Vergeten helden uit de Nederlandse koloniën – Hans Ramsoedh
Velen hebben de miniatuurstad Madurodam in Den Haag weleens bezocht, maar ik schat in dat weinigen op de hoogte zijn van de achtergrond van dit attractiepark. Dit attractiepark, opgericht in 1952, is vernoemd naar de op Curaçao geboren verzetsheld George Maduro. Hij studeerde rechten in Nederland en was vlak vóór de Tweede Wereldoorlog gemobiliseerd. Na de Duitse bezetting van Nederland sloot Maduro zich aan bij het Nederlandse verzet. Hij werd in 1943 gearresteerd en door de Duitsers overgebracht naar het concentratiekamp Dachau waar hij in 1945 overleed. Vanwege zijn verzetsactiviteiten werd hem in 1946 postuum de militaire Willemsorde (hoogste militaire onderscheiding in Nederland) toegekend. In 1952 stelden Maduro’s ouders geld beschikbaar om van Madurodam een herdenkingsmonument te maken voor hun zoon.
Een andere bekende verzetsstrijder is de in Suriname geboren Anton de Kom. Sinds zijn opname in de Nederlandse geschiedeniscanon in 2020 is er in de Nederlandse media veel aandacht voor zijn strijd tegen het Nederlands kolonialisme in Suriname en zijn rol bij het verzet in Nederland tegen de Duitse bezetting.
Naast Maduro en De Kom zijn er nog andere helden uit de Nederlandse koloniën (Suriname, de Antillen en Nederlands-Indië) wier rol en bijdrage echter een vergeten hoofdstuk zijn in boeken, films en herdenkingen. Omroep Max besteedt binnenkort in een drieluik aandacht aan een aantal van deze helden. In deze bijdrage besteed ik aandacht aan een aantal Surinaamse verzetsstrijders tijdens de Duitse bezetting van Nederland. Allereerst enkele opmerkingen over de vestiging van Surinamers in Nederland vóór 1940 en de Surinaamse hulp aan Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Surinamers in Nederland vóór 1940
Tot circa 1920 waren het vooral Surinamers uit de gegoede middenklasse die naar Nederland kwamen voor een universitaire opleiding en na afronding van de opleiding veelal terugkeerden naar Suriname. Tussen 1920 en 1940 ging het om een honderdtal studenten. In de jaren twintig en dertig vertrokken er vervolgens ook mannen uit de Creoolse volksklasse naar Nederland op zoek naar een beter bestaan. In deze periode heerste er in Suriname economische malaise. De betere banen waren niet voor donkere Afro-Surinamers weggelegd, maar voor de Hollanders en lichtgekleurde Creolen. Onder de Creolen uit de volksklasse die zich in Nederland vestigden gaat het vooral om verstekelingen en personen die op de vaart werkzaam waren en vervolgens besloten zich permanent in Nederland te vestigen. Amsterdam en in mindere mate Rotterdam waren de belangrijkste vestigingssteden voor deze groep. Hoe groot deze groep was, is niet exact vast te stellen. Zij werden niet apart geregistreerd aangezien zij de Nederlandse nationaliteit hadden. Naar schatting ging het in de jaren dertig om twee- tot drieduizend Creoolse mannen. De meesten trouwden met Nederlandse vrouwen, een gemengd huwelijk waarvan in Nederland zeker in de jaren dertig geen sprake was van sociale acceptatie.
In de jaren dertig was het voor de veelal laaggeschoolde Creoolse Surinamers in Nederland moeilijk om aan een baan te komen. Het waren de crisisjaren en velen van hen waren op de bijstand aangewezen. Een aantal van hen vond een bestaan in de entertainment industrie (nacht- en jazzclubs) als muzikant, portier, barman en uitsmijter. Eind jaren twintig won de jazzmuziek aan populariteit en een twintigtal Surinamers vond emplooi als jazzmuzikant waaronder de saxofonist Kid Dynamite, de trompettist Teddy Cotton, de gitarist Lex Vervuurt en de gitarist Max Woiski. Door het Amsterdamse gemeentebestuur werd met enige zorg gekeken naar de opmars van de jazzclubs in deze stad waar vooral veel zwarte mannen werkten. De jazzscene werd beschouwd als zedenverwildering en als muziek van zwarten die een funeste invloed had op jeugdigen. Veel blanke meisjes voelden zich aangetrokken tot de zwarte mannen en hun muziek. De Amsterdamse politie hield dit soort gelegenheden daarom dan ook in de gaten.
De Duitse bezetting van Nederland had aanvankelijk geen consequenties voor de zwarte Nederlanders. Ondanks de racistische ideologie van de Duitsers werden zij om hun huidskleur niet aan vervolging blootgesteld. Zij werden niet beschouwd als Ariërs en aangezien de nazi’s geen voorstander waren van ‘rassenvermenging’ werden zij om die reden dan ook niet gedwongen te werken in de Duitse arbeidsdienst. Gekleurde Nederlanders konden hun brood- en aardappelbonnen ruilen voor rijstbonnen. Tot eind 1941 konden de Surinaamse jazzmuzikanten nog vrijelijk optreden. Veel Duitse militairen behoorden tot de vaste bezoekers van de jazzscene. Na de Japanse aanval op Pearl Harbor (7 december 1941) veranderde de situatie. De Verenigde Staten verklaarden de oorlog aan Japan en Duitsland. Door de Duitsers werden nu Amerikaanse cultuuruitingen beschouwd als vijandig en dat gold ook voor de jazz. In 1942 verbood de nazi-gezinde Amsterdamse hoofdcommissaris caféhouders om Surinaamse muzikanten te engageren omdat hij hen een groot moreel gevaar achtte voor de vrouwelijke Nederlandse jeugd. Kort daarop vaardigde het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten een algeheel verbod op jazz uit.
In tegenstelling tot de gekleurde Nederlanders was het lot van de Joodse groep in Nederland (evenals in andere landen die te maken hadden met een Duitse bezetting) tijdens de Tweede Wereldoorlog desastreus. Onder de circa 102.000 Joden die door de Duitsers zijn vermoord of door ziekte en uitputting om het leven kwamen (vijfenzeventig procent van de totale Joodse bevolking in Nederland), hadden ongeveer honderd een Surinaamse achtergrond.
Surinaamse hulp aan Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog
Suriname was niet direct betrokken bij de Tweede Wereldoorlog. Een veelgehoorde uitspraak tijdens de oorlogsjaren was: In Suriname hebben we de oorlog niet gevoerd, maar gevierd. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ontstond er namelijk grote vraag naar aluminium voor de Amerikaanse oorlogsindustrie. Het had tot gevolg dat de bauxietindustrie in Suriname expandeerde om te kunnen voldoen aan de Amerikaanse vraag naar aluminium voor de bouw van oorlogsvliegtuigen. De bauxietwinning in Suriname werd van vitaal belang voor de Amerikaanse oorlogsindustrie. Vanwege dat belang en het feit dat de Nederlandse militaire verdediging van Suriname nauwelijks iets voorstelde, werden in november 1941 circa tweeduizend Amerikaanse militairen in Suriname gestationeerd ter bescherming van de bauxietmijnen. De opkomst van de bauxietindustrie tijdens de oorlogsjaren betekende definitief het einde van Suriname als een plantagekolonie. Bauxiet werd na 1945 de kurk waarop de Surinaamse economie dreef.
De legering van Amerikaanse troepen in Suriname leidde tot de bouw van nieuwe defensiewerken (schuilkelders, loopgraven, bunkers, wegen, militaire luchthaven, wapenmagazijn). Circa vierduizend mensen vonden emplooi bij de Amerikaanse defensiewerken. De Amerikanen betaalden hoge lonen. Plantagearbeiders verlieten massaal de plantages voor de hogere lonen die de Amerikanen betaalden. Nieuwe fabriekjes (sigaretten, frisdranken, zeep, lucifers) werden opgericht om aan de groeiende vraag naar consumptiegoederen te voldoen.
Na de Duitse bezetting van Nederland op 10 mei 1940 was in Suriname aanvankelijk weinig bekend over de situatie in Nederland. De oorlog had de handel en het personenverkeer tussen Suriname en Nederland praktisch stilgelegd. Na 1941 bereikte het nieuws over bezet Nederland langzamerhand Suriname. Er ontstond in Suriname grote betrokkenheid bij het wel en wee van de Nederlandse bevolking. Circa vijfhonderd Surinaamse vrijwilligers meldden zich aan voor de Prinses Irene Brigade in Canada om te strijden tegen de Duitse bezetters van Nederland. De Nederlandse premier Gerbrandy stelde echter geen prijs op ‘nikkertjes’ in de Prinses Irene-brigade’. Hij vreesde ook dat er mogelijk raciale spanningen met Nederlandse dienstplichtigen uit Zuid-Afrika binnen de Prinses Irene Brigade zouden optreden. Na de oorlog zouden deze vrijwilligers worden overgebracht naar Australië om vervolgens ingezet te worden in de strijd tegen de Indonesische vrijheidsstrijders.
Naast de vrijwilligers voor de Prinses Irene-brigade deden zo’n tweehonderd Surinamers dienst als kanonniers (gunners) op marine- en koopvaardijschepen die bauxiet vervoerden naar de Verenigde Staten en olie, voedsel en wapens naar Europa. Een dertigtal Surinaamse kanonniers overleed als gevolg van oorlogshandelingen.
Er werd door de Surinaamse bevolking geld ingezameld voor de aanschaf van een spitfire gevechtsvliegtuig voor de geallieerde oorlogsvoering, een torpedojager ter vervanging van het schip Van Galen dat in Rotterdam was vergaan tijdens de meidagen van 1940 en voor het in Londen opgerichte Prins Bernhard Fonds dat ook bestemd was voor de aanschaf van wapens. De Surinaamse bevolking zamelde ijverig metaal en zilverpapier in ten behoeve van de oorlogsindustrie. Tonnen ervan werden verscheept naar de VS. Daarnaast werden verschillende hulpacties op touw gezet om hulpgoederen (onder andere kleding en voedsel) naar Nederland te verzenden na de bevrijding.
Als dank voor de verleende Surinaamse steun tijdens de oorlogsjaren schonk Nederland aan Suriname het Dankbaarheidsmonument dat in 1955 door koningin Juliana en prins Bernhard werd onthuld. Het monument bestaat uit een beeldengroep van drie meisjes in brons. De drie meisjes staan voor de Creoolse (links) en Hindostaanse (rechts) Surinamers die hun armen om de rug van het Nederlandse volk (midden) slaan. De drie kleine kopjes op de sokkel representeren de kleinere bevolkingsgroepen in Suriname. Op de achterzijde van de sokkel is een plaquette geplaatst met de tekst:
Nederland gedenkt
dankbaar de hulp
tijdens de oorlog
1940-1945
en daarna door
Suriname uit gevoel
van saamhorigheid
verleend
Verzetshelden uit de Nederlandse koloniën
Terug naar de verzetshelden uit de Nederlandse koloniën in Nederland. Hieronder een bespreking van de rol van enkele verzetsstrijders afkomstig uit Suriname: Leo Lashley, Paul en Hans Flu en de familie Rijk Van Ommeren.
Leo Lashley (1903-1980) studeerde geneeskunde en in 1930 promoveerde hij in de oogheelkunde. Hij vestigde zich als oogarts in Rotterdam en was in deze stad voorzitter van de Rotterdamse artsenvereniging. Vanuit die functie protesteerde hij in 1942 tegen de oprichting van de nazistische Artsenkamer. Hij nam deel aan het verzet in Rotterdam door onderduikers veilige adressen te bezorgen. Toen een van de ondergedoken vrouwen in 1944 zwanger raakte, was Lashley de enige arts die bereid was te helpen. Door zich in de avonduren in te lezen in de verloskunde hielp hij in 1944 bij de geheime bevalling. Nadat hij een aantal keren door de Duitsers werd gearresteerd dook hij onder tot de oorlog voorbij was. In het najaar van 1944 hielp hij de spoorwegstakers en sloot hij zich bij de Binnenlandse Strijdkrachten aan. Als arts bij het Militair Gezag was hij na de oorlog betrokken bij de berechting van collaborateurs. In 1948 vestigde hij zich als arts op Curaçao. Na zijn pensioen kwam hij terug naar Nederland waar hij in 1980 overleed.
Paul Flu (1884-1945) studeerde geneeskunde in Suriname en Nederland. In 1921 werd hij benoemd tot hoogleraar in Leiden en in 1938 aan dezelfde universiteit benoemd tot rector magnificus. Hij kwam op voor de universitaire vrijheid en werd in 1942 door de Duitsers onder huisarrest geplaatst en in 1944 overgebracht naar een Duits concentratiekamp. Hij overleefde het concentratiekamp maar stierf geheel uitgeput in december 1945. Zijn oudste zoon Hans Flu (1912-1944) was huisarts in Leiden. Tijdens de oorlogsjaren hielp hij meerdere mannen aan valse medische verklaringen om te zorgen dat zij niet voor de verplichte arbeidsdienst in Duitsland hoefden te gaan werken. Na een gewapende verzetsactie in 1944 werd Hans Flu door de Duitsers opgepakt en vervolgens doodgeschoten.
De vader van de gebroeders Rijk Van Ommeren, Harry Rijk van Ommeren, was landmeter en journalist en van 1909 tot 1923 lid van de Koloniale Staten van Suriname. Hij overleed in 1923 waarna zijn echtgenote en vijf kinderen (vier zoons en een dochter) zich in 1925 in Nederland vestigden. Alle vier zonen (Frank, Humphry, Lodewijk en Hartie) waren actief in het landelijke en het Haagse verzet. Zij verrichtten hand- en spandiensten voor het Haagse verzet en waren betrokken bij het verschaffen van onderduikadressen en distributiebescheiden aan joodse onderduikers in heel Zuid-Holland. Hun zuster Jacqueline was actief in het verzet buiten Den Haag. De vier broers Rijk van Ommeren werden eind 1944 gevangengenomen door de Duitsers. Hartie kwam vlug vrij door toedoen van zijn zuster Jacqueline. Lodewijk werd naar het concentratiekamp Neuengamme in Duitsland gedeporteerd waar hij in 1945 overleed. Zijn lichaam is nooit teruggevonden. Frank werd door de Duitsers gefusilleerd op de Waalsdorpervlakte en ligt begraven op de erebegraafplaats te Bloemendaal. Humphry kwam vrij op 6 mei 1945 en vestigde zich in 1949 in Suriname. Hij werd directeur van het Surinaams Bureau voor Statistiek. In 1960 werd Humphry directeur van het Ministerie van Algemene Zaken van Suriname en vier jaar later keerde hij als raadsadviseur in het kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Suriname terug naar Den Haag.
In 2012 werd door de gemeente Den Haag in de verzetsheldenbuurt van de Haagse wijk Leidschenveen een brug naar de gebroeders Rijk van Ommeren vernoemd. De brug bevindt zich tussen de Bob Oosthoeklaan en de Gerard Doggerlaan.
Drieluik Omroep Max en de vergeten helden
Omroep MAX komt op maandag 2, dinsdag 3 en woensdag 4 mei op NPO 2 met een drieluik Vergeten Helden. In deze serie duikt presentator Jörgen Tjon A Fong (in het dagelijks leven directeur van theater De Kleine Komedie in Amsterdam) in het leven van een aantal heldhaftige strijders uit de Nederlandse koloniën: mannen en vrouwen die zich in Nederland met gevaar voor eigen leven tijdens de Tweede Wereldoorlog aansloten bij het verzet, samen vochten met Nederlandse verzetsstrijders, de nazi’s saboteerden of Joden hielpen om onder te duiken. Hij gaat op zoek naar verhalen van strijders en onderzoekt waarom hun daden vaak onderbelicht bleven in de Nederlandse geschiedenis: kwam het door hun achtergrond of was het politiek? In elke aflevering staat één (voormalige) kolonie met haar verzetshelden centraal: hoe zag hun wereld eruit vóór de oorlog, wat was de relatie met hun land ten opzichte van Nederland, wat dreef hen om bij het verzet te gaan en bij welke heldendaden waren zij betrokken? En tenslotte: wat viel hen ten deel na de oorlog?
De vele helden uit de Nederlandse koloniën hebben de geschiedenisboeken zelden gehaald en kregen weinig waardering na de oorlog. Bij het herdenken van de oorlog in Nederland is het van groot belang dat de rol en bijdrage van deze vergeten helden ook een plek krijgen in het Nederlandse collectieve geheugen van de Tweede Wereldoorlog.
Foto’s: Eric Kastelein (Oog in oog met Paramaribo, 2020)
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS
Het Modi-effect en hindoe-moslimrelaties in Nederland – Kanta Adhin
In de Volkskrant van 9 april 2022 verscheen een opinieartikel over de Indiase film The Kashmir Files. Deze film handelt over het lot van de hindoegemeenschap (Pandits) na de bestorming van de Kashmir-vallei in 1989-1990 door islamitische militanten. De auteurs van het stuk, allen verbonden aan de in Nederland gevestigde stichting The London Story, wijzen op de vele haatdragende en nationalistische incidenten in India naar aanleiding van de film die door de regering van premier Narendra Modi wordt geprezen en de nationalistische politieke ideologie (Hindutva) van deze regering in de kaart speelt. Zij menen dat vertoning van de film in andere landen nationalistische en islamofobe sentimenten binnen de hindoediaspora zou kunnen aanwakkeren en uiteindelijk tot spanningen leiden. Hun bezorgdheid vloeit voort uit de constatering dat het hindoenationalisme ook binnen de Indiase diaspora’s springlevend is. Ook hier in Nederland waar volgens hen de laatste tien jaar een groeiende invloed van de Indiase nationalistische regering waarneembaar is. De voorzitter van de Hindoeraad heeft verontwaardigd gereageerd, want waar is de onderbouwing van de auteurs voor deze bewering? (zie reactie in de Volkskrant van 15 april 2022).
Ik deel de mening van de Hindoeraad dat een bewering over groeiende invloed in Nederland van de nationalistische Indiase regering onder leiding van premier Modi nadere toelichting behoeft. Wat wordt precies met invloed bedoeld? Is er sprake van een actieve beïnvloeding door de Indiase regering door middel van financiering van organisaties in Nederland? Door actieve verspreiding van het Hindutva gedachtegoed tijdens bijeenkomsten of door andere bemoeienis met de hindoegemeenschap? Met andere woorden, is er sprake van “de lange arm van Modi”? Als dat zo is, moeten concrete voorbeelden kunnen worden genoemd.
Of bedoelen de auteurs van The London Story dat er sprake is van een groeiende populariteit van Modi onder hindoes in Nederland? Daar kan ik mij wat bij voorstellen omdat ik vaker mensen tegenkom die met bewondering over hem praten. Dan gaat het vooral om wat hij doet voor de ontwikkeling van het land en in het bijzonder voor de arme bevolking, zoals zijn programma Digital India, met als doel onder meer snelle internettoegang ook in plattelandsgebieden en digitale geletterdheid te bevorderen en daarnaast de productie van elektronische goederen in het land te stimuleren. Of zijn Ujjwala-scheme om gratis LPG-aansluitingen te verstrekken aan huishoudens op het platteland. Er zijn zeker ook mensen die daarnaast de nationalistische politiek ten gunste van hindoes toejuichen, want hoe kan het zijn dat in een land waar hindoes in de meerderheid zijn de moslims zo een bevoorrechte positie innemen? Wetgeving om daar een eind aan te maken, zien zulke Modi-fans dan ook niet als een groot probleem. In Nederland is er toch ook geen wetgeving die minderheden een bevoorrechte positie toekent? Ook de buitenlandse optredens van Modi en zijn contacten met grootmachten zetten India op de kaart. Deze bewonderaars vinden dat de daadkrachtige Modi ervoor zorgt dat hindoes ertoe doen, zich niet laten marginaliseren en niet in onzichtbaarheid gehuld blijven. Dit is een opsteker voor hun hindoe-identiteit.
Het is echter de vraag of deze bewonderaars – of een deel daarvan – zich door Modi laten verleiden tot intense haat en geweld tegen moslims en daarmee Indiase toestanden in Nederland introduceren. De voorzitter van de Hindoeraad spreekt dit ferm tegen. De hindoegemeenschap in Nederland laat zich niet verleiden tot islamofobie! Voorts onderstreept zij de goede contacten met het Contactorgaan Moslims en Overheid waarbij nadrukkelijk is aangegeven “dat wij, Nederlandse moslims en hindoes, ons niet uit elkaar laten drijven. De auteurs van het opiniestuk op de site van de Volkskrant hebben de goede relaties tussen moslims en hindoes in Nederland zwaar onderschat!” Ik kan me voorstellen dat er op organisatieniveau geen sprake is van haatzaaiing en het aanwakkeren van spanningen, maar hoe is het gesteld met individuen? Wat doen zij en hoe ontvankelijk zijn zij voor het nationalistische gedachtegoed waar zij al veel over kunnen lezen, ook op sociale media? Nederlandse hindoes kijken ook veel naar Indiase televisiezenders.
In het algemeen lijkt het erop dat men wel het onderscheid kan maken tussen wat er in India speelt en het multiculturele leven hier in Nederland. Dit geldt wellicht ook voor andere Europese landen. De auteurs schrijven ook dat er nog geen escalaties zijn opgetreden na vertoning van The Kashmir files in Europese bioscopen. Het is natuurlijk altijd verstandig alert te blijven op signalen van radicalisering want je kunt geen enkele groep daarvan uitsluiten. Echter, van de auteurs van het opiniestuk mag wel worden verwacht dat zij hun uitspraken met feiten staven. Dan kan ook de lezer beoordelen of vertoning van een film als The Kashmir files reden tot bezorgdheid is.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
The Modi effect and Hindu-Muslim relations in the Netherlands – Kanta Adhin
On 9 April 2022, the national newspaper Volkskrant published an opinion article about the Indian film The Kashmir Files. This film deals with the fate of the Hindu community (Pandits) after the storming of the Kashmir valley in 1989-1990 by Islamic militants. The authors of the piece, all affiliated with the Netherlands-based foundation The London Story, point to the many hate and nationalist incidents in India as a result of the film, which has been praised by Prime Minister Narendra Modi’s government and plays into the hands of its nationalist political ideology (Hindutva). They feel that screening the film in other countries could stir up nationalist and Islamophobic sentiments within the Hindu diaspora and ultimately lead to tensions. Their concern stems from the observation that Hindu nationalism is alive and well even within the Indian diasporas. Also here in the Netherlands where, according to them, a growing influence of the Indian nationalist government can be observed in the last ten years. The chairman of the Hindu Council (the government interlocutor for Hindus in the Netherlands) reacted indignantly, because the authors do not substantiate this claim. (See reaction in theVolkskrant of 15 April 2022).
I share the opinion of the Hindu Council that a claim about growing influence in the Netherlands of the nationalist Indian government led by Prime Minister Modi needs further explanation. What exactly is meant by influence? Is there active influence by the Indian government through funding of organisations in the Netherlands? By actively spreading the Hindutva ideology during meetings or by other interference with the Hindu community? In other words, are the authors talking about ’the long arm of Modi’? If so, they should be able to come up with concrete examples.
Or do the authors mean that there is a growing popularity of Modi among Hindus in the Netherlands? I can imagine this, because I often meet people who talk about him with admiration. Their admiration is often about his efforts to develop the country and, in particular, to improve the conditions of the poor population, such as his Digital India programme, which aims to promote, among other things, rapid Internet access in rural areas and digital literacy and to stimulate the production of electronic goods in the country. Or his Ujjwala scheme to provide free LPG connections to rural households. There are certainly also those who applaud nationalist policies in favour of Hindus, for how can it be that in a country where Hindus are in the majority, Muslims have a privileged position? Legislation to put an end to this, therefore, is not seen by such Modi fans as a major problem. After all, there is no legislation in the Netherlands that favours minorities, is there? Modi’s foreign policy and his contacts with superpowers also put India on the map. These admirers believe that the energetic Modi ensures that Hindus matter, that they are not marginalised and do not remain shrouded in invisibility. This is a boost to their Hindu identity.
The question is, however, whether these admirers – or some of them – will let themselves be seduced into intense hatred and violence against Muslims and thus introduce Indian scenes in the Netherlands. The chairman of the Hindu Council firmly refutes this. The Hindu community in the Netherlands will not allow itself to be seduced into Islamophobia! Furthermore she emphasises the good contacts with the Muslim government interlocutor (Contactorgaan Moslims en Overheid) and together they state “that we, Dutch Muslims and Hindus, will not let ourselves be driven apart. The authors of the opinion piece in the Volkskrant have seriously underestimated the good relations between Muslims and Hindus in the Netherlands!” I can imagine that on an organisational level there is no hate speech and stirring up tensions, but what about individuals. What do they do and how receptive are they to the nationalist thinking they can read a lot about, also on social media. Dutch Hindus also watch a lot of Indian television channels.
In general, it seems that people can make the distinction between what is going on in India and the multicultural life here in the Netherlands. This may also apply to other European countries. The authors themselves write that no escalations have yet occurred following the screening of The Kashmir Files in European cinemas. Of course it is always wise to stay alert to signs of radicalisation, because you cannot exclude any group from it. However, the authors of the opinion piece can be expected to back up their statements with facts. Then the reader, too, can judge whether the screening of a film like The Kashmir File is a cause for concern.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
Centrum voor Wereldvrede in Poona (India): wetenschap en spiritualiteit gaan hand in hand
In Den Haag kennen we het Vredespaleis als een icoon van vrede. Wereldvrede door middel van recht. Het is de plek waar twee internationale hoven -het Permanent Hof van Arbitrage en het Internationaal Gerechtshof – De Haagsche Academie voor Internationaal Recht en een bibliotheek gespecialiseerd in internationaal recht zijn gevestigd. Het Vredespaleis werd gebouwd met een gift van de Amerikaanse filantroop Andrew Carnegie en werd in 1913 geopend. Een heel andere benadering van wereldvrede is te zien in de “World Peace Dome” (Wereld Vredeskoepel) in India. Dit monumentaal vredescentrum is tot stand gekomen door de grote toewijding en inzet van pedagoog en voorvechter van vrede prof. Vishwanath Karad, een toegewijde volgeling van de heilige Dnyaneshwara (1275–1296). De Wereld Vredeskoepel is opgedragen aan het publiek als een centrum van wijsheid, kennisverspreiding en sociale transformatie. Met zijn Sant Shri Dnyaneshwara Wereld Vredesgebedshal en de Wereld Vredesbibliotheek wordt beoogd de massa’s te onderwijzen en zo te helpen bouwen aan een harmonieuze en vredelievende samenleving. De Wereld Vredeskoepel praktiseert de filosofie van Vasudhaiva Kutumbakam– De Wereld als één Familie- Een Werelddorp (Global Village). Deze grootste vredeskoepel ter wereld staat op de campus van het Maharashtra Institute of Technology (MIT) in Poona en werd op 2 oktober 2018 geopend om de geboortedag van Mahatma Gandhi te herdenken.
Volgens prof. Pushpita Awasthi is dit vredescentrum een levende pijler van de spiritualiteit van de wetenschap of, zo je wilt, van de wetenschap van de spiritualiteit. In een Engelstalig proza The World Peace Centre Pune, India, schrijft zij onder meer het volgende.
Oeroude geest van universele mensheid
De hele wereld leeft onder de angst voor oorlogen, terrorisme en vernietiging waarmee we de laatste decennia te maken hebben. Geen mens zou ooit willen dat nucleaire rampen, zoals in Hiroshima, zich op deze aarde herhalen. Het is dringend noodzakelijk dat de positieve krachten worden gewekt, zodat de negatieve krachten die onze mooie planeet proberen te overheersen, worden weggenomen. Om wereldvrede tot stand te brengen is het nodig dat mensen wereldburgers worden met een humanistische religie door zich ertoe te zetten hun bekrompen geloofssystemen te overstijgen.
Vandaag de dag moeten we wetenschap, spiritualiteit en de daarin besloten positiviteit tot onze vitale kracht maken, zodat de wereld kan worden gered van geweld. De wereld moet dringend op zoek naar een weg van geweldloosheid, liefde en humanisme met de kwaliteiten van onbevreesdheid, onpartijdigheid, vriendelijkheid en zelfafhankelijkheid. De afgelopen tweehonderd jaar is de wetenschap gebruikt om egoïstische belangen en geweld te dienen. Om de wetenschap van deze destructieve richting te bevrijden moet zij onder de bescherming van de spiritualiteit komen en tegelijkertijd moet de spiritualiteit bevrijd worden van haar bekrompen rituelen. De bekrompenheid van de spiritualiteit kan worden weggenomen door een wetenschappelijke geesteshouding en evenzeer kunnen de ethische waarden die de wetenschap ontbeert, worden bereikt door spiritualiteit. Vrede is de basis van de ethiek van spiritualiteit.
De Indiase geest is in wezen een belichaming van de universele mensheid met vrede als de kern en heeft daarom het potentieel voor wereldwijde eenheid. De filosofie van één wereld, één cultuur is de kernidentiteit. Deze universele visie van “Bharatiyata” (Indiaas-zijn) heeft zich sinds de oudheid ontwikkeld via verschillende stromingen die hun oorsprong vinden in de Veda’s, Upanishads en de tradities van het jainisme, boeddhisme, de sanatan dharma, arya samaj, sant, islam en het christendom. Deze holistische filosofie is tot bloei gekomen in de vorm van de “World Peace Dome” in Poona. Er is een gebed van een oude wijze uit India: “O Moeder Aarde! U bent begiftigd met zovele kwaliteiten. Zoveel stemmen en talen stromen door uw hart.” Deze eenheid in verscheidenheid is de basisnatuur van de Indiase geest. Daarom is het zo natuurlijk dat het fundament van de wereldreligie gemakkelijk in India kan worden gelegd.
Moderne ontwikkelingen
De mensheid heeft de kennis van de wereld geërfd in de vorm van verschillende religies. In de huidige tijd wordt de wereld verblind door oppervlakkig materialisme. De moderne Indiase cultuur, die wordt beïnvloed door de verlangens van de elite, ontwikkelt zich snel op het paard van de communicatierevolutie. Een nieuw metropool-materialisme beheerst het wereldscenario en de waarden van het ware humanisme gaan verloren. Deze waarden kunnen worden herwonnen met de hulp van de ware Indiase geest. Mahatma Gandhi zette de kracht van het humanisme in voor de onafhankelijkheidsbeweging en bevrijdde het land te midden van complexe uitdagingen. De kracht van het humanisme is de ware kracht op elk gebied – of het nu in een natie of in de wereld is.
In het proces van de moderne evolutie, dat zich concentreert rond de ontwikkeling van machines en technologie, is de hedendaagse mens slechts veranderd in een intellectuele machine in een lichaam, gereduceerd tot een machine die weet hoe hij andere machines moet besturen. Doordat de menselijke waarden afnemen, blijft er slechts een beeltenis van de mens over, niet de echte mens.
Het is betreurenswaardig dat de moderne interpretaties van de wetenschap de kracht van de spiritualiteit hebben teruggedrongen in de oude tijden van bijgeloof. Integendeel, de waarheid is dat alleen de bewuste kracht van spiritualiteit de wetenschap kan behoeden voor haar misbruik ten behoeve van geweld en onmenselijke activiteiten. De aarde, de natuur, het universum en de kosmos zijn evenzeer onderwerpen van spiritualiteit als van wetenschap. Daarom wordt een wetenschapper die zich werkelijk met wetenschap bezighoudt, indirect ook betrokken bij de spirituele dimensie van de wetenschap.
Samenvloeiing van religie en wetenschap
Brandende vragen die voor ons liggen zijn dan ook: hoe kunnen we het humanisme en de aarde beschermen en in stand houden? Hoe de krachten te zoeken en te organiseren die in staat zijn deze waarden te beschermen? Zonder het totstandbrengen van wederzijds vertrouwen en liefde, zonder het grondvesten van de niet-verdelende kracht van het humanisme, is er nauwelijks hoop voor het overleven van de mensheid.
De Wereld Vredeskoepel op de MIT World Peace University is een levende belichaming van de zowel wetenschappelijke als spirituele prestatie van prof. Vishwanath Karad. Deze grootste en unieke koepel ter wereld is geïnspireerd door de wetenschappelijke, spirituele en religieuze waarden van de mensheid. U kunt de stemmen van alle stichters van alle religies van de wereld in de koepel horen, zoals de eerste preek van Boeddha gehouden in Sarnath. Tegelijkertijd helpen de beelden van wetenschappers in deze koepel ons om de samenvloeiing van wetenschap en religie te zien. De kern van alle religies is hier voelbaar in de vorm van humanisme en vrede. Alle uiterlijke scheidingen zijn oppervlakkig. Vrede staat centraal in alle religies van de wereld. Het chanten van Shanti (vrede) is een onderdeel van het hindoeïsme. Moslims begroeten met Assalamualaikum (Vrede zij met u). Christenen zeggen “Genade zij met u.”
Het algemene effect van deze enorme en unieke koepel is dat het individu moeiteloos voorbij alle dualiteiten wordt getranscendeerd en een realisatie van een diepe vrede ervaart. Alleen het individu dat innerlijke vrede realiseert, kan een ware verbreider van vrede in de wereld zijn.
De veertig jaar toegewijde dienst van prof. Karad heeft aangetoond dat in een spiritueel land als India een wetenschappelijke benadering nodig is, gekoppeld aan spirituele wijsheid, zodat spiritualiteit wordt bevrijd van haar enge rituelen en tegelijkertijd de wetenschap de geest van geweldloosheid krijgt. Beide krachten zullen helpen bij het bereiken van het doel van wereldvrede. Dit is waarschijnlijk het enige epicentrum van universele wetenschappelijkheid, spiritualiteit, en humanistische religiositeit.
Prof. dr. Pushpita Awasthi is verbonden aan de World Peace Dome als Wereldambassadeur. Zij is onder meer ook voorzitter van de Hindi Universe Foundation Nederland. Zij is tevens schrijfster en dichteres. Zij heeft een aantal jaren in Suriname gewerkt als diplomaat op de Indiase ambassade en heeft in India boeken gepubliceerd met proza en poëzie over Suriname. Haar werk heeft een spirituele uitstraling met veel aandacht voor mens en natuur.
Website Prof. dr. Pushpita Awasthi: https://pushpitaawasthi.in/
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, NIEUWS, Religie & Levenswijze
Centre for World Peace in Pune (India): science and spirituality go hand in hand
In The Hague, we know the Peace Palace as an icon of peace. World peace through law. It is the home of two international courts – the Permanent Court of Arbitration and the International Court of Justice – the Hague Academy of International Law and a library specialised in international law. The Peace Palace was built with a gift from the American philanthropist Andrew Carnegie and opened in 1913. A very different approach to world peace can be seen in the “World Peace Dome” in India. This monumental peace centre was built through the great dedication and commitment of educator and peace advocate Prof. Vishwanath Karad, a devoted follower of Saint Dnyaneshwara (1275-1296). The World Peace Dome is dedicated to the public as a centre of wisdom, knowledge dissemination and social transformation. With its Sant Shri Dnyaneshwara World Peace Prayer Hall and the World Peace Library, it strives to educate the masses and help build a harmonious and peaceful society. The World Peace Dome practices the philosophy of Vasudhaiva Kutumbakam -The World as One Family- A Global Village. This largest peace dome in the world is located on the campus of Maharashtra Institute of Technology (MIT) in Pune and was inaugurated on 2 October 2018 to commemorate the birth anniversary of Mahatma Gandhi.
According to Prof. Pushpita Awasthi, this peace centre is a living pillar of the spirituality of science or as one can say, the science of spirituality. The following is taken from a prose she wrote about the World Peace Dome.
The ancient Indian spirit
The entire globe is living under the fear of wars, terrorism and destruction which the world has been facing during the last many decades. No human would ever want that the nuclear disasters such as that happened in Hiroshima are ever repeated on this earth. There is an urgent need for the positive forces to be awakened so that the negative forces trying to dominate our beautiful planet are removed. In order to establish world-peace it is required for people to become the global citizens with humanistic religion by transcending their narrow belief systems.
Today we need to make science, spirituality and its positivity as our vital force so that world can be saved from the calamities of violence. The world needs to urgently look for a path of non-violence, love and humanism with the qualities of fearlessness, impartiality, friendliness and self-dependence. For the past two hundred years science has been used to serve selfish interests and violence and in order for science to be free from this destructive direction it needs to come under the shelter of spirituality and at the same time spirituality needs to be free from its narrow rituals. The narrowness of spirituality can be removed through a scientific mind-set and it is equally true that the ethical values that science is lacking can be achieved through spirituality. Peace is the basis of the ethics of spirituality.
Universal brotherhood is born in the womb of the Indian spirit. The philosophy of one world, one culture is its core identity. This universal spirit of “Bharatiyata” (Indian-ness) has evolved since ancient times through various streams originating from the Vedic, Upanishadic, Jain, Bauddha, Sanatan, Arya Samaj, Sant, Islamic and Christian traditions. This holistic philosophy has flowered in the form of “World Peace Dome” in Pune. There is a prayer of an ancient sage of India: “O Mother Earth! You are gifted with so many qualities. So many voices and languages flow through your heart.” This unity in diversity is the basic nature of the Indian spirit. That is why it is so natural that the foundation of the World-Religion can be easily laid in India. Here lies the true identity of the spirit of India.
Modern evolution
Humanity has inherited the knowledge of the world in the form of various religions. In current times the world is dazzled by the superficial materialism. The modern Indian culture which is being influenced by the elite desires is fast developing by riding the horse of communication revolution. A new metropolis materialism is dominating the global scenario and the values of true humanism is getting lost. This values can be regained with the help of the true Indian spirit.
In the process of modern evolution which is centred around the development of machines and technology, contemporary humans have merely turned into intellectual machines embodying bodies. Today’s human is reduced into a machine which knows how to drive other machines. Human values are diminishing rapidly. Therefore he remains only as an effigy of humans, not the real human.
It is unfortunate that the modern interpretations of science has pushed the power of spirituality back into the old ages of superstitions. On the contrary the truth is that the conscious power of spirituality alone can save science from its misuse for the cause of violence and inhuman activities. Earth, nature, universe and cosmos are as much the subjects of spirituality as of science. Therefore when a scientist truly engages in a scientific pursuit he also indirectly gets associated with the spiritual dimension of science.
Confluence of science and religion
So these are the burning questions in front of us: how to protect and conserve humanism and the earth? How to search for the forces and organize them which are able to protect these values? Without establishing mutual trust and love, without founding the non-divisive power of humanism, there is hardly any hope for the survival of global humanity.
The great dome of Saint Jnaneshwara at the MIT World Peace University is a living embodiment of the scientific as well as spiritual accomplishment of Prof. Vishwanath Karad. Moral values of a structure is the source of limitless power whether in the field of science or spirituality. The source of such a power is based on truth and morality.
This is a biggest unique dome in the world inspired by the scientific, spiritual and the religious values of humanity. You can hear the voices of all the founders of all the religions of the world in the dome. The voice of the first sermon of the Buddha given in Sarnath can be heard here. At the same time the images of scientists in this dome help us to see the confluence of science and religion. The core of all religions can be felt in the form of humanism and peace here. All outer divisions are superficial – this can be realized here. Chanting of Shanti mantra is part of Hinduism. Muslims greet with “Assalamualaikum” which literary means “Peace be upon you”. Christians say, “Grace be unto you…”. Therefore peace is central to all the religions of the world.
The overall impact of this huge and unique dome is that the individual is effortlessly transcended beyond all dualities and there is a realization of a deep peace. Only that individual who realizes peace within can be a true propagator of peace in the world.
The forty years of dedicated service of Prof. Karad has shown that in a spiritual country like India scientific approach coupled with spiritual wisdom is necessary so that spirituality is freed from its narrow rituals and at the same time science gets the spirit of non-violence. Both the forces are going to help in achieving the goal of world-peace. This is probably the only epicenter of universal scientificness, spirituality, and humanistic religiosity.
Prof. Dr. Pushpita Awasthi is associated with the World Peace Dome as World Ambassador. She is a.o. also President of the Hindi Universe Foundation, the Netherlands. Furthermore, she is a writer and a poet. She worked in Suriname for a number of years as a diplomat at the Indian Embassy and published books of prose and poetry about Suriname in India. Her work has a spiritual aura with much attention to people and nature.
Website Prof. Dr. Pushpita Awasthi: https://pushpitaawasthi.in/
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, NIEUWS, Religie & Levenswijze
Het zoeken en vinden van roots in India: beperkingen en mogelijkheden – Prof. Chan Choenni
De laatste jaren gaan steeds meer Hindostanen uit Nederland naar India om hun zogeheten roots te zoeken. Anderen hebben het voornemen hiertoe en zijn naarstig op zoek naar achtergrondgegevens van hun voorouders. Af en toe word ik gebeld en/of ontvang ik e-mails of whatsapp berichten met het verzoek om informatie te verstrekken over relevante historische gegevens. De meeste geïnteresseerden (b)lijken evenwel niet over voldoende achtergrondgegevens te beschikken om hun roots te kunnen traceren, laat staan eventueel hun familie in India te vinden. Sommigen hebben enkele achtergrondgegevens over hun (over)grootouders verzameld. Anderen hebben tevens ‘verhalen’ gehoord van en/of over hun voorouders wat betreft hun achtergrond en de redenen om naar Suriname te emigreren. Maar in de meeste gevallen hebben de (over)grootouders weinig of niets verteld over hun achtergrond. Ook vanuit Suriname is er veel belangstelling om de roots te vinden en familie van de (over)grootouders in India te achterhalen. Een reis vanuit Suriname naar India is echter duur en slechts weinigen zijn in staat zich een reis en verblijf in India te veroorloven.
Wat betreft de emigratieredenen werd vroeger soms volstaan met het verhaal over emigratie naar Sri Rám: het land van de heilige God Rámá. De naam Suriname werd op deze wijze uitgesproken door sommige illegale wervers (arkáthiyá’s) in India. Er werd de beoogde emigranten voorgehouden dat in het land van Rámá veel geld kon worden verdiend. Er zou ook zijn beweerd dat men uit gouden schalen zou eten en uit gouden bekers drinken. Het is inmiddels genoegzaam bekend dat deze zogeheten mythe van misleiding (Bharmái deis) vaak diende als rationalisatie achteraf. Er bleken namelijk uiteenlopende redenen te zijn om contractarbeid te verrichten voor vijf jaar in een ver land. Deze varieerden van armoede en onderdrukking tot familieruzies. Voorts bestond er een uitgekiend systeem van werving en selectie, opvang en voorbereiding van de maandenlange zeereis. De meeste Hindostaanse contractarbeiders waren van plan om na vijf jaar contractarbeid in Suriname en met medeneming van het gespaarde geld terug te keren naar India. Ruim een kwart heeft dat ook daadwerkelijk gedaan, maar de meerderheid heeft zich gevestigd in Suriname vanwege de mogelijkheden op een betere toekomst.
Een andere reden voor het ontbreken van voldoende achtergrondgegevens was doorgaans het zwijgen van de voorouders over hun emigratie. Het was ook niet gebruikelijk in de toenmalige verhoudingen binnen de Hindostaanse gemeenschap dat (klein)kinderen hun (groot)ouders konden bevragen over hun verleden. Ook mochten kinderen zich niet de buurt van de Hindostaanse contractarbeiders ophouden om zo naar hun onderlinge gesprekken te luisteren. Het is dan ook jammer dat veel ’verhalen’ van de Hindostaanse contractarbeiders niet schriftelijk zijn vastgelegd en verloren zijn gegaan.
Het traceren van de roots en het vervolgens opsporen van familie in India blijkt daarom zeer lastig. Ik noem tien redenen die deze zoektocht vanwege ontoereikende gegevens bemoeilijken. Ik sta daarna uitgebreid stil bij één geval waar met succes de roots zijn getraceerd en er zelfs intensief contact is met de gevonden familie. Vervolgens geef ik enkele voorbeelden van personen die relaties onderhielden met hun familie dan wel hun familie -na lang zoeken- hebben gevonden in India. Tot slot wordt het belang van kaste en regio in India behandeld.
Ontoereikende achtergrondgegevens
Ruim 20 jaar geleden kwam een zogeheten database beschikbaar over de Hindostaanse contractarbeiders met hun achtergrondgegevens. Deze Hindostaanse database is te raadplegen bij het Nationaal Archief in Nederland en het Nationaal Archief in Suriname. Deze database is ook digitaal toegankelijk (zie www.Gahetna). Het voorwerk is gedaan door de historici Sandew Hira en Maurits Hassankhan die in 1998 ook een namenboek hebben gepubliceerd met enkele achtergrondgegevens van Hindostaanse contractarbeiders. Als men beschikt over het registratienummer -dat is hetzelfde als het contractnummer- van de contractarbeiders dan zijn de namen van de schepen en het jaar van aankomst in Suriname alsook andere gegevens te traceren. Ook de laatste woonplaats in India (dorp of stad), de opgegeven naam en vaak de (geslachts)naam alsook de jaartallen van de contractperiode en de plantage zijn meestal vermeld op het registratieformulier van de betreffende contractarbeider. Deze informatie is terug te vinden in de Hindostaanse database. Helaas zijn de achtergrondgegevens van ongeveer een kwart van de contractarbeiders verloren gegaan. De namen van de schepen waarvan de gegevens verloren zijn gegaan, zijn ook terug te vinden in de Hindostaanse database alsook de bijbehorende registratienummers. Deze staan ook vermeld in het boek van C. Choenni uit 2021 getiteld Geschiedenis van Hindostanen (zie: pagina 307). Maar de informatie achter de registratienummers is in deze gevallen helaas niet te achterhalen.
- De achtergrondgegevens in de Hindostaanse database zijn vaak niet compleet of kunnen onjuistheden bevatten. Met de beschikbare gegevens komt men echter een heel eind, indien men beschikt over het registratienummer. Dit registratienummer bestaande uit één of twee letters en een cijfer staan vermeld in de zogeheten (oude) familieboekjes. De letters staan voor de naam van het schip en het nummer voor het contractnummer van de betreffende contractarbeider. Soms zijn de namen van personen of dorpen evenwel verkeerd gespeld. Bovendien komen sommige dorpsnamen voor in verschillende staten van India.
- Op grond van de aangenomen familienaam kan men vaak geen familie in India traceren. Velen die het eerdergenoemde namenboek raadpleegden zijn dan ook teleurgesteld, omdat zij hun familienaam niet zijn tegengekomen. Vanaf 1916 werden Hindostanen in Suriname in de gelegenheid gesteld om een geslachtsnaam (familienaam) en een voornaam te kiezen. De expert van de Hindostaanse immigratie pater De Klerk vermeldt in 1953:
als regel leidt het personeel van het Immigratie-Kantoor het daarheen, dat een man zijn register naam (doorgaans op zich voornaam) als geslachtsnaam aanneemt en de naam van zijn vader als voornaam (zie verder: C.J.M. De Klerk (1953), De Immigratie der Hindostanen in Suriname, pagina’s 182-184).
Dat wil zeggen dat velen een familienaam hebben die de voornaam was van de naamgever (de contractarbeider). Veel Hindostanen hadden toentertijd geen haast om een familienaam te kiezen. Het zou tot ongeveer 1950 duren alvorens vrijwel alle Hindostanen een familienaam hadden laten registreren. - Voorts hebben sommigen niet de naam van de paternale kant, maar van de maternale kant als familienaam. Tevens is sprake van verschrijving van namen. Bepaalde contractarbeiders hebben valse namen aangenomen om niet teruggevonden te worden door de familie die zij stiekem hadden verlaten om te kunnen emigreren. Er bestaan ook geconstrueerde familienamen (zie verder: C. Choenni, Het ontstaan van Surinaamse familienamen, Hindorama.com). Daarom zijn veel namen niet de originele namen die deze contractarbeiders in India hadden.
- Sommige familienamen zijn veelvoorkomend, zoals namen afgeleid van de geboortedag): Boedhoe / Budhu (woensdag) of Soekhoe/Sukhu (vrijdag). Anderen hebben familienamen die refereren aan plaatsnamen, zoals Brindaban, Mathoera/Mathura, Ganga, Ajodhia of Hardwar/Hardoar. Het is vrijwel onmogelijk om uitsluitend op grond van dergelijke familienamen de roots en familie in India te traceren.
- Een deel van de familienamen met de naam of achtervoegsel Sing(h), Khan of Ali zijn dermate algemeen dat het ook lastig is om een familierelatie te traceren. Dat geldt ook voor aangenomen toevoegingen of namen -veelal Brahmaanse namen- als Panday, Tewari, Sharma, Misier/Mishre, Sukul of Dube. Voor personen met veel voorkomende familienamen als Ramlal of Narain is het ook heel lastig om de roots te traceren op grond van deze familienaam. Vaak blijkt dat in Suriname velen die deze vaak voorkomende familienamen hebben niet dezelfde (over) grootouders hebben. In India komen trouwens deze familienamen veelvuldig voor.
- In India zijn in de loop der tijd veel dorpsnamen en plaatsnamen veranderd. Sommige dorpsnamen waren bij de inschrijving van de Hindostaanse contractarbeiders verkeerd geschreven. Ook zijn families in India door de tijd heen vaak verhuisd. Voorts was de bevolkingsadministratie in India niet volledig. Deze is over het algemeen nog steeds niet makkelijk toegankelijk.
- Om in India de roots te traceren is vaak de kaste belangrijker dan de familienaam. Een deel van de kaste van Hindostaanse contractarbeiders is wel opgeschreven en in de Hindostaanse database te vinden. Maar soms is gewoon ‘hindoe’ of ‘geen kaste’ vermeld. Bij moslims staat gewoon ‘moslim’ vermeld. En het is ook voorgekomen dat de kaste bij inschrijving is gewijzigd.
- Het zoeken naar de roots via Indiase netwerken, experts of bureaus blijkt doorgaans problematisch. Vaak wil de zogenaamde expert gewoon geld verdienen zonder dat een garantie bestaat dat de roots kunnen worden getraceerd. Tevens blijkt dat bepaalde Indiërs graag een familierelatie willen om economische voordelen en contact te hebben met Hindostanen in Nederland en in Suriname.
- Tenslotte dunt het aantal levende personen wiens ouder(s) als contractarbeider(s) uit India zich in Suriname hebben gevestigd sterk uit. Bij de overgrote meerderheid van de Hindostanen gaat het thans om hun grootouders en in de meeste gevallen om één of meerdere (bet)overgrootouders. Uitgaande van het jaar van vertrek uit India en gerekend vanaf 2022 gaat het om een tijdbestek van minimaal 105 jaar geleden en maximaal zelfs 148 geleden. Het laatste schip (het stoomschip Dewa) met Hindostaanse contractarbeiders vertrok namelijk in 1916 naar Suriname en het eerste schip vertrok in 1873 (het zeilschip Lalla Rookh). Er ligt een periode van 43 jaar daartussen. Indien de terugkeerders onder de Hindostaanse contractarbeiders worden betrokken dan is het ruim 100 jaar geleden. Het laatste schip (het stoomschip Sutlej) vertrok in 1921 uit Suriname met 886 terugkeerders naar India. Daarna zijn heel kleine aantallen via Brits-Guyana naar India vertrokken. Zij betaalden hun eigen terugreis en meestal betrof het oudere mannen die naar India ging om daar te sterven. Met het verstrijken der jaren van de aankomst van Hindostaanse contractarbeiders in Suriname en het vertrek naar India wordt het lastiger om op grond van mondeling overgeleverde informatie en herinneringen de roots te traceren.
Verhaal van familie Jipat
Ondanks deze beperkingen is het enkelen gelukt om hun familie terug te vinden. Een vermeldenswaardig geval vormt de familie Jipat, in het bijzonder mevrouw Padma Ratan-Jipat. Zij is geboren in 1943 in het district Nickerie en woont in Nederland. Padma is de paternale kleindochter van contractarbeider Paltoo Jipat (registratienummer Ji/1427) die in 1907 met het stoomschip Indus I arriveerde in Suriname. Paltoo werd tewerkgesteld op plantage Waterloo in het district Nickerie. Padma heeft haar ájá (paternale grootvader) goed gekend. Gelukkig waren naast zijn registratienummer ook enkele andere achtergrondgegevens bewaard gebleven, zoals de naam van het dorp en de naam van de politiepost in de staat Bihar waar Paltoo uit afkomstig was. Haar ájá gaf haar les in het Hindi en beschermde haar tegen het strenge optreden van haar ouders. Zij bleef daarom ook na zijn overlijden interesse houden in haar roots in India, evenals haar oudere broer. Hij is met de gegevens over de dorpsnaam en naam van de politiepost in 1993 naar India gegaan. Hij heeft de staat Bihar bezocht en het dorp Eraura van hun ájá kunnen vinden. Dit dorp ligt ongeveer 30 kilometer verwijderd van de hoofdplaats Arrah, die ook bekend staat als Ara van het district Bhojpur.
Ten westen van de hoofdplaats Patna ligt het district Bhojpur en daarnaast het district Buxar. Dit district grenst van het district Balia dat in de staat Uttar Pradesh is gelegen. Vroeger werd het gebied ten westen van Patna Shahabad genoemd. Uit het gebied Shahabad zijn relatief veel Hindostaanse contractarbeiders afkomstig. In 2006 noemde de Indiase regering Bhojpur een van de 250 meest achtergebleven districten van het land (op een totaal van 640 ). De taal in dit gebied is het Bhojpuri en afgeleid van de naam Bhojpur. Bhojpuri is de belangrijkste brontaal van het Sarnámi (-hindi), waardoor Sarnámi sprekers goed kunnen communiceren met Bhojpuri sprekers.
Bij zijn bezoek aan het dorp van de familie kwam de broer van Padma te weten dat hun ájá was getrouwd, maar geen kinderen had. Hij had twee broers en kleinkinderen van één van de broers wonen in dit dorp. Men kende het verhaal over Paltoo, die werk was gaan zoeken in de stad Arrah en nooit meer teruggekeerde in het dorp. De broer van Padma werd echter geconfronteerd met zoveel schrijnende armoede in het dorp Eraura, dat hij de ontmoeting voor de familie heeft verzwegen. Hij heeft geld gegeven aan de getraceerde familie, maar verder geen contact met hen onderhouden.
Brief uit Bihar
In 2003 bezocht Padma de Hindi wereldconferentie die in Paramaribo werd gehouden. Zij gaf toentertijd Hindi-les aan kinderen in Nederland. Zij ontmoette tijdens deze wereldconferentie een groep afgevaardigden uit de staat Bihar in Paramaribo. Zij nam hen mee naar haar woning in Suriname.
Daar is toen gesproken over haar roots en deed zij het verzoek om haar te helpen haar roots te traceren. Alle beschikbare gegevens over haar ájá werden uitgewisseld. In 1998 was het eerdergenoemde namenboek verschenen over de Hindostaanse contractarbeiders en daarin waren meer gegevens beschikbaar gekomen over Paltoo Jipat. Er werd aan Padma beloofd dat men op zoek zou gaan naar informatie in het dorp Eraura en de familie van haar ájá. Dat haar broer de roots had gevonden, was toen nog niet bekend. Na een half jaar ontving Padma een brief in het Hindi uit het dorp Eraura. In de brief werd informatie over haar ájá en zijn familie vermeld. In de brief werd ook vermeld dat haar broer daar was geweest. Zij trok dit na bij haar broer en toen wist zij dat het een en ander klopte. Er werd vermeld dat de moeder van Paltoo jarenlang had gewacht op haar zoon en dagelijks voor haar huis had zitten treuren. Eén verhaal was dat Paltoo was ontvoerd en ergens naar toe verbannen. Een ander verhaal was dat Paltoo een yogi was geworden. Als er yogi’s naar het dorp Eraura kwamen, klampte zijn moeder hen aan. Uit verdriet is zij doodgegaan, maar het verhaal over de verloren zoon Paltoo ging niet verloren. De briefschrijver was Ramnaumi, een kleinzoon van een broer van Paltoo. Padma kwam met hem telefonisch in contact met hulp van een van de afgevaardigden. Er was toen geen telefoon in het dorp Eraura. Ramnaumi moest naar het grotere dorp Dularpur om te telefoneren. Nadat er over en weer veel werd gecommuniceerd, besloot Padma met haar toenmalige partner Dien Sardjoe om in 2005 het dorp Eraura te bezoeken en de familie te ontmoeten.
Bezoek dorp Eraura
In India aangekomen reisden Padma en Dien naar de hoofdstad Patna. Daar werden zij ontvangen door familieleden en enkele dorpelingen. Zij reisden naar de hoofdplaats Arrah waar ze een paar dagen logeerden. Daarna vertrokken ze gezamenlijk naar het dorp Eraura. In het dorp werd Padma met veel ceremonieel ontvangen. Iedereen noemde haar phuwá (zus van vader) en zij scandeerden de naam Paltoo, de voornaam van haar ájá.
Padma en Dien waren echter geschokt door de erbarmelijke armoede die zij aantroffen in het dorp. Zij besloten toch in het ouderlijk huis te logeren. Padma heeft met sári’s (Indiase kleding voor vrouwen) en stokken op het erf van haar ájá een badhok ingericht. Er was geen wc en het huis had een pairá (rieten) dak. Alles was primitief. De vrouwen droegen sluiers en kwamen nauwelijks uit hun huisjes. Ze leefden als het ware in het donker. Padma vertelt dat de sfeer haar deed denken aan haar jeugd in Nickerie. Zij herkende de saamhorigheid zoals die vroeger in Suriname bestond. Zij liet de eerste dag het voorgeschotelde eten vanwege infectiegevaar staan en at alleen fruit. De dorpelingen aten alleen rijst met een heel klein beetje toespijs. Er was ook watertekort. Padma bleef een tijdje in het dorp logeren. Zij spoorde de vrouwen aan om actiever te worden en bijvoorbeeld alles op te ruimen en schoon te maken rondom hun huizen. Dien sprak uren met de oudere mannen.
Padma vertelt verder: Ik spreek hun taal goed, het Bhojpuri. Overal werden wij door de kinderen oom en tante genoemd. Ik heb ook een lezing gegeven aan de universiteit van Patna over vrijwilligerswerk. Ik heb uitgelegd dat wij dit werk uit onszelf doen en geen subsidie hebben. Ik heb aangegeven dat je zelf actief moet zijn om vooruit te komen. Ze hebben daar een tekort aan ideeën. Op een gegeven moment zei iemand dat ik uit Europa kom en geen armoede ken en dus hun armoede niet kon begrijpen. Wel: ik heb daar met felheid gesproken! Ik heb hun verteld dat ik ook armoede heb gekend in Suriname. Ik had maar twee jurken. Als het regende werd je jurk nat. Mijn náni (maternale grootmoeder) was overleden. Ik heb niet mee kunnen gaan naar de begrafenis omdat mijn beide jurken nat waren. Ik heb geprobeerd om boven de chulhá (lemen kookoven) mijn jurk te drogen, maar het lukte niet omdat het vochtig was in de grote regentijd. Het enige verschil met Bihar was dat in Suriname Hindostanen allemaal een stuk grond hadden en eigen huisje en toilet op het achtererf. In Bihar was toen nog steeds alles heel onhygiënisch; men ging gewoon naar het veld om hun behoefte te doen. Ik was helemaal vermagerd toen ik terugkwam naar Nederland.
Waterpompen
Padma en Dien zijn daarna verschillende keren naar India geweest en naar het dorp Eraura om de dorpelingen te helpen. Zij hebben de Hindostaanse stichting Apna Dasi (eigen dienstbaarheid) die was opgericht door een actieve Hindostaanse vrouw die bekend stond als Mataji, gereactiveerd. Deze inmiddels overleden mevrouw Mangal woonde in Den Haag en was actief in ASAN (Arya Samaj Nederland). Mataji hielp met hulp uit Nederland arme mensen in Bihar. Zij had al een waterpomp cadeau gedaan aan een dorp. Maar zij was tijdens een van haar bezoeken aan Bihar in de stad Arrah beroofd. Padma en Dien hebben op verzoek van de dorpelingen van Eraura besloten om waterpompen aan te leggen. Namens deze stichting hebben zij geld ingezameld en aangevuld met eigen geld. Ze besloten hiermee 15 waterpompen te laten aanleggen. Zij wisten dat ze voorzichtig moesten zijn in Bihar en zelf alles moesten kopen alsook ter plekke toezicht houden. De waterpompen werden toentertijd handmatig aangelegd en de dorpelingen moesten meehelpen om de kosten te drukken. Later werden er nog eens 10 waterpompen aangelegd bij scholen. De kinderen hadden op school nauwelijks water en onderweg was er geen water. Padma vertelt dat zij aan haar eigen jeugd moest denken toen zij naar school ging. Er was toen in haar dorp in Nickerie geen elektriciteit. ‘s Avonds moest zij op haar buik liggen om bij het schijnsel van een olielamp boeken te lezen. Overdag moest zij helpen met het huishouden.
Padma heeft haar neef Ramnaumi geadopteerd als haar zoon en hem ondersteund met het betalen van schoolgeld en het aanschaffen van een bromfiets. Telkens wanneer ze naar India ging en Eraura bezocht, nam zij allerlei spullen en gereedschappen mee. Bijvoorbeeld harken om bladeren op te vegen. Zij heeft de dorpelingen geïnstrueerd om de omgeving schoon te houden. Zij heeft ook een kleine guesthouse en toilet ingericht om daar te kunnen logeren. Ze heeft ook zaden meegenomen en de vrouwen geleerd verschillende groenten te planten en ook delen van de erven af te rasteren zodat kippen niet overal liepen, ook in de huizen. Zij heeft tevens banken laten maken waar ze op kunnen zitten in plaats van op de grond. De dorpelingen accepteerden alles wat ze aan hen opdroeg.
Wensdroom
De laatste jaren is Padma vanwege de coronapandemie niet naar India geweest. Zij heeft nu echter whatsapp contact met Ramnaumi, die na 17 jaar een volwassen man is geworden. Zij belt hem vrij regelmatig en is op de hoogte dat er veel ten goede is veranderd in het dorp Eraura. Mede door het beleid van Premier Narendra Modi zijn er openbare toiletten geplaatst. De vrouwen zijn actiever geworden en ook beter geschoold. Padma vertelt:
Ik denk bijna elke dag aan Bihar en het dorp Eraura. Ik wil in november 2022 weer naar India en het dorp Eraura bezoeken. ik heb genoeg geld gespaard om de dorpelingen te ondersteunen. Ik verlang heel erg ernaar om het dorp en de dorpelingen weer te zien. ik ben straks bijna 80 jaar. Ik zou graag iemand mee willen die alles van mijn bezoek op een camera kan vastleggen. Het is straks 150 jaar Hindostaanse immigratie in 2023. Kan misschien een Hindostaanse televisieploeg mee om alles vast te leggen? Dat is mijn sapná (wensdroom).
Padma heeft ook gepoogd de roots van haar áji (paternale grootmoeder) in India te traceren. Zij was afkomstig uit de stad Kanpur (Cawnpur) en ook de naam van de politiepost en het jaar van vertrek (in 1907) zijn bekend. Padma heeft de politiepost in Kanpur bezocht in Uttar Pradesh en heeft in het Hindi gesproken met de politieagenten. De vriendelijke politieagenten hebben onderling een beetje gelachen en zeiden dat Kanpur een miljoenenstad is. De mensen kennen niet eens hun buren en er is veel verhuizing in Kanpur. Ze lieten haar weten dat een persoon die meer dan honderd jaar geleden uit Kanpur is vertrokken niet is te traceren. Padma heeft zwaar teleurgesteld daarom deze zoektocht gestaakt. Ze koestert de herinneringen aan haar áji. Zij heeft verschillende liederen, zoals sohars (doopliederen; zie www.hamár Sarnámi Bhásá) van haar geleerd. Zij zingt zelf veel en zegt dat zingen helpt om leed te verwerken. Dat is beter dan te zitten treuren. In India vroeg men haar vaak om het lied Kalkattá se jhutá jaháj (het schip vertrok uit Calcutta) te zingen. Padma vertelt dat zij de kinderen van Eraura veel liederen heeft geleerd; ook enkele Hindostaanse liederen en zij hebben samen veel gezongen.
Andere familiecontacten
Ook andere Hindostanen hebben hun roots en hun familie in India gevonden. Sommigen hadden contacten behouden en hadden de mogelijkheden om India te bezoeken. De paternale grootvader van de financieel expert Amresh Tewarie was vanwege een familieruzie naar Suriname geëmigreerd. Hij was afkomstig uit de stad Agra in Uttar Pradesh. Hij had via brieven het contact onderhouden en Amresh Tewarie bezoekt de familie als hij in India is. De bekende en rijke pandit Jagdew Paragh had ook contact met de familie in India behouden. Hij was grootgrondbezitter en had een bioscoop aan de Indra Gandhiweg (Pad van Wanica). Hij heeft in India herhaaldelijk donaties gedaan. Zo heeft hij een grote donatie gedaan aan de bouw van een hindoetempel in India. Zijn naam staat op een plakkaat. Hij heeft overigens ook het aan de Dr. S. Redmondstraat gevestigde crematorium in Suriname gefinancierd (het Jagdew Paragh Crematorium). Anderen is het na een lange zoektocht gelukt om de roots de traceren in India (zie voor een overzicht: Sandew Hira, Terug naar Uttar Pradesh, 2000). Zo vond de taalkundige en Sarnámi pionier Moti Marhé zijn roots -hij kende de naam van het dorp van zijn paternale grootvader- na lang zoeken. Overigens bleek dat Marhé een bijnaam was van zijn grootvader. Hij heeft contact met zijn Indiase familie behouden. De voormalig ambassadeur van Suriname Evert Gonesh (voorheen Azimullah) beschikte ook over de naam van het dorp van zijn maternale grootvader. Het lukte hem het dorp te vinden. Er bestond ook een brief van de familie waarin men om geld vroeg. Hij heeft een familielid 100 Amerikaanse dollars in het dorp Ameethi gegeven in 1986. Het contact is echter verwaterd.
De familie Wazir beschikte over een foto van enkele Indiase familieleden in Suriname die was meegenomen uit India. Jozef Wazir, de bandleider van de bekende Veena Orchestra die in 1958 was opgericht heeft de familie gevonden. De documentairemaker Ruben Wazir heeft een ontmoeting van zijn familie gefilmd. De foto’s in India en uit Suriname werden met elkaar vergeleken. Hij vertelt dat zijn familie in India zeer behoudende moslims zijn. ‘De vrouwen zijn gesluierd en ik ben dankbaar dat mijn dádá (paternale grootvader) de beslissing heeft genomen om naar Suriname te gaan. In Suriname hebben ze een veel beter leven gekregen dan in India’, aldus Ruben Wazir.
Een bijzonder voorbeeld is Ghaseeta Ramsahai die in 1914 als vierjarige jongen met zijn vader Persadi naar Suriname kwam. Ramsahai is met zijn dochter Norine in 2000 naar India op zoek gegaan naar zijn roots. Zij hebben wel het dorp teruggevonden, maar geen familie gevonden. Zijn verhaal is verfilmd en uitgezonden op de Nederlandse televisie door de VPRO. Norine Ramsahai raakte echter zo begaan met de dorpsbewoners dat zij 38 naaimachines heeft meegenomen in 2018 voor de weduwen van het dorp. Zij had geld via familie en vrienden ingezameld om deze naaimachines te bekostigen (zie: Volkskrant, 16 maart 2022).
Kaste
Vermeldenswaard is dat op 9 februari 2005 een kort artikel -online- werd gepubliceerd in het Engels in India waarin verslag werd gedaan van het bezoek van Padma en Dien aan het dorp Eraura (HindustanTimes.com States Bihar, Patna 9 februari 2005). Als reden voor de emigratie van Paltoo Jipat werd daarin vermeld dat hij betrokken was geweest bij de vrijheidsstrijd van het gebied Bhojpur tegen de lokale Britse overheid en had deelgenomen aan een bomaanslag. De overheid zou hem daarom hebben verbannen naar het buitenland. Padma zegt niks hierover te weten en haar ájá had nooit iets verteld over zijn emigratie. Er werd ook gemeld dat ’Paltu Jeepat was born Paltu Kahar, a member of a backward caste’ (Paltoo Jipat was geboren als Kahar, een achtergestelde kaste van dragers/sjouwers). Padma vertelt dat men haar af en toe in India vraagt tot welke kaste zij behoort. Zij reageert dan geïrriteerd en antwoordt dat zij niet weet wat kaste is. Zij vermeldt dan vervolgens dat zij niet gelooft in kasten en dat zij tot de stroming van Árya Samáj behoort die het kastenstelsel verwerpt. Kaste speelt echter nog steeds een belangrijke rol in het bewustzijn van veel Indiërs. India is een groot land en men wil de persoon die men niet kent ’plaatsen’. Kaste en ook de regio zijn daarbij belangrijke kenmerken. Ik heb ervaren dat men in India vaak naar mijn kasteachtergrond informeert. Zo was ik bijna tien jaar geleden (in 2013) in de stad Allahabad – tegenwoordig Prajagraj genoemd. Bij deze stad niet ver van de heilige stad Benares (Varanasi) komen de heilige rivieren Ganges en Yamuna samen. Ik hield in Allahabad onder meer een lezing over de Hindostaanse emigratie aan het Pant Institute/Museum dat gelieerd is aan de Universiteit van Allahabad. In dit museum was ook een tentoonstelling over de Hindostaanse emigratie te zien. Ik werd de volgende dag geïnterviewd door een journalist van de lokale krant. Hij wilde per se weten tot welke kaste ik behoor. Op mijn opmerking dat ik niet tot een kaste behoor, merkte hij op dat iedereen een bepaalde kaste heeft. Ik heb op zijn aandringen en om irritatie te voorkomen medegedeeld dat mijn paternale grootvader afkomstig uit India had verteld dat hij Aggarwal bania (een subkaste van de handelarenkaste) was. In het interviewartikel met mijn foto in de krant van Allahabad werd vermeld dat ik behoor tot de Aggarwal bania. Een mevrouw Aggarwal belde mij op in het hotel en beweerde dat wij familie zijn. Zij nodigde mij uit om een lezing te geven op de girls college (middelbare school) waar zij doceerde. Mijn echtgenote Bina en ik werden met alle égards ontvangen op deze school en zij behandelde ons als familie. Wij moesten dia’s aansteken voordat ik mijn inleiding voor ongeveer 80 scholieren hield. Op een conferentie overkwam mij hetzelfde: een student die het waardeerde dat ik als professor mij niet afstandelijk gedroeg wilde coûte que coûte weten tot welke kaste ik behoor. Toen ik na zijn aandringen zei dat mijn paternale overgrootvader Aggarwal bania was, was hij verguld. Hij was ook Aggarwal en noemde mij daarna cácá (oom). Ik was als het ware familie, maar in beide gevallen voelde ik helemaal geen familieband. Blijkbaar bestaat nog steeds een soort stambewustzijn of afstammingsbewustzijn dat meestal naast beroep de inhoud vormt van een kaste.
Mahatma Gandhi noemde het kastenstelsel echter de vloek van India. Het onderdrukkende kastenstelsel heeft ontwikkeling van India achtergehouden. Door moderne ontwikkelingen, zoals digitalisering, worden de hiërarchische kasteverhoudingen gelukkig ondergraven en wordt kaste minder relevant. Ook het beleid van Premier Narendra Modi zorgt ervoor dat het kastenstelsel langzaamaan aan het verslijten is. In de Indiase diaspora is dit proces gelukkig veel sneller opgetreden. Degenen die hun roots willen traceren in India moeten echter rekening houden met dit kastebewustzijn.
Regio
In India vraagt men naast kaste meestal ook uit welke regio jouw voorouders afkomstig zijn. Daarmee bedoelt men de staat en vaak het district en eventueel de plaats of het dorp. Dit is echter lastig vast te stellen. In veel gevallen zijn -zoals eerder gezegd- de gegevens verloren gegaan of is bijvoorbeeld de naam van het dorp verkeerd gespeld. Als men wel weet waar de (over)grootouders zijn geboren / getogen in India dan doemt een nieuw probleem op. In het geval van grootouders betreft het vier personen en bij overgrootouders zelfs acht personen, waar men van afstamt. Deze (over)grootouders waren meestal afkomstig uit verschillende regio’s, plaatsen en dorpen. Men kan bijvoorbeeld tegelijk roots hebben in Uttar Pradesh en in Bihar. Vaak kiest men de regio van de paternale kant en meestal paternale (over)grootvader omdat zijn (voor)naam de familienaam is geworden. Een minderheid van de Hindostaanse contractarbeiders is afkomstig uit Bihar. Omdat bij de eerste lichtingen van Hindostaanse contractarbeiders personen uit Bihar verhoudingsgewijs oververtegenwoordigd waren, hebben zij een grote invloed gehad op de vorming van de Hindostaanse cultuur en gemeenschap. De staat Bihar heeft echter nog steeds een slechte naam vanwege de armoede, achterlopende ontwikkeling en corruptie. Menig Hindostaan heeft in India gemerkt dat de vermelding dat je voorouders uit Bihar afkomstig zijn, leidt tot statusdaling. Statusgevoelige Indiërs hebben de neiging na deze informatie op je neer te kijken. Bij het zoeken naar de roots in India moet men dan ook rekening houden met dergelijke bejegeningen. Trouwens als je het Bhojpuri bezigt, daalt vaak jouw status bij de moderne Indiërs. Het gebruik van Hindi verhoogt jouw status en vooral het bezigen van Engels wordt gewaardeerd. Helaas heeft het Engels nog steeds een hogere status dan het Hindi in India.
Ondanks al deze beperkingen om de roots in India te vinden zullen meer mogelijkheden ontstaan als gevolg van de digitalisering en ontsluiting van archieven. Er zijn initiatieven van onder meer het Indiase Ministry of Overseas Indians (MOIA) op dit terrein. Het traceren van de roots vereist veel geduld, doorzettingsvermogen en nieuwsgierigheid. Uiteraard is een gedegen voorbereiding nodig. In dit verband verwijs ik naar een boek van Gaiutra Bahadur, een journalist van Indo-Guyanese afkomst, uitgekomen in 2013. Haar boek is getiteld Coolie Woman en beschrijft uitgebreid de zoektocht naar haar paráji (paternale grootmoeder). Zij heeft hoogstwaarschijnlijk haar familie in Bihar gevonden, maar blijft een beetje twijfelen. Een analyse van haar DNA en matching met de gevonden familie zou het definitieve uitsluitsel geven. Maar opmerkelijk genoeg weigert Gaiutra Bahadur dat. Zij wil het zo houden en de twijfel blijft. Haar zoektocht was kennelijk belangrijker dan het resultaat.
Foto’s: Padma Ratan-Jipat
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
Solidariteit en ons soort mensen – Hans Ramsoedh
Tot enkele weken terug werd het nieuws beheerst door de vluchtelingenstroom vanuit Noord – Afrika en Turkije naar Europa. Europa dreigt overspoeld te worden door ‘horden’ uit Afrika, het Midden-Oosten en Azië. De grenzen moeten dicht om Fort Europa te beschermen is een veelgehoorde kreet. Sinds enkele weken wordt het nieuws nu beheerst door de Russische invasie in Oekraïne en in het verlengde hiervan de vlucht van meer dan drie miljoen Oekraïners naar de buurlanden en overige landen in Europa. Met de focus in het nieuws op de oorlog in Oekraïne en de Oekraïense vluchtelingenstroom is de aandacht voor de vluchtelingenstroom vanuit Noord-Afrika en Turkije naar Europa verdampt: geen beelden meer op het journaal van vluchtelingen die in overvolle boten de oversteek naar Europa wagen en overvolle vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden.
Hartverwarmend is de opvang van de Oekraïense vluchtelingen overal in Europa. In Nederland worden lege bedrijfspanden, sporthallen en kerken in gereedheid gebracht voor de opvang van deze vluchtelingen. Veel gemeenten wisten binnen no time opvang te regelen. Enkele tienduizenden gastgezinnen meldden zich aan om Oekraïense vluchtelingen op te vangen. Particulieren reisden zelfs naar de buurlanden van Oekraïne om vluchtelingen op te halen en die thuis onderdak te bieden. Een televisieactie voor Oekraïense vluchtelingen bracht meer dan honderd miljoen euro op. Voor de circa achtduizend Oekraïense vluchtelingen op dit moment zijn allerlei beperkende maatregelen afgeschaft die gelden voor overige vluchtelingen. Zo hoeven zij geen asiel aan te vragen, zij hebben geen werkvergunning nodig, hebben recht op vrij reizen met het openbaar vervoer en hun kinderen mogen gelijk naar de Nederlandse school.
Deze vluchtelingen verdienen ons aller steun. Op de televisie kunnen we de beelden zien van de verwoesting als gevolg van de Russische agressie en de gevolgen die deze heeft voor de Oekraïense bevolking. Desondanks blijf ik met een dubbel gevoel zitten, want waarom gold de hartverwarmende opvang niet voor bijvoorbeeld de Syrische en Afghaanse vluchtelingen en meten we niet met twee maten in de opvang van vluchtelingen?
Enkele miljoenen Syriërs ontvluchten hun land naar aanleiding van de burgeroorlog en de Russische bombardementen in dat land. Duitsland nam ruimhartig meer dan een miljoen Syrische vluchtelingen op (Wir schaffen das, is een bekende slagzin van de Duitse oud-bondskanselier Angela Merkel in 2015 tijdens het hoogtepunt van de Europese vluchtelingencrisis). Nederland nam enkele tienduizenden Syrische vluchtelingen op. Het opnieuw aan de macht komen van de Taliban in Afghanistan in 2021 leidde opnieuw tot een vluchtelingenstroom uit dit land. Veel Afghanen die werkten voor westerse troepen in dat land als tolkvertaler, beveiliger et cetera vreesden terecht voor hun leven onder het Taliban-regime en zochten een veilig heenkomen in het land waarvoor zij in Afghanistan hadden gewerkt. De opvang van Syriërs en Afghanen verliep in Nederland nogal moeizaam. Weinig gemeenten in Nederland toonden zich bereid Syrische en Afghaanse vluchtelingen op te nemen uit vrees voor verzet van de eigen bevolking. De opvanglocatie Harskamp in Ede voor achthonderd Afghaanse vluchtelingen was een week lang nationaal nieuws. Honderden jongeren demonstreerden tegen de komst van de Afghaanse vluchtelingen, staken vuurwerk af, staken autobanden in brand en riepen extreemrechtse leuzen zoals ‘Eigen volk eerst’ en ‘Auschwitz back for blacks’. Het kwam ook tot een confrontatie met de politie. Ook bij de Syrische vluchtelingen verliep de opvang heel moeizaam. Het onthaal van de Syrische en Afghaanse vluchtelingen staat in schril contrast met dat van de Oekraïense vluchtelingen. Het verschil in solidariteit is dan ook opvallend.
Solidariteit wordt over het algemeen beschouwd als een groot goed, maar blijkbaar is de reikwijdte van solidariteit in het geval van de opvang van vluchtelingen verschillend. Bij solidariteit gaat het om saamhorigheid en betrokkenheid bij het leed of lijden van anderen en de bereidheid vanuit een gevoel van lotsverbondenheid en loyaliteit elkaar te helpen. Over solidariteit wordt gesteld dat deze in belangrijke mate afhangt van de aard of intensiteit van de relatie die we met mensen onderhouden met wie we solidair zijn. Zo voelen we ons sterker betrokken bij de slachtoffers van de overstroming in Nederland, België en Duitsland in 2021 dan met slachtoffers van een overstroming bijvoorbeeld in een land als Bangladesh. In de literatuur wordt de reikwijdte van solidariteit voorgesteld als een reeks concentrische cirkels die groter wordt: cirkel eigen gezin, cirkel familie, cirkel vrienden, cirkel eigen buurt, cirkel eigen stad, cirkel eigen land et cetera. Het betekent dus dat hoe dichter mensen bij ons staan, hoe groter de solidariteit is en hoe verder mensen van ons staan, hoe kleiner de solidariteit is. Het komt eigenlijk neer op het spreekwoord ‘het hemd is nader dan de rok’.
Een verklaring dat de Syrische en Afghaanse vluchtelingen niet hoefden te reken op een warm onthaal en de Oekraïense vluchtelingen wel is dat de oorlog in Oekraïne dicht bij huis is en de burgeroorlogen in Syrië en Afghanistan niet. In Nederland ervaren wij direct de gevolgen van de oorlog in Oekraïne door onder meer de verhoging van de gas- en benzineprijzen en gestegen prijzen voor levensonderhoud. Ook wordt gevreesd voor een mogelijke uitbreiding van dat conflict in Europa. Zelfs een nieuwe Europese of Derde Wereldoorlog wordt niet ondenkbeeldig geacht als de Russische president Poetin niet bij zinnen komt. Vluchtelingen die vanuit Noord-Afrika en Turkije de oversteek naar Europa wagen worden beschouwd als gelukzoekers. Ze hebben bovendien veelal een islamitische achtergrond, zijn daarmee in de ogen van veel westerlingen sinds 9/11 en de daarop volgende islamitisch geïnspireerde terroristische aanslagen in het Westen per definitie verdacht en worden om die reden beschouwd als een vijfde colonne in Europa. Hierbij wil ik niet nalaten om te wijzen op de opstelling van de rijke Arabische landen bij het vluchtelingenvraagstuk. Zij zijn vaak direct of indirect betrokken bij conflicten in hun regio (Irak, Syrië, Jemen, Afghanistan) maar tonen vervolgens nauwelijks bereidheid om vluchtelingen (‘hun soort mensen’) in hun land op te vangen. Van solidariteit met geloofsgenoten is bij deze landen absoluut geen sprake.
Zoals eerder gesteld, de Oekraïense vluchtelingen verdienen ons aller steun. Ik sluit echter niet uit dat bij het warme onthaal van de Oekraïense vluchtelingen etnocentrisme mede een rol speelt, in de zin van dat mensen die op ons lijken worden vertrouwd en geaccepteerd en mensen die dat niet zijn (vluchtelingen van buiten Europa) met wantrouwen of scepsis worden bejegend. Voor de laatste categorie geldt ‘onbekend maakt onbemind’ oftewel ‘wat de boer niet kent dat vreet hij niet’. Oekraïners zijn christenen, blank, geschoold en worden gerekend tot de Europese familie met wie wij tot op zekere hoogte waarden en normen delen. Het zou dan betekenen dat we bij de concentrische cirkels rond solidariteit nieuwe cirkels kunnen toevoegen: de cirkel ‘ons soort mensen of mensen die op ons lijken’ en verder weg de cirkel ‘mensen die niet op ons lijken’, oftewel het ‘witte hemd is nader dan de gekleurde rok’.
Maar zelfs de solidariteit met ‘ons soort mensen’ kent haar grenzen. Niet uitgesloten dient te worden dat bij een sterke toename van het aantal Oekraïense vluchtelingen ook Nederland de grenzen zal bereiken van zijn solidariteit. Wanneer dat moment gaat komen voor de Oekraïners is op dit moment nog niet te voorzien.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
PANI BARSE – Een soap gericht op de Hindostanen in Nederland
Vandaag vrijdag 18 maart 2022 is het Holi, het nieuwjaars- en lentefeest van hindoes. Stichting Samen Maakt Sterk lanceert op deze dag de soap Pani Barse. Een mooi moment om de vele kleuren van het leven met elkaar te vieren. Waar Holi in het teken staat van het bestrijden van het kwade, zien we in de soap ook de familie Doerga worstelen met diverse uitdagingen in het leven.
Pani Barse vertelt de verhalen van drie broers en hun gezin. De oudste broer kwam in de jaren ’70 van de vorige eeuw als eerste vanuit Suriname naar Nederland om te studeren. Zijn twee jongere broers volgden daarna. Jaren later hebben de broers jongvolwassen kinderen. De kijker wordt meegenomen in actuele thema’s die een belangrijke rol spelen binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap. Denk aan uitdagingen rondom geld, liefde, drugs- en drankgebruik, stiekem uitgaan en dergelijke.
20 acteurs, allemaal vrijwilligers, brengen deze – soms taboedoorbrekende – verhalen. De makers, Rajiv Girwar en Jimmy Autar, hopen op deze wijze de vaak nog lastige thema’s bespreekbaar te maken in gezinnen en het gesprek tussen ouder en kind, vader en moeder, oom en tante, neef en nicht, oma en kleinkind te bevorderen. Elke aflevering duurt ongeveer 20 minuten. Het eerste seizoen bestaat uit 13 afleveringen.
Vanaf vandaag is de soap wekelijks te zien op www.panibarse.nl. De eerste keer zijn er twee afleveringen te zien, daarna wekelijks een aflevering op de vrijdag.
Acteurs
Chan Ramlal – Sharda Boedhoe – Wicky Girwar – Soebhaas Ramadhin – Shalini Rai – Danish Rajasekaram – Nandini Bindadin – Sagar Pawan Bhageloe – Ishwardatt Badrie – Sharmila Dewoe – Maureen Bechoe – Sharina Dwarka – Tariq Akram – Faziel Wagid Hosain – Robert Isri – Hassan Oumhamed – Guner Guven – Oneal Ganpat – Nelly Girwar – Tessa Hoenselaar – Jean Pierre Nshimyumuremyi – Miisz Gracie – D-Wack Hiralal
Bekijk de eerste twee afleveringen:
Aflevering 1: Ontmoet de familie Doerga>>
Aflevering 2: Suresh confronteert zijn broers >>
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Entertainment, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Vinod Busjeet over STILLE WINDEN, DROGE ZEEËN – Een roman over Indiase identiteit in een multiraciale samenleving
Vinod Busjeet, geboren in Mauritius is woonachtig in de Verenigde Staten waar hij heeft gestudeerd en 29 jaar actief is geweest in de wereld van economische ontwikkeling, internationale financiën en diplomatie met functies bij de Wereldbank, de International Finance Corporation, een zusterorganisatie van de Wereldbank, en de ambassade van Mauritius in Washington. Vorig jaar debuteerde hij op zijn 71ste met de roman Silent winds, dry seas.
“Kort na mijn aankomst als student in de VS ging ik naar een voetbalwedstrijd in Hartford, Connecticut. Tijdens de rust stond de jongen die voor mij op de bank zat op en draaide zich om, bierblikje in de hand, zijn halve shirt over zijn spijkerbroek hangend.
“Waar kom je vandaan? India of Pakistan?” vroeg hij.
“Geen van beide. Ik kom uit Mauritius.” Ik heb het gespeld. “M.A.U.R.I.T.I.U.S.”
“Mo..Mori…Waar ligt dat?”
“Het is een eiland in de Indische Oceaan.”
“Dus het is een deel van India.”
“Nee, het ligt voor de kust van Zuid-Afrika, 2500 mijl van Kaapstad.”
“Afrika,” zei hij en pauzeerde even. Hij slurpte wat bier naar binnen. “Wat voor regering hebben jullie daar? Een stammenregering?”
Ik bleef kalm en antwoordde: “Het is een parlementaire democratie, gebaseerd op het Britse systeem. Jullie hebben een president, wij hebben een premier.”
De man nam nog een slok en ging zitten.
Een paar minuten later was hij weer op de been met een andere vraag. “Wie heeft jullie volk beschaafd gemaakt?”
Dit soort voorvallen en hoe Busjeet ermee omging, vormden de inspiratie voor zijn roman Silent Winds, Dry Seas, een coming-of-age-verhaal over een nakomeling van Indiase contractarbeiders. Het begon als memoires, maar werd fictie waarin de auteur zijn verbeelding kon gebruiken om de personages te ontwikkelen. Het verhaal begint in 1949, zijn geboortejaar, en eindigt met de onafhankelijkheid van Mauritius in 1968. Daarna is er nog een laatste hoofdstuk in Amerika. “De hoofdpersoon, Vishnu Bhushan, gaat de confrontatie aan met een autoritaire vader, een familievete en corrupte politici terwijl hij een toekomst probeert te smeden. Het verhaal begint in het multiraciale en meertalige Mauritius tijdens een periode van politieke beroering en eindigt in Yale.” De auteur is er trots op dat zijn boek goed is ontvangen. Het werd door National Public Radio (USA) uitgeroepen tot een van de Beste Boeken van 2021 en kreeg lovende recensies, onder andere van Pulitzerprijswinnaar Edward P. Jones (auteur van The Known World) die het volgende zegt: ‘De schoonheid van Busjeets prachtige, vaak adembenemende boek is, net als in de beste verhalen over reizen naar jongvolwassenheid, de kostbare en goed waargenomen en hartverscheurende details van het dagelijkse leven.’
Het verhaal van Busjeet is herkenbaar voor nakomelingen van Indiase contractarbeiders. “Mijn voorvader van vaderskant kwam in 1853 op zeventienjarige leeftijd vanuit India naar Mauritius. Zoals de meeste van de 454.000 Indiase contractarbeiders die tussen 1835 en 1910 naar het eiland kwamen na de afschaffing van de slavernij in het Britse Rijk, werd hij naar een suikerplantage gezonden. De voorvader van mijn moeder kwam in 1873 aan, toen hij negentien jaar oud was. Vandaag de dag zijn veel Indiërs niet langer werkzaam op de velden van de blanke suikerbaronnen, maar bezitten zij hun eigen stukken land en hebben zij zich ontwikkeld tot ambtenaar, beoefenaar van een vrij beroep en zakenman. In tegenstelling tot de Creolen, nakomelingen van Afrikaanse slaven die eerder tijdens de Franse kolonisatie naar Mauritius werden gebracht, mochten de Indiërs van de Britten hun naam, taal, godsdienst en tradities behouden. Zij behielden een sterk gevoel van Indiase culturele identiteit, ook al hebben de meesten het land van hun voorouders nooit gezien. Ik was de eerste nakomeling van mijn voorouders die India bezocht, in 1978.
Ik groeide op te midden van verschillende tradities – Indiaas, Frans, Creools en Chinees, een unieke culturele mix die het decor vormt voor Silent Winds, Dry Seas. Net als de hoofdpersoon staan Mauritianen van Indiase afkomst voor de vraag: welke tradities geven we door aan de volgende generatie en welke veranderen of verwerpen we? Een vraag die resoneert met de Indiase diaspora wereldwijd en een van de belangrijkste bronnen van conflict in het boek is.”
De auteur denkt dan ook dat het boek voor Surinaamse Hindostanen veel herkenning oproept. “Door het leven van wat een recensent ‘een geweldige reeks personages’ heeft genoemd, maak je kennis met de mensen, plaatsen en politiek van een land met een levendige Indiase diaspora.”
Foto’s: Vinod Busjeet en Sushant Sehgal
Nederlandse editie: Stille Winden, Droge Zeeën, Zoetermeer: Sampreshan 2023, ISBN 9789083199665, 300 pp.
inclusief een voorwoord van de auteur bij de Nederlandse uitgave, prijs € 24,95
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, INTERVIEW, Migratiegeschiedenis, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN maart 2022 – Surinaamse kandidaten
Op 14, 15 en 16 maart 2022 vinden in Nederland de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Over het land verspreid zijn er kandidaten met een Surinaamse achtergrond. Tot 10 maart 2022 bood Hindorama aan hen de gelegenheid iets over zichzelf en hun idealen te vertellen.
Klik op de foto’s en lees meer…
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS