Evert Schneider over het Sanskriet, de dichter Kálidása en zijn boek “Een wolk wordt woord”

Kanta Adhin
[ 3 februari 2020 ]

“Het lezen van Sanskriet literatuur vraagt om aandacht en toewijding, maar het is boeiend en geeft veel genot. Het is een prachtige, rijke taal die veel mogelijkheden biedt, veel meer dan het Grieks en Latijn. En Kálidása is de grootste dichter en schrijver van de Sanskriet literatuur. In Engeland zegt men dat Kálidása de Shakespeare is van India, maar ik denk dat je net zo goed kunt zeggen dat Shakespeare de Kálidása van Engeland is. In Nederland is hij echter vrijwel onbekend.” Aldus Evert Schneider die in juli 2019 een Nederlandse vertaling uitbracht van Kálidása’s bekendste gedicht Meghadúta (“De  Wolkenboodschapper”). Zijn boek Een wolk wordt woord bevat niet alleen een vertaling van de verzen, maar ook een uitgebreide toelichting.

Evert Schneider (1942) werkte in de mediawereld, onder meer als directeur van de TROS, en was daarnaast een verdienstelijk tennisser die o.a. Davis Cupwedstrijden speelde. Het was zijn tenniscarrière die hem meerdere malen in India bracht. Op de middelbare school had Schneider al interesse voor het Sanskriet, maar het waren zijn bezoeken aan India die hem er uiteindelijk toe brachten in 1990 het Sanskriet te gaan leren. “Bij het India Instituut in Amsterdam had ik de gelegenheid de taal in een jaar te leren. Ik heb het daarna voortdurend bijgehouden. In 1998 begon ik stukken van Kálidása met horten en stoten te vertalen. Met de vertaling van Meghadúta en het schrijven van de toelichting ben ik ongeveer vijf en een half jaar bezig geweest. Het was een geweldige ervaring, een boeiende ontdekkingsreis. Bij het uitzoeken kwam ik zulke interessante informatie tegen die ik wel allemaal zou willen verwerken, maar uiteindelijk ging het om het gedicht.”

Sanskriet: verrijking, geen bedreiging

Schneider constateert dat er in Nederland weinig belangstelling is voor het Sanskriet, terwijl dit de oudste, beeldende en cultuurdragende taal is die ook in de hedendaagse Nederlandse taal goed herkenbare sporen heeft achtergelaten. “Er zijn veel Nederlandse woorden die direct uit het Sanskriet voortkomen. Veranda, bijvoorbeeld, is in het Sanskriet een omheining waarbinnen olifanten worden gehouden. Paradijs komt van par desh (land aan de andere kant); suiker van sharkara. Kalender is een samenvoeging van kala (tijd) en Indra (Heer van de Tijd). Het voorvoegsel trans is afgeleid van de stam tr (oversteken; gaan naar). Zo kan ik nog even doorgaan.” Hij denkt dat de desinteresse deels te maken heeft met een zekere tegenzin het Sanskriet te erkennen als een volmaakte taal die van ver voor de westerse beschaving dateert. Pas in de 18e eeuw maakte het westen kennis met het Sanskriet. “Ik beschrijf ook in mijn boek wat voor een totale schok het voor de Engelsen was te moeten ontdekken dat de Indiërs, op wie zij  neerkeken, een taal hadden veel ouder en rijker dan die van hen. Zij zagen dat als bedreigend en waren dan ook niet degenen die het Sanskriet verdere bekendheid in het westen gaven. De Fransen waren de eersten die een leerstoel Sanskriet instelden aan de Sorbonne. Maar het waren vooral Duitsers die veel interesse toonden en de eerste leerstoel Sanskriet in Oxford werd ook door een Duitser bekleed. Grootheden als Goethe, Schubert, Schopenhauer waren helemaal verrukt door de rijkdom van de taal. Enkele eeuwen daarvoor hadden Portugese Jezuïtische priesters getracht het Sanskriet te ontsluiten voor het westen, maar het Vaticaan riep daaraan onmiddellijk een halt toe. De Nederlanders die na de Portugezen in India kwamen, hadden geen belangstelling voor de taal. Ze wilden alleen geld verdienen.”

In Nederland verscheen in 1792 een uit het Duits vertaalde Nederlandstalige versie van een van Kálidása’s toneelstukken, Abhijñānaśākuntalam (“De herkenning van Shakuntala”). In 1954 vervaardigde de Amsterdamse hoogleraar Sanskriet J.R.A. Lohman een Nederlandse vertaling van de Meghadúta, maar deze is vrijwel onleesbaar vanwege het ouderwetse taalgebruik. Schneider hoopt met zijn moderne vertaling van Kálidása’s bekendste gedicht ook in het algemeen belangstelling te wekken voor het Sanskriet.

Kálidása’s Meghadúta: een prachtige reisgids

Dat Kálidása de grootste klassieke schrijver is van de Sanskriet literatuur, staat buiten kijf. Maar over de persoon van de dichter is weinig bekend. Zo kan zelfs niet met zekerheid worden vastgesteld in welke periode hij heeft geleefd. In India gaat men uit van de eerste eeuw v. Chr., maar in het westen vinden kenners de vijfde eeuw (n.Chr.) geloofwaardiger. Schneider deelt deze laatste opvatting, maar erkent dat de werken van Kálidása voor geen van beide opvattingen overtuigend bewijs bieden. Zo blijft Kálidása (toegewijde aan godin Káli) van wie ook de echte naam niet bekend is, een mysterie en doen vele verhalen de ronde. In zijn werken toont Kálidása zich zeer kundig op diverse terreinen: kunsten, (natuur)wetenschappen, filosofie, psychologie. De hoofdfiguren in zijn werken zijn zowel goden, halfgoden als gewone mensen. Het hoofdthema liefde wordt in allerlei varianten belicht. Kálidása heeft een scherp oog voor vrouwen, niet alleen vrouwen van stand, maar ook dorps- en bosvrouwen. Hij is ook gefascineerd door de schoonheid van de natuur. Naast flora en fauna, is hij lyrisch over bergen, oceanen, rivieren, bliksem, regen, wind, wolken. Deze worden ook als levende wezens opgevoerd met gevoelens van verlangen en liefde.

Volgens Schneider wijkt Kálidása in de Meghadúta af van de literaire traditie van zijn tijd. “De conventie in de tijd van Kálidása schrijft voor dat er een happy ending is en Kálidása voldoet hier doorgaans aan. De Meghadúta handelt over een treurende halfgod (yaksha) die verbannen is uit de stad Alaká in het Himálaya gebergte naar de Ráma berg in midden-India. Deze yaksha vraagt aan een wolk die zich aan het begin van het regenseizoen manifesteert, om een boodschap aan zijn geliefde vrouw over te brengen. Daarbij geeft hij de wolk aanwijzingen welke route te volgen. Echter, het is niet duidelijk of de wolk de reis daadwerkelijk maakt en of de boodschap van liefde en verlangen zijn vrouw bereikt.” Schneider meent dat met deze thematiek van onvervulbare liefde en verlangen Kálidása is afgeweken van de traditie en het indertijd aan zijn toehoorders liet hier verder over te discussiëren.

Meghadúta bestaat uit 111 verzen en is opgesplitst in twee delen: eerst een beschrijving van de route naar de stad Alaká, en vervolgens een beschrijving van de stad en de toestand waarin de vrouw van de yaksha volgens hem verkeert vanwege het gemis van haar geliefde echtgenoot. Van het tweede deel heeft Schneider niet alle verzen vertaald. Hij vond met name het eerste deel zeer boeiend door de enorme dynamiek die erin besloten ligt. In 2011 kwam het idee bij hem op om de reis zelf te maken, van het huidige Ramtek in midden-India naar de berg Kailása in Tibet. Over land zo een 3100 kilometer. “Ik heb dit samen met een vriend in drie etappes gedaan in 2013, 2014 en 2016. De weg bracht ons naar plaatsen waar de lokale bewoners ons in opperste verbazing vroegen wat we er in hemelsnaam kwamen doen. Ze zien daar nooit westerlingen. Natuurlijk is de situatie nu anders dan in de tijd van Kálidása, maar bepaalde tempels zijn er nog zoals de tempel van Káli in Ujjain. Volgens verhalen zou Kálidása daar zijn wijsheid hebben verkregen toen hij zich aan de voeten van Káli wierp. Uit zijn beeldende beschrijving van Ujjain kan wel worden afgeleid dat hij deze stad heel goed moeten hebben gekend. We kwamen ook bij de Adivási, de bosvrouwen die Kálidása noemt. Hij heeft niet elke plek op de route beschreven. Er is, bijvoorbeeld, geen enkele verwijzing naar de stad Sanchi, in die tijd een bloeiend centrum van het boeddhisme. Volgens sommige bronnen zou Kálidása, als een echte Brahmána, een hekel hebben gehad aan boeddhisten.” In 2016 braken Schneider en zijn vriend hun reis voortijdig af vanwege een ongeval. Het laatste deel vanaf Haridwar heeft hij alsnog in 2019 met zijn vrouw gedaan. Ze kwamen tot nabij de Niti pas in het Himálaya gebergte. De laatste 400 kilometer naar de Kailása berg zijn niet toegankelijk vanwege het grensgeschil tussen India en China, maar ook de hoogte maakt het tot een gevaarlijk traject. In het boek heeft Schneider op een oude kaart de route van de wolk aangegeven.

Liefde, verlangen, toewijding en inspiratie

Schneider legt uit dat door de rijke en compacte structuur van het Sanskriet er in het Nederlands veel meer woorden nodig zijn voor een getrouwe weergave van de tekst. Twee regels in het Sanskriet worden er al gauw vier in het Nederlands. “Het woord Meghadúta geeft aan dat wolk en boodschapper een en dezelfde zijn. Met “Wolkenboodschapper” heb ik geprobeerd hier zo dicht mogelijk bij te blijven. In een woord ligt soms ook meer besloten dan je op het eerste gezicht zou denken. Je ziet, bijvoorbeeld, dat Kálidása voor de lotus verschillende woorden gebruikt. In andere vertalingen is daar niet bij stilgestaan. Maar ik dacht: dat doet hij niet zomaar. Bij het uitzoeken blijkt dan dat het om verschillende kleuren lotus gaat. Je hebt de witte lotus (kumuda), de rose (kamala), de blauwe (utpala). Niet alle kleuren komen overal voor.”

Dit wordt beaamd door een goede vriendin van Schneider, bioloog Hanneke Meinders-Groeneveld. De tekeningen in het boek van de door Kálidása genoemde planten en dieren zijn van haar hand. “De lotus kennen wij hier niet, behalve in de hortus botanicus. Maar dat er zoveel soorten lotussen bestonden, wist ik niet. Voor mij was dit ook een ontzettend leuke ontdekkingstocht. Ik ben voor dit project niet speciaal naar India geweest. Het was de bedoeling dat mijn man en ik een deel van de route samen met Evert zouden doen, maar het is er niet van gekomen. Het zoeken naar geschikte plaatjes van de planten en dieren was op zich al een heel avontuur. Ik heb de tekeningen natuurlijk niet uit het hoofd gedaan. Ik heb mij toegelegd op botanisch tekenen en daar moet je wat je ziet, elk bladnerfje, zo treffend mogelijk weergeven. Soms waren Evert en ik heel lang bezig om tot in detail uit te zoeken welke plant of vogel Kálidása bedoelt. Vooral de zwaan heeft ons lang beziggehouden. We hebben heel veel oude boeken van ontdekkingsreizigers doorgespit om uit te vinden welke vogel werd bedoeld.” Kálidása noemt de hamsa (gans), maar hij spreekt ook over rajahamsa, dat letterlijk “koningsgans” betekent. Onduidelijk was echter of zo een vogel wel bestond. Van het bestaan van wilde witte zwanen waren Schneider en Meinders op de hoogte, maar vlogen die inderdaad zo hoog in het Himálaya gebied? Na flink wat research konden ze er zeker van zijn dat Kálidása met rajahamsa inderdaad de wilde witte zwaan bedoelt.

Schneider is niet alleen onder de indruk van Kálidása’s observaties van mens en natuur die hij zo liefdevol, inzichtelijk en herkenbaar beschrijft, maar ook van zijn weerkundige kennis. In Meghadúta is de hoofdrolspeler een yaksha, maar het gaat vooral om een vermenselijkte wolk die hij vraagt de reis naar stad Alaká in het Himálaya-gebied te ondernemen. Om de wolk te paaien vertelt hij welke fantastische ervaringen hem op zijn weg te wachten staan, waaronder een sensueel spel met de rivieren. Van de rivier Vetrávatí “met haar golvende rimpelingen als fronsende wenkbrauwen in een gelaat” zal de wolk het zoete water drinken, terwijl hij “charmant zijn donder laat horen langs de oevers van de rivier” (vers 24). En in vers 40 zal de wolk moeite hebben zijn reis voort te zetten “na de [Gambhirá] rivier ontdaan te hebben van haar blauwe water-gewaad, dat van haar heupen, die haar oevers vormen, is afgegleden en dat zij omhoog lijkt te houden met haar hand, geholpen door rietstengels.”

Ook weersaspecten worden op meesterlijke wijze beschreven. De dienaren van Shiva kijken vol eerbied op naar de wolk als waterdrager aangezien hij even donker is als hun Heer (vers 33). En, wanneer de wolk zijn eerste regendruppels laat vallen, verzacht hij daarmee de pijn van de voeten van danseressen. Met zijn bliksemschichten “die schitteren als goud op zwarte toetssteen”, zal hij de juiste weg tonen aan vrouwen die ’s nachts buiten zijn op weg naar hun minnaar. Maar hij moet geen donderend lawaai maken wanneer hij regen schenkt om de vrouwen niet te doen schrikken (verzen 35 en 36). Regen en bliksem worden in vers 37 beschreven als het langdurig liefdesspel van de wolk met zijn bruid, het hemelse weerlicht.

Om het gedicht goed te kunnen vatten, heeft Schneider zich ook verdiept in het fenomeen wolken. “Tot mijn verrassing stuitte ik op zeer interessante beschouwingen van de Londense apotheker Luke Howard (1772-1864), die ik heb beschreven in het boek. Deze Howard werd geroemd door dichters als Goethe en Shelley, die zich ook al bewonderend over Meghadúta hadden uitgelaten.” In zijn boek noemt Schneider ook Nederlandse dichters als Willem Bilderdijk (1756-1831) en Martinus Nijhoff (1894-1953) die zich hebben laten inspireren door Kálidása’s wolk. Bilderdijk komt de eer toe als eerste één vers uit de Meghadúta in het Nederlands te hebben vertaald. Het gaat om vers 5 waarin Kálidása op treffende wijze verantwoording aflegt voor zijn vermenselijking van de wolk: de natuur leert, dat zij, die door liefde gekweld worden, moeilijk onderscheid kunnen maken tussen fictie en werkelijkheid. (Bilderdijk: “Ach, blaakrend van verlangst, en in zichzelf verloren, verwart zich ’t mijmrend hart het Niet Zijn en ’t Bestaan.”)

Schneider is gefascineerd door de thematiek van liefde en verlangen die in de dagen van Kálidása al tientallen eeuwen oud was: de liefde als het alomvattende principe van het kosmisch verlangen, dat de eerstgeborene uit de chaos is en de katalysator van de totstandkoming van de schepping. Dit is prachtig verwoord in een hymne uit de Rig Veda, het oudste Sanskriet geschrift. De auteur sluit zijn bespreking van de Meghadúta dan ook af met deze Hymne van de Schepping, waarvan het vierde vers als volgt luidt:

“In het begin ontstond daarnaast het Verlangen.

Dat was het eerste zaadje van de geest.

En nadat de wijzen diep nagedacht hadden,

wisten zij vanuit het diepste van hun hart,

dat het bestaande verbonden was met het niet-bestaande.”

 

 

Headerfoto: Mozaïek van de yaksha, de wolk en de stad Alaká, in de Kálidása-gedenkruimte te Ramtek

“Een wolk wordt woord”  –  Kálidása’s Meghadúta, De Wolkenboodschapper, vertaald uit het Sanskriet in modern Nederlands.
Vertaling en toelichting Evert S. Schneider; flora, fauna, tekeningen Hanneke Meinders-Groeneveld
Uitgave CATAKA-uitgevers, distributie Primavera Pers, Leiden, verkrijgbaar bij de boekhandel en via Bol.com; euro 29,50. ISBN 978-90-9031712-0

TOP