
Wandelen met Frank Kanhai. Foto: Waldo Koendjbiharie
“Wie ben ik dat ik dit doen mag?” Deze beroemde woorden die koningin Juliana tijdens haar inhuldiging in 1948 uitsprak, zijn heel bijzonder voor de uit Suriname afkomstige Frank Kanhai. Ze staan heel groot op de spoorbrug vlak bij het Nationaal Archief in Den Haag en Frank ziet ze elke dag als hij naar zijn werk gaat.

De tekst van koningin Juliana op de spoorbrug bij het Nationaal Archief “Wie ben ik dat ik dit doen mag?”
Frank is geen onbekende in Den Haag. Hij organiseert in deze stad, maar ook daarbuiten, al vele jaren wandeltochten. “Wandelen is goed voor lichaam en geest, je ontmoet mensen én je ziet hoe mooi Nederland is.” Lopen deed Frank al als kind in Suriname. Het gezin had geen auto; bijna alles werd te voet gedaan. Behalve ‘Wandelambassadeur’ is hij ambassadeur voor de Stichting Haagse Verbindende Initiatieven die tot doel heeft mensen samen te brengen ongeacht verschillen in maatschappelijke, culturele, religieuze en sociale achtergrond. Voor zijn inzet ontving Frank vorig jaar de Koninklijke onderscheiding van Lid in de Orde van Oranje Nassau. Als hij in Suriname is, organiseert hij ook wandeltochten onder het motto: “Wandelen is meer dan alleen lichaamsbeweging; het is een manier om verbinding te maken met elkaar en onze omgeving.” Daar werd hij vorig jaar door president Santokhi geridderd in de Ereorde van de Gele Ster. Frank heeft zich nu aangesloten bij de lokale partij Hart voor Den Haag om ook via de politiek te werken aan een verbonden samenleving. ”Ik heb voor deze partij gekozen, omdat die dicht bij de burgers staat.”
Vertrek uit Suriname
Frank werd in 1963 geboren in Paramaribo. Met zijn moeder en twee broers woonde hij in de Anniestraat en ging daar op de Wenzelschool. Het gezin woonde op het erf van Franks náni (moeders moeder). Franks moeder die op 25-jarige leeftijd door een val blijvend beenletsel had opgelopen, was als modiste werkzaam. Met de naderende onafhankelijkheid van Suriname in november 1975, veranderde zijn wereldje. De broers van zijn moeder, die in het onderwijs zaten, zagen de toekomst somber in en besloten naar Nederland te vertrekken. Franks moeder wilde niet weg. “Mijn moeder had haar eigen redenen om niet weg te willen. Financiële redenen speelden zeker een rol. Ze kon niet zo makkelijk vliegtickets voor vier personen betalen. Wat ook meespeelde was angst om in een vreemde samenleving opnieuw te beginnen en dát met haar lichamelijke beperking. Maar op een gegeven ogenblik waren er branden in Paramaribo en we zagen etnische spanningen toenemen. Uiteindelijk konden haar broers haar overtuigen. Ze verkocht haar sieraden en met ondersteuning van mijn ooms zijn we weggegaan.”
Op 19 november 1975, amper een week voordat de onafhankelijkheid een feit zou zijn, vertrok het gezin met náni naar Nederland. Een mausi (zus van moeder) bleef achter omdat haar echtgenoot, een gepensioneerde agent van politie, niet weg wilde. Toen hij was overleden, voegde zij zich na enkele jaren ook bij het gezin. Maar in de tussentijd werd het contact naast brieven en telegrammen via cassettebandjes die over en weer werden gestuurd, onderhouden. Dat deze later als historisch materiaal zouden worden gebruikt bij activiteiten in het Nationaal Archief in Den Haag, kon Frank toen nog niet bevroeden.
Opvang in Nederland
Frank was twaalf jaar toen het gezin Suriname verliet. In het vliegtuig kreeg zijn moeder een formulier waarop ze moest aangeven of ze van opvang door de Nederlandse overheid gebruik wilde maken. “Ik vulde het formulier voor haar in. Zij koos voor ‘ja’. Mijn oom was op Schiphol om ons op te halen, maar mijn moeder wilde de familie niet tot last zijn met haar drie kinderen. We werden met bussen vervoerd naar de Prins Frederikkazerne in Leeuwarden.” Deze kazerne was in september 1975 als noodopvang voor 200 personen ingericht vanwege de grote stroom Surinamers. Daar verbleven ze enkele weken. De groep werd vandaaruit over verschillende plaatsen in Friesland verdeeld. “Wij kwamen terecht in Drachten. Daar waren twee opvanglocaties, De Doorkijk en Vreewijk, en er was een locatie in Ureterp vlak bij Drachten.”
Het gezin Kanhai heeft ongeveer een jaar samen met náni in pension De Doorkijk gewoond. “Het was er prettig wonen. We hadden genoeg ruimte. Daarna kregen we een eengezinswoning. Ik weet dat de Nederlandse overheid met het spreidingsbeleid wilde voorkomen dat iedereen naar de grote steden ging en dat mensen eigenlijk gedwongen werden te gaan naar plaatsen waar ze misschien niet heen wilden. Maar, ik zou jokken als ik zeg dat wij het niet goed hebben gehad. Ik heb een superjeugd gehad. Iedereen was erg aardig. Wij wandelden, fietsten en voetbalden met iedereen. Toen wij nog in de opvang zaten, kwamen leraren naar ons toe om te vragen of we op hun school wilden komen. Meneer de Haan en meneer de Jong, ik zal ze niet vergeten. Meneer de Jong wilde ons zelfs een keer helpen met het afrekenen van boodschappen bij de Hema, omdat wij het niet zo breed hadden. Toen ik vorig jaar een lintje kreeg, liet hij via mijn broer van zich horen. Ik vond dat erg attent.”
Franks sociale bewogenheid bleek al vroeg. Toen na de Surinamers mensen uit Sri Lanka en Eritrea in de opvanglocaties kwamen, voetbalde hij ook met de kinderen daar. Fijne herinneringen heeft hij ook aan de saamhorigheid van de Surinaamse gemeenschap in Drachten en omgeving. “Iedereen zocht elkaar op, er werden feestjes georganiseerd, soms met bekende muziekbands uit Den Haag. Soender Hira die er ook woonde, kwam ons ophalen omdat we geen auto hadden.” Frank is er trots op dat Hira een belangrijke cultuurdrager van de Hindostaanse gemeenschap is geworden. Hij heeft onder meer de traditionele Ahirwá ke nách (een boerendans) levend gehouden.

Franks moeder kocht sportfietsen voor haar zoons.
Toch naar de grote stad
In de jaren tachtig was er grote werkloosheid. Na zijn LTS- en LEAO-opleiding kon Frank geen werk vinden. Hij werkte een periode als vrijwilliger bij een exotisch landbouwproject in Leeuwarden. Een keer in Den Haag besloot hij een zwager (man van zijn nicht) op te zoeken. Deze werkte bij het Nationaal Archief. “Toen ik het gebouw binnenstapte, dacht ik ‘Wauw, wat een mooi kantoor. Hier zou ik ook wel willen werken.’ Ik vroeg of ik geen vrijwilligerswerk daar kon doen. Maar omdat ik niet in Den Haag woonde, kon dat niet.” Frank solliciteerde bij een grote tuinder in Westland waar hij werd aangenomen. Zo kwam hij in Den Haag terecht. Uiteindelijk ging hij niet naar de tuinder maar werd in 1988 vrijwilliger bij het Nationaal Archief. Na zes maanden werd hij in dienst genomen.
“Ik vond het erg om mijn familie en vertrouwde omgeving in Friesland te verlaten, maar ik wilde een betere toekomst, ook voor mijn zoon. In Den Haag had ik het eerst niet makkelijk. Ik bleef op kamers en logeerde ook bij mijn zwager. Elk weekend ging ik naar Friesland. Toen ik in vaste dienst kwam, heb ik direct een huis en auto gekocht. Ik werkte alleen in Den Haag; ik had er geen sociale contacten.”
Nationaal Archief
Inmiddels werkt Frank al bijna 38 jaar bij het Nationaal Archief. Hij begon als depotmedewerker waar hij stukken haalde voor bezoekers. Daarna werd hij behoudsmedewerker onder meer belast met conservering, ompakken en registratie van archiefmateriaal. Nu werkt hij al ongeveer 15 jaar als archief-assistent en begeleidt hij mensen in de studiezaal. In die functie komt hij veel mensen tegen met wie hij connectie maakt. Hij leeft met elke onderzoeker mee, of die komt voor onderzoek naar een familiestamboom, naar het koloniaal of oorlogsverleden. Hij deelt hun nieuwsgierigheid hun blijdschap, verdriet en andere emoties. “Ik heb contacten met mensen uit de hele wereld die archiefonderzoek komen doen. Ik word in Nederland vaak uitgenodigd voor bijeenkomsten met veel prominenten. Mijn partner en ik zijn vaak de enige bruine personen. Dan denk ik aan die uitspraak van Koningin Juliana en vraag me af ‘Wie ben ik dat ik hier mag zijn?’”
Frank kreeg het een keer voor elkaar om als behoudsmedewerker mee te doen aan een samenwerkingsproject met het Nationaal Archief Suriname. “Toen ik over dit project hoorde, deed ik de stoute schoenen aan. Ik schreef aan de Nederlandse projectleider dat ik graag mee wilde naar Suriname, desnoods als kofferdrager. Het lukte! Er moesten eerst enkele mensen worden overtuigd, maar ik mocht mee.” Lachend vervolgt hij: “De Surinaamse projectleider vroeg me al mijn diploma’s op te schrijven, want dat vindt men in Suriname erg belangrijk. Ik zei ‘Welke diploma’s?’ Hij zei: Schrijf alles, ook je EHBO- en BHV-diploma.’ Ik ben drie keer voor het project naar Suriname gegaan. Voor mij was het een geweldige ervaring; ik zat ook bij het werkoverleg met directeuren.”

Frank met Eric Pengel van het Nationaal Archief Suriname.
Gedrevenheid
Toch had Frank het fijn gevonden als hij bij het Nationaal Archief had kunnen doorgroeien en meer met activiteiten bezig zou kunnen zijn. Hij heeft een gedrevenheid om historische feiten te koppelen aan een activiteit. De cassettebanden die in de beginjaren van hun aankomst in Nederland met zijn mausi in Suriname werden uitgewisseld, worden bij rondleidingen voor scholieren in het Nationaal Archief gebruikt. “Er is natuurlijk uitleg bij”, zegt Frank, “maar de deelnemers hoeven het Sarnámi niet te verstaan om de emotie en gevoelens van gemis te herkennen.” In zijn eigen tijd vertelt Frank zijn migratieverhaal aan onder meer scholieren en ambtenaren. Hij trekt met zijn ‘migratiekoffertje’ door het land. Voor het televisieprogramma In de voetsporen van de jaren 70 spreekt Philip Freriks ook met Frank over zijn migratieverhaal.
Frank is ook erg actief om het verhaal van de Hindostaanse Immigratie voor het voetlicht te brengen. Naar aanleiding van een oproep van het Sarnámihuis in 2013 om ideeën voor de 140ste Immigratieherdenking en -viering opperde hij deelname met 140 personen aan de jaarlijkse City-Pier-City van 5 kilometer. Dit werd verder uitgewerkt door een groep personen en Frank ontdekte toen de kracht van Facebook. Op de dag verzamelden zich bijna 240 personen bij het Nationaal Archief voor de CPC-loop. In 2018 vestigde hij de aandacht op de historische datum van 26 februari, de dag in 1873 waarop de eerste groep Brits-Indische contractarbeiders op het schip naar Suriname stapte. In het 150ste Immigratiejaar deed hij zijn best om jongeren te motiveren tot onderzoek. “Dit is helaas niet goed gelukt. Er was voldoende belangstelling, maar ik had niet de nodige backing. Een aantal jongeren is wel actief geweest met storytelling, maar ik heb ze helaas niet kunnen vasthouden. Ik vind dat ik hun vertrouwen heb beschaamd en dat zit mij nog altijd dwars.”

Met de Tagore-wandeling wil Frank de Hindostaanse en Indiase gemeenschap en anderen bij elkaar brengen. Foto: Radjin Thakoerdin
Verbinding en beweging
Bij al zijn initiatieven zoekt Frank verbinding met organisaties, ondernemers, of andere personen. “Ik ga ervan uit dat je samen sterk staat. Ik kan dit bieden, iemand anders kan wat anders bieden en samen heb je een mooi product. Je merkt soms wel dat anderen niet echt willen samenwerken en het initiatief als het ware overnemen.” Zo initieerde Frank in 2015 de Mahatma Gandhi-walk in Den Haag. Toen de Indiase ambassade in 2017 ertoe overging een eigen Gandhi-mars te organiseren, is hij ermee gestopt. Met zijn wandeltochten probeert hij gemeenschappen met elkaar te verbinden. Zo heeft hij ook de Anton de Kom-wandeling, de Tagore-walk en de Nelson Mandela-walk geïnitieerd. “Toen ik voor de Mandela-walk contact opnam met de Zuid-Afrikaanse Ambassade was men verbaasd dat ik Hindostaan was en geen Afro-persoon.” In Rotterdam en Den Haag heeft hij ook de Tetary-wandeling gedaan. Janey Tetary was een Brits-Indische contractarbeidster in Suriname, die tijdens een opstand om het leven kwam. In Rotterdam is er een straat naar haar vernoemd en binnenkort komt er een in Den Haag (Scheveningen).

Startsein voor de Tagore-wandeling op 10 mei 2025, Centrale Bibliotheek Den Haag. Foto: Radjin Thakoerdin
Zijn initiatieven om mensen te verbinden en tegelijk te laten bewegen kennen geen grenzen: moederdagwandelingen en tegelijk een mooi fotomoment met je moeder, verjaardagswandelingen, volwassen- en scholierenwandelingen. Met zijn moeder heeft hij veel gewandeld en tijdens het wandelen mooie gesprekken gevoerd. “Dat kun je dus breder inzetten,” meent Frank. “Wandelen kost niets, maar je bent wel met elkaar en leert elkaar beter kennen.” Zijn gedreven vrijwillige inzet naast zijn fulltime baan bij het Nationaal Archief bleef niet onopgemerkt bij Younes Bouadi die voor zijn Nederlandse oma onderzoek kwam doen in de oorlogsarchieven. Zoals gebruikelijk raakte Frank met hem aan de praat en toen hij Frank volgde, zag hij hoeveel mensen Frank trok voor zijn wandelingen. Vaak meer dan honderd. Franks verbindende kwaliteiten wilde hij graag benutten voor de stichting Bas van de Goor die zich inzet voor het in beweging brengen van mensen met diabetes.

Nelson Mandela-wandeling in Den Haag. Foto’s: Vidjay Ganpat
“Hindostanen zijn een belangrijke doelgroep en Younes is bij de stichting belast met het betrekken van mensen met een migratieachtergrond. De stichting is toen met het Nationaal Archief overeengekomen dat ik voor twee dagen in de week daar werd gedetacheerd.” Zo kreeg Frank de tijd en de middelen om zijn activiteiten te kunnen uitbreiden. Sinds 2022 werkt hij als groepsleider bij de National Diabetes Challenge. “Voor mij was dit een erkenning van mijn jarenlange inzet. Ik dank mijn moeder dat zij ons van jongs af heeft aangemoedigd om te bewegen. Toen we in Drachten kwamen, kocht ze meteen drie sportfietsen voor mijn broers en mij. Hoe mooi is het dat ik nu door beweging mensen samenbreng en tegelijk een gezondere levensstijl bevorder.” Inmiddels werkt hij een dag voor de stichting en een dag voor zijn eigen Wandelen met Frank. “De activiteiten lopen soms door elkaar, maar ik heb een hele fijne samenwerking met de stichting. We zijn ook samen naar Suriname geweest.”

Franks moeder overleed op 90-jarige leeftijd in 2019. Persbericht n.a.v. het zitbankenproject in Nickerie.
Zitbanken in Suriname
In 1990 ging Frank met de hele familie na vijftien jaar voor het eerst naar Suriname ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van zijn moeder. Zijn jongere broer heeft toen een huis gekocht en sindsdien gaan ze regelmatig. Ook in Suriname heeft Frank naam gemaakt als wandelgoeroe. Toen zijn moeder in 2019 was overleden, kwam Frank op het idee om haar te eren met een bankjesproject in Suriname. Hij dacht aan de momenten dat hij haar in haar rolstoel voortduwde en zij tegen hem zei: “Ga hier op de bank een beetje rusten, betá (zoon).” Hij zette via Facebook en bij organisaties het idee uit om mensen bankjes in Suriname te laten plaatsen langs wandelroutes uit liefde voor of ter nagedachtenis van hun moeder, vader of andere dierbare persoon. Het project liep echter anders dan Frank had bedoeld. “Toen er in Nickerie een aantal zitbanken werden geplaatst, kwam totaal niet tot uitdrukking dat dit project geboren was uit liefde voor een moeder. Het werd gepresenteerd als een goed doel vanuit de Surinaamse gemeenschap in Nederland. Ik was daar erg teleurgesteld over.“ Voor Frank is het over het algemeen belangrijk dat dingen gebeuren en hij heeft dan geen behoefte om op zijn streepjes te staan. Maar zoals dit project is gelopen, heeft hem echt pijn gedaan.
Er staat ook een bankje voor zijn moeder in Paramaribo tegenover hotel Torarica. “Toen ik eind vorig jaar in Suriname was voor wandelingen, heb ik daar gezeten met Richard de Mos van Hart voor Den Haag. Hij was in Suriname met een groep ondernemers. We spraken over onze overleden moeders en er was een klik. Ik leerde de mens achter de politicus kennen. Eigenlijk voordat ik het wist, was ik aankomend kandidaat-raadslid voor de partij bij de gemeenteraadsverkiezingen volgend jaar.”

Richard de Mos en Frank Kanhai in Suriname.
Wie ben ik?
“Ik word volgend jaar 63 en zie de politiek als een soort eindsprint in mijn werkzame leven.” Voorheen heeft Frank vaker actief campagne gevoerd voor Hindostaanse politici in Den Haag. Nu gaat het om hemzelf. “Het is natuurlijk heel spannend. Er zijn mensen in mijn eigen netwerk die zeggen dat politiek niets voor mij is. ‘Mensen gaan over je heen lopen’. ‘Je hebt niet de juiste bagage’. Maar diploma’s of geld zijn niet altijd doorslaggevend.” En zo is dat. Franks moeder had geen hoge opleiding en was ook niet rijk. Maar zij heeft haar zoon veel liefde en wijsheid meegegeven. “Zij heeft ons altijd geleerd met iedereen om te gaan. In de Anniestraat zijn we met alle bevolkingsgroepen opgegroeid. In Nederland hebben we ons snel aan de omgeving aangepast. Ik ben van kleins af gewend veel te bewegen en gezond te eten. Ik heb nooit gerookt en alcohol gedronken. Ik ben ook gevormd door een hele waardevolle les van haar: Deel je geluk met anderen. Via mijn wandelingen heb ik een hechte band gecreëerd met mensen en ik hoor veel. Ik wil nu kijken of ik via de politiek nog meer kan betekenen voor de mensen. Hart voor Den Haag past mij.”

Moederdagwandeling op 11 mei 2025 in Den Haag. Vooraan Franks partner Tjetan Kartaram. Foto: Hans Lachman
We komen terug bij de woorden van Koningin Juliana Wie ben ik, dat ik dit doen mag? Zij had veel geleerd van haar moeder, Koningin Wilhelmina, en toch getuigen haar woorden van bescheidenheid. Ja, zelfs nederigheid. Zij stond bekend als een koningin die zich verbonden voelt met de bevolking, een moederfiguur. “Ik heb geluk gehad. Er zijn mooie dingen op mijn pad gekomen”, zegt de immer bescheiden Frank. Maar laten we wel wezen, het heeft zeker ook te maken met wie hij is en wat hij doet. Met zijn partner Tjetan Kartaram aan zijn zijde is het bewandelen van het politieke pad nu een nieuwe uitdaging voor de van ideeën en initiatieven barstende Frank Kanhai.
Foto’s: Frank Kanhai, Waldo Koendjbiharie, Radjin Thakoerdin, Vidjay Ganpat en Hans Lachman