Politiek Suriname is als sinds enige jaren in de ban van de miljarden aan olie- en gasinkomsten na 2028. Het betekent ook dat de verkiezingen in mei 2025 in het teken zullen staan van het ‘beheer en besteding’ van deze gelden. Er is echter nog steeds geen ontwikkelingsplan over hoe deze gelden aangewend zullen worden om Suriname tot ontwikkeling te brengen. Juist nu wordt iemand als Frank Essed gemist, de visionair en denker, iemand wiens gehele werkzame leven dag en nacht in het teken stond van de ontwikkeling van land en volk. Roy Khemradj, oud-journalist bij de Wereldomroep en destijds eindredacteur van het programma Zorg en Hoop bij NOS-radio, schreef over Essed een lijvige biografie van wel 590 pp.: Frank Essed. De mobilisatie van het eigene. Biografie van een Surinaamse visionair. Hieronder bespreek ik eerst Esseds politieke carrière, gevolgd door zijn betekenis voor de economische ontwikkeling van Suriname.
Politieke carrière
Na de mulo volgde Essed in Suriname de opleiding tot landmeter waarna hij op 21-jarige leeftijd in dienst trad van de overheid als gouvernementslandmeter. In 1950 vertrok hij met een studieopdracht naar Wageningen om aan de landbouwhogeschool bosbouwkunde te studeren. In 1955 studeerde hij cum laude af. Aan deze universiteit promoveerde hij twee jaar later ook cum laude. Gelijk na zijn promotie jaar keerde hij terug naar Suriname waar hij een aanstelling kreeg als Houtvester (iemand die waakt over het bos en zorgt voor duurzaam beheer). Zijn terugkeer naar Suriname in 1957 viel samen met die van andere afgestudeerde Surinaamse bursalen. Door de politieke partijen werd getrokken aan deze intellectuelen met wie zij goede sier konden maken. Essed koos voor de NPS van Jopie Pengel, een partij die in zijn optiek de volksklasse representeerde. In het kabinet-Emanuels (1958-1963) werd Essed minister van Opbouw. Na de verkiezingen in 1963 (met Pengel nu als premier) keerde Essed niet terug als minister. Hij werd vervolgens directeur van het Planbureau van 1963 tot 1967.
In 1967 kwam er breuk binnen de NPS. Pengel werd in de samenleving en binnen zijn partij gezien als een autoritaire leider met een attitude van l’ état, c’est moi [de staat, dat ben ik]. De dissidenten binnen de NPS, onder wie Essed en Jules Sedney, scheidden zich af van de NPS en richtten de Progressieve Nationale Partij (PNP) op.
Na de verkiezingen in 1969 was hij weer in beeld voor een politieke functie. De VHP-PNP-regering (ook wel genoemd de regering-Lachmon-zonder Lachmon) trad aan. Voor Lachmon was Essed de beoogde premier, maar door allerlei intriges binnen de PNP werd niet hij, maar Jules Sedney premier. Essed werd in deze regering wederom de minister van Opbouw. Bij de verkiezingen 1973 kwam de NPK-coalitie (NPS, PNR, PSV en de KTPI) als winnaar uit de bus. Essed werd door premier Arron benoemd tot regeringsadviseur voor de ontwikkelingssamenwerking met Nederland. Voor Arron was Essed geen controversiële persoon aangezien hij zich na zijn breuk met de NPS nimmer had bezondigd aan moddergooien naar deze partij. Na de onafhankelijkheid werd de Commissie Ontwikkelingssamenwerking Nederland Suriname (CONS) opgericht die tot taak had te toetsen of de projectvoorstellen die zij van de Surinaamse regering ter goedkeuring voorgesteld kreeg, voldeden aan de voorwaarden die Nederland daaraan stelde. Essed werd in 1975 voorzitter van de Surinaamse sectie binnen de CONS.
Bij de militaire staatsgreep in februari 1980 werd Essed samen met andere politieke kopstukken gearresteerd. De coupplegers wilden hiermee vooral bewijzen dat de staatsgreep gerechtvaardigd was door een eind te maken te maken aan grootschalige corruptie. Hij bracht twee keer in gevangenschap door (in totaal negen maanden in 1980 en 1981). Het corruptieonderzoek had overigens niets opgeleverd en de beschuldiging tegen hem werd uiteindelijk in 1983 geseponeerd. Na de herdemocratisering in 1987 werd Essed wederom benoemd als regeringsadviseur.
Ontwikkelingsvisie
Er zijn twee projecten waaraan ontegenzeggelijk de naam van Frank Essed is verbonden: Operatie Sprinkhaan en het West-Surinameplan. Een van zijn eerste daden als minister van Opbouw in 1957 was de systematische inventarisatie van de natuurlijke productiebronnen in Suriname. Er was tot dan weinig bekend over het uitgestrekte achterland. Een expeditie naar het zuiden van Suriname via de rivieren was een kwestie van maanden. Om dat probleem op te lossen werden zeven airstrips in het binnenland aangelegd van waaruit de exploratie ter hand kon worden genomen. Deze Operatie Sprinkhaan gaf een belangrijke impuls aan de exploratie van grondstoffen in de Surinaamse bodem. Door de aanleg van de airstrip te Kabalebo en de exploratie van de omgeving daar kwam het bauxietpotentieel in het Bakhuisgebied in beeld.
Operatie Sprinkhaan leidde in 1965 tot Esseds driedelig Nationaal Ontwikkelingsplan Suriname (NOP) waarin hij zijn gedachten uitte over de ontwikkelingsmogelijkheden in het westen van Suriname. Het was het eerste door Suriname zelf opgesteld nationale ontwikkelingsplan. Een belangrijk doel in het NOP was spreiding van economische activiteiten over het hele land om daarmee de inefficiënte geografische spreiding van de economische en demografische activiteiten tegen te gaan.
Uitvoering van het West-Surinameplan was hiertoe volgens Essed een belangrijke stap: winning van bauxiet in het Bakhuisgebied, bouw van twee waterkrachtwerken in de Kabaleborivier, aanleg van een 72 km lang spoorbaan van het Bakhuisgebergte naar Apoera, vestiging te Apoera van een aluinaardefabriek en een aluminiumsmelter, aanleg van een nieuwe stad te Apoera voor circa vijftigduizend inwoners. Bij dit plan hoorden ook landbouw-, bosbouw- en veeteeltprojecten. Het zou nog een decennium duren alvorens Esseds droom van West-Suriname ter hand zou worden genomen.
Begin jaren zeventig werd de kwestie van de onafhankelijkheid van Suriname steeds actueler. Essed die zich bewust was van de tijdgeest, publiceerde vervolgens in 1973 zijn zelfstandigheidsplan Een volk op weg naar Zelfstandigheid. Deze publicatie is een momentopname van Suriname op economisch, politiek en maatschappelijk gebied aan het begin van de jaren zeventig met daarbij de vraag naar de uitdagingen voor de toekomst. Deze publicatie beschouwde Essed als ‘een hoogtepunt in zijn loopbaan’. Met de onafhankelijkheid in zicht zag Essed kansen voor realisatie van zijn West-Surinameplan. De Surinaamse regering stelde een Meerjaren Ontwikkelings Programma (MOP) op, waarin plannen waren opgenomen voor de sociaaleconomische ontwikkeling van Suriname gefinancierd uit de Nederlandse hulpgelden van Nf 3,5 miljard (€ 1.6 miljard) verkregen bij de onafhankelijkheid. Esseds West-Surinameplan werd in 1974 als bijlage opgenomen in het MOP met als titel De Mobilisatie van het Eigene. Een ruimtelijke-fysieke bijdrage aan de Integrale Planning. In de Mobilisatie van het Eigene werden acht concentratiegebieden onderscheiden voor ontwikkeling.
Essed kreeg voor het West-Surinameplan Nf 400 miljoen toegekend voor diverse infrastructurele projecten waaronder de aanleg van de spoorlijn naar Apoera. Over de aangelegde spoorlijn heeft echter nimmer een trein gereden waarvoor het uiteindelijk bedoeld was. Deze spoorlijn (‘een spoorlijn van ergens naar nergens’) werd hét symbool van verspilling van Nederlands ontwikkelingshulpgeld. De regering-Arron legde infrastructuur aan terwijl er op dat moment geen buitenlandse bauxietmaatschappij (meer) was met interesse. Voor de Surinaamse regering was echter doorslaggevend dat de Nederlandse ontwikkelingshulp niet waardevast was, reden voor Essed en Arron om te werken aan een voortvarende uitvoering van de ontwikkelingsplannen. Het West-Surinameplan werd steeds meer gezien als één grote mislukking. Na de staatsgreep in 1980 koos de regering-Chin A Sen voor een radicale koerswijziging in het ontwikkelingsbeleid. Het West-Surinameplan werd afgeserveerd.
Het failliet van het West-Surinameplan wordt in de beeldvorming gekoppeld aan Essed. Er was ook veel kritiek op dit plan: een megalomaan project met een marginale impact op de werkgelegenheid. Deze kritiek kwam vooral van Surinaamse oud-studenten die in de jaren zeventig in een andere tijdgeest in Wageningen hadden gestudeerd en ook een andere visie hadden op ontwikkeling. Hun focus lag op onderwijs, huisvesting, gezondheidszorg, kleinschalige economische projecten et cetera. Essed had echter weinig op met deze jonge academici en stond niet open voor het debat over nieuwe trends in het denken over economische ontwikkeling, de rol van multinationals in de Derde Wereld en ontwikkelingssamenwerking, zoals Khemradj schrijft (p. 512). Leek na 1980 het West-Surinameplan definitief afgeschreven te zijn, de regering-Santokhi trachtte na 2020 investeerders te interesseren voor exploratie van de bauxiet in het Bakhuisgebergte. Op 25 november jl. maakte de regering-Santokhi bekend dat er een overeenkomst getekend zal worden met Chinalco, een bauxietgigant uit China, om het bauxietproject West-Suriname in ontwikkeling te brengen.
Frank Essed heeft ontegenzeggelijk zijn stempel gedrukt op het ontwikkelingsdenken in Suriname tussen 1958 en 1980; hij was een langetermijnplanner en een persoon die wel erg technocratisch dacht. Hoewel hij tweemaal minister van Opbouw was, was Essed geen raspoliticus in de zin van de eigen politieke carrière veilig stellen. De politiek was, zoals oud-journalist Wilfred Lionarons hem typeerde, voor hem een instrument om zijn ontwikkelingsvisie te realiseren. Hans Lim A Po citerend schrijft Khemradj: ‘Er zijn weinig ministers in de actieve politiek die zoveel gepresteerd hebben als minister Frank Essed. Er zijn weinig in de actieve politiek die zoveel hebben nagedacht over onze ontwikkeling en zoveel constructieve ideeën en plannen hebben geformuleerd en uitgewerkt’ (p. 533).
Maatschappelijke betrokkenheid
Naast zijn werk was Essed maatschappelijk een zeer betrokken persoon. Elke vereniging of sociaal-maatschappelijke organisatie wilde pronken met Essed als bestuurslid, aldus Khemradj (p. 428). Hierover schreef de eerdergenoemde Lionarons in 1975 met het hem kenmerkend sarcasme: ‘Het schijnt dat geen enkele kommissie of bestuur in Suriname mogelijk is zonder dat Dr. Ir. Frank Essed erbij is. Wat zullen we beginnen als onze Frank, die alles weet eens zou doodgaan? .. de hele ontwikkeling van het land klapt in elkaar. Grote duisternis over Suriname, want ons eeuwig licht is gedoofd’ (geciteerd op p. 427-8). Essed overleed op 22 december 1988 bij een tragisch verkeersongeval bij het verlaten van de kerstviering van de NPS aan de Wanicastraat (thans J.A. Pengelstraat). Op zijn grafsteen kwam te staan: Heri lebi te na dede. A ben feti gi Sranan [Tot aan de dood heeft hij zijn hele leven lang gevochten voor Suriname]. In 1995 kreeg het Regeringsgebouw, waar het Planbureau en het Kabinet van de vice-president zijn gevestigd, Esseds naam (Dr. Ir. Frank Essed Regeringsgebouw). Tegelijkertijd werd er op het plein voor dit gebouw een borstbeeld op een sokkel van hem geplaatst. In 1988 werd daarnaast het voetbalstadion aan de Jagernath Lachmonstraat naar hem vernoemd (Frank Essed Stadion). Essed was van 1964 tot 1974 voorzitter van de Surinaamse voetbalbond (SVB).
Tot slot
Aan het verzoek van de echtgenote van Frank Essed (Eva Essed-Fruin) om een ‘leesbaar boek’ te schrijven over wat haar man heeft betekend voor de ontwikkeling van het land heeft Khemradj ruim voldaan. Deze biografie is een uitvoerige studie over Frank Essed als visionair en denker van formaat. Daarnaast is het een goede aanvulling op onze kennis van de economische en politieke geschiedenis van Suriname tussen 1958 en 1980. Roy Khemradj verdient veel lof met deze biografie die een breed lezerspubliek verdient.
Roy Khemradj, Frank Essed. De mobilisatie van het eigene. Biografie van een Surinaamse visionair. Volendam 2025: LM Publishers, 590 pp. € 34,50