Dr. Jnan Hansdev Adhin: erudiet en zeer productief

Prof. Chan E.S. Choenni

Jnan Adhin en echtgenote Esha Nandelall (1972)

Dr. mr. drs. Jan Adhin. Zo stond wijlen dr. Jnan Hansdev Adhin bekend in Suriname. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd hij beschouwd als een van de geleerdste, zo niet de meest geleerde persoon van Suriname. Op 24 januari 2021 zou Jnan Adhin 94 jaar zijn geworden. Hij overleed echter op 16 januari 2002 op 74-jarige leeftijd in Leiden. Wie was deze markante persoon en wat zijn de verdiensten geweest voor Suriname en de Surinaamse politiek, en in het bijzonder voor de Hindostaanse cultuur en het hindoeïsme? Ik zal een beeld schetsen van deze veelzijdige en zeer productieve Hindostaanse Surinamer, waarbij ik mij voor dit artikel zal beperken tot enkele belangrijke aspecten en thema’s. Degenen die meer willen weten over Jnan Adhin verwijs ik naar de master thesis van D. Albertzoon (2015), getiteld Dr. Mr. Drs. Drs. Jnan Hansdev Adhin, B.A. (Hon) L.L.D., Ph.D. – De Surinaamse Maha-acharya, Para­ma­ri­bo: Adek. Voorts hebben prof. M. Van Kempen en mr. Carlo Jadnanansing artikelen gepubliceerd over hem onder meer op de blog Caribisch uitzicht. Ook zijn enkele boeken met een verzameling van zijn artikelen uitgegeven. Men kan zelf de vele artikelen lezen en bijvoorbeeld het bekende boek Dharm Karm – Inleidende Ethische Beschouwingen om inzicht te verwerven in zijn gedachtegoed. Ik heb gebruikgemaakt van deze bronnen voor dit artikel ter herinnering aan deze grote zoon van Suriname.

Jnan Hansdev Adhin werd geboren op 24 januari 1927 te Or­na­mibo in een welvarend landbouwersgezin. Or­namibo was een voormalige plantage 15 kilometer ten zuiden van Paramaribo in het toenmalige district Boven-Para, later district Suriname en nu district Wanica. Zijn vader Ram Adhin was geboren rond 1876 in India nabij Allahabad en kwam op 14-jarige leeftijd als con­tractarbeider naar Guyana. Van Guyana migreerde hij in 1895 na zijn contractperiode als een zogeheten vrije emigrant naar Suriname. In 1895 ging in Suriname de regeling in dat men gratis land kon krijgen als men bereid was het land (de zogeheten wilde gronden) te bewerken. Er hebben zich tussen 1873-1920 dan ook liefst 3.000 Hindostanen uit het Caribisch gebied gevestigd in Suriname. Zij zijn gaandeweg opgegaan in de Hindostaanse bevolking van Suriname. Ram Adhin was een van hen en werd naast landbouwer ook zakenman. De moeder van Jnan Adhin was Daulatia Oedjaghir (1892-1978). Zij was in 1893 als peuter van nog geen 2 jaar uit de streek Shahabad gelegen in de staat Bihar gemigreerd met haar moeder, die contractarbeidster werd. Uit het gebied Shahabad met de hoofdplaats Arrah zijn velen als contractarbeiders gemigreerd naar de koloniën. Ram Adhin en Daulatia kregen samen 9 kinderen. Jnan Adhin was het zevende kind uit het huwelijk. Hij stond oorspronkelijk in­ge­schreven als Jan Hansdew, maar liet later de spelling van zijn voornamen wijzigen in Jnan Hansdev. De broers hebben zich via onderwijs verder kunnen ontwikkelen maar de drie zusters in veel mindere mate. In de jaren dertig en veertig was het ook niet gebruikelijk dat Hindostaanse vrouwen hogere opleidingen volgden. Adhin was 16 jaar toen zijn vader overleed in 1943. Zijn moeder bereikte de hoge leeftijd van 86 jaar.

Vader Mahájan Ram Adhin en moeder Daulatia Oedjaghir

Welgesteld milieu
Jnan Adhin kan dus worden beschouwd als een tweede generatie Hindostaan in Suriname, omdat zijn beide ouders afkomstig waren uit India. Het is belangrijk om te vermelden dat de ouders van Jnan Adhin toen reeds bekend stonden als welgestelde personen die naast een groot landbouwareaal op Ornamibo ook een eigen huis in het centrum van Paramaribo hadden. Dit huis was gelegen aan de Watermolenstraat dichtbij bij de toenmalige haven (‘platte brug/plata broki’) van Pa­ramaribo. De oudste broer woonde daar permanent en Jnan Adhin verbleef regelmatig daar. In deze buurt woonden in de jaren dertig en veertig veel voor­aan­staande Hindostanen en er waren Hindostaanse winkels gevestigd. Jnan Adhin onderging dus vrij vroeg de invloed van Paramaribo en ontwikkelde zich dan ook breed. De oud-international voetballer Paul Ameerali die in deze tijd in de buurt van de Watermolenstraat opgroeide, zag Jnan Adhin vaak. Hij had echter geen contact met Jnan Adhin, omdat ‘hij constant bezig was met boeken lezen in het huis.’ In tegenstelling tot de meeste andere Hindostanen van zijn generatie hoefde Jnan Adhin tijdens jonge jaren dus niet te werken op het land, maar kon zich volledig wijden aan zijn intellectuele ontwikkeling.

Huwelijksfoto februari 1948

 Esha Nandelall
Jnan Adhin trouwde in 1948 met Etwaria Debi Nandelall. Zij liet haar voornamen naderhand officieel wijzigen in Esha Damayanti, maar bleef in de familie bekend als Ilse, zoals ze van kinds af werd genoemd. Zij was geboren in Paramaribo, waar haar vader een restaurant had. Omdat haar vader op vrij jonge leeftijd stierf, verliet zij voortijdig de school om te gaan werken. Ze werkte in de jaren veertig bij de winkel Nassief (een bekende man­facturenzaak aan de Maagdenstraat) toen zij Jnan leerde kennen. Ze was voor die tijd een modern stadsmeisje dat geen orhni (doorzichtige witte hoofddoek) droeg, zoals destijds doorgaans door Hindostaanse vrouwen werd gedragen. Er was geen sprake van een ge­ar­rangeerd huwelijk; beiden behoorden ook nog tot verschillande hindoestromingen. Esha was afkomstig uit een Arya Samaj (progressieve stroming) milieu, terwijl Jnan behoorde tot de Sanatan Dharm (behoudende stroming). Dit verschil in hindoestromingen leidde toen vaak tot onderlinge ruzies en conflicten en zelfs afwijzingen van huwe­lijks­aanzoeken en partnerrelaties. Esha en Jnan kregen zes kinderen: vier dochters en twee zonen. Het kan als opmerkelijk worden beschouwd dat Jnan Adhin in die tijd als hindoe zich niet liet bekeren tot het christendom om hoger onderwijs te volgen, en ook koos voor een Hindostaanse partner. Veel ho­ger­geschoolde Hin­dostanen kozen toentertijd voor een niet-Hindostaanse partner; ook omdat het aantal ho­­ger­­­geschoolde Hindostaanse vrouwen in die tijd nog vrij gering was. Bovendien was de status van christelijke Hindostaanse partner toen ook hoger.

Hoogbegaafd en zeer ijverig
Jnan Adhin was hoogbegaafd en dat was al op zeer jonge leeftijd merkbaar. Op de lagere school kon hij zo goed mee, dat hij de eerste klas mocht overslaan. Op zijn zestiende was hij al hulponderwijzer en op zijn twintigste reeds hoofd van een lagere school. Op 20-jarige leeftijd behaalde hij als één van de jongsten uit die tijd de hoofd(onderwijzers)akte in 1947. Hij was dus op jonge leeftijd hoofdonderwijzer en dat was destijds een zeer gerespecteerd beroep. In die tijd was het ook gebruikelijk om allerlei zogeheten aktes te behalen om promotie te maken. Zo behaalde hij de LO-aktes Engels, Tekenen, Wiskunde en Nederlands. Als hoofd­onderwijzer was hij in verschillende delen van Suriname werkzaam: Leiding, Moengo (tweemaal met een tussenperiode) en Nickerie.

Als een van de eerste Surinamers vertrok hij in 1952 met een studiebeurs naar India, waar hij als bachelor of arts afstudeerde in filosofie (1) en vergelijkende taal­wetenschappen (2) aan de Punjab University. Jnan Adhin paarde zijn hoge intelligentie aan een zeer grote ijver en werklust. Hij vertrok naar Nederland voor verdere studie met zijn gezin. Van 1958-1961 studeerde hij in sneltreinvaart aan de universiteiten van Amsterdam en Utrecht en werd driemaal doctorandus in de Niet-Westerse Sociale Wetenschappen (3), Wijs­begeerte & Pedagogiek (4) en Culturele Antropologie (5) en meester in de rechten (6). Daarnaast promoveerde hij cum laude in Groningen in de economische wetenschappen (7) op het proefschrift Development Planning in Surinam in historical perspective. Daarom werd gezegd dat hij zeven (academische) titels had. Als stelling in zijn proefschrift poneerde hij onder meer dat het in Suriname gesproken Hindostaans (Sarnami-Hindi) op dezelfde gronden een Surinaamse taal is als het Sranan (tongo).

Adhin tijdens een lezing in Nederland (1996)

Verspreider van kennis
Jnan Adhin heeft niet alleen veel kennis verworven over verschillende vakgebieden, maar heeft op verschillende terreinen een rol gespeeld als kennisverspreider. Hij heeft veel kennis gebundeld en via colleges, artikelen, boeken en lezingen verspreid binnen de Surinaamse gemeenschap. Dat is overigens slechts een van zijn vele verdiensten geweest. Naast zijn wetenschappelijke kennis, stond hij ook bekend als een groot kenner van het hindoeïsme.
Zijn vader werd Mahájan (gerespecteerde zakenman) genoemd en organiseerde op plantage Ornamibo (in het Sarnámi bekend als Nainibog) zogeheten Satnáráyan kathá’s. Dat waren devotiebijeenkomsten waar hon­der­den mensen aan deelnamen. Aan het eind van deze voorlezingen (kathá’s) werden toneelstukken met een religieuze strekking opgevoerd. Jnan Adhin kreeg dan ook het Indiase i.c. hindoecultuurgoed als het ware met de paplepel ingegoten. Door zelfstudie ontwikkelde hij zich tot een kenner van het complexe en veelvormige hindoeïsme. In zijn boek Dharm Karm heeft hij zijn belangrijkste inzichten samengevat voor een breed publiek. Ik heb bijvoorbeeld geput uit zijn studie voor mijn boek over de Vedische Dharma gepubliceerd in 2018.

Jnan Adhin liet zich ook leiden door de levenswijsheden uit de zogeheten heilige boeken van het hindoeïsme. Zo was de spreuk uit de Rig-Veda: Ekam sat-vipra bahudha vadanti – Het Werkelijke is Eén, de wijzen noemen Het met verschillende namen – een belangrijk beginsel voor hem. Hij was daarom voorstander van diversiteit en tolerantie. Religieuze verdraagzaamheid en niet denken in sektarische hokjes waren belangrijke principes voor hem. Hij verfoeide dan ook het onderdrukkende kastensysteem binnen het orthodoxe hindoeïsme en was ook voor gelijkwaardigheid van man en vrouw. Zich baserend op het Vedantische ge­dachtegoed was Adhin niet dogmatisch; hij hechtte niet zozeer aan geloof en rituelen, maar aan het gedrag. ‘Niet geloof en dogma’s zijn belangrijk, maar gedrag en levenswijze’. Hij stimuleerde andere zoveel mogelijk kennis te vergaren.
Veda betekent weten en anta betekent einde. Men moet streven naar ‘het einde van het weten’. Dat heeft hij zelf zoveel mogelijk gedaan. Dat hij zijn naam van Jan naar Jnan liet herschrijven had te maken met het gedachtegoed dat hij propageerde. Jnan betekent in het Sanskriet kennis/wijsheid. Zijn Vedantische visie kreeg enige aanhang en de bekende notaris, mr. Carlo Jadnanansing, is een van zijn leerlingen. Hij heeft met anderen de Vedanta prijs ingesteld in Suriname die wordt uitgereikt door het Jnan Adhin fonds.

ANEKTÁ MEN EKTÁ, NA EKVESHTÁ
Eenheid in verscheidenheid, geen uniformiteit

Eenheid in verscheidenheid
Jnan Adhin heeft zich ingezet voor het toepassen van de aloude (tijdloze en universele) Vedische inzichten in de praktijk. Zo introduceerde hij het beginsel uit de Rig-Veda ‘Eenheid in verscheidenheid, doch geen uniformiteit’ (Anektá men Ektá, na Ekveshtá) als grondslag voor de multiculturele Surinaamse samenleving. Hij vond de culturele rijkdom van de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname belangrijk en wees culturele assimilatie af. In zijn bekroonde opstel bij het tienjarig bestaan van het Cultureel Centrum Suriname (CCS) in 1957 ontvouwde Adhin zijn visie op multiculturalisme. Hij zag geen heil in de ‘uniformiteit van godsdienst en cultuur’ maar pleitte voor het behoud van culturele verscheidenheid.

‘Laat elke groep haar taal behouden en tot ontwikkeling brengen, waarbij als eenheidstaal het Nederlands fungeert… Het is nu dan ook hoog tijd, dat de groepen elkaar leren begrijpen en waarderen, opdat een synthese in denken en leven kan worden bereikt en alle groepen worden samengesmeed tot één composiet Surinaams volk. Maar met deze cultuursynthese bedoelen wij niet een opdringen van één cultuur, waardoor de andere cultuuruitingen afsterven. Het door elke groep onverwijld accepteren van de westerse beschaving, met overboord gooien van haar eigen tradities en cultuur, kunnen wij niet als een oplossing beschouwen. Afgezien van de psychologische on­mo­ge­lijkheid om zich geheel en al te ontdoen van een culturele achtergrond, die sinds eeuwen in het collectieve onbewuste aanwezig is, zal het doorvoeren van deze gedachte in de praktijk op grote weerstanden en moeilijkheden stuiten, daar geen enkele groep haar tradities zo maar wil prijsgeven’, aldus Jnan Adhin in 1957.

Eind jaren vijftig was er een stroming onder Creolen, onder wie ook een deel van de Afro-Surinamers die pleitte voor een vorm van nationalisme, waarbij de Hindostanen in culturele zin moesten assimileren. De opkomende groep Hindostanen en de zelfbewuste jonge generatie vond in dit standpunt voldoende basis om weerstand te bieden tegen dit assimilatiestreven. Later hebben voorlieden van de Afro-Surinaamse groep het standpunt over culturele verscheidenheid omarmd toen een herwaardering van de (onderdrukte) Afrikaanse en Afro- Surinaamse cultuur in Suriname plaatsvond. Wij zien dat thans -in de eenentwintigste eeuw- culturele verscheidenheid ook in Suriname als rijkdom wordt beschouwd. In dit verband was Jnan Adhin zijn tijd ver vooruit en is de volgende passage nog steeds actueel:
‘Laat geen enkele groep zich minderwaardig of meerderwaardig gevoelen, doch gelijkwaardig, hoewel anderswaardig. Laat elke groep op de haar ka­rak­teristieke wijze, in actieve coöperatie en harmonie met andere groepen, het hare bijdragen tot de culturele en sociale opbouw van Suriname. Laat er geen eenvormigheid en eentonigheid zijn, doch eenheid in verscheidenheid.’

Productieve bestuurder
Jnan Adhin werd vanwege zijn standpunt dat Hin­do­stanen een volwaardige Surinaamse be­vol­kingsgroep vormden en dat de van oorsprong Indiase cultuurgoed door Surinaamse invloed evenzeer Suri­naams cultuurgoed was geworden gaandeweg als het ware de ideoloog van de VHP. De VHP heette toen nog de Verenigde Hindostaanse Partij en werd later de Vooruitstrevende Hervormings Partij. Na terugkeer uit Nederland in Suriname (in 1961) werd hij politiek actief in de VHP. Dr. Jnan Adhin heeft ook op politiek-bestuurlijk gebied een belangrijke rol gespeeld. Hij was het intellectuele brein achter de VHP vanaf de jaren zestig en een steunpilaar van de politieke leider Jagernath Lachmon. Vaak leverde hij de ingrediënten van zijn toespraken en was de opsteller van moties en andere documenten van de VHP en voerde trouw en nauwgezet de opdrachten van Sabhapati (de Voorzitter!) Lachmon uit. Ook tijdens de onafhankelijkheidsbesprekingen met Nederland speelde hij een belangrijke rol. Hij stelde zich zeer dienstbaar op ten opzichte van Lachmon, die voor hem de onomstotelijke politiek leider van de Hindostanen was. Met enkele (korte) onderbrekingen was hij van 1963 tot 1980 namens de VHP lid van de Staten van Suriname (Parlement van Suriname). Hij was Minister van Justitie en Politie van 1964-1967 en 1969-1973. In 1971-1972 was hij daarnaast ook tijdelijk de minister van Onderwijs en Volksontwikkeling. Kort vóór zijn overlijden heeft Jnan Adhin de functie van waarnemend voorzitter van de VHP vervuld (na het overlijden van Lachmon in oktober 2001). Na 1980 was Adhin regeringsadviseur in algemene dienst.

Jnan Adhin in zijn functie van minister van Justitie en Politie

Tenslotte vertelt zijn leeftijdgenoot de nu 93-jarige Andre Saheblall, die secretaris was op het Ministerie van Justitie en Politie toen Jnan Adhin dit ministerie leidde (1969-1973):
Meneer Adhin werkte hard. Hij kon in een avond een hele wettekst ontwerpen. Hij heeft ook gezorgd dat Hindostanen en Javanen werden benoemd bij de politie en ook in hogere functies, want toen was het een Creools gebeuren bij de Politie. Korpschef Spalburg heeft overigens goed meegewerkt. Ik werd later directeur op dit ministerie en Meneer Adhin was mijn grote voorbeeld. Veel oude of bestaande wetten werden aangepast aan de tijd of volledig vervangen door een moderne wet. Ook in debatten tijdens de behandeling van wetsontwerpen in het par­le­ment, schitterde Meneer Adhin als een minister die zijn zaken goed kende en voor geen enkel debat uit de weg ging. Elk onderwerp werd zakelijk en objectief behandeld. In goed Nederlandse taal legde hij uit wat zijn beleid was. Hij was noch sarcastisch noch  beledigend tegenover een par­le­ments­lid of collega minister. Hij benaderde een onderwerp niet alleen juridisch maar ook maar ook vanuit andere gezichtspunten. 

Het zij gezegd dat Jnan Adhin geen politicus was in de zin van een charismatisch spreker, populistisch gedrag en machtspelletjes. Hij was meer een technocratisch bestuurder en gericht op invoering van effectieve maatregelen. Een belangrijk wapenfeit is dat Jnan Adhin de regeling op het verbod op praktisering van Winti (traditionele Afrikaanse godsverering) heeft ingetrokken. Dat was gebaseerd op zijn door de Veda’s geïnspireerde wijsheid: het Werkelijke is Eén! Iedereen mag dan ook elke god vereren die hij/zij wil.

Taalvirtuoos
Het is opmerkelijk dat hij naast deze bestuurlijke werkzaamheden toch tijd had om zich bezig te houden met taal en literatuur. Van oudsher hadden Hindostanen – ook academici- tot de jaren zeventig moeite met de Nederlandse taal en in het bijzonder de lastige grammatica. Zo niet dr. Jnan Adhin. Integendeel: hij was een taalvirtuoos. Hij had altijd een potlood bij de hand en corrigeerde regelmatig teksten in schriften en boeken op de juiste spelling en lidwoordgebruik. Hij was ook kort directeur van het Bureau Volkslectuur en het Taalbureau en onderwijsinspecteur. Hij maakte zijn literaire debuut met het korte verhaal ‘Weer bloeit de Bamboe’ in het tijdschrift Vikaash van maart 1947. Enkele toneelstukken schreef hij onder het pseudoniem Gyan Dev medio jaren zestig en publiceerde ook enkele verhalen onder de pseudoniem Sad Darshi in het tijdschrift Soela. Op het terrein van proza was Jnan Adhin echter geen uitblinker, zoals hij zelf ook al snel onderkende en ermee stopte. Dit indiceert dat ook de briljante dr. Jnan Adhin niet op alle terreinen kon excelleren. Zijn artikelen voor dagbladen en voor Dharm-Prakásh, het tijdschrift dat hij vier jaar lang zowat helemaal alleen volschreef volgens Michiel Van Kempen -dè kenner van de Surinaamse literatuur- waren toegankelijk geschreven. Andere artikelen van Jnan Adhin waren weer -ook voor mij- niet gemakkelijk leesbaar en zelfs complex. Het door hem samengestelde Hindi woordenboek [Hindi-Nederlands] gepubliceerd in 1953 en later -in 1968- herdrukt was daarentegen weer zeer toegankelijk en werd veel gebruikt.

Docent en adviseur
Jnan Adhin was ook als docent verbonden en ge­committeerde bij eindexamens van de toenmalige kweekschool. De 80-jarige docent Albert Rahman, kleinzoon van de eerste Hindostaanse schrijver en intellectueel Munshi Rahman Khan (geboren in India) heeft dr. Jnan Adhin meegemaakt als gecommitteerde.

‘Meester Adhin stimuleerde je om verder te studeren, terwijl anderen alleen moeilijke vragen stelden. Hij stopte tijdens mijn jeugd vaak even bij mijn grootvader op plantage Dijkveld op weg van Paramaribo naar zijn huis op plantage Ornamibo. Hij reed toen op een bromfiets en zij spraken dan uren met elkaar. Hij had veel respect voor mijn grootvader.’

Bij oudere Surinamers hoor je heel vaak: ‘Oh ja, van meneer Adhin heb ik les gehad’. Dit is niet vreemd aangezien Jnan Adhin colleges gaf op verschillende hogere onderwijsinstellingen, waaronder Kweekschool, Hoofdakte, Pedagogisch Instituut, Kunstacademie, Juri­dische faculteit (eerst Rechtsschool) en Sociaal-Economische faculteit van de Universiteit van Suriname. Hij bleef tevens voortdurend actief op cultureel en maatschappelijk gebied. Hij was als bestuurslid en adviseur verbonden aan talloze organisaties. Het voert te ver om de talloze functies die hij bekleed heeft te noemen. Ik verwijs naar de organisaties. Ik noem hier slechts enkele als de Liga van Hindostani’s, Jagriti, Hindustani Nawyuwak Sabha (HNS), die vooral de emancipatie van Hindostanen hebben bevorderd. Jnan Adhin heeft zich dus breed ingezet voor de emancipatie van het Hindostaanse Surinamers. Door middel van colleges, lezingen, publicaties enzovoort heeft Adhin zich tot het laatst ingezet om zijn kennis over te dragen op anderen.

Minister Adhin en de Nederlandse minister van Jusititie Van Agt (1972)

Multitasker pur sang
Dr. Jnan Adhin was niet alleen veelzijdig, maar een multitasker pur sang. Hij kon met verschillende denk­pro­cessen en werkzaamheden tegelijk bezig zijn. Tegelijkertijd had hij volgens Michiel van Kempen een fantastisch vermogen om verschillende disciplines scherp van elkaar te scheiden.

Hij kon twee uur bezig zijn met een pedagogisch probleem en vervolgens de knop helemaal omzetten en een uur besteden aan het revalidatiecentrum waarvan hij beheersraadslid was, om dan weer een uur in de Veda’s te lezen en daarna in de versnelling van de strafvordering te schieten.

Van Kempen noemde hem dan ook een ‘duizendpoot’:
Ik heb het zelf in 1986 op het Sarnámi-congres in Krasnapolsky in Paramaribo meegemaakt hoe de aan­bevelingen al kant-en-klaar geformuleerd waren, nog voordat de laatste spreker goed en wel zijn betoog had afgerond. Zelf kreeg ik bijna binnen 24 uur nadat sommige passages over de Hindostaanse culturen uit mijn eigen proefschrift op zijn bureau waren beland, al anderhalve meter faxpapier binnen met zijn com­mentaar. Als ik dan één strekkende meter ver­wij­zingen naar zijn eigen publicaties eraf had geknipt, hield ik nog een halve meter zeer verstandige opmerkingen over.

Veel publicaties
Volgens de redacteur van het Surinaams Juristenblad, Carlo Jadnanansing, is Jnan Adhin één van de meest gerespecteerde redacteuren geweest van dit blad en van onschatbare waarde. Naast zijn functies als redacteur en later redactie-voorzitter van dit blad is hij met 45 gepubliceerde artikelen, de meest productieve auteur aller tijden van dit blad. Daarnaast heeft Adhin nog talrijke artikelen op verschillende gebieden geschreven die verzameld in zes bundels zijn: taalkunde en filosofie, religie en cultuur, opvoeding en onderwijs, staats-, administratief-, huwelijks- en kinderrecht, sociale eco­no­mie en geschiedenis. Voorts zijn er nog vele publicaties van zijn hand.
Adhin Is lid (geweest) van diverse wetenschappelijke en professionele verenigingen en instellingen, z.a. World Peace Through Law Centre, International Law As­so­ciation, Nederlandse Vereniging in van Op­voed­kundigen, Surinaamse Vereniging van Opvoedkundigen, Surinaams Juristenvereniging, Suri­naam­se Vereniging van So­cio­logen, New York Academy of Science, Academia Brasilieira de Ciencas Humanas (Sao Paulo), Fredsbudet (Oslo), Surinaamse Historische Kring, etc. Redactielid en/of medewerker van diverse tijdschriften, zoals Vikaash (1946-1949), Prakash (1947-1949), Het Onderwijs (1946-1949), De Openbare School (1947-1950), Shanti Dut (1962-1967), Soela (1961-1964) Vox Guyanae (1953-1955), Nieuw West-Indische Gids (1959-1975), Surinaams Juristenblad (1968-1982), Dharm-Prakash (1975-1981), Bhasa (1984-1987), Kala, Surinaamse Encyclopedie (1977), S.W.I.-Forum (1990). Geïnteresseerden kunnen hierover zijn uitvoerige bibliografie raadplegen die is gepubliceerd op de site van Hindorama.com. Er bestaat ook een Bibliografie van Jnan H. Adhin die drie van zijn oud-studenten in 1995 samenstelden op zijn aanwijzing. Alles staat erin: van zijn typediploma’s tot zijn aca­demische graden, en van zijn eenjarige lidmaatschap van zwemvereniging Bikini in Nieuw-Nickerie tot zijn functie als ‘Attorney General of the Supreme Court of Justice of Life’ in Ontario.

 Driecirkelsmodel van Adhin
Dr. Jnan Adhin was geen empirisch onderzoeker en heeft dus nauwelijks nieuwe kennis gegenereerd. Hij paste de oude Vedische kennis toe op hedendaagse om­stan­dig­heden. Met de Vedantische eenheidsvisie als uit­gangs­punt heeft hij het zogeheten driecirkelsmodel, een inzichtelijk normatief model, ontworpen waarlangs harmonieuze integratie van een minderheidsgroep in de meerderheidssamenleving zou kunnen plaatsvinden met behoud van de eigen cultuur. Hij heeft dit model in 1986 tijdens een lezing in Nederland bij de organisatie Eekta (in Den Haag) gepresenteerd. Dit model gaat uit van de mate van gewenste aanpassing in drie gebieden (weergegeven door drie concentrische cirkels): het buitenste of perifere gebied, het overgangsgebied en het centrale gebied. In het eerste gebied waar de directe contacten met de meerderheidscultuur plaatshebben, moet zoveel mogelijk aanpassing plaatsvinden. Dat betekent respect voor de geldende rechtsorde. In het overgangsgebied, dat Adhin kenschetst als roti, kaprá aur makán (eten, kleding, huisvesting) kan makkelijk een combinatie van beide culturen worden nagestreefd. Met het centrale gebied waarin de kern van de cultuur besloten ligt (godsdienst, levensbeschouwing, morele normen en waarden) zou men heel bewust mee moeten omgaan. Dit gebied is niet geheel gesloten; er is wisselwerking met de omgeving mogelijk, maar veranderingen zouden goed moeten worden afgewogen omdat die veelal identiteitsbepalend zijn.

Voorbeeldfunctie
Dr. Jnan Adhin heeft ook een voorbeeldfunctie gehad voor velen. Hij was een rolmodel: niet alleen in intellectueel opzicht, maar ook in morele zin en ook wat betreft schrijfvaardigheid – ook voor mij trouwens. Eigenlijk zijn velen schatplichtig aan hem niet alleen in intellectueel, maar ook in moreel opzicht. Hij was voor velen ook een guru (leermeester). Hij was zachtmoedig en gematigd. Jnan Adhin was een kalme en beheerste persoonlijkheid. Toen de etnische polarisatie in Suriname op zijn hoogtepunt was, namelijk voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname liet hij zich niet verleiden tot radicalisme en polarisatie. Zo heeft hij met veel geduld moeite gedaan om de kleur oranje (van de VHP) in de nieuwe Surinaamse vlag op te laten nemen. Dat was tevergeefs, maar Adhin stelde -redelijk als hij was – ten langen leste dat in de centrale rode band van de Surinaamse vlag ‘ook vier delen helder oranje en zes donker rood waren opgenomen’ (Zie E. Dew, The difficult flowering of Surinam, 1978: 196).
Hij heeft dus niet gepolariseerd en bleef de redelijkheid zelve, terwijl bijvoorbeeld politici als Premier Henck Arron en vooral Eddy Bruma van de nationalistische partij PNR, maar ook Alwin Mungra (van de VHP) de gemoederen opzweepten. Ook toen in 1982 twee schoonzonen op gewelddadige wijze werden vermoord door de militaire heersers bleef dr. Jnan Adhin gematigd reageren. Of eigenlijk: hij gaf nauwelijks een reactie en zal met afschuw het afglijden van de morele waarden hebben gadegeslagen. Van Kempen stelde in dit verband over Jnan Adhin dat zijn rationaliteit en altijd re­la­tiverende, puur hindoeïstische levensrelativering bijna leek te grenzen aan stoïcisme. Door zich te onderwerpen aan de wetten van de kosmos kon hij kennelijk inwendige vrede vinden.
Jnan Adhin was ook niet statusgevoelig en liet zich niet omringen door pajongwaaiers en bodyguards. Hij bleef met zijn gezin ook toen hij minister was aan de Prinsenstraat wonen in de (volks)wijk Frimangron van Paramaribo, hoewel statusgevoelige Hindostanen meen­­den dat hij moest verhuizen naar een elitaire buurt.

Twee voorbeeldfiguren van Jnan Adhin. Rabindranth Tagore en dr. S. Radhakrishnan

Overigens heeft dr. Jnan Adhin zelf ook rolmodellen gehad. De Indiase getalenteerde filosoof, dichter, schrijver en componist Rabindranath Tagore was zijn ideaalbeeld. Er hing in zijn woning een portret van de wijsgeer Tagore met lang grijswit haar en baard. Adhin zei altijd dat als hij oud zou worden, hij ook zo eruit zou willen zien. Toen hij achter in de veertig was en grijs begon te worden, begon hij zijn haar te laten groeien. Dat zie je op een foto in het kader van besprekingen over de  onaf­hanke­lijk­heid van Suriname.

Adhin met lang haar naast VHP voorzitter Lachmon (1974/’75)

Het ‘vergrijzingsproces’ van zijn haren duurde echter wel erg lang. Hij heeft toen op aandringen van zijn vrouw zijn haren toch maar weer laten knippen. Een ander rolmodel was de tweede President van India dr. Sarvepalli Radhakrishnan (1962-1967). Deze filosoof en expert van het hindoeïsme was ook een staatsman en was ook professor geweest aan de Universiteit van Oxford.

Kritiekpunten
Naast alle lof voor dr. Jnan Adhin zijn er een paar kritiekpunten. Velen verweten hem dat hij overal pleitte voor het voeren originele Hindostaanse voornamen, terwijl hij tegelijkertijd zich Jan liet noemen en/of door anderen Jan werd genoemd. Zoals ik hierboven al aangaf, was Jnan Adhin na zijn geboorte ingeschreven met de voornaam Jan; ook zijn broers en zussen hadden Nederlandse voornamen. Zijn roepnaam bleef ook na de wijziging veelal Jan. Het was het in de eerste helft van de twintigste eeuw gebruikelijk dat de vroedvrouwen die veelal van Europese of Creoolse afkomst voor de Hindostaanse kinderen een Europese voornaam voor­stelden die over het algemeen door de ouders werd overgenomen. Jnan Adhin wilde toen hij bewuster werd blijkbaar graag een Hindi naam die zo dicht mogelijk bij Jan bleef. Aangezien (het verwerven van) kennis voor hem een belangrijke drijfveer was, koos hij voor Gyan (kennis) met een variant van de Sanskriet schrijfwijze Jnan. Overigens heeft hij zijn eerste kind Vidya genoemd (kennis, wijsheid).

Een ander kritiekpunt is dat Jnan Adhin niet altijd en niet precies de bronnen vermeldde in zijn vele publicaties, namelijk van de boeken, artikelen en archiefstukken die hij had geraadpleegd, parafraseerde of citeerde. Dat had vooral te maken met de snelheid waarmee hij schreef en hij vaak zichzelf citeerde. Wat het laatste betreft: hij was een van de weinigen die zoveel schreef en deels waren er vaak geen andere bronnen. Maar Adhin kende niet alle bronnen met betrekking tot een bepaald onderwerp of had geen toegang daartoe. Bijvoorbeeld in een artikel over het afstand doen van (Afrikaanse) Goudkust ten behoeve van de toestemming om Hindostaanse con­tractarbeiders te mogen rekruteren in Suriname zijn er ook andere bronnen, die hij niet heeft geraadpleegd of niet heeft kunnen raadplegen.

Adhin bij zijn promotie in Groningen (1961)

Ook is ten onrechte bij sommigen vroeger het idee ontstaan dat het beginsel Eenheid in ver­schei­den­heid door Jnan Adhin zelf zou zijn bedacht. Hij heeft echter altijd gepleit voor toepassing van de oude wijsheid van de Veda’s in de hedendaagse maat­schappelijke context.

Tenslotte vinden voorstanders van de Sarnami taal dat Jnan Adhin te veel op het Hindi leunde en het Sarnami zou hebben gekwalificeerd als een Indiaas dialect. Ook had Adhin weinig tijd en aandacht voor anderen en was wellicht te veel op zichzelf gericht. Ik heb met mijn vader in juli 1972 hem toen hij minister van Justitie was bezocht in het kader van de verwerving van een studiebeurs. Wij hadden een gesprek van maximaal een half uur en Adhin was in mijn ogen tegelijkertijd bezig met andere kwesties. Achteraf begrijpelijk: want hij had zoveel aan zijn hoofd. Nobody is perfect en dit echter zijn kleine minpunten. Daartegenover staan zijn vele verdiensten en uitzonderlijke prestaties voor de Surinaamse samenleving. Al met al was dr. Adhin van professoraal kaliber.

 Onvoldoende waardering
Natuurlijk is er in de kleine Surinaamse gemeenschap ook sprake van (intellectuele) jaloezie en na-ijver en dat is Adhin ook ten deel gevallen. Er wordt ook beweerd dat omdat hij niet tot hogere kasten van de hindoes behoorde, hij als intellectueel niet de juiste waardering in deze kringen heeft gekregen. Jnan Adhin had namelijk een moeizame relatie met de orthodoxe hindoepriesters (pandits) omdat hij de rituelen minder belangrijk vond dan het morele gedrag. Hij wilde graag anderen de weg wijzen, maar zij moesten zelf de verantwoordelijkheid voor hun keuzes dragen. Zijn boodschap was altijd: ‘Lees en denk vooral zelf na. Neem niet klakkeloos aan wat anderen zeggen.’ Hij vond dat men zelf op zoek moest gaan naar kennis en kennis moest worden verspreid, ook door de pandits.

Crematieplechtigheid Jnan Adhin begeleid door muziek van de Surinaamse politiekapel (2002)

Dr. Jnan Adhin heeft zich zijn leven lang onbaatzuchtig voor land, volk en gemeenschap ingezet. Voor velen heeft hij -zoals gezegd- als guru gefungeerd. Zijn ideeën en gedachten zijn in talrijke publicaties vastgelegd. Terecht meent Carlo Jadnanansing, die zichzelf beschouwt als een adept van Jnan Adhin (hij noemde hem oom Jan), dat gelet op het intellectueel kaliber en zijn verdiensten deze zeer geleerde Hindostaanse Surinamer nog steeds niet de juiste waardering ten deel is gevallen. Hij heeft in Suriname onvoldoende waar­dering gekregen, niet alleen voor zijn culturele, wetenschappelijke, maar ook maatschappelijke bijdrage aan de Surinaamse samenleving. Tijdens zijn leven zou dr. Jnan Adhin tenminste een eredoctoraat en/of een hoogleraarschap aan de Surinaamse universiteit moeten zijn aangeboden. Sterker nog: ik vind dat het als een blamage kan worden beschouwd dat de toenmalige intellectuele voorhoede en het politieke establishment deze stappen niet hebben gezet. Blijkbaar werden de zachtmoedigen die nijver werkten en vaak in stilte en niet met de vuist op tafel sloegen minder op waarde geschat. Ook na zijn overlijden in 2002 is er geen enkele blijk van waardering gekomen in de vorm van bijvoorbeeld de vernoeming van een straat of gebouw naar hem. Hopelijk wordt deze omissie alsnog goed­gemaakt. Dr. Jnan Adhin was overigens tegen persoonsverheerlijking.

Adhin’s as werd deels uitgestrooid in de Para-rivier bij Ornamibo

Ik besluit met de constatering dat bekeken vanuit het perspectief van de Hindostaanse migratiegeschiedenis twee Hindostaanse immigranten die op zeer jonge leeftijd uit India vertrokken een zoon hebben voort­gebracht van het zeer hoge intellectuele kaliber van dr. Jnan Adhin. Een illustratie van razendsnelle voor­uitgang en mobiliteit. Alles overziend kom ik tot de conclusie dat deze bijzondere Hindostaanse Surinamer een bijzondere ereplaats verdient in de Surinaamse geschiedenis.

TOP