
Kanta Adhin
Onlangs bood burgemeester Femke Halsema van Amsterdam tijdens de jaarlijkse herdenking van de Holocaust op 24 april excuses aan voor de rol van de gemeente Amsterdam bij de Jodenvervolging in de Tweede Wereldoorlog. Volgens Halsema heeft de Amsterdamse overheid haar Joodse inwoners op gruwelijke wijze in de steek gelaten door, toen het erop aankwam, zich niet heldhaftig, niet vastberaden en niet barmhartig te tonen. Sterker, de gemeente werkte tijdens de oorlog actief mee met de bezetter. Van de bijna 80.000 Amsterdamse Joden werden er – met betrokkenheid van onder meer gemeentelijke politie en vervoersbedrijven – ruim 60.000 gedeporteerd en vermoord. Na de oorlog werden teruggekeerde overlevenden hardvochtig en zonder enige empathie door het stadsbestuur behandeld. Zo werden, bijvoorbeeld, nietsontziend boetes opgelegd voor achterstallige erfpachtgelden.
Er zijn mensen die zich afvragen waarom excuses moeten worden gemaakt voor daden die generaties geleden zijn begaan. Ook met de excuses voor het slavernijverleden, dat nog veel verder in de tijd terug is, hoor je dit vaak. ‘De huidige generaties waren daar toch niet bij? Waarom moeten we in het verleden blijven hangen?’ Ik geef toe dat ‘alleen in het verleden blijven hangen’ niet bevorderlijk is voor maatschappelijke vooruitgang. Maar grote historische onrechtvaardigheden, zoals slavernij, genocide en de holocaust, laten diepe sporen na in samenlevingen en in het leven van individuen. Zonder erkenning blijft het verleden een open wond die generatie op generatie wordt doorgegeven en doorwerkt in het heden en de toekomst.
Door stil te staan bij het verleden wordt respect getoond voor degenen die geleden hebben en wordt het verdriet van de nakomelingen erkend. De waarheid over het verleden wordt in het collectieve geheugen verankerd en kan aldus helend werken. Dat draagt bij aan een samenleving waarin mensen zich met elkaar verbonden voelen. Maar niet alleen onderlinge verbondenheid is belangrijk. Gezagsdragers hebben er ook belang bij dat er sprake is van loyaliteit aan het land waar je woont. In deze tijden van oorlogsdreiging is het beslist geen luxe om te vermijden dat er gemeenschappen zijn of ontstaan die zich niet gekend, gehoord of botweg gediscrimineerd voelen.
Onlangs is er vanuit de Surinaamse gemeenschap ook aandacht gevraagd voor de contractarbeid als onderdeel van het koloniaal verleden. Naast het slavernijverleden verdient ook de geschiedenis van de contractarbeid een plaats in het collectieve geheugen. Nederlanders van Surinaams-Chinese, Surinaams-Hindostaanse en Surinaams-Javaanse afkomst hebben er genoeg van dat contractarbeid als het ware wordt doodgezwegen omdat het geheel overschaduwd wordt door het slavernijverleden. Erkenning dat ook dit deel van de geschiedenis grotere bewustwording en zichtbaarheid verdient, versterkt het gevoel van waardigheid van deze gemeenschappen en draagt bij aan een inclusieve samenleving.
De laatste tijd laat ook de hindoegemeenschap in Nederland van zich horen. Ook zij willen erkenning. Het gaat hierbij niet zozeer om erkenning van historische gebeurtenissen, als wel om aandacht voor actuele kwesties. Men stoort zich eraan dat met name de media, maar ook politici, geen of nauwelijks aandacht besteden aan flagrante schendingen van de mensenrechten van hindoes in landen als Bangladesh en Pakistan. Als hindoes zich tegenover moslims schuldig maken aan mensenrechtenschendingen wordt ‘hindoenationalisme’ of ‘hindoefundamentalisme’ breed uitgemeten in de media. Als zij slachtoffer zijn, wordt dat gebagatelliseerd, zo is het gevoel. En dat is niet onterecht. In de berichtgeving over de recente terreuractie van een islamitische groepering tegen toeristen in Kashmir, werd in de media niet vermeld dat de actie specifiek tegen hindoes was gericht. Deze moesten zich als zodanig identificeren waarna ze koelbloedig werden gedood. Door deze informatie achter te houden werd de gruwelijkheid van de actie onderbelicht. Een eerlijke, onbevooroordeelde weergave van feiten is waar het de hindoegemeenschap ten minste om gaat. Dergelijke erkenning lijkt niet te veel gevraagd.