Column Kanta Adhin:

Coronablijvertje?

De coronacrisis houdt ons heel erg bezig. We worden er allemaal door geraakt. En mensen in de zorg werken zich een slag in de rondte om ons allemaal veilig te houden. Dat wordt gewaardeerd. Ze worden nu regelmatig met een applaus geëerd. We hadden de coronacrisis blijkbaar nodig om de inzet van zorgpersoneel op juiste waarde te schatten. En ook die van onderwijskrachten. Ouders die leerkrachten het leven zuur maakten en (extra) stress bezorgden omdat ze wel even beter wisten wat goed is voor hun kind, kunnen dat nu bewijzen. Of juist niet. Ik hoor zo om me heen bewonderende uitlatingen van ouders met schoolgaande kinderen over het geduld dat onderwijskrachten wel niet hebben. Laten we hopen dat de waardering niet wegebt, zodra alles weer business as usual wordt.

We hebben premier Rutte vaker horen herhalen hoe belangrijk de mensen in cruciale beroepen nu zijn. Die hebben voorrang in het openbaar vervoer, mogen geen lege schappen aantreffen omdat degenen in niet-cruciale beroepen eropuit trekken om te hamsteren. Die cruciale beroepsgroepen zijn niet al die hooggeschoolde mensen die niet zelden ook nog neerkijken op lagergeschoolden. Nee, naast zorgpersoneel gaat het om schoonmakers, buschauffeurs, supermarktpersoneel. Hij benadrukt daarmee de onmisbare bijdrage van mensen die normaal niet gezien worden.

Het besef van de waarde van ieders bijdrage aan de maatschappij hadden de oude Indiase wijzen al toen zij rond 2000 v.C. hun visie op mens en maatschappij in de Rig-Veda neerlegden. In deze visie wordt de maatschappij geordend door deze voor te stellen als het menselijk lichaam. Diverse beroepsgroepen worden al naar gelang de specifieke inzet, weergegeven als hoofd, borstgedeelte en armen, buikgedeelte, en benen. Bij het hoofd moeten we denken aan denkers, religieuze leiders, geleerden (bráhmaṉs); bij de borst en armen aan staatshoofden/regeringsleiders, krijgslieden, mensen die zich met gerechtigheid bezighouden (kshatriyas); bij de buik aan ondernemers, landbouwers (vaishyas) en bij de benen aan alle anderen die dienstbaar zijn (shúdras). Dit zogeheten varṉa stelsel is in de loop der tijd als kastestelsel vertaald, maar met een totaal verkeerde uitwerking.

Bij het kastestelsel zien we (superieure) hoge en (inferieure) lage kasten, waarbij families voor hun leven tot een bepaalde kaste worden veroordeeld. In het varṉa-stelsel kunnen ouders tot de shúdras behoren, terwijl de kinderen zich ontwikkelen tot een beroep dat onder bráhmaṉ, kshatriya of vaisha wordt geschaard. Alhoewel het kastestelsel onder Surinaamse Hindostanen – gelukkig! – niet zoals in India wordt beleefd, zien we wel het fenomeen van Brahmaanse families. Bij sommige stromingen binnen het hindoeïsme zouden alleen personen uit deze families paṉdit (geestelijke) kunnen worden. De idee dat niet geschiktheid het criterium is, maar afkomst is tegen de in de Rig-Veda neergelegde grondgedachte.

Als we beseffen dat al onze lichaamsdelen in onderlinge afhankelijkheid van elkaar functioneren, beseffen we ook dat het ene beroep niet belangrijker is dan het ander, maar dat alle in gezamenlijkheid de maatschappij dienen. Applaus en toejuichingen zijn beslist een welverdiend teken van waardering voor degenen die nu zo hard bezig zijn ons tegen het coronavirus te beschermen. Maar hoe diep zit die waardering eigenlijk als we pas als ons eigen belang geraakt wordt, de inzet van anderen zien? Ook in sectoren als de zorg en schoonmaak waar geen Nederlanders voor te vinden zijn, waar migranten worden ingezet die vervolgens in de samenleving te maken krijgen met discriminatie? Ik voel mij beducht om nu ostentatief buiten te gaan klappen en juichen als we deze waardering niet blijvend zullen tonen vanuit het respect voor ieders bijdrage aan de maatschappij. Niet alleen in tijden van crisis.

Lees ook: DHARM-KARM Oriëntering en Verkenning – Jnan H. Adin (1927-2002)

TOP