Vernoeming van straten en het gebrek aan historisch besef in Suriname – Hans Ramsoedh
Recentelijk deed de Hindostaanse culturele vereniging Kela Kie Poedja [verering van de kunsten] het voorstel om de Afobakaweg te vernoemen naar Henk Ramdin, oud-directeur van de Amerikaanse bauxietmaatschappij Suralco in Suriname, en de weg naar Domburg naar Eddy Jharap, grondlegger en eerste directeur van Staatsolie. Het voorstel de Afobakaweg te vernoemen leidde tot veel ophef binnen de Saramaccaanse Marrongemeenschap. De Afobakaweg ligt in het district Brokopondo, het traditionele woongebied van de Saramaccaners. In deze bijdrage geef ik aan waarom deze vernoemingsdrift onwenselijk is.
Vernoeming van straten
Vóór 1950 werden de meeste straatnamen in Suriname vernoemd naar koloniale bestuurders en ambtenaren. Na 1950 worden straten vernoemd naar bekende Surinamers (voor enkele voorbeelden zie hieronder).
Deze praktijk van vernoeming van straten heeft zich na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 versterkt voortgezet. Het gaat dan vooral om politici en personen die een voorstaande positie bekleedden in samenleving. Dit gebeurt meestal op initiatief van culturele en aan de politiek gelieerde groepen. Ik volsta in deze bijdrage hieronder met enkele voorbeelden.
Verlies van historisch en cultureel erfgoed
De huidige vernoemingsdrift in Suriname beschouw ik als een uiting van een gebrek aan historisch besef en een verlies van een deel van ons historisch en cultureel erfgoed. Ik illustreer dit hieronder met enkele voorbeelden.
De naam Poelepantje is een verbastering van Poeloe pangi [lett. doe je lendendoek af] en heeft betrekking op het oversteken van de Domineekreek in Paramaribo-Zuid door Marrons uit het zuidelijk deel van Suriname. Op de doorwaadbare plek bij deze kreek moesten Marronmannen daarbij hun lendendoek afdoen om die niet nat te maken. Een andere verklaring is dat de Marrons, nadat zij de Domineekreek waren overgestoken, verplicht waren hun lendendoek af te doen en een broek aan te trekken. In latere jaren werd op deze plek een houten ophaalbrug geplaatst.
De oude Pontewerfstraat staat in de wijk Frimangron waar veelal ex-totslaafgemaakten (vóór de afschaffing van de slavernij) woonden die zich bezig hielden met het teren en branden van de rompen van schepen en bootjes. In deze straat bevond zich ook een werf waar grote ponten werden gebouwd voor het vervoer van suiker.
De Weidestraat en de Gemenelandsweg zijn genoemd naar ‘Gemeene Weyde’, een open gebied dat tegen betaling in gebruik was als gemeenschappelijke weidegrond. De Graven- en de Rust en Vredestraat herinneren ons aan de begraafplaatsen in beide straten. In de Gravenstraat is dat de Nieuwe Oranjetuin (hoek Dr J.F. Nassylaan / Henck Arronstraat) aangelegd in 1756 en gesloten in 1961. Deze begraafplaats is onderdeel van de historische binnenstad vanParamaribo. In de Rust en Vredestraat (eigenlijk had deze straat Rust in Vredestraat moeten heten) bevonden zich in het verleden verschillende begraafplaatsen: op de hoek met de Anton de Komstraat / de oude Pontewerfstraat de begraafplaats Maria’s Lust (1779-1892) van de Evangelische Broedergemeente; tussen de Mr. Eduard J. Brumastraat/ de oude Weidestraat en de Dr. Sophie Redmondstraat / de oude Steenbakkersgracht een RK-begraafplaats (1840-1917); en daarnaast de gouvernementele begraafplaats Willem Jacobus Rust (1856-1913). De begraafplaatsen in de oude Rust en Vredestraat zijn in de jaren zestig geruimd.
Een korte opmerking nog over de Zwartenhovenbrugstraat die tot op heden (gelukkig) een mogelijke vernoeming bespaard is gebleven. Op de hoek van de Zwartenhovenbrugstraat en de Dr. Sophie Redmondstraat staat al enkele decennia het in vervallen en verwaarloosde staat verkerende Ston Oso [stenen huis]. Het is gebouwd ergens tussen 1776 en 1810 en geheel van bakstenen gebouwd, een bijzonderheid aangezien in die periode bijna alle huizen in Paramaribo nog uit hout waren opgetrokken. Sinds de negentiende eeuw deed dit pand dienst als woonhuis en in de naoorlogse periode tot midden jaren zeventig was in dit pand een fotostudio en een Chinese winkel gevestigd. Volgens de mondelinge overlevering stonden in dit gebouw totslaafgemaakten terecht voor misdaden. Dit gebouw zou daarom in de slavernijperiode bekend staan als het Zwarte Hof, vandaar de naam Zwartenhovenbrugstraat. Volgens de architect Philip Dikland is er echter geen bewijs dat Ston Oso in de slavernijperiode een gerechtshof was. In de achttiende eeuw en het begin van de negentiende eeuw vormde de Zwartenhovenbrugstraat de grens van Paramaribo en voorbij deze straat begon het savannegebied. In de optiek van Dikland verwijst Zwartenhoven naar het ‘Zwarte Hof’, de begraafplaats aan de rand van Paramaribo van de totslaafgemaakten.
Gebrek aan historisch besef
Ik keer hier terug naar de twee voorstellen van Kela Kie Poedja. Het argument van deze vereniging om de Afobakaweg te vernoemen naar Ir. Henk Ramdin is dat hij van 1987 tot 2000 de eerste Surinamer is die directeur was van Suralco en ook vicepresident van moedermaatschappij Alcoa in Pittsburgh (in de staat Pennsylvania in de Verenigde Staten). Dit maakt hem in de ogen van Kela Kie Poedja tot een Surinamer met een verdienstelijke staat van dienst. In mijn optiek is dit een nogal vreemde motivering om de Afobakaweg naar hem te vernoemen. Ramdin is zeer zeker een Surinamer met bijzondere kwaliteiten en verdiensten. Punt is alleen dat betrokkene in zijn functie van directeur van Suralco en vice-president van Alcoa een buitenlands belang diende en niet dat van Suriname. Waarom heeft deze vereniging niet Alcoa in Pittsburgh (waar het hoofdkwartier van deze multinational is gevestigd) benaderd om daar een straat naar hem te vernoemen? Dat zou in mijn optiek eerder voor de hand hebben gelegen dan in Suriname een straat naar hem te vernoemen.
Het tweede voorstel van Kela Kie Poedja betreft de vernoeming van de Industrieweg Zuid vanaf de betonfabriek Vabi tot aan Domburg naar Eddy Jharap. Jharap heeft een geweldige prestatie geleverd door in een moeilijke periode (eerste helft jaren tachtig) van Staatsolie (inmiddels met een miljarden omzet) een belangrijke pilaar te maken van de Surinaamse economie en samenleving. Staatsolie geldt als de trots van Suriname en staat symbool voor vertrouwen op eigen kracht. Bij zijn afscheid als algemeen directeur van Staatsolie in 2005 werd in de hal van het hoofdkantoor van Staatsolie aan de Dr. Ir. Adhinstraat een borstbeeld van hem onthuld als eerbetoon aan deze pionier. Is het nodig om ook nog een straat naar hem te vernoemen als eerbetoon en is het voorstel überhaupt besproken met Ramdin en Jharap? Ik sluit niet uit dat het initiatief van Kela Kie Poedja een soloactie is zonder overleg met de twee betrokkenen.
Vanuit de Saramaccaanse gemeenschap is er terecht fel geprotesteerd tegen een mogelijke vernoeming van de Afobakaweg (zie de Ware Tijd, 27 aug 2021: ‘Heibel over mogelijke naamsverandering Afobakaweg). Het voorstel werd gekwalificeerd als ‘het verdoezelen en verduisteren van onze cultuur en historie’ en een ‘toppunt van brutaliteit’. Volgens enkele Saramaccaanse zegslieden dateert de naam Afobaka al vanaf de slaventijd en is deze naam van grote betekenis voor de cultuur en de geschiedenis van de Saramaccaanse gemeenschap. De naam Afobaka zou zijn afgeleid van een uitspraak van granman Abini, het eerste Saramaccaanse grootopperhoofd dat door de koloniale overheid werd erkend, in 1763 in een gesprek met een koloniale delegatie: ‘Mi nango a mi afo baka [vert.: ‘Ik ga naar mijn voorouders/ik volg de voetsporen van mijn voorouders’].
Bij het verzet vanuit de Saramaccaanse gemeenschap dienen we ook in ogenschouw te nemen de gevolgen van de expansie van de bauxietindustrie voor deze gemeenschap. In het district Brokopondo werd in 1964 de Afobakadam met een stuwmeer met een oppervlakte van 135.000 hectare (het Van Blommensteinmeer, vernoemd naar ingenieur Van Blommenstein de bedenker van dit project) in de Surinamerivier aangelegd voor de winning van elektriciteit ten behoeve van de aluminiumsmelterij.
De aldaar woonachtige vijf- tot zesduizend Saramaccaners in circa zevenentwintig dorpen moesten tussen 1958 en 1964 zonder overleg gedwongen verhuizen uit hun woon- en jachtgebieden. Zij werden door de Surinaamse overheid ondergebracht in zogeheten transmigratiedorpen als Klaaskreek en Nieuw Ganzee die eruitzien als troosteloze barakken. Deze gedwongen verhuizing had een grote negatieve impact op het leven van deze Saramaccaners. Het voorstel tot naamsverandering dreigde hierdoor onnodig een etnische kwestie (Hindostanen versus Marrons) te worden.
Lando Ramdin (is hij soms familie van?), voorzitter van Kela Kie Poedja, had echter geen boodschap aan de bezwaren vanuit de Saramaccaanse gemeenschap. Het protest liet hem koud. Hij etaleerde daarmee een groot gebrek aan historisch besef door te verklaren dat hij niet van plan was het voorstel in te trekken. De Commissie Straatnamen die gaat over straatnamen bracht terecht een negatief advies uit over het verzoek tot vernoeming van de Afobakaweg. Het advies van de commissie werd vervolgens door de Minister van Binnenlandse Zaken overgenomen. Hierdoor werd deze vernoemingskwestie ontdaan van zijn etnische lading.
Tot slot: Profileringsdrang en etno-nationalisme
De vernoeming van straten is een doorn in de ogen van veel Surinamers. In de volksmond blijft men veelal de oude namen gebruiken. Voor bewoners van deze vernoemde straten levert dat veel gedoe op: bij veel instanties (werkgevers, banken, overheid et cetera) moet de naamsverandering worden doorgegeven en bij het in gebreke blijven kan dat tot veel problemen in de praktijk leveren. Daarnaast leidt de vernoeming van straten tot het wissen van een stukje historisch en cultureel erfgoed van Suriname. Het is een goede zaak als we Surinamers blijven eren die op verschillende terreinen een belangrijke prestatie hebben geleverd. Laten we dit vooral niet doen door bestaande straten te vernoemen, maar door straatnamen in nieuwe wijken naar hen te hernoemen.
De huidige vernoemingsdrift van groepen personen en etnisch georganiseerde culturele groepen is niet zelden ingegeven door profileringsdrang en etno-nationalistische motieven. Dit leidt onnodig tot ongewenste versterking van etnische animositeit. Het voorstel van Kela Kie Poedja is daar een voorbeeld van.
Foto’s: auteur (3, 4, 5 en 6)
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
De commotie rond schrijfster Astrid Roemer: Is haar vrijheid van meningsuiting in het geding? – Hans Ramsoedh
Roemers uitspraken op haar facebookpagina begin augustus over Desi Bouterse leidden tot veel commotie. Zij weigert hem een moordenaar te noemen, noemt hem onvergetelijk moedig en vindt dat hij een standbeeld verdient voor het op gang brengen van een dekolonisatieproces. Die commotie hing primair samen met het feit dat haar in maart 2021 de prestigieuze Prijs der Nederlandse Letteren is toegekend en waarvan de feestelijke prijsuitreiking op 12 oktober was gepland. Voor- en tegenstanders roerden zich in deze kwestie. Tegenstanders van de uitreiking van de prijs aan Roemer reageren geschokt en verbijsterd en zijn van mening dat deze prestigieuze Nederlandstalige literaire prijs niet toegekend mag worden aan een auteur, hoe goed ook, die blijk geeft van het goedpraten van moorden. De advocaat Gerard Spong maakte een vergelijking met het uitreiken van een prijs aan een NSB-er (fascist in Nederland) vlak na de Tweede Wereldoorlog. De voorzitter (Romeo Hoost) van het Comité Herdenking Slachtoffers Suriname noemde Roemer een ‘apologeet van straffeloosheid voor Desi Bouterse die intellectuele eerlijkheid vervangt door hyperpartijdigheid’.
Medestanders van Roemer (vooral op social media) wijzen de protesten van de tegenstanders tegen de prijstoekenning aan haar af. Zij beroepen zich met name op haar recht op de vrijheid van meningsuiting: ‘zij heeft gewoon haar mening geuit als schrijver en iedereen heeft het recht om te zeggen wat ze wil’ (zie ook onder meer de Ware Tijd, ‘Van Astrid zijn we gewend dat ze zaken recht voor zijn raap zegt’, 11 augustus 2021).
De ontstane commotie rond de Bouterse-uitspraken van Roemer liet het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie niet onberoerd. Het besloot de toegekende prijs aan Roemer te handhaven omdat in zijn optiek het een oordeel is van een onafhankelijke jury waarbij persoonlijke standpunten van auteurs niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van hun oeuvre. Het Comité vond echter een feestelijke prijsuitreiking door de Belgische koning Filip ongepast en nam daarbij stellig afstand van de standpunten en uitspraken van Roemer. Het is een halfslachtig besluit waarbij het Comité blijkbaar de kool en de geit heeft willen sparen: toekenning van de prijs handhaven, maar zonder het feestje dat daarbij hoort. Ik betwijfel ten zeerste of de Taalunie Roemer de prijs had toegekend indien zij vóór de toekenning van de prijs haar uitspraken over Bouterse had gedaan. Ik acht de kans ook zeer klein dat de Taalunie in het geval van een Nederlandse (autochtone) schrijver die de Holocaust zou ontkennen (hetgeen trouwens strafbaar is in landen als België, Duitsland en Frankrijk) of zijn/haar bewondering zou uitspreken voor Anton Mussert [leider van de fascistische Nationaal Socialistische Beweging in Nederland in de jaren dertig en eerste helft van de jaren veertig] ook tot een dergelijk halfslachtig besluit zou zijn gekomen. De Nederlandse culturele elite zou op haar achterste benen zijn gaan staan. Met uitzondering van enkele columnisten hult een groot deel van de Nederlandse elite in de kwestie-Roemer zich in stilzwijgen, mogelijk omdat het een schrijfster van kleur betreft en zij, met de actuele aandacht voor Black Lives Matter, niet het odium van racisme op zich wil laden.
Wordt met het afzien van de feestelijke uitreiking van deze prijs Roemers recht op vrijheid van meningsuiting beknot en betaalt zij de tol voor haar uitspraken over Bouterse zoals medestanders van haar stellen? Alvorens deze vraag te beantwoorden maak ik vooraf enkele opmerkingen over de vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid is in democratische landen een grondwettelijk recht en houdt in dat burgers zonder voorafgaande controle of vrees voor vervolging door de staat hun meningen kenbaar kunnen maken. Onder deze vrijheid vallen ook opvattingen die mensen als kwetsend kunnen ervaren. Het betekent echter niet dat de vrijheid van meningsuiting, evenals de meeste andere grondrechten, absoluut is. Er zijn namelijk grenzen aan deze vrijheid die zijn vastgelegd in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Zo is het verboden om in het openbaar groepen mensen te beledigen of aan te zetten tot haat, discriminatie of geweld tegen mensen vanwege hun ras, godsdienst of levensovertuiging, seksuele gerichtheid of handicap. Uiteindelijk is het aan de rechter om te bepalen of een bepaalde mening of uiting wel of niet onder de vrijheid van meningsuiting valt. Het betekent dat pas achteraf mensen gestraft kunnen worden.
In mijn optiek is er geen sprake van een beknotting van de vrijheid van meningsuiting van Roemer. Zij heeft het recht om over Bouterse, ondanks zijn veroordeling door de onafhankelijke Krijgsraad in Suriname voor zijn rol bij de Decembermoorden in 1982, de loftrompet te steken. Velen zouden hun schouders hebben opgehaald bij haar antidemocratische, antirechtstatelijke opvattingen, gebrek aan fatsoen en empathie, en niet te vergeten haar raciale vooringenomenheid naar aanleiding van haar uitspraken over hindoes en moslims in Suriname en haar opvattingen hebben beschouwd als een grote smet op haar blazoen.
Het wordt echter een andere zaak als Roemer een prestigieuze literaire staatsprijs wordt toegekend. Daarbij hoort het niet alleen te gaan om de literaire kwaliteiten van een schrijver, maar ook om diens politiek-maatschappelijke opvattingen. Dit is geen kwestie van politiek correct denken maar van fatsoen. Toekenning van een dergelijke prijs impliceert een opname van de laureaat in de eregalerij van de Nederlandstalige literatuur. Een eregalerij is daarbij een toonbeeld van de natie. In een fatsoenlijke samenleving is er in een dergelijke eregalerij geen plek voor iemand met verwerpelijke opvattingen die tevens als verdediger fungeert van een cultuur van straffeloosheid in Suriname, de cultuur van neks no fout -er is geen vuiltje aan de lucht- zoals door Bouterse en zijn volgelingen gepropageerd.
Roemer deed haar Bouterse-uitspraken zes maanden na toekenning van de Prijs der Nederlandse Letteren. Dit maakt de kwestie van de intrekking van de prijs aan haar lastig. Desalniettemin zou het van moed hebben getuigd als het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie alsnog had besloten de prijs in te trekken. Handhaving van de toegekende prijs doet in mijn optiek afbreuk aan het prestige dat met deze prijs is verbonden.
Roemers gekte en dwalingen maken haar tot een schrijfster met een besmet verleden. Bij dergelijke personen houd je, ondanks haar literaire kwaliteiten, bij voorkeur afstand, een afstand die groter is dan de anderhalve meter die we sinds Covid in acht nemen.
Foto’s: The SierraLeonetelegraph.com (3)
- Published in BIBLIOTHEEK, Boeken, CULTUUR, NIEUWS, Taal & Literatuur
Hindorama Eerbetoon aan Hindostaanse contractarbeidsters
Op vrijdag 6 augustus 2021 verscheen de publicatie getiteld Hindostaanse contractarbeidsters in woord en beeld. Deze publicatie is aangeboden aan een oudere Hindostaanse vrouw, aan kinderen van een hindoe basisschool en aan de Ambassadeur van Suriname.
In deze publicatie van 52 pagina’s waarin Hindostaanse contractarbeidsters centraal staan zijn ook veel foto’s opgenomen. Enkele contractarbeidsters die stammoeders werden van grote families worden geportretteerd. Ook enkele vooraanstaande dochters van de contractarbeidsters evenals de eerste Hindostaanse gepromoveerde vrouwelijke arts komen aan bod. De eerste 1.000 exemplaren worden gratis verstrekt aan sponsors, schoolkinderen en instellingen in Suriname. De overige 1.500 exemplaren worden verkocht. De prijs is slechts 5 euro.
Het eerste exemplaar van deze publicatie is aangeboden aan de 83-jarige mevrouw Soonradjie Sadhoe-Persad uit Den Haag door de auteur, prof. Chan Choenni.
De heer Prem Girjasing die zich erg voor deze publicatie heeft ingezet, kreeg ook een exemplaar aangeboden.
Daarna is aan de aanwezige leerlingen en leerkrachten van de Algemene Hindoe Basisschool (VAHON) elk een exemplaar geschonken. Op de foto tonen de leerlingen enthousiast een exemplaar van de publicatie Eerbetoon.
Prof. Chan Choenni biedt de waarnemend-directeur Soelin Biharie een exemplaar aan.
Tot slot is deze publicatie aangeboden aan de Ambassadeur van Suriname, de heer Rajendre Khargi.
Uitgever Radjin Thakoerdin maakt direct gebruik van de gelegenheid om de Ambassadeur bij te praten over het boek Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015 dat op 16 augustus a.s. verschijnt.
Met dank aan/foto’s: Ranjan Akloe
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, NIEUWS
Iding Soemita: de eerste politiek leider van Javanen in Suriname – Prof. Chan E.S. Choenni
Inleiding
Bapak Hadji Iding Soemita was de eerste politiek leider van de Javaanse bevolkingsgroep in Suriname. Hij werd door de Javanen meestal aangesproken met de titel Bapak; in het Javaans betekent dat gerespecteerde man. Hij had de hadj (moslimbedevaart) gedaan in Mekka en droeg daarna trots de titel Hadji. Iding Soemita werd in 1908 geboren in Indonesië en arriveerde als contractarbeider in Suriname in 1925. Hij overleed in 2001 op 93-jarige leeftijd. Gedurende 25 jaar – tussen 1946 en 1970 – was Soemita de markante Javaanse politiek leider in Suriname. In het bijzonder in de jaren vijftig en zestig toen de zogeheten verbroederingspolitiek dominant was, behoorde hij tot de drie grote leiders van Suriname. Hij was naast Johan Pengel en Jagernath Lachmon – respectievelijk leider van de Volkscreolen (Afro-Surinamers) en de Hindostanen – de populaire voorman van de Javanen. In Suriname werden deze leiders beschouwd als voorstanders van de verbroederingspolitiek. Kortweg hield dat in dat de verschillende bevolkingsgroepen hun eigen cultuur konden behouden, in harmonie met elkaar moesten leven en zouden samenwerken op politiek vlak voor de opbouw van een multicultureel Suriname. Culturele assimilatie en etnische polarisatie werden afgewezen. Toen in de jaren zestig in het buurland Guyana rassenrellen woedden, bleef Suriname mede door deze verbroederingspolitiek bespaard van bloedige etnische conflicten.
Soemita ontpopte zich al vanaf eind jaren dertig binnen de Javaanse groep als een leider. Hij representeerde in geheel eigen stijl de Javaanse bevolkingsgroep. Soemita was ook de eerste populaire leider van de Javanen. In de jaren dertig en veertig had hij in Salikin Hardjo een politieke rivaal. Hardjo was een prominente Javaanse intellectueel die soms onder een schuilnaam artikelen schreef, maar hij was minder populair dan Soemita. De Javanen vormden in de jaren vijftig tot de jaren zeventig ruim 15 procent (60.000 personen) van de Surinaamse bevolking. Maar in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Hindostaanse groep groeide de Javaanse groep nauwelijks in aantal. In 2004 bedroeg het aantal Javanen in Suriname ruim 70.000. De vraagstelling in dit artikel is:
Wie was Iding Soemita en welke politieke idealen had hij? Welke rol heeft hij gespeeld in de Surinaamse politiek en wat waren zijn verdiensten?
Achtergrond
Iding Soemita arriveerde in Suriname op 25 oktober 1925 op 17-jarige leeftijd als contractarbeider met het schip Karimoen III. Hij was 1,60 meter lang en diende zijn contract uit van 1925 tot 1930 op de suikerplantages Mariënburg en Zoelen in het district Commewijne. Voor zover bekend had Soemita een geringe ‘westerse’ schoolopleiding genoten. Toch kon hij wel op enige vorming en ontwikkeling bogen, omdat hij vrij snel tijdens zijn contractperiode werd aangesteld als ziekenverpleger (oppasser). Later vestigde Soemita zich als winkelier in Paramaribo (Breunissen 2001: 43). Soemita heeft geen aanvullende cursussen of studies gevolgd en kon geen teksten schrijven in het Nederlands. Wel heeft hij zich het zogeheten Hoog Javaans (de formele Javaanse taal) eigen gemaakt. Het toespreken van zijn aanhangers in het Hoog Javaans werd hogelijk gewaardeerd. Zijn geringe westerse opleiding was geen beperking om toentertijd de politiek leider van de Javaanse groep te worden. Soemita koos in 1949 de geslachtsnaam Iding (zie: Ga het na: Historische database Javanen). De naam Iding werd echter als voornaam gebruikt en Soemita werd de achternaam/familienaam.
Soemita stelde vaak vol trots dat hij uit het gebied Soenda (in West-Java) afkomstig was. Dit gebied van het dichtbevolkte eiland Java ligt dichtbij het eiland Sumatra waar de Islam op strenge wijze wordt gepraktiseerd. Als Soendanees praktiseerde Soemita het islamitische geloof intensief. Dat heeft overigens nauwelijks een rol gespeeld bij de vertegenwoordiging van de Surinaamse Javanen, die bijna allemaal uit streken van Java afkomstig waren waar de Islam minder streng werd nageleefd.
Belangenbehartiger en zaakwaarnemer
Na zijn contractperiode bleef Soemita op de suikerplantage Mariënburg enige tijd als ziekenverpleger – in die dagen een beroep met aanzien – werken. Hij maakte het harde bestaan en het leed mee van de Javaanse arbeiders op de suikerplantages Mariënburg, Zoelen, Backdam en Geertruidenberg. De slechte levensomstandigheden, de onheuse bejegening en vooral het heimwee naar Java die hij bij hen signaleerde, leidden ertoe dat hij zich hun lot aantrok. Soemita profileerde zich weldra als belangenbehartiger en zaakwaarnemer van de Javanen. De onwaardige wijze waarop overleden contractarbeiders – zonder bijbehorende rituelen – werden begraven was voor hem aanleiding om een voorstel voor een begrafenisfonds te lanceren. De uitvoering van rituelen bij de begrafenis die natuurlijk ook geld kosten zouden door dit fonds worden gedekt en het ongeorganiseerde begrafeniswezen werd op de plantages succesvol georganiseerd. Met de oprichting van dit fonds – dat hij de naam Gotong Royong (dat betekent samen optillen, gezamenlijk een klus klaren) gaf – verwierf hij op Mariënburg en omstreken grote populariteit. Soemita werd gaandeweg een geliefd leider van de Javanen en de verspreider van verdraagzaamheid, eensgezindheid en saamhorigheid onder zijn mensen. Soemita genoot ook veel waardering onder de Javaanse vrouwen omdat hij aandacht besteedde aan hun gezondheidssituatie. Toentertijd stierven relatief veel Javaanse vrouwen als gevolg van complicaties bij de zwangerschap en/of rondom de bevalling. Soemita informeerde overal in het district Commewijne welke vrouwen zwanger waren en bewerkstelligde vervolgens dat zij onder toezicht kwamen van een arts. Soms nam hij een zwangere vrouw zelf mee naar een arts. Ook leden veel Javanen aan de oogziekte trachoom. Hij drong bij hen aan op het vroegtijdig inroepen van medische hulp voor deze oogziekte die kon leiden tot blindheid.
Een 82-jarige informante – mevrouw Bachnoe – die haar jeugd op Mariënburg had doorgebracht vertelde in 2006 dat oppasser Soemita zeer geliefd was bij de Javaanse vrouwen en werd ‘vereerd‘ (bahut o ke mán kare) om zijn inzet en hulpvaardigheid.
Ook op het terrein van verbetering van de arbeidsomstandigheden was Soemita actief. De districtscommissaris had toentertijd de bevoegdheid de wet toe te passen bij werkweigering, verzuim en arbeidsconflicten. Wanneer Javaanse arbeiders voor de districtscommissaris moesten verschijnen in verband arbeidsconflicten werden zogeheten lurah’s (Javaanse opzichters) ingeschakeld. De lurah’s werden aangesteld door de overheid en traden ook op als tolken. Vooral de onheuse bejegening van de arbeiders door deze lurah’s was een doorn in het oog van Soemita. Zij werden beschouwd als handlangers van het koloniaal bestuur en Soemita werd een felle tegenstander van hen. Hij vond dat de Javaanse arbeiders hun bevelen niet hoefden te volgen.
Mulih Ndjowo/Terugkeer naar Java
Iding Soemita ontwikkelde zich naast belangenbehartiger van de Javaanse contractarbeiders langzamerhand tot politiek leider van de Javaanse bevolkingsgroep (Hoefte 1990: 15; Derveld 1982: 42). Het feit dat Soemita een contractarbeider was en niet geboren in Suriname heeft een belangrijke rol gespeeld in zijn politieke opstelling. Aan de Javaanse contractarbeiders was beloofd dat zij na hun contractperiode direct konden terugkeren naar Nederlands-Indië (Indonesië). De koloniale overheid kon echter de massale terugkeer van de ruim 33.000 Javaanse contractarbeiders niet waarmaken. Soemita heeft de activiteiten van de vrijheidsstrijder Anton de Kom in het begin van de jaren dertig, die onder meer de Javanen beloofde hun terugkeer naar Java te helpen bewerkstelligen, op de voet gevolgd. Hij was toen echter nog niet zo ervaren. Vanwege zijn geringe beheersing van het Nederlands en Sranantongo kon hij tijdens de demonstraties tegen de koloniale overheid waarbij ook Javanen waren betrokken nog geen belangrijke rol spelen.
De terugkeer van Javanen naar hun vaderland bleef echter vele jaren een belangrijk politiek thema. De koloniale overheid maakte de terugkeer van slechts kleine aantallen contractarbeiders mogelijk, terwijl beloofd was dat alle Javanen na hun contract op kosten van de koloniale overheid konden terugkeren. Soemita wierp zich steeds meer op als belangenbehartiger en hamerde erop dat de Nederlandse overheid de gedane belofte niet nakwam. Hij verweet de autoriteiten dat ze laks waren met het regelen van het scheepstransport voor de terugkeer. Daardoor konden veel Javanen na het uitdienen van hun contract niet onmiddellijk naar Java terugkeren (Hoefte 1990: 18). Soemita predikte met verve de terugkeer van Javanen uit Suriname naar Java. Dat werd in het Javaans Mulih Ndjowo genoemd. Vol enthousiasme en overtuiging bezocht Soemita de verschillende districten in Suriname om de teleurgestelde Javanen te mobiliseren en toe te spreken. Er werd ook een spaarfonds opgericht om de terugkeer te realiseren. Javanen die heimwee hadden naar Java spaarden daar hun geld. Soemita was samen met de Hindostaanse jurist Ashruf Karamat Ali beheerder van dit spaarfonds. Karamat Ali was namens (de Javaanse politieke partij) KTPI ook jarenlang parlementslid. Samen met zijn kompaan Soemita werd hij echter halverwege de jaren vijftig beschuldigd van verduistering van deze spaargelden. Beiden werden veroordeeld en kort gevangengezet. Veel gedupeerde Javanen waren echter zo loyaal aan Soemita dat zij de verduistering van hun spaargeld niet zo erg vonden. Zij eisten directe vrijlating van Soemita.
Van de 32.956 Javanen die tussen 1890-1939 naar Suriname kwamen, keerden 7.684 contractarbeiders terug; dat is 23,3% van het totaal (Hoefte 1998: 122). Tevens keerden later (in 1955) ongeveer 1.000 Javanen onder leiding van de eerdergenoemde Salikin Hardjo terug met het grote moderne stoomschip Langkoeas. Zij vestigden zich op het eiland Sumatra. Een klein aantal Javanen vestigde zich in 1956 in Frans-Guyana.
Politieke profilering
De contacten die Soemita onderhield met contractarbeiders die met nationalistische ideeën uit Indonesië in Suriname aankwamen, stimuleerden hem om zich politiek te profileren voor de “Surinaams-Javaanse” zaak. Vooral de Javaanse arbeiders die niet als contractarbeiders, maar op vrijwillige basis in 1939 met het stoomschip Djember aankwamen in Suriname, hebben Soemita geïnspireerd om ook de onafhankelijkheid van Indonesië actief te promoten. Soemita nam de slogan “Hidup Merdeka” (onafhankelijkheid van Indonesië nu) van de Indonesische leiders Soekarno en Hatta over en werd promotor van de Indonesische onafhankelijkheid. Langzamerhand kreeg Soemita bij zijn volgelingen ook het imago van een Merdeka-figuur (onafhankelijkheidsfiguur) tegenover de koloniale overheid.
In 1946 betrad Soemita actief het politieke toneel bij de oprichting van de Hindostaans-Javaanse Politieke Partij (HJPP). Johannes Mungra, de prominente organisator van de Verenigde Hindostaanse Partij (VHP) die in januari 1949 werd opgericht had al in 1946 de aandacht op Soemita gevestigd als de beste vertegenwoordiger van de Javanen in de HJPP. De Hindostaanse leider Jagernath Lachmon, die voorzitter van de HJPP werd, wees Soemita echter af. Hij achtte Soemita op dat moment niet geschikt om de Javaanse groep te vertegenwoordigen. Lachmon gaf de voorkeur aan Samsi, een Javaanse activist, als vertegenwoordiger van de Javanen (Azimullah 1986: 43). Waarschijnlijk was de geringe westerse opleiding van Soemita de reden van deze afwijzing. De HJPP ijverde voor een evenredige vertegenwoordiging van Hindostanen en Javanen tijdens besprekingen in Nederland over staatkundige veranderingen in Suriname. Dat Soemita niet in het bestuur van de HJPP werd opgenomen werd door hem als een grote belediging ervaren. Op 2 juli 1946 werd mede hierom in Paramaribo de “Naggih Djandjie” vergadering belegd. Een op Indonesië gerichte organisatie met de naam de Persatuan Indonesia (Verenigd Indonesia), afgekort P.I., werd ter plekke opgericht. De P.I. stelde zich ten doel om de gedane beloften door de Nederlandse regering aan de Javanen om na hun contractperiode naar Indonesië terug te keren in te lossen.
In Suriname woedde toen de discussie over de invoering van algemeen kiesrecht. Er werden veelal etnische partijen opgericht. Op 28 november 1947 werd Soemita door zijn achterban in Dessa (bij Lelydorp, waar veel Javanen woonden) uitgenodigd om tekst en uitleg te geven in welke mate de belangen van de Javanen beter zouden kunnen worden behartigd indien de P.I. in een politieke partij zou worden omgezet.
Oprichting van de KTPI
Soemita stelde voor de naam P.I. te veranderen in Koran Tuntunan Pustaka Islam, hetgeen betekende de Koran is de leer van de Islam, afgekort KTPI. Hoewel de naam de geest van het geloof van het overgrote deel van de Javanen ademde, vonden de aanwezigen de naam niet representatief genoeg voor de Javaanse bevolkingsgroep. Omdat het overgrote deel van de Javanen de kleine landbouw beoefende, werd na heftige discussie met de kollots (‘ouderen’) de naam veranderd in Kaum Tani Persatuan Indonesia (Verenigde Indonesische Boeren). Soemita richtte ook twee ondersteuningsgroepen op, die toen bekend stonden als de Banteng Hitams (zwarte buffels) en de jonge militante groep de PRIS (Pagar Rakyat –beschermer van het volk – Indonesië Suriname). De Banteng Hitams in hun uniformen waren een soort beschermers en tegelijkertijd het decorum van hem tijdens zijn optreden. Met de oprichting van deze groepen had Soemita een kader waar hij op kon terugvallen. De advokaat S. Bissesur die op plantage Welgelegen/Visserszorg woonde waar veel Javanen waren gevestigd, vertelde over de Banteng Hitams het volgende:
Als kleine jongen heb ik meegemaakt dat Soemita arriveerde op onze plantage met om zich heen de Banteng Hitams in zwarte uniformen. De Javanen van onze plantage raakten heel sterk in de ban van Soemita. Niet alleen door zijn toespraak in netjes Javaans, maar ook door de uniformen en vlaggen. Soemita omringde zich ook met de geestelijke leiders. Men raakte erg onder de indruk. Soemita werd echt beschouwd als een verheven leider door deze Javanen.
Een jaar later werd onder grote publieke belangstelling op 28 november 1948 de KTPI in theater Luxor in Paramaribo officieel tot een politieke partij geproclameerd. Soemita werd groots onthaald, omringd door zijn bestuursleden en zijn tientallen Banteng Hitams. De Banteng Hitams kregen vervolgens de opdracht de KTPI niet alleen te propageren maar tevens actief aanhang en leden te werven. Volgens Van Wengen waren beide organisaties semi-militaristisch naar Indonesisch voorbeeld. De leden kwamen regelmatig bijeen voor fysieke trainingen en verrichtten controlediensten bij bijeenkomsten en feestelijkheden. Aanhangers van ‘niet-gewenste groepen’ werden geweerd op bijeenkomsten (Van Wengen 1973: 213-216).
De politieke analist Kadi Kartokromo, die mij in 2008 in Suriname heeft geassisteerd bij het onderzoek naar Iding Soemita typeerde de Banteng Hitams en PRIS-leden als ‘de stoottroepen van Iding Soemita.’
Het volkslied van Indonesië, het Indonesia Raya, werd overal gepropageerd. Jong en oud moesten het leren. De bijeenkomsten werden plechtig geopend met het zingen van het Indonesia Raya. De rood-witte vlaggen van de Indonesische onafhankelijkheidsbeweging moesten zoals door Soemita was verordonneerd, worden uitgestoken ten teken dat men achter dit streven stond. Het betrekken van jongeren en ouderen voor propaganda en ondersteuningsactiviteiten en het oprichten van verschillende organisaties in de districten was typerend voor zijn manier van politiek bedrijven. De organisaties moesten opkomen voor het Javaanse belang. De uniformen dienden als decorum om zijn imago te verbeteren en om de aanhankelijkheid van zijn achterban demonstreren. Overal benoemde hij een bestier (bestuur). Een dergelijk bestuur bestond uit zeer toegewijde oudere mannen die zijn opdrachten nauwgezet moesten opvolgen. Onbeduidende contributies, slechts ten teken van het behoren tot en een zekere vorm van discipline, moest men maandelijks bij een dergelijk bestier storten.
Spiritueel leider
Een belangrijke motivatie voor Soemita om het leiderschap van de Javanen op zich te nemen was het behoud van het islamitische geloof onder de Javanen. Soemita meende dat zijn strijd conform ‘de Wahjoegedachte’ door God was ingegeven. Hij zocht zijn aanhang vooral binnen religieuze organisaties. Hij praktiseerde de strenge vorm van Islam, maar tegelijkertijd kregen de Javaanse adat (zeden en gewoonten) en cultuur die meer gebaseerd zijn op de pre-islamitische periode zijn bijzondere aandacht. Zijn opvatting was dat de religie altijd boven de politiek moest staan. Een bekende uitspraak van Soemita luidde stem niet op mij maar stem op een Islamiet. Soemita wist dat Javanen trouw zijn aan hun opvoeding en cultuur en zich meestal vastklampen aan hun traditionele geloofsovertuigingen. Hij bestudeerde niet alleen de cultuur maar tevens de wetten van Rila. Volgens de Rila filosofie is het hoogste doel van de mens het streven naar een volmaakt leven door het doen van goede daden ten behoeve van de mens. Hij propageerde dan ook deze gedachte met verve en werd een spiritueel leider. Soemita heeft ook de begrippen Narima (tevreden zijn) en Sabar (geduld) op zijn eigen manier aan zijn volgelingen weten over te brengen. Het tevreden zijn en het geduld kunnen opbrengen moeten de basis zijn voor het leven van de mens. Hij was zowel een spiritueel als politiek leider geworden en veel aanhangers lieten zich gedwee door hem leiden. Dit werd buiten de Javaanse groep vaak niet goed begrepen. Ten opzichte van land- en lotgenoten stelde hij zich humaan en nederig op. Dat gaf hem een bijzondere uitstraling. Een andere uitspraak van Soemita luidde: Zelfs al zou slechts één partijgenoot mij trouw blijven, ik zal hem leiden.
Tegenstander Salikin Hardjo
Hoewel Soemita de dominerende politiek leider was, heeft hij van meet af aan politieke tegenstanders gehad. Zijn eerste tegenstander was Salikin Hardjo die ambtenaar was, opzichter bij de toenmalige Hygiënische Dienst. Salikin Hardjo had de rivaliserende partij PBIS (Pengkol Bangsa Indonesia Suriname; dat betekent partij van het Indonesische volk in Suriname) opgericht. Hardjo was goed geschoold en stelde zich superieur op tegenover de gewone Javanen. Daardoor verwierf hij minder aanhang dan Soemita. De strijd tussen Soemita en Hardjo om het leiderschap van de Javanen mondde uit in het voordeel van Soemita. Hardjo had in eerste instantie een organisatie opgericht om de Javanen geestelijk en economisch te helpen verheffen. Op instigatie van derden werd deze omgevormd tot de politieke partij PBIS. Voorafgaand aan de eerste algemene verkiezingen in 1949 stelden KTPI-ers onder leiding van Iding Soemita en PBIS-aanhangers zich heel vijandig tegenover elkaar op. Zelfs familieleden werden openlijk tot elkaars vijanden verklaard. Onderlinge boycotcampagnes tussen KTPI’ers en PBIS’ers kwamen voor, zoals het verbod om in winkels van de tegenpartij boodschappen te doen. De KTPI-leden hadden een groene lidmaatschapskaart. Vaak werd gevraagd naar de groene kaart en als men dat niet had, werd men verdacht gemaakt door het kader van de KTPI (Breunissen: 34-50; Derveld 1982: 40, 41). Vermeldenswaard is dat in 1948 de voorzitters van de KTPI en PBIS, respectievelijk Soemita en Hardjo, een verzoeningsvergadering in theater Bellevue belegden. Maar de meningen lagen te ver uit elkaar en deze poging tot samenwerking mislukte. De arrogante houding die Hardjo aannam tegenover Soemita had tot heftige strijd geleid. Een toenadering om samen het belang van de Javanen te behartigen was niet mogelijk, laat staan om een politiek blok te vormen. De animositeit tussen de aanhangers van beide partijen was bijzonder groot.
Bij de verkiezingen in 1949 verloor de PBIS van de KTPI. Hardjo verzamelde slechts 884 stemmen en Soemita kreeg 2.32S stemmen in het kiesdistrict Commewijne (Mitrasing 1959: 170). Hoewel Hardjo een westerse opleiding had genoten, miste hij de culturele bagage die hij nodig had om de Javanen achter zich te krijgen. Tevens was zijn nuchtere benadering van zaken in die tijd niet de juiste weg om de Javaanse gemeenschap te mobiliseren. Soemita appelleerde door zijn emotionele en zachtmoedige benadering beter aan de gevoelens. Volgens Breunissen was Hardjo een veel ernstiger persoon dan Soemita. In zijn redenvoeringen probeerde Hardjo de verschillende kanten van een zaak te belichten en hield genuanceerde toespraken.
Hardjo vertelde over de werkelijkheid, Soemita liet de mensen dromen (Breunissen 2001: 53).
Hardjo emigreerde in 1955 met een grote groep Javanen naar Indonesië. Zij kregen de kans van de Indonesische regering om een nieuw bestaan te beginnen op het eiland Sumatra. Zijn plaats werd in Suriname ingenomen door de heer S. Djojoprajitno. Hij was een felle tegenstander van Soemita, doch vanwege zijn nogal starre houding kon hij hem niet aan. Terugkijkend vanuit Indonesië meende Hardjo over Soemita dat hij best een aardige kerel was:
Hij was een beetje clownachtig. Hij hield van grappen maken. Als wij elkaar in dit tijd tegen kwamen, spraken we gewoon met elkaar. Hij was een politieke tegenstander, maar we hebben nooit ruzie gemaakt. Ruzie maakten de leden (Breunissen 2001: 33).
Blindelings vertrouwen
Soemita had een bijzondere manier van politiek bedrijven. Door zijn woorden zorgvuldig te kiezen en bescheiden te blijven dwong hij respect af bij zijn achterban. Soemita was een begenadigd spreker die zijn toehoorders wist te overtuigen. Gebruikmakend van zijn stem en zijn gesticulerende gebaren kreeg hij zijn gehoor in zijn macht en met grappen de lachers op zijn hand. Door zijn goed getimede optreden in het openbaar wist hij zijn achterban aan zich te binden. Vanwege zijn speciale gave om zijn achterban te kunnen overtuigen in alles wat hij beoogde werd hij vaak beschouwd als een mysticus. Er wordt beweerd dat Soemita een bijzondere tjekelan (kracht) bezat. Soms leek het alsof hij een toverkracht bezat. Een bekende bewering over hem is: Pae bezat een geweldige rebowo (geestelijke uitstraling) die velen niet bezitten.
Soemita werd de populaire leider van de Javanen, recht door zee met al zijn tekortkomingen. Meestal was zijn woord wet voor een belangrijk deel van de grotendeels ongeletterde Javaanse gemeenschap. Soemita kon “zijn mensen op hun gemak stellen” door hen gerust te stellen dat alles zeker goed zal komen wanneer je vertrouwen hebt in hem, aldus de politieke analist Kadi Kartokromo. Een aanhangster stelde:
Pak Iding heeft ons altijd gezegd dat wij niet bang hoeven te zijn, want alles komt terecht. Als hij zo tot ons sprak, leek het alsof hij ons had gehypnotiseerd. Hij sprak zeer overtuigend tot ons. Vandaar dat wij veel respect voor hem hadden (Mevrouw Marie van het dorp Canawapibo).
Maar Soemita kon “zijn” mensen ook gezellig onderhouden door te keuvelen over de dagelijkse bezigheden. De politieke toespraken van Soemita voor zijn achterban geven een aardige inkijk in zijn karakter en zijn optreden. Hij gebruikte vaak beeldspraak die alleen ingewijden konden volgen. Hij bracht via metaforen over hoe zijn politieke tegenstanders pogingen deden hem te dwarsbomen en hoe hij deze te boven kwam. Hierdoor kreeg hij veel bewondering van zijn trouwe partijleden die hem als de ware leider accepteerden. In de verschillende toespraken tot zijn landgenoten toonde hij zich meester in zijn vak.
Para sedulur (mijn lotgenoten)
Met zijn vaak schorre stem en zijn Soendanese tongval begroette hij zijn achterban altijd in het Hoog Javaans met zijn bekende groet: Para sedulur (mijn lotgenoten). Soemita wist op meesterlijke wijze zijn gehoor naar zijn hand te zetten door tijdens zijn toespraken zijn stem van timbre te veranderen om medelijden te wekken. Zo sprak hij op meeslepende wijze in het Hoog Javaans zijn achterban op Lasai (Nieuw Meerzorg in 1955) als volgt toe:
Para sedulur. Mijn politieke partner heeft mij willen breken. Hij heeft mij op allerlei manieren geprobeerd mij klein te krijgen, omdat ik populair ben geworden. Maar ik ben in de politiek gegaan, niet omdat ik het zo graag wil, maar het volk heeft mij gevraagd omdat ik een bijzondere kracht van God heb ontvangen (aku intohk Wahjoe). Ik heb verder hard mijn best gedaan om deze kracht te koesteren. Ik heb tot mijn eigen Ik (sing momong – awakkhu) gesproken. Ik heb gevast om kracht en bijstand. Maar zij die in de politiek om naam gaan, zullen het niet lang maken, want zij zijn niet eerlijk. Zij willen het volk misbruiken. Ik sta vandaag hier dankzij jullie. Jullie hebben mij geruggesteund in alles. Toen zij mij in het gevang wilden stoppen hebben jullie mij gesteund. Ik ben inderdaad gevonnist geworden, maar ik ben nog steeds jouw leider. Maar hij die mij klein wil krijgen is vandaag niet meer bij jullie. Ik zal en blijf bapak Soekarno bewonderen om zijn durf en positieve kracht om zijn volk te leiden. Bung Karno heeft veel geleden om zijn strijd tegen de wong Londo (overheersers) vol te houden. Hij werd verbannen en in de gevangenis gesmeten, doch was vastberaden. Hij was een gelovig mens. In zijn bedompte kamer riep hij om hulp aan Allah, de Almachtige. Hij heeft het volk gered door zijn geloof en doorzettingsvermogen. Laten wij met ons allen zijn voorbeeld volgen.
Soemita boog even zijn hoofd en ging door:
Para sedulur, ondersteun mij in mijn streven om jullie te leiden. Er zullen in de loop van mijn strijd teveel beproevingen zijn die ons proberen te verdelen. Denk maar aan mijn eigen medestrijders die vandaag hoog en droog hier naast mij zitten. Ik weet dat zij terug zouden komen, omdat ik mijn politieke vrienden die met mij overal zijn gegaan niet zal pesten. Neen. Ik heb ze allemaal nodig om mijn doel te bereiken. Zullen wij deze leden met veel respect begroeten. Ik heb verdriet als ik zo hoor hoe mensen mij proberen kwaad aan te doen. Ik laat alles aan mijn Almachtige over. Maar lotgenoten, wees gerust ik zal bij jullie blijven, al is er maar een die mij trouw blijft
Volgens Kadi Kartokromo was Soemita niet alleen een begenadigd spreker, maar hij betrok expliciet ook de vrouwen die op deze bijeenkomsten aanwezig waren in zijn toespraak. Ter illustratie een toespraak voor de bewoners van het dorp Canawapibo toen door zijn inzet een verzoek van de dorpsbewoners om grond langs de hoofdweg te bebouwen werd gehonoreerd door de overheid. Soemita begon zijn toespraak als volgt in het Hoog Javaans:
Para sedulur, ik ben vanmiddag hier gekomen om jullie te bedanken voor jullie ondersteuning. Aan de vrouwen mijn oprechte dank voor de wijze waarop zij voor mijn medewerkers hebben gezorgd. Jullie hebben ons verwend, terwijl wij jullie niets terug kunnen geven. Jammer, maar Allah zorgt voor ons allen. Geld heb ik niet om jullie te geven, want dat gaat zo op als ik van hier vertrek.
Soemita haalde zijn zakdoek te voorschijn en veegde zijn ogen schoon. Bijna snikkend vervolgde hij zijn toespraak.
Para sedulur, ik weet dat jullie echt hard moeten strijden om te leven. Inderdaad het is erg hard, maar we moeten volhouden, want wie bang is voor tegenslagen (godoh) zal niets bereiken. Mannen gaan jullie hard werken om vooruit te komen. Gaan jullie niet meer dobbelen. Stuur jullie kinderen naar school, want anders blijven jullie dom. Ik, neen, jullie hebben het verdiend, want… ik moet jullie mededelen dat jullie vanaf morgen langs de hoofdweg mogen wonen. Ons verzoek is goedgekeurd. Laten wij God danken voor ons geduld en het lang wachten (Kartokromo 2006: 56,57).
Imago
In 1950 werd Soemita in de krant De Surinamer van 21 maart 1950 toen hij een demonstratie leidde in Paramaribo als volgt getypeerd:
Hij is een echte Javaanse figuur van 39. Mager en opverend als een spiraal, maar ook hoogvliegend en doelbewust strevend. Spreekt gebrekkig Nederlands wat aan hem niet te wijten is, maar richtte voor zijn landgenoten een avondschool op, waar hoofdzakelijk Nederlands wordt onderwezen. Door zijn organisatie zijn ook enige dessa-scholen opgericht. Soemita zelf heeft slechts de lagere school doorlopen, maar zijn natuurlijke aanleg dreef hem zelf naar voren in de maatschappij en daarmede voert hij ook zijn volk op tot een hoger peil van ontwikkeling.
Buiten de Javaanse groep had Soemita een minder betrouwbaar imago. Zo is Soemita beschuldigd van verduistering van spaargelden (25.000 gulden) samen met Karamat Ali en veroordeeld. Hij hoefde in 1956 niet lang in de gevangenis te verblijven en werd zelfs uit de gevangenis gehaald om als parlementslid te stemmen om de coalitie (regering) overeind te houden. Zoals eerder gezegd namen de meeste aanhangers het op voor Soemita en bleef hij ondanks zijn veroordeling populair onder de Javanen (Dew 1977:113,155).
Soms werd Soemita onbetrouwbaar gedrag verweten. Zo vertelde Emile Wijntuin, voormalig voorzitter van het Surinaamse parlement en Statenlid van de partij PSV, mij in 2008 het volgende:
Hij zou in 1955 samen met Soemita het kiesdistrict Coronie bezoeken in verband met de toenmalige verkiezingen. In dit kiesdistrict woonde een relatief grote groep Javanen. Hun stemmen zouden doorslaggevend kunnen zijn om de zogeheten Statenzetel te winnen. Wijntuin was de kandidaat van de partij PSV. De Statenzetel van het kiesdistrict Coronie werd altijd door de NPS werd gewonnen. Soemita ondersteunde Wijntuin en zei bereid te zijn om de Javanen in Coronie toe te spreken op een openbare vergadering. Er heerste veel enthousiasme onder de Javanen in Coronie en men verheugde zich op de toespraak van Soemita. Vol spanning wachtten de Javanen op de komst van hun leider Soemita. De reis naar Coronie nam toentertijd een halve dag in beslag. Om half vijf in de ochtend zou Wijntuin volgens afspraak Soemita thuis afhalen om samen te reizen naar Coronie. Na lang kloppen op de deur verscheen een half slapende vrouw die aan Wijntuin meedeelde dat Pae (de vader) naar Commewijne was vertrokken. Hij had niet had gezegd hoe laat hij zou terugkomen. Toen Wijntuin zonder Soemita in Coronie aankwam, bleken KTPI-aanhangers vlaggen te hebben uitgestoken. Toen men merkte dat Soemita niet was meegekomen was de teleurstelling groot. Er ontstond woede onder de Javaanse kiezers. De sprekers op de PSV-KTPI-vergadering werden uitgescholden in het Javaans en voor bedriegers uitgemaakt. De PSV verloor de verkiezingen in Coronie (zie ook: Wijntuin 1994).
Soemita vertoonde ook inconsistent gedrag. Zo bezocht hij Indonesië om de terugkeer van de Javanen daar te bepleiten. Terwijl hij terugkeer naar Indonesië predikte, keerde hij zelf curieus genoeg als niet in Suriname maar in Indonesië geboren burger, niet terug naar zijn vaderland. Hij nam zelfs op 18 juli 1950 de Nederlandse nationaliteit aan in tegenstelling tot meerderheid van Javanen die opteerden voor de Indonesische nationaliteit (Derveld 1982: 41, 44). Soemita bleef tot zijn dood in Suriname wonen. Toch geloofden zijn aanhangers in hem en hadden zij zelden commentaar op zijn inconsistent gedrag. Zijn aanhangers vertrouwden hem blindelings en dat had te maken de positie die hij had verworven binnen de Javaanse gemeenschap.
Functioneren in het Surinaams parlement
De Staten van Suriname (het Surinaamse parlement) telde van 1949 tot 1963 21 zetels. De Statenleden werden gekozen volgens het zogeheten meerderheidsstelsel: de partij met de meeste stemmen kreeg alle zetels van het kiesdistrict. Soemita was door dit kiesstelsel en het demografisch overwicht van het aantal Javanen in het kiesdistrict Commewijne verzekerd van twee Statenzetels voor zijn partij KTPI tot 1967.
Soemita werd in de Staten van Suriname niet beschouwd als een inhoudelijk bekwaam lid. Hij kon nauwelijks Nederlands lezen en begreep vaak de portee van de wetsvoorstellen niet. Niettemin had hij een machtspositie omdat de stem van de KTPI doorslaggevend kon zijn in de jaren vijftig en zestig in het toenmalige parlement. Men wist vaak niet of de KTPI en in het bijzonder Soemita voor of tegen zou stemmen. Soemita werd vaak politieke onbetrouwbaarheid verweten en zou onberekenbaar zijn (Dew 1977: 118,119). Hij stelde zich echter onafhankelijk op. Zo was hij in 1950 lid van een parlementaire delegatie die besprekingen voerde in Nederland. Hij liet desgevraagd weten niet tot enige coalitie en oppositiegroep te behoren (Breeveld 2000: 153). Hij kon de belangen van de achtergestelde Javaanse groep met hulp van de eerdergenoemde Karamat Ali toch goed verwoorden. Zo diende Soemita in 1950 een motie in bij de Landsregering waarin hij:
De Regeringsraad verzoekt een commissie in te stellen tot onderzoek naar de economische, sociale en culturele achteruitgang van de Indonesische bevolkingsgroep in Suriname met de opdracht aan deze om van advies te dienen over plannen en maatregelen zo nodig voor de opheffing en ontwikkeling van bedoelde bevolkingsgroep in Suriname (De Surinamer 21 maart 1950).
Terwijl de grote partijen van de Volkscreolen en de Hindostanen, respectievelijk de NPS en VHP samenwerkten en tegenover de partijen die gedomineerd werden door de Gekleurde elite stonden, nam de KTPI een onafhankelijke positie in. Soemita laveerde tussen coalitie en oppositie om voor de Javaanse bevolkingsgroep, bijvoorbeeld, landerijen en vergunningen te verwerven. Soms was Soemita op zijn Javaans por (voor). Veel Javanen hadden toen moeite om de v uit te spreken en spraken het uit als p. Afhankelijk van reacties van zijn adviseurs die hem met vingerwijzingen instrueerden kon hij weer teggen (tegen) zijn bij de stemmingen in de Staten. Dit leidde vaak tot de nodige lachbuien bij de aanwezige Statenleden en het publiek dat op de tribune de Statenvergaderingen bijwoonde. Soemita werd schertsend vaak Por genoemd. Hij werd als spreekbuis gezien van het andere KTPI Statenlid: de jurist Karamat Ali. Hij bedacht de toespraken van Soemita en de moties en instrueerde hem bij stemmingen. Befaamd was de uitspraak van Soemita: Ik sluit mij bij de vorige spreker aan, nadat zijn KTPI-collega Karamat Ali had gesproken (Derveld !982: 40).
Spitsvondig
Een ander bekend voorbeeld is dat Soemita vaak werd gecorrigeerd om zijn Nederlands taalgebruik. Vermeldenswaard is dat hij vaak de brood in plaats van het brood zei. Soemita riposteerde met de opmerking: Porzitter, de brood, het brood, brood blijft altijd brood. In de Staten van Suriname had een Statenlid met veel pathos de Franse filosoof Voltaire in het Frans geciteerd om zijn kennis van de politieke geschiedenis te etaleren. Het Statenlid Soemita vroeg vervolgens het woord aan de Porzitter (Voorzitter). Soemita debiteerde enkele zinnen in het Hoog Javaans. Na lachbuien van collega’s vroeg de voorzitter aan Soemita waarom hij iets in het Javaans zegt terwijl hij weet dat niemand behalve Soemita het Javaans verstaat. Soemita merkte droogjes op dat het geachte Statenlid iets had gezegd in een taal die hij niet verstond. Hij heeft als tegenreactie daarop iets in het Hoog Javaans gezegd wetende dat anderen hem evenmin zouden verstaan.
Soemita was een spitsvondige persoon. Toen Soemita een keer beweerde dat de helft van de leden van de Staten niet slim genoeg was, verzocht de voorzitter hem deze beledigende opmerking terug te nemen. Soemita riposteerde met de opmerking: Meneer, de Porzitter de helft van de leden van de Staten is slim.
Soemita kon niet-Javanen ‘bespelen’ door grapjes te maken in slecht Nederlands en Sranantongo, waarbij hij zijn Javaanse accent benadrukte. Zo wist hij tijdens een zogeheten massameeting (een politieke bijeenkomst) in Paramaribo waar veel Creoolse kiezers waren kwamen opdraven zich populair te maken. Veel toehoorders kwamen vooral luisteren naar de grappige Javaanse leider Soemita. Hij speelde zijn rol met glans. Het waaide hard toen Soemita het woord nam. Een zinkplaat waaide weg en Soemita merkte met Javaans accent op: “Als Soemita praat dak val om”. Dit leidde tot een lachsalvo onder het publiek. Zwaar gesticulerend maakte Soemita nog enkele grapjes. Politieke toespraken werden toentertijd gelardeerd met grapjes. Ook werd er veel gelachen om het accent van bepaalde bevolkingsgroepen. Tijdens radio-uitzendingen moesten de luisteraars vaak lachen om zijn accent en grappig taalgebruik. Bepaalde Franse uitdrukkingen begreep hij wellicht niet, maar herhaalde deze wel. Zo herhaalde Soemita de uitdrukking L’histoire se repete (de geschiedenis herhaalt zich) vaak op zijn eigen wijze: histor se repetetet met een Javaans accent. De politicoloog Dew stelt dat Soemita zich als grapjas voordeed om sympathie te verwerven en zijn doel te bereiken – ‘ability to play the fool to good purpose’ (Dew 1977: 141). Soemita was ‘niet dom’, maar had veeleer een doordachte wijze van opereren en een strategische opstelling; er was eerder sprake van boerenwijsheid. Bekend is zijn uitspraak: ik ben nu van de coalitie en straks ben ik van de oppositie (Derveld 1982: 44,122).
Na de verkiezingen van 1955 die werden gewonnen door het zogeheten Eenheidsfront steunde Soemita de regering (de coalitie), terwijl de VHP en NPS in de oppositie zaten. Maar Soemita gebruikte zijn twee zetels vooral om de belangen van de Javanen te dienen. In dit verband nam hij in een grondkwestie onverwacht stelling tegen zijn coalitiegenoten. De toenmalige minister-president Ferrier stelde voor het verzoek van Soemita pas de volgende dag te behandelen in de Staten van Suriname. Een gekrenkte Soemita zei onverwachts tegen zijn partijgenoten “Wis, ajoh mulih”; genoeg, laten we weggaan.” Gedwee en vol respect volgden zijn partijgenoten hem uit de zaal met achterlating van de verbouwereerde Statenleden. Soemita wist dat het aanblijven van de toenmalige regering afhankelijk was van de KTPI. Er moest veel gepraat worden om de steun van Soemita voor de regering te behouden. In 1957 drong hij aan op de aanleg van vestigingsplaatsen in het district Saramacca ten behoeve van Javaanse gezinnen. Omdat de regering naar zijn oordeel niet voortvarend genoeg optrad, stelde hij met veel pathos in de Statenvergadering van 9 augustus 1957 dat de Javanen: geen diamant, geen goud, geen zilver vragen, ze vragen slechts een stukje grond (Azimullah 1986: 140).
Op 24 maart 1958 liet Soemita weten geen onderdeel meer van de Eenheidsfront regering uit te maken, omdat hij ontevreden was met de manier waarop omgegaan werd met de belangen van Javanen (Breeveld: 2000: 213/Dew 1977; 118). Niet lang daarna viel de regering en kwamen nieuwe verkiezingen. Tot veler verrassing werkte hij daarna niet samen met NPS en VHP, maar met de partijen van het Eenheidsfront. De NPS en VHP wonnen de verkiezingen en vormden de regering. De KTPI behoorde tot de oppositie, maar in 1959 stelde Soemita als oppositielid dat hij tevreden was met een maatregel: Ik heb waardering voor de regering, ze mogen wat mij betreft nog 8 jaar blijven zitten (Fernandes Mendes 1989: 198,199). Na de verkiezingen van 1963 trad de KTPI toe tot de regering, maar Soemita bleef onvoorspelbaar; hij wisselde de KTPI-minister een paar keer.
Verzwakking KTPI
Soemita werd verweten dat hij de jongeren niet betrok bij de politiek. Ook intellectuelen die kozen voor een zakelijke aanpak en een sterkere oriëntatie op integratie in Suriname in plaats van terugkeer naar Indonesië voorstonden, vonden bij hem weinig ingang. Soemita schuwde democratische procedures. Hij merkte schertsend op dat democratie neerkomt op gogo krassie (kont krassen). Hij bedoelde daarmee dat democratie problemen met zich meebracht en leidde de KTPI op een autocratische wijze. Hij duldde eigenlijk geen inspraak binnen zijn partij. Soemita vond dat alleen ouderen het recht hadden zich bezig te houden met politiek. Jongeren waren nog niet voldoende rijp om het politieke bedrijf te begrijpen. Zijn opvatting was dat de jongeren eerst ervaring moesten opdoen. Pas daarna waren zij in staat om tegenslagen in de politieke arena te incasseren. Soemita rekruteerde wel jongeren om zijn decorum te versterken. Zo bestond de PRIS uit jongemannen die op gezette tijden de verschillende evenementen luister moesten bijzetten. Ook gebruikte hij vaak jongeren om zijn plannen voor te bereiden, zoals landaanwinningsprojecten, en bij het bijstaan van zijn propaganda-activiteiten. Bovendien beschouwde Soemita de jongeren als “Wong Jawa Asin”, zij die in Suriname geboren zijn. Deze jongeren hadden in zijn ogen nog weinig levenservaring om op gelijke voet met kollots (ouderen) te communiceren. Tevens wilde Soemita niet dat de Wong Jawa Asin macht zouden verwerven.
Het absolute gezag van Soemita in de KTPI kwam echter na de oprichting in 1963 van een zogeheten Kerngroep binnen de KTPI, bestaande uit jonge ambitieuze ambtenaren, in gevaar. Deze Kerngroep wilde meer democratie binnen de partij en beperking van de macht van Soemita.
Halverwege de jaren zestig ontstond ook een serieuze bedreiging voor de positie van KTPI binnen de Javaanse bevolking. Soemita zei zonder voorspraak het vertrouwen in de enige minister van de KTPI in 1966 op en deze minister moest toen aftreden. Een kritische groep Javanen die ontevreden was over de autoritaire houding van Soemita richtte in 1966 de partij SRI (Sarekat Rakyat Indonesia – Indonesische Volkspartij) op. Ook het Hoge Kommissariaat van de Republiek Indonesia was kritisch over het eigenzinnig optreden van Soemita en ondersteunde de SRI. Het lukte de SRI, die een samenwerking aanging met de VHP, om in 1967 en in 1969 de verkiezingen in het kiesdistrict van de KTPI te winnen. Soemita was echter reeds bezig zich terug te trekken uit de actieve politiek. De leiding van de partij KTPI droeg hij in 1967 over aan zijn zoon Willy Soemita. Illustratief voor het welhaast dictatoriale leiderschap en de machtige positie van Soemita was dat hij vanaf de oprichting in 1948 van de KTPI tot 1967 zowel voorzitter als secretaris en penningmeester was.
Vanuit de rukun-gedachte (streven naar harmonie) die tot de adat (gewoonte) van Javanen behoort, is in 1968 getracht een politieke eenheid te smeden binnen de Javaanse groep. Op 17 november 1968 werd op initiatief Willy Soemita van de KTPI, F. R. Karsowidjojo van de SRI en S. Djojoprajitno van de PBIS de “Satrya” (sasama tri karya: drie in een) in Theater Bellevue geproclameerd om de toenemende rivaliteit onder de Javaanse politieke partijen in te dammen. Dit streven mislukte echter. In 1970 trad Soemita terug als voorzitter van de KTPI en droeg formeel in 1972 de partij over aan zijn zoon Willy (Kartokromo 2006: 62).
Verdiensten
Gedurende een kwart eeuw – van 1946 tot 1970 – was Soemita de dominante leider van de Javanen. Het imago van Javanen was in de periode dat Soemita politiek actief was nogal negatief. Javanen werden vaak gestereotypeerd als domme, zwijgzame en ongeschoolde burgers. Vaak werden Javanen gepest als schijtopruimer (Japanese puru sket) of pindaboer. Vanwege hun lage schoolopleiding en meestal gebrek aan begeleiding moesten Javanen werken als vuilophalers, handlangers, tuinarbeiders, pindaverkopers en marktverkopers. Bekend waren typeringen als law-law japanesie (gekke Javaan), den don Japanesi (die domme Javanen). Niet zelden werden Javaanse vrouwen beschouwd als prostituees en lichtzinnig van aard. Veel Javanen waren opgezadeld met een minderwaardigheidscomplex als recente gearriveerde immigranten, die zich niet konden aanpassen aan de heersende Surinaamse gewoonten. De Javaanse groep verkeerde ten opzichte van Creoolse en de Hindostaanse groep tot de jaren zeventig in een achterstandspositie. De Javanen werden tot op zekere hoogte ook achtergesteld.
Soemita moest functioneren in een omgeving waarin zowel hij als zijn achterban niet altijd serieus werd genomen. Hoewel Soemita de Nederlandse taal nauwelijks beheerste en zijn slechte taalgebruik in Nederlands en Sranantongo niet zelden tot hilariteit leidde, was hij niettemin een machtsfactor in de Surinaamse politiek. Javanen maakten iets minder dan een vijfde van de Surinaamse bevolking uit. In het Surinaamse parlement nam de KTPI in de jaren vijftig tot 1967 echter een sleutelpositie in. De KTPI kon de machtsblokken aan de benodigde zetels helpen om te regeren en kon als tegenprestatie voor regeringsdeelname zwaardere eisen stellen dan op grond van het aantal zetels dat zij in het Surinaamse parlement hadden (Derveld 1982: 122,126). Soemita wist vaak handig gebruik te maken van deze sleutelpositie om de belangen van de Javaanse groep te dienen. Naast zijn rol als leider en vertegenwoordiger van de Javanen in Suriname heeft Soemita vooral landbouwpercelen in de districten Saramacca en Commewijne kunnen realiseren voor de Javaanse groep. Enkele bekende projecten in dit verband zijn: Catharina Sophia, Project Voorburg, Sorgvliet, De Hulp en Welgevallen. Deze vestigingsplaatsen van Javanen en landaanwinningsprojecten zijn stille getuigen van zijn optreden in de politiek geweest. Het patronagesysteem werd sterk door hem gestimuleerd in de vorm van het toewijzen van landbouwpercelen als tegenprestatie voor trouw en loyaliteit aan de KTPI (Kartokromo 2006: 59).
Soemita was een etnische belangenbehartiger pur sang. Hij heeft in zijn politieke opstelling rekening moeten houden met het terugkeer-naar-Java-syndroom, het ontbreken van politieke scholing en intellectueel kader onder Javanen, de achtergestelde positie en het negatieve imago van Javanen. Met zijn kennis op het gebied van de Islam, zijn redenaarstalent, de gemotiveerde medewerkers van organisaties als de Banteng Hitams en PRIS en gedreven door de nationalistische beweging in het toenmalige woelige Indonesië verwierf Soemita een grote aanhang. Zijn politieke opstelling werd door velen vaak niet begrepen. Terwijl zijn tijdgenoten in de politiek opkwamen voor het nationaal belang, streed Soemita meer voor de belangen van zijn achtergestelde achterban. Zijn politiek was duidelijk gericht om de belangen van zijn Javaanse lotgenoten te behartigen. Als een boerenpartij, zoals zijn partij bekend stond, vocht hij hardnekkig om voor zijn mensen landbouwpercelen te verkrijgen. Hij kon de (voor)oordelen tegenover Javanen gebruiken om een hechte band onderling te smeden. Tot slot ter illustratie nog een toespraak op een bijeenkomst in Lasai in het district Commewijne. Nadat de conferencier op oosterse wijze de aanwezigen welkom had geheten, debiteerde Soemita:
Para sedulur, ik word overal uitgemaakt als te zijn een domme Javaan in de politiek, die geen Bahasa blanda (Nederlands) kan praten. Dat is inderdaad waar, ik kan dat niet helpen, maar ik zal jullie niet teleurstellen, want hoe krom het ook mag zijn, ik zal mijn best doen om dat te leren, zoals ik het Hoog Javaans ook heb moeten leren, want ik ben een rasechte Soendanees (Kartokromo 2006: 58).
Soemita onderbrak zijn toespraak enkele minuten om reactie van zijn gehoor te polsen. Een methode die hij vaak toepaste om zijn kracht te testen en tevens om op de gevoelens van zijn gehoor in te spelen. Daarna nam hij met een meeslepende zachte stem het woord:
Maar lotgenoten, wees niet bang, zoals onze voorouders ons hebben geleerd dat wij zoveel als mogelijk een eigen hutje moeten hebben (wong urip perlu duwe awuh) waar wij met onze kinderen kunnen wonen, zal ik ervoor vechten om dat te realiseren. Jullie weten allemaal dat de gronden die jullie nu bewerken uitgeputte gronden zijn, maar liever een stukje uitgeputte grond, dan hier en daar “diesampeerke”(gesmeten) aan de rand van de stad of diemondoke (inwonen) bij kennissen. Ik ben alvast heel erg blij en trots wat de vrouwen van Lasai voor ons hebben gedaan, om ons eten te geven en op hun eigen manier ons te verwelkomen. Maturkesuwun (Bedankt). Ik wil jullie allemaal geruststellen dat ondanks de vele bejegeningen en aantijgingen op mijn adres, ik niet zal rusten om mijn doel te bereiken. De tijd zal ons leren, wie daadwerkelijk voor de belangen van hun achterban vecht (Kartokromo 2006: 59).
Volgens Dwarka Panday wilde Soemita liefst dat de Javanen bij elkaar moesten wonen en hun cultuur behielden en niet opgingen in andere groepen. De ideologie die werd gepropageerd was Mangan, ora mangan, popkoke angger kumpol (of wij nou eten of niet, of wij nou vooruitkomen of niet, het ideaal is om bij elkaar te blijven wonen). Er werd een besef gekweekt van afscherming tegen de wong kono-an (de mensen van buiten de eigen groep) (Dwarka Panday 2005). Andere auteurs zoals Kadi Kartokromo stellen echter dat politicus David Findlay die in de jaren vijftig zich scherp afzette tegen de Hindostaanse en Javaanse groep en de vrees aanwakkerde voor de dreiging van Aziatische dominantie van Suriname, dit eenzijdige beeld van Soemita heeft gecreëerd. Hoe dit ook zij: het is begrijpelijk dat Soemita gegeven de achtergestelde positie van de Javanen primair voor zijn eigen groep opkwam en uit machtspolitieke overwegingen de groep bij elkaar wilde houden.
Een bijzondere verdienste van Soemita is dat hij weliswaar zelden opkwam voor het algemeen belang, maar hij heeft nooit de Javaanse groep opgehitst tegen andere etnische groepen. Hij streefde naar harmonie en heeft in de cruciale jaren van opkomende etnische politiek gekozen voor de verbroederingspolitiek en niet voor polarisatie. Zelden heeft hij een toespraak gehouden waarin hij zich over het nationale belang van Suriname uitliet of de economische ontwikkeling van Suriname. Soemita was eigenlijk meer op de Javaanse groepen in Indonesië georiënteerd dan op de brede Surinaamse gemeenschap. In de toenmalige politieke verhoudingen en de marginale positie die de Javaanse groep innam is dit begrijpelijk. Maar door de emancipatie van de Javanen in Suriname en de groei van de groep Javanen die in Suriname waren geboren was het niet verwonderlijk dat Soemita gaandeweg ook binnen de Javaanse gemeenschap kritiek kreeg van intellectuelen en jongeren.
Conclusie
Soemita heeft in de jaren dertig en veertig een belangrijke rol gespeeld als zaakwaarnemer van de Javanen. Van 1946 tot 1970 was hij de dominerende politiek leider van Javanen in Suriname. Lange tijd was hij het politieke gezicht van de Javaanse gemeenschap. Soemita was politiek actief in een periode waarin de Javaanse gemeenschap in Suriname een achtergestelde positie innam en velen terugverlangden naar Indonesië. Als een niet in Suriname geboren burger had Soemita weinig affiniteit met het algemeen Surinaams belang. Hij was een etnische leider pur sang die opkwam voor de verheffing van de positie van de eigen groep en opheffing van achterstelling. Daarbij maakte hij gebruik van de religie, de Javaanse adat, zijn redenaarstalent en patronage binnen de eigen gemeenschap. Hij hield toespraken in het Hoog Javaans en werd gewaardeerd en geprezen om zijn gave om gevoelige snaren te raken vooral bij de oudere Javanen. Soemita profileerde zich als religieuze leider zonder in religieus fanatisme te verzanden en in politiek-religieuze problemen te geraken. Gelet op de maatschappelijke positie van de Javanen in de periode 1945-1970 moet Soemita beschouwd worden als emancipator van de Javaanse bevolkingsgroep. Hij heeft de Javanen mondig gemaakt. In de verschillende districten maande hij zijn volgelingen niet meer te gaan dobbelen, hun geld goed te besteden en hun kinderen naar school te sturen. Ondanks zijn geringe westerse schoolopleiding, doch bewust van zijn grote kennis van zijn eigen taal en cultuur, kon hij de functie van politiek leider lang bekleden. Soemita was een zachtmoedige doch autoritaire leider. Volgens Kartokromo was hij zelfs een politieke dictator (Kartokromo (2006: 52,111).
Buiten de Javaanse gemeenschap was zijn reputatie minder florissant. Hij werd mede door de toen heersende vooroordelen over Javanen vaak als dom en ongeletterd beschouwd. Niet zelden maakte hij gebruik van deze beeldvorming om de positie van Javanen te versterken. Hij stond bekend als iemand op wie men niet altijd kon rekenen. Soemita heeft kunnen bewerkstelligen dat Javanen landbouwgronden toegewezen kregen en wilde de Javaanse groep zoveel mogelijk bij elkaar houden en niet laten opgaan in de Surinaamse samenleving. Niettemin heeft nooit gekozen voor etnische polarisatie.
Soemita behoorde tot de eerste generatie politieke leiders onder de Javanen in Suriname. Zij opereerden vanuit de harmoniegedachte. Bij de tweede generatie Javaanse leiders is meer sprake van confrontatie en sterkere oriëntatie op Suriname. Na de terugtrekking van Soemita uit de actieve politiek ontstond ook meer politieke pluriformiteit onder Javanen in Suriname. Er ontstonden verschillende Javaanse partijen die samenwerken in verschillende partijcombinaties met andere politieke partijen. Iding Soemita stierf op 18 november 2001 en de “Messias” van de Javanen werd conform zijn levenswijze op sobere wijze begraven. Gelet op de verdiensten van Iding Soemita en in het bijzonder zijn emanciperende rol ten behoeve van de Javanen en zijn bijdrage aan de verbroederingspolitiek verdient hij een standbeeld. Dat kan worden geplaatst op het Onafhankelijkheidsplein tussen de standbeelden van Pengel en Lachmon. Hij was tenslotte een van de drie historische leiders van Suriname. Het jaar 2023 wordt een belangrijk herdenkingsjaar voor de Creoolse/Afro-Surinaamse, Hindostaanse en Chinese bevolkingsgroepen in verband met 160 jaar afschaffing van de slavernij, 150 jaar Hindostaanse immigratie en 170 jaar Chinese immigratie. Voor de Javaanse groep is 2023 geen bijzonder herdenkingsjaar. Op 3 april 2023 zou Iding Soemita 115 jaar zijn geworden. Een onthulling van zijn standbeeld in 2023 dat door de Javaanse en in breder verband de Surinaamse gemeenschap tot stand wordt gebracht, zou getuigen van historisch besef voor de markante politiek leider Iding Soemita.
Gebruikte literatuur
Azimullah, E. (1986), Jagernath Lachmon, Paramaribo: Vaco.
Breeveld, H. (2000), Jopie Pengel, 1916-1970. Leven en werk van een Surinaamse politicus, Amsterdam: Conserve.
Breunissen, K. (2001), Ik heb Suriname altijd liefgehad, Het leven van de Javaan Salikin Hardjo, Leiden: KITLV.
Burger J.W. (1928), Vergelijkend overzicht van de immigratie en blijvende vestiging van Javanen en Brits-Indiërs in Suriname, in: De Economist, jaargang. Jaargang 77, nummer 1, Amsterdam.
Choenni, C.E.S. (1982), Hindoestanen in de politiek, Rotterdam: Futile.
Derveld, F.E.R. (1982.), Politieke mobilisatie en integratie van Javanen in Suriname, Groningen: Bouma.
De Surinamer. 21 maart 1950. Javanen demonstreren op het N.V.G.B.-terrein.
Dew, E. (1977), The Difficult Flowering of Suriname, Den Haag; Martinus Nijhoff.
Dwarka Panday, R.M. 24 Januari 2005. Assimilatiepolitiek nu, in Dagblad Suriname.
Egger, J.L. (1982), Raciale politiekvoering in Suriname,1948-1980, Paramaribo.
Encyclopedie van Suriname (1977). Amsterdam: Elseviers.
Fernandes Mendes, H.K. (1989), Onafhankelijkheid en parlementair stelsel in Suriname, Zwolle: Tjeenk Willink.
Hoefte R. (1990), De betovering verbroken; de migratie van Javanen naar Suriname, Dordrecht: Foris.
Hoefte, R. (1998), In place of slavery, Social History of British Indian and Javanese Labourers in Suriname, Gainesville: University of Florida.
Ismaël, Joseph. (1949), De immigratie van Indonesiërs in Suriname, Leiden: Luctor et Emergo.
Kartokromo, Kadi. (2006), Javanen en politiek, de strijd naar politieke macht en politiek leiderschap, Paramaribo.
Marshall, E. (2000), Ontstaan en ontwikkeling van het Surinaams nationalisme; natievorming als opgave. Delft: Eburon.
Mitrasing, F. E. M. (1959), Tien jaar Suriname, 1945-1955, Leiden: Luctor et Emergo.
Sedney, J. (1997), De Toekomst van ons verleden, democratie, etniciteit en politieke machtsvorming in Suriname, Paramaribo: Vaco.
Suparlan, P. (1995), The Javanese in Suriname, Ethnicity in an Ethnically Plural Society, Arizona/Tempe: State University.
Surinaamse politiek 1975-1998 in: OSO, themanummer, mei 1999, jaargang 18, nummer 1.
Waal Malefijt, A. de (1963), The Javanese of Surinam: segment of a plural society, Assen: Van Gorcum.
Wengen, G.D. van (1973), De Javanen van Suriname, Leiden; Brave New Books.
Wijntuin, Emile (1994), Reflekties uit een politiek verleden, Paramaribo.
Dit artikel ter herdenking van 131 jaar Javaanse Immigratie op 9 augustus 2021 is een bewerking van de brochure Bapak Iding Soemita die ik in 2009 heb gepubliceerd. Ik dank Eric Kastelein voor zijn redactionele adviezen.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Astrologie: geschikt hulpmiddel voor matchmaking?
“Mensen zijn niet alleen horoscopen. Niet de ene horoscoop trouwt met de andere. Het gaat om twee levende wezens die met elkaar trouwen. Astrologie is geen hulpmiddel voor matching maar wel voor een goede invulling van het huwelijk.” (Pawan Kumar Mishra)
Indiase samenleving doordrongen van astrologie
Astrologie speelt een belangrijke rol in diverse aspecten van het leven van Indiërs. Ging het vroeger vooral om een toepassing van een goddelijke wetenschap, tegenwoordig werken veel astrologen op commerciële basis. Er zijn echter nog steeds astrologen die vanuit hun hart werken met het doel de mensheid te dienen, die niets in rekening brengen voor hun consulten en accepteren wat er in de vorm van een offer tot hen komt. In India is er geen gebrek aan goede astrologen, maar men moet ze wel proberen te vinden. Vandaag de dag zijn er astrologen die gespecialiseerd zijn in een bepaald gebied en zich alleen bezighouden met bepaalde soorten gevallen. Net als artsen die specialist of superspecialist zijn in een bepaald gebied van de geneeskunde. Correspondent Rajiv Malik sprak met een aantal Indiërs over dit onderwerp.
Krishna Srivastava, bedrijfsleider en een liefhebber van astrologie verklaart de belangrijke rol van astrologie als volgt: “Bijna alle klassen van de Indiase samenleving zijn bewust of onbewust verbonden met astrologie. Dat komt omdat al onze festivals zijn verbonden met de stand van de planeten. En om deze kosmische wetenschap aan de mensen over te brengen, hebben oudere generaties er mooie verhaaltjes omheen geweven. Het was natuurlijk nooit gemakkelijk om gewone mensen de ingewikkelde astronomische berekeningen te doen begrijpen. Ik kan het festival Karva Chauth als voorbeeld noemen. Tijdens dit festival vasten getrouwde vrouwen van zonsopgang tot maansopgang voor de veiligheid en gezondheid van hun echtgenoten. Er wordt gezegd dat op die dag de stand van de zon en de stralen een gunstig effect hebben op de baarmoeder van de getrouwde vrouw. Ongetrouwde vrouwen hoeven niet te vasten. Een ook mannen niet, want zij hebben geen baarmoeder. Maar als zij dit wel doen, is dat een gunstige emotionele uiting naar hun vrouw toe. Alle geledingen van de Indiase samenleving zijn bewust of onbewust doordrongen van astrologie. Degenen die meer middelen hebben zoals zakenlui, politici, spelers, acteurs en producenten gaan voor meer, diepere en geavanceerde inzichten.”
Krishnamurthy, gepensioneerd bedrijfsadviseur, amateur-astroloog en expert in beurs-gerelateerde astrologie ziet dat astrologen forse bedragen vragen wanneer zij worden geraadpleegd. “Volgens onze geschriften en tradities mag een astroloog als zodanig geen consultatiegeld vragen. Hij moet gracieus aanvaarden wat hem als dakshana (gift) wordt toegekend door degenen die hem raadplegen en tevreden zijn over zijn diensten. Maar tegenwoordig maken astrologen commercieel gebruik van hun kennis en vaardigheden. Politici, filmsterren, beroemdheden en andere rijke mensen betalen hun enorme honoraria. Zij laten zich ook graag fotograferen met rijke en beroemde mensen en adverteren daarmee om nieuwe cliënten aan te trekken. Bij het doen van verkiezingsvoorspellingen moeten astrologen heel diplomatiek te werk gaan. Zij kunnen bijvoorbeeld niet openlijk vertellen dat iemand de verkiezingen zal verliezen als dat uit diens horoscoop zou blijken. In zo een geval zal de astroloog zeggen dat het een zware strijd zal worden en dat de cliënt heel hard moet werken. Hij kan ook suggereren om enkele puja’s te laten doen om de zegeningen van de goddelijke krachten te krijgen. Met zulke adviezen wordt door sommige astrologen veel geld verdiend. Soms trekt de astroloog de stoute schoenen aan en voorspelt dat iemand de verkiezingen zal verliezen. In zo een geval is het niet vreemd dat aanhangers van die politicus de astroloog bedreigen en zelfs in elkaar slaan. Voorzichtigheid is dus geboden.” Krishnamurty vindt het ook niet juist dat mensen tegenwoordig astrologen raadplegen wanneer het hun uitkomt, bijvoorbeeld in de avond na het werk. “Als de raadpleging op het verkeerde moment gebeurt, zal de kwaliteit van de voorspelling niet goed zijn. Astrologische consulten zouden het best vroeg in de ochtend moeten plaatsvinden.”
Zakenman Mukesh Seth die als kind zijn moeder vergezelde naar de tempel zag hoe zijn moeder de tempelpriester raadpleegde voor cruciale zaken, zoals de huwelijksrelatie van zijn oudere broer, zijn zussen en van hemzelf en voor vele andere zaken die met hun huwelijk te maken hadden. “Met de zegeningen van God en de goede begeleiding van de tempelpriesters die ons in huwelijkszaken begeleidden, waren alle huwelijken in onze familie een succes en alle kinderen zijn gelukkig gesetteld met hun echtgenoten. Toen ik opgroeide en de betekenis van astrologie begreep, begon ik een professionele astroloog te raadplegen en dat bleek zeer gunstig voor de groei van mijn bedrijf en de oplossing van veel van gezondheids- en huwelijksgerelateerde problemen waarmee mijn familie werd geconfronteerd. Mijn bedrijf heeft enorm geprofiteerd van astrologische adviezen. Zelfs voor het onderwijs en de carrières van mijn kinderen heb ik de astrologen geraadpleegd en ik ben erg blij met de resultaten die ik door die raadpleging en begeleiding heb gekregen.”
Astrologie en huwelijksmatching niet gebaseerd op de traditie
Bij het aangaan van een huwelijk werd vroeger veel belang gehecht aan de horoscoop en de familieachtergrond. Tegenwoordig gaan jonge mensen meer voor een liefdeshuwelijk. Ouders voelen zich soms hulpeloos wanneer hun kinderen verliefd worden en geen aandacht hebben voor de horoscoop en de familieachtergrond. Er vinden ook huwelijken plaats terwijl de horoscopen niet overeenstemmen. Vroeger hadden (groot)ouders veel inspraak in de keuze van de huwelijkspartner van hun (klein)kinderen. Tegenwoordig is het niet vreemd dat huwelijken slechts zes maanden tot een paar jaar duren.
Het gebeurt nog steeds dat astrologen worden ingeschakeld voor het lezen van horoscopen van beoogde huwelijkspartners en sommigen vragen daar enorm veel geld voor. Pawan Kumar Mishra (zie hier voor een uitgebreid interview met hem) houdt zich hier niet mee bezig. “Ik help niet met het matchen via horoscopen en soms zijn mensen beledigd. Ze gaan dan naar andere astrologen, maar dat vind ik niet erg. Waar in onze traditie, geschiedenis en geschriften zien we dat een koning of een prins trouwde met een prinses op basis van overeenstemmende horoscopen? Neem alleen al het voorbeeld van het huwelijk van Shri Ram en Sita-ji. In hun geval werden geschikte huwelijkskandidaten uitgenodigd en het meisje maakte haar keuze. Swayamvar (openbare keuze door de bruid) was de manier waarop Vedische huwelijken plaatvonden. De aanstaande bruid ging van de ene persoon naar de andere, keek in de ogen van de gegadigden, besliste met wie ze wilde trouwen en omhing die persoon met een málá (bloemenkrans). Deze meisjes waren ongeveer zestien jaar oud toen zij hun levenspartner kozen. Het hart en de intuïtie van een vrouw moeten beslissen met wie zij wil samenleven. Als de aanstaande bruid eenmaal haar keuze heeft gemaakt, begint in feite de rol van een astroloog. Die bestudeert de stand van de planeten volgens de horoscopen en stelt de beste tijd om te trouwen voor. De traditie gaat uit van groot respect voor vrouwen. Een man zou nooit nee zeggen tegen een vrouw. Maar een vrouw had het recht om een man af te wijzen als ze dat wilde. Als beide partners van elkaar houden, is dat een ideale situatie. Het is wel zo dat mannen niet de capaciteit en de diepte hebben waarmee een vrouw kan liefhebben. Liefde zelf is iets vrouwelijks en daarom is het vermogen van de vrouw om lief te hebben veel meer.”
Als huwelijkspartners bij Mishra komen voor horoscoopvergelijkingen stelt hij voor dat zij een gedetailleerd huwelijksplan of een gedetailleerd huwelijkssacrament moeten laten opstellen. Dat plan moet dan gebaseerd zijn op hun horoscopen. Maar daarin is men over het algemeen niet geïnteresseerd, terwijl astrologie wel kan helpen bij beslissingen als waar het huwelijk moet plaatsvinden, wat het decor moet zijn, welke kleuren moeten worden gebruikt en zelfs welke kleur bloemen moeten worden gebruikt in de decoratie. Astrologie helpt ook bij het bepalen van de bestemming van de huwelijksreis of de woonplaats na het huwelijk. “Mensen zijn niet alleen horoscopen, zij zijn levende wezens. Het is niet zo dat de ene horoscoop met de andere horoscoop trouwt. Het gaat om twee levende wezens die met elkaar trouwen. We kunnen bestuderen en uitvinden hoe de verschillende planeten voor hen staan. Welke dingen zullen ze samen leuk vinden, en wat juist niet? Wat zijn hun sterke en zwakke punten? Waar moeten ze op letten? In welke situatie kunnen ze zo sterk van mening verschillen dat dit zelfs tot een breuk zou kunnen leiden? Als men eenmaal een levenspartner heeft gekozen, wat moet men dan doen om een gelukkig, vreugdevol, doelgericht en vervullend leven te hebben? Het is op dit gebied dat de astrologie kan werken als een raadgever, als een spiegel en als een hulpmiddel om elkaar te begrijpen, dichter bij elkaar te komen en een koppel te worden. Koppel is een enkelvoudig woord. Ze zijn niet langer twee mensen, ze zijn één als een koppel. Astrologie helpt ook bij de keuze van edelstenen. Edelstenen zijn niet zomaar stukjes steen. Het zijn kristallen. Of het nu smaragd, robijn, saffier of diamant is. Ze hebben hun eigen vibraties. Soms wordt geadviseerd om een diamant niet te dragen. In sommige gevallen is het paar echter al gescheiden tegen de tijd dat ze hun diamanten ring afdoen.”
Overeenkomende horoscopen geen garantie voor succesvol huwelijk
Volgens Anuradha Sethi, huwelijksconsulente in Delhi, speelt astrologie heden ten dage een belangrijke rol in de matchmaking. Ongeveer zeventig procent van haar cliënten dringt aan op het matchen van horoscopen. “Het is heel gebruikelijk om de horoscopen te laten matchen. Zelfs hindoes in het buitenland geloven in het matchen van horoscopen alvorens een huwelijk af te sluiten. Wij laten het raadplegen van een astroloog echter over aan de ouders, zodat zij zichzelf persoonlijk tevreden kunnen stellen. Soms wordt gebruikgemaakt van een softwareprogramma. Wij als matchmakers hebben er begrip voor dat elke ouder graag de beste beslissing wil als het gaat om de keuze van een levenspartner voor hun kinderen. Dit is namelijk een cruciaal moment in hun leven. De ouders willen graag vanuit alle invalshoeken tevreden zijn alvorens een definitief besluit wordt genomen over het huwelijk.”
Persoonlijk denkt Sethi dat opvoeding, opleiding en carrière van de toekomstige partner belangrijker zijn dan de horoscoop. Wanneer het meisje en de jongen elkaar in professionele kring leren kennen en beslissen om te trouwen, speelt het matchen van de horoscoop een minder belangrijke rol. Er zijn echter families die ook in zulke gevallen aandringen op goede afstemming van horoscopen. “Vanuit onze rol werken wij met de ouders samen die per se een match willen en dat geldt voor de meerderheid. Soms heb ik het gevoel dat goede huwelijken niet tot stand komen omdat de horoscopen niet matchen. We voelen ons erg gefrustreerd wanneer we dit zien gebeuren. Ik moet zeggen dat, hoewel langzaam, er wel verandering gaande is. Je ziet dat mensen meer belang hechten aan opleiding, familieachtergrond en opvoeding in plaats van zich volledig op de horoscoop te concentreren.”
Sethi merkt ook op dat astrologen verschillende stijlen hebben om horoscopen te bestuderen waardoor ouders die meerdere astrologen raadplegen verschillende adviezen kunnen krijgen. Sommige astrologen adviseren hoe bepaalde punten die zij in de horoscopen zien kunnen worden aangepakt om toch tot een match te komen. Een probleem doet zich voor wanneer uit de horoscoop blijkt dat een van de partners manglik is (sterk onder invloed van de planeet Mars). In India is er een sterk bijgeloof dat een huwelijk tussen een manglik en een niet-manglik desastreus zal verlopen. “Voor degenen die manglik zijn moeten we partners zoeken die dat ook zijn. Het is wel interessant te zien dat er genoeg mensen zijn die zich zelfs hier niet meer druk over maken en trouwen met partners zonder dat hun horoscopen overeenkomen. Ik ken echter ook jongens en meisjes die al jaren wachten op de juiste match op basis van hun horoscoop en nog steeds niet getrouwd zijn.” Sethi ziet huwelijken die zeer succesvol zijn, terwijl de horoscopen van de partners niet overeenkwamen. Aan de andere kant heeft ze huwelijken zien mislukken waar de horoscopen zeer goed overeenkwamen. Tegelijk zijn er ook succesvolle huwelijken bij overeenkomende horoscopen. “Het is een controversieel onderwerp. Persoonlijk houd ik mij afzijdig van deze vorm van matchmaking en adviseer ik geen astrologen aan mijn cliënten.”
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Gezondheid, LIFESTYLE, NIEUWS, Religie & Levenswijze
Het Nederlandse slavernijverleden als een kwal op het strand. Deel I – Dr. Hans Ramsoedh
De Nederlandse historicus Ernst Kossmann vergeleek eens de discussie over de Nederlandse identiteit met een grote kwal op het strand: het is te ingewikkeld, te veelzijdig, te veranderlijk. Ga er mee om als een grote kwal op het strand. Deze metafoor van de grote kwal op het strand geldt sinds een decennium in zekere zin ook voor het Nederlandse slavernijverleden. Lange tijd werd er in Nederland het liefst met een grote boog eromheen gelopen.
Met de mondiale aandacht voor de Black Lives Matter-beweging (BLM) in de Verenigde Staten kwam ook de Nederlandse rol bij de slavenhandel en slavernij hoog op de maatschappelijke en politieke agenda te staan. De media (TV en kranten) hebben inmiddels volop aandacht voor dit onderwerp. Daar waar tot voor kort Nederlandse musea nog altijd vooral de glorieuze kant van het Nederlandse verleden tonen is ook bij deze instituten – waar zoals de Nederlandse historicus Thomas von der Dunk eens zei dat nationale heiligdommen onbevlekt worden herinnerd – sprake van een omslag. In het Rijksmuseum in Amsterdam is sinds mei j.l. een tentoonstelling te zien over slavernij in de vorm van persoonlijke en waargebeurde verhalen. Voor zwarte activisten zijn slavenhandel en slavernij en de gevolgen daarvan voor de nazaten van totslaafgemaakten onderdeel geworden van hun identiteitspolitiek. Met dit laatste wordt bedoeld dat vanuit een bepaalde sociale of etnische identiteit en een gevoel van onrecht politiek of actie wordt gevoerd voor een specifieke sociale groep. Een belangrijk kenmerk van identiteitspolitiek is framing, dat wil zeggen benadrukking van aspecten om een bepaalde opvatting daarover te propageren.
In de brede aandacht die er nu is voor het Nederlandse slavernijverleden gaat het bij activisten vooral om de volgende aspecten:
- In het Nederlandse onderwijs is er weinig aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden;
- De Nederlandse regering moet aan de nazaten van de totslaafgemaakten excuses aanbieden voor haar rol in de slavenhandel en de slavernij;
- Nazaten van totslaafgemaakten hebben recht op compensatie of herstelbetaling voor het leed hun voorouders aangedaan;
- Nazaten van totslaafgemaakten hebben te maken met racisme, discriminatie en maatschappelijke achterstand die te relateren zijn aan het slavernijverleden.
Deze bijdrage bestaat uit twee delen. In dit eerste deel ga ik nader in op bovenvermelde vier punten. Deze bespreking wordt voorafgegaan door een beknopte bespreking van het Nederlands slavernijverleden als achtergrondinfo. In het tweede deel bespreek ik de recente adviezen (1 juli 2021) in het rapport van het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden dat door de regering op 1 juli 2020 is geïnstalleerd om te rapporteren over het Nederlandse slavernijverleden.
Nederlands slavernijverleden
In Nederland werd slavernij geassocieerd met de Verenigde Staten en niet met de Nederlandse koloniën. In het collectieve Nederlandse bewustzijn is een belangrijke plaats ingeruimd voor de Gouden Eeuw in de 17e eeuw, een periode die staat voor een bloeiperiode op het terrein van handel, wetenschap en schilderkunst. Deze bloeiperiode wordt niet geassocieerd met slavenhandel en slavernij. Dat glorieuze Nederlandse verleden verleidde oud-premier Jan Peter Balkenende om in 2006 te spreken van de VOC-mentaliteit als reactie op de Tweede Kamer over de economische opleving: ‘Laten we optimistisch zijn! Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek! Toch? De VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie) stond voor de premier gelijk aan handelsgeest, daadkracht en durf. Het kwam hem echter op veel hoon te staan aangezien de keerzijde van VOC gewelddadige handelswijze, rooftochten, slavernij en onderdrukkende kolonisatie was.
Nederland was een belangrijke speler in de slavenhandel. Het Nederlandse aandeel in de trans-Atlantische slavenhandel tussen 1600 en 1814 (toen een Nederlands verbod op slavenhandel werd ingesteld) was niet onbelangrijk. Van de twaalf tot zestien miljoen tot slaafgemaakte Afrikanen bedroeg het Nederlandse aandeel circa vijf procent (500.000 – 600.000). Van dit aantal werden door de Nederlandse West-Indische Compagnie (WIC) circa 300.000 naar Suriname vervoerd. Van belang is hierbij op te merken dat de (Nederlandse) slavenhandel zich niet beperkte tot Afrikanen. Ook in Azië vormde slavenhandel een belangrijk bestanddeel van de activiteiten van de VOC. Nederland schafte in 1863 de slavernij af met daarbij nog de verplichting voor de ex-totslaafgemaakten om nog tien jaar verplicht arbeid te verrichten op de plantages. De periode van tien jaar verplichte arbeid heet de periode van het Staatstoezicht (1863-1873).
Conservatieve Nederlandse historici verdedigen het standpunt dat de invloed van de Nederlandse slavenhandel voor de Nederlandse economie marginaal was. Recent onderzoek toont echter aan dat die invloed allerminst marginaal was. De op trans-Atlantische slavernij gebaseerde activiteiten rond 1770 vormden maar liefst vijf procent van het bruto binnenlands product (bbp is de totale toegevoegde waarde van alle in een land geproduceerde finale goederen en diensten) van de Nederlandse Republiek. Voor Nederlands welvarendste en machtigste provincie, de provincie Holland, bedroeg dit percentage zelfs tien. Met andere woorden, het belang van de slavenhandel voor de Nederlandse economie moeten we niet wegcijferen, maar ook niet overwaarderen. Slavenhandel vormde niet de grondslag van de Gouden Eeuw, zij was wel de keerzijde.
Onderwijs en het Nederlandse slavernijverleden
Tot eind jaren tachtig van de 20e eeuw waren in de Nederlandse geschiedenisboekjes slavenhandel en slavernij onderbelichte thema’s. Het is dan ook niet verwonderlijk dat een groot deel van de bevolking geen weet heeft van het Nederlandse slavernijverleden.
Een belangrijke impuls voor de discussie over het Nederlandse slavernijverleden kwam door VN Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban Zuid Afrika in 2001. Op deze conferentie werden de trans-Atlantische slavenhandel, slavernij en het kolonialisme tot misdaden tegen de menselijkheid verklaard. Aan staten werd er echter geen juridische verplichting opgelegd om compensatie te betalen.
In Nederland vroegen zwarte activisten om implementatie van de Durban verklaring en niet geheel zonder succes. Nederland financierde de realisatie in 2002 van het Nationaal Monument Slavernijverleden in het Oosterpark in Amsterdam en in 2003 werd het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) opgericht met als doel onderzoek te doen naar en bewustwording van het Nederlands slavernijverleden. Het NiNsee heeft echter nauwelijks deze doelstelling kunnen realiseren vanwege grote bezuinigingen in de culturele sector in 2012 door het kabinet-Balkenende (met gedoogsteun van de PVV). Het betekende onder meer voor NiNsee een stopzetting van een groot deel van Rijkssubsidie.
In opdracht van de Nederlandse regering werd voor het geschiedenisonderwijs in 2006 de geschiedeniscanon van Nederland samengesteld. Deze canon moest richting geven aan het geschiedenisonderwijs in het basisonderwijs en de eerste twee klassen van het voortgezet onderwijs. Vijf van de vijftig vensters hadden betrekking op de Nederlandse koloniale geschiedenis waaronder slavenhandel en slavernij. In de herziene geschiedeniscanon in 2020 kreeg ook de Surinaamse activist Anton de Kom een plek. De minister van Onderwijs vond namelijk dat er meer aandacht moest komen voor de ‘schaduwkanten’ van de Nederlandse geschiedenis. De Kom is hiermee de eerste Surinamer die een plek heeft gekregen in de Nederlandse geschiedeniscanon.
Met de totstandkoming van de geschiedeniscanon pasten uitgevers van geschiedenismethoden op de canon aan. Het betekent dan ook dat slavernij inmiddels een verplicht onderdeel is van het geschiedenisonderwijs in Nederland. Niettemin wordt door activisten tegen beter weten in de aandacht voor slavernij in het Nederlandse onderwijs ‘summier en oppervlakkig’ en ‘een voedingsbodem voor hedendaags racisme’ genoemd, terwijl verschillende survey-onderzoeken het afgelopen decennium het tegendeel uitwijzen. Voorts blijkt uit onderzoek dat in lesmethoden op scholen zelfs twee keer meer ruimte wordt besteed aan kolonialisme en slavernij dan aan de Holocaust. Dat activisten desondanks blijven verkondigen dat er in het geschiedenisonderwijs nog steeds te weinig aandacht is voor slavernij lijkt mij ingegeven door framing.
Excuses voor het Nederlandse slavernijverleden
Al eerder hebben ministers sinds 2002 bij de slavernijherdenking op 1 juli in het Oosterpark namens het Nederlandse kabinet ‘diepe spijt’ uitgesproken over het Nederlandse slavernijverleden, maar tot het maken van excuses kwam het niet. Vanuit activistische kringen klinkt al langer de roep om excuses door de Nederlandse overheid. Als gevolg van de actualiteit van de Black Lives Matter-beweging in 2020 kwamen de excuses voor het Nederlandse slavernijverleden hoog op de maatschappelijke en politieke agenda te staan. Enkele politieke partijen (Groen Links, Christen Unie, D66alsmede de burgmeesters van Amsterdam en Rotterdam) riepen de regering op om namens Nederland excuses te maken voor het slavernijverleden. De gemeentes Amsterdam en Rotterdam kondigden aan excuses aan te bieden vanwege hun rol bij de slavenhandel. D66 en GroenLinks willen ook dat Keti Koti (1 juli) een nationale herdenkingsdag wordt vanaf 2023.
In de Tweede Kamer is er echter geen meerderheid te vinden voor het maken van excuses. Ook het kabinet ziet weinig in Nederlandse excuses. In de optiek van premier Rutte zullen excuses polariserend werken: ‘Als ik het zal doen, voor wie doe ik het dan, aan wie bied ik ze dan aan? En hoe ver moeten we dan teruggaan?’ aldus Rutte in februari 2021.
Afgelopen 1 juli was Amsterdam de eerste stad in Nederland die zijn excuses bood voor de actieve betrokkenheid van het Amsterdamse stadsbestuur bij het commerciële systeem van koloniale slavernij en de wereldwijde handel in totslaafgemaakten. Volgens sommigen een ‘revolutionaire stap’. Burgemeester Femke Halsema sprak daarbij de volgende woorden,: ‘Het is tijd om het grote onrecht van de koloniale slavernij te metselen in de identiteit van onze stad. Met een ruimhartige en onvoorwaardelijke erkenning. Omdat wij een overheid willen zijn van diegenen bij wie het verleden pijn doet en de doorwerking van dat verleden een last is. Een overheid voor alle Amsterdammers’. Halsema’s excuses waren niet namens de inwoners, maar namens de stadsbestuurders omdat hun voorgangers een grote rol hadden gespeeld in de slavernij en in het tegenwerken van de afschaffing ervan.
Bij de verlangde excuses door de Nederlandse regering is het de vraag namens wie nu precies de Nederlandse regering deze moet aanbieden. Een regering spreekt per definitie namens alle Nederlanders. Het betekent dat door namens de Nederlandse bevolking excuses aan te bieden je de hedendaagse bevolking medeverantwoordelijk acht voor deze zwarte bladzijde in de verre Nederlandse geschiedenis. Het gevaar is niet ondenkbeeldig dat evenals bij de Zwarte Piet-discussie Nederland verzeild raakt in een cultuurstrijd of gepolariseerd raakt tussen voor- en tegenstanders van het bieden van excuses voor het slavernijverleden. Onduidelijk is in hoeverre het bij activisten bij excuses door de Nederlandse regering gaat om het belijden van een ‘collectieve Nederlandse schuld’. Het is dan de vraag of dit terecht is aangezien de onderkant van de Nederlandse samenleving tussen de 16e en 19e eeuw niet of nauwelijks profijt had van deze handel . Uit een enquête-onderzoek van het actualiteitenprogramma Een Vandaag op 1 juli 2021 komt naar voren dat zestig procent van de ondervraagden het niet nodig vindt dat de regering excuses aanbiedt voor het Nederlandse slavernijverleden. Belangrijker dan excuses vind ik erkenning van de Nederlandse regering voor haar aandeel in de slavenhandel en de wandaden jegens de totslaafgemaakten.
Recht op compensatie of herstelbetaling
Een belangrijk aandachtspunt van activisten is compensatie voor de nazaten van totslaafgemaakten. Aan deze kwestie kleven veel praktische problemen: tot hoeveel generaties terug mag aanspraak worden gemaakt op compensatie voor misdrijven in het verleden, wie komen er voor in aanmerking en wie niet, hoe hoog moet de compensatie zijn, wie bepaalt de hoogte van de compensatie et cetera? Dit zijn lastige vragen waarop geen eenvoudige antwoorden mogelijk zijn. Voorkomen dient te worden dat naar aanleiding van de discussie rond de herstelbetaling individuen ten onrechte de hoop krijgen dat zij van de Nederlandse staat financiële compensatie zullen krijgen voor het leed dat hun voorouders is aangedaan. Op dit aspect kom ik in het tweede deel terug.
Relatie slavernijverleden en racisme, discriminatie en maatschappelijke achterstand
In de huidige discussie over racisme, discriminatie en maatschappelijke achterstand wordt door activisten een directe link gelegd met het slavernijverleden. Er ontbreekt ieder wetenschappelijke bewijsvoering voor dit verband. Zijn het niet vooral personen met een mediterrane achtergrond (Turken, Marokannen) in Nederland die het meest met racisme en discriminatie (op de arbeidsmarkt en bij het vinden van stageplekken) te maken hebben? Veel eigentijdse problemen van nazaten van totslaafgemaakten willen toeschrijven aan het slavernijverleden is een uiting van mental slavery. Intergenerationele overdracht van trauma’s is een controversieel onderwerp in de psychologische wetenschap. Uit recent onderzoek komt wel naar voren dat hevige trauma’s kunnen worden doorgegeven aan (klein-)kinderen maar er is echter nog te weinig wetenschappelijke onderbouwing voor intergenerationele overdracht van trauma’s als oorzaak voor maatschappelijke achterstand en achterstelling na honderdvijftig jaar. Doordat sommige activisten dit verband wel leggen worden mensen bewust of onbewust geduwd in een slachtofferrol en weer anderen in een daderrol.
Foto’s: auteur (2 en 5)
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Het Nederlandse slavernijverleden als een kwal op het strand. Deel II – Dr. Hans Ramsoedh
In dit tweede deel bespreek ik de recente adviezen die op 1 juli 2021 zijn uitgebracht in het rapport van het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden (Ketenen van het verleden, 272 pp.). Dit adviescollege is op 1 juli 2020 geïnstalleerd om te rapporteren over het Nederlandse slavernijverleden. Aanleiding voor de regering voor de samenstelling van dit adviescollege was haar voornemen om een dialoog te houden over het slavernijverleden en de doorwerking daarvan in de hedendaagse samenleving. In de optiek van de Nederlandse regering moet de dialoog leiden tot verbinding en een bredere erkenning en inbedding van het gedeelde verleden. Dit tweede deel sluit ik af met enkele slotopmerkingen.
Adviezen aan de Nederlandse regering over het omgaan met het Nederlandse slavernijverleden
In zijn rapport heeft het Adviescollege een fors aantal aanbevelingen opgenomen. Het gaat om een aantal concrete voorstellen zoals: de oprichting van een nationaal slavernijmuseum, verankering van het slavernijverleden op alle niveaus in het onderwijscurriculum, de bestrijding van institutioneel racisme op de arbeidsmarkt, de woningmarkt, het onderwijs en de politie. Volgens het adviescollege vloeien deze vormen van racisme voort uit de slavernij en het kolonialisme.
Erkenning slavenhandel als misdaad tegen de menselijkheid
Daarnaast heeft het Adviescollege nog een aantal andere voorstellen opgenomen die zeker veel stof zullen doen opwaaien. Zo wordt in het rapport, in navolging van de VN Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban Zuid Afrika 2001, de Nederlandse betrokkenheid bij slavernij als een misdaad tegen de menselijkheid genoemd. Ondanks dat, zoals ook in het rapport wordt gesteld, dat erkenning en excuses ‘complex en doorgaans niet zonder risico of controverse’ zijn wordt de Nederlandse regering opgeroepen om eenduidig te erkennen dat de slavenhandel en slavernij die tussen het begin van de 17e eeuw en 1 juli 1863 direct of indirect onder Nederlands gezag hebben plaatsgevonden misdrijven tegen de menselijkheid waren. Deze erkenning was een van de meest controversiële kwesties op de conferentie in Durban in 2001 en had het karakter van een antiwesterse jamboree. Uiteindelijk volgde op die conferentie de erkenning dat historische en hedendaagse praktijken van slavernij en slavenhandel moreel schandalig zijn en dat wat vandaag een misdaad tegen de mensheid zou zijn niet toegepast kan worden op een tijdperk voordat dit principe feitelijk bestond. Waarom niettemin deze oproep van het Adviescollege aan de Nederlandse regering? Ik acht het niet uitgesloten dat deze oproep van het Adviescollege aan Nederland om zijn betrokkenheid bij slavenhandel en slavernij als een misdaad te erkennen ingegeven is door identiteitspolitieke overwegingen: Nederland moet op de knieën en diep door het stof om zijn zonden jegens de totslaafgemaakten en hun nazaten te belijden.
In de hele discussie rond het slavernijverleden draait het vooral om de rol van westerse landen en de westerse beschaving, terwijl Afrikanen en Arabische handelaren eveneens belangrijke actoren waren. Mij is niet bekend dat bijvoorbeeld aan huidige Afrikaanse koningen/stamhoofden is gevraagd om de handelwijze van hun voorgangers bij de slavenhandel te erkennen als misdaden tegen de eigen bevolking.
Koninkrijksfonds
Het Adviescollege heeft ook naar de kwestie van compensatie gekeken en concludeert dat het daarvoor te lang is geleden en dat hier juridisch geen grondslag voor is. In plaats van compensatie pleit het voor de oprichting van een soort Koninkrijksfonds dat gebruikt kan worden voor bijvoorbeeld een nationaal slavernijmuseum. Over de hoogte van het bedrag voor dit fonds worden geen bedragen genoemd. Dit fonds zou volgens het Adviescollege op 1 juli 2023 moeten ingaan. Op dit moment is het kabinet demissionair en het betekent dat het nieuw aan te treden kabinet te zijner tijd met een inhoudelijke reactie zal komen op de adviezen van het Adviescollege.
Nationaal onderzoek slavernijverleden
Een opvallend voorstel in het rapport van het Adviescollege is dat de Nederlandse regering opdracht moet geven tot een nationaal onderzoek naar het slavernijverleden. Verwacht het Adviescollege soms nieuwe inzichten terwijl er kasten vol boeken over het Nederlandse slavernijverleden zijn verschenen? Ik acht de kans de groot dat bij nieuw te initiëren onderzoek door de overheid naar het slavernijverleden het vooral witte geëngageerde Nederlandse onderzoekers zullen zijn die dit soort opdrachten in de schoot toegeworpen zullen krijgen in plaats van zwarte onderzoekers die ook hun sporen op dit terrein hebben verdiend.
1 juli als Nationale herdenkingsdag
Tot slot het advies van het Adviescollege over 1 juli. Het voorstel is om van 1 juli in Nederland een nationale herdenkingsdag te maken. Ik sluit niet uit dat dit voorstel wellicht geïnspireerd is door het besluit in de Verenigde Staten om sinds dit jaar 19 juni (Juneteenth), de dag waarop de afschaffing van slavernij wordt herdacht, als nieuwe officiële feestdag te proclameren. De koning en kabinet wordt geadviseerd daarbij aanwezig te zijn als erkenning ‘dat het slavernijverleden het hele land aangaat’. Begin 2021 zegde Rutte toe dat 2023 (150/160 jaar afschaffing slavernij) uitgeroepen zal worden tot een herdenkingsjaar. Het is nog de vraag of in de toekomst 1 juli een nationale herdenkingsdag zal worden in Nederland. Zo’n dag wordt niet van bovenaf opgelegd aan de bevolking. Er moet daarvoor ook een breed draagvlak zijn onder de bevolking. Uit het eerder genoemde enquête-onderzoek van het actualiteitenprogramma Een Vandaag op 1 juli 2021 komt echter naar voren dat meer dan de helft van de ondervraagden (59%) vindt dat Keti Koti geen nationale feestdag hoeft te worden. Er zal over deze kwestie nog stevig gediscussieerd worden tussen voor- en tegenstanders.
Tot slot
Op 30 juni 2019 pleitte burgemeester Aboutaleb van Rotterdam tijdens een herdenkingstoespraak bij het slavernijmonument in zijn stad voor officiële excuses van regeringszijde voor het Nederlandse aandeel in de slavernij. Op 11 juli 2021 sprak Aboutaleb bij de herdenking van de massamoord in de Bosnische stad Srebrenica waar toen in 1995 7.500 – 8.000 moslimmannen en jongens onder de ogen van Dutchbat (Nederlands VN-bataljon) zijn vermoord door Servische troepen. Bij de Sebrenica-herdenking sprak Aboutaleb de volgende woorden: ‘Het is verschrikkelijk wat er is gebeurd. Hou het verleden levend, maar blijf daar niet in steken en maak een stap naar de toekomst’ (geciteerd in de Volkskrant 12 juli 2021). Dit zijn woorden die wat mij betreft ook gelden voor het slavernijverleden. Deze kwal op het Nederlandse strand is niet gebaat bij polarisatie of denken in termen van slachtoffers en daders. Het zal uiteindelijk moeten leiden tot een inclusieve samenleving met daarbij de erkenning wat ons verbindt. Of excuses bij die erkenning horen is voor mij van ondergeschikt belang. Een eerste stap daartoe is van de Nederlandse zijde de erkenning voor de wandaden jegens de totslaafgemaakten in het verleden en de pijn die de nazaten nog vandaag voelen.
Foto’s: auteur (1 en 2)
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Astrologie: een integraal onderdeel van de Indiase cultuur – Interview met Pawan Kumar Mishra – Rajiv Malik
“Astrologie is big and booming business in India, omdat de levens van miljoenen Indiërs erdoor worden beïnvloed. Elke familie heeft makkelijk toegang tot de tempelpriester die voor hen ook als astroloog optreedt.”
Voor Hindorama interviewde ik diverse personen over de rol van astrologie in het leven van Indiërs. Dit artikel is een weergave van het uitgebreide interview met Pawan Kumar Mishra, wereldberoemd astroloog, Vaastu consultant, mentor en auteur van het boek Living Hanuman – A journey from a selfie to the Self through Shri Hanuman Chalisa (2019). Astrologie is booming business en Mishra wordt voor van alles en nog wat geraadpleegd: studiekeuze, carrièreplanning, bedrijfsnaam, medische operatie, juridische procedures enzovoort. Met het matchen van huwelijkspartners houdt hij zich niet bezig. In een apart artikel wordt hier nader op ingegaan.
“Ik ben zo blij om geïnterviewd te worden door Hindorama”, zegt Pawan Kumar Mishra. “Ik heb namelijk een zeer nauwe band met de mensen in Nederland. In feite is Nederland als een tweede thuis voor mij. Ik breng er veel tijd door als ik op reis ben. Een zeer groot aantal doctoraten in onderwerpen die verband houden met de Hindi literatuur wordt gedaan door mensen uit Nederland. Vermeldenswaard is ook dat de Sadhak Gram Village van mijn goeroe Swami Veda Bharti in Rishikesh is ontworpen door Manish Dixit, een in Nederland gevestigde stadsplanner.”
Mishra’s verbondenheid met het Ramayan
Mishra begon zich al op elfjarige leeftijd voor astrologie te interesseren. Als kind van zeven of acht jaar zag hij dat heiligen en sadhoes die zijn dorp in Madhubani, Bihar, bezochten soms handen van mensen bekeken. “Toen ik dat zo zag, realiseerde ik me dat er iets in de handen van mensen is wat je over hun toekomst vertelt en als de hand correct werd gelezen kon de voorspelling uitkomen.” Voor Mishra is er een innige verbondenheid met het Ramayanverhaal. “Madhubani is de plaats die geassocieerd wordt met godin Sita-ji. Zij staat ook bekend als dochter van Madhubani. Sita-ji’s vader stond bekend als Mithilesh en daaruit komt het woord Maithili, mijn moedertaal. De regio waartoe ik behoor staat bekend als Mithila. In feite komt Mithila van het woord Mithun dat liefde betekent.”
Pawan putra (zoon van Pawan, de Wind) is een van de benamingen van Hanuman, de apenvoorman in het Ramayan, die om zijn moed, toewijding en trouw wordt vereerd. “Ik groeide op terwijl mijn moeder elke ochtend de Shri Hanuman Chalisa reciteerde en daarbij mijn naam riep – sumirau pavana kumara. Ik ben haar dankbaar dat zij deze verzen als zaadjes diep in mijn psyche heeft geplant, bijna als mijn eerste inwijding. Mijn ouders ben ik dankbaar dat zij mij een naam hebben gegeven die ik deel met Shri Hanuman. Voor een kind was het iets heel groots om te ontdekken dat zijn naam voorkwam in een goddelijke hymne die elke ochtend werd gezongen. Ik stond altijd op als mijn naam werd gezongen door mijn moeder. Mijn relatie met Heer Hanuman begon zodra ik mijn ogen opende in deze wereld.”
De eerste voorspelling
De eerste voorspelling die Mishra deed was na het zien van de handpalm van een klasgenoot. Zij woonden in dezelfde omgeving omdat hun vaders voor hetzelfde bedrijf werkten. Op een ochtend zag hij dat zijn klasgenoot niet de gebruikelijke schoolkleding droeg en toen hij hem vroeg waarom, vertelde deze dat hij ging verhuizen omdat zijn vader bericht had gekregen dat hij werd overgeplaatst. “Voordat hij verder ging, nam ik zijn hand in de mijne, keek in zijn handpalm en zei hem dat het onmogelijk was dat hij zou vertrekken. Daarna was ik alweer vergeten dat ik dit aan hem had gezegd. Een paar dagen later zag ik hem weer op school en hij vertelde dat de plannen waren veranderd en hij niet ging verhuizen. Zijn ouders kwamen bij ons thuis en vertelden mijn vader wat ik aan hun zoon had gezegd. Zij hadden al hun spullen al gepakt, toen op het laatste moment de overplaatsing werd geannuleerd. De ouders wilden mij graag ontmoeten. Zij waren verbijsterd dat een kleine jongen dit van tevoren had voorspeld.”
Na dit voorval werd Mishra een soort ster. Hij nam de hele zaak heel serieus en zijn belangstelling voor handlijnkunde en astrologie nam sterk toe. “Ik was een zeer godsdienstige jongen. Van jongs af aan deed ik mijn gebeden heel serieus. Het woord verspreidde zich en meer en meer mensen kwamen naar mijn huis. Ze zaten buiten om mij hun hand te laten zien, maar mijn grootvader wilde mij geen ongemak bezorgen en liet mijn rust niet verstoren.”
Autodidact
Mishra: “Ik denk dat de kennis van astrologie iets is wat ik uit mijn vorige levens heb meegekregen door de zegeningen van de rishi’s en grote spirituele persoonlijkheden zowel van mijn vaders- als moederskant. Toen ik klein was, heb ik nooit enige formele opleiding genoten op het gebied van handlijnkunde of astrologie. Deze kennis zat in mijn ziel en begon zich te manifesteren toen ik opgroeide. Dat ik voorspellingen deed die uitkwamen, had mij bewust gemaakt van mijn eigen innerlijke krachten en had mijn zelfvertrouwen een flinke boost gegeven. Deze kennis heb ik uit mijn vorige leven, maar tegelijkertijd heb ik voortdurend aan zelfstudie gedaan.”
Hoewel Mishra’s belangstelling voor astrologie bleef, volgde hij een kunstopleiding en ging in het bedrijfsleven werken. Een zwaar verkeersongeval veranderde echter zijn leven. Als gevolg van rugletsel was hij lange tijd bedlegerig. Hij verloor zijn baan. Een bevriende astroloog raadde hem aan om zijn passie – palmistiek en astrologie – krachtiger na te streven. Op bed liggend begon hij de handpalmen van mensen te lezen en hij bestudeerde tegelijkertijd veel boeken. “Toen ik verder kwam, realiseerde ik me dat handlezen erg intuïtief en subjectief is. Aanvankelijk zag ik handlijnkunde en astrologie als één geheel. Later, toen ik me verder ontwikkelde, stopte ik met handlezen en begon ik de Vedische Astrologie te bestuderen en te beoefenen. Daarna begon ik de horoscopen van mensen te bestuderen. Nu beoefen ik Vedische Astrologie en Vaastu Wetenschap. In beide heb ik mijzelf bekwaamd.”
Mishra leidt programma’s over astrologie voor bedrijven. Hij doet een zeer speciaal programma voor therapeuten waarin hij hun leert hoe zij astrologie kunnen gebruiken om betere resultaten van hun therapeutische behandelingen te krijgen. “Astrologie kan in psychotherapie gebruikt worden om antwoorden te krijgen op vele vragen, zelfs zonder deze te stellen. Soms bevatten de gegeven antwoorden op vragen niet eens de volledige informatie over wat er gebeurt op het niveau van hun bewuste en onderbewuste. Inzichten die astrologie verschaft kunnen tot een beter begrip leiden. Voor alle soorten genezingstherapieën geldt dat therapeuten en medici astrologie kunnen gebruiken als een hulpmiddel om hun patiënten beter te begrijpen.”
Planeten bepalen je lot niet!
Astrologie gaat over het bestuderen van de stand van de planeten en de sterrenbeelden en het interpreteren daarvan. Mishra benadrukt dat deze planeten en sterrenbeelden niet je toekomst of je lot bepalen. Er is geen causaal verband tussen de planeten en iemands lot. “Dit is het eerste wat ik zou willen verduidelijken omdat astrologen over de hele wereld gewoonlijk het tegenovergestelde zien. De perceptie dat de planeten iemands lot bepalen klopt niet. Planeten bepalen je lot niet! Je lot wordt bepaald door je eigen daden en keuzes. Sommige keuzes tezamen leiden tot een deel van de gevolgen die staan te gebeuren. Of het nu gaat om keuzes die in dit leven of in vorige levens zijn gemaakt, cumulatief zullen ze gevolgen hebben die ook worden gedefinieerd als het lot. Je kunt dit alles duidelijk zien in de kosmische spiegel. Wanneer een radioloog een röntgenfoto of een ultra-sonogram bestudeert, kan hij zijn waarnemingen vertellen op basis van wat hij kan zien. Wat hij meedeelt is zijn interpretatie van wat voor hem zichtbaar is. Op dezelfde manier wordt astrologie ook een instrument waarmee je dingen kunt zien. Als je de dingen eenmaal duidelijk kunt zien, kun je de bevindingen op vele manieren gebruiken. Astrologie is een integraal onderdeel van het Vedisch erfgoed in India. Het maakt deel uit van de Veda’s, het is een van de upa veda’s die deel uitmaakt van Atharva Veda. Astrologie is de wetenschap van jyotish of wetenschap van het licht. Astrologie is dus een deel van onze spirituele en culturele traditie.”
Mishra merkt op dat veel mensen zich tegenwoordig aangetrokken voelen tot deze wetenschap. Hij plaatst echter vraagtekens bij de kwaliteit van de kennisbronnen die worden aangeboord. Niet iedereen is geschikt om astrologie te studeren. Astrologie is een zeer complexe wetenschap die is verbonden met astronomie en wiskunde. Bovendien moet men ook de menselijke geest begrijpen. Er zijn veel prestigieuze universiteiten die astrologie onderwijzen. De belangrijkste zijn de Benares Hindu Universiteit, de Universiteit van Chennai, de Mithila Universiteit en de Lal Bahadur Shastri Universiteit. Als hij vandaag astrologie zou studeren, zou hij kiezen voor de Benares Hindu Universiteit, de meest prestigieuze en een van de oudste instellingen waar astrologie wordt onderwezen.
In India wordt door velen de tempelpriester als astroloog geraadpleegd. Hierover zegt Mishra: “Ondanks het feit dat zij niet gekwalificeerd of opgeleid zijn in astrologie, stelt hun religieuze devotie hen in staat intuïtieve krachten te ontwikkelen die helpen als astroloog op te treden en diegenen te helpen die hen voor dit doel benaderen. Alleen al door op de heilige plaats te zijn en goden en godinnen te aanbidden, zijn zij verbonden met het goddelijke en hebben zij toegang tot hogere niveaus van bewustzijn.”
Verschillende toepassingen van astrologie
Astrologie kan helpen bij het diagnosticeren, voorspellen en behandelen van vele ziektes, waaronder psychosomatische ziektes. Veel ziektes zijn gerelateerd aan planeten. Bij psychosomatische ziektes is bijvoorbeeld de maan belangrijk. Problemen met de schildklier en de nieren kunnen met behulp van astrologie beter worden behandeld. Verschillende planeten kunnen een verschillende invloed hebben op de verschillende organen van het menselijk lichaam en ook op de geest. “Op basis van de positie van de planeten in iemands horoscoop kunnen wij een persoon aangeven waarmee hij of zij in het leven voorzichtig zou moeten zijn of met welke activiteiten men zich niet zou moeten inlaten. Bijvoorbeeld, als iemands horoscoop zegt dat hij of zij volgens de configuratie van de planeten een operatie zou kunnen ondergaan, dan zou ik die persoon aanraden voorzichtig te zijn met bijvoorbeeld het tillen van zware voorwerpen of goed op zijn of haar houding te letten. Ik heb een keer een vrouw die kathak (klassieke Indiase dans) wilde leren op grond van wat haar horoscoop liet zien, voorgesteld liever haar interesses in muziek en schilderen na te streven. Met haar bottengestel zou dansen niet goed voor haar zijn. Met astrologie kan men ook bepalen welke yoga-oefeningen men zou moeten doen.”
Mishra legt verder uit dat je met behulp van astrologie verspilling van moeite kan voorkomen door je te concentreren op winstgevende zaken. Astrologie wordt bijvoorbeeld gebruikt om de bewegingen van aandelen te begrijpen en te voorspellen. “Ik doe dit niet, het is niet mijn vakgebied. Ik ben geen academisch geschoolde astroloog en ik heb geen interesse in aandelen. Astrologie is een goddelijke wetenschap. De rol van astrologie is hoe je de keten van karma’s kunt begrijpen, zodat je jezelf kunt bevrijden van deze keten van karma’s en jezelf kunt verheffen naar een hoger niveau van bestaan.” Het is echter tegenwoordig erg in de mode om de beurs te voorspellen met behulp van astrologie. Voor Mishra lijkt dit op het gebruik van astrologie als een soort supercomputer voor het spelen van videospelletjes. Hij meent dat het mogelijk is de bewegingen van aandelen, metalen, grondstoffen enzovoort met succes te voorspellen door gebruikmaking van astrologie. Het voorspellen van dagelijkse of uurlijkse bewegingen van aandelen is mogelijk. Zelfs aan de hand van de naam van bedrijven kan men voorspellingen doen. Astrologie is dus een instrument of een wapen dat door verschillende astrologen voor verschillende doeleinden kan worden ingezet. De aandelenmarkt wordt hoofdzakelijk beheerst door één planeet, Mercurius, een snel bewegende planeet. Als men de bewegingen van de planeet Mercurius volgt, kan men dit soort voorspellingen doen. Mishra benadrukt dat dit niet zijn terrein is. “Als u mijn visitekaartje ziet, ziet u dat de functiebenaming die ik voor mezelf heb gekozen, is dat ik iemand ben die zal werken als uw wake-up assistent. Astrologie is slechts een hulpmiddel om je wakker te schudden opdat je je bewust wordt van je eigen enorme potentieel, je eigen goddelijkheid en de beste manier waarop je je eigen levenspad kunt volgen.”
Diverse verzoeken om advies
Mishra vertelt dat hij, bijvoorbeeld, wordt geraadpleegd over de timing van de geboorte van een kind, of over operaties die iemand moet ondergaan. In sommige gevallen kon hij overmatig bloedverlies zien en raadde aan op het moment van de operatie een aantal vrijwilligers klaar te hebben staan omdat er behoefte kon zijn aan bloeddonoren. Mensen zijn hem dankbaar voor dergelijke aanwijzingen. Hij wordt ook benaderd door zakenlui voor advies over hun zaken of welke mensen ze voor bepaalde functies moeten aannemen. Hij raadde een bedrijfseigenaar een keer af om iemand als CEO aan te stellen, aangezien die niet betrouwbaar leek. Er waren echter al contractuele verplichtingen aangegaan, dus de persoon werd wel aangesteld. Mishra was niet verbaasd toen hij later te horen kreeg dat de persoon een flink bedrag had gestolen en in de gevangeis was beland. Hij vond het jammer dat de zakenman, na zijn advies, niet beter had opgelet en zodoende de schade had kunnen beperken. Op basis van hun horoscoop kan hij mensen ook voorstellen welke naam ze voor hun bedrijf zouden moeten kiezen, of hoe die naam zou moeten klinken. Studenten raadplegen hem over hun studiekeuze en carrièremogelijkheden. Soms adviseert hij hoe met rechtszaken en procesvoering om te gaan. Uiteraard is het beste om juridische problemen te vermijden. Soms raadt hij aan de zaak uit te stellen. Als het mogelijk is raadt hij zelfs aan een tijdje uit het zicht te blijven door bijvoorbeeld naar het buitenland te gaan.
Koffiemoklezen
Astrologen vormen heden ten dage een onafhankelijke klasse van professionals die zowel oosterse als westerse astrologie beoefenen. In het westen worden ook palmistiek en Egyptische astrologie beoefend. Voorts zijn er ook tarotkaartlezers en zelfs koffiemoklezers. Mishra vertelt over zijn ervaring in Griekenland. “Mijn vrienden daar stelden mij voor aan een koffiemoklezeres. Koffiemoklezers kijken in de mok nadat je een paar slokken koffie hebt gedronken en doen dan voorspellingen aan de hand van de vorm van het schuim die ze waarnemen. Het was 2013 en ik was druk met mijn boek over Hanuman. Het script was bijna af. Ik vroeg aan de koffiemoklezeres wanneer het zou worden gepubliceerd. Ze wierp een blik in mijn mok en zei dat ze het boek niet kon zien. Ze had het gevoel dat het uitgeven ervan nog ver weg zou zijn. Ik was nieuwsgierig en vroeg of het volgend jaar zou worden gepubliceerd of misschien 2015 of 2016. Maar ze zei steeds dat het nog ver weg was. Ik dacht: ‘Het boek is al min of meer klaar en zal dus zeer binnenkort worden gepubliceerd. Deze vrouw weet niets.’ Echter, het heeft me uiteindelijk zes jaren gekost om het boek gepubliceerd te krijgen. Astrologie gaat niet alleen over twee en twee is vier. Astrologie gaat verder dan denken in termen van oorzaak en gevolg, gaat voorbij aan wat rationeel, logisch en opeenvolgend is voor een bewuste geest.”
Ritme van zonsopgang en -ondergang
Volgens Mishra kunnen met behulp van astrologie vrij nauwkeurige voorspellingen worden gedaan over een persoon. Zelfs als soms de volledige details over geboortedatum, -tijd en -plaats niet beschikbaar zijn. Het belangrijkste is hoe de maan in iemands horoscoop staat, want de maan is de snelst bewegende planeet. De beweging van de maan helpt om te bepalen welke beslissingen op verschillende tijdstippen moeten worden genomen, welke moeten worden uitgesteld of moeten worden vermeden. De maanbeweging kan helpen te begrijpen welke activiteiten van zonsopgang tot zonsondergang moeten worden verricht, waardoor onze dagelijkse efficiëntie kan worden verbeterd. “Laat astrologie buiten beschouwing, zelfs als men een dagplanning ontwikkelt die in ritme is met de tijd, kan dat enorm helpen. Want uit de astrologie leren we dat alle planeten bewegen in ritmes, cycli en fasen. Zelfs in subfasen. Ook al begrijpt men dit niet allemaal of gelooft men niet in astrologie, dan nog kunnen mensen veel baat hebben bij een goede dagindeling en de tijd markeren wanneer ze slapen, opstaan, eten, sporten, mediteren enzovoort. De tijd om op te staan zou voor of dichter bij zonsopgang moeten zijn. Evenzo moet het tijdstip om te gaan slapen zo dicht mogelijk bij zonsondergang liggen. Ontwikkel tegelijkertijd een bewustzijn van je ademhaling. Ademhaling is de markering van tijd. Word je bewust van elke in- en uitademing. Alleen al het bewustzijn van de ademhaling en het instellen van een ritme kan zeer nuttig en heilzaam zijn. Het gaat om een begrip van tijd als een heilige entiteit die samenvloeit met iemands adem.”
Mishra zegt dat ook het ritme van de hersenen wordt geleid door het ritme van zonsopgang en zonsondergang. Na zonsopgang is er geen diepe slaap. De hersenen volgen de cyclus van het zonlicht. Elke dag, anderhalf uur voor zonsopgang, vinden in de ionosfeer bepaalde veranderingen plaats. Deze ionosfeer bevindt zich zestienhonderd kilometer boven het aardoppervlak. Ter vergelijking: in een vliegtuig vliegen we zo’n dertig kilometer boven het aardoppervlak. Als de zon opkomt, voelt elk grassprietje de verandering in de atmosfeer. De bladeren beginnen zich om half vijf ’s morgens voor te bereiden op fotosynthese. Planten, vogels, dieren, de hele natuur is klaar voor de zonsopgang. Dus idealiter moeten we proberen om anderhalf uur voor zonsopgang op te staan, wat bekend staat als brahma mahurat. Als men ’s morgens niet op tijd opstaat, mist men niet alleen het grote spel van de natuur, maar raakt men ook uit de maat en uit het ritme van de natuur. “Dat is net zoiets als wanneer het hele orkest iets speelt en de zanger iets anders zingt. Wat veel mensen doen, is laat opstaan en koffie drinken om volledig wakker te worden. Dan leest men de krant en WhatsApp-berichten. Wie tevreden is met zo een leven, moet dat zo doen. Mensen moeten echter begrijpen dat naarmate de ochtend vordert de zon in het tweede huis komt te staan, het huis van inkomen. Daarom wordt gezegd dat de vogel die vroeg opstaat de worm vangt. Als je inkomen wil verwerven in de vorm van liefde, vreugde, familie, rijkdom enzovoort, dan is dat de tijd om te ontvangen. Als je ’s morgens heel vroeg opstaat, zul je kalm zijn en in een meditatieve stemming”, aldus Pawan Kumar Mishra.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Gezondheid, INTERVIEW, LIFESTYLE, NIEUWS, Religie & Levenswijze
Astrology: An integral part of Indian culture – Interview with Pawan Kumar Mishra – Rajiv Malik
“Astrology is big and booming business in India because the lives of millions of Indians are influenced by it. Every family has easy access to the temple priest who also acts as an astrologer for them.”
For Hindorama, I interviewed several people about the role of astrology in the lives of Indians. This article reproduces the extensive interview with Pawan Kumar Mishra, world-renowned astrologer, Vaastu consultant, mentor and author of the book Living Hanuman – A journey from a selfie to the Self through Shri Hanuman Chalisa (2019). Astrology is booming business and Mishra is consulted for all sorts of things: study choice, career planning, company name, medical surgery, legal proceedings and so on. He is not in the business of marriage match making. This will be discussed in more detail in a separate article.
“I am so happy to be interviewed by Hindorama,” says Pawan Kumar Mishra. “After all, I have a very close relationship with the people in the Netherlands. In fact, Holland is like a second home to me. I spend a lot of time there when I travel. A very large number of PhDs in subjects related to Hindi literature are done by people from the Netherlands. It is also worth mentioning that the Sadhak Gram Village of my guru Swami Veda Bharti in Rishikesh was designed by Manish Dixit, a Netherlands-based town planner.”
Intimate connection with the Ramayan
Mishra began to take an interest in astrology at the age of eleven. As a child of seven or eight, he saw that saints and sadhus visiting his village in Madhubani, Bihar, sometimes looked at people’s hands. “When I saw it like that, I realised that there is something in people’s hands that tells you about their future and if the hand was read correctly, the prediction could come true.” For Mishra, his life has an intimate connection with the Ramayan. “Madhubani is the place associated with goddess Sita-ji. She is also known as daughter of Madhubani. Sita-ji’s father was known as Mithilesh and from that comes the word Maithili, my mother tongue. The region to which I belong is known as Mithila. In fact, Mithila comes from the word Mithun which means love.”
Pawan putra (son of Pawan, the Wind) is one of the names of Hanuman, the monkey leader in Ramayan, who is revered for his courage, devotion and loyalty. “I grew up with my mother reciting the Shri Hanuman Chalisa every morning, calling my name – sumirau pavana kumara. I am grateful to her for planting these verses like seeds deep in my psyche, almost like my first initiation. I am grateful to my parents for giving me a name that I share with Lord Hanuman. For a child to discover that his name was in a divine hymn sung every morning was something very big. I always stood up when my name was sung by my mother. My relationship with Lord Hanuman started as soon as I opened my eyes in this world.”
The first prediction
The first prediction Mishra made was after seeing the palm of a classmate’s hand. They lived in the same area because their fathers worked for the same company. One morning, he noticed that his classmate was not wearing the usual school clothes and when he asked him why, he told him that he was moving because his father had been informed that he was being transferred. “Before he continued, I took his hand in mine, looked into his palm and told him that it was impossible for him to leave. After that, I had already forgotten that I had said this to him. A few days later, I saw him again at school and he told me that his plans had changed and he was not going to move. His parents came to our house and told my father what I had told their son. They had already packed their things when the transfer was cancelled at the last minute. The parents wanted to meet me. They were stunned that a little boy had predicted this in advance.”
After this incident, Mishra became a sort of star. He took the whole thing very seriously and his interest in palmistry and astrology increased greatly. “I was a very religious boy. From an early age I did my prayers very seriously. The word spread and more and more people came to my house. They sat outside to show me their hand, but my grandfather did not want to cause me any inconvenience and would not allow my peace to be disturbed.”
Self-taught
Mishra: “I think the knowledge of astrology is something I inherited from my past lives through the blessings of the rishis and great spiritual personalities from both my father’s and mother’s side. When I was young, I never had any formal training in the field of palmistry or astrology. This knowledge was in my soul and began to manifest as I grew up. The fact that I made predictions that came true had made me aware of my own inner strengths and had boosted my self-confidence. I have this knowledge from my previous life, but at the same time I have been constantly self-educating.”
Although Mishra’s interest in astrology remained, he pursued an art course and started serving the corporate sector. However, a serious road accident changed his life. Due to back injury, he was bedridden for a long time. He lost his job. An astrologer friend of his advised him to pursue his passion – palmistry and astrology – more vigorously. Lying on his bed, he started reading people’s palms and at the same time studied many books. “As I progressed, I realised that palmistry is very intuitive and subjective. Initially, I saw palmistry and astrology as one. Later, as I developed, I stopped doing palmistry and started studying and practising Vedic Astrology. Then I started to study people’s horoscopes. Now I practise Vedic Astrology and Vaastu Science and both are self thaught.”
Mishra conducts programmes on astrology for companies. He does a very special programme for therapists where he teaches them how to use astrology to get better results from their therapeutic treatments. “Astrology can be used in psychotherapy to get answers to many questions, even without asking them. Sometimes the answers given to questions do not even contain the full information about what is happening at the level of their conscious and subconscious. Insights provided by astrology can lead to a better understanding. For all types of healing therapies, therapists and physicians can use astrology as a tool to better understand their patients.”
Planets do not determine your fate!
Astrology is about studying the position of the planets and constellations and interpreting them. Mishra emphasises that these planets and constellations do not determine your future or your fate. There is no causal relationship between the planets and one’s destiny. “This is the first thing I would like to clarify because astrologers around the world usually see the opposite. The perception that the planets determine one’s fate is not correct. Planets do not determine your fate! Your fate is determined by your own actions and choices. Some choices together lead to some of the consequences that are about to happen. Whether choices made in this life or in previous lives, cumulatively they will have consequences that are also defined as destiny. You can see all this clearly in the cosmic mirror. When a radiologist studies an X-ray or an ultra-sonogram, he can tell his observations from what he can see. What he reports is his interpretation of what is visible to him. In the same way, astrology also becomes an instrument through which you can see things. Once you can see things clearly, you can use the findings in many ways. Astrology is an integral part of the Vedic heritage in India. It is part of the Vedas, it is one of the upa vedas that is part of Atharva Veda. Astrology is the science of jyotish or science of light. So astrology is a part of our spiritual and cultural tradition.”
Mishra notes that many people today are attracted to this science. However, he questions the quality of the sources of knowledge being tapped. Not everyone is suited to study astrology. Astrology is a very complex science that is linked to astronomy and mathematics. It also requires an understanding of the human mind. There are many prestigious universities that teach astrology. The most important ones are Benares Hindu University, Chennai University, Mithila University and Lal Bahadur Shastri University. If he were to study astrology today, he would choose Benares Hindu University, the most prestigious and one of the oldest institutions where astrology is taught.
In India, many people consult the temple priest as an astrologer. Mishra says: “Despite not being qualified or trained in astrology, their religious devotion enables them to develop intuitive powers that help them act as astrologers and assist those who approach them for this purpose. Just by being in the sacred place and worshipping gods and goddesses, they are connected to the divine and have access to higher levels of consciousness.”
Different applications of astrology
Astrology can help diagnose, predict and treat many illnesses, including psychosomatic illnesses. Many illnesses are related to planets. For example, in psychosomatic illnesses, the Moon is important. Problems with the thyroid gland and the kidneys can be treated better with the help of astrology. Different planets can have a different influence on different organs of the human body and also on the mind. “Based on the position of the planets in a person’s horoscope, we can indicate to a person what he or she should be careful of in life or what activities one should not engage in. For example, if someone’s horoscope says that he or she could undergo an operation according to the configuration of the planets, I would advise that person to be careful with, for example, lifting heavy objects or to pay attention to his or her posture. I once suggested to a woman who wanted to learn kathak (classical Indian dance) on the basis of what her horoscope showed, that she should rather pursue her interests in music and painting. With her bone structure, dancing would not be good for her. With astrology, one can also determine which yoga exercises one should do.”
Mishra further explains that with the help of astrology, one can avoid wasting effort by focusing on profitable things. Astrology, for instance, is used to understand and predict the movements of stocks. “I don’t do this, it’s not my area of expertise. I am not an academic astrologer and I have no interest in stocks. Astrology is a divine science. The role of astrology is how to understand the chain of karma so that you can free yourself from this chain of karma and elevate yourself to a higher level of existence.” However, it is very much in vogue these days to predict the stock market with the help of astrology. For Mishra, this is like using astrology as a kind of supercomputer for playing video games. He believes that it is possible to successfully predict the movements of stocks, metals, commodities and so on by using astrology. Predicting daily or hourly movements of shares is possible. Even from the name of companies, one can make predictions. Astrology is thus a tool or a weapon that can be used by different astrologers for different purposes. The stock market is mainly ruled by one planet, Mercury, a fast moving planet. If one follows the movements of the planet Mercury, one can make this kind of prediction. Mishra stresses that this is not his field. “If you see my business card, you will see that the job title I have chosen for myself is that I am someone who will work as your wake-up assistant. Astrology is just a tool to wake you up so that you become aware of your own enormous potential, your own divinity and the best way for you to follow your own life path.”
Various requests for advice
Mishra says he is consulted, for instance, on the timing of a child’s birth, or on operations that someone has to undergo. In some cases, he could see excessive blood loss and advised to have some volunteers ready at the time of surgery as there could be a need for blood donors. People are grateful to him for such instructions. He is also approached by businessmen for advice on their affairs or what people they should hire for certain positions. He once advised a business owner against appointing someone as CEO as he did not seem trustworthy. However, contractual obligations had already been entered into, so the person was appointed. Mishra was not surprised when he was later told that the person had stolen a substantial amount of money and had been jailed. He regretted that the businessman, following his advice, had not taken better care and thus could have limited the damage. Based on their horoscope, he can also suggest to people what name they should choose for their company, or how that name should sound. Students consult him about their choice of study and career options. Sometimes he advises on how to deal with lawsuits and litigation. Of course, it is best to avoid legal problems. Sometimes he advises to postpone the case. If possible, he even advises to stay out of sight for a while, for example by going abroad.
Coffee mug reading
Astrologers today form an independent class of professionals who practise both Eastern and Western astrology. In the West, palmistry and Egyptian astrology are also practised. There are also tarot card readers and even coffee mug readers. Mishra tells of his experience in Greece. “My friends there introduced me to a coffee mug reader. Coffee mug readers look into the mug after you have had a few sips of coffee and then make predictions based on the shape of the foam they observe. It was 2013 and I was busy with my book on Hanuman. The script was almost finished. I asked the coffee mug reader when it would be published. She glanced into my mug and said she could not see the book. She felt that publishing it would be a long way off. I was curious and asked if it would be published next year or maybe 2015 or 2016. But she kept saying it was still far away. I thought, ‘The book is already more or less ready and will therefore be published very soon. This woman knows nothing.’ However, it ended up taking me six years to get the book published. Astrology is not just about two and two is four. Astrology goes beyond thinking in terms of cause and effect, beyond what is rational, logical and sequential to a conscious mind.”
Rhythm of sunrise and sunset
According to Mishra, astrology can be used to make fairly accurate predictions about a person. Even if sometimes the full details of date, time and place of birth are not available. The most important thing is how the moon stands in a person’s horoscope, as the moon is the fastest moving planet. The movement of the Moon helps to determine which decisions should be made at different times, which should be postponed or avoided. The movement of the moon can help to understand which activities should be done from sunrise to sunset, thus improving our daily efficiency. “Leaving astrology aside, even developing a daily schedule that is in rhythm with time can help tremendously. For from astrology we learn that all planets move in rhythms, cycles and phases. Even in sub-phases. Even if one doesn’t understand all this or doesn’t believe in astrology, people can benefit a lot from a good daily schedule and marking the time when they sleep, get up, eat, exercise, meditate and so on. The time to get up should be before or closer to sunrise. Similarly, the time to sleep should be as close to sunset as possible. At the same time, develop an awareness of your breathing. Breathing is the marker of time. Become aware of every inhalation and exhalation. Just being aware of breathing and establishing a rhythm can be very helpful and beneficial. It is about an understanding of time as a sacred entity that merges with one’s breath.”
Mishra says the rhythm of the brain is also guided by the rhythm of sunrise and sunset. After sunrise, there is no deep sleep. The brain follows the cycle of sunlight. Every day, one and a half hours before sunrise, certain changes take place in the ionosphere. This ionosphere is located sixteen hundred kilometres above the surface of the earth. To compare: in an aeroplane we fly about thirty kilometres above the surface of the earth. When the sun rises, every blade of grass feels the change in the atmosphere. The leaves begin to prepare for photosynthesis at 4.30 in the morning. Plants, birds, animals, all of nature is ready for sunrise. So ideally, we should try to get up an hour and a half before sunrise, which is known as brahma mahurat. If one does not get up on time in the morning, one not only misses the great play of nature, but also gets out of tune and out of rhythm with nature. “That is like when the whole orchestra plays something and the singer sings something else. What many people do is get up late and drink coffee to wake up completely. Then they read the newspaper and WhatsApp messages. Those who are satisfied with such a life should do so. However, people should understand that as the morning progresses, the sun enters the second house, the house of income. That is why it is said that the bird that rises early catches the worm. If you want to get income in the form of love, joy, family, wealth and so on, that is the time to receive. If you get up very early in the morning, you will be calm and in a meditative mood,” says Pawan Kumar Mishra.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Gezondheid, INTERVIEW, LIFESTYLE, NIEUWS, Religie & Levenswijze
Recensie boek Ruud Chander: Gevangen in een web van zwarte letters – Kanta Adhin
De laatste jaren verschijnen steeds meer boeken van Hindostaanse auteurs. De thema’s zijn meestal de eigen geschiedenis; vaak in de vorm van een autobiografie of een historische roman. Onlangs heeft de historicus en voormalig leraar Ruud (Ramkisoen) Chander het boek Gevangen in een web van zwarte letters gepubliceerd. Het betreft het eerste deel van het historische verhaal van twee Hindostaanse contractarbeiders (kantraki’s) die na aankomst vanuit India in Suriname besloten samen te leven. De inmiddels 76-jarige auteur heeft zich als zoon van een contractarbeider verdiept in de vraag waarom zijn vader zijn dorp in het toenmalige Brits-Indië verliet voor een ongewisse toekomst in Suriname. Daartoe heeft hij een uitvoerige studie gedaan van de Hindostaanse contractarbeid. Chander, geboren in Suriname en sedert 1973 woonachtig in Nederland, was ook de eerste directeur van de landelijke Organisatie Hindoe Media (OHM) en heeft televisieprogramma’s gemaakt over de Brits-Indische contractarbeid. In dat verband heeft hij tien landen bezocht waar de contractarbeiders zijn terechtgekomen. In Suriname duurde de periode van de contractarbeid van 1873-1920.
De auteur heeft zijn verhaal gebaseerd op de levens van enkele kantraki’s die in 1912 naar Suriname kwamen, waaronder zijn vader. Hoewel de belevenissen van de personages dicht bij werkelijke gebeurtenissen staan, vallen zij er niet mee samen. Vanuit het perspectief van de hoofdpersonen Rambax en Koemarie geeft Chander een beeld van de contractarbeiders die in diverse dorpen in India werden geworven, vervolgens eerst naar een subdepot en daarna naar Calcutta vervoerd om vandaaruit per schip naar Suriname te vertrekken waar ze aan een plantage werden toebedeeld en daar een vijfjarig contract moesten uitdienen. Na vijf jaar konden zij kiezen tussen vrij verblijf in Suriname waar ze een stuk grond kregen of door de overheid betaalde terugkeer naar India. Ook een tweede contract was mogelijk waarbij ze een extra premie van 100 gulden kregen.
Het verhaal
Tegen allerlei negatieve adviezen in kiest Rambax er weloverwogen voor als contractarbeider naar Suriname (het land Sri Ram) te vertrekken. Hij is niet goedgelovig en vertrouwt de mooie verhalen van de wervers zeker niet helemaal, maar zijn besluit staat vast. Hij wil geen last zijn voor zijn broer en diens familie die gebukt gaan onder schrijnende armoede. Het afscheid van zijn broer, schoonzus en neefjes valt hem zwaar. Onderweg naar het subdepot in Lucknow en vervolgens naar het hoofddepot in Calcutta – een reis die meer dan drie weken duurt – maakt hij vrienden onder de andere mannen die ook zijn geworven. In de gesprekken komen weemoed en twijfel tot uiting. Doen ze er goed aan hun vertrouwde dorp te verlaten? Kunnen ze erop vertrouwen dat ze beter gaan verdienen in het buitenland en na vijf jaar weer kunnen terugkeren? Tijdens de reis worden ze geconfronteerd met woedende protesten van Indiërs tegen het vernederende systeem van de contractarbeid en tegen de Britse koloniale politiek die armoede in de hand heeft gewerkt. Dit voedt de twijfel. Door het delen van elkaars gevoelens, het opdoen van nieuwe ervaringen en met humor komen Rambax en zijn metgezellen de reis door.
Ook de tweede hoofdpersoon, de weduwe Koemarie, besluit bewust om India te verlaten. Het leven bij haar schoonouders is na de dood van haar man vernederend en terug naar haar ouders is geen optie. Na een dochter te hebben verloren, laat zij zich met haar tweede dochtertje inschepen. Bij de eerste aanblik in het depot in Calcutta weet Rambax dat hij met Koemarie samen wil zijn. Voor Koemarie verloopt de overtocht zeer tragisch als zij ook haar tweede kind verliest.
Rambax en Koemarie arriveren in 1912 met het stoomschip Chenab 1 samen met 452 immigranten in Suriname. Beiden zijn tijdens de bootreis verzwakt en worden na aankomst opgenomen in het militair hospitaal in Paramaribo. Rambax, die overigens zes jaar jonger is dan Koemarie, ziet hun wegen niet graag scheiden en op zijn aandringen worden zij als echtpaar toegedeeld aan plantage Waterloo in Nickerie. Ook enkele van zijn goede vrienden komen daar terecht. Rambax had zeker geen ideaalbeeld van het werken in het land Sri Ram voor ogen, maar de omstandigheden vallen hem toch tegen en hij voelt regelmatig woede in zich opkomen als hij met vernederingen wordt geconfronteerd. Ook zijn relatie met Koemarie is aan spanningen onderhevig. Met zijn vrienden vermaakt hij zich goed. Op haar beurt maakt Koemarie er het beste van en zij heeft veel steun aan haar buurvrouw die al eerder met haar man op de plantage te werk is gesteld en enkele andere vrouwen die zij op de boot had ontmoet. Weemoed en heimwee zijn er vooral met feestdagen als Diváli en Holi. Een dominant thema is het tekort aan vrouwen. De seksuele stress onder de mannen uit zich in vrij ruwe taal en toespelingen jegens vrouwen. Bij de vrouwen geeft het stof tot schuine grappen. Maar er is ook angst als er verhalen van verkrachting rondgaan en wanneer een goede vriendin van Rambax en Koemarie, die met haar verschijning menig man in vuur en vlam kon zetten, vermoord wordt. Een aantal van de mannen spreekt schande van vrouwen die zich in Suriname vrijheden veroorloven die tegen de Indiase tradities ingaan.
Tegen het einde van hun contracttijd is een hot topic het al dan niet terugkeren naar India. Voor Rambax en Koemarie is het een uitgemaakte zaak. Zij blijven, evenals een aantal van hun goede vrienden. Rambax gaat de toekomst zelfverzekerd tegemoet; hij is de afgelopen vijf jaar gegroeid en is vastbesloten zich op te werken en een groot huis voor zijn familie te bouwen. Koemarie maakt zich zorgen dat zij de nabijheid van goede vriendinnen zal missen nu zij op een eigen terrein gaan wonen. Bovendien is zij de afgelopen periode niet zwanger geraakt en weet niet of zij Rambax wel kinderen zal kunnen geven. Ruud Chander houdt de lezer in spanning. Pas in het tweede deel Pioniers in de Polder zullen we te weten komen hoe het Rambax en Koemarie verder zal vergaan in Suriname.
Grondige kennis en verbeeldingskracht
Chander beschrijft vrij nauwgezet de geschiedenis en wetenswaardigheden van de contractarbeid, zoals de wervingsmethoden, de redenen voor vertrek, de spullen die men allemaal kreeg ter voorbereiding van de bootreis, het voorschot in Suriname. Ook geeft hij een genuanceerd beeld van de contractarbeid. Zo zouden vele Indiërs als gevolg van bewuste koloniale politiek, uitbuiting door grootgrondbezitters en terugkerende hongersnoden in bittere armoede zijn gestort. Ook kon het grootste deel niet lezen en schrijven en dus niet bewust een contract aangaan en degenen die zich op het laatste moment zouden bedenken, zouden alle inmiddels gemaakte kosten nooit kunnen terugbetalen. Goed tot uiting komen de intense banden die ontstaan tussen contractarbeiders van verschillende achtergrond, iets wat in het kaste gevoelige India niet mogelijk zou zijn. De opvang van de nieuwkomers door degenen die al in Suriname woonden en ook het emotionele afscheid van degenen die terugkeren krijgen de nodige aandacht. Voorts komt ook de problematiek aan de orde van steeds duurder wordende producten in de plantagewinkel en het tegen de contractverplichtingen in niet volledig uitbetaald krijgen van loon waardoor lang niet iedereen kan sparen. Ook contacten met andere bevolkingsgroepen, Creolen en Javanen, krijgen aandacht.
Door het verhaal heen weeft de auteur de verhalen uit de hindoegeschriften, zoals de verbanning van Ram naar het woud uit het Ramáyan. Deze verhalen waren voor veel immigranten een informatiebron en ook troost om problemen het hoofd te bieden tijdens hun reis en verblijf in Suriname. Dergelijke verhalen dienden vaak als kompas en soms ook als legitimering van het eigen handelen. In verband met het vrouwentekort dat veelvuldig in het boek aan de orde is, wordt bijvoorbeeld het verhaal uit het heilige boek Mahábhárat aangehaald over prinses Dropati die met vijf broers was ‘getrouwd, nadat een van hen de weddenschap om haar hand had gewonnen.
Terwijl Ruud Chander over grondige kennis beschikt, is voor een fictief verhaal waarbij de informatie moet worden verlevendigd verbeeldingskracht nodig. In zijn naschrift zegt de auteur ook dat hij een zwaar beroep heeft moeten doen op zijn verbeeldingskracht en inlevingsvermogen om gevoelens en gedachten in woorden te vangen en intuïtief te benaderen. Hierbij heeft hij zich laten leiden door een citaat van de bekende Indiase filosoof Rabindranath Tagore dat hij aan het begin van het boek aanhaalt: “De waarheid vindt het kleed van de feiten te nauw. In de verbeelding beweegt zij ongedwongen.” Ruud Chander heeft het voordeel dat hij behalve zijn vader, ook andere contractarbeiders als kind persoonlijk heeft gekend en herinneringen aan hen heeft, ook al zijn deze vaag. Hij schroomt niet om ruwe taal te hanteren, iets wat misschien moeilijk valt bij lezers die dit niet gewend zijn of die hun voorouders het liefst idealiseren. Met zijn verhaal heeft de auteur een beeld willen schetsen van het leven van kantraki’s in een afgebakende historische periode.
De titel van het boek
De titel van het boek (Gevangen in een web van zwarte letters) en de zwarte verticale lijnen op de voorkant van de omslag die traliewerk uitbeelden, lijken de lezer op het verkeerde been te zetten. Immers, ze doen vooral denken aan de (grimmige) beperkende kanten van de contractarbeid. Die waren er zeker, maar vormen niet de hoofdmoot van het verhaal waarin Rambax en Koemarie een heel bewuste keuze maken voor de contractarbeid en te midden van hun metgezellen hun leven in Suriname vormgeven. Mogelijk heeft de auteur willen meegeven dat dit stuk geschiedenis van Hindostanen voor de contractarbeiders een ervaring is geweest waar ze niet graag met anderen (kinderen, kleinkinderen) over spraken, maar alleen met lotgenoten met wie zij zich samen in een web van schuld, schaamte en weemoed bevonden. Met zijn boek verlevendigt Ruud Chander in ieder geval dit stuk geschiedenis van de Hindostanen en is hij erin geslaagd geschiedenis te onderwijzen in de vorm van een makkelijk lezend verhaal. Zijn vervolgroman zal over een ander stukje geschiedenis gaan waarvoor hij wellicht nog veel meer op zijn jeugdherinneringen zal kunnen terugvallen.
Ruud Chander, Gevangen in een web van zwarte letters. 2021: Uitgave Ramkisoen Chander in samenwerking met uitgeverij Boekenbent. Harde kaft, 309 pagina’s. Prijs 20 euro exclusief portokosten. Te bestellen via chander@ziggo.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname, Taal & Literatuur