Suriname viert volgende week zijn 50ste Onafhankelijkheidsdag. Op 25 november 1975 werd de staatkundige band met Nederland verbroken. Echt onafhankelijk is geen enkel land. Economisch is de hele wereld van elkaar afhankelijk, het ene land meer dan het andere. Sommige, zoals Suriname, hebben het IMF-infuus nodig om orde op zaken te kunnen stellen, omdat ze dat zelfstandig niet voor elkaar krijgen. Voor Suriname was er wel enige hoop op een redelijk ontwikkelingsniveau gezien het bedrag van ruim vier miljard gulden dat bij de start werd meegegeven door Nederland. Zoals de toenmalige premier Arron placht te zeggen ”Moni de” (Geld is er). Helaas ontbrak het aan de mentaliteit om er dingen mee te doen die de hele bevolking ten goede zouden komen en een duurzame basis voor verdere ontwikkeling zouden leggen.
Sterker, het ontbrak indertijd ook aan een mentaliteit van inclusie: het gezamenlijk bouwen aan een samenleving van en voor iedereen. Immers, bij het proces naar de onafhankelijkheidsverklaring werd de op dat moment grootste bevolkingsgroep in Suriname, de Hindostanen, bewust politiek buitengesloten. In plaats van een zo belangrijke stap in de ontwikkeling van een land in een vertrouwenwekkende sfeer te laten plaatsvinden, werd gekozen voor uitsluiting en polarisatie. Het gevolg: een massale uitstroom uit Suriname van kader dat het land goed had kunnen gebruiken. Het waren zeker niet alleen Hindostanen die geen vertrouwen hadden in wat hun te wachten stond na 25 november 1975. Ook een grote groep Creolen verliet het land, alsook kleinere aantallen van andere Surinaamse bevolkingsgroepen.
In de discussies over het koloniale verleden hoor je veel over trauma’s waar huidige generaties nog steeds last van hebben. In navolging van excuses voor het slavernijverleden hebben enkele personen recent ook excuses van de koning geëist voor de contractarbeid van Brits-Indiërs. De schadelijke gevolgen daarvan zouden nog steeds doorwerken op de Hindostaanse nakomelingen in Nederland. Ik weet niet precies op welk onderzoek dit is gebaseerd en om welke schadelijke gevolgen het gaat die nu nog steeds een rol spelen. Verder vraag ik me af of ook breder wordt gekeken naar de impact van de contractarbeid op huidige generaties van nakomelingen met name in het Verenigd Koninkrijk. Dit land is immers de grote boosdoener met landen als Nederland en Frankrijk als meelifters.
In Suriname werd en wordt de dag van de Hindostaanse Immigratie gevierd als een feestelijk gebeuren. Er wordt ook stilgestaan bij de bijdrage van Hindostanen aan de ontwikkeling van Suriname. Velen hadden zich willen blijven inzetten voor het land, ware het niet dat zij zich door het etnisch gepolariseerde klimaat rondom de onafhankelijkheid niet meer veilig voelden. Een heleboel families die in Suriname een goed bestaan hadden opgebouwd, verkochten hun bezittingen vaak voor een appel en ei of lieten die in beheer van anderen achter om zo snel mogelijk het land te kunnen verlaten. Eenmaal in Nederland moesten zij opnieuw beginnen in een koud klimaat, opgesloten in vaak oude tochtige huizen, zich een weg zoekend in een totaal andere samenleving. Eén waarin hun tradities niet werden omarmd en waar de brandweer werd gebeld als er een pujá werd gehouden; waar zij niet meer even bij familie en vrienden konden langsgaan zoals ze voorheen gewend waren: gewoon lekker even langsrijden en kijken of er iemand onder het huis of op balkon zit; waar het spreidingsbeleid van de regering zorgde voor verwijdering van elkaar en mensen terechtkwamen in plaatsen als Beerta, Lutjebroek, Tietjerksteradeel, waar geen Surinamer ooit van had gehoord.
Thans worden Hindostanen in Nederland wel als een goed geïntegreerde groep gezien. Maar velen denken terug aan wat ze hebben achtergelaten en wat ze in Nederland ervoor terug hebben gekregen. In economische zin zijn velen erop vooruitgegaan; er waren ook goede scholingsmogelijkheden voor de kinderen. Maar wat niet altijd zichtbaar is, is dat mensen klimatologische, sociaalmaatschappelijke, ruimtelijke omstandigheden hebben verdragen (in het Sarnámi: sahe) en zich hebben ingezet om vooruit te komen. In Nederland ben je vaak een nummertje, terwijl in Suriname je bijdrage al gauw zichtbaar is. Door sommigen wordt dat gemis met veel opschepperij (gedjaf) gecompenseerd. Voor anderen is er een gemis aan het gevoel van innerlijke trots dat ze daadwerkelijk een verschil maken.
Dat Surinamers in groten getale in Nederland aanwezig zijn en discriminatie en andere vernederingen ervaren, is een direct gevolg van de wijze waarop de onafhankelijkheid van Suriname tot stand is gekomen. Als we het hebben over de doorwerking van het koloniale verleden – het slavernijverleden en de contractarbeid – laten we op de 50ste Onafhankelijkheidsdag vooral niet vergeten de trauma’s van de doorbreking van de koloniale banden. Van wie willen we daarvoor excuses?
Naschrift
In mijn column Excuses van 20 november jl. schreef ik dat Suriname op 25 november 2024 zijn 50ste Onafhankelijkheidsdag viert. Dit heeft wat verwarring veroorzaakt; immers pas volgend jaar is het 50 jaar geleden dat Suriname onafhankelijk werd. Omdat de dag van 25 november 1975 ook moet worden meegerekend als dag waarop de onafhankelijkheid is gevierd, komen we nu uit op de 50ste keer. In het licht van discussies in Nederland over het koloniaal verleden wilde ik deze dag niet onvermeld laten als een geschikt moment om te reflecteren op recentere geschiedenis. Volgend jaar zal wellicht alle aandacht uitgaan naar wat 50 jaar onafhankelijkheid Suriname heeft gebracht.