Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • HOME
  • ACTUEEL
  • CULTUUR
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • JAI
    • JNAN ADHIN INSTITUUT (JAI)
    • BIBLIOTHEEK
      • INFOSITE / EEN OVERZICHT
      • JNAN HANSDEV ADHIN
      • MIGRATIEGESCHIEDENIS
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • WEBSHOP Sampreshan.com
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
WEBSHOP

Recensie boek Ruud Chander: Gevangen in een web van zwarte letters – Kanta Adhin

donderdag, 15 juli 2021 by Redactie Hindorama

Ruud Chander

De laatste jaren verschijnen steeds meer boeken van Hindostaanse auteurs. De thema’s zijn meestal de eigen geschiedenis; vaak in de vorm van een autobiografie of een historische roman. Onlangs heeft de historicus en voormalig leraar Ruud (Ramkisoen) Chander het boek Gevangen in een web van zwarte letters gepubliceerd. Het betreft het eerste deel van het historische verhaal van twee Hindostaanse contract­arbeiders (kantraki’s) die na aankomst vanuit India in Suriname besloten samen te leven. De inmiddels 76-jarige auteur heeft zich als zoon van een con­tract­arbeider verdiept in de vraag waarom zijn vader zijn dorp in het toenmalige Brits-Indië verliet voor een ongewisse toekomst in Suriname. Daartoe heeft hij een uitvoerige studie gedaan van de Hindostaanse con­tractarbeid. Chander, geboren in Suriname en sedert 1973 woonachtig in Nederland, was ook de eerste directeur van de landelijke Organisatie Hindoe Media (OHM) en heeft televisieprogramma’s gemaakt over de Brits-Indische contractarbeid. In dat verband heeft hij tien landen bezocht waar de contractarbeiders zijn terechtgekomen. In Suriname duurde de periode van de contractarbeid van 1873-1920.

De auteur heeft zijn verhaal gebaseerd op de levens van enkele kantraki’s die in 1912 naar Suriname kwamen, waaronder zijn vader. Hoewel de belevenissen van de personages dicht bij werkelijke gebeurtenissen staan, vallen zij er niet mee samen. Vanuit het perspectief van de hoofdpersonen Rambax en Koemarie geeft Chander een beeld van de contractarbeiders die in diverse dorpen in India werden geworven, vervolgens eerst naar een subdepot en daarna naar Calcutta vervoerd om vandaaruit per schip naar Suriname te vertrekken waar ze aan een plantage werden toebedeeld en daar een vijfjarig contract moesten uitdienen. Na vijf jaar konden zij kiezen tussen vrij verblijf in Suriname waar ze een stuk grond kregen of door de overheid betaalde terugkeer naar India. Ook een tweede contract was mogelijk waarbij ze een extra premie van 100 gulden kregen.

Het verhaal
Tegen allerlei negatieve adviezen in kiest Rambax er weloverwogen voor als contractarbeider naar Suriname (het land Sri Ram) te vertrekken. Hij is niet goedgelovig en vertrouwt de mooie verhalen van de wervers zeker niet helemaal, maar zijn besluit staat vast. Hij wil geen last zijn voor zijn broer en diens familie die gebukt gaan onder schrijnende armoede. Het afscheid van zijn broer, schoonzus en neefjes valt hem zwaar. Onderweg naar het subdepot in Lucknow en vervolgens naar het hoofddepot in Calcutta – een reis die meer dan drie weken duurt – maakt hij vrienden onder de andere mannen die ook zijn geworven. In de gesprekken komen weemoed en twijfel tot uiting. Doen ze er goed aan hun vertrouwde dorp te verlaten? Kunnen ze erop vertrouwen dat ze beter gaan verdienen in het buitenland en na vijf jaar weer kunnen terugkeren? Tijdens de reis worden ze geconfronteerd met woedende protesten van Indiërs tegen het vernederende systeem van de contractarbeid en tegen de Britse koloniale politiek die armoede in de hand heeft gewerkt. Dit voedt de twijfel. Door het delen van elkaars gevoelens, het opdoen van nieuwe ervaringen en met humor komen Rambax en zijn metgezellen de reis door.

Ook de tweede hoofdpersoon, de weduwe Koemarie, besluit bewust om India te verlaten. Het leven bij haar schoonouders is na de dood van haar man vernederend en terug naar haar ouders is geen optie. Na een dochter te hebben verloren, laat zij zich met haar tweede dochtertje inschepen. Bij de eerste aanblik in het depot in Calcutta weet Rambax dat hij met Koemarie samen wil zijn. Voor Koemarie verloopt de overtocht zeer tragisch als zij ook haar tweede kind verliest.

Rambax en Koemarie arriveren in 1912 met het stoomschip Chenab 1 samen met 452 immigranten in Suriname. Beiden zijn tijdens de bootreis verzwakt en worden na aankomst opgenomen in het militair hospitaal in Paramaribo. Rambax, die overigens zes jaar jonger is dan Koemarie, ziet hun wegen niet graag scheiden en op zijn aandringen worden zij als echtpaar toegedeeld aan plantage Waterloo in Nickerie. Ook enkele van zijn goede vrienden komen daar terecht. Rambax had zeker geen ideaalbeeld van het werken in het land Sri Ram voor ogen, maar de omstandigheden vallen hem toch tegen en hij voelt regelmatig woede in zich opkomen als hij met vernederingen wordt geconfronteerd. Ook zijn relatie met Koemarie is aan spanningen onderhevig. Met zijn vrienden vermaakt hij zich goed. Op haar beurt maakt Koemarie er het beste van en zij heeft veel steun aan haar buurvrouw die al eerder met haar man op de plantage te werk is gesteld en enkele andere vrouwen die zij op de boot had ontmoet. Weemoed en heimwee zijn er vooral met feestdagen als Diváli en Holi. Een dominant thema is het tekort aan vrouwen. De seksuele stress onder de mannen uit zich in vrij ruwe taal en toespelingen jegens vrouwen. Bij de vrouwen geeft het stof tot schuine grappen. Maar er is ook angst als er verhalen van verkrachting rondgaan en wanneer een goede vriendin van Rambax en Koemarie, die met haar verschijning menig man in vuur en vlam kon zetten, vermoord wordt. Een aantal van de mannen spreekt schande van vrouwen die zich in Suriname vrijheden veroorloven die tegen de Indiase tradities ingaan.

Tegen het einde van hun contracttijd is een hot topic het al dan niet terugkeren naar India. Voor Rambax en Koemarie is het een uitgemaakte zaak. Zij blijven, evenals een aantal van hun goede vrienden. Rambax gaat de toekomst zelfverzekerd tegemoet; hij is de afgelopen vijf jaar gegroeid en is vastbesloten zich op te werken en een groot huis voor zijn familie te bouwen. Koemarie maakt zich zorgen dat zij de nabijheid van goede vriendinnen zal missen nu zij op een eigen terrein gaan wonen. Bovendien is zij de afgelopen periode niet zwanger geraakt en weet niet of zij Rambax wel kinderen zal kunnen geven. Ruud Chander houdt de lezer in spanning. Pas in het tweede deel Pioniers in de Polder zullen we te weten komen hoe het Rambax en Koemarie verder zal vergaan in Suriname.

Grondige kennis en verbeeldingskracht
Chander beschrijft vrij nauwgezet de geschiedenis en wetenswaardigheden van de contractarbeid, zoals de wervingsmethoden, de redenen voor vertrek, de spullen die men allemaal kreeg ter voorbereiding van de bootreis, het voorschot in Suriname. Ook geeft hij een genuanceerd beeld van de contractarbeid. Zo zouden vele Indiërs als gevolg van bewuste koloniale politiek, uitbuiting door grootgrondbezitters en terugkerende hongersnoden in bittere armoede zijn gestort. Ook kon het grootste deel niet lezen en schrijven en dus niet bewust een contract aangaan en degenen die zich op het laatste moment zouden bedenken, zouden alle inmiddels gemaakte kosten nooit kunnen terugbetalen. Goed tot uiting komen de intense banden die ontstaan tussen contractarbeiders van verschillende achtergrond, iets wat in het kaste gevoelige India niet mogelijk zou zijn. De opvang van de nieuwkomers door degenen die al in Suriname woonden en ook het emotionele afscheid van degenen die terugkeren krijgen de nodige aandacht. Voorts komt ook de problematiek aan de orde van steeds duurder wordende producten in de plantagewinkel en het tegen de contractverplichtingen in niet volledig uitbetaald krijgen van loon waardoor lang niet iedereen kan sparen. Ook contacten met andere bevolkingsgroepen, Creolen en Javanen, krijgen aandacht.

Door het verhaal heen weeft de auteur de verhalen uit de hindoegeschriften, zoals de verbanning van Ram naar het woud uit het Ramáyan. Deze verhalen waren voor veel immigranten een informatiebron en ook troost om problemen het hoofd te bieden tijdens hun reis en verblijf in Suriname. Dergelijke verhalen dienden vaak als kompas en soms ook als legitimering van het eigen handelen. In verband met het vrouwentekort dat veelvuldig in het boek aan de orde is, wordt bijvoorbeeld het verhaal uit het heilige boek Mahábhárat aangehaald over prinses Dropati die met vijf broers was ‘getrouwd, nadat een van hen de weddenschap om haar hand had gewonnen.

Terwijl Ruud Chander over grondige kennis beschikt, is voor een fictief verhaal waarbij de informatie moet worden verlevendigd verbeeldingskracht nodig. In zijn naschrift zegt de auteur ook dat hij een zwaar beroep heeft moeten doen op zijn verbeeldingskracht en inlevingsvermogen om gevoelens en gedachten in woorden te vangen en intuïtief te benaderen. Hierbij heeft hij zich laten leiden door een citaat van de bekende Indiase filosoof Rabindranath Tagore dat hij aan het begin van het boek aanhaalt: “De waarheid vindt het kleed van de feiten te nauw. In de verbeelding beweegt zij ongedwongen.” Ruud Chander heeft het voordeel dat hij behalve zijn vader, ook andere contractarbeiders als kind persoonlijk heeft gekend en herinneringen aan hen heeft, ook al zijn deze vaag. Hij schroomt niet om ruwe taal te hanteren, iets wat misschien moeilijk valt bij lezers die dit niet gewend zijn of die hun voorouders het liefst idealiseren. Met zijn verhaal heeft de auteur een beeld willen schetsen van het leven van kantraki’s in een afgebakende historische periode.

De titel van het boek
De titel van het boek (Gevangen in een web van zwarte letters) en de zwarte verticale lijnen op de voorkant van de omslag die traliewerk uitbeelden, lijken de lezer op het verkeerde been te zetten. Immers, ze doen vooral denken aan de (grimmige) beperkende kanten van de contractarbeid. Die waren er zeker, maar vormen niet de hoofdmoot van het verhaal waarin Rambax en Koemarie een heel bewuste keuze maken voor de contractarbeid en te midden van hun metgezellen hun leven in Suriname vormgeven. Mogelijk heeft de auteur willen meegeven dat dit stuk geschiedenis van Hindostanen voor de contractarbeiders een ervaring is geweest waar ze niet graag met anderen (kinderen, kleinkinderen) over spraken, maar alleen met lotgenoten met wie zij zich samen in een web van schuld, schaamte en weemoed bevonden. Met zijn boek verlevendigt Ruud Chander in ieder geval dit stuk geschiedenis van de Hindostanen en is hij erin geslaagd geschiedenis te onderwijzen in de vorm van een makkelijk lezend verhaal. Zijn vervolgroman zal over een ander stukje geschiedenis gaan waarvoor hij wellicht nog veel meer op zijn jeugdherinneringen zal kunnen terugvallen.

Ruud Chander, Gevangen in een web van zwarte letters. 2021: Uitgave Ramkisoen Chander in samenwerking met uitgeverij Boekenbent. Harde kaft, 309 pagina’s. Prijs 20 euro exclusief portokosten. Te bestellen via chander@ziggo.nl

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments

De Algemene Hindoe Basisschool krijgt verkeersveiligheidslabel met 2x een tien! – Ranjan Akloe

zondag, 04 juli 2021 by Redactie Hindorama

Dit is de tekst die op een spandoek staat, strak­ge­span­nen, aan het hek van de Algemene Hindoe Basisschool te Den Haag. Er prijken ook twee in glimmend goud gespoten fietsen boven aan het hek die het sentiment uitbeelden ‘Kijk ons hier! Wij zijn trots dat we nul verkeersslachtoffers hebben.’ De school straalt, en terecht!

Verkeerswethouder Robert van Asten bracht persoonlijk het label voor deze waardering naar de school. Op de fiets. Dat het die dag regende, deerde niemand. Op het natte schoolplein stonden de leerlingen de wethouder op te wachten die fietsend het schoolerf opreed. Een warme verwelkoming, opgevrolijkt door het bekende kinderliedje Tsjoe Tsjoe Wa Tsjoe Tsjoe Wa dat uit volle borst werd gezongen door de blije leerlingen, juffen en meesters.

Verkeerswethouder Robert van Asten en waarnemend directeur Soelin Biharie

Waarnemend directeur Soelin Biharie hield een speech zoals op dit soort momenten gebruikelijk is. Maar dit keer straalde hij meer kracht en trots uit. Hij betrok ook de leerlingen erbij en gaf hun de schouderklopjes: Wij hebben het samen gedaan. Wij hebben het samen gepresteerd, hè jongens en meisjes!

De wethouder zei in zijn speech dat de school met 2x een tien het label heeft verdiend. Daarmee doelend op het maximale puntenaantal van 21 voor zo een certificering. En de Algemene Hindoe Basisschool heeft die 21 punten behaald!

Wat houdt het label precies in?
In de provincie Zuid-Holland kunnen basisscholen in aanmerking komen voor het Verkeersveiligheidslabel SCHOOL op SEEF. Het is een hele prestatie om aan de criteria te voldoen. Het is veelal het resultaat van een jarenlange inspanning van de school op het gebied van verkeersveiligheid. De school moet beginnen met zichzelf te beoordelen via de website van SCHOOL op SEEF. Hierna komt de controleur de school bezoeken en schrijft vervolgens een advies. Tenslotte beslist de provinciale certificeringscommissie van SCHOOL op SEEF over toekenning van het verkeersveiligheidslabel.

Het eindoordeel van de commissie luidde: “De Algemene Hindoe Basisschool vraagt voor de tweede keer het label aan. Tijdens het labelbezoek kwam veel duidelijker naar voren wat de school allemaal organiseert en aan verkeerseducatie doet dan in eerste instantie in het School Actieplan is terug te lezen. Desondanks heeft de school de lessen goed geborgd en besteden zij veel aandacht aan lopen en fietsen. Juist omdat het een streekschool is, is dit in de uitvoering best lastig. Zo heeft de school zelf fietsen aangeschaft en is onder andere het schoolplein recent vernieuwd en van fietsstroken voorzien. Het overleg met de gemeente en de wijkagent is goed. Geadviseerd wordt om de school het tweede label toe te kennen met 21 punten. De commissie gaat hiermee akkoord maar heeft besloten dat een meer complete versie van het School Actieplan noodzakelijk is en ontvangen moet zijn bij de labeladviseur voordat het labelbordje kan worden uitgereikt. De labeladviseur ziet het bijgewerkte School Actieplan zo spoedig mogelijk tegemoet”

Aan de complete versie van het gevraagde School Actieplan is voldaan.

De leerlingen uit groep 7 hebben het praktisch fiets­examen gehaald. De hele omgeving van de school is veiliger geworden en zo heeft de Algemene Hindoe Basisschool haar Verkeersveiligheidslabel gekregen.

Het label is geldig tot februari 2023. Maar zoals het ernaar uitziet, met het enthousiasme van het complete team van de school en de leerlingen, zullen zij zich zeker blijven inzetten om de tekst op het spandoek te handhaven en het Verkeersveiligheidslabel te verlengen.

Algemene Hindoe Basisschool: www.vahon.nl

Bekijk ook op youtube een video-opname van deze Immigratieherdenking (video/foto’s Ranjan Akloe).

Bekijk de fotogalerie door te klikken op een foto.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
No Comments

Immigratie bewustwording op de Algemene Hindoe Basisschool te Den Haag

zaterdag, 12 juni 2021 by Redactie Hindorama

De Algemene Hindoe Basisschool aan de Mackaystraat te Den Haag heeft op 5 juni jl. een geslaagde Immigratieherdenking gehad.

“Aangezien we een bijzondere basisschool zijn met nagenoeg 99% Hindostaanse leerlingen konden we het niet nalaten om 148 jaar Hindostaanse Immigratie te memoreren en kinderen bewust te maken van hun roots”, zegt waarnemend directeur Soelin Biharie.

Speciale lessen
In de week voor 5 juni hebben de leerkrachten in alle groepen extra geschiedenislessen onderwezen en verhalen laten vertellen over de periode van de Hindostaanse immigratie. De datum van 5 juni 1873, het zeilschip Lalla Rookh, contractarbeiders, het harde werk van de contractanten, kortom zaken die normaal niet in het lesprogramma van de school zijn, hebben de leerkrachten aan de orde gesteld om bij de leerlingen een bepaalde bewustwording te creëren of bewust­wording te vergroten.

Videoclips met nostalgische beelden over die periode, liedjes over de immigratie zijn vaker in deze immigratieweek op het smartboard verschenen. Voorts hebben de leerkrachten creatieve werkjes laten maken door de leerlingen, waarbij het vooral ging om bootjes vouwen, zeilschepen en huizen uit Suriname tekenen. De immigratie in Nederland rondom de onafhankelijkheid van Suriname is ook tot uitdrukking gekomen. Zo zijn ook vliegtuigen geïllustreerd. De Indiase, Surinaamse en Hollandse vlag zijn naast elkaar getekend en opge­hangen. In de bovenbouw werd een tekenwedstrijd georganiseerd met het thema Immigratie. De kinderen moesten een tekening maken door alleen gebruik te maken van een potlood. Geen kleuren.

Open dag
De school heeft de heugelijke dag van 5 juni gecombineerd met een open dag. Ouders van de leerlingen en ook toekomstige leerlingen zijn langs­gekomen om de school van binnen te bezichtigen. Alle ouders zijn door de leerkrachten opgevangen, door het schoolgebouw rondgeleid. Zij vertelden wat de school allemaal doet in het kader van Hindostaanse identi­teitsvorming, dharma en cultuur. In het voor­programma waren er kinderactiviteiten zoals bouwen met blokjes, darten, mehndi (henna)-versieringen op de huid aanbrengen, techniekspelletjes en dammen.

Leerlingen en leerkrachten hebben samen een geva­ri­eerd podiumprogramma met zang en mode gepre­senteerd. De bekende tieneridolen, zange­res­/entertainer Sanjana Malhoe en zanger/muzikant Shivam Rajaram (een oud-leerling van de Vahonschool), hebben de aanwezigen met mooie optredens vermaakt.

 Aanvankelijk zou het programma in de buitenlucht op het ruime schoolplein plaatsvinden, maar het weer van zaterdag 5 juni liet dit helaas niet toe. Gelukkig boden de gymzaal en het schoolgebouw voldoende ruimte om het programma naar binnen te verplaatsen. Uiteraard ontbraken de hapjes niet en werden leerlingen en gasten getrakteerd op lekker vegetarisch eten, popcorn, suikerspin, bará en schaafijs.

Vermeldenswaard is nog dat speciaal voor deze 5 juni herdenking een zeilschip dat de Lalla Rookh moet voorstellen, op het terrein is opgezet. Dit 7 x 6 meter lange schip (tijdelijke kunstwerk van Ranjan Akloe) heeft veel aandacht getrokken van de leerlingen en ook van de buurt.

De school hoopt dat met deze activiteiten de leerlingen bewuster zijn geworden van de geschiedenis van hun voorouders. Immers, het feit dat zij in Nederland opgroeien, moet niet betekenen dat zij hun afkomst vergeten.

Algemene Hindoe Basisschool: www.vahon.nl

Bekijk ook op youtube een video-opname van deze Immigratieherdenking (met dank aan: Ranjan Akloe).

Bekijk de fotogalerie door te klikken op 1 van de foto’s (Ranjan Akloe).

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Traditie
No Comments

Recensie boek Ruben Gowricharn: De Goudsmid. Marginalisering en veerkracht van een Hindostaanse familie – Dr. Hans Ramsoedh

vrijdag, 11 juni 2021 by Redactie Hindorama

Veel (wetenschappelijke) boeken over, bijvoorbeeld, Hindostanen blijven steken in het Grote Verhaal met daarbij veel tabellen en grafieken. Deze werken richten zich op de grootste gemene deler en zijn over het algemeen vooral generalisaties. Personen krijgen geen gezicht en hun strijd om het bestaan wordt nauwelijks in beeld gebracht. Waar personen wel een gezicht krijgen is in mijn visie sprake van Kleine Verhalen. Kleine verhalen kunnen ook grote verhalen worden van kleine mensen zoals in het boek De Goudsmid van Ruben Gowricharn.
De Goudsmid is een geschiedenis van de familie Parmeswar Gowricharn (ook geschreven als Parmessar) en handelt in hoofdzaak over vader Parmeswar en zijn zoon, de auteur Ruben Gowricharn. Zijn vader was een gerespecteerde goudsmid die na een succesvolle start later marginaliseerde, aan alcohol verslaafd raakte en uiteindelijk door suïcide een eind aan zijn leven maakte. Daarnaast is ook moeder Soersatie Gowricharn-Ramdajal in beeld, zij het minder prominent dan vader en zoon.

Goudsmid Parmeswar 
Vader Parmeswar (1921-1989) is opgegroeid te Langa­dam (Weg naar Uitkijk) waar hoofdzakelijk klein­land­bouwers wonen. Hij heeft echter weinig affiniteit met de landbouw en na in de leer te zijn geweest bij een goudsmid in de buurt, vestigt hij zich begin jaren vijftig met zijn vrouw en dochter in een huurwoning aan de Willemstraat in Paramaribo-Zuid in de omgeving van Poelepantje. In de hoofdstad worden later nog vier kinderen geboren. Hier gaat Parmeswar als goudsmid aan de slag waarbij de woonkamer als goudsmederij dienst doet. Ook moeder Soersatie is actief in de smederij. Zij doet voornamelijk het lichte werk, evenals het inmiddels zevenjarige (!) tweede kind en oudste zoon Ruben. Vanaf zijn elfde jaar zou Ruben als zelfstandig werkende goudsmid  functioneren. In de Willemstraat bouwt Parmeswar zijn smederij uit. Klanten en collega’s in de goudsmidbranche prijzen hem om zijn vakmanschap en hulpvaardigheid. Zijn reputatie als goede goudsmid is primair gebaseerd op zijn vakman­schap en minder op zijn ondernemerschap. Dat laatste is volgens de auteur zijn zwakke kant hetgeen hem later parten zou spelen.
Het gaat Parmeswar, altijd een vilthoed op en witte kleren aan, goed met de smederij. In 1961 verhuist het gezin naar de Calcuttastraat, enkele kilometers verderop. Deze verhuizing is echter een misrekening. In tegenstelling tot de Willemstraat is de Calcuttastraat met het openbaar vervoer moeilijk te bereiken. Hij verliest een groot deel van zijn klanten en er komen geen nieuwe klanten erbij. Uit nood begint Parmeswar naast zijn werk als goudsmid aan huis een ‘Ons belang’, een winkeltje voor de verkoop van groente en fruit. Dit leidt echter niet of nauwelijks tot een verbetering van de financiële situatie van het gezin. Langzaam neemt de alcoholconsumptie van Parmeswar toe. Tot overmaat van ramp staat op een avond een neef van hem voor de deur die het aan Parmeswar geleende bedrag van dertigduizendgulden (het equivalent van Nf zestig­duizend­gulden in die jaren) komt ophalen en dreigt met beslaglegging op het huis. Dit is een onaangename verrassing voor Soersatie die niet op de hoogte is van de lening: was de lening bedoeld om het erf aan de Calcuttastraat te kopen en het huis te bouwen of was het bedoeld om de inkomensval te compenseren? Ondanks haar aandringen krijgt Soersatie geen duidelijkheid over de lening. Aanhoudende ruzie en spanning zijn het gevolg. De alcoholconsumptie van Parmeswar neemt toe en voor het gezin Gowricharn raakt de spiraal naar beneden in een hogere versnelling. Duidelijk is dat het erf en het huis moeten worden verkocht om de schuld af te betalen. Soersatie neemt vervolgens het drastische besluit om Parmeswar te verlaten. Het wordt geen formele, maar een sociale scheiding. Ze kan terug naar de Willemstraat maar niet in de woning die ze eerder bewoonde, want die was al verhuurd. De eigenaar, die blijkbaar met Soersatie en haar vijf kinderen te doen heeft, laat in hoog tempo een kleine woning op het erf bouwen, een houten barak van vijf bij drie meter. Het huis aan de Calcuttastraat wordt verkocht en Parmeswar verandert in een zwerver. Hij slaapt op toonbanken van de noodmarkt. Zijn oude klanten op de fiets bezoekend probeert hij nog geld te verdienen , maar het gebeurt ook dat hij meegenomen sieraden verpandt om zijn alcoholverslaving te kunnen betalen. Daarnaast probeert hij nog op andere manieren aan geld te komen door lege flessen te verzamelen en het statiegeld te innen of door allerlei klusjes uit te voeren.

Na de sociale scheiding ontstaat er vanuit de directe sociale omgeving langzaam druk op Soersatie om Parmeswar weer in huis te nemen. Dat gebeurt ook, maar alleen niet in het gezinshuis. Hij installeert zich op het erf achter de gezinswoning in een oud gebouwtje van drie bij twee meter. Zo nu en dan heeft hij werk als goudsmid maar hij stelt ook nu veel klanten teleur doordat hij sieraden verpandt voor zijn alcohol­verslaving. De ruzies tussen Soersatie en Parmeswar nemen toe en de politie moet er soms aan te pas komen. De kinderen generen zich voor hun vader en de schaamte groeit bij hen soms uit tot een ‘verlammende intensiteit’ (p. 88). Hierover schrijft de auteur: ‘Wij wilden een vader, maar tegelijkertijd schaamden we ons voor hem. Wij groetten hem niet, maakten geen praatje en gaven geen blijk van herkenning of blijdschap. Wij negeerden hem zoveel mogelijk. Zijn aanwezigheid was echter in ons gedrag gegrift, zij het in negatieve zin, als iemand met wie we niet blij waren, en erger, als iemand die niet bestond (p. 90/91). Jaren later, na de zoveelste ruzie en nadat hij wederom door de politie is meegenomen krijgt hij op het politiebureau last van heftige krampen in de maagstreek. Hij wordt overgebracht naar het ziekenhuis en daar vertelt hij Soersatie dat hij zoutzuur heeft ingenomen. De hulp in het ziekenhuis komt echter te laat en hij overlijdt op 9 februari 1989, een dood die de auteur als een ‘verlossing’ beschouwt, in de eerste plaats voor de goudsmid, daarna voor zijn echtgenoot en rest van de familie (p. 136).

Zoon Ruben 
Zoon Ruben (1952) is de andere hoofdpersoon in dit boek. Vanwege zijn werkzaamheden in de smederij van zijn vader is bij hem sinds zijn zevende jaar van een onbekommerde jeugd geen sprake. De dagelijkse praktijk betekent voor hem na schooltijd eten, op adem komen, huiswerk maken en vervolgens aanschuiven aan de werktafel van de smederij in de woonkamer: het is niet zozeer een arbeidslust die Ruben ontwikkelt maar eerder een arbeidsplicht zoals hij schrijft. Als Soersatie met haar vijf kinderen in 1963 Parmeswar verlaat en terug gaat naar de Willemstraat betekent dat voor haar een enorme last om voor haar gezin zorg te dragen. Het is een periode van hosselen en pinaren. Soersatie kan niet terugvallen op sociale bijstand en zij heeft nauwelijks inkomsten. Eten is er niet altijd. Over deze periode schrijft de auteur dat het enige dat langdurige en diepe sporen in hem achterliet was de honger en de schaamte die hij daarbij voelde: ‘Die schaamte grensde aan een soort vernedering, alsof je je voor je armoede moest schamen en die zoveel mogelijk voor anderen moest verbergen’ (p. 74). Het gezin overleeft die periode door hulp van buren en familie en doordat de oudste zus na afronding van de muloschool een jaar later gaat werken als leerling-verpleegster. Een groot deel van haar salaris draagt zij vervolgens aan het gezin af. Op elfjarige leeftijd gaat Ruben (hij zit inmiddels in de eerste klas van de mulo) na schooltijd en op de zaterdagen werken als goudsmid bij een Chinese juwelier. Zijn inkomen, in het begin een weekloon van Sf 2,50 en later oplopend tot Sf 5, betekent een tweede inkomstenbron voor de familie. Nadat hij de mulo heeft afgerond heeft hij verschillende banen en in de avond volgt hij lessen judo en taekwondo. Doordat hij een van de beste leerlingen is mag hij van de leraar eigen schooltjes draaien waardoor hij wat extra geld kan verdienen.

Ruben wil verder met zijn opleiding. Hij vraagt de exameneisen voor het havo op, koopt de boeken die in het examenjaar worden behandeld en bereidt zich voor op het eindexamen havo dat hij met succes afrondt. Hetzelfde doet hij met het atheneum. In 1973 behaalt hij zijn atheneumdiploma en vertrekt vervolgens naar Nederland om sociologie te studeren. Het is aanvankelijk tegen de wil van zijn moeder. Ze voelt zich misschien niet alleen in de steek gelaten, zoals de auteur schrijft, ze zal een deel van de gezinsinkomsten missen en de bescherming tegen haar echtgenoot zal ook wegvallen. Voor Ruben is het belangrijkste motief, naast de studie, om te ontsnappen aan de situatie thuis; een vlucht. Dankzij de studie sociologie krijgt hij, zoals hij schrijft, inzicht in hoe zijn ouderlijk gezin zo fragiel is geworden. En wat belangrijker is: hij voelt zich steeds meer solidair worden met zijn vader: ‘Ik begreep beter wat hij had moeten incasseren, hoeveel veerkracht dat hem gekost moest hebben, hoe hard en teleurstellend het leven voor hem geweest moest zijn’ (p. 109). Hij rondt zijn studie sociologie af en doet daarnaast de masterstudie economie. Vervolgens werkt hij naast zijn baan in de avonduren aan een proefschrift. De familie is trots op hem. Die trots blijkt ook als hij in 1991 promoveert. Hij hoort zijn moeder tegen zijn zus zeggen: ‘Hij gaat de naam van de familie hoog houden’, een opmerking waarin, zoals de auteur schrijft, ‘de behoefte aan compensatie voor de geschonden familienaam tot uiting komt’ (p. 157). Na de studie heeft hij verschillende banen waaronder die van onderzoeker bij de Sociale Dienst in Rotterdam. Hij bekleedt later als hoogleraar verschillende leerstoelen, waaronder in die in Tilburg en aan de VU in Amsterdam. De goudsmid die het uiteindelijk schopt tot professor. Mooier kan het verhaal niet zijn.

Prof. Ruben Gowricharn en prof. Louk De La Rive Box

Moeder Soersatie
Naast de hierboven beschreven twee hoofdpersonen is moeder Soersatie (1928- 2001) ook een van de hoofdpersonen in dit boek, zij het dat zij minder prominent aanwezig is. Dit hangt samen met het feit dat in dit boek de focus ligt op de herwaardering van de goudsmid Parmeswar. Soersatie is een religieuze persoon met een zachtaardig karakter. Zij kan echter ook ontvlammen als zij zich door haar man in de hoek gedrukt voelt. In de loop van de jaren wordt ze steeds minder expressief. Ze gedraagt zich steeds meer als iemand die geslagen is door het leven. Soersatie verwacht ook weinig van de toekomst. Zij ondergaat haar lot gelaten. Dit schrijft zij toe aan karma. Zij komt ook naar voren als een persoon die ondanks alle pijn en vernedering loyaal is gebleven aan haar echtgenoot. Die loyaliteit blijkt ook uit het feit dat zij het, ondanks alles, belangrijk vindt dat haar kinderen van hun vader houden. Soersatie als slachtoffer van het drama van haar echtgenoot is slechts de ene kant van de medaille. De andere kant is Soersatie als de krachtige vrouw die haar vijf kinderen door de stormen weet te loodsen en dankzij haar sociale netwerk (buren en familie) het hoofd boven water weet te houden. Als zij terugkeert naar de Willemstraat spaart zij in een havermoutblik van Quaker Oatesletterlijk dubbeltje voor dubbeltje. Het sparen gebeurt in het diepste geheim. Met het gespaarde geld slaagt zij erin in een andere wijk een erfje te kopen en een huisje neer te zetten, ‘een ongelooflijke prestatie van zuinigheid, spaarzaamheid en doelgerichtheid’, zoals de auteur schrijft (p. 87). Haar steun en toeverlaat is haar oudste dochter Elsje die na de muloschool afziet van verder studeren en besluit te gaan werken in de verpleging, een verplichting die ze als oudste kind voelt en waaraan zij moeiteloos gevolg geeft. Na de dood van Parmeswar lukt het de kinderen, die zich inmiddels in Nederland hebben gevestigd, hun moeder naar Nederland over te laten komen. Vanwege allerlei ziektes wordt zij uiteindelijk in een verzorgingstehuis opgenomen. In dit tehuis is ze echter alles kwijt wat nog zin gaf aan haar leven. Ze overlijdt op 6 juli 2001.

Schrijven als een vorm van bevrijding 
Dertig jaar na de dood van Parmeswar (circa 2020) neemt de auteur het initiatief om een boek te schrijven over vader Parmeswar. Er is bij hem langzamerhand sprake van een kentering waarbij schaamte verandert in acceptatie en in zekere mate ook in waardering. Op een familiebijeenkomst bespreekt hij de eerste versie van het manuscript. Er tekenen zich binnen de familie verschillen af, verschillen die samenhangen met leeftijd, beleving en identificatie. Twee kwesties houden de gemoederen bezig: de kwestie van zelfdoding en of het boek wel of niet gepubliceerd moet worden. De laatste kwestie is direct verbonden met de angst voor geroddel in de Hindostaanse gemeenschap. Door die bespreking is het beeld van de vader een beetje gunstiger geworden, uitgezonderd de twee dochters. Dit geldt met name voor de auteur zelf die van zijn vader een positief beeld ontwikkelt dat voortkomt uit de erkenning dat hij ondanks diens val ook goede eigenschappen bezat. Deze positieve eigenschappen heeft hij van hem geërfd en geleerd en zijn hem in zijn latere leven ten goede gekomen: voldoening bij geleverde prestaties, werklust en doorzettingsvermogen. Hij vindt de ‘straf’ die de rest van het gezin de vader oplegde ‘ronduit wreed’ en dat zijn vader van het gezin meer medeleven en ondersteuning verdiende dan hij heeft gekregen. Maar of hij het dan gered zou hebben is voor de auteur onzeker.

Ik ontkom niet aan de indruk dat het schrijven van dit boek voor de auteur een vorm van bevrijding (catharsis) is geweest en daarmee ook voor hem een louterend proces was: schrijven als traumaverwerking en om met terugwerkende kracht grip te krijgen op zijn jeugd en de relatie met zijn vader. Een schrijfproces dat de auteur zelf omschrijft als een ‘intense emotionele reis’ (p. 140). Hij wilde niet geknakt en vol schaamte door het leven gaan. Het schrijven van dit boek bevrijdde hem, zoals hij schrijft, van het schaamtegevoel waarmee hij lange tijd had rondgelopen (p. 141). Al die jaren heeft de familie Gowricharn geleefd met de wetenschap en het gevoel dat zij gestigmatiseerd was: de marginalisering van het gezin en de armoede die hiervan het gevolg was, het alcoholisme en het zwerversbestaan van de vader, zijn suïcide en vooral de schaamte die hieruit voortvloeide. De kinderen namen de vader als persoon kwalijk dat hij ‘schande’ over de familie had gebracht, zijn gezin sociaal en moreel daardoor klein was gemaakt en op achterstand gezet. De kinderen zwegen hem dood.

Meer dan alleen een familiegeschiedenis
Wat de auteur ook duidelijk wil maken is dat De goudsmid meer is dan alleen maar een geschiedenis van de familie Gowricharn. Met andere woorden, het is geen particulier verhaal omdat dergelijke familietragedies geen individuele ervaringen zijn maar zich in allerlei vormen breder in de samenleving voordoen. Binnen veel gemeenschappen worden pijnlijke zaken eerder doodgezwegen dan dat zij in alle openheid en zonder gene worden besproken. Tapu sjén [bedek je schande/de vuile was binnen houden] en manái ká bolí [wat zullen de mensen niet zeggen] zijn daarbij normerend. De auteur bestempelt de Hindostaanse gemeenschap als een ‘mooi-weer-gemeenschap’ (p.162). Met dit boek over zijn vader wil de auteur het taboe onder Hindostanen onder meer over marginalisering, armoede, sociale val, alcoholisme, suïcide doorbreken.

Na het lezen van De goudsmid moest ik terugdenken aan de met literaire prijzen bekroonde boeken als Angela’s ashesuit 1996 [Ned vertaling De as van mijn moeder] van de Iers-Amerikaanse schrijver Frank Mc Court en Shuggie Bain uit 2020 van de Schots-Amerikaanse schrijver Douglas Stuart waarin opgroeien in een cultuur van armoede en aan alcohol verslaafde ouder(s) in respectievelijk New York/Ierland in de jaren dertig en Schotland in de jaren tachtig de centrale thema’s zijn. Voor mij persoonlijk onderscheidt De Goudsmid zich van bovengenoemde boeken doordat het heel dichtbij komt omdat haast iedere Surinaams-Hindostaanse familie wel ‘een Parmeswar’ kent.

Tot slot 
De auteur hanteert bij de beschrijving van zijn familiegeschiedenis de sociologische lens. Hij plaatst daarbij een aantal ontwikkelingen (zoals vormen van kapitaal, stijging en daling op de sociale ladder, suïcide, stigmatisering en stereotypering) in een wetenschap­pe­lijk kader. Dit gebeurt in mijn optiek op een wijze die de leesbaarheid voor een breed lezerspubliek niet negatief beïnvloedt.
De Goudsmid is een moedig, openhartig en intrigerend boek dat een breed lezerspubliek verdient, zeker binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap. Het leest vlot waarbij je het zo nu en dan opzij moet leggen om even op adem te komen. Het is vooral een boek over de liefde en waardering van een zoon voor zijn vader ondanks diens sociale val en de schaamte die zijn gezin ten deel viel. Met dit boek heeft Ruben Gowricharn zijn vader en goudsmid Parmeswar een tweede leven gegeven.

Ruben Gowricharn, De goudsmid. Marginalisering en veerkracht van een Hindostaanse familie. Zutphen 2021: Walburgpers. 176 pp. € 19,99. Behalve in de boekhandel te koop, ook via bol.com te bestellen.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Khubsurat, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments

Hindoejongeren voor hindoegevangenen!

zondag, 06 juni 2021 by Redactie Hindorama

We staan er niet graag bij stil, maar ook hindoes doen foute dingen en worden tot een gevangenisstraf veroordeeld. In de Nederlandse gevangenissen zijn er op dit moment ongeveer twee honderd hindoes.

Meestal schamen families zich ervoor dat iemand van hen in de gevangenis zit. De familiecontacten nemen vaak af, waardoor de gevangene er alleen voor komt te staan. Maar we moeten de gevangenen toch helpen om een beter leven op te bouwen? Dat is toch de hindoe sewa?

Enkele hindoejongeren hebben samen met de vrijwil­ligers­organisatie Surant het initiatief genomen om inspirerende levenslessen voor de hindoegevangenen te schrijven. Ze willen gevangenen inspireren om hun leven op een goede manier op te pakken, nadat ze uit de gevangenis komen. Dit doen de jongeren door het vertellen van verhalen hoe andere mensen  omgaan met obstakels in het leven.

Voor deze verhalen houden de jongeren interviews met ouderen uit hun eigen familie en kennissenkring. In deze interviews vertellen ouderen over hun eigen obsta­kels/uitdagingen in het leven en hoe ze hiermee zijn omgegaan. Dus, zij delen hun levenslessen.

 

Deze verhalen worden daarna in een korte brief voor de gevangenen geschreven, zodat zij daar inspiratie uit halen om een beter leven te gaan leiden. In de teksten worden er geen namen genoemd, het is allemaal anoniem; de namen van de schrijvers en geïnterviewden zijn alleen bij de organisatie bekend.

Samen met de studentenvereniging HSFN zijn er nu meer dan tien jongeren al bezig met dit project. We zoeken nog meer vrijwilligers. Ons streven is om 25 vrijwilligers te hebben, die elk ongeveer vier verhalen willen schrijven. Per verhaal ben je (met interview en schrijven) ongeveer twee uur bezig. We willen totaal 108 inspirerende verhalen schrijven. Deze verhalen zullen later ook in boekvorm worden uitgegeven.

Heb je geen ervaring? Geen probleem! Alle vrijwilligers krijgen begeleiding en ondersteuning voor het inter­viewen en schrijven.

Wil jij zo’n inspirerende vrijwilliger worden en sewa doen voor onze hindoegevangenen?

Ben je minimaal 18 jaar oud en kun je aardig schrijven? Dan ben jij onze ideale kandidaat! Kom ons helpen, verrijk jezelf en help ook andere mensen! Aarzel niet en meld je vandaag nog aan! E-mail: jayshri@surant.nu

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Traditie
No Comments

Baba en Mai en Algemeen Gemeenschapscentrum – Eric Kastelein

woensdag, 02 juni 2021 by Redactie Hindorama

Baba en Mai. 120 jaar Hindostaanse immigratie

Eric Kastelein

Het zonlicht schit­tert op de alu­mi­nium gestal­ten van Baba en Mai. Zij staan symbool voor alle Brits-Indische man­nen en vrou­wen die als contractarbeiders in Suri­name zijn aange­ko­men en van wie de eerste 410 aan boord van het zeilschip Lalla Rookh op 5 juni 1873 voet aan wal hebben gezet. Benjamin Mitrasingh van de Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie en geestelijk vader van het monument, is blij met de onthulling op zaterdag 4 juni 1994. De locatie aan de Kleine Combéweg, langs de Van Sommelsdijcksekreek, is historisch. Het is de plek waar het Immigratiedepot (onder de bevolking beter bekend als het ‘koeliedepot’) stond. In dit gebouw werden de tienduizenden immigranten opgevangen en tijdelijk gehuisvest, in afwachting van het vervoer naar de plantages. Jaarlijks op 5 juni hangen nazaten van de immigranten feestelijke mala’s om de nekken van Baba en Mai.

Baba en Mai

Waar het mij goed gaat, is mijn vaderland

Het beeld van de Surinaamse kunstenaar Krishnapersad Khedoe (1940-2017) is van massief aluminium en weegt 2480 kilo. Bij het vervaardigen van het kleimodel wordt hij geassisteerd door de kunstenaar Patrick Tjon Jaw Cong en vier jonge studenten. De eerste pro­duc­tiepoging door medewerkers van Suralco te Paranam is geen succes. De beide beelden smelten onherkenbaar aan elkaar vast. De tweede keer zijn er geen noemenswaardige problemen en gaat alles goed. Maar de vastgestelde onthullingsdatum van 4 juni 1993 voor de herdenking van 120 jaar immigratie wordt niet gehaald en met een jaar verschoven. Op de plaquette staat de tekst waar het mij goed gaat, is mijn vaderland. Architect ir. H. Mitrasing ontwerpt de sokkel, die door aannemer Hassanmahomed kosteloos wordt gebouwd.

Onder het naambord Baba & Mai plein 5 juni 1873 hangt een vitrine met daarin een lijst met de namen van alle 64 schepen die de 34.304 contractarbeiders van India naar Suriname hebben vervoerd.

Borstbeeld Khedoe

Ontstaansgeschiedenis van het beeld
Krishnapersad Khedoe heeft al jaren eerder, samen met Anand Binda, aan een immigratiemonument gewerkt. De opdracht voor het vervaardigen van het kunstwerk kwam destijds van stichting Eekta. Helaas belandde de vrachtauto met het kleimodel in een sloot en het kunstwerk raakte onherstelbaar beschadigd.

In 1988 werd Stichting Parwasie opgericht, die voort­varend aan de slag ging met een nieuw verzoek voor een gedenkteken. Door onenigheid tussen de stichting en kunstenaar Erwin de Vries over de hoogte van het honorarium liep ook dit project op niets uit.

Nadat een idee voor een abstract monument is afgewezen, krijgt Krishnapersad Khedoe eindelijk de definitieve opdracht. Maar dan gaat het opnieuw mis. Mevrouw de weduwe L. Khedoe-Harman vertelt dat haar man begin 1993 een model van Baba in de auto had geladen om te vervoeren. Op nog geen vijftig meter van het huis viel het van de achterbank waardoor beide armen afbraken. Met maanden vertraging werden de nieuwe modellen bij Suralco afgeleverd.

Oorspronkelijke beeld Baba

Oorspronkelijke beeld Baba is bewaard gebleven
Het bovenstuk van Baba, met de afgebroken armen, heeft meer dan twintig jaar op het voorerf van het huis van de familie Khedoe gestaan, op een verroeste autovelg aan de rand van een trens en onder twee wilde bomen op de hoek van Leiding 8 en de Noordpolderdam in het district Wanica. Sinds de opening op 20 februari 2018 van het Beeldhouwer Krisnapersad Khedoe Museum staat het beeld op een heuphoge sokkel voor de ingang. Het museum geeft een indruk van zijn werk en van het leven van de Brits-Indische contractarbeiders. Is de familie thuis, dan is de ruimte te bezichtigen.

Op 21 juni 2018 plantten president Desi Bouterse en president Ram Nath Kovind van India een arjunaboom aan de voet van het standbeeld van Baba en Mai. De boom staat bekend om zijn geneeskrachtige eigen­schappen en symboliseert de goede relaties tussen beide landen.

***

Algemeen Gemeenschapscentrum. 100 jaar Hindostaanse immigratie, 5 juni 1973

Gebouw
ARCHITECTEN  ir. H. Jankipersadsingh en ir. H. Mitrasing van Bureau Arto, Suriname
AANNEMER  J.O. Johangier, Suriname
INGEBRUIKNAME  13 december 1980
LOCATIE  Lalla Rookhweg 54

Lalla Rookh George Ramjijwansingh

Prachtig geschenk, tomeloos verval en de restauratie  

De ingebruikname van een deel van het Algemeen Gemeenschapscentrum aan de Verlengde Tweede Rijweg (nu Lalla Rookhweg) op zaterdag 13 december 1980 verloopt sober. Om acht uur ’s avonds start een rondleiding door het complex, dat bestaat uit een toneelzaal, een bibliotheek, ruimtes voor vrije expressie en vergaderzalen. Op zondag is er éénmalig een dagmarkt die druk wordt bezocht door belang­stellenden. Maar het oorspronkelijke plan ging uit van een feestelijke opening op 5 juni 1973, tijdens de viering van honderd jaar Hindostaanse immigratie zeven jaar eerder. Wat is er gebeurd?

Geschenk aan de bevolking
De Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie (NSHI) – opgericht op 10 april 1972 – wordt geleid door voorzitter H. Nassy en werkt aan een plan voor de herdenking van honderd jaar Hindostaanse immigratie. Gouverneur Johan Ferrier aanvaardt het beschermheerschap, voor­zitter Jagernath Lachmon van de Staten van Suriname treedt aan als erevoorzitter.

NSHI gebouw. Beeld archief Stichting NSHI

Het dagelijkse bestuur van de stichting organiseert een feestweek van 2 juni tot en met 10 juni en besluit een gemeenschapscentrum aan de bevolking van Suriname te schenken. De overheid geeft voor de realisatie van dat plan een stuk grond van 3,2 ha aan de Verlengde Tweede Rijweg in erfpacht. De architecten ir. H. Jankipersadsingh en ir. H. Mitrasing van Bureau Arto gaan voortvarend aan de slag en maken een ontwerp. Hoewel ook het bedrijfsleven positief reageert, wordt al snel duidelijk dat 5 juni 1973 niet haalbaar is. Wel wordt in het programma een symbolische handeling opgenomen. Op uitnodiging van de stichting plant de heer Ramroep Ramcharan, één van de oudste in leven zijnde Brits-Indische immigranten, een boom op het braakliggende terrein. Goedkeurend gadegeslagen door premier Jules Sedney, Statenvoorzitter Jagernath Lachmon, gouverneur Johan Ferrier en de ministers Jnan Adhin en Frits Mitrasing.

Renovatie van Lalla Rookh Complex

Bouw sleept zich voort
Twee jaar later, op 5 juni 1975, bereikt het centrum een volgende fase. Op het kantoor van de heer drs. E.J. Jonkers, de vertegenwoordiger van Nederland voor Ontwikkelingshulp aan Suriname, wordt in het bijzijn van onder andere de nieuwe voorzitter dr. ir. H.S. Adhin van de NSHI en aannemer J.O. Johangier het bouwcontract getekend. Het centrum zal bestaan uit een complex met onder meer een theater, vergaderzalen, bibliotheek, een ontmoetingsruimte, een zwembad en sport­accom­modaties voor tennis, basketbal en volleybal. De stichting financiert zelf één miljoen gulden, Nederland draagt de benodigde overige drie miljoen gulden bij.

Eind 1977 zijn de twee vleugels bijna klaar en staat de toneeltoren van het theater in de steigers. Maar om onduidelijke redenen vallen de werkzaamheden meer dan zes maanden stil. Gelukkig gaat het na de hervatting van de bouw snel. Op donderdag 10 mei 1979 wordt het bereiken van het hoogste punt gevierd met het hijsen van de Surinaamse vlag en de vlag van bouwbedrijf Johangier. Toespraken zijn er van onder andere voorzitter H.S. Adhin, architect H. Jankipersadsingh en drs. W.A. Erath van de Nederlandse ambassade.

Het afbouwen van gemeenschapscentrum begint op vrijdag 29 juni als directeur drs. A. Brahim van Billiton Maatschappij Suriname aan de stichting een cheque van 25 duizend gulden overhandigt. Van de benodigde één miljoen is nu de helft binnen. Met fancy fairs, carribean nights en wervingsacties onder het bedrijfsleven wordt de rest van het geld binnengehaald. En dat resulteert anderhalf jaar later in de opening op 13 december 1980. Nog niet alles is klaar, maar de deuren staan open.

Verval Dak van de theaterzaal is verdwenen

Verval en het restauratieplan
Lang geniet de bevolking niet van het centrum. Na ruim tien jaar ligt het complex er troosteloos en verlaten bij. Als het dak van de theaterzaal inzakt en verdwijnt, krijgen onkruid en zwerfvuil de vrije hand.

De bouwcommissie van de NSHI stelt in 2002 een driefasenrestauratieplan op. De kern van hun filosofie is dat iedere stap vooraf gefinancierd moet zijn door fundraising en donaties en dat de vernieuwde ruimtes zelf voldoende geld generen – de selfreliancegedachte.

De eerste fase van de restauratie begint op 22 juni 2002 en neemt ongeveer twaalf maanden in beslag. De kosten bedragen 120 duizend euro en dat geld wordt grotendeels met acties onder de Surinaamse bevolking opgehaald. Het resterende bedrag komt van de Vereniging Surinen. Gebouw 1 wordt op 5 juni 2003 – de dag van 130 jaar Hindostaanse immigratie – feestelijk in gebruik genomen. De bestuursleden Rabin Lala, Faried Ketwaru en Soerin Goerdayal onthullen de nieuwe naam van het centrum: Nationale Stichting Hindostaanse Immigratie. Lalla Rookhcomplex. Beeldend kunstenaar George Ramjiawansingh schenkt een artistieke versie van het zeilschip Lalla Rookh, dat op een schouderhoge sokkel voor de ingang een plaats heeft gevonden.

Lalla Rookh Complex, met Lalla Rookh Museum

Opening Lalla Rookh Museum
De renovatie van Ge­bouw 2 begint in 2006 en wordt in 2012 opge­leverd. Het geld voor het herstel komt uit eigen middelen, van donaties en van fund­raising.

Ruim vier jaar later, op zondag 5 juni 2016, openen waarnemend pre­si­dent Ashwin Adhin en de 98-jarige Rammanorath Kártárám in ditzelfde gebouw het nieuwe Lalla Rookh Museum. In het kleine museum – een bezoek meer dan waard – staat de Indiase diaspora in Suriname centraal. De derde en laatste fase is de renovatie van het theater. Een tijdrovend en duur project.

Foto’s: Eric Kastelein

Eric Kastelein, Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed. Volendam 2020: LM Publishers, ISBN 978940225031, hardcover, 328 pp, prijs € 24,50.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
No Comments

President Santokhi: van regisseur tot figurant in zijn eigen theatervoorstelling? – Dr. Hans Ramsoedh

dinsdag, 25 mei 2021 by Redactie Hindorama

Dr. Hans Ramsoedh
(historicus en publicist)

Nog geen tien maanden na zijn inauguratie als president kampt Chan Santokhi met een imago­probleem. In mei 2020 hadden Surinaamse kie­zers afgerekend met de maffia-regering van Desi Bouterse. Alle hoop was gevestigd op de belang­rijkste uitdager van Desi Bouterse: Sheriff Chan Santokhi, de oud-politiecommissaris en oud-minister van Justitie. Hij presenteerde zich als de redder van Suriname. Met de leuze Wo set’ en [wij gaan het regelen/wij gaan orde op zaken stellen] zou hij Suriname weer uit het moeras trekken. Hij presenteerde zich als de redder van Suriname en beloofde een eind te maken aan nepotisme en vriendjespolitiek. Santokhi kreeg het vertrouwen van de bevolking en zijn partij werd de grootste met twintig zetels. Bij zijn inauguratie als president in juli 2020 zei hij tegen het Surinaamse volk: ‘Geef mij uw vertrouwen en ik geef u een prachtig land terug’. Hij deed daarbij nog meer beloftes: ‘het zal goed komen met Suriname, het volk zal uit de crisis worden gehaald, we gaan werken voor het volk, wij zijn een volksregering, wij zullen blijven communiceren met het volk, het vertrouwen zal niet beschaamd worden en bij alles wat ondernomen wordt moet afgevraagd worden of het goed is voor het land en volk’.

De bevolking keek hoopvol naar het beleid van de nieuwe regering. Voor eenieder was duidelijk dat de nieuwe regering voor een hercules­taak stond: opruiming van de achtergelaten Augias­stal door de regering-Bouterse. De gemeenschappelijke opinie was dat van de nieuwe regering niet mocht worden verwacht dat zij over een magische toverstok beschikte om de stal plotsklaps op te ruimen. Pijnlijke maatregelen waren onover­kome­lijk. De bevolking zou grote offers moeten brengen en de broekriem moeten aanhalen. Harde maatregelen zouden bij een deel van de bevolking verzet oproepen en door de NDP-oppositie van Bouterse, zoals in het verleden, worden aangegrepen om wederom onrust te zaaien in de samenleving. In troebel water is het voor de NDP altijd goed vissen geweest en ook nu met de huidige maatschappelijke onrust. Terwijl de maat­schappelijke onrust groter wordt is de president de grote afwezige. Het beeld van de redder van Suriname is aan het kantelen.

Beeldvorming
Beeldvorming in de politiek is niet onbe­langrijk. Dit geldt zeer zeker voor politieke leiders. Hoe we tegen een politiek leider aan­kijken bepaalt in belang­rijke mate in hoeverre we kun­nen spre­ken van succesvol of falend leiderschap. Politici kunnen zichzelf een bepaald imago mee geven maar ook de buitenwacht kan zich een beeld vormen van politici dat voor hen nadelig kan uitpakken. Met name de (sociale) media hebben sterke invloed op de publieke opinie ten opzichte van de beeldvorming over politieke leiders. Zij kunnen deze leiders maken of breken.

Over president Santokhi is de laatste maanden rond zijn beeldvorming veel te doen. Suriname lijkt op dit moment verwikkeld in een soort machtsovername door de familie/firma Brunswijk, terwijl de president in alle talen zwijgt. Een veelgehoorde vraag de afgelopen weken is dan ook: Waar is president Chan? Op sociale media rijst langzamerhand het beeld van ‘Chan is zwak, Chan is schaakmat en Chan dokt’. Een veelgehoorde kritiek op de huidige regering is dat het beleid van deze regering veel weg heeft van een oude theatervoorstelling maar nu met andere acteurs. Met name het nepotisme en vriendjespolitiek zijn onderwerp van kritiek.

In 2015 zei president Santokhi nog in zijn rol als leider van de grootste oppositiepartij dat Suriname ten onder ging aan family and friends. Het benoemingenbeleid van de regering-Santokhi blijkt echter een voortzetting van dat van regering-Bouterse. De glans van de verkiezingsoverwinning van de president begon vrij snel na de verkiezingsuitslag dan ook te vervagen toen hij familie, vrienden en partijloyalisten op belangrijke posten benoemde. Duidelijk was dat daarbij kennis en ervaring van ondergeschikt belang waren. Met zijn nepotisme en vriendjespolitiek verspeelde de president veel moreel gezag bij de bevolking en ook binnen zijn coalitie.

President Chan Santokhi en vicepresident Ronnie Brunswijk (foto Ra1 photography)

ABOP en Wingewest Suriname 
Hoewel de VHP als grootste partij uit de bus was gekomen bij de verkiezingen in mei 2020 was zij voor een meerderheid in het parlement aangewezen op samenwerking met de ABOP van Ronnie Brunswijk. Laatstgenoemde was in Nederland en Frankrijk in de jaren negentig veroordeeld voor handel in drugs. Het kwam Santokhi in de samenleving op veel kritiek te staan toen hij instemde met een nadrukkelijke rol voor Brunswijk in het politieke bestel: hij liet zich eerst verkiezen tot voorzitter van het parlement om vervolgens een week later afstand te doen van dit voorzitterschap en zich daarna te laten verkiezen tot vicepresident. Brunswijk werd geen strobreed in de weg gelegd. De president toonde nauwelijks daadkracht. Ook niet toen Ronnie Brunswijk tal van familieleden (waaronder tal van zijn meer dan dertig kinderen bij verschillende vrouwen) op allerlei posten benoemde met als topscoorder zijn broer Leo Brunswijk die onbeschaamd grossiert in benoemingen, waaronder: president-commissaris in de Raad van Commissarissen van Staatsolie, president-commissaris Energie Bedrijven Suriname (EBS) en sinds kort ook als directielid, lid van de Raden van Commissarissen van NV Havenbeheer, de Surinaamse Luchtvaartmaatschappij (SLM) en voorzitter in het bestuur van de Stichting Herkeuringen Motorrij- en Voertuigen in Suriname (SHMS). Onduidelijk is wat zijn kwalificaties zijn, maar in Suriname is dat geen enkele belemmering voor een benoeming voor welke functie dan ook. Toen vervolgens ABOP-minister Diana Pokie van Grondbeleid en Bosbeheer (GBB) in mei 2021 weigerde een grondaanvraag van Leo Brunswijk in Albina goed te keuren, werd zij door vicepresident Ronnie Brunswijk met verplicht verlof gestuurd. Suriname lijkt hard op weg omgeturnd te worden in het persoonlijk wingewest van de familie Brunswijk. En de president? Die zwijgt in alle talen. Op geen enkel moment wist de president duidelijk te maken dat hij in charge is.
Het heeft er alle schijn van dat president Santokhi, zoals de woordkunstenaar Paul Middellijn in een van zijn videofilmpjes op Youtube het stelde, al vanaf het begin in een aboma-brasa [omhelzing door een boa] van Brunswijk terecht is gekomen en er maar niet in slaagt zich hieraan te ontworstelen.

A Srefi kaka, nanga tra frey frey? 
Ondertussen trompettert de Olifant [partijsymbool van Santokhi’s VHP] naar aanleiding van het ontslag van minister Diana Pokie en de zoveelste benoeming van Leo Brunswijk. Een ieder weet echter dat dit trompet­ten­geschal slechts een pro forma protest is, want hierna is het weer business as usual: de partijleider bepaalt en de partij volgt gedwee. Veelzeggend in dit verband is de uitspraak van VHP-minister Albert Ramdin van Buitenlandse Zaken, International Business en Internationale Samenwerking over de benoeming van Leo Brunswijk: er zijn afspraken tussen president Chan Santokhi en vicepresident Ronnie Brunswijk over de invulling van de posten door de VHP en ABOP. Leo Brunswijk is voorgedragen door de ABOP en deze voordracht is goedgekeurd door de Raad van Ministers (geciteerd in Starnieuws, 22 mei 2021 (Ramdin: Voordracht Leo Brunswijk bij SHMK is van februari). Impliciet geeft Ramdin met zijn uitspraak aan dat benoemingen het prerogatief zijn van de partijleiders (Santokhi en Brunswijk), partijkaders geen enkele invloed daarop hebben en dat moreel-ethische aspecten daarbij geen enkele rol spelen.

Na tien maanden regering-Santokhi heeft hoop bij de bevolking langzamerhand  plaatsgemaakt voor vrees, vrees voor een pur bruku, wer bruku-scenario [lood om oud ijzer] of zoals de eerdergenoemde woordkunstenaar Paul Middellijn mij mailde: A srefi kaka, nanga tra frey frey [dezelfde shit, maar nu van andere vogels]. De kritiek op de regering Santokhi in de Surinaamse media is dan ook niet mals. Ontgoocheling en diepe teleurstelling vormen de teneur van deze kritieken. Het presidentschap van Santokhi dreigt een totale mislukking te worden.

Daadkracht en moreel gezag 
Is er nog een weg terug voor Chan? Van een president wordt daadkracht en moreel gezag verwacht: If you can’t stand the heat, get out of the kitchen. Inmiddels erkent de president dat het benoemingenbeleid zijn regering veel krediet heeft gekost en belooft hij ‘drastische verandering’. De toekomst zal uitwijzen welk gewicht moet worden toegekend aan zijn woorden. Hij kan zijn moreel gezag herstellen door verbreking van de samenwerking met de ABOP en nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Brunswijk is de alleenheerser binnen de ABOP en beschouwt, evenals de NDP tussen 2010-2020, het land als een persoonlijk wingewest. Daarnaast is het van belang om het huidige kiesstelsel hoog op de politieke agenda te plaatsen met daarbij als insteek de invoering van een landelijk evenredigheidsstelsel in Suriname. De ABOP is immers zwaar oververtegen­woordigd in het politieke bestel van Suriname omdat het  huidige kiesstelsel namelijk niet de werkelijke politieke verhoudingen in het land representeert. Zo behaalde in mei 2020 de VHP ruim 108.000 stemmen en kreeg zij twintig zetels, de NPS negenentwintigduizend stemmen en drie zetels, terwijl de ABOP vijfentwintigduizend stemmen kreeg maar wel negen zetels. De claim die de ABOP nu legt op het maatschappelijke en politieke bestel in Suriname is dus disproportioneel. Het zwijgen van de president en de politieke, maatschappelijke en economische annexatie­drang van de familie/firma Brunswijk hebben langzamerhand tot een situatie geleid waarbij het lijkt alsof Suriname de facto twee presidenten heeft: Ronnie Brunswijk als uitvoerende en verordonnerende president en Chan Santokhi als een ceremoniële en zwijgende president. Van regisseur is president Santokhi bezig een figurant te worden in zijn eigen theatervoorstelling. President, ‘let op uw saeck’ en keer het tij voor het te laat is! Immers, vanuit OCER [partijcentrum van de NDP van Bouterse] is het tromgeroffel al duidelijk hoorbaar.

Foto’s: Ra1 photography (4) en CDS (5)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Suriname
No Comments

155 jaar Parlement van Suriname: 1866-2021 – Dr. Hans Ramsoedh

woensdag, 12 mei 2021 by Redactie Hindorama

Dr. Hans Ramsoedh
(historicus en publicist)

Op 8 mei 2021 bestond het Surinaamse parle­ment 155 jaar. Het werd in 1866 ingesteld en heette in de koloniale periode Koloniale Staten van Suriname. De instel­ling van het Surinaamse parlement was een uit­vloei­sel van de consti­tutionele en staatkundige hervorming in Nederland in 1848. Er vond een grote verschuiving plaats van de macht van de koning naar die van de Nederlandse volksvertegenwoordiging. De hervorming in Nederland betekende ook dat er bestuurlijke veranderingen plaatsvonden in de Nederlandse koloniën, zij het in zeer beperkte mate en circa twee decennia later.

Regeringsreglement 1866
Op 1 januari 1866 trad voor Suriname het Regerings­reglement in werking dat de eerste grondwet van Suriname kan worden genoemd. Belangrijkste bepaling hierin was de instelling van een volks­vertegenwoordiging in 1866. Suriname onderging een zekere mate van democratisering maar van een ‘echt’ parlement was echter geen sprake. Vanwege het censuskiesrecht kon slechts een zeer klein deel van de bevolking stemmen. Het censuskiesrecht betekende dat zij die tenminste een bedrag van veertig gulden betaalden aan directe belastin­gen kiezer konden zijn. Met dit kiesrecht wilde het Koloniaal Bestuur ‘misbruik en overvleugeling door het onbeschaafde deel van de bevolking’ voorkomen. Hierdoor kon slechts een klein aantal kiezers, ongeveer een half procent, absoluut 296 (op een bevolking van ongeveer 51.000 rond 1870, exclusief de inheemsen en Marrons), aan de verkie­zingen in Suriname deelnemen.
Daarnaast had de samenstel­ling van de Koloniale Staten een tweeslachtig karakter. Van de dertien Statenle­den werden er negen rechtstreeks door de kiezer gekozen en de overige vier (veelal hoge Nederlandse ambtenaren) door de gouverneur benoemd. In 1901 werden alle dertien leden door de censuskiezers gekozen. Belangrijk is voorts dat de Koloniale Staten onvolledige constitutionele rechten hadden. Zo konden zij de gouverneur niet doen vervangen wanneer deze niet langer het vertrouwen van de Staten genoot. Hierdoor ontbrak het voornaamste kenmerk van een parlement.
In 1901 werd het censuskiesrecht gewijzigd waarbij de census werd verlaagd van veertig naar twintig gulden. Ook met deze censuswijziging bleef het aantal kiezers beperkt tot nog geen één procent van de bevolking (circa achthonderd personen) maar de maatregel had in zoverre consequenties dat een deel van de Creoolse lichtgekleurde elite stemrecht kreeg. Na 1910 kwam de leiding van de Surinaamse samenleving in handen van deze elite. De leden van de Koloniale Staten waren na 1910 hoofdzakelijk uit deze groep afkomstig. In die zin was er sprake van een ‘Surinamisering’ van het vertegenwoordigend college. Aan de Hindostanen en Javanen ging het politieke leven geruisloos voorbij. Het censuskiesrecht sloot praktisch iedere vorm van politieke participatie uit.

Voormalig gebouw van de Staten van Suriname aan de Gravenstraat (thans Henck Arronstraat)

In tegenstelling tot Suriname waren de constitutionele hervormingen in de overige Nederlandse koloniën minder verreikend. Curaçao kreeg in 1866 een Koloniale Raad waarvan de vijftien leden geheel door de gouverneur werden benoemd. Nederlands-Indië kreeg pas in 1918 een vertegenwoordigend college, de Volksraad geheten. Zowel op Curaçao als in Nederlands-Indië had het vertegenwoordigend college slechts een adviserende taak. Dat Suriname wat betreft de constitutionele hervorming vooruit liep op de twee andere Nederlandse koloniën hield verband met de idee van Suriname als een Nederlandse volksplanting, een overzees Nederlands gewest waarbij aan de bewoners ook dezelfde rechten en vrijheden als in het moederland geschonken moesten worden. Door liberalisering van het koloniaal bestel wilde de Nederlandse regering de vestiging van Nederlandse kolonisten in Suriname aantrekkelijk maken, zonder echter een parlement naar het model van de Nederlandse Kamers te beogen.

Surinaamse Staatsregeling 1937
Het Regeringsreglement van 1866 werd op 1 april 1937 vervangen door de Surinaamse Staatsregeling. De benaming Koloniale Staten van Suriname werd vervangen door Staten van Suriname. In deze nieuwe grondwet werd op initiatief van gouverneur Kielstra (1933-1944) voor de verkiezing van de leden van de Staten wederom het tweeslachtig stelsel ingevoerd: tien van de vijftien leden werden rechtstreeks door de kiezers gekozen en vijf werden door de gouverneur benoemd. Als reden voor de herinvoering van het benoemingsrecht van de gouverneur voerde Kielstra aan dat daardoor ook Brits-Indische en Javaanse immigranten vertegenwoordigd zouden zijn in de Staten. De Statenleden die Kielstra benoemde (Kaulesar Sukul, Brahma Tewari, Karamat Ali, Rambaran Mishre en Miskin) zouden in de naoorlogse periode een actieve rol in de Surinaamse politiek vervullen. Clemens Biswamitre was trouwens het eerste Hindostaanse Statenlid dat werd gekozen. Hij maakte deel uit van de Creoolse stedelijke elite en was van 1930 tot 1942 lid van de (Koloniale) Staten.

Gouverneur J.C. Kielstra

Naast het censuskiesrecht (het betalen van belasting over een jaarlijks inkomen van achthonderd gulden) werd het capaciteitskiesrecht (minimaal uitgebreid lager onderwijs-ULO hebben genoten) en het passief kiesrecht voor vrouwen geïntroduceerd. Het actief kiesrecht houdt in het recht om te stemmen en om gekozen te worden. Het passief kiesrecht voor vrouwen betekende dat zij geen stemrecht hadden maar wel het recht om gekozen te worden door mannelijke kiezers. De activiste Grace Schneiders-Howard was in 1938 de eerste vrouw die in de Staten werd gekozen op basis van het geïntroduceerde passief kiesrecht voor vrouwen. Ondanks de uitbreiding van het kiesrecht in 1937 bedroeg het kiezerskorps tussen 1938 en 1945 niettemin nog geen twee procent (absoluut respectievelijk 1.700 en 2.900 personen) van de bevolking (exclusief Inheemsen en Marrons).

Algemeen kiesrecht
De (koloniale) Staatsregeling van 1937 werd in naoorlogse periode vervangen door een aantal Regelingen (Staatsregeling van 1948, Interimregeling van 1950 en het Statuut van 1954) waarbij Suriname binnenlandse autonomie verkreeg. Hoogtepunt in het proces van politieke ontvoogding was de invoering van het algemeen kiesrecht in 1949. Het was wel een kiesrecht naar Creoolse snit dat de Hindostaanse en Javaanse districtsbevolking vele jaren op achterstand zette. Het geïntroduceerde kiesstelsel berustte namelijk op een combinatie van een districten- en een personenmeerderheidsstelsel waarbij het land verdeeld was in negen kieskringen. Paramaribo kreeg tien van de 21 zetels, Para, Coronie en Marowijne elk één zetel, samen dertien gegarandeerde Creoolse zetels. De overige acht zetels waren voor de overwegend Hindostaanse en Javaanse districten Saramacca, Nickerie, Commewijne en Suriname (thans Wanica geheten) met elk twee zetels. Aan de grootste partij werden alle zetels in het kiesdistrict toegewezen. Kandidaten van andere politieke partijen kregen ongeacht het aantal stemmen dat zij vergaard hadden geen enkele zetel. Het nieuwe kiesstelsel schiep hierdoor de mogelijkheid van een kunstmatige Creoolse meerderheid in de Staten, ondanks het feit dat de overige bevolkingsgroepen tezamen groter in aantal waren dan de Creoolse bevolkingsgroep.

Gouverneur Brons tijdens zijn toespraak tot de Staten van Suriname in 1947

In 1963 is er gesleuteld aan het kiesstelsel door een gedeeltelijke invoering van de evenredige vertegen­woordiging (EV), maar met handhaving van de kunstmatige Creoolse dominantie in het kiesstelsel. Het aantal leden van de Staten van Suriname werd uitgebreid van eenentwintig naar zesendertig. Twaalf leden van de zesendertig leden werden gekozen bij landelijke evenredige vertegenwoordiging en vierentwintig op basis van het personen­meer­derheidsstelsel. Invoering van de gedeeltelijke landelijke EV was niet alleen bedoeld om het politieke leven van de leiders van de grote partijen veilig te stellen, maar ook om partijen die geen districtszetels hadden behaald toch te verzekeren van vertegenwoordiging in de Staten.

Rijtuig met koningin Juliana en prins Bernhard voor het Statengebouw in oktober 1955

Een tweede wijziging van kiesstelsel volgde in 1967 met drie varianten. Het aantal Statenleden werd uitgebreid van zesendertig naar negenendertig. Het land werd verdeeld in tien kieskringen. In de kieskringen Paramaribo en Suriname werden op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging zestien leden afgevaardigd (variant 1). In de overige acht kieskringen (de districten) werden elf verkozen op basis van het personenmeerderheidsstelsel (variant 2). De resterende twaalf leden werden op basis van evenredige vertegenwoordiging gekozen waarbij als kiesgebied het grondgebied van geheel Suriname gold (variant 3). Het kiesstelsel werd er hiermee echter niet eenvoudiger op. De ingewikkeldheid van het kiesstelsel leidde ertoe dat het een labyrinth van kronkelwegen werd met het karakter van politiek opportunisme. Wijziging van het kiesstelsel in 1963 met de gedeeltelijke invoering van de landelijke evenredigheid was een van Lachmons grote politieke triomfen. Met deze wijziging van het kiesstelsel in 1963 konden Hindostaanse en Javaanse politieke partijen in principe vanaf toen in alle kiesdistricten meedingen naar een zetel op basis van de landelijke EV-lijst.

De jaren 1973-1980 zijn een weinig verheffende periode in de geschiedenis van het Surinaamse parlement. Tussen 1973 en 1975 vond in het parlement de discussie over de onafhankelijkheid van Suriname plaats in een gepolariseerde sfeer. De regeringscoalitie beschouwde de onafhankelijkheid feitelijk als een aangelegenheid van de (Creoolse) coalitie en als reactie daarop legde de oppositie praktisch alle parlementaire arbeid lam. Suriname leek af te stevenen op een burgeroorlog. De verzoening tussen oppositie en coalitie enkele weken vóór de onafhankelijkheid uitmondend in de fameuze brasa [omhelzing] tussen oppositieleider Lachmon en premier Arron was een hoogtepunt in deze turbulente periode en in de politieke geschiedenis van Suriname.

Na de onafhankelijkheid werd de naam Staten van Suriname veranderd in Parlement van de Republiek Suriname. Ondanks de verzoening tussen oppositie en coalitie kwam Suriname na de onafhankelijkheid in politiek opzicht in een neerwaartse spiraal terecht. Tussen 1975 en 1980 ontstond er een politieke cultuur waarbij de oppositie voortdurend vernederd en monddood werd gemaakt. Zittingen van het parlement eindigden steevast met het verwijderen van de oppositie uit de vergaderzaal. Het parlement had opgehouden als onafhankelijk controleorgaan te functioneren. Suriname was politiek en bestuurlijk vastgelopen. Dit was reden voor een deel van de pers (Wilfred Lionarons van De Vrije Stem) om het parlement spottend circus stupido te noemen. Een dieptepunt in de geschiedenis van het parlement was de militaire staatsgreep in 1980 waarbij het tussen 1980-1987 buitenspel werd gezet.

Vergadering van het Surinaamse parlement in 1975

Geen representatieve democratie
Met de herdemocratisering in 1987 werd een nieuwe grondwet geïntroduceerd. De naam Parlement van de Republiek Suriname werd veranderd in De Nationale Assemblée (DNA) met 51 leden. Daarnaast werden in het kader van de bestuurlijke decentralisatie met de nieuwe grondwet Districts- en Ressortraden ingesteld. Met de grondwet van 1987 kreeg Suriname een semi-parlementair systeem met een president die executieve bevoegdheden heeft. DNA-leden worden per district (districtenstelsel) op basis van het stelsel van evenredige vertegenwoordiging voor een periode van vijf jaar gekozen.

Het thans vigerende kiesstelsel representeert sinds zijn instelling in 1987 nauwelijks de werkelijke politieke verhoudingen in het land. Daarmee staat de legitimiteit van het politieke systeem in Suriname dan ook ter discussie. De districten Paramaribo en Wanica omvatten 68 procent van het totaal aantal kiezers, terwijl zij minder dan de helft van het aantal Assembléezetels (24 zetels – 47%) leveren. Zo behaalden de NPS bij de verkiezingen in mei 2020 landelijk circa 32.000 en de ABOP van Ronnie Brunswijk 25.000 stemmen terwijl beide partijen respectievelijk drie en negen zetels kregen. Helemaal scheef is de situatie van het aantal zetels per kiesdistrict. Voor de kiesdistricten Paramaribo en Wanica bedroeg het aantal stemmen per zetel in 2020 respectievelijk 9.700 en 13.000, terwijl in het kiesdistrict Coronie dit aantal 1.050 per zetel bedroeg. Het betekent dan ook dat het huidige kiesstelsel in Suriname daarom nauwelijks representatief is voor de politieke verhoudingen in Suriname en daarmee ook een ondergraving inhoudt van de democratie. Invoering van een landelijke evenredige vertegenwoordiging is dan ook dringend gewenst als onderdeel van de versterking van de democratie in Suriname. Hiermee kan worden voorkomen dat bepaalde partijen zetels behalen die niet in verhouding staan tot het aantal behaalde stemmen en daarmee een onevenredige invloed op het bestuur van het land krijgen. De positie van de ABOP van Ronnie Brunswijk binnen de huidige regeringscoalitie is indicatief voor deze situatie binnen de Surinaamse politiek.

Meerderheidsdictatuur
Ondanks een geschiedenis van 155 jaar is er van politieke volwassenheid in het Surinaamse parlement geen sprake. Het lidmaatschap van DNA is voor de leden geen hoofdberoep. Veel leden zijn in volledige betrekking werkzaam meestal als ambtenaar op een ministerie. Dit kan conflicteren met een kritische en onafhankelijke opstelling van hen in de Assemblée: het ene moment (in DNA) kan een Assemblée-lid een controleur of criticus zijn van een minister en het andere moment (als ambtenaar op het departement) een ondergeschikte positie innemen ten opzichte van dezelfde minister. Bovenop hun ambtelijke salaris genieten DNA-leden een schadeloosstelling. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de verkiezingen worden gezien als een stille strijd om de 51 (aantal DNA-leden) nieuwe rijken.

Uit diverse opiniepeilingen, commentaren, columns en ingezonden stukken in de dagbladen in Suriname blijkt dat een overgrote meerderheid van de burgers al decennialang geen vertrouwen heeft in de politiek en politici. Politiek in Suriname is sinds de jaren zestig verworden tot theater en spektakel waarbij beledigingen, verruwing in woord en daad schering en inslag zijn. Een absoluut dieptepunt in de Surinaamse parlementaire geschiedenis was de verhitte discussie in december 2007 tussen DNA-voorzitter Paul Somohardjo en het DNA-lid Rashied Doekhi van de Nationale Democratische Partij (NDP) met daarnaast nog een hoofdrol voor het DNA-lid Ronnie Brunswijk (toen leider van de A-Combinatie). Aanleiding vormden beschul­di­gingen over en weer over vermoedelijke fraude bij gronduitgifte. Die verhitte discussie escaleerde in een handgemeen toen Doekhi de voorzitter een rake klap toedeelde waarna laatstgenoemde hem samen met coalitiegenoot Brunswijk fysiek te lijf ging. Het vechtincident was aanleiding om vervolgens metaal­detectors bij de ingangen te plaatsen voor een wapenvrije vergaderzaal.

De politieke cultuur in Suriname wordt beheerst door polarisatie en verlamming. Voor een belangrijk deel hangt dit samen met de achtergrond van de meeste DNA-leden. Vaak zijn het leden die qua opleiding, kennis of ervaring nauwelijks geschikt zijn als parlementariër. Zij debatteren nauwelijks met elkaar, algemene politieke beschouwingen missen daardoor diepgang en begrotingsbehandelingen zijn verworden tot een vragenuurtje. De meesten geven daarnaast blijk van een verontrustende morele lichtheid. Bij debatten gaat het niet om de ideeën, maar wordt altijd eerst gekeken naar wie de afzender is. Voor veel DNA-leden weegt het perspectief van de verkiezingen zwaarder dan de noodzaak diep na te denken over belangrijke vraagstukken. Discussies over beleidszaken of de richting waarin de samenleving zich zou moeten ontwikkelen zijn hierdoor afwezig. In een rapport van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank uit 2001 wordt vermeld dat veel Assembléeleden niet zijn toegerust voor hun functie waardoor van een goed functionerend parlement nauwelijks sprake is. Bij de meerderheid van de leden is zelfs sprake van een hoge mate van onwetendheid over financieel-economische en staatsrechtelijke zaken.
Naast de eerder genoemde benaming circus stupido voor de volksvertegenwoordiging in de tweede helft van de jaren zeventig klonken in de jaren na 2000 kwalificaties als ‘poppenkast, markttafereel, zooitje ongeregeld bij elkaar, of kesikesi sani [apekuren]’. DNA-voorzitter Jennifer Simons (2010-2020) typeerde in 2017 de DNA-bijeenkomsten eens als Leba Yuru [bijeenkomst van dolende geesten]. Voor de bevolking kent DNA dan ook een hoog ‘infotainment-gehalte’.

De Nationale Assemblée

Van het parlement als tegenmacht (een controlerende taak op de macht) is absoluut geen sprake. Coalitiepartijen in DNA zien als hun belangrijkste taak het slaafs ondersteunen van de regering en het dwarsbomen van de oppositie. Op haar beurt ziet de oppositie het als haar taak de regering te bekritiseren en te zorgen voor veel ophef. Het gevolg hiervan is dat in DNA sprake is van een ‘meerderheidsdictatuur’, het vriend-vijand-denken overheerst en kritische opposi­tie­leden worden uitgemaakt voor leugenaar, viswijf, analfabeten et cetera. Zaken worden vaak met een minimum aan kennis en een maximum aan stemmingmakerij besproken. Zorgen voor hilariteit is de norm geworden. Het geharnaste en weinig impliciet taalgebruik is niet iets van de laatste decennia, maar dateert in Suriname al van de jaren vijftig. Het gebeurt regelmatig dat Assembléevergaderingen vanwege gebrek aan quorum geen voortgang vinden, omdat een groot aantal coalitieleden of gewoon afwezig is of doordat de oppositieleden zich in de koffiekamer ophouden en weigeren quorum te verlenen (quorumspook). Het politieke bestel in Suriname kampt met andere woorden met een legitimiteitsvraagstuk.

Disfunctionerend politiek systeem
Geen enkele democratie kan zich echter op termijn handhaven wanneer een meerderheid van de bevolking van mening is dat ‘de politiek’ niet deugt. Met ‘de politiek’ wordt hier gedoeld op de politieke instituties (regering, parlement en politieke partijen) en politieke ambts­dragers. Vertrouwen van de kiezer in politici en politieke instituties is van eminent belang voor de legitimiteit van een democratisch bestel. Een democratie kan niet functioneren zonder draagvlak, want wanneer burgers op grote schaal ontevreden zijn met het functioneren van de politieke instituties dan komt de legitimiteit van het democratische bestel in het geding.
Om de democratie goed te laten functioneren dienen politici en burgers de spelregels van een democratische cultuur te aanvaarden: een toekomstvisie hebben, bereid zijn concessies te doen, debatteren op basis van feiten en cijfers, bereid zijn compromissen te sluiten, politieke verdraagzaamheid tonen, op de bal spelen en niet op de man/vrouw en politieke leiders die aanvaarden dat hun macht niet onbegrensd is. Een belangrijk kenmerk van een goed functionerende democratie is het bewustzijn dat politieke opponenten deel uitmaken van een gemeenschappelijke democratische ruimte en op gelijke voet verkeren. Good Governance en vertrouwen in politici en politieke instituties zijn het begin en het einde van een fatsoenlijke samenleving. Beide aspecten bepalen in belangrijke mate het economische succes of falen van een land.

Politieke verandering
Wijziging van het kiesstelsel, een rechtstreeks gekozen president, politieke partijen die moderniteit omarmen en een duidelijk profiel van zichzelf neerzetten zijn eerste stappen in de richting van een moderne volwassen democratie. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de rol van kiezers bij de heersende politieke cultuur niet onbelangrijk is omdat die slechts kan voortbestaan dankzij hun steun. Enerzijds hebben veel kiezers kritiek op het functioneren van politici, maar anderzijds verwachten zij van hen tegenprestaties (een baan bij de overheid, een vergunning of een stuk grond et cetera) in ruil voor hun stem. Met andere woorden, een politieke cultuur kan niet veranderen zolang politici én het electoraat samenspannen bij de instandhouding van een corrupt status quo. Hiermee heeft Suriname niet de politici en leiders die het verdient [want dat zou betekenen eigen schuld dikke bult], maar die het kiest.
De hierboven geschetste politieke cultuur in Suriname is niet typisch Surinaams, maar vertoont parallellen met politieke ontwikkelingen in veel Caraïbische, Afrikaanse, Aziatische, Latijns-Amerikaanse en zelfs met sommige geïndustrialiseerde landen zoals Italië. Punt is alleen dat als een meerderheid van de bevolking van mening is dat ‘de politiek’ niet deugt, dit een ondermijning van het politieke systeem als geheel betekent. Als daarnaast nog de politiek van zijn idealisme en ethiek wordt ontdaan, dan prijst zij zichzelf uit de markt. Dit maakt ieder politiek systeem kwetsbaar voor criminalisering van de politiek en politiek avonturisme.

Oud-DNA-voorzitter J. Lachmon

Parlementaire wetenswaardigheden
Het historische parlementsgebouw aan de Gravenstraat (thans Henck Arronstraat) brandde in augustus 1996 af. Hierna werd de volksvertegenwoordiging gevestigd in de voormalige Buitensociëteit Het Park aan het onafhan­ke­lijk­heidsplein. Op dit moment wordt op de oude plek aan de Gravenstraat het parlementsgebouw herbouwd.

Oud-DNA-voorzitter Jennifer Simons

In de moderne politieke geschiedenis van Suriname (periode na 1949) is Isabelle Richaards de eerste vrouw die in 1963 namens de Nationale Partij Suriname (NPS) als Statenlid is gekozen. Tot nu toe zijn er slechts twee vrouwen die het voorzitterschap van het parlement hebben bekleed: Marijke Djwalapersad (1996-2000) en Jennifer Simons (2010-2020). De politiek in Suriname is nog steeds een mannenbolwerk. Van de huidige 51 DNA-leden zijn op dit moment 15 vrouw. Jagernath Lachmon (1916-2001), politiek leider van de Hindostaanse Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP) en de éminence grise van de Suri­naamse politiek, is de langstzittende parlementariër (1949-1980; 1987-2001) en parlementsvoorzitter (circa zeventien jaar) in Suriname.

Foto’s:  Nationaal Archief (2 t/m 6 en 8) en auteur (7 en 9)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Suriname
No Comments

De representatie van gekleurd Nederland op de televisie – Dr. Hans Ramsoedh

vrijdag, 09 april 2021 by Redactie Hindorama

Dr. Hans Ramsoedh
(historicus en publicist)

In deze bijdrage be­spreek ik de wijze waar­op gekleurd Neder­land op de televisie en met name in de tele­visie­re­clames wordt gepresen­teerd als reactie op de pro­testen tegen racisme en discriminatie sinds vorig jaar. Deze pro­testen hingen samen met het racistische politieoptreden tegen de zwarte bevolking in de Verenigde Staten. Het leidde wereldwijd tot een golf van antiracisme-protesten. Ook in de Nederlandse media was er veel aandacht voor racisme en discriminatie en in juni 2020 gingen in veel steden duizenden demon­stranten (zwart, gekleurd en blank) de straat op om hiertegen te protesteren. Premier Rutte kon er niet omheen door te erkennen dat er ook in Nederland sprake is van racisme en discriminatie. Hij sprak echter niet over institutioneel racisme maar over systemische problemen in de Nederlandse samenleving. Als reactie op de protestdemonstraties nodigde Rutte leiders van de anti-Zwarte Piet-beweging in het Torentje uit om te praten over racisme en discriminatie in Nederland. Eindelijk van hogerhand erkenning van dit verschijnsel zou je denken, want bestrijding van een probleem begint met een erkenning van het probleem waar groepen in de Nederlandse samenleving dagelijks mee gecon­fron­teerd worden. Lange tijd werd hier volgehouden dat racisme en discriminatie iets is dat elders voorkomt en niet in Nederland. ‘We letten niet op kleur’ is een veelgehoorde opmerking. De realiteit is echter anders. De Toeslagenaffaire bij de belastingdienst waarbij meer dan dertigduizend mensen van kleur ten onrechte werden weggezet als fraudeurs; discriminatie bij de politie waarbij agenten die zich hieraan hebben schuldig gemaakt wegkomen met slechts een schrif­te­lijke berisping; etnisch profileren; discriminatie door uitzendbureaus en allochtone studenten die moeilijk aan een stageplek kunnen komen zijn slechts enkele symptomen die duidelijk maken dat racisme en discriminatie niet een ‘systeemfout’ zijn maar insti­tu­tioneel.

We moeten echter niet de illusie hebben dat het probleem van racisme en discriminatie uitgebannen is met de protestdemonstraties en premier Ruttes erkenning dat ook in Nederland mensen aan den lijve ervaren dat zij niet worden beoordeeld op hun toekomst maar op hun verleden, niet als individu worden aangesproken maar op de groep waar ze uit voortkomen en niet op hun gedrag maar op hun geloof. Van deze premier weten we inmiddels dat hij geregeld geen ‘actieve herinnering’ meer heeft aan allerlei uitspraken en toezeggingen die hij in het verleden heeft gedaan. Bestrijding van racisme en discriminatie vereist een cultuur- en mentaliteitsverandering en is een kwestie van lange adem en pas op de lange termijn merkbaar.

Er zijn twee sectoren die naar aanleiding van de protestdemonstraties tegen racisme en discriminatie een omslag hebben gemaakt, te weten de praat- en actualiteitenprogramma’s op de televisie en de reclamewereld.
Tot voor kort zagen we slechts bij de commerciële televisie gekleurde presentatoren bij nieuws- en actualiteitenrubrieken. Bij de publieke omroepen was het aandeel van gekleurde presentatoren op één hand te tellen. In het verleden hadden we Noraly Beyer als nieuwslezer bij het achtuurjournaal (1985-2008), gevolgd door Simone Weimans die sinds 2011 dit journaal presenteert. Daarnaast zijn bekend van de televisie Anil Ramdas die samen met Stephan Sanders tussen 1997-2000 voor de VPRO het tv- programma Het blauwe licht presenteerde, Jörgen Raymann met zijn amuse­ment­sprogramma (Raymann is laat), Humberto Tan in het verleden als tv sportverslaggever en thans als pre­sen­tator van een praatprogramma, Prem Radhakishun als tafelgast bij De Wereld Draait Door (DWDD) en Sheila Sitalsing als columnist bij het actualiteitenprogramma Buitenhof op de zondag.
Met de huidige aandacht voor inclusie en diversiteit volgend op de antiracisme demonstraties gingen uiteindelijk ook de publieke omroepen overstag. Bij praat- en actualiteitenprogramma’s als De Vooravond, EenVandaag (volgend op het journaal om 18.00 uur) en Op1, Nieuwsuur (in de avonduren) is duidelijk sprake van verkleuring.

Een andere sector die eveneens overstag ging is de wereld van de televisiereclame.
Wie op dit moment de reclames op de televisie bekijkt zal niet aan de indruk ontkomen dat de Nederlandse samenleving gekleurd is. Zij lijken één grote ode te zijn aan gekleurd Nederland. Tot voor kort waren gekleurde Nederlanders nauwelijks zichtbaar in de reclames. In een onderzoek naar stereotypering en diversiteit in Ster­reclames op de televisie uit 2019 door de Neder­land­se vereniging van communicatiebureaus (VEA) komt naar voren dat hoewel in 56% van reclames mensen met kleur te zien waren zij meestal een figurantenrol vervulden. Mensen met kleur kregen ook minder beeld- en spreektijd dan blanke mensen. Ook werden in slechts vijf procent van de reclames gekleurde Nederlanders getoond zonder een witte Nederlander aan hun zijde. Kortom: Nederlanders met kleur kwamen vaak voor in reclames, maar de rol die ze speelden was vaak van ondergeschikt belang (VEA, Representatie en stereotypering in Nederlandse TV reclames, juni 2020).

Schilderij Op het terras

Terwijl Nederland langzaam verkleurde, ontging het reclamemakers dat wat ze maakten geen reële afspiegeling was van de Nederlandse samenleving. De focus lag op de dominante norm die voornamelijk mannelijk en wit was. Op zich is dit niet verwonderlijk aangezien lange tijd in de (Amerikaanse) filmindustrie en de reclamewereld het idee bestond van black doesn’t sell. Het betekent dat er nauwelijks sprake was van het casten van zwarte mensen voor belangrijke filmrollen en reclames in de veronderstelling dat dit zou leiden tot minder verkoopsucces. Ik moet hierbij terugdenken aan een van de meeste bekende schilderijen van Nola Hatterman (1899-1984) Op het terras uit 1930: een deftige, zwarte heer die zich laaft aan koel Amstelbier. Dit schilderij is een portret van de Surinaamse trompettist Louis Drenthe (1903-1990) dat oor­spronke­lijk bedoeld was als opdracht van Amstelbrouwerij om een deftige heer te schilderen die op een terras een glas Amstelbier drinkt. Hatterman schilderde een deftige, zwarte heer. Dat was echter niet de bedoeling! Geschrokken zag Amstelbrouwerij vervolgens af van de aankoop vanwege de zwarte huidskleur van het model. Via allerlei omwegen kwam dit portret uiteindelijk terecht in de collectie van het Stedelijk Museum Amsterdam. Het wordt nu beschouwd als topstuk van dit museum en is er permanent te zien.

Na de protestdemonstraties vorig jaar in Nederland werd voor reclamemakers duidelijk dat diversiteit inmiddels een selling point was. Waarschijnlijk is het primair winstoogmerk dat leidde tot deze omslag in plaats van ideële doelen. Ieder commercieel bedrijf heeft er sinds vorig jaar belang bij dat het inclusie en diversiteit hoog in het vaandel heeft, want dat is uiteraard goed voor de verkoopcijfers. Het resultaat is dat de gekleurde Nederlander in de reclame is doorgebroken.

Wat daarbij echter opvalt is de nogal eenzijdige representatie van gekleurd Nederland in de tv-reclames. In enkele gevallen gaat het om een compleet zwart/gekleurd gezin, maar in de meeste gevallen om gemengde stellen met gemengde kinderen: meestal is de man blank, vrouw heeft een afro en een lichte tint evenals de kinderen. Met andere woorden, hoewel er in de reclame sinds kort meer diversiteit te zien is er sprake van één overheersend type: de meest lichte variant. In de NRC werd hiervoor de term allochtoon-light gebruikt (Een afro en een lichte tint: je bent geknipt voor de reclame!, 21 juni 2019). De term allochtoon-light vind ik niet toepasselijk, want we hebben het inmiddels over de derde of vierde generatie personen met roots die slechts gedeeltelijk buiten Nederland liggen. Hoezo allochtoon?

Reclame Haribo

De oververtegenwoordiging van dit bepaalde type gekleurde Nederlander in de reclame is opvallend. Zijn het vooral de gekleurde Nederlanders en in de meest lichte variant die zich aanmelden voor casting bureaus of blijft voor de reclamewereld wit nog steeds de dominante norm in de selectie van personen voor reclames? Het idee black doesn’t sell is in de reclamewereld nog steeds hardnekkig. Te donker voelt in de reclamewereld nog steeds onwennig, is com­mer­cieel riskant en volkomen blank wordt beschouwd als niet meer van deze tijd, aldus een reclameman (geciteerd in het eerder aangehaalde artikel in de NRC). Door hun focus echter op de gekleurde Nederlander en in de meest lichte variant blijft wit nog steeds de norm in de reclame. Reclame speelt graag op safe en bedrijven willen de autochtone doelgroep niet van zich vervreemden. Het betekent dan ook dat in de reclamewereld de omgang met diversiteit en inclusie nog steeds aan de voorzichtige kant is. Door de gekleurde Nederlander te reduceren tot de afro met de meest lichte tint geven reclamemakers er blijk van zich nauwelijks te hebben verdiept in de verscheidenheid van gekleurd Nederland. Het gaat in gekleurd Nederland niet alleen om blank en zwart maar ook om de vele tinten daartussen.

Reclame Eyewish

TV-commercial: Tim neemt z’n vriendinnetje Mila mee naar het paasontbijt.

De omslag in de media en in de reclamewereld is een eerste voorzichtige stap als reactie op de pro­test­demonstraties tegen racisme en discriminatie. Ik ontkom echter niet aan de indruk dat de problematiek van inclusie en diversiteit gefaseerd wordt aangepakt: gekleurd Nederland in de meest lichte vorm wordt eerst gepromoot om de autochtone bevolking te laten wennen aan het idee van gekleurd Nederland en op termijn volgt de rest. De aanwezigheid van gekleurde Nederlanders in de reclame moeten we beschouwen als een cosmetische aanpassing. Waar het echter om gaat is de echte omslag: het actief tegengaan van institutioneel racisme. Dit vereist een cultuuromslag in Nederland.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
No Comments

Holi (Phagwá) – beleving op de Algemene Hindoe Basisschool, VAHON, Den Haag

zaterdag, 03 april 2021 by Redactie Hindorama

Soelin Biharie (waarnemend directeur) en Dhroeh Nankoe (zanger)

29 maart was het Holi oftewel Phagwá (lente- en nieuwjaarsfeest). Zoals gebruikelijk werd dit op 28 maart voorafgegaan door Holika Dahan (verbranding van het negatieve). Dit werd wereldwijd gevierd. Wij kennen allen het verhaal van Prahlad, zoon van koning Hiranya­kashipu. Deze koning waande zich god en kon niet verdragen dat zijn zoon een bhakt (devoteling) was van Ram, incarnatie van God Vishnu. Toen zijn pogingen om Prahlad van zijn devotie af te brengen mislukten, riep hij de hulp van zijn zus Holika in om Prahlad de vuurdood te laten sterven. Ook dit mislukte en in plaats van Prahlad kwam zijn phuá (tante) Holika zelf om in de vlammen. Prahlad werd vanwege zijn sterke geloof gered. Dit staat symbool voor de overwinning van het goede op het kwade, van het positieve op het negatieve.

De Algemene Hindoe Basisschool, VAHON, gevestigd te Den Haag, heeft dit jaarlijkse festival ingeluid met een Hawandienst, waarbij er extra is gebeden voor welvaart en gezondheid van de leerlingen en leerkrachten in verband met de Covid-19 pandemie. De leerkrachten hebben allen meegedaan aan de dienst met daarop­volgend de Holikaverbranding op het terrein van de school. De aangepaste brandstapel, de Holika, werd met de nodige ceremonies en onder het zingen van chautál liederen en kabirs in brand gestoken. Er werd prasád geofferd en gezamenlijk een vegetarische maaltijd genuttigd, die zelf door de leerkrachten op school werd bereid.

Met inachtneming van de corona­proto­collen hebben alle groepen van de school op 29 maart hun eigen culturele opvoering gedaan, die zij enkele dagen tevoren in plezierige sfeer al hadden geoefend. Elke groep deed een opvoering in de aula en deze was in alle klassen te zien via streaming op de smartboard. De docent Dharma (godsdienst) liet ook een heel leuk toneelstuk over Prahlad, Holika, Koning Hira­nyakashipu en Narad Moeni opvoeren. Hierna mochten de leerlingen een uurtje met gekleurde phagwá poeder spelen op het schoolerf. Binnen de mogelijkheden die er waren hebben ze het Holifeest op vreugdevolle wijze gevierd.

Algemene Hindoe Basisschool: www.vahon.nl

Bekijk ook op youtube een video-opname van deze holi-viering (met dank aan: Ranjan Akloe).

Bekijk de fotogalerie door te klikken op 1 van de foto’s (Ranjan Akloe).

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Traditie
No Comments
  • 7
  • 8
  • 9
  • 10
  • 11

Search

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com
  • Sitemap

Is de Hindostaanse gemeenschap sterk genoeg met elkaar verbonden?

https://youtu.be/1f2v0db5gao
Hindorama

Copyright © 2025 St. Jnan Adhin Instituut (JAI) | Sampreshan

TOP