plantage Mariënburg in 1902, de brute moorden op politieke tegenstanders op acht december 1982 en de gruwelijke bloedbaden Moiwana in 1986 en Pokigron in 1987. Het zijn de twee gezichten van Suriname: honingzoete Sweetie Sranan en tegelijkertijd een bikkelharde samenleving. Net als The Strange Case of Dr. Jekill and Mr. Hyde(1886) van Robert Stevenson.
***
Het verdriet dijt uit, maar we zijn
goed in het dichten van gaten
die dreigen te lekken.
Mondje dicht! Zo deden de slaven.
Zo deden de contractanten.
Mondje dicht!
Als geslagen honden scharrelen we
onbeholpen achter ons leven aan.
Sindsdien slaan wij in de lucht
verjagen schimmen en fantomen.
Asha Radjkoemar / Cándani / Saya Yasmine Amores
(8 maart 1965 – 4 augustus 2021)
Een gedicht over de donkere dagen van de Decembermoorden
uit de bundel Geef mij het land dat in jou woont / Uitgeverij Conserve (2004)
***
Heden is de wereld waanzinnig van haat,
conflicten zijn wreed en gaan voort in angst,
haar paden kronkelend, verward haar hebzuchtige banden.
Alle schepselen roepen om uw nieuwe geboorte.
Gij van grenzeloos leven,
red hen, verhef uw eeuwige stem van hoop,
laat de lotus der Liefde
met haar onuitputtelijke schat aan honing
haar kelk openen in uw licht.
Zo sereen, zo vrij,
veeg in uw onmetelijke genade en goedheid
alle donkere vlekken weg uit het hart dezer aarde.
Gij schenker van onsterfelijke geschenken,
geef ons kracht tot verzaking
en doe een oproep op onze trots.
Laat in een stralend nieuwe zonsopkomst van wijsheid
de blinden hun zicht terugkrijgen
en laat leven komen tot zielen die dood zijn.
Zo sereen, zo vrij,
veeg in uw onmetelijke genade en goedheid
alle donkere vlekken weg uit het hart dezer aarde.
De mens z’n hart lijdt vanwege een koorts van onrust,
het gif van zelfzucht,
en een dorst die geen einde kent.
Landen wijd en zijd pronken op hun voorhoofd
het bloedrode teken van haat.
Raak hen met uw juiste hand,
maak hen één in geest,
breng harmonie in hun leven,
breng een ritmiek aan schoonheid.
Zo sereen, zo vrij,
veeg in uw onmetelijke genade en goedheid
alle donkere vlekken weg uit het hart dezer aarde.
1927, Rabindranath Tagore (7 mei 1861-7 augustus 1941) – vertaald uit het Engels (hieronder) door Liesbeth Meyer
The world today is wild with the delirium of hatred,
the conflicts are cruel and unceasing in anguish,
crooked are its paths, tangled its bonds of greed.
All creatures are crying for a new birth
of thine,
O, Thou of boundless life,
save them, rose thine eternal voice of hope,
let Love’s lotus with its inexhaustible treasure
of honey
open its petals in thy light.
O Serene, O Free,
in thine immeasurable mercy and goodness
wipe away all dark stains from the heart
of this earth.
Thou giver of immortal gifts
give us the power of renunciation
and claim from us our pride.
In the splendour of a new sunrise of
wisdom
let the blind gain their sight
and let life come to the souls that are
dead.
O Serene, O Free,
in thine immeasurable mercy and goodness
wipe away all dark stains from the heart
of this earth.
Man’s heart is anguished with the fever
of unrest,
with the poison of self-seeking,
with the thirst that knows no end.
Countries far and wide flaunt on their
foreheads
The blood-red mark of hatred.
Touch them with thy right hand,
make them one I spirit,
bring harmony into their life,
bring rhythm of beauty.
O Serene, O Free,
in thine immeasurable mercy and goodness
wipe away all dark stains from the heart
of this earth.
1927, Rabindranath Tagore (7 mei 1861-7 augustus 1941), eigen vertaling uit het Bengaals.
Uit de bundel Tagore-Gedichten (februari 2022), een verzameling van 106 Engelstalige gedichten van Tagore met de Nederlandse vertaling van Liesbeth Meyer (www.its-tagore.nl)
***
Bij de vijver
Vanaf het raam op de eerste verdieping kunnen ogen
een hoek zien van de vijver
die midden in augustus vol is tot aan de rand.
Bomen, diep reflecterend, trillen in het water
met de glans van groene zijde.
Groepen van kolmi en heloncho groeien op de randen.
Op de hellende oever kijken areca’s naar elkaar.
Aan deze kant staan oleanders, witte rongons, een shiuli;
twee veronachtzaamde tuberozen laten povere knoppen zien.
Een heg van hennep versterkt met bamboe,
daarachter, boomgaarden van banaan, guava en kokosnoot.
Verder weg, tussen bomen, het dakterras van een huis
waar een sari hangt.
Een dikke man met ontbloot bovenlijf, natte doek om zijn hoofd,
zit op de geplaveide trap van de aanlegsteiger, zijn werphengel uitgeworpen.
Uur na uur gaat voorbij.
De dag loopt ten einde.
Een door de regen schoongewassen hemel.
Zelf verloochenende bleekheid in afnemend licht.
Een langzame bries komt op,
die het water van de vijver doet rimpelen;
pompelmoesbladeren trillen en glinsteren.
Ik kijk, en het komt mij voor
dat dit de bleke reflectie is van een andere dag,
die mij, door de gaten in het hek van de moderne tijd,
het beeld brengt van iemand uit een ver verleden tijd.
Haar aanraking is teder, haar stem zacht,
haar zwarte ogen zijn betoverend en simpel.
De rode wijde rand van haar witte sari
valt rondom haar voeten.
Zij spreidt een kleed uit voor haar gast om te zitten op het erf,
zij veegt het stof weg met het eind van haar sari,
zij haalt water in de schaduw van mangobomen –
dan roept de ekster vanaf de shajina-tak
en de zwarte zangvogel zwiept zijn staart tussen dadelbomen.
Wanneer ik haar vaarwel zeg en weg ga,
kan ze nauwelijks iets zeggen –
laat alleen de deur op een kier staan
en staat daar, de weg afturend
met doffe ogen.
Een bewerking van Tagore door Liesbeth Meyer
Uit: Groene Mango’s, www.boekenbestellen.nl, ISBN 978-94-6345-050-8
Origineel: Punashcha (1932)
***
Het was nacht en donker.
De Kathedraal trilde op haar grondvesten.
Jan Klaassen woonde daar allang niet meer
en Paramaribo verloor haar karakter.
Een schot in je borst.
De stilte valt uiteen!
Bloed, je laatste drank, sijpelde uit alle poriën.
Geen vezel van je dronk er niet van.
Eén voor één laat je
alles en iedereen los.
Je volk.
Je familie.
Je kameraden.
Je huis.
Je spullen.
Je kleren.
Je schoenen.
In de donkere kou lig je.
In je graf heb je geen wachten.
Dat uur is voorbij.
Je littekens
tekenen op je gelaat
zullen in het donker
een geheim blijven.
…. een glimlach.
Stil slaapt
de tijd
de dood
en het leven
in jou.
Je trek naar een andere einder
weg
ge
val
len
uit
de
tijd.
Asha Radjkoemar / Cándani / Saya Yasmine Amores
(8 maart 1965 – 4 augustus 2021)
Uit: Cándani Geef mij het land dat in jou woont, Uitgeverij Conserve (2004)
***
Kahān?
sapnā
jagāike
herāi gaile
samay daure
jingi gujre
aise
heraile
ki lautke
nā aile
sapnā
jagāike
kahān herāi gaile?
Waar?
dromen
strooide je in de ogen
toen verdween je
de tijd vlucht
het leven verstrijkt
onthutst
verdween je
en je kwam
niet meer terug
dromen
strooide je in de ogen
waar ben je toen
verloren geraakt?
Asha Radjkoemar / Cándani / Saya Yasmine Amores
(8 maart 1965 – 4 augustus 2021)
Uit: Bánsuri ke gam/Het verdriet van de fluit, Uitgeverij In de Knipscheer (2020)
***
Alleen de stilte
Is hoorbaar.
Elk teken
Van de dag
Is dood.
Ginds ligt
De horizon.
Nog verder
Licht de kim.
Slechts het zwijgen
Van de stilte
Spreekt
Nog luider
Dan de dag.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
***
Freedom
Freedom from fear is the freedom
I claim for you my motherland!
Freedom from the burden of the ages, bending your head,
breaking your back, blinding your eyes to the beckoning
call of the future;
Freedom from the shackles of slumber wherewith
you fasten yourself in night’s stillness,
mistrusting the star that speaks of truth’s adventurous paths;
Freedom from the anarchy of destiny
whole sails are weakly yielded to the blind uncertain winds,
and the helm to a hand ever rigid and cold as death.
Freedom from the insult of dwelling in a puppet’s world,
where movements are started through brainless wires,
repeated through mindless habits,
where figures wait with patience and obedience for the
master of show,
to be stirred into a mimicry of life.
Vrijheid*
Vrijheid van angst is de vrijheid
die ik eis voor u mijn moederland!
Vrijheid van de last der eeuwen, die uw hoofd buigt,
uw rug breekt, uw ogen verblindt voor de wenkende
roep van de toekomst;
Vrijheid van de ketenen van de slaap waarmee
u zichzelf vastzet in de stilte van de nacht
en u wantrouwt de ster die spreekt over de avontuurlijke paden van de waarheid;
Vrijheid van de anarchie van het lot
hele zeilen zijn zwakjes overgeleverd aan de blinde onzekere winden,
en het roer aan een hand stijf en koud als de dood.
Vrijheid van de belediging te leven in een marionettenwereld,
waar bewegingen worden gestart door hersenloze draden,
herhaald door hersenloze gewoonten,
waar figuren geduldig en gehoorzaam wachten op de
meester van de show,
om aangezet te worden tot een imitatie van het leven.
(*niet officiële vertaling)
Rabindranath Tagore (7 mei 1861-7 augustus 1941)
(Kolkata, 1901)
***
Ingesproken gedicht
Klik op de afbeelding om het te beluisteren!
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
LP plaat: Haryári (1978) Stem: Jit Narain
***
Mijn odyssee
Door de dunne muren van de tijd
wenken wensen mij als sirenen.
Roerloos drijf ik
naar hun bedrieglijke lokroep.
Elk verweer stolt
tot een lavende smeltkroes van dromen.
Elk van hun beloftes zwelt zwaarder aan,
voordat zij mij neuriënd ontglippen.
Maar de ontgoocheling duurt nooit lang.
Dorstend naar een windspil,
die houvast kan bieden in mijn
buitelingen van pijn naar pijnloos,
dobber ik op een zee van zilte zeges
en milde tegenspoed.
Koersloos verstrengeld in een touw
van veroordeling en erkenning.
Alleen de toeschouwer ziet,
Dichter,
dat de wolken onbezonnen vlekken
vegen op de zon.
Het gouden rad van tijden wentelt
Zilverspuwend door.
Trekt zich niets aan van gezichtsbedrog.
Mala Kishoendajal
***
De rotsen
Ik bewonder rotsen
omdat ze hun hardheid
niet verschuilen
achter huichelachtige praatjes.
Ik bewonder rotsen
omdat ze manmoedig huilen
als ze onbeschut trotseren
onbeschofte tropische stortbuien.
Ik bewonder rotsen
omdat ze niet wegrollen,
niet huiveren, zich niet verstoppen
voor duivelse tropenzon.
Bovenal bewonder ik rotsen,
door zon geblaakte rotsen,
omdat ze niet buigen
voor de passaat
zoals anderen zonder ruggengraat.
Walter Palm (1951)
Uit: Sierlijke golven krullen van plezier, Uitgeverij In de Knipscheer, ISBN 9789062656448 (2009)
***
Ájá
Gelegen in de hangmat, ogen open dan weer dicht,
lijkt het of hij denkt te gaan spreken.
Wie wie is bereikt hem niet meer.
Of wéét hij wat hij doet, rest hem niets meer te zeggen?
Wie weet niet dat hier gewacht moet worden,
dat de dood veel tijd heeft,
veel meer tijd dan de tijd.
Toen het eigen vreemd werd, moest het touw wel breken,
alsof, uit de hangmat gegooid,
de pijn van mijn gretige liefde mij trof;
alsof nu pas mijn ogen opengingen dat ik ben dankzij hem.
Nu is de vraag wie in wiens geest leeft,
wie in eigen geest.
Wie je ’t ook vraagt zegt: al in het begin,
in de stappen der contractanten,
is de geest gevormd.
Met spijt overladen blijf ik achter,
geen contractant kan ik nog vragen.
Op sommige vragen vind ik antwoord in mijn eigen leven,
voor vele ben ik de gescheurde bladen van de geschiedenis
nog aan het plakken.
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit: Dal Bhat Chatni (1977)
***
Paul Middellijn (1949)
***
Verstoot mij niet.
Zend mij niet heen.
Tot wie zou ik mij moeten wenden.
Neen, verstoot mij niet,
Maar neem mij op,
En laat mij
Tussen je lippen rusten.
Sluimeren in je adem.
Slapen in je ogen.
Neen, zend mij niet heen.
Laat mij je schaduw zijn.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
***
Suriname
Dit land
heb ik gekozen
hier geplant
in het getij van
de dagen en nachten
mijn leven,
bij de schrokkige zee
die het strand
van mijn hart
aanvreet en
stuk slaat
op gezette tijden,
maar in een vergevingsgebaar
legt tussen de wortels
van wanhoop
kust voor latere geslachten.
Shrinivási (1926-2019)
***
Over pijn zingen
Ik heb horen zeggen dat pijn,
die ontredderende, etterende zweer,
pas dan verdwijnt als jij als je er niet
over peinst het te verdringen,
maar juist over zingt.
In parlando.
Liefst nog in duet
met een feeërieke muze.
Dan wordt wat ongehoord is,
ineens gehoord,
zelfs beluisterd, besproken.
Dus zing ik over dat mateloos
zeurende gezwel in nog meer
kleuren dan de regenboog,
alsof het een lied is.
Een extatisch, orgastisch,
feilloos veinzend liefdeslied.
Mala Kishoendajal (1959)
Uit: Pijn in parlando (2009)
***
din ke lacchan ghari-anusár hai
ghar men sáj ke áwáj
halká se hawá hai
aur khusi chaile já hai
anjor andhiyár ke chipá dei
anet ke hár hoi
de klok bepaalt de aard van de dag
in het huis klinkt muziek
er waait een lichte wind
de voldoening verbreidt zich
het licht zal het donker bedekken
het onrecht zal verliezen
Jit Narain, pseudoniem van Djietnarainsingh Baldewsingh (1948)
Uit: Natraj – De dans van Shiwa (2020)
***
khali pyala
(een leeg glas)
Ik ben een glas – leeg –
dat staat te wachten
op een tafel,
in een onbewoond vertrek.
Ik heb geen verlangen,
maar ben tevreden,
als ik ooit
iemand laven mag.
Bhai, pseudoniem van James Ramlall (1935-2018)
Uit: Vindu (1982)
***
Toen realiseerde hij zich
dat de rivier
toch maar één oever had
waarop hij stond
en naar de verte keek
waarin een beeld
uit vroegere dagen
langzaam maar zeker
was opgelost
zodat er toekomst
noch verleden was
verlangen niet
en eindelijk geen verdriet.
Tab use anubhav huá
ki nadi ká sirph
ek hi kinárá thá
jahán khare hokar bite dinon ki
kahin dur talak dekhtá
jádon men dhul gayí
átmiya cchabi dikhti
aur jiske bád
nákoi bhavishya thá
na atit
na icchá
aur na antim shok.
Shrinivási (1926-2019)
Nieuw Amsterdam (1983), Suriname
***
Antahin icchá
Rát ke andherá ke gahirái men
ham sunilá
cánd ke ghunghat parlai howe.
Joti ke ákhari pad
andherá men gunjanái ját hai.
E dard jaun ke pyár kahal já hai,
le já hamme ek bár aur i andherá men.
Ham ohi rastá se mile mángilá
jahán ham uthái saki:
joti ke.
Eindeloos verlangen
In de plooien van de nacht
hoor ik
de enkelbanden van de maan verloren gaan.
De laatste stappen van het licht
galmen steeds verder het duister in.
O pijn die liefde mag heten,
draag mij nog een keer het duister in.
Ik wil de weg vinden
waar ik het oprapen kan:
het licht.
Rabin S. Baldewsingh
Uit: Man ke muni / In de stilte van de ziel (2013)
***
Diyá Satura
Het bescheiden klein stil lichtje
Verbrandt zichzelf stillekens
En verspreidt een weinig licht …
Volg niet het dwaallicht van uw intellect
En uw deugd zal geen gevaar lopen …
Shyam Adhin (1954-2005)
Uit de verzameling: ÁPAS KE BÁT, Uitgave St. Rishi Foundation (2017)
***
Welke gedaante keert het tij
wolk na wolk barst tot bui
naar wie snakt het oog zonder
wiens stem voel ik mij alleen
ooit volop in vreugde
tot meer geluk niet in staat
is in welke scheiding vandaag
wat nog restte weer vergaan
vriendinnen noch de wereld begrepen
bij wie open ik dit gekluisde hart
die ik liefheb meer dan mezelf begreep
hoe zou dan een vreemde begrijpen
wie deelt mijn zonderling verhaal
wie neem ik in vertrouwen
wie weet verwelkt mijn jeugd
als een offerbloem
hoe schreeuwt dit verlangen
wie vertel ik, hoe
die niet begreep het ongesproken woord
verstaat hij de taal van liefde?
Badal ke bhens bhi lautal mausam
badal ke bádal barse hai
keke dekhe ke tarse ánkhi
kekar boli bin suná man
kabhi khusi rahali, rahá sukh etná
ki sah sakti aur ketná
áj baki jon báki rahge
bahge kaun judái sanghe
saheliyan ná samjhin ná samjhis samáj
ab kholi kahán ápan dil ke tajori
samjhis baki ná jon ján se pyárá
phir samjhe kaise paráyá
kese kahi ápan kathin kaháni
keke lei bharose men
kahin jhurdái na jái, ke jáne jawáni
pujá ke phul jaise
ham boli kese boli kaise
anbolal bát jon samjhis ná
u prem ke bhásá samjhe kaise
Raj Ramdas
Uit: KAHÁN HAI U – WAAR IS ZIJ, Uitgeverij Maya (2003)
***
een spa blauw
Kelken vol zomerlicht
verspat op bladgouden ranken
bemint zij de eerste de beste
een azuren zee waadt
door het hazenpad
koersloos deinen
schelle refreinen
het einde een begin
van vroeger rest mij
altijd hetzelfde nu
zelfverschimmend in zicht
wanneer ik jou ontmoeten wil
ontbloeit de schemering
herrijs jij
adem ik
een tafel verder
Chitra Gajadin
Uit: Schoorvoetige tijden, Uitgeverij Maya (2000)
***
het gebeurt elke dag weer
het gebeurt elke dag weer
hij is er zo gewoon aan geraakt
ontelbare beelden
voegen zich tot één
hij kijkt en schouwt zelfs
in kleurrijke kostuums
wordt aan één stuk doorgedanst
vlinder en pauw
vloeien in elkaar over
veren dwarrelen, bladeren vallen
de dans is één en al souplesse
in iedere golf
laat zich hetzelfde patroon zien
roj-roj ke honi hai
roj-roj ke honi hai
haito bán par gail
bahute se cehrá
sab ekke men samá hai
parkhe hai i aur niháre bhi
rang-birang pauság men
nacá rahal hai ek sur
ekke men miljá hai
titli aur mor
pakhná ure, pattá gire
nác ke lacak apne men bhine
lacak ke har halfá pe
ekkehin suratiyá dikhe
Jit Narain
Uit: Natraj – De dans van Shiwa (2020)
***
het bestaan
dit bestaan wil ik niet haastig leven
geelwortel niet overijld
laten smeren op mijn lichaam
laat mij maar zachtjes
gaar worden op traag vuur
rustig rijpen op een tak
voor jou
ja, voor jou
met handen gestoken in de zakken
mijn hoofd opgeheven, nog niet bescheiden
wandel ik en dans
op krediet van vreugde en genot
laat mij rusten voor de deur van zoete dromen
triomferen
na alles eerst te verliezen
voor jou
ja, voor jou
leg mij neer naast mijn eigen schaduw
in alle rust in de bries van een open raam
laat de tedere stuifregen spelen met mij
al zou het buiten de maat
en ver van zuivere tonen
laat mij schallen op de snaren van het bestaan
schommelen op de snijvlak van een melodie
voor jou
ja, voor jou
i jingi
ham na mángila jaldi jaldi
jiye jingi
ham na mángila lage jaldi
denhi men hardi
hamme churende madhim ánch pe
pakkende astile dár pe
tor khátir
han tor khátir
jebi men háth dár ke
abbe tanko na moor gár ke
tahrilá ghoomilá náchilá
mauj ke udhár pe
hamme baithende sapná ke dwár pe
jeetende sab kuchh hár ke
tor khátir
han tor khátir
dusar ke na baki
hamme hamár parchháheen ke bagle letáde
tim se ego khulal khirki ke hawá men letende
khoob khelende
barkhá ke madhim bauchhár ke ham se
tál ke báhar cháhe sur se door
hamme bajende jingi ke tár pe
jhoolende geet je dhár pe
tor khátir
han tor khátir
Raj Mohan
Uit: Bapauti/Erfenis, Uitgeverij In de Knipscheer (2008)
***
Geschenk
Ach, mijn liefste, welk van mijn geschenken zal ik je dit keer geven,
bij het aanbreken van de dag?
Een ochtendlied?
Maar zo lang duurt de ochtend niet –
de hitte van de zon doet hem verwelken als een bloem
en liedjes die vervelen, gaan voorbij.
Ach vriend, wanneer je in de schemer langskomt aan mijn poort,
wat is het dat je vraagt?
Wat is het dat ik je kan geven?
Een licht?
Een lamp uit één van de afgelegen hoeken van mijn stille huis?
Maar wil je die meenemen de drukke straat in?
Helaas,
de wind zal hem doen uitgaan.
Welke geschenken ik ook bij machte ben je te geven,
of het nou bloemen zijn
of parels voor om je hals,
hoe kunnen ze je behagen,
als ze na verloop van tijd zeker zullen vergaan,
barsten, hun aantrekking verliezen?
Alles wat mijn handen in de jouwe kunnen leggen
zal door je vingers glippen
en in vergetelheid vallen in het stof
om tot stof te worden.
Veel beter is het,
wanneer je in de lente vrijelijk ronddwaalt door mijn tuin,
en een onbekende verborgen bloem
je in plotselinge verbazing op doet schrikken
door haar geur;
laat dan dat plots opkomend moment mijn geschenk zijn.
Of, wanneer je een schaduwrijke laan aftuurt
en een neerkomend huiverend spatje van het ondergaand licht
van het rijkelijk bijeen vergaard zweem van de avond,
je plots stil doet staan
en je dagdromen omzet in goud;
laat dat licht een simpel geschenk zijn.
Het meest waardevolle is van korte duur;
het schittert slechts even, dan gaat het weg.
Het laat zich niet verklaren –
het laat ons pad trillen door haar melodie;
haar dans lost op bij het getinkel van een enkelband.
Ik weet niet hoe er grip op te hebben –
geen hand, geen woord heeft er vat op.
Vriend, alles wat je daar zelf van kunt bemachtigen,
zonder te vragen, zonder te weten,
laat dat van jou zijn.
Alles wat ik je kan geven heeft weinig betekenis,
of het nu een bloem is of een lied.
Rabindrenath Tagore, Dān uit Balākā, 1916
Video: Daan van Rabindranath Tagore
Uit: Rabindrenath Tagore – een drieluik
***
De liefde danst in een dronken bui
De liefde danst in een dronken bui
op de rimpels van mijn ziel
en jij snakt naar adem.
Het geluid van de schellen rond jouw enkel
dringt diep door in mijn geest;
ik kan het niet meer aan.
Voorzichtig oh danseres
beheers je,
demp dit verleidelijke gerinkel.
De angst overdondert mijn lichaam,
de vlammen zijn onbeheersbaar:
straks wordt de schellensymfonie nog mijn galg, oh lief.
Pyár nasá men náce hai
Pyár nasá men náce hai
hamár man par cahar ke
sáns lewe dam toke ná.
Ghunghru ke awáj
chanke hai nas nas men;
dabal hai, káte khun ná.
Husiyár raho, káncani debi.
Bas men rakh
apan awáj ke jará.
Dar badan men
bige áge:
ghunghru bane ná phási hamár.
Rabin S. Baldewsingh
Video: Pyár nasá men náce hai
Uit: Hindorama, Gedichten in het Sarnámi
***
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief.
De aarden oven getooid met gebladerde droogte.
De liefde opgeslokt door rook herkent jouw gedaante niet eens.
In deze gloed plaats ik mijn huwelijkstempel wachtend op jou.
Bedwelmd door de muziek die liefde verwelkomen mag, lijkt de herinnering een gebed en de droom een verlangen.
Gebukt ga ik onder jouw naakte liefde; vertwijfeld of ik mij nog schuil kan houden in de schaduw van jouw dromen waar voor mij geen zetel rest.
Het liefdesvuur gloeit in het hart, mijn lief. Het geknetter van het vuur is de melodie van mijn verdriet. Mijn hoop, ga maar op in deze versierde oven. Het vuur is nu de bruidsstoel van mijn liefde.
Dil men pyár sulge hai, sáthi
Dil men pyár sulge hai, sáthi.
Darárá men sajáwal culhá men.
Dhuwán men sanáil pyár hamár
najar ná lage sakal tor kahán.
Ehi sulgal dil men sajá deli máro apan
torhi intejár men.
Dubal hai ham sahanái ke nasá men,
jahán yád hai mantar sapaná hai khwáhis.
Jhukal hai tor pyár ke bas men;
málum ná chupal rahi
tor sapaná ke ánre men
jahán hamare liye koi pirhá ná báki.
Dil men pyár sulge hai, sáthi.
Cailá ke rág hai ab dard ke kaháni.
Bhasam ho já tu i sajáwal culhá men, bharosá.
Agni hai doli pyár ke hamár.
Rabin S. Baldewsingh
Video: Dil men pyár sulge hai, sáthi
Uit: Hindorama, Gedichten in het Sarnámi