De toekomst van het Sarnámi (1)

Sarnámi als ‘heritage language’

Rabin Baldewsingh

De verdere ontwikkeling van het Sarnámi anno 2020 in zowel Suriname als in Nederland is best wel een grote uitdaging aan het worden. Vooral in Nederland is de taal een zogenaamde heritage language geworden. Een heritage language is een taal die enkel thuis of in de eigen kring gesproken wordt, terwijl die niet omschreven kan worden als de dominante taal in een samenleving. Met andere woorden, het gaat hier om een taal waarin de sprekers wel zijn opgegroeid, maar die voor hen niet de dominante taal is. Zij zijn hierdoor in feite bi-linguaal (tweetalig). In het geval van het Sarnámi in Nederland zou je kunnen zeggen: Nederlandse Hindustanen die overwegend het Nederlands spreken en ook een beetje het Sarnámi als geërfde taal. Deze ontwikkeling is in toenemende mate ook waar te nemen in Suriname, waar men in de officiële en in onderlinge communicatie eveneens meer en meer het Nederlands gebruikt (naast het Sranantongo als de lingua franca) in plaats van het Sarnámi. Over het algemeen zijn Surinaamse Hindustanen in Nederland (nog) tweetalig, terwijl ze in Suriname tri-linguaal (drietalig) zijn, omdat ze naast de beheersing van het Sarnámi ook het Sranantongo en het Nederlands machtig zijn.

De tweetaligheid of drietaligheid van Surinaamse Hindustanen is niet eenduidig te noemen. Sommigen spreken de geërfde taal beter dan anderen. Dit zorgt ervoor dat de positie van het Sarnámi best wel dynamisch is, waardoor het erg lastig is om echt vat te hebben op de toekomstige ontwikkeling van deze taal. Langzaam maar zeker zie je in sommige Hindustaanse gezinnen dat hun moedertaal niet meer het Sarnámi is, maar het Nederlands. Immers, de ouders spreken de taal niet (op enkele cultureel bepaalde woorden na, zoals benamingen van familieleden en van culturele en religieuze plechtigheden) en dragen die dus niet over aan hun kinderen. Veel Hindustanen zijn inmiddels heritage speakers geworden, nu de tweede en de derde of vierde generatie sprekers van het Sarnámi steeds minder wordt. Dit is het meest manifest in Nederland.

Langzamerhand gaat het Sarnámi nu meer dan ooit gebukt gaat onder de dominantie van het Nederlands (en in Suriname ook van het Sranantongo). Het gevolg hiervan is dat zowel het Nederlands als het Sranantongo steeds belangrijker gaat worden als brontalen voor het Sarnámi, misschien meer dan de oorspronkelijke brontalen Bhojpuri, Awadhi en het Hindi/Urdu. Het is nu van groot belang om in te zetten op verbetering van de situatie van het Sarnámi, willen wij deze taal een kans geven om te overleven. Deze taal is sinds het ontstaan op Surinaamse bodem in en na de periode van de contractarbeid steeds in verdrukking geraakt, eerst ten opzichte van het Hindi, later ten opzichte van het Nederlands en het Sranantongo. Maar de ‘ontmoeting’ met deze talen heeft echter ook mooie taalontwikkeling gebracht. Zo zijn nogal wat zinsconstructies als het ware vernederlandst en is het vocabulaire van het Sarnámi verrijkt met zowel Sranantongo als Nederlandse (en in mindere mate Engelse) woorden.

Het is tijd voor een georganiseerde interventie te plegen, zodat het Sarnámi niet verdwijnt, zoals dat bijvoorbeeld het geval is geweest voor Bhojpuri-varianten in Trinidad, Guyana, Fiji, Zuid-Afrika en Mauritius. Binnen de landsgrenzen van Suriname is het Surinaams-Javaans illustratief voor deze ontwikkeling. Deze taal verliest met rasse schreden terrein ten opzichte van het Nederlands en het Sranantongo. Ook de positie van het Sranantongo lijkt niet zo sterk als in het het verleden, zeker niet in Nederland. Van belang is nu om de Surinaamse talen op een goed georganiseerde en gestroomlijnde manier op te krikken. Daarvoor moet de taalkwestie weer op de agenda geplaatst worden, in Suriname zelfs op de politieke agenda!

Voor de ‘overleving’ van het Sarnámi is het van groot belang dat bijvoorbeeld scholen de mogelijkheid krijgen om mee te helpen. In Suriname zou het Sarnámi op middelbare scholen een keuzevak kunnen zijn. Ook op de universiteit zou de mogelijkheid gecreëerd moeten worden om deze taal te doceren. In Nederland zou het Sarnámi een vast onderdeel moeten zijn van het lesaanbod op hindoe- en islamitische scholen. Daarnaast zou het een studierichting (bijvak) kunnen zijn bij academische taalopleidingen op diverse universiteiten, waar veel aandacht en expertise is voor Indologie of Zuidoost-Aziatische talen en letterkunde.

Het zou prachtig zijn indien Suriname de mogelijkheid zou bieden om op de Anton de Kom Universiteit van Suriname (AdeKUS) een leerstoel “Sarnámi Taal, Letterkunde en Erfgoed” te realiseren. Deze zou dan de mogelijkheid bieden om niet alleen de taal te doceren, maar ook om onderzoek te doen naar taalvariaties van het Sarnámi in de diverse districten, en ook in steden in Nederland met een grote concentratie Hindustanen. Deze studie is van eminent belang voor de beschrijving van de geschiedenis en sociaal-culturele en maatschappelijke ontwikkelingen van de Surinaamse Hindustanen. Het Sarnámi Instituut Nederland (SiN) is voornemens het initiatief te nemen om een voorstel ter zake in te dienen. Hopelijk zal Suriname hiervoor openstaan en kan er in goed overleg met de initiatiefnemer, de beleidmakers op de Universiteit van Suriname én ambtenaren op het Ministerie van Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur een leerstoel worden gerealiseerd. Immers, er is inmiddels veel materiaal ontwikkeld en beschikbaar, zoals grammaticaboeken, leerboeken, woordenboeken en is er zelfs redelijk veel literaire proza- en poëzieteksten voor handen. Ook zijn er gratis toolkits en lesmaterialen beschikbaar. Bovendien zal de komende periode sterk worden ingezet op het ontwikkelen van meer materialen (op schrift én digitaal), zoals leerboekjes, eenvoudige grammatica- en leesboeken en miniwoordenboeken. Ook zal voor jonge kinderen boekjes worden vervaardigd om op een eenvoudige en speelse manier Sarnámi woorden te leren. De komende tijd zal ook benut worden om de taal verder te standaardiseren en ook een heldere Schrijfwijzer te ontwikkelen. Materiaal zat dus, om een poging te doen voor heritage speakers om zich nog beter te bekwamen in hun geërfde taal en voor niet-heritage speakers om een mooie nieuwe taal te leren. Zo kan het Sarnámi op een natuurlijke wijze gedijen als heritage language in een door een andere taal (of talen) gedomineerde omgeving. Met regels en publicaties alleen lukt het niet. Maar als we erin slagen om een breed gedragen beweging op gang te brengen, dan komen we een heel eind en kunnen we een belangrijk Surinaams erfgoed preserveren.

TOP