Diaspora pas op stoom als Suriname eerst zichzelf helpt

August Choenni
[ 30 augustus 2022 ]

Dr. August Choenni

Er is al veel gezegd en geroepen over de diaspora als ontwikkelingsbron voor Suriname. En het ‘diaspora­kapitaal’ dat maar niet naar Suriname wil toevloeien ondanks de gewekte ver­wachtingen. Daar is al veel teleurstelling over geuit. Er is ook de spot mee ge­dreven alsof het allemaal leugens of luchtkastelen zouden zijn. Van recente datum zijn de gevallen in de media van diasporapersonen die juist plukken en de zwakke Surinaamse staat pootje zouden lichten. Van Surinaamse zijde wordt zo nu en dan ook geklaagd over de aanhoudende stroom negativiteit vanuit de diaspora over de Surinaamse gang van zaken. “Waarom gaan ze dan niet terug?”

Het is zonder meer waar dat de diaspora als troef is ingezet tijdens de laatstgehouden verkiezingen van 2020 en er zeer onjuiste verwachtingen zijn gewekt. Op basis van opper­vlakkigheden zijn bergen aan zegeningen over de diaspora over de hoofden van de Surinamers uitgestort. Nu verwachtingen niet uitkomen is de neiging het andere uiterste te zoeken. Onlangs heeft Dagblad Suriname in een redactioneel commentaar (24 augustus 2022) onder de kop “Diasporabeleid doodgeboren kind of miskraam?” de diaspora helemaal afgeserveerd. Te midden van alle rumoer en ruis vind ik het gepast om eens koel en nuchter te kijken hoe het werkelijk zit en wat een realistisch verhaal over de diaspora kan zijn. Hopelijk zijn kreten als “we gaan samen met een miljoen Surinamers dit land tot ontwikkeling brengen” dan beter in perspectief te plaatsen en is er minder ruimte voor hippe wildwest verhalen.

Proclamatie Diaspora Instituut Nederland (DIN) met president Chan Santokhi (Amsterdam, 11 september 2021).

Kan de diaspora een ontwikkelingsbron zijn?
Op papier ziet het er prachtig uit. Nog geen 600.000 Surinamers in het thuisland en zo’n 360.000 in één van de rijkste landen ter wereld. Appeltje eitje zou je zeggen. Vanuit dat gegeven was het, bijvoorbeeld, voor Jawla Rambarran uit Trinidad (Paper Global Conference Diaspora Studies and Policies, 2017) hoogst verwonderlijk dat Suriname zich in 2016 tot de internationale kapitaalmarkt wendde om te lenen tegen woekerrentes van 10% terwijl in zijn ogen de diaspora genoegen had genomen met percentages van 2 of 3%. Die simpele associatie kan ook Surinamers niet ontzegd worden. Zo zijn er versimpelde rekensommen over vele miljarden aan diasporakapitaal gepresenteerd die met gemak zouden zijn in te schakelen. Dat er diasporapotentieel bestaat, is zonder meer waar, maar van meer van belang is om de vinger te leggen op de condities waaronder de diaspora overdrachtsbetrekkingen met Suriname zou willen onderhouden en wat hen drijft.
Met overdrachtsbetrekkingen wordt gedoeld op betrekkingen en transacties die ten goede komen aan Suriname, zoals: familie/vriendenbezoeken, vakantiebe­zoe­ken, geldzendingen, pakketzendingen, rituele retraites of tourneebezoeken, hervestiging, ondernemen of in loondienst treden, pensioen doorbrengen, aankopen van grond of onroerend goed, kapitaal verschaffen en zo meer.

Dat een diasporatoeloop zeker tot de mogelijkheden kan behoren laten bijvoorbeeld migratiecijfers uit 2013 en 2014 zien. In die beide jaren vestigden zich meer personen vanuit Nederland in Suriname dan andersom (332 respectievelijk 458, dagblad De West, 9 september 2015). Waar doorgaans het patroon een trek is van personen uit Suriname naar, in dit geval, Nederland, is het in 2013 en 2014 voorgekomen dat de trend net andersom was. Als deze ontwikkeling zich duurzaam zou voordoen met een breed palet activiteiten om geld te laten rollen en kennis en kunde over te dragen, zou dat een manier kunnen zijn om de diaspora als ontwikkelingsbron te benutten. De vraag is nu wat bepaalt in hoeverre er potentieel is onder de diaspora om tot een dergelijke ontwikkeling te komen en welke condities daarvoor vereist zijn. Dan betreft het dus uitbouw van de huidige overdrachten met de bestaande stroom aan geldovermakingen, hulp en pakketzendingen en de reizigersbezoeken. Wat mag op grond van het diasporaprofiel verwacht worden?

Diasporaprofiel
In hoeverre is er potentieel onder de Surinaamse diaspora om op een betekenisvolle schaal overdrachtsbetrekkingen met Suriname aan te gaan en zo een ontwikkelingsbron te vormen en onder welke voorwaarden? Het antwoord op deze vragen is mede afhankelijk van het profiel van de diaspora. Nu wordt in algemene termen gesproken over de diaspora die beschikbaar zou zijn. Daardoor wordt de gehele numerieke diaspora er met de haren bijgesleept alsof zij allen de warme band met Suriname delen en bereid en in staat zouden zijn om zich te voegen naar de diaspora-ontwikkelingsgedachte. Zo is het niet. Het gaat namelijk om een heterogene en gemêleerde groep met uiteenlopende achtergronden die op verschillende golflengtes kunnen zitten als het gaat om de gerichtheid op Suriname.

Kijken wij bijvoorbeeld naar de migratiegeschiedenis dan zijn er zeer diverse segmenten en karakteristieken te onderscheiden. Er zijn de vroege migranten en er zijn de latere migranten, zij die hier geboren zijn en zij die na remigratie weer teruggekeerd zijn. Feit is dat een grote groep Surinamers vanwege de naderende onaf­hanke­lijkheid min of meer gevlucht is en soms nog met trauma’s over Suriname zit. Onder hen zijn er categorieën die zich mede daardoor hebben afgekeerd van Suriname. Zij zijn als het ware alleen in naam een diaspora. De politieke instabiliteit, economische grilligheid en feilen van het politiek-bestuurlijk bestel bevestigt voor hen, en ook andere categorieën diaspora-Surinamers, zoals terugge­keerde remigranten, de juistheid van de beslissing om Suriname te verlaten. Daar staan weer categorieën tegenover bij wie juist de prettige herinneringen aan Suriname de boventoon voeren en die maar al te graag de vroegere sfeer opzoeken, de herinneringen opnieuw willen beleven, of er de oude dag willen doorbrengen. Anderen zouden er willen wonen en werken of gewoon iets terug doen (‘giving back’) om bij te dragen aan een opgaande trend voor Suriname.

Bijzondere migratiekarakteristiek
Een bijzondere migratiekarakteristiek om mee rekening te houden is dat het bij Surinamers in zeer grote mate gaat om gezins- en familiemigratie. De focus werd betrekkelijk snel gelegd op het opbouwen van een nieuw bestaan in Nederland. Er is sprake van relatief weinig achtergebleven leden van het kerngezin die ‘geholpen’ zouden moeten worden. Dit is anders dan bijvoorbeeld landen waarvan kostwinners of maar een klein deel van de familie is vertrokken die vervolgens veel geld en goederen zenden naar het herkomstland. Volgens een Barometer uit 2014 ontving maar 11,9% van de Surinaamse bevolking hulp uit het buitenland, waarmee op de lijst van landen die meededen een 8ste plaats werd ingenomen. Het illustreert dat door de migratieachtergrond in relatieve zin niet veel geld en goederen vanuit de diaspora terugvloeien naar Suriname. In 2014 werden particuliere geld- en hulpovermakingen geschat op circa USD 155 miljoen, zo’n 3.5% van het toenmalig nationaal inkomen. Anno 2022 wordt uitgegaan van een totaal bedrag van 300 miljoen Euro, inclusief het deel dat via het informele circuit loopt. Een respectabel bedrag, maar om verschil te maken zou het om een grotere impulswaarde moeten gaan.

Om een ontwikkelingsbron voor Suriname te zijn, moeten dus bredere lagen uit de diaspora een gerichtheid op Suriname koesteren met de wens om er uiteenlopende activiteiten te ontplooien. Hoe groot is dat potentieel? Wordt gekeken naar de maatschappelijke inworteling over een verblijfsduur van 50 jaar van grote groepen Surinamers die zich overzee vestigden, dan is bij veel van hen de band met Suriname er één op afstand geworden. Zij hebben zich verbonden in nieuwe relaties en verbanden, met de aanwezige familie, aangetrouwden, nieuwgeborenen, vrienden, buurtgenoten, beroeps­col­lega’s. Velen hebben zich ingevlochten in de nieuwe samenleving en nieuwe opvattingen geïnternaliseerd. Diepe wortels hebben zich intussen vastgezet op Nederlandse bodem. De vermenging, met name met de autochtone Nederlandse bevolking, is onder Surinamers sterk en groeiende.

De grote meerderheid heeft een plek gevonden in de nieuwe samenleving, ook omdat er meer ontvankelijkheid komt voor het historisch erfgoed. Er is door hen een landelijk dekkende infrastructuur van religieuze voorzieningen opgebouwd. Ook ruimtelijke incorporatie van historisch erfgoed begint wortel te schieten door vernoeming van straten en pleinen naar Surinaamse historische figuren, straks met representatie van herinneringsartefacten (musea). In de ruim 50 jaar aanwezigheid van de Surinaamse diaspora in Nederland heeft een niet onaanzienlijk deel een goede maatschappelijke klim gemaakt met opbouw van hulpbronnen als kennis, kunde, ervaring, niveau van inkomen en vermogen. Naast werkenden in bijna het gehele beroepenspectrum, zijn er vrije beroeps­beoefenaren en geslaagde ondernemers. Onder de ondernemers zijn er echter nog weinig echt grote. Grote kapitalen zijn nog niet opgebouwd. Een deel van de Surinamers is, ook vanuit lagere sociale strata, opgeschoven naar de (lagere en ook hogere) middenklasse. Voor velen is Suriname niet meer dan een vakantieland geworden. Ook al voelen ze zich verbonden met het land van herkomst, terugkeer is geen reëel perspectief.

Gerichtheid op Suriname
Het zijn meer specifieke categorieën die motieven hebben voor een actieve dan wel een meer passieve gerichtheid op Suriname met de wens om er activiteiten te ontplooien. In de eerste plaats degenen met primaire banden in de gezinssfeer of met eerste en tweedegraads familie met een hulprelatie. Zij zijn verantwoordelijk voor het gros van de geldovermakingen en hulpzendingen. Dan zijn er de diasporamensen die in verenigingsverband zijn betrokken bij sociale, maatschappelijke of medische hulpverlening. Er zijn ook kleinere categorieën van commerciële dienst­verleners en ondernemers. Een groep van enige omvang zijn de pendelpensionado’s die onroerend goed hebben gekocht dan wel huren om er tijdelijk te verblijven. Verder vaste en periodieke bezoekerscategorieën: familie- of vriendenbezoekers, rituele retraitées, tourneegangers, hulpverleners/ondersteuners en een brede schakering Surinaamse toeristen.

Uit peilingen, secundaire en informele bronnen blijkt een groep van behoorlijke omvang onder voorwaarden op één of andere wijze betrokken te raken in of met Suriname. Om te bezoeken, er te werken, ondernemen, ondersteuning te bieden, grond en ander onroerend goed te kopen, of de oude dag door te brengen, en zo meer. Zo zou volgens het rapport ‘Presidentieel advies diaspora’ (Kabinet President, 2021) zo’n 30.000 ouderen in Nederland bereid zijn om ‘financieel naar Suriname te verhuizen’. Deze tweede categorie met sluimerende of passieve motieven heeft een gelaagde samenstelling, er zitten ook goed opgeleiden en bemiddelden tussen, maar de wens is voorwaardelijk, facultatief, namelijk mits de condities in Suriname (aanzienlijk) verbeteren.

De Surinaamse context
Er is sprake van een groot welvaartsverschil met Nederland. Dat betekent dat inkomens, voorzieningen, kansen en mogelijkheden karig of ondermaats zijn ten opzichte van het rijke Nederland. Dat verschil alleen al oefent weinig trekkracht uit op de brede lagen van de diaspora-Surinamers om terug te keren. Aan de andere kant zijn er vele niet-materiële positieve kanten: de geuren, smaken en sfeer van vroeger, het gemoedelijke levens­ritme, de overzichtelijkheid, het knusse, de menselijke maat, de weldadige natuur, rust en ruimte. Die positieve kanten kunnen bij sommige categorieën, zoals ouderen, de boventoon gaan voeren.

Een factor van bijzonder belang in de Surinaamse context is het politiek-bestuurlijk bestel. De algemene consensus, ook onder de Surinamers in Suriname, is dat de status quo daarvan veel ongemak, maatschappelijk bederf en hindernissen voor Suriname’s ontwikkeling met zich brengt. Het vertrouwen in de politiek, politici en instituties is laag. Suriname is, zoals dat heet, een ‘low trust society’. Doorgaans wordt het huidige Surinaamse bestel gekarakteriseerd als een systeem van slecht bestuur en slecht beleid. Vele diaspora-Surinamers zien daarin mede een reden voor hun vertrek en de keuze voor blijvende vestiging in de nieuwe samenleving. Daarbij komt dat in het algemeen de belevingswerelden van Surinamers in Suriname en Surinamers in de diaspora zijn komen te verschillen. De laatsten hebben door het lange verblijf en socialisatie in de Nederlandse samenleving andere opvattingen geïnternaliseerd over hiërarchische verhou­dingen, sociale rechtvaardigheid, werkethiek, werktempo, en doelmatigheid. De doorsnee diaspora-Surinamer verwondert zich al snel over de gang van zaken in Suriname, ook als zij in het verleden moeiteloos in die context hebben gefunctioneerd. Hun nieuwe bril leidt bij de Surinamers in Suriname weleens tot wrevel en irritatie en verwijten van aanstellerij en opklopperij.

Een basispotentieel en een reservepotentieel
Het diasporaprofiel en de Surinaamse context in aanmerking nemend valt er qua diasporapotentieel – de mate van gerichtheid om vanuit de diaspora zogeheten overdrachtsbetrekkingen met Suriname aan te gaan – onderscheid te maken tussen een basispotentieel en een reservepotentieel. Bij overdrachtsbetrekkingen gaat het om betrekkingen vanuit de diaspora met Suriname die ten goede komen aan Suriname. Dan kan het, zoals eerder aangegeven, gaan om een breed palet. Het basispotentieel wordt gedreven door actieve – soms dringende – motieven. In deze categorie vallen de onderhoudsplicht, hulp aan familie, naasten, sociale, maatschappelijke en medische hulp vanuit georganiseerd diasporaverband, familie- en vriendenbezoek, rituele retraites, pensionadoverblijf/ pendelpensionado’s, en vakantiegangers. De jaarlijkse impulswaarde wordt geschat op zo’n 300 miljoen Euro.

Het reservepotentieel vertegenwoordigt dan de categorie personen met sluimerende en meer passieve motieven die ook een gerichtheid op Suriname hebben en graag iets met en voor Suriname zouden willen doen maar, zoals hierboven al aangegeven, daarin voorwaardelijk en facultatief zijn. In deze categorie zitten ook goed opgeleiden en beter bemiddelden. Zij willen graag maar worden weerhouden door de ongunstige condities in Suriname, kortom wat wordt getypeerd als het systeem van slecht bestuur en slecht beleid. Gezien de schaal van de Surinaamse samenleving kan dit reservepotentieel bij verzilvering toch een ontwikkelingsbron van belang zijn. De impulswaarde kan een veelvoud van het basispotentieel zijn. Daarvoor is wel transformatie naar duurzaam goed bestuur en goed beleid en (mede daardoor) economische opleving gewenst. Van deze zich wijzigende conditie zal een sterke appélkracht op het reservepotentieel uitgaan. Naarmate het gedroomde betere Suriname dichterbij komt, zullen personen met sluimerende, passieve motieven zich getriggerd en geactiveerd voelen. De mooie kanten van Suriname komen dan meer op de voorgrond. Dat zal leiden tot veel meer verkeer naar en activiteiten gericht op Suriname. Zoals de uitbouw van vakantie­bezoek/toerisme, familie, vrienden en institutionele bezoeken; alsook meer ondernemerschap en loon­betrekkingen vanwege de nieuwe kansen en mogelijkheden, meer pensionado’s/ouderen die zich (nu wel) willen vestigen of pendelen, aankopen van grond en onroerend goed, kapitaalparticipaties in Surinaamse bedrijven of publieke sector en zo meer.

Minister Albert Ramdin

Diaspora als ontwikkelingsbron: organisch of organisatie?
Als de overdrachtsbetrekkingen door de zich wijzigende condities in Suriname op grote (re) schaal en over een breed palet tot stand komen, betekent het dat vele diaspora-Surinamers van alles en nog wat doen in en met Suriname. Mede door de multiplier en spin-offs krijgen de diasporabetrekkingen een betekenis van belang voor welvaart en welzijn in Suriname. De rijdende trein kan zo aanzienlijke vaart krijgen door een flinke diasporaduw. Suriname zal zich wel eerst zelf moeten helpen met de transformatie naar duurzaam goed bestuur en goed beleid. De toenemende groei van de ontwikkelbijdrage vanuit de diaspora kan vervolgens vanzelf tot stand komen, inspelend op de verbeterende condities, kansen en mogelijkheden. Dat zou dan een organisch proces zijn. Het komt vanzelf tot stand naarmate de voorwaarden in de goede richting wijzen.

Daar staat tegenover het organisatietraject: het doel­bewust organiseren en op sleeptouw nemen van de diaspora voor Suriname’s ontwikkeling. In dit organisatietraject worden er instituten en voorzieningen opgezet om het potentieel te oogsten. Uiteindelijk is er een diaspora-infrastructuur, met mobilisatie, activering, facilitering, matching, productontwikkeling en project­ont­wikkeling. Het is wel de vraag of zo’n aanpak goed past bij het geschetste diasporaprofiel en de heersende Surinaamse context. Het model van de huidige regering heeft veel weg van een dergelijke aanpak en is naar de mening van velen voorlopig op een mislukking uitgedraaid. Ook dit model kan er niet om heen dat Suriname eerst haar zaken op orde moet hebben. Een Surinamer zei in de media naar aanleiding van de teleurstelling over het uitblijven van de diasporatoeloop: “Ze zullen pas komen als het hier goed gaat, maar nu we ze juist nodig hebben laten ze het afweten”. Zo zwart-wit is het niet. Naarmate Suriname haar zaken goed op orde brengt, zal het vertrouwen groeien en meer en meer de diaspora-Surinamers aanspreken.

Foto’s: Ranjan Akloe

TOP