Als langstzittende premier van Nederland strooit Mark Rutte ruimhartig met excuses voor steken die hij (en zijn voorgangers) laten vallen. Deze bijdrage gaat over recente excuses die betrekking hebben op het Nederlandse slavernijverleden.
Zestig jaar geleden (1963) trok voor het eerst een groep Surinaamse Nederlanders door de binnenstad van Amsterdam met spandoeken met de daarop de tekst Ketie Kotie fri moe de [verbroken ketenen, vrijheid moet er zijn]. In de Nederlandse media was echter nauwelijks sprake van aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden. Slavernij werd geassocieerd met de Verenigde Staten en in het Nederlandse collectieve bewustzijn was er geen aandacht voor de Nederlandse rol in deze mensenhandel.
Aandacht voor het slavernijverleden
In het begin van de jaren negentig van de twintigste eeuw krijgt de slavernijherdenking in Nederland een belangrijke impuls als Afro-Surinaamse groepen op het Amsterdamse Surinameplein de 1-juli herdenking houden. Het gaat om enkele honderden mensen maar van brede media-aandacht is dan nog steeds geen sprake. Ook verschijnen in deze jaren ingezonden stukken in de brievenrubrieken van enkele Nederlandse dagbladen waarin Afro-Surinaamse actiegroepen de Nederlandse betrokkenheid bij de slavenhandel en slavernij in Suriname aan de orde stellen.
De belangrijkste impuls voor de discussie over het Nederlandse slavernijverleden kwam pas na de VN Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban in Zuid Afrika in september 2001. Op deze conferentie werden de trans-Atlantische slavenhandel, slavernij en het kolonialisme als misdaden tegen de menselijkheid verklaard. Op deze conferentie betuigde de Nederlandse minister Roger van Boxtel (D-66 minister voor Grotestedenbeleid) diep berouw over de slavernij en slavenhandel die plaats hadden gevonden.
Na de Durbanconferentie kwam er langzamerhand meer aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden. In Nederland vroegen zwarte activisten om implementatie van de Durban verklaring en niet geheel zonder succes. Nederland financierde de realisatie in 2002 van het Nationaal Monument Slavernijverleden in het Oosterpark in Amsterdam en in 2003 werd het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) opgericht met als doel onderzoek te doen naar en bewustwording van het Nederlands slavernijverleden. In opdracht van de Nederlandse regering werd voor het geschiedenisonderwijs in 2006 de geschiedeniscanon van Nederland samengesteld waarbij slavernij een verplicht onderdeel werd van het geschiedenisonderwijs in Nederland. In de herziene geschiedeniscanon in 2020 kreeg ook de Surinaamse activist Anton de Kom een plek. Nederlandse ministers hebben sinds 2002 bij de nationale slavernijherdenking op 1 juli in het Oosterpark namens het Nederlandse kabinet diepe spijt uitgesproken over het Nederlandse slavernijverleden, maar tot het maken van excuses kwam het niet.
Racistische moord op George Floyd in 2020 als kantelpunt in Nederland
Het is de racistische politiemoord op de 46-jarige Afro-Amerikaan George Floyd in de Verenigde Staten (VS) in mei 2020 die een kantelpunt betekende, niet alleen in de aandacht voor racisme en discriminatie in Nederland maar ook voor het Nederlandse slavernijverleden. Deze racistische moord leidde in de VS en daarbuiten tot veel protesten (Black Lives Matter-protesten-BLM). Ook in Nederland waren er grote demonstraties tegen het racistische politiegeweld in de VS en racisme en discriminatie in eigen land.
Tot dan zag het kabinet-Rutte weinig in Nederlandse excuses voor het slavernijverleden. In de optiek van premier Rutte zouden excuses polariserend werken. Hoewel enkele Nederlandse politieke partijen (Groen Links, Christen Unie, D66) alsmede de burgmeesters van Amsterdam en Rotterdam de regering opriepen om namens Nederland excuses te maken voor het slavernijverleden was er echter in de Tweede Kamer geen meerderheid te vinden voor het maken van excuses.
Het zijn de BLM-protesten die uiteindelijk bij Rutte hebben geleid tot inkeer. Op 1 juli 2020 installeerde de Nederlandse regering een Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden om te rapporteren over het Nederlandse slavernijverleden. Dit adviescollege bracht op 1 juli 2021 zijn rapport uit met een aantal concrete voorstellen zoals: de oprichting van een nationaal slavernijmuseum, verankering van het slavernijverleden op alle niveaus in het onderwijscurriculum, de bestrijding van institutioneel racisme op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, het onderwijs en de politie.
Intussen boden de gemeentes Amsterdam (juli 2021), Rotterdam (december 2021) Utrecht en Den Haag (2022) excuses aan vanwege de rol van het stadsbestuur bij het systeem van slavernij en de wereldwijde handel in tot slaaf gemaakten. Deze en nog vele andere steden, alsmede ABNAMRO en De Nederlandse Bank, hebben inmiddels ook onderzoek laten verrichten naar de rol van hun burgers/bestuurders bij de slavenhandel en slavernij en excuses aangeboden.
Ik ontkom niet aan de indruk dat veel steden niet achter wilden blijven om te benadrukken dat óók zij een link hadden met het slavernijverleden en dan ook onderdeel wilden zijn van de ‘collectieve Nederlandse schuld’, alsof je als stad niet ‘echt’ meetelt zonder een slavernijverleden. Maar dit terzijde. In veel steden verrezen slavernijmonumenten. Ook het Nederlandse koningshuis laat inmiddels onderzoek verrichten naar zijn rol bij de slavenhandel en het kolonialisme.
‘Tide mi wani taki pardon’: een punt, geen komma
De algemene verwachting was dat premier Rutte op 1 juli 2023 officieel namens Nederland excuses zou aanbieden voor het Nederlandse slavernijverleden. Als een donderslag bij heldere hemel kondigde premier Rutte in november 2022 aan op 19 december deze excuses uit te spreken. Dit bericht zorgde voor veel commotie. Op geen enkel moment maakte Rutte duidelijk waarom hij koos voor 19 december in plaats van 1 juli 2023, een datum die voor de Afro-Caraïbische groepen in Nederland, Suriname en de Nederlandse Caraïbische eilanden grote symbolische of haast sacrale betekenis heeft.
Rutte bleef echter bij zijn standpunt om op 19 december zijn toespraak te houden. Dit deed hij in aanwezigheid van een groot aantal ministers en vertegenwoordigers van organisaties die zich sterk maken voor erkenning van de gevolgen van slavernij.
Ruttes ‘betekenisvol moment’ had als rode draad erkenning en excuses. Hij bood namens de Nederlandse regering aan alle tot slaaf gemaakten en hun nazaten postuum excuses aan. De expliciete excuses deed hij in vier talen: Nederlands, Engels, Papiamento en Sranan Tongo (Tide mi wani taki pardon- vandaag bied ik mijn excuses aan). Rutte was ook open over zijn persoonlijke verandering in het denken over excuses voor het slavernijverleden. Lange tijd dacht hij dat het niet goed mogelijk was op een betekenisvolle manier verantwoordelijkheid te nemen voor iets dat zo lang geleden is gebeurd en waar niemand van onszelf bij is geweest: ‘Maar ik had het mis. Want eeuwen van onderdrukking en uitbuiting werken door in het hier en nu’, aldus Rutte.
‘Ten kon drai den keti koti fu tru’
Tegelijkertijd met Ruttes toespraak op 19 december presenteerde de Nederlandse regering een nadere uitwerking van de geboden adviezen van het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden. Er komt geld beschikbaar voor een slavernijmuseum (€29 miljoen) en een bewustwordingsfonds (€ 200 miljoen).Voorts verklaarde het kabinet structureel een jaarlijkse bijdrage van €8 miljoen beschikbaar te stellen voor de ondersteuning van de werkzaamheden van een op te richten Nationaal Herdenkingscomité Slavernijverleden.
Ruttes ‘knieval’ namens de Nederlandse regering was een groots gebaar richting de nazaten van tot slaaf gemaakten. Een groots gebaar omdat zijn toespraak getuigde van oprechte en diepe spijt; het was een oproep tot dialoog, erkenning en heling. Het was ook een historisch moment waarbij Nederland eindelijk het eigen pijnlijke verleden onder ogen kwam. ‘We zetten vandaag een komma, geen punt’, aldus Rutte. De Nederlandse koning haakte in zijn kersttoespraak op 25 december 2022 aan bij de excuses van premier Rutte voor het slavernijverleden, maar tot expliciete excuses kwam hij niet.
Veel belangrijker dan naar de excuses door premier Rutte, werd vanuit de Afro-Caraïbische gemeenschap in Nederland uitgekeken naar excuses door de koning als staatshoofd en woordvoerder van het Nederlandse nationale geweten op 1 juli 2023 in het Oosterpark. Het was een indrukwekkende rede (oprecht en met hart en ziel) van de koning die breed werd gewaardeerd: ‘Ten kon drai [tijden zijn veranderd], Den keti koti, brada, sisa [De ketenen zijn verbroken, broeder, zuster]. ‘Den keti koti, fu tru!’ [De ketenen zijn verbroken, echt waar!], aldus de koning in zijn toespraak op 1 juli jongstleden.
Miskenning van het leed van contractarbeiders?
Dit jaar is het 150 jaar geleden dat Hindostaanse contractarbeiders in Suriname aankwamen om de voormalige tot slaaf gemaakten op de plantages te vervangen. Door alle aandacht die dit jaar uitging naar de herdenking van 160 jaar afschaffing van de slavernij in Suriname raakte de herdenking van 150 jaar Hindostaanse ondergesneeuwd. Het leed van contractarbeiders werd door sommige nazaten vergeleken met dat van de tot slaaf gemaakten. Er verschenen tientallen boeken over slavernij die ruim de aandacht kregen in recensierubrieken van de kranten; men kon geen Nederlandse krant openslaan of er was veel aandacht voor het Nederlands slavernijverleden en op de televisie was er eveneens veel aandacht voor deze zwarte bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis.
Het verwijt vanuit Hindostaanse kring riekt naar competitief slachtofferschap (niet alleen zij hebben geleden, óók wij) en is misplaatst. Contractarbeid geschiedde op vrijwillige basis, de contractarbeiders kregen loon en konden na afloop van de contractperiode (vijf of tien jaar) terug naar Brits-Indië of Java. De situatie van de veenarbeiders in de tweede helft van de 19eeeuw en de eerste twee decennia van de 20e eeuw in de provincies Drenthe, Overijssel en delen van Friesland en Groningen die veelal in plaggenhutten woonden en leefden van het afgraven van veen voor de productie van turf, was beslist niet beter dan die van de contractarbeiders. Hiermee wil ik beslist niet suggereren dat de arbeidsomstandigheden tijdens de contractperiode rooskleurig waren. Dit systeem was gebaseerd op uitbuiting maar dat is iets anders dan slavernij die een inhumaan systeem en een misdaad tegen de menselijkheid was.
Dat er weinig aandacht was voor contractarbeid in de Nederlandse media is maar ten dele waar. Bij de kranslegging bij het Hindostaanse immigratiemonument op 5 juni in Den Haag was de minister van Onderwijs namens het Kabinet aanwezig en het NOS-journaal besteedde op die dag aandacht aan deze herdenking (ruim 5 minuten!). Ook in de Nederlandse kranten werd aandacht besteed aan de kranslegging op 5 juni en aan contractarbeid. Voorts zond de NPO in juni een drieluik over Hindostanen in Suriname en Nederland (Brieven aan achterblijvers) en het Rijksmuseum kent een (kleine) fototentoonstelling over de eerste generaties contractarbeiders met daarbij aandacht voor het vrouwelijk perspectief binnen de Hindostaanse gemeenschap (Een Waakzame Blik, 150 jaar Hindostaanse contractarbeiders in Suriname, van juni tot en met 27 november 2023). De belangstelling voor Hindostaanse en Javaanse contractarbeid is niet te vergelijken met die voor slavernij, maar op zich is dit niet verwonderlijk aangezien de periode van 48 jaar contractarbeid in het niet valt bij 213 jaar slavernij in Suriname (1650-1863). Wat trouwens opvalt is dat veel zogeheten herdenkingsbijeenkomsten in verband met 150 jaar Hindostaanse immigratie in het teken stonden van ‘de lichtzijde van 150 jaar migratie’ (zie Trouw 26 april 2023) met een sterk ‘Milangehalte’ [gezelligheidskarakter].
Gevolg van alle aandacht die nu gefocust is op slavernij is wel dat het Nederlands kolonialisme dreigt vereenzelvigd te worden met slavernij. Slavernij is slechts een van de aspecten (zij het niet onbelangrijk) van het Nederlands koloniaal verleden. Een aandachtspunt is ook dat bij alle aandacht voor het slavernijverleden deze eenzijdig gericht is op de trans-Atlantische slavenhandel. Bij het Nederlandse aandeel in de trans-Atlantische ging het om circa een half miljoen tot slaaf gemaakten, waarbij over het hoofd wordt gezien dat de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) ruim een miljoen slaven heeft verhandeld.
Na de komma
Wat er na de komma komt, is nog volstrekt onduidelijk. Met de excuses van premier Rutte en de koning voor het slavernijverleden zijn belangrijke stappen gezet voor het leed dat daaruit is voortgekomen en de erkenning van de doorwerking van het slavernijverleden in het heden. Of er herstelbetalingen zullen komen is zeer de vraag. Voor sommige activisten is het maken van excuses slechts een begin. Uiteindelijk gaat het hen om herstelbetaling aan nazaten van tot slaaf gemaakten. Nog afgezien van de verjaring kleven aan deze kwestie veel praktische problemen: wie komen er voor in aanmerking, wie niet, wie bepaalt de hoogte van de compensatie et cetera? Premier Rutte had al eerder herstelbetaling door de Nederlandse staat uitgesloten en nazaten van tot slaaf gemaakten hoefden volgens hem ook niet te rekenen op uitkeringen van achterstallig salaris. In een Kamerdebat op 25 februari 2023 over Ruttes excuses en het slavernijverleden herhaalde de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Hanke Bruins Slot – CDA) dat de Nederlandse regering geen herstelbetaling zal doen aan nazaten van slaaf gemaakten..
Dat de slavernijgeschiedenis onderdeel moet worden van een werkelijk gedeelde Nederlandse geschiedenis spreekt voor zich. De Gouden Eeuw is niet alleen de bloeiperiode van Nederland op het terrein van handel, wetenschap en schilderkunst, maar staat ook voor een gewelddadige handelwijze, rooftochten, slavernij en onderdrukkend kolonialisme in de West én de Oost.
Weinigen hadden in 2020 kunnen voorzien dat de racistische politiemoord in de Verenigde Staten uiteindelijk zou leiden tot een radicale herbezinning op en herijking van een donkere bladzijde uit de Nederlandse geschiedenis.
De lange en moeizame weg naar uiteindelijke excuses van Nederlandse zijde voor het slavernijverleden is het resultaat van aanhoudende inspanningen van activistische Afro-Surinaamse groepen in Nederland waarvoor zij alle lof verdienen. Daar past geen competitief slachtofferschap binnen de Surinaamse gemeenschap bij.