Hindostaans-Surinaamse speelfilm Aaj Tera Kal mera Zamaana – Een dag voor jou, een dag voor mij
Première 17 juni 2022 18.00 uur
Kinepolis Mall of the Netherlands Leidschendam
De drie in Nederland geboren Hindostaanse schoondochters van de gepensioneerde leraar Dukhraj uit Suriname azen op het bezit van hun schoonvader. Dukhraj heeft in Nederland een vermogen opgebouwd en de drie dames laten geen kans liggen om zijn eigendommen in handen te krijgen. Zij werken elkaar echter tegen. Ondertussen blijkt lievelingskleindochter Shirley stiekem een relatie te hebben met de Marokkaan Youssef. Accepteert de hindoefamilie een moslim in hun familie? Doorstaat hun liefde de culturele en religieuze verschillen ? Lukt het schoondochters om hun schoonvader financieel uit te kleden? Dan blijkt Dukhraj zijn dementerende echtgenote te hebben verruild voor de jongere onderneemster Gaitrie. Hoe vergaat het de familie nu deze nieuwe liefde in beeld komt? De film is spannend en snijdt eigentijdse problemen aan in de migrantengemeenschap in Nederland. Meer informatie over de film:
https://www.facebook.com/ATKMZdefilm
De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland telt circa 175.000 personen. Dat is ongeveer 1% van de Nederlandse bevolking. Hindostanen zijn echter minder bekend en minder zichtbaar. Zij worden beschouwd als goed geïntegreerd in Nederland. De film ‘Aaj Tera Kal Mera Zamaana’ – Een dag voor jou Een dag voor mij is een Nederlandstalige productie van Nederlandse bodem met Surinaams-Hindostaanse acteurs en heeft als thema: relatie ouder-kinderen en tradities versus modernisering.
Productie en regie: Widjai Jiawan
Cast:
Shalini Rai – Nanda | Chan Choenni – Meester Dukhraj | Preetanji Rai – Shirley | Ismael Assissi – Youssef | Berry Damrie – Soeres | Sarina Gajadharsing – Virginia | Aniel Paragh – Sjamie | Rajni Ghiraw – Carla | Melvin Rostamkhan – Naushad | Binarai Makhan – Gaitrie | Radjesh Jagernath – Sukhdew | Anju Biseswar – Nora | Chan Ramlal – Wethouder S.J.Ganpatlal | Lalita Jagoe – Josefien | Raoul mahboeb –Hans | Ashaniya Rai – Francis | Neal Mohabir – Neal | Nikhil Mohabir – Nikhil | Annemiek Toet – Secretaresse | Angelique Jiawan – Klant in the boetiek | Rajveer Thakoersing – zanger
Kaarten zijn online te bestellen bij Kinepolis Leidschendam, zaal 7 en op 17 juni te koop bij de bioscoop.
htpps://kinepolis.nl/films/aaj tera kal mere zamaana
Kinepolis Leidschendam, Kornoelje 118, winkelcentrum Westfield. Gratis Parkeren.
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
Suriname: Bestuurlijke cultuur en stagnatie – Hans Ramsoedh
Ontwikkeling in zijn algemeenheid van een land en welvaart voor brede lagen van de bevolking zijn mede afhankelijk van goed bestuur (good governance) en goed functionerende instellingen. Ondanks de aanwezigheid van natuurlijke hulpbronnen (zoals olie et cetera) leeft een groot deel van de bevolking in landen als Venezuela, Nigeria en Angola in grote armoede. Wetenschappers noemen dit de ‘paradox van de overvloed’. Wat deze landen met elkaar gemeen hebben zijn de afwezigheid van goed bestuur, een democratische gezindheid bij bestuurders alsmede disfunctionerende instellingen. De economische crisis in bovengenoemde landen is vooral een crisis van de instellingen. Suriname vormt in dat opzicht geen uitzondering.
Goed bestuur en daarmee vertrouwen van de bevolking in bestuurders zijn het begin en het einde van een fatsoenlijke samenleving. Die fatsoenlijke samenleving staat inmiddels ook in Nederland ter discussie. Dit onder meer naar aanleiding van de toeslagenaffaires (ten onrechte fraudeverdenking bij meer dan dertigduizend ouders bij de kinderopvangtoeslag en de toeslagenaffaire bij de belastingdienst) en de stroperigheid in de afhandeling van de aardbevingsschade voor getroffen bewoners in Groningen door de overheid. De Nederlandse regering heeft inmiddels erkend dat er bij de toeslagenaffaires sprake is geweest van institutioneel racisme. Ook het vertrouwen van burgers in politici en bestuurders is de laatste jaren in Nederland sterk gedaald.
Democratie als bestuursvorm kan alleen bestaan bij de gratie van vertrouwen van de burger in maatschappelijke en politieke instituties én een wijdverbreide democratische gezindheid bij burgers en bestuurders. Onder het laatste moet worden verstaan de verinnerlijking van democratische waarden en normen en deze ook voorleven zoals het dulden van kritiek, tegenspraak en dwarsdenkers, openstaan voor andere meningen en opvattingen, erkennen dat je het bij het verkeerde eind kunt hebben en dat de ander gelijk kan hebben, openstaan voor dialoog et cetera.
De afwezigheid van een democratische gezindheid bij bestuurders van instituties in Suriname is een opvallend gegeven. Over het algemeen wordt de bestuursstijl in Suriname gekenmerkt door een hybride systeem waarbinnen democratische en autocratische praktijken samenvallen. Er is weinig ruimte voor dialoog en een kritische opstelling wordt gekwalificeerd als vijandschap. In Suriname heeft de bevolking weinig vertrouwen in politieke en maatschappelijke instituties en organisaties (zie grafiek hieronder). Een democratie kan echter niet functioneren zonder draagvlak, want wanneer burgers op grote schaal ontevreden zijn met het functioneren van de instituties dan komt de legitimiteit van het democratische bestel in het geding.
In deze bijdrage ga ik in op één specifiek aspect van het besturen van instituties en organisaties in Suriname, te weten de praktijk van de bestuursverkiezing bij maatschappelijke instituties. Deze bestuursverkiezingen hebben weinig met democratie te maken maar hebben in de regel het karakter van een machtsovername of paleiscoup. Deze cultuur van de wijze waarop bestuursverkiezingen plaatsvinden leidt vaak tot bestuurlijke discontinuïteit. Zij is illustratief voor het failliet van de instellingen in Suriname en daarmee voor zijn stagnerende ontwikkeling. Allereerst enkele opmerkingen over de afwezigheid van een democratische gezindheid in Suriname.
Commando democratie
Het optreden van bestuurders in Suriname vertoont grote overeenkomsten met het koloniaal bestel: een autoritaire bestuurslaag die weinig op heeft met democratie. De Surinaamse sociologe Maureen Silos (Onderontwikkeling is een keuze, Paramaribo 1991; 154-159) spreekt in dit verband met betrekking tot Suriname van een commando democratie waarbij bestuurders blijk geven van een autoritaire mentaliteit uit de koloniale periode. De commando democratie is een combinatie van de uiterlijke kenmerken van de liberale parlementaire democratie en de innerlijke kenmerken van de autoritair beheerde plantages in de koloniale periode (plantage commandisme). Silos ziet het overheersende mythische-magisch denken in Suriname in combinatie met de heersende commando democratie als een van de obstakels van Suriname voor ontwikkeling. Met mythisch-magisch denken bedoelt Silos de geesteshouding in Suriname waarbij gehoopt wordt dat alles door een of andere externe macht vanzelf wel goed zal komen, in plaats van zelf het lot te bepalen door rationeel beleid. Deze commando democratie leidt tot polarisatie en verlamming en vervolgens tot achteruitgang in de Surinaamse samenleving.
Deze koloniale autoritaire bestuursstijl drukt nog steeds een groot stempel op de Surinaamse samenleving. Het begint al bij de opvoeding en in het onderwijs waarbij de cultuur die hoort bij een bevelshuishouding over het algemeen overheersend is in plaats van de cultuur passend bij een onderhandelingshuishouding. Bij de cultuur van de bevelshuishouding wordt een autoritair opvoedingspatroon gehanteerd waarbij kinderen en leerlingen leren zich te houden aan regels die door opvoeders worden opgesteld, discussie niet op prijs wordt gesteld en kinderen/leerlingen weinig tot geen zeggenschap hebben. In tegenstelling tot de cultuur van de bevelshouding worden binnen die van de onderhandelingshuishouding mondigheid, onafhankelijkheid en zelfontplooiing als belangrijke waarden gezien en beslissingen genomen na overleg met elkaar. Dominantie van de cultuur van de bevelshuishouding leidt uiteindelijk tot een cultuur met grote verschillen in machtsafstand binnen alle geledingen van de samenleving zoals het gezin, op school, op het werk en binnen instituties.
Slaafse partijvertegenwoordigers
Om de democratie goed te laten functioneren dienen politici en bestuurders de spelregels van een democratische cultuur te aanvaarden namelijk het bewustzijn dat opponenten deel uitmaken van een gemeenschappelijke democratische ruimte en op gelijke voet verkeren. Exemplarisch voor de afwezigheid van een democratische cultuur is het functioneren van het parlement, De Nationale Assemblée (DNA), waar de dictatuur van de meerderheid heerst. Politieke onverdraagzaamheid is gemeengoed en de sfeer in DNA kenmerkt zich door confrontatie en verruwing in woord en daad. Zaken worden vaak met een minimum aan kennis en een maximum aan stemmingmakerij besproken. Het gevolg van deze politieke cultuur is dan ook dat er over het vertegenwoordigend college een deken van negativiteit hangt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat bijeenkomsten van dit college worden getypeerd als Leba Yuru [bijeenkomst van dolende geesten].
Illustratief voor de autoritaire bestuursstijl is het op 1 juni jongstleden ingediende wetsvoorstel in DNA door leden van de coalitiepartijen de VHP en ABOP en dat betrekking heeft op beëindiging van het lidmaatschap van volksvertegenwoordigende organen. In dit wetsvoorstel is opgenomen dat wanneer een partij een Assembléelid royeert, de volksvertegenwoordiger zijn zetel dient in te leveren. Dit wetsvoorstel is echter niet bedoeld om de democratie te versterken, maar primair ingegeven om het kritische Assembléelid Edward Belfort van de ABOP politiek te elimineren. De afgelopen twee jaar heeft hij zich, tot groot ongenoegen van de regeringscoalitie, ontwikkeld tot een van de felste critici van het regeringsbeleid. Aanname van dit wetsvoorstel zal in de praktijk neerkomen op de dictatuur van de partij en het einde van de onafhankelijke positie van een volksvertegenwoordiger die geacht wordt ‘zonder last’ te stemmen. Aanname betekent tevens dat we in de vertegenwoordigende organen geen volksvertegenwoordigers meer hebben, maar slechts partijvertegenwoordigers die slaafs de partijorders volgen. Dit wetsvoorstel is dan ook een ondermijning van het democratische bestel in Suriname en is tekenend voor de democratische gezindheid van de initiatiefnemers.
Banencarrousel
Daarnaast hangt het failliet van de instellingen ook samen met de gepolitiseerde Surinaamse samenleving. Na iedere verkiezing wordt de ambtelijke top (directeuren van departementen, districtscommissarissen, Raden van Commissarissen van parastatale bedrijven (staatsbedrijven), ambassadeurs et cetera) vervangen, banen die vergeven worden aan familie, vrienden en partijloyalisten. Het komt neer op een banencarrousel na iedere verkiezing. Dit heeft in de praktijk tot gevolg dat van continuïteit van beleid geen sprake is. De gepolitiseerde ambtelijke top en bestuurlijke discontinuïteit betekenen dan ook een ondergraving van twee belangrijke factoren die de kwaliteit van een democratisch systeem bepalen, te weten governability en accountability. Governability heeft betrekking op het organiserend en sturend vermogen van instituties, dat wil zeggen het vermogen om zaken voor elkaar te krijgen en om toegevoegde waarde voort te brengen. Bij accountability gaat om verantwoording afleggen, aanspreekbaar zijn op je gedragingen en acties en eventueel consequenties aan verbinden.
Ook op een ander vlak zien we in Suriname een ondermijning van de governability en accountability van belangrijke instellingen zoals de Rekenkamer, de Staatsraad (adviescollege van de staat) en het in 2020 opgerichte Constitutioneel Hof. Leden van deze drie instellingen worden voor vijf jaar benoemd en het betekent dat een al te kritische opstelling bij het aantreden van een nieuwe regering kan leiden tot vervanging van de leden door partijloyalisten. Deze korte aanstellingstermijn van vijf jaar kan repercussies hebben voor een kritische en onafhankelijke opstelling van deze instellingen. De onafhankelijkheid van deze instellingen kan worden versterkt door de leden voor een langere periode dan vijf jaar te benoemen.
Continuïteit versus discontinuïteit binnen organisaties
Ik keer hier terug naar de praktijk van de bestuursverkiezing bij maatschappelijke instituties in Suriname. Statuten vormen de basis van een organisatie. Hierin zijn de interne regels en afspraken van de rechtspersoon opgenomen, zoals doelstelling, geldmiddelen, benoeming van bestuurders, besluitvorming van het bestuur, vertegenwoordigingsbevoegdheid van de bestuurders en ontbinding en vereffening. Continuïteit in bestuur is een groot goed en belangrijk om een organisatie te laten groeien. Bestuurlijke discontinuïteit daarentegen remt de ontwikkeling van de organisatie. Een nieuw bestuur bouwt voort op datgene wat er in het verleden door de organisatie is opgebouwd. Hiermee wordt voorkomen dat een nieuw bestuur opnieuw het wiel moet uitvinden.
In het statuut is opgenomen hoe het bestuur wordt samengesteld en hoe de verkiezing van nieuwe bestuursleden plaatsvindt. Meestal is het gebruikelijk dat er ieder jaar een gedeelte van het aantal bestuursleden aftreedt, een en ander overeenkomstig een door het bestuur vastgesteld rooster van aftreden. Belangrijk uitgangspunt daarbij is dat bij het vaststellen van een rooster van aftreden de voorzitter, secretaris en penningmeester niet gelijktijdig aftreden. Deze getrapte bestuurswisseling is van belang zodat niet in één keer alle kennis en opgedane contacten van het bestuur verloren gaan. In principe geldt er geen maximale bestuurstermijn voor bestuursleden, maar in de praktijk is veelal een statutaire beperking waarbij bestuursleden voor een bepaalde periode (3-5 jaar) worden benoemd en daarna één of twee keer herkozen kunnen worden.
Surinaamse praktijk van bestuursverkiezing
In Suriname verlopen bestuursverkiezingen van veel maatschappelijke organisaties (vakbonden, politieke partijen en andere maatschappelijke organisaties) volgens een ander patroon. Niet de getrapte bestuursverkiezing is daarbij de norm waarbij slechts een deel van het bestuur aftreedt, maar een bestuursverkiezing waarbij het gehele bestuur aftreedt en zich eventueel opnieuw herkiesbaar stelt (voor het gemak Lijst A). Tegenover het zittende bestuur dat zich herkiesbaar stelt, stelt zich een andere groep kandidaat om als nieuw bestuur verkozen te worden (voor het gemak Lijst B). In het geval een compleet nieuw bestuur (Lijst B) wordt gekozen, betekent dat het vertrek van het gehele oude bestuur. Verkiezingen hebben hierdoor enerzijds het karakter van een strijd om behoud van de macht (Lijst A) en anderzijds een strijd om verwerving van de macht of een paleiscoup (Lijst B) binnen de organisatie. Bij de verkiezing van een nieuw bestuur van de Surinaamse Politiebond in 2021 konden leden hun stem uitbrengen op maar het liefst vijf lijsten.
Een dergelijke wijze van bestuursverkiezing in Suriname leidt dan ook tot veel strubbelingen en onrust binnen de organisaties. Niet zelden moet de rechter er aan te pas komen om een uitspraak te doen over de rechtmatigheid van de verlopen bestuursverkiezing. Ik volsta hier met twee voorbeelden. Zo is nog steeds niet duidelijk wie de grootste ambtenarenvakbond, de Centrale Landsdienaren Organisatie (CLO), vertegenwoordigt: de groep onder leiding van Miskin of de groep onder leiding van Hooghart. Recentelijk hebben we te maken gehad met het bestuursconflict binnen de Surinaamse Voetbal Bond (SVB) waarbij een deel van de leden een interim-bestuur heeft gevormd terwijl het oud-bestuur het nieuwe interim-bestuur van onrechtmatig handelen beschuldigt. Een gevolg van de bestuursperikelen bij de SVB is dat de internationale voetbalorganisatie, de FIFA, reeds toegekende financiële fondsen aan de SVB heeft bevroren. Deze bestuursperikelen binnen de SVB hebben uiteraard gevolgen voor de voetbalontwikkeling in Suriname.
Met het ‘wegzuiveren’ of ‘wegstemmen’ van het gehele bestuur gaat veel kennis, expertise, en opgebouwde contacten verloren. Het betekent dan ook dat het nieuwe bestuur bij het nulpunt begint hetgeen de bestuurlijke continuïteit en groei van de organisatie niet ten goede komt. Niet onbelangrijk bij bestuursperikelen is vaak de opstelling van voorzitters voor wie het voorzitterschap ‘eeuwigdurend’ is en een bron voor status, prestige en macht in de samenleving.
Suriname als low Trust Society
Het is dan ook niet verwonderlijk dat bij een groot deel van de bevolking van Suriname bestuurders (politieke en maatschappelijke) een slecht imago hebben. Zij worden gezien als mensen die niet het algemeen belang dienen maar primair voor eigen gewin bestuurlijke functies bekleden en die daarnaast blijk geven van een verontrustende morele lichtheid. Wo set’en [wij gaan orde op zaken stellen] is de leuze waarmee de huidige president van Suriname, Chan Santokhi en zijn partij (VHP) de verkiezing in mei 2020 inging om na tien jaar wan- en plunderbeleid van Desi Bouterse en zijn partij, de NDP, orde op zaken te stellen. Wo set’en is inmiddels synoniem voor ‘geen daden maar woorden’.
Vanwege de afwezigheid van het vertrouwen van een groot deel van de Surinaamse bevolking in bestuurders en instituties kan Suriname worden getypeerd als een Low Trust Society. De heersende autoritaire bestuurscultuur (commando democratie), de afwezigheid van een democratische gezindheid bij veel bestuurders binnen verschillende instituties en organisaties en de huidige praktijk van bestuurswisselingen liggen hieraan ten grondslag. Om tot een High Trust Society te komen is onder meer wijziging van de praktijk van bestuurswisselingen dringend gewenst. Bestuurlijke continuïteit is een voorwaarde voor een goed functionerend systeem. Daarnaast moet meer aandacht worden gegeven aan kritisch burgerschap, in de opvoeding en in het onderwijs. Het betekent dat burgers hierdoor al in een vroeg stadium de gelegenheid krijgen in aanraking te komen met een aantal basisprincipes van de democratie, zodat op den duur kan worden afgerekend met de nog steeds dominante autoritaire cultuur uit de koloniale periode.
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Opgroeien in het etnisch gesegregeerde Mauritius – Walter Palm
Inleiding
Opgroeien op een eiland waar twee bevolkingsgroepen volstrekt gescheiden van elkaar leven dat is het onderwerp van de schitterende roman Silent Winds, Dry Seas (2021). Het is het glorieuze debuut van de op Mauritius geboren auteur Vinod Busjeet. De hoofdfiguur is de in 1949 geboren Hindostaanse jongen Vishnu Bhushan, die in de tweede helft van de twintigste eeuw opgroeit in de toenmalige Britse kolonie Mauritius. Er zijn daar twee bevolkingsgroepen Creolen en Hindostanen. De Creolen zijn afstammelingen van tot slaafgemaakten die werkten op de suikerplantages. De Hindostanen zijn nakomelingen van contractarbeiders uit India die in de landbouw de plaats innamen van de Creolen toen de slavernij werd afgeschaft. Het zijn twee parallelle werelden op één eiland.
De eerste Bhushan is in 1853 uit India op Mauritius aangekomen. Na voltooiing van zijn vijfjarige contractperiode vestigde hij zich in de door Creolen gedomineerde stad Mahébourg, aan de zuidoost kust van Mauritius.
Interetnische liefdesrelaties en alcoholmisbruik
Net als in de prachtige film Wan Pipel (1976) van de Surinaamse regisseur Pim de la Parra worden interetnische liefdesrelaties in Mauritius niet getolereerd. Vishnu begeleidt zijn aangetrouwde Tante Ranee naar het naburige gehucht Madame Lolo waar haar geadopteerde broer Oom Karan samenwoont met een zwarte vrouw. Tante Ranee probeert haar broer over te halen om zijn vrouw in de steek te laten maar de poging mislukt omdat Oom Karan inmiddels vader is geworden van zijn dochter Sapna. Als Sapna’s moeder overlijdt, wordt Sapna liefdevol opgevoed door dezelfde Tante Ranee, maar later pleegt Sapna zelfmoord. Het zou kunnen dat Sapna als product van een interetnische relatie in deze etnisch gesegregeerde samenleving, door geen van de twee bevolkingsgroepen wordt geaccepteerd, maar de schrijver gaat niet in op de redenen van haar zelfmoord. Een jaar na de dood van Sapna overlijdt oom Karan aan levercirrose als gevolg van overmatig alcoholgebruik.
Levercirrose veroorzaakt door alcoholmisbruik is ook de doodsoorzaak van een andere oom van Vishnu, namelijk Oom Ram. Deze oom had simultaan twee vrouwen. Een officiële Hindostaanse vrouw na een gearrangeerd huwelijk en een Creoolse vrouw waarmee hij niet kon trouwen want ‘she would make our blood impure’ volgens zijn familie. In 1945 raasde een alles verwoestende orkaan door zijn hart, toen zijn beide vrouwen overleden. De een aan malaria en de ander bij de bevalling van hun eerste kind. Deze innerlijke orkaan was een onheilspellende voorbode van orkanen die het eiland zouden treffen. Orkanen die als een zwaard van Damocles boven het eiland hangen. Orkanen die je kunt horen, ruiken en voelen als de wind je omverblaast. In februari 1960 waait Carol, een orkaan van de vierde categorie, het voorste gedeelte van het dak van Vishnu’s ouderlijk huis weg.
Interetnische spanningen en onafhankelijkheid
Net als in Suriname speelt ook in Mauritius de vrees van overheersing van de ene bevolkingsgroep over de ander als in de jaren zestig op dat eiland de discussie over onafhankelijkheid losbarst. Waren in Suriname in de jaren zeventig de Hindostanen bevreesd voor dominantie door de Creolen na de onafhankelijkheid, op Mauritius zijn de Creolen bang dat als de Britten weg zijn, de Hindostanen de baas gaan spelen, want zij zijn numeriek in de meerderheid op Mauritius: ‘Hindus will force everyone to wear the dhoti’. Bij een werkbezoek van president Santokhi aan Nederland demonstreerden Creolen die van mening zijn dat Hindostanen de macht nu hebben overgenomen in Suriname. In mei 1965 moet de politie eraan te pas komen, en later zelfs het Britse leger, namelijk de legendarische Coldstream Guards, om de rassenrellen te beteugelen. Kort voor de onafhankelijkheid van Mauritius op 12 maart 1968, vinden er in januari 1968 nog ernstiger rellen plaats tussen Creolen en Hindostanen. Vielen in 1965 drie doden te betreuren, in 1968 was dat het tienvoudige.
Ook op politiek niveau is er segregatie. De door Hindostanen gedomineerde Labour Party is voorstander van onafhankelijkheid, de Parti Mauricien Social Démocrat (PMSD) van de Creolen is ertegen. De oprichter van de Labour Party was dr. Maurice Curé die gratis behulpzaam was geweest bij de geboorte van Vishnu.
De discussie over onafhankelijkheid leidt ook in de familiekring tot fricties. Onenigheid over onafhankelijkheid leidt tot een vechtpartij tussen de twee Creoolse broers Kalipa en Fringant. Kalipa is met zijn rode T-shirt van de Labour party en Fringant in zijn blauwe van de PMSMD. Nadat zij hun T-shirts hebben uitgetrokken gaan ze met ontbloot bovenlijf als gladiatoren in het Colosseum elkaar op straat te lijf met harpoenen. Omstanders vinden het Kaïn tegen Abel, of Mohammed Ali versus Sony Liston. Als een harpoen toevallig terecht komt bij de voet van hun vader die net kwam aanlopen, is het gauw gedaan met de ruzie.
Erfenissen en familiegeheimen
Niet alleen discussies over onafhankelijkheid maar ook verdeling van erfenissen en familiegeheimen leiden tot heftige familieruzies. Na het overlijden van Oom Ram betwist Shiv Bhushan, Vishnu’s vader, de verdeling van de erfenis. Hij vindt dat het pertinent niet kan dat de grond van zijn ouders naar tante Ranee, de weduwe van Oom Ram, gaat. Deze grond moet immers in de familie blijven. En bovendien Ram is geen broer, zoals iedereen dacht, maar slechts een neef. Dus heeft hij niet het recht om de erfenis van Shivs ouders, te verdelen.
Familie Bhushan spreekt er schande van dat Shiv dit familiegeheim prijsgeeft om zijn erfdeel op te eisen.
Familiegeheimen zijn er in overvloed. Zo bekent Vishnu’s moeder aan Vishnu dat zij eerder verloofd is geweest met Amar, een jongere broer van Shiv. Deze broer is in dienst getreden van het Britse koloniale leger en is in Palestina opgeblazen in het laatste jaar dat Palestina een Brits mandaatgebied was. Ansichtkaarten in zwart-wit uit Palestina, zoals Port Said, Haifa en Bethlehem, die Amar liefdevol had verstuurd naar Vishnu’s moeder, waaien nadat de orkaan Carol had huisgehouden, ontzield rond in de tuin. Voordat Amar naar Palestina vertrok, verkocht hij zijn aandeel in de familieplantage die hij geërfd had van Shivs ouders, aan Oom Ram. Het is deze transactie die na het overlijden van Oom Ram leidt tot het heftige dispuut over de erfenis.
De familiereünie over de erfkwestie leidt niet tot een oplossing want Shiv weigert in te gaan op het compromisvoorstel om het land van Ram in gelijke delen te verdelen tussen hem en Tante Ranee. Het loopt bijna uit op een vechtpartij tussen Vishnu’s vader en de forsgebouwde Oom Mohan die een veelbelovende carrière bij de koloniale politie was misgelopen omdat hij in een dronken bui een Britse politie-inspecteur had beledigd en uit eergevoel had geweigerd om openlijk zijn excuses aan te bieden waarna hij ontslagen werd.
Na de mislukte bespreking over de verdeling van de erfenis wordt Vishnu ziek. Gespeculeerd wordt dat hij slachtoffer is geworden van de voodoo die eigenlijk bedoeld was voor zijn vader. Er zou door Tante Ranee geofferd zijn bij Hanuman met een zwarte kip. Anderen verwezen als verklaring naar het leergierig karakter van Vishnu: ‘Too much reading has worn out his brains’. Tijdens zijn zenuwinzinking hallucineert Vishnu over een film die ook interetnische spanningen tot onderwerp heeft, namelijk West Side Story (1957) en fantaseert hij dat hij Natalie Wood, de steractrice in deze film, ontmoet.
Emigratie en cultuurschok
Films zijn een van de schaarse amusementen in het eentonige bestaan op dit doodsaaie agrarische eiland. De mannen ploeteren onder de meedogenloze zon op de suikerplantages of varen uit om te vissen waarbij zij zomaar verzwolgen konden worden in een storm, zoals een keer bevreesd werd voor Kalipa en Fringant. De vrouwen zijn thuis en doen het huishouden. De kinderen gaan naar school. Sommige kinderen moeten zowel voor als na de schooltijd meehelpen op de suikervelden, zoals Shankar, Vishnu’s neef. Om te ontsnappen aan de ‘sugarcane hell’ zoals Shankar dat zelf noemt, solliciteert hij na het behalen van zijn Cambridge School Certificate, naar een betaalde opleidingsplaats voor verpleegkundige bij een opleiding in het Verenigd Koninkrijk. Hij wordt aangenomen maar na heftig verzet van zijn vader, Oom Roshan, gaat hij toch niet. Zijn vader is bang dat niemand hem zo goed kan helpen als Shankar bij het verbouwen van suiker en tomaten. Shankar erft vrijwel niets van zijn vader. De bankrekeningen gaan naar zijn zussen en de beste landbouwgrond naar zijn broer.
Met de nodige bijlessen van zijn vader, slaagt de ambitieuze Vishnu er als eerste in, om als leerling van de lagere school van Mahébourg toegelaten te worden tot de Royal College Curepipe, de prestigieuze middelbare school op Mauritius die gemodelleerd is naar Buckingham Palace. Bij het eindexamen eindigt hij op de lijst van best geslaagde leerlingen op de vierde plaats, maar hij krijgt toch niet de felbegeerde Gemenebest-beurs om in het Verenigd Koninkrijk te studeren. De beurs gaat naar Sharmila, de nicht van een minister, die veel minder mooie punten had dan Vishnu. Ook een beurs van de Franse regering om in Parijs of Nice te studeren, loopt om onduidelijke redenen spaak. Shiv probeert op alle mogelijke manieren het besluit over de Gemenebest-beurs, wat een lokale verantwoordelijkheid is, terug te draaien, maar het lukt niet. ‘Those who thought Mauritius was granted independence prematurely by the British were right’ zei zijn vader. ‘Nepotism and corruption’ voegde hij eraan toe ter verduidelijking.
Het zit Shiv niet mee want in hoger beroep heeft hij na een paar succesvolle rechtszaken toch de rechtszaak over de erfenis van Oom Ram verloren, en hij wordt veroordeeld in de proceskosten. Op verzoek van Vishnu’s moeder brengt Vishnu het bedrag naar de advocaat van de tegenpartij, want Shiv is daar te trots voor. Het betekent wel dat Shiv echt geen geld heeft om een studie in het buitenland voor Vishnu te bekostigen. Vishnu moet genoegen nemen met een studiebeurs voor de universiteit van Madagaskar.
Na met glans zijn studie aan de universiteit van Madagaskar voltooid te hebben krijgt Vishnu een studiebeurs van de Yale University en vertrekt hij in augustus 1971 naar Amerika. Daar wacht hem een cultuurschok. In het gastgezin waar hij verblijft voor de colleges beginnen, de familie Tucker, helpt de vader mee met koken. Dit is echt heel heftig voor Vishnu want net als zijn vader heeft hij nooit de tafel afgeruimd, borden gewassen, laat staan gekookt.
Toen hij opgroeide had hun buurvrouw mevrouw Kajal Desai, meer interesse voor literatuur dan voor koken. Als haar echtgenoot meneer Desai ontevreden was over de maaltijd die zij hem voorschotelde, wat frequent het geval was, dan sloeg hij haar in elkaar. Kajals moeder vertelde aan Vishnu’s moeder dat ze regelmatig haar man had gewaarschuwd dat ‘too much education is not good for girls; they lose respect for our traditions’. Met mevrouw Kajal liep het slecht af. Op een dag werd ze kronkelend van pijn en met schuim rond haar mond, door Vishnu aangetroffen. Zij werd met spoed naar het ziekenhuis gebracht maar het mocht niet meer baten. De dokter verklaarde dat ze azijnzuur had gedronken. De rechter stelde later vast dat ze zelfmoord gepleegd had.
Vishnu kan zijn oren niet geloven dat bij Yale University studenten hun professor bij de voornaam noemen en met verbazing ziet hij dat in Amerika witte mensen banen verrichten die in Mauritius worden gedaan door gekleurde personen. Met opperste verbazing ziet hij hoe in de keuken van de campus een zwarte manager opdrachten geeft aan witte medewerkers. Dat zou ondenkbaar zijn in Mauritius waar de huidskleur de maatschappelijke positie bepaalt. Toen Vishnu’s moeder een keer aan de jongere zussen van haar man vroeg om haar te helpen met het vegen van bladeren in de tuin, kreeg ze later de wind van voren van haar schoonbroers; “How will they find suitable husbands if they turn dark laboring in the sun?” zei één van hen verontwaardigd.
Slot
Silent Winds, Dry Seas schetst een indringend beeld van het opgroeien in het etnisch gesegregeerde Mauritius. Een samenleving waar alcoholmisbruik vaak voorkomt. Zelfmoord, zoals beschreven in Azijn in mijn aderen (2012) van Orchida Bachnoe, is ook geen onbekend verschijnsel. Het is ook een samenleving van waaruit Hindostaanse jongeren vurig willen emigreren zodat ze een beter toekomstperspectief hebben en zij kunnen ontsnappen aan het knellend keurslijf van gearrangeerde huwelijken en het benauwend kastestelsel. Tegelijkertijd gaat de roman niet voorbij aan de cultuurschok die Vishnu onderging in Amerika.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur
Growing up in ethnically segregated Mauritius – Walter Palm
Introduction
Growing up on an island where two ethnic groups live completely separated from each other is the subject of the brilliant novel Silent winds, dry seas (2021). It is the glorious debut of Mauritian-born author Vinod Busjeet. The main character is the Hindu boy Vishnu Bhushan, born in 1949, who grows up in the second half of the 20th century in the then British colony of Mauritius. There are two population groups there, Creoles and Hindostanis. The Creoles are descendants of enslaved people who worked on the sugar plantations. The Hindostanis are descendants of Indian indentured labourers who replaced the Creoles in agriculture when slavery was abolished. They are two parallel worlds on one island.
The first Bhushan arrived in Mauritius from India in 1853. After completing his five-year contract, he settled in the Creole-dominated town of Mahébourg, on the south-east coast of Mauritius.
Interethnic love affairs and alcohol abuse
Just as in the beautiful film Wan Pipel (1976) by the Surinamese director Pim de la Parra, interethnic love relationships are not tolerated in Mauritius. Vishnu accompanies his in-law Aunt Ranee to the neighbouring hamlet of Madame Lolo where her adopted brother Uncle Karan is living with a black woman. Aunt Ranee tries to persuade her brother to abandon his wife but the attempt fails because Uncle Karan has become the father of his daughter Sapna. When Sapna’s mother dies, Sapna is lovingly raised by the same Aunt Ranee, but later Sapna commits suicide. It could be that Sapna, as the product of an inter-ethnic relationship in this ethnically segregated society, is not accepted by either ethnic group, but the author does not elaborate on the reasons for her suicide. A year after Sapna’s death, Uncle Karan dies of cirrhosis of the liver caused by excessive alcohol consumption.
Liver cirrhosis caused by alcohol abuse is also the cause of death of another uncle of Vishnu, namely Uncle Ram. This uncle had two wives simultaneously. An official Hindu woman after an arranged marriage and a Creole woman whom he could not marry because ‘she would make our blood impure’ according to his family. In 1945, a devastating hurricane raced through his heart when both his wives died. One of them died of malaria and the other while giving birth to their first child. This inner hurricane was an ominous harbinger of hurricanes that would hit the island. Hurricanes that hung over the island like a sword of Damocles. Hurricanes that you can hear, smell and feel when the wind blows you over. In February 1960, Carol, a fourth category hurricane, blew away the front part of the roof of Vishnu’s childhood home.
Inter-ethnic tension and independence
In Mauritius, as in Suriname the fear of domination by one population group over another plays a role when, in the 1960s, the debate on independence erupts on the island. Whereas in Suriname, in the 1970s, Hindostanis feared domination by the Creoles after independence, on Mauritius the Creoles are afraid that, once the British have left, the Hindostanis will take control, for they are in the numerical majority on Mauritius: ‘Hindus will force everyone to wear the dhoti’. On an official visit of the current president of Suriname, Mr. Santokhi, to the Netherlands Creole demonstrators claimed that Hindostanis took control of Suriname. In May 1965 the police, and later even the British army, the legendary Coldstream Guards, had to be called in to quell the race riots on Mauritius. Shortly before the country’s independence on 12 March 1968, even more serious riots took place between Creoles and Hindostanis. While three people were killed in 1965, the figure was tenfold in 1968.
Segregation also occurred at the political level. The Hindostani-dominated Labour Party is in favour of independence, the Creole Parti Mauricien Social Démocrat (PMSD) is against. The founder of the Labour Party was Dr Maurice Curé, who had assisted at Vishnu’s birth free of charge.
The discussion on independence also leads to friction in the family circle. Disagreement over independence leads to a brawl between the two Creole brothers Kalipa and Fringant. Kalipa in his red T-shirt is from the Labour party and Fringant in his blue one from the PMSMD. After taking off their T-shirts, they go bare-chested and harpoon each other in the street like gladiators in the Colosseum. Bystanders think it is Cain versus Abel, or Muhammad Ali versus Sony Liston. When a harpoon accidentally ends up on the foot of their father who had just turned the corner, the fight is soon over.
Inheritances and family secrets
Not only discussions about independence, but also division of inheritances and family secrets lead to fierce family quarrels. After the death of Uncle Ram, Shiv Bhushan, Vishnu’s father, disputes the division of the inheritance. He feels that it is out of the question that his parents’ land should go to Aunt Ranee, Uncle Ram’s widow. After all, this land should remain in the family. And besides, Ram is not a brother, as everyone thought, but only a cousin. So he has no right to divide the inheritance of Shiv’s parents.
The Bhushan family is outraged that Shiv is giving away this family secret to claim his inheritance. Family secrets are abundant. For instance, Vishnu’s mother confesses to Vishnu that she was previously engaged to Amar, a younger brother of Shiv. This brother enlisted in the British colonial army and was blown up in Palestine in the last year that Palestine was a British Mandate. Postcards in black and white from Palestine, such as Port Said, Haifa and Bethlehem, which Amar had lovingly sent to Vishnu’s mother, were blowing around in the garden after Hurricane Carol had hit the island. Before Amar left for Palestine, he sold his share in the family plantation inherited from Shiv’s parents to Uncle Ram. It is this transaction that leads to the heated dispute over the inheritance after Uncle Ram’s death.
The family reunion over the inheritance issue does not lead to a solution as Shiv refuses to accept the compromise proposal of dividing Ram’s land in equal parts between him and Aunt Ranee. It almost ends in a scuffle between Vishnu’s father and the fatuous Uncle Mohan, who had missed out on a promising career in the colonial police because he had drunkenly insulted a British police inspector and had refused to apologise openly out of honour, after which he was sacked.
After the failed discussion on the division of the inheritance, Vishnu falls ill. It is speculated that he has fallen victim to the voodoo that was actually meant for his father. A black chicken was said to have been offered to Hanuman by Aunt Ranee. Others referred to Vishnu’s studious nature as an explanation: ‘Too much reading has worn out his brains’. During his nervous breakdown, Vishnu hallucinated about a film that also dealt with inter-ethnic tensions, namely West Side Story (1957) and fantasised about meeting Natalie Wood, the star actress in this film.
Emigration and culture shock
Films are one of the rare amusements in the monotonous existence on this dull agricultural island. The men toil under the relentless sun on the sugar plantations or sail out to fish, where they could be swallowed up in a storm, as once feared by Kalipa and Fringant. The women are at home, doing the housework. The children go to school. Some children have to help in the sugar fields both before and after school, like Shankar, Vishnu’s nephew. To escape the ‘sugarcane hell’, as Shankar calls it, he applies for a paid position as a nurse at a training college in the UK after graduating from Cambridge School Certificate. He is accepted but after strong resistance from his father, Uncle Roshan, he does not go. His father is afraid that no one can help him as much as Shankar in cultivating sugar and tomatoes. Shankar inherits almost nothing from his father. The bank accounts go to his sisters and the best agricultural land to his brother.
With the necessary tutoring from his father, the ambitious Vishnu is the first student from the primary school of Mahébourg to be admitted to the Royal College Curepipe, the prestigious secondary school in Mauritius modelled on Buckingham Palace. At the final examination, he finished in fourth place on the list of best-successful pupils, but he was not awarded the coveted Commonwealth Scholarship to study in the UK. The scholarship goes to Sharmila, the niece of a minister, who had much lower marks than Vishnu. A scholarship from the French government to study in Paris or Nice also fails for reasons that are unclear. Shiv tries in every way possible to reverse the decision on the Commonwealth scholarship, which is a local responsibility, but to no avail. Those who thought Mauritius was granted independence prematurely by the British were right,’ said his father. ‘Nepotism and corruption’, he added by way of explanation.
Things are not going well for Shiv who, after a few successful appeals, has lost the case on Uncle Ram’s inheritance and is ordered to pay the legal costs. At the request of Vishnu’s mother, Vishnu takes the money to the other party’s lawyer, as Shiv is too proud to do so. It does mean that Shiv really has no money to pay for a study abroad for Vishnu. Vishnu has to settle for a scholarship to the University of Madagascar.
After successfully completing his studies at the University of Madagascar, Vishnu gets a scholarship from Yale University and leaves for America in August 1971. A culture shock awaits him there. In the host family where he stays before the start of his lectures, the Tucker family, the father helps with the cooking. This is really intense for Vishnu because like his father, he has never cleared the table, washed plates, let alone cooked.
When he was growing up, their neighbour, Mrs. Kajal Desai, was more interested in literature than cooking. If her husband, Mr Desai, was dissatisfied with the meal she served him, which was often the case, he would beat her up. Kajal’s mother told Vishnu’s mother that she had regularly warned her husband that ’too much education is not good for girls; they lose respect for our traditions’. Mrs Kajal fared badly. One day, she was found by Vishnu writhing in pain and foaming at the mouth. She was rushed to hospital but to no avail. The doctor stated that she had drunk acetic acid. The judge later established that she had committed suicide.
Vishnu could not believe his ears that at Yale University students called their professors by their first names and with amazement he saw that in America white people did jobs that in Mauritius were done by coloured people. It is with utter amazement that he sees a black manager giving orders to white employees in the kitchen of the campus. This would be unthinkable in Mauritius where skin colour determines social position. Once, when Vishnu’s mother asked her husband’s younger sisters to help her sweep leaves in the garden, she was given a hard time by her brothers-in-law. “How will they find suitable husbands if they turn dark labouring in the sun?” said one of them indignantly.
Closing
Silent winds, dry seas paints a penetrating picture of growing up in ethnically segregated Mauritius. A society where alcohol abuse is common. Suicide, as described in Vinegar in My Veins (2012) by Orchida Bachnoe, is also not an unknown phenomenon. It is also a society from which Hindostani youngsters fervently want to emigrate so that they will have better prospects for the future and escape the straitjacket of arranged marriages and the oppressive caste system. At the same time, the novel does not ignore the culture shock that Vishnu underwent in America.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur
Dr. J.P. Kaulesar Sukul: de eerste Hindostaanse academicus en een markante persoonlijkheid – Prof. Chan Choenni
Dr. J.P. Kaulesar Sukul (1900-1980) was de eerste Hindostaans-Surinaamse academicus in Suriname. Hij behaalde de graad Master of Arts (M.A.) in 1948 aan de Amerikaanse Columbia University in New York. J.P. Sukul, zoals hij destijds bekendstond, promoveerde 10 jaar later -in 1958- aan de Universiteit van Utrecht tot Doctor. Zijn proefschrift behandelt één van de belangrijkste filosofische werken uit het hindoeïsme, namelijk de Srimad Bhagavad Gita. Hij was niet alleen een intellectueel, maar ook een markante persoonlijkheid vanwege zijn postuur, rijzige gestalte en levensstijl. Hij dwong respect af en straalde gezag uit in een tijd waarin hiërarchische verhoudingen domineerden in Suriname; dat was tot de jaren zestig het geval. J.P. Sukul heeft grote verdiensten gehad voor Suriname en in het bijzonder voor de Hindostaanse gemeenschap. Tijdens de contracttijd (1873-1920), met name in het begin van de twintigste eeuw, waren er enkele bekende Hindostaanse voormannen, te weten de hoofdtolk Sitalpersad Doobay en zakenman Lutchmon Sing. Zij waren echter beiden geboren in India. De ambtenaar Najaralie Hajary, geboren in 1893 in Suriname (in het district Nickerie), was destijds eveneens een prominente Hindostaan. Hij was ambtenaar en heeft enkele artikelen geschreven. Deze drie leiders zijn in 1920 naar India geweest om een hervatting van de Hindostaanse immigratie naar Suriname te bepleiten. Zij hebben onder meer Mahatma Gandhi ontmoet, maar de immigratie naar Suriname werd helaas niet hervat. In de jaren dertig en veertig waren de praktizijn (niet-academisch opgeleid advocaat) Clemens Ramkisoen Biswamitre, geboren in 1897, en de hoofdonderwijzer William Juglall, geboren in 1900, prominente Hindostaanse voormannen. Biswamitre was rooms-katholiek en Juglall was EBG’er -hij behoorde tot de protestantse Evangelische Broedergemeente. De leidende persoon onder de hindoes in de jaren dertig en veertig werd de hoofdonderwijzer J.P. Sukul, geboren in 1900. Hij bereikte de leeftijd van 80 jaar en kan worden beschouwd als de eerste Hindostaanse gezaghebbende intellectueel. Hij heeft een voorbeeldfunctie gehad voor Hindostaanse intellectuelen die prominent werden in de jaren vijftig en zestig. Voor enkele Hindostaanse politici was hij een goeroe (leermeester). Toen hij onderwijzer was in Nickerie heeft hij onder andere één van zijn intelligente leerlingen, Jagernath Lachmon, in 1926 naar Paramaribo gehaald en om hem beter onderwijs te laten volgen. Toch is dr. J.P. Kaulesar Sukul minder bekend en minder populair geworden. De vraag is hoe het komt dat hij ondanks zijn intellectueel kaliber en verdiensten niet de populariteit kreeg die hij verdient. In dit artikel wordt gepoogd deze vraag te beantwoorden. Eerst komt aan de orde zijn afkomst en zijn rol als pater familias. Het vooruitbrengen van de (uitgebreide) familie door het familielid dat succesvol werd, werd toentertijd als heilige plicht beschouwd binnen de Hindostaanse gemeenschap. Daarna wordt zijn veelzijdige loopbaan besproken. Vervolgens wordt stilgestaan bij zijn karakter en, in het bijzonder, zijn reputatie zich te laten voorstaan op zijn hoge kasteachtergrond. Hij was een behoudende man die de teloorgang van het kastenstelsel heeft meegemaakt. Tot slot komen zijn verdiensten aan bod.
Familieachtergrond
Jagessar Persad Kaulesar Sukul werd geboren in Paramaribo in het jaar 1900 in een Brahmaanse familie, de hoogste kaste onder de hindoes. Hij gebruikte graag de afkorting J.P. Hij emigreerde in 1973 naar Nederland en overleed op 28 september 1980 in Utrecht. Toen J.P. Sukul werd geboren was de Hindostaanse gemeenschap in Paramaribo vrij klein. Bovendien was de emigratie vanuit India nog volop gaande en velen dienden nog als contractarbeider op de plantages. De contracttijd eindigde omstreeks 1920 en J.P. Sukul was toen al volwassen. De Hindostanen hadden nog steeds de status van ‘koelie’ en werden meestal achtergesteld door de zogeheten lichtgekleurde elite die de voorhoede vormde van de gemengde bevolking. Ook Javanen en Afro-Surinamers werden achtergesteld. Sterker nog: Hindostanen werden als Britse onderdanen in Suriname toen als vreemdelingen beschouwd. Pas in 1927 werden de in Suriname geboren Hindostanen van rechtswege Nederlands onderdaan.
J.P. Sukul’s náná – maternale grootvader- Sitalu Sewburn (contractnummer M/1993) was in 1856 geboren in India. Hij arriveerde op 12 december 1884 in Suriname met het zeilschip British Nation II op 28-jarige leeftijd als contractarbeider in Suriname. Hij was van Brahmaanse afkomst en koos in 1932 de geslachtsnaam Sewbarun Misser. Sewbarun behoorde tot de groep van de pioniers onder de Hindostaanse contractarbeiders; dat was de groep aangekomen tussen 1873-1889. Hij heeft zich na zijn contractperiode in het district Commewijne opgebouwd als ondernemer. Sewbarun werd in het begin van de twintigste eeuw één van de welvarende Hindostanen in Suriname en bezat een grote cacaoplantage in het district Saramacca met tientallen werknemers. Hij exporteerde cacao en kocht een grote landerij aan de rand van het toenmalige Paramaribo. Dat was bij de huidige Louiselaan op Combé. Vroeger heette deze straat een tijd lang Sewbarun Misserstraat. Er wordt beweerd dat de Creolen het moeilijk vonden om de naam Sewbarun uit te spreken. Bij de aansluiting van de Sewbarun Misserstraat met de Louiselaan werd daarom gekozen voor de naam Louiselaan. Overigens zou het van historisch besef getuigen om deze Hindostaans-Surinaamse pionier te eren en de naam Louiselaan alsnog te wijzigen in Sewbarun Misserstraat. Tegenwoordig worden immers Hindostaanse, Javaanse en andere namen die vroeger vreemd klonken in de oren van de gevestigde bevolking correct uitgesproken. Het ouderlijk huis van J.P. Sukul was op de hoek van de Mahonylaan en de Louiselaan.
Sewbarun trouwde officieel in 1912 met Gangi Isree (M/1810) die net als hijzelf op 12 december 1884 arriveerde in Suriname met het zeilschip British Nation II. Gangi Isree had een dochter van 22 maanden die was meegekomen naar Suriname. Deze dochter genaamd Roghobunsee Sorojpaul (M/1811) was de moeder van J.P. Sukul. Zijn vader was de contractarbeider Kaulesar Bhowanidihul (W/406) uit India die met het zeilschip Erne II op 14 maart 1894 in Suriname arriveerde. Hij was een goede zanger en geschoold in het Hindi. Het paar had vijf kinderen, twee zoons en drie dochters. Omdat naast J.P. Sukul, zijn jongere broer en zijn drie zusters belangrijke stamvaders en stammoeders zijn geworden van grote Hindostaanse families worden zij in dit verband ook genoemd.
De eerste dochter Sarjoo (geboren oktober 1897) trouwde met Basdew Sharma. Zij werd de náni (maternale grootmoeder) van de later bekende rechter Mr. Albert Ramnewash. De familie Sharma heeft Hindostaanse muzikanten voortgebracht. De tweede dochter Gangadai (geboren in oktober 1907) was de schoonmoeder van de voormalige Minister van Justitie, Hemradj Shriemisier, die een boezemvriend werd van de Afro-Surinaamse leider Johan Pengel.
De jongste dochter Premda (1910-2008) trouwde met Budhram Hindori die van plantage Vreeland eind jaren twintig verhuisde naar Paramaribo. Budhram werd later een welvarende makelaar en woonde aan de Tourtonnelaan. Hij was de zoon van de bekende pandit Hindori afkomstig uit India. Deze gezaghebbende pandit Hindori is onder andere de goeroe geweest van J.P. Sukul en heeft hem Hindi geleerd en de beginselen van de hindoefilosofie bijgebracht. Hindorising (sing werd later geschrapt) arriveerde op 22-jarige leeftijd op 28 maart 1902 met het zeilschip Lena II in Suriname. Hij overleed op plantage Vreeland op 57-jarige leeftijd. Een andere zoon van pandit Hindori was Sukhram die zelf ook een gezaghebbende en bekende pandit van de Arya Samaj werd. Het gezin van Premda en Budhram bestond uit 10 kinderen, onder wie de VHP-politicus ir. George Hindori. Het doorgeven van kennis via de familielijn was een bekende praktijk in de hindoegemeenschap en J.P. Sukul was op zijn beurt weer de goeroe van George Hindori die aan de vooravond van de onafhankelijkheid van Suriname tegen de wens van zijn partij (VHP) ervoor koos mee te werken aan onafhankelijkheid op 25 november 1975. Helaas ging mijn geplande interview in 2006 met de toen 95-jarige Premda in Paramaribo in haar woning niet door omdat de bediende de poort uit veiligheidsoverwegingen weigerde te openen.
De broer van J.P. Sukul heette Sooraj Persad en stond bekend als Gobhrie Sukul. Hij werd bestuursopzichter, was een bekende zanger, harmonium- en sitarspeler. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in het behoud van de Hindostaanse cultuur. Hij was onder andere de eerste Hindostaanse radio-omroeper bij de AVROS en bestuurslid van de Shri Sanatan Dharm, de landelijke organisatie van de grote behoudende stroming onder de hindoes in Suriname.
J.P. Sukul was getrouwd met Dhanpatia. Het gezin telde vijf kinderen: vier dochters en één zoon. Hun zoon Harrypersad Kaulesar Sukul werd chirurg en later hoogleraar aan de Universiteit van Suriname. De andere kinderen hadden ook een hogere opleiding. Hun dochter Hilda was gehuwd met de cardioloog dr. Rambaran Mishre. Hij was overigens door J.P. Sukul samen Lachmon van Nickerie gehaald en in huis opgevangen in Paramaribo. Rambaran Mishre werd in 1958 Minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV). De tweede dochter Betty was getrouwd met chirurg Hans Adhin.
Pater familias
J.P. Sukul heeft als een pater familias de meeste familieleden ondersteund en geholpen. Hij stond bekend als Barká mámá (moeders oudste broer) en zijn broer Gobhrie was bekend als Chotka mámá (moeders jongere broer). In de rol van Barká mámá werd J.P. Sukul alom gerespecteerd en ook gevreesd. De Hindostanen hielpen elkaar toentertijd wanneer ze zich vestigden in Paramaribo; niet alleen met huisvesting, maar ook met het verwerven van arbeid. J.P. Sukul stond op goede voet met veel witte bestuurders en werd gerespecteerd om zijn kennis van het hindoeïsme en de hindoefilosofie. Hij kon op voorspraak het een en ander regelen. Hij stond ook op zeer goede voet met de dominante gouverneur J.C. Kielstra die Suriname heeft geregeerd tussen 1933-1944. Zo heeft gouverneur Kielstra op uitnodiging van J.P. Sukul een hindoehuwelijk bijgewoond. Hij ging zelfs mee met de barát (de bruidegomstoet).
J.P. Sukul was tevens goed bevriend met de derde agent-generaal van de Immigratie C. Van Drimmelen die in Suriname diende van 1902 tot januari 1921. Toen hij naar Nederland afreisde voor zijn promotietraject werd hij tijdelijk opgevangen in Amsterdam door de dochter van Drimmelen. Dit toont aan dat J.P. Sukul toentertijd als Hindostaan en zoon van contractarbeiders in tegenstelling tot de meeste Hindostanen wel gelijkwaardig werd bejegend en zich in de hoogste kringen bewoog.
Brahmaanse afkomst
J.P. Sukul ’s vader Kaulesar Bhowanidihul (en J.P. zelf ook) heeft gecorrespondeerd met de familie in India. Zijn kleindochter Anoesoeijadebi Birjmohan-Hindori -thans 93 jaar- vertelde dat zij in India de familie heeft opgezocht.
De familie bestaat uit geleerde mensen. Zij zijn Brahmanen. Bij aankomst in de woning van de familie kwam iemand met een thariyá (koperen schaal) met daarop een lotá (rondvormige koperen beker) met water om mijn voeten te wassen. Ik heb dat geweigerd. Al zijn wij Brahmanen, maar deze rewáj (praktijk/gewoonte) hebben wij niet meer in Suriname en Nederland. Ik vond het leuk in India, maar het leven voor veel Hindostanen in Suriname en Nederland is veel beter en gelukkig bestaan die Brahmaanse dingens niet meer.
Bij inschrijving van de familienaam Kaulesar werd het achtervoegsel Sukul toegevoegd om de Brahmaanse afkomst te accentueren (net als bijvoorbeeld Panday). De familienaam werd dus officieel Kaulesar Sukul. Enkelen voeren echter alleen de achternaam Sukul. Er kan dan verwarring ontstaan, want niet iedereen die de achternaam Sukul voert, is verwant aan elkaar. Zo waren er in de jaren dertig binnen de hindoegemeenschap twee prominente personen met de naam Sukul. Naast Kaulesar Sukul was er pandit Rampersad Sukul die tegen het kastenstelsel was en zich bekeerde tot Arya Samaj. Hij trouwde met de bekende Mata Mahadei, die toen al vermogend was. Met het vermogen van dit kinderloze echtpaar werd de mooie inmiddels afgebroken mandir aan de Gravenstraat annex Mahatma Gandhi internaat gebouwd.
In de jaren dertig waren kastentegenstellingen nog prominent aanwezig in Suriname. Binnen de hindoegemeenschap waren er conflicten tussen de behoudende Sanatan Dharm en de reformistische Arya Samaj. Ook hadden vertegenwoordigers van de lage kasten in 1934 een aparte vereniging, de Haridjan (Gods Volk) opgericht (zie: C.J.M. De Klerk, De Immigratie der Hindostanen, 1953 pagina 172). Praktijken zoals dat Brahmanen eerst moesten eten tijdens diensten en feesten voordat anderen aan de beurt kwamen (Brahmbhojan), waren nog niet verdwenen. Toentertijd probeerde men zoveel mogelijk te trouwen binnen de Brahmaanse kaste. Dat werd echter lastiger, omdat de groep in omvang vrij klein was. Door onderlinge huwelijken werd men steeds meer verwant aan elkaar. Anders dan bij moslims werden neef-nicht huwelijken niet geaccepteerd. Er was kans op inteelt en erfelijke ziekten in de volgende generaties. Handhaving van het kastenstelsel met bijhorende praktijken werd dan ook steeds moeilijker.
Loopbaan
In het begin van de twintigste eeuw was er geen middelbaar onderwijs in Suriname dat toegang gaf tot een universitaire studie in Nederland. Men kon na afronding van de achtjarige mulo en na een zwaar toelatingsexamen naar de geneeskundige school. Naast geneeskundige kon men praktizijn (Surinaams advocaat) of landmeter worden. Dat waren prestigieuze beroepen die weggelegd waren voor slechts enkele zeer getalenteerde personen uit de Hindostaanse en Afro-Surinaamse gemeenschap. Als ze tenminste niet werden gediscrimineerd en voldoende geld hadden om deze studie te betalen. Voorts kon men hoofonderwijzer worden; dat was toen ook een beroep met een hoog prestige. Men moest echter de zogeheten hoofdakte behalen om deze bevoegdheid te krijgen. Het lukte de intelligente en getalenteerde J.P. Sukul om hoofdonderwijzer te worden. Hij werd eerst kwekeling en behaalde daarna de vierde rang (hulponderwijzersakte) en vervolgens de derde rang (onderwijzersakte). Hij werd als onderwijzer uitgezonden naar verschillende scholen, zoals in het district Nickerie maar ook aan de rand van Paramaribo (de wijk Duisburg). Nadat hij de hoofdakte had behaald werd J.P. Sukul hoofd van de Koningin Wilhelminaschool in Paramaribo. Deze openbare school was gelegen tegenover de Centrale markt van Paramaribo. J.P. Sukul had -als Hindostaan- dan ook een prestigieuze functie verworven in de jaren dertig. Bekende Hindostaanse hoofonderwijzers waren toen ook Biswamitre, Juglall en L.B. Sitalsing. J.P. Sukul was vooruitstrevend en wilde zich in intellectueel opzicht verder ontwikkelen. Hij besloot Sanskriet te studeren in New York. Hij behaalde zijn Master of Arts titel (vergelijkbaar met drs) in 1948. Na terugkeer uit New York werd hij in Suriname waarnemend hoofd (Chef) van het Centraal Archief in Paramaribo. In 1951 werd hij benoemd tot tijdelijk Districtscommissaris van Saramacca.
Drs. J.P. Sukul wilde promoveren en vertrok naar Nederland waar hij, zoals gezegd, in juni 1958 tot doctor promoveerde aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Zijn proefschrift werd een boekwerk over de Bhagavad Gita, een rechtstreekse vertaling uit het Sanskriet en beschouwing in het Nederlands. Dr. J.P. Sukul is overigens nooit hoogleraar (professor) geworden, zoals hier en daar ten onrechte wordt beweerd. Hij heeft wel enkele belangrijke publicaties geschreven, maar vergeleken met, bijvoorbeeld, dr. mr. drs. Jnan Adhin is zijn publicatielijst vrij bescheiden. J.P. Sukul was een intellectueel van een generatie eerder, toen er ook veel minder werd gepubliceerd. Niettemin werd hij zeer hooggeacht om zijn kennis en kunde. Dit hoorde ik in 1987 ook van Mr. Hugo Pos (1913-2000), de voormalige procureur-generaal van Suriname en tijdgenoot van J.P. Sukul. Mr. Pos werd in 1985 de eerste voorzitter van het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR) waar ik wetenschappelijk onderzoeker was. Nadat hij mijn artikel over racismebestrijding in Frankrijk had gelezen, zei hij op complimenteuze toon: Choenni, mi boi, jij bent een intellectueel. In mijn tijd was J.P. Sukul een grote Hindostaanse intellectueel; Heb je hem gekend?
Markante persoonlijkheid
Na zijn terugkeer uit Nederland werd J.P. Sukul in Suriname vanaf eind 1958 Districtscommissaris en ook waarnemend hoofd van het binnenlands bestuur. J.P. Sukul had ook andere kwaliteiten en heeft verschillende nevenfuncties gehad. Toen hij nog hoofdonderwijzer was, werd hij in 1938 voor een periode van vier jaar benoemd tot lid van de Staten van Suriname. Van de vijftien Statenleden werden er toen tien gekozen door een kleine welvarende groep burgers (volgens het zogenoemde census- en capaciteitskiesrecht). Tevens werden vijf Statenleden benoemd om onder meer de Hindostaanse en Javaanse groep te vertegenwoordigen. Als vertegenwoordiger van de hindoes werd J.P. Sukul In 1942 herbenoemd als Statenlid tot 1946. In 1948 maakte hij deel uit van de Surinaamse delegatie die deelnam aan de Ronde Tafel Conferentie (RTC) in Nederland over de Staatkundige toekomst van Suriname. J.P. Sukul heeft ook in verschillende adviesraden en commissies gezeten. Hij was voorzitter van de Raad van Advies voor de regering en tweede vervanger van de Gouverneur. De eerste vervanger was de procureur-generaal. Hij was onder meer ondervoorzitter van de commissie die de Encyclopedie van Suriname in 1977 uitbracht. Hij heeft voorts de auteur pater C. De Klerk geadviseerd bij de samenstelling van zijn proefschrift Cultus en ritueel van het orthodoxe Hindoeïsme in Suriname. En last but not least: hij was tot de jaren vijftig de belangrijke deskundige op het terrein van het hindoeïsme en de Hindostaanse gemeenschap. Hij is tevens bestuurslid en adviseur geweest van Hindostaanse organisaties, maar was ook een bekend lid van de orde van vrijmetselaren. In 1960 werd hij benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij ontving felicitaties van Prins Bernard met wie hij bevriend was geraakt tijdens diens bezoeken aan Suriname.
J.P. Sukul was een gezaghebbende, zelfingenomen en strenge man die er niet voor schroomde af en toe een sneer uit te delen. Vooral als hij in Hindostaanse kringen kwam, moest men zich gedragen volgens de normen en waarden -die overigens niet precies waren omschreven- en het nodige respect in acht nemen. Hij kon degenen die afweken van de houding die hij gewenst achtte -zich dus onbehoorlijk gedroegen in zijn ogen- ter plekke een schrobbering geven. Volgens enkele informanten werd hij gevreesd en werd iedereen rustig als hij het gezelschap naderde. Niettemin had J.P. ook een andere kant. Hij was modern en had als hobby fotograferen. Hij ontwikkelde zelf zijn foto’s in zijn eigen donkere kamer in huis. Ook volgde hij op latere lijftijd dansles en sitarles. Kennisvergaring en zich verder ontwikkelen waren voor hem heel belangrijk. Hij lustte tevens een borreltje en kleedde zich altijd netjes en westers. Hij was een heer van stand. De 85-jarige radioloog dr. Pertab Chandiesaw ontmoette J.P. Sukul midden jaren vijftig op het schip met passagiers naar Nederland. Hij vertelde dat J.P. Sukul ook humor had en goed Frans kon spreken. Al met al was dr. J.P. Sukul een markante persoonlijkheid.
Teloorgang kastenstelsel
Op één gebied vertegenwoordigde hij echter een stroming in Suriname die niet alleen controversieel was, maar ook de emancipatie van de hindoegemeenschap blokkeerde. Hij had de reputatie erg gesteld te zijn op zijn hoge kastenachtergrond en geleerdheid. Overigens bestrijden familieleden de opvatting dat J.P. Sukul zijn hoge kaste op de voorgrond stelde. Niettemin heeft hij geprobeerd het kastenstelsel in Suriname te handhaven en ook daarnaar te handelen. Dat verklaart mede waarom hij met anderen op 13 februari 1947 de Surinaamse Hindoe Partij oprichtte. J.P. Sukul werd de voorzitter en de partijtop bestond uit Brahmanen. In Suriname was toen volop discussie over de invoering van het algemeen kiesrecht. Het algemeen kiesrecht hield in dat alle volwassen burgers zouden mogen stemmen in tegenstelling tot het census- en capaciteitskiesrecht dat toen bestond in Suriname. Bij het censuskiesrecht mochten alleen burgers met een bepaald minimuminkomen en opleidingsniveau stemmen. Dat was een minderheid van ongeveer 3.000 volwassenen van de ongeveer 100.000 volwassenen in Suriname. De zogeheten lichtgekleurde elite die aan de macht was, fulmineerde tegen invoering van dit algemeen kiesrecht. De vertegenwoordigers van de overgrote meerderheid van Hindostanen, Afro-Surinamers en Javanen waren fervente voorstanders. Opvallend genoeg bleek de Surinaamse Hindoe partij onder leiding van J.P. Sukul tegen invoering van het algemeen kiesrecht te zijn! Mr. dr. F. Mitrasing stelde in zijn proefschrift uit 1959 (pagina 84) het volgende vast over deze Hindoe partij, die weinig aanhang kreeg:
In een voor de geloofsgenoten weinig acceptabele eenzijdigheid vanwege het dominerend familie-, kaste- en conservatieve element in het bestuur…de Hindoes toonden hierdoor dat politiek vertrouwen en religie verering inclusief kastenontzag niet per sé behoeven samen te gaan. De partij had ten doel het algemeen welzijn van de Hindoegodsdienstbelijders te bevorderen…veel is van deze partij niet uitgegaan. T.a.v. het algemeen kiesrecht nam zij een dubieuze en daardoor verwonderlijke houding aan.
J.P. Sukul nam dus een positie in die tegen de belangen en de emancipatie inging van de Hindostaanse bevolkingsgroep die hij jarenlang had gerepresenteerd. De lichtgekleurde elite was tegen invoering van het algemeen kiesrecht, want het geven van stemrecht aan lager- en ongeschoolden werd gelijkgesteld als ‘het geven van een scheermes aan een aap’. Vanuit het belang dat hij hechtte aan kennis en hiërarchie alsook aan kasteachtergrond, meende J.P. Sukul blijkbaar dat personen behorende tot de lagere kasten en ongeschoolden geen stemrecht mochten krijgen, want dat zou gelijkstelling betekenen van alle volwassenen. De essentie van het kastenstelsel was juist ongelijkheid. Wat de precieze reden is geweest blijft echter duister. Helaas heeft hij zich hierover niet uitgelaten en is ook later niet geïnterviewd over zijn toenmalige standpunt. De Nederlandse regering besloot in 1948 wel het algemeen kiesrecht in te voeren in Suriname. Er werd evenwel een kiesstelsel ingevoerd dat ten nadele was van de Hindostaanse en Javaanse groep. De Hindostaanse partijen waren gedwongen om te fuseren om kans te maken op het winnen van zetels in de Staten van Suriname. De Hindoe partij van Sukul fuseerde daarom met de Hindostaans-Javaanse Politieke Partij en de Moslim Partij tot één partij. De Verenigde Hindostaanse Partij (VHP) werd in januari 1949 geproclameerd. De voormalige leerling van J.P. Sukul, Jagernath Lachmon, werd voorzitter van de VHP. Jagernath Lachmon werd de dominante politieke leider, maar was evenals als J.P. Sukul nogal autoritair en dat maakte de onderlinge communicatie tussen beiden niet gemakkelijk. Bovendien behoorde Lachmon niet tot de hogere kaste. Blijkbaar had J.P. Sukul ook moeite om het gezag van Lachmon te accepteren en heeft zich wijselijk teruggetrokken uit de actieve politiek. Andere Brahmaanse prominenten erkenden wel het gezag van Lachmon.
Dat J.P. Sukul zich liet voorstaan op zijn hoge kasteachtergrond, maar ook bepaalde verhoudingen wilde handhaven kan deels worden verklaard uit de context waarin hij opgroeide. Hij groeide op in de wijk Combé in de buurt van de Louiselaan. In het begin van de twintigste eeuw was daar een concentratie van hindoes behorende tot de zogeheten lage kasten. Er woonden daar:
vooral Doms en Dhankars in ellendige krotten bijeen. Dit stadsgedeelte werd toen door de andere Br. –Indiërs: Kidderpur genoemd, naar de gelijknamige Pariahwijk in Calcutta (zie: C.J.M. De Klerk, De Immigratie der Hindostanen in Suriname, 1953 pagina 167).
Kiddir betekent in het Sanskriet pauper en is afgeleid van Khidira. Doms zijn straatvegers en Dankars of Darkars zijn bamboebewerkers. Het verschil tussen J.P. Sukul en deze hindoes was groot; niet alleen in welvaart, maar zeker ook in kennis, opleiding en sociaal gedrag. J.P. Sukul was een zeer belezen man en bezat een grote bibliotheek. Na de Tweede Wereldoorlog en vooral vanaf de jaren zestig ontstond een grote sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap. Velen verhuisden van de districten naar Paramaribo en bereikten vooruitgang in het economisch leven en in het onderwijs. Kasteachtergrond werd minder bepalend en de macht en het gezag van behoudende Brahmanen kalfde af. J.P. Sukul heeft dit emancipatieproces en de veranderingen binnen de Hindostaanse gemeenschap, zoals de vervlakking van de hiërarchische verhoudingen meegemaakt (zie verder: C. Choenni, Sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap, Hindorama.com). Zo luidde de derde stelling bij zijn proefschrift uit 1958:
Het kastewezen onder de Hindoes in Suriname heeft thans reeds vele zijner scherpe kanten verloren en nadert langzaam aan het stadium van een standenstelsel.
Toen was echter al nauwelijks meer sprake van een standenstelsel binnen de hindoegemeenschap. De omgeving van J.P. Sukul veranderde en zijn opstelling en bejegening van degenen die niet tot hoge kasten behoorden, paste niet meer bij de gewijzigde verhoudingen. Enkele informanten beaamden dat en stelden zelfs dat hij hindoes behorende tot de hogere kasten bevoordeelde. Maar er zijn ook voorbeelden bekend waaruit blijkt dat hij personen behorende tot een lagere kaste of een andere religie heeft geholpen. De mentorrol die hij heeft gespeeld ten opzichte van Lachmon is al genoemd. Hij had ook een jongeman van Marron afkomst geadopteerd die bij hem op de benedenverdieping van het grote huis aan de Mahonylaan heeft gewoond. De Hindostaanse ‘international’ voetballer Paul Amereerali vertelde mij in 2007 dat J.P. Sukul hem heeft geholpen:
Hij was hoofd van de Wilheminaschool die tegenover de markt van Paramaribo was gevestigd. Ik zat op deze school. Hij zag mij vaak kippen sjouwen, want mijn vader verkocht kippen op de markt. Toen ik mijn getuigschrift had behaald, zei hij tegen mijn vader dat ik naar de Hendriksschool moest. Dat was een chique muloschool. Ik had toen nooit gedacht dat ik ooit op de Hendrikschool terecht zou komen. Dat was een school voor de rijken. Mijn vader zei tegen Sukul: Pandit, wat zegt u nu. Ik heb gewacht tot deze jongen van school is. Hij kan mij nu de hele dag helpen. Ik heb nauwelijks twee dubbeltjes om te eten. Hoe kan ik hem naar een hogere school sturen. Ik kan geen schoolgeld betalen, en ook schoenen en kleren. Mijn moeder kwam dit verhaal te weten. Zij zei dat als mijn jongen verder wil leren wij moeten zorgen dat hij verder gaat leren. Het was in de tijd van de Tweede Wereldoorlog. De directeur van de Hendrikschool was ene meneer Calor. Iedereen was bang voor hem, omdat hij zeer streng was. Hij wilde mij niet inschrijven omdat ik arm was. Ik had nauwelijks een behoorlijke broek aan. Hij kan zich niet aanpassen en heeft geen schoeisel, zei hij. Meneer Sukul heeft toen lang met de heer Calor gepraat en gezegd: ik sta garant voor die jongen en zijn schoolgeld. Ze zijn toen overeengekomen om mij voor zes maanden toe te laten op de Hendrikschool. Sukul is toen garant gebleven voor mij. Ik moet zeggen dat een hindoeman mij heeft geholpen. Geen enkele rijke of geleerde moslim wilde mij toen helpen.
Verdiensten
J.P. Sukul heeft zichtbaar en vaak ook onzichtbaar velen geholpen en geadviseerd. In dit verband is het vermeldenswaard dat hij zijn gezag heeft aangewend, waardoor mevrouw Betsy Ramkalia Gonesh de eerste Hindostaanse vroedvrouw werd. Zij heeft talloze kinderen ter wereld helpen brengen en hen ook financieel ondersteund. Haar vader wilde niet dat zij als Brahmaanse het beroep van vroedvrouw zou uitoefenen, want dat was een beroep voorbehouden aan vrouwen van de laagste kaste; zij werden dái genoemd. J.P. Sukul heeft haar vader gezegd dat zij tolk zou worden in het ‘s Landshospitaal, terwijl zij daar feitelijk de opleiding tot vroedvrouw zou volgen. Het was een leugentje om bestwil, maar dit illustreert dat J.P. Sukul niet oerconservatief was. Hij vond het prima dat een Brahmaanse vrouw vroedvrouw werd. Ook op persoonlijk vlak kon hij met sommige leiders van de lage kasten overweg. Zo was hij in 1938 voorzitter geworden van een hindoe-organisatie die de Vedische kennis moest promoten, terwijl Johannes Mungra penningmeester werd. Mungra was leider van de lage kasten en zakenman en werd later de belangrijkste propagandist van de VHP.
Ook op het terrein van het behoud en ontwikkeling van de Hindostaanse cultuur heeft J.P. Sukul grote verdiensten gehad. Door zijn uitstekende contacten met de witte machthebbers van Suriname lukte het hem zendtijd te krijgen op de radio voor Hindostaanse programma’s. In 1935 kwam de AVROS (Algemene Vereniging Radio Omroep Suriname) radio en J.P. Sukul kon wekelijks een Hindostaans programma verzorgen. Later werd zijn broer Gobhrie de radio-omroeper van een uitgebreider Hindostaans programma. De eerste uitzending was op 1 september 1941 en deze Hindostaanse radio-uitzending werd intensief beluisterd. In september 1942 was de viering van 1 jaar Hindostaanse radio-uitzending. Er was een feestmaal voor 60 personen, onder wie veel Hindostaanse vrouwen. J.P. Sukul verzorgde een radio-uitzending over deze viering. Volgens het blad De West van 12 september 1942 was het ’voor het eerst in de geschiedenis van Suriname, dat Hindostaansche dames aanzaten aan een maaltijd welke een min of meer openbaar karakter droeg.’ Toentertijd namen nog weinig Hindostaanse vrouwen deel aan het openbare leven (zie ook: L. Gobardhan. Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang, 2001 pagina 231). Volgens prof. Michiel van Kempen, kenner van de Surinaamse literatuur, is er naast dr. Jnan Adhin geen enkele Surinamer geweest die zich zo breed voor de emancipatie van het Hindostaanse volksdeel heeft ingezet als J.P. Sukul. Niet onvermeld mag blijven de vriendschap tussen J.P. Sukul en gouverneur Kielstra. Het is mede aan de invloed van hem te danken dat gouverneur Kielstra tegen de wil van de meerderheid van de Staten van Suriname het hindoe- en moslimhuwelijk wettelijke erkenning heeft gegeven. Dit staat bekend als de Aziatische huwelijkswetgeving van oktober 1940. Daardoor konden de Hindostanen de erfenissen overdragen aan hun kinderen.
In 1948 heeft J.P. Sukul twee belangrijke artikelen geschreven ten behoeve van de Nederlandse commissie tot bestudering van bestuurlijke hervormingen. Het betrof beknopte overzichten over de positie van Hindostanen en van Javanen. J.P. Sukul trok zich na zijn pensionering grotendeels terug uit het openbare leven en vestigde zich in 1973 in Nederland. De verwijdering tussen Lachmon en Hindori, twee van zijn chela’s (leerlingen) en de dramatische onafhankelijkheid van Suriname heeft hij vanuit Nederland gevolgd. Welke mening dr. J.P. Sukul had over deze en andere ontwikkelingen daarna, weten wij niet. Hij heeft in 1974 nog een brochure over het Holifeest geschreven voor de vereniging Sanatan Dharm gevestigd in Utrecht. Daarna heeft hij in betrekkelijke anonimiteit geleefd in Nederland. Hij overleed in 1980 en is gecremeerd in Utrecht. Het is jammer dat hij niet is geïnterviewd en zijn visie heeft kunnen geven waarom hij in 1948 tegen invoering van het algemeen kiesrecht was.
Al met al heeft dr. J.P. Kaulesar Sukul grote verdiensten gehad voor Suriname en, in het bijzonder, voor de Hindostaanse gemeenschap. Niet in de laatste plaats omdat hij heeft gezorgd dat de latere vader des vaderlands van Suriname, Jagernath Lachmon, voortgezet onderwijs kon genieten. Indirect heeft J.P. Sukul dan ook een bijdrage geleverd aan de verbroederingspolitiek en een harmonieuze multi-etnische samenleving in Suriname. Het moge duidelijk zijn dat de markante dr. J.P. Kaulesar Sukul daarom meer waardering en meer bekendheid verdient. Gelet op de verdiensten van J.P. Sukul zou de Mahonylaan naar hem kunnen worden vernoemd. Ik ben geen voorstander van wijziging van historische gefundeerde straatnamen, maar in dit geval gaat het om de naam van een boom. Straatnamen gebaseerd op boomsoorten, fruitsoorten en dergelijke kunnen wel worden gewijzigd. Overigens was de Mahonylaan al naar hem vernoemd en was zelfs een naamboord geplaatst. Dit bord is echter verwijderd. Het zou in dit verband vanuit historisch besef wel op zijn plaats zijn om de Mahonylaan officieel te wijzigen in Dr. J.P. Kaulesar Sukullaan.
Geraadpleegde literatuur
Dumont, L., 1980. Homo hierarchicus; The caste system and its implications. Chicago: University of Chicago Press.
Den Boer, Elizabeth, 2009. Kastenbewustzijn in Suriname in: Tijdschrift OSO. Jaargang 28, p.43-59.
De Klerk C.J.M., 1951. Cultus en ritueel van het orthodoxe hindoeïsme in Suriname, Amsterdam: Urbi et Orbi.
De Klerk C.J.M., 1953. De immigratie der Hindostanen in Suriname, Amsterdam: Urbi et Orbi.
Ghurye, G. S. , 1969. Caste and Race in India, Bombay: Popular Prakashan.
Kaulesar Sukul, J.P., 1958. De Bhagavadgītā: beschouwingen en Nederlandse vertaling, Utrecht.
Kaulesar Sukul, J.P., 1948. De Hindostani in Suriname, in: Verslag Commissie Staatkundige hervormingen, ’s-Gravenhage: Staatsdrukkerij.
Kaulesar Sukul, J.P., 1948. De Indonesiërs in Suriname, in: Verslag Commissie Staatkundige hervormingen, ’s-Gravenhage: Staatsdrukkerij.
Kaulesar Sukul, J.P., 1973. Historische schets der Immigratie, in: 100 jaar immigratie, red. J. Adhin, Paramaribo: NSHI.
Kaulesar Sukul, J.P., 1974. Enkele beschouwingen over het Holifeest, Shri Sanatan Dharm Nederland, Utrecht.
Mitrasing, F.E.M. (1959), Tien jaar Suriname. Leiden: Luctor et Emergo.
Ik dank drs. Prakash Jankipersad, Prem Girjasing en Dharmendre Hindori voor hun adviezen.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
Ik Suriname – Kanta Adhin
Ik las recent over de foto expositie in Amsterdam Ik Azië die tot 30 juni loopt in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. De expositie is een initiatief van vier fotografen met een Aziatische achtergrond, die met dit initiatief beogen stereotypen over Aziaten te bestrijden. Stereotypen die zij tegenkomen, zijn onder andere: “Aziaten zijn allemaal Chinezen” of “allemaal spleetogen”. Dergelijke beelden geven inderdaad blijk van een zeer beperkte, zo niet bagatelliserende, kijk op het Aziatische continent. Met hun tentoonstelling willen de fotografen daarom de grote diversiteit van Azië laten zien. Ik heb de tentoonstelling nog niet bezocht, maar het viel me in de berichtgeving op dat een van de fotografen het er over had dat Azië gigantisch is en het dus niet terecht is dat men bij Aziaten vooral denkt aan Chinezen, Japanners en Koreanen. Men moet toch echt ook denken aan Afghanen, Iraniërs of Turken. Ik vond het opmerkelijk dat mensen van, in mijn beleving, voor de hand liggende landen als India en Indonesië niet werden genoemd. Ik ben dan ook benieuwd naar de expositie en de diversiteit die daar wordt tentoongesteld.
Ik heb mij behoorlijk geërgerd aan de woke-trend om vanwege de coronapandemie niet over Chinezen te spreken maar over Aziaten. Personen van Chinese komaf klaagden namelijk dat zij erg veel met discriminatie en pesterijen te maken hadden omdat China als boosdoener van de pandemie werd gezien. In praatprogramma’s op de tv merkte ik toen een geforceerdheid om woorden als Chinees, Chinese afkomst te vermijden en het te hebben over Aziaat, Aziatische afkomst. Dit, om te voorkomen dat men van discriminatie of kwetsend woordgebruik zou kunnen worden beticht. Als je het over spleetoog of babi pangang hebt om een Chinees aan te duiden, moet je beseffen dat dát echt niet kan. Maar het land waar iemand vandaan komt niet meer durven noemen, is ronduit belachelijk! Moeten we nu ook oppassen om iemands Russische afkomst te vermelden uit vrees dat die zich gekwetst voelt vanwege het oorlogsgeweld van Rusland tegen Oekraïne? Het doet mij in ieder geval goed dat de initiatiefnemers van de expositie er niet op zitten te wachten onder een grote verzamelnaam te worden gevat of dit nu vanuit beperkte kennis, bekrompenheid of misplaatste empathie voortkomt.
Ook ten aanzien van Afrika heb ik mensen vaker horen zeggen: “Ik ben in Afrika geweest” of “Ik heb een aantal jaren in Afrika gewoond.” Vanuit mijn reflex denk ik dan dat ze het continent hebben bereisd, maar als ik doorvraag blijkt dat ze met vakantie in Kenia zijn geweest of een paar jaar als familielid van een expat in Nigeria hebben doorgebracht. Het is natuurlijk niet onjuist wat ze zeggen, maar bij mij roept het wel een bepaald beeld op. Een beeld van onverschilligheid, van gebrek aan enige betrokkenheid bij het land waar je bent geweest of hebt gewoond. Ze zouden, bijvoorbeeld, niet zeggen “Ik ben in Zuid-Europa geweest” als ze van vakantie in Spanje of Italië terug zijn.
Ik moet bekennen dat ik zelf wel eens zeg dat ik oorspronkelijk uit Zuid-Amerika kom. Dat is dan tijdens internationale bijeenkomsten waar ik Nederland vertegenwoordig en mensen mij vragen waar ik ‘echt’ vandaan kom. Omdat ik weet of vermoed dat Suriname hun niets zal zeggen, begin ik het in te leiden door eerst Zuid-Amerika te noemen en dan Suriname, een land ten noorden van Brazilië. Ooh! Er begint iets bij hen te dagen, in ieder geval de geografische ligging. Echter, voor hen is dan nog onduidelijk waarom ik er “Indiaas” uitzie. Dus komt daarna de uitleg over de koloniale geschiedenis, over de contractarbeiders die na afschaffing van de slavernij vanuit toenmalig Brits-Indië naar Suriname zijn overgebracht. Een behoorlijke klus zo in de koffiepauze tijdens een conferentie. Een Hindostaanse kennis zei een keer tegen mij waarom ik mij er niet makkelijk van afmaak en gewoon zeg: India. Klaar!
Nou, dat is bij mij tegen het zere been. In Nederland bestaat nog steeds een hardnekkig beeld dat Surinamers alleen Afro-Surinamers zijn. Als we dat beeld willen bestrijden en de diversiteit van Suriname voor het voetlicht willen brengen, moeten we vooral niet vervallen in dergelijke gemakzucht. Het zou mooi zijn als Nederlanders van Surinaamse komaf de handen ineen slaan om gezamenlijk een juist beeld van Suriname neer te zetten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
De herontdekking en actualiteit van Anton de Koms WIJ SLAVEN VAN SURINAME* – Hans Ramsoedh
Anton de Kom (1898-1945) was in de jaren dertig van de twintigste eeuw een strijder tegen het Nederlandse kolonialisme in Suriname. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij in Nederland actief in het Haagse verzet tegen de Duitse bezetting. Hij heeft zijn strijd tegen het nationaalsocialisme uiteindelijk moeten bekopen met zijn leven in een Duits concentratiekamp in 1945. Over zijn rol als antikoloniale strijder en verzetsman tijdens de Duitse bezetting van Nederland verwijs ik naar mijn eerdere bijdrage op de site van Hindorama. In 1934 publiceerde De Kom zijn boek met de uitdagende titel Wij slaven van Suriname dat een aanklacht inhield tegen het Nederlandse kolonialisme in Suriname.
Wij slaven van Suriname
In dit boek beschreef hij op een verhelderende en schrijnende manier de mensonterende en erbarmelijke omstandigheden van de nazaten van voormalige slaven en (ex)contractarbeiders die nauwelijks verschilden van de periode ten tijde van de slavernij.
De Kom heeft zich bij dit boek laten inspireren door de Surinaams-Nederlandse schrijver Albert Helman die in 1926 de roman Zuid-Zuid-West publiceerde. In zijn epiloog hekelde Helman de verwaarlozing van Suriname door Nederland. De Kom haakte in op de aanklacht van Helman door in zijn boek een aantal citaten uit Zuid-Zuid-West op te nemen. Wij slaven van Suriname is dan ook een met helmaniaanse passie geschreven aanklacht tegen het Nederlandse kolonialisme in Suriname.
De Nederlandse regering was al door de Centrale Inlichtingen Dienst (CID) gealarmeerd over het opruiende karakter van het aanstaande boek van De Kom. Het communistische dagblad De Tribune had namelijk een voorpublicatie afgedrukt. Reden voor de CID om op bezoek te gaan bij uitgeverij Contact in Amsterdam en de conceptversie te toetsen aan eventuele strafbare passages. De CID heeft tevergeefs nog geprobeerd publicatie te voorkomen omdat de Nederlandse regering vreesde voor negatieve gevolgen in Suriname als het boek zou verschijnen. Toen het boek in 1934 verscheen luidde het voorwoord dat vanwege opmerkzaamheid van zekere zijde (bedoeld werd de CID), en teneinde een ongestoorde verspreiding van dit werk te verzekeren, na overleg met de schrijver enkele wijzigingen in de tekst zijn aangebracht zonder daarbij de waarde van het boek aan te tasten. In hoeverre er wijzigingen in de definitieve tekst onder invloed van de inlichtingendienst zijn aangebracht of dat De Kom onder druk van de uitgever bepaalde passages heeft moeten schrappen, is onduidelijk. Volgens de biografen van De Kom (Woortman & Boots) is van censuur geen sprake geweest. De Kom zou in hun optiek vrijwillig hebben meegewerkt aan iedere wijziging.
Wij slaven van Suriname is opgebouwd uit drie delen: Het tijdperk der slavernij, Het tijdperk der ‘vrijheid’ en De Koms weerzien met en afscheid van Suriname. Voor het tijdperk van de slavernij baseerde De Kom zich hoofdzakelijk op een aantal bekende naslagwerken over Suriname en deels ook op verhalen van zijn grootmoeder die de slavernij nog had meegemaakt. Dit boek is dan ook een mengeling van een historische studie en een politiek manifest die een felle aanklacht tegen het koloniaal systeem van uitbuiting inhouden.
De Kom was zijn tijd ver vooruit door ook oog te hebben voor Hindostanen en Javanen. Zijn hoogste ideaal was eenheid en samenwerking tussen de arme Creolen, Hindostanen, Javanen en overige bevolkingsgroepen. Hij benadrukte het belang van samenwerking tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname. Zijn parool was proletarische eenheid. Hierover schreef hij: ‘Misschien zal ik er in slagen iets van die verdeeldheid uit de weg te ruimen die de zwakte was dezer gekleurden, misschien zal het niet geheel onmogelijk zijn om negers en Hindostani, Javanen en Indianen te doen verstaan hoe slechts de solidariteit alle zonen van moeder Sranang kan verenigen in hun strijd voor een menswaardig leven’.
Radicale breuk met koloniale geschiedschrijving
De Koms inspiratie voor het schrijven van dit boek kwam voort uit onvrede over het geschiedenisonderwijs in Suriname. Surinaamse schoolkinderen moesten alles weten van Michiel de Ruyter en Willem van Oranje, maar over eigen helden die opstonden tegen het koloniale bewind kwamen ze niets te weten en zoals hij schreef: ‘Geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ras aan te kweken dan dit geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd’. De Kom wilde juist over de eigen helden schrijven. Een echte geschiedenis van Suriname kon volgens hem alleen worden geschreven door een afstammeling van slaven zelf die het leed nog in de ogen van zijn grootmoeder had gezien.
De Kom legde vooral nadruk op de geestelijke ontwikkeling van de Surinaamse bevolking als middel om zich te emanciperen. Met zijn boek wilde De Kom de Surinamer zijn trots teruggeven. Zwart zelfbewustzijn, zelfrespect en proletarische eenheid zijn dan ook kernbegrippen in dit boek. Het betekent dat De Kom met zijn felle aanklacht zich niet alleen richtte tegen de economische en politieke aspecten van het kolonialisme, maar vooral ook tegen de psychologische dimensie ervan. Veelzeggend is de passage: ‘Geen volk kan tot volle wasdom komen dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft. Daarom wil dit boek trachten het zelfrespect der Surinamers op te wekken’.
Wij slaven van Suriname markeert ook een cesuur in de geschiedschrijving over Suriname. Het was namelijk de eerste keer dat de Surinaamse geschiedenis werd geschreven vanuit het antikoloniale, radicale gezichtspunt van de onderdrukten. Het is deze radicale breuk met de koloniale penvoering, evenals De Koms focus op de psychologische dimensie van het kolonialisme, die Wij slaven van Suriname tot een uniek boek maken.
Doodzwijgen van een ‘oproerkraaier’
Wij slaven van Suriname verscheen in een periode toen het Nederlandse kolonialisme buiten het linkse circuit in Nederland nauwelijks in twijfel werd getrokken. Het betekende ook dat toonaangevende media in Nederland met opzet niet over De Koms boek repten. Het raakte dan ook vanaf zijn verschijning gemarginaliseerd. De Kom werd namelijk beschouwd als een ‘communistische agitator’ en een ‘oproerkraaier’. De koloniale geschiedenis zou De Kom dan ook doodzwijgen. Illustratief voor deze opstelling is het sinds 1919 verschijnende tijdschrift West Indische Gids (thans Nieuwe West Indische Gids / New West Indian Guide geheten) uitgegeven door het Koninklijk Instituut voor Taal-Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden. In de West Indische Gids komen we geen enkele melding of recensie tegen van Wij slaven van Suriname: Het werd genegeerd. In de naoorlogse periode heeft de uit Suriname afkomstige Leidse hoogleraar Rudolf van Lier met zijn boek Samenleving in een grensgebied lange tijd de beeldvorming over de persoon van De Kom en zijn Wij slaven Suriname bepaald. Samenleving in een grensgebied verscheen oorspronkelijk in 1949 als proefschrift en is in 1971 en 1977 herdrukt en geactualiseerd. Het gold tot het eind van de jaren zeventig als hét standaardwerk over Suriname. Wie geïnteresseerd was in Suriname begon met het lezen van Samenleving in grensgebied. Van Lier typeerde Wij slaven van Suriname als een ‘herinnering die deel werd van een pathetische gegriefdheid en rancune bij de lagere Creoolse volksklasse’ (1977, p. 279). Met andere woorden, in de optiek van Van Lier ging De Kom gebukt onder een slavernijtrauma.
Wel sterk beïnvloed door het gedachtegoed van De Kom waren Surinaamse nationalisten in de jaren veertig en vijftig, zoals het Statenlid Wim Bos Verschuur, de cultuurnationalist Papa Koenders en de nationalisten verenigd in de Partij Nationalistische Republiek (PNR) onder aanvoering van de politicus Eddy Bruma, maar zij pasten zelfcensuur toe. Hoewel zijn boek in nationalistische kring ijverig werd bestudeerd, zou, onder invloed van de Koude Oorlog, in het openbaar nimmer gerefereerd worden aan de persoon van Anton de Kom en zijn denkbeelden. De Koms activiteiten werden namelijk geassocieerd met het communisme en in die hoek wensten de nationalisten niet gezet te worden.
In de jaren vijftig en zestig werd Wij slaven van Suriname op de middelbare school in Suriname door docenten bestempeld als ‘verderfelijke lectuur van een gevaarlijke communist die men beter niet kon lezen’(info van André Haakmat, oud-minister in Suriname in de jaren ’80). Mijn kennismaking met het boek was begin jaren zeventig toen ik op de kweekschool zat in Suriname. Op mijn vraag aan de docent Nederlands (die uit Nederland kwam) of ik voor de leeslijst Nederlands in het examenjaar Wij slaven van Suriname mocht lezen reageerde hij afwijzend: Wij slaven van Suriname is geen literatuur! Ik moest mij houden aan de auteurs uit de verplichte leeslijst met daarop namen van Nederlandse auteurs, zoals Hugo Claus, A. den Doolaard, Simon Vestdijk, Hella Haasse, Marga Minco, W.F. Hermans, Louis Couperus et cetera. Het betekent dat tot begin jaren zeventig dit boek in Suriname nog werd beschouwd als ‘verderfelijke lectuur’. Dat is nu gelukkig wel anders.
Herontdekking
Het zou tot 1971 duren voordat er een herdruk van Wij slaven van Suriname verscheen. Tussen de eerste en tweede druk verschenen verschillende roofdrukken (illegale kopieën in stencilvorm uitgebracht). Het waren linkse Surinaamse studenten in Nederland die eind jaren zestig Wij slaven van Suriname herontdekten als manifest en inspiratiebron voor hun ontluikende politieke bewustzijn. Mede hierdoor vond Wij slaven van Suriname na 1971 langzamerhand ingang onder een Surinaams en Nederlands lezerspubliek.
Een grove annexatie van De Kom en zijn gedachtegoed volgde door de coupplegers onder aanvoering van Desi Bouterse in 1980. De militaire regering gaf aan het proces van natievorming hoge prioriteit. Zij beschouwde De Kom als een pionier en voorloper van een Surinaams nationalisme en socialisme. Hiermee werd De Kom voor het militaire regime een icoon van het ‘revolutionaire’ Suriname. De tragiek van deze ideologische inlijving was echter dat De Kom postuum diende als banier voor een militair regime dat zich kenmerkte door repressie en moordpartijen. De militaire repressie en moorden zouden De Kom met walging hebben vervuld. Deze annexatie door de militairen deed de beeldvorming rond De Kom geen goed. In oktober 1983 werd de universiteit van Suriname door het militaire regime omgedoopt tot de Anton de Kom Universiteit, in de volksmond afgekort met ADEK. Zijn beeltenis verschijnt ook op in die jaren gedrukte Surinaamse bankbiljetten. Met de herwaardering van de persoon van De Kom in Suriname vond verspreiding van het gedachtegoed van De Kom steeds meer ingang.
Activisme in Nederland en De Koms herwaardering
Het is echter niet in Suriname maar in Nederland dat met succes strijd is geleverd voor de rehabilitatie van De Kom en daarmee voor zijn herwaardering alsmede brede aandacht voor zijn Wij slaven van Suriname. Afro-Surinaamse activisten in Nederland en de erven De Kom hebben een lange strijd gevoerd voor zijn eerherstel. Dankzij die strijd kreeg De Kom in maart 1982 postuum van de Nederlandse regering het Verzetsherdenkingskruis. Deze activisten hebben zich ook ingezet voor meer aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden. Voor hen zijn slavenhandel en slavernij en de gevolgen daarvan voor de nazaten van slaven onderdeel geworden van hun identiteitspolitiek.
Een belangrijke impuls voor de discussie over het Nederlandse slavernijverleden en daarmee ook voor meer aandacht voor De Kom en zijn Wij slaven van Suriname kwam door de VN Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban, Zuid Afrika, in 2001. Op deze conferentie werden de trans-Atlantische slavenhandel, slavernij en het kolonialisme tot misdaden tegen de menselijkheid verklaard. In Nederland vroegen Afro-activisten om implementatie van de Durban verklaring en niet geheel zonder succes. Nederland financierde de realisatie in 2002 van het Nationaal Monument Slavernijverleden in het Oosterpark in Amsterdam en in 2003 werd het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) opgericht met als doel onderzoek te doen naar en bewustwording van het Nederlandse slavernijverleden. Deze toegenomen aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden leidde ertoe dat in april 2004 het plein bij het stadsdeelkantoor Amsterdam Zuidoost (Bijlmer) werd omgedoopt tot het Anton de Komplein. 61 jaar na zijn dood, op 24 april 2006, werd eveneens in Amsterdam Zuidoost een bronzen standbeeld van hem onthuld.
In 2006 werd in opdracht van de Nederlandse regering voor het geschiedenisonderwijs de geschiedeniscanon van Nederland samengesteld. Deze canon moest richting geven aan het geschiedenisonderwijs in het basisonderwijs en de eerste twee klassen van het voortgezet onderwijs. Vijf van de vijftig vensters hadden betrekking op de Nederlandse koloniale geschiedenis waaronder slavenhandel en slavernij. In de herziene geschiedeniscanon in 2020 kreeg ook Anton de Kom een plek. Hij is hiermee de eerste Surinamer die een plek heeft gekregen in de Nederlandse geschiedeniscanon.
Als gevolg van bovenvermelde ontwikkelingen kwam er ook meer aandacht voor Anton de Kom en zijn Wij slaven Suriname. In februari 2020 verscheen inmiddels de 16e druk. In 2020 behoorde het tot de top tien van best verkochte historische boeken in Nederland en won het ook de publieksprijs voor het non-fictie boek van het jaar.
Actualiteit van Wij slaven van Suriname
Met zijn boek staat Anton de Kom aan het begin van een traditie van aanklachten tegen slavernij en kolonialisme in het Caraïbisch gebied met als bekende auteurs Aimé Césaire (in de jaren dertig grondlegger van de Négritude-beweging die de emancipatie van de zwarte bevolking in de Franse overzeese gebieden bepleitte), C.L.R. James (The Black Jacobins: Toussaint L ‘Ouverture and the San Domingo Revolution 1938), Eric Williams (Capitalism and Slavery 1944) en Frantz Fanon (Zwarte huid, blanke maskers 1952). Wij slaven van Suriname hoort samen met de hiervoor genoemde publicaties tot de moderne klassiekers uit het Caraïbisch gebied. Door de taalkundige kloof bleef De Kom echter een tamelijk onbekende schrijver en activist in het Caraïbisch gebied. In grote delen van het Caraïbische gebied is immers Engels de voertaal en het betekent dat Wij slaven van Suriname daardoor ook onbekend bleef. Wel verscheen in 1936 van Wij slaven van Suriname een Duitse vertaling in de Sovjet Unie. In 1981 kwam in Cuba een Spaanse vertaling uit en de Venezolaanse ambassade in Suriname kwam in 2009 met een eigen Spaanse uitgave. Nadat er na 1987 decennia lang pogingen waren ondernomen om een Engelse vertaling van Wij slaven van Suriname uit te brengen, verscheen begin dit jaar eindelijk de Engelse vertaling: We slaves of Suriname.
De Koms gedachtegoed blijft nog steeds nieuwe generaties inspireren. Wij slaven van Suriname wordt thans in Suriname en door activisten in Nederland die zich inzetten voor meer aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden en strijden tegen institutioneel racisme beschouwd als een van de kernteksten van dekoloniserend denken. Niet compositie en literaire stijl maken Wij slaven van Suriname tot een bijzonder boek, want de stijl ‘kraakt en wringt soms en sommige bladzijden zijn tamelijk dor’, maar ‘de passie en verbetenheid waarmee hij zijn teksten schrijft die de lezers altijd weer bij de strot grijpen en de moed waarmee hij misstanden durfde aan te kaarten’ aldus Michiel van Kempen, hoogleraar Caraïbische literatuur aan de UVA (De Groene Amsterdammer, 8 april 2020). In zijn Anton de Kom-lezing in 2005 zei oud-minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin, dat De Kom in de directe confrontatie met gewelddadig onrecht iets liet zien van echte universaliteit die verder reikt dan welke verschillen dan ook. Zo streed De Kom niet alleen tegen het Nederlands kolonialisme in Suriname maar ook tegen het Nazisme in Nederland dat hij beschouwde als een vorm van slavernij.
De Max Havelaar (1860) van Multatuli is inmiddels uitgegroeid tot een van de belangrijkste werken uit de Nederlandse literatuur en verankerd in het collectieve geheugen van Nederland. Niet alleen in Suriname maar ook in Nederland is de canonisering van Wij slaven van Suriname van deze strijder tegen kolonialisme en nationaalsocialisme op zijn plaats.
Verder lezen:
- de Kom. Zijn strijd en ideeën. Samengesteld door het Anton de Kom-Abraham Behr Instituut. Amsterdam 1989: Sranan Buku.
- Themanummer OSO. 75 jaar Wij slaven van Suriname. De turbulente biografie van een boek. 2010, jrg. 29, nr. 1 (193 pp.). Digitaal te raadplegen dbnl.nl > Oso
- Woortman & A. Boots, Anton de Kom. Biografie. Amsterdam 2009: Contact
- Anton de Kom, Wij slaven van Suriname, Amsterdam 2020: Atlas Contact (20e druk). Met een voorwoord van Tessa Leuwsha, Duco van Oostrum en Mitchell Esajas.
- Anton de Kom, We slaves of Suriname. Cambridge 2022: Polity Press
* Deze bijdrage is een bewerking van mijn lezing over Anton de Kom in de Centrale Bibliotheek Den Haag op 20 april 2022 op initiatief van het Gemeente Archief Den Haag en de Anton de Kom-stichting.
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
Nationaal Comité 4 en 5 mei en Oorlogsgravenstichting: omissie hersteld met nu ook aandacht voor Suriname – Eric Kastelein
Nationaal Comité 4 en 5 mei neemt oorlogsmonumenten Paramaribo/Suriname op
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei beheert een database met daarin meer dan 4000 oorlogsmonumenten uit 25 landen. Die monumenten herinneren aan Nederland en de Tweede Wereldoorlog, aan oorlogssituaties en aan vredesoperaties daarna.
Ik ontdekte dat Paramaribo/Suriname ontbrak en dat de negen oorlogsmonumenten die beschreven staan in het boek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed niet in deze database waren opgenomen. Na overleg met het comité is dit hersteld. Ik heb teksten en foto’s aangeleverd en de monumenten zijn sinds september 2021 te raadplegen en te zien.
Ga naar de website https://www.4en5mei.nl/, ga naar “Oorlogsmonumenten”, “Monument zoeken”, “Zoek een monument” en vul in Paramaribo of Suriname.
Oorlogsgravenstichting: oorlogsmonumenten gekoppeld aan personen die voorkomen op monumenten in Paramaribo/Suriname
In Nederland zijn 180.000 mensen door de Oorlogsgravenstichting geregistreerd als oorlogsslachtoffer. Mannen, vrouwen en kinderen die hun leven verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog of tijdens gewelddadige conflicten daarna – zoals in voormalig Nederlands-Indië en tijdens recente vredesmissies (bron: Oorlogsgravenstichting).
En deze mensen hebben een verhaal. De stichting verzamelt die geschiedenissen in de verhalen- database op de website. Bezoekers kunnen heel makkelijk een bijdrage toevoegen, zoals foto’s, krantenberichten, overlijdensadvertenties, onderscheidingen en nog veel meer. Voor Paramaribo/Suriname ontbrak helaas de koppeling naar de betreffende oorlogsmonumenten.
Na intensief overleg is het sinds eind april 2022 mogelijk de persoon te koppelen aan het monument. In Paramaribo/Suriname waar hij of zij op vermeld staat. Door op de koppeling te klikken, kom je bij het betreffende monument op de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei!
Een voorbeeld op https://oorlogsgravenstichting.nl/: Zoek op Voss, Harry Frederik 12 03 1912 – 29 05 1943, lees zijn verhaal en ontdek het monument in Paramaribo.
Foto’s: Eric Kastelein (Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed)
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS
One day event met Mohanji – De reis naar vrijheid
Wie is Mohanji
Mohanji is een filantroop. Hij is de grondlegger van Ammucare, ACT Foundation, Mohanji Foundation, Himalayan School of Traditional Yoga, Dance, Language Martial Arts en de World Consciousness Alliance. Hij heeft zijn leven gewijd aan het dienen van de wereld. Hij heeft de mensheid lief en gelooft dat menselijkheid de beste religie voor mensen is. Menselijkheid voorbij alle door de mens gemaakte barrières zoals kaste, kleur, geloof, nationaliteit en cultuur. Zijn liefde strekt zich uit tot alle wezens op aarde en hij bewandelt het pad van ahimsa (geweldloosheid) in gedachte, woord en daad. Hij wordt gedreven door de overtuiging dat wij allen de aarde als een betere plek moeten achterlaten na erop te hebben geleefd.
Mohanji is van nature een non-conformist en vermijdt om zichzelf in kaders te plaatsen. Hij ziet zichzelf als een vriend van de wereld – of het nu gaat om het helpen van armen en hulpelozen, het in hun kracht zetten van mensen die emotioneel of mentaal lijden, het begeleiden van hen die op zoek zijn naar persoonlijke en spirituele ontwikkeling of het zorgen voor vogels en dieren en het milieu in het algemeen.
Mohanji’s uitstraling is als een liefhebbende moeder, een dierbare vriend, een toegewijde familieman, een heldere filosoof en een liefdevolle gids die zijn hulp en bijstand onvoorwaardelijk aanbiedt. Geen wonder dat ieder zich op een andere manier met hem verbindt, ieder op zijn eigen unieke manier.
Bevrijding of verlichting is de hoeksteen van Mohanji’s leringen. Hij wijst ons waar we moeten kijken, maar niet wat we moeten zien. Hij legt grote nadruk op bevrijding van de verstrikkingen, opvattingen en gewoontepatronen van het leven. In de praktijk demonstreert hij dit zelf door een leven te leiden dat vrij is van de gebondenheid en conditionering van de geest. Hij laat zien hoe we volkomen natuurlijk kunnen leven, in totale acceptatie van het leven zoals het komt, zonder een gevoel van weerstand, ongeacht mensen, tijd, ruimte, situaties of opvattingen.
“Echt meesterschap is de beheersing van de eigen geest”, zegt Mohanji, waarmee hij bedoelt dat spiritualiteit tot uitdrukking komt in het bewustzijn waarmee we leven en ons dagelijks leven ervaren. Hij pleit voor het pad van onbegrensdheid waarbij spontaniteit en flow alles is wat er is; helemaal jezelf zijn!
Hij gelooft in het beminnen van het leven en benadert elke situatie in het leven met de verwondering en nieuwsgierigheid van een pasgeboren kind zonder (voor)oordelen.
Belangrijkste pijlers van Mohanji’s filosofie
Hij benadrukt zuiverheid, vertrouwen, onvoorwaardelijke liefde en onbaatzuchtige dienstbaarheid aan alle levende wezens als fundament en pijlers van een evenwichtig menselijk bestaan. Hij beschouwt gebeden van dankbaarheid als het hoogste gebed die de innerlijke rijkdom vergroten en zowel genade als overvloed aantrekken.
Zijn ochtendgebed is: “Dank u dat u mij nog een dag in de wereld laat dienen.” Dit gebed wordt gevolgd door een vraag aan zichzelf: “Wat kan ik nog meer doen voor de wereld van vandaag?” Hij moedigt iedereen aan om hetzelfde te doen en voortdurend de waarde van het bestaan op aarde te beoordelen aan de hand van de waarde die ze aan de wereld hebben toegevoegd, binnen hun vermogen en invloedssfeer.
Spiritualiteit is een levensstijl
Als familieman met een verleden in het bedrijfsleven gelooft Mohanji dat spiritualiteit een onderdeel is van elk aspect van iemands leven. Hij bewijst dat met het voorbeeld van zijn eigen leven.
Hij speelt alle rollen in zijn leven zo goed als hij kan – een plichtsgetrouwe zoon, een liefhebbende echtgenoot, een toegewijde vader, een ondersteunende vriend, een bemoedigende gids en een trouwe burger. In alle opzichten vervult Mohanji zijn rol tot in perfectie.
Hoewel zijn openbare leven in 2012 begon, was het een moeizame reis om zijn huidige niveau van wereldwijde erkenning te bereiken. Hij is nooit bang geweest om zijn pad alleen te bewandelen, ondanks de vele hindernissen, bezwaren, verraad en valpartijen op die reis. Vanuit relatieve anonimiteit verhief hij zichzelf tot wereldwijde erkenning door zijn dienstbaarheid, liefde en vaste geloof in menselijkheid.
Hij gelooft dat zijn aanwezigheid op aarde te danken is aan de genade en steun van de krachtige traditie van bevrijding en de verschillende meesters die in eeuwige vrijheid leefden volgens die traditie.
“Het leven gaat over prestaties, maar niet over de prijzen en trofeeën in de kast. Het gaat om de zegeningen die je aan de hulpelozen hebt gegeven. Het gaat over ons vermogen om een positief verschil te maken voor een ander wezen. Ware prestaties kunnen niet op de vingers worden geteld, maar kunnen alleen worden gemeten aan de hand van iemands spirituele vooruitgang, iemands niveau van bevrijding. Echte prestaties zijn de tastbare momenten die we onbaatzuchtig hebben beleefd. Dit is de enige plek waar iedereen wint. Alle materiële verworvenheden zijn winst voor sommigen en verlies voor anderen”, aldus Mohanji.
Wereldwijde ‘footprint’
Mohanji heeft een aantal platforms gecreëerd om degenen die met hem willen samenwerken in staat te stellen waarde toe te voegen aan de samenleving door middel van consequente daden van vriendelijkheid en mededogen.. Hij geeft het goede voorbeeld en is voortdurend bezig anderen te helpen en te dienen van anderen, waarbij hij zich beschikbaar stelt voor goede doelen die de samenleving ontwikkelen en verbeteren. Zo heeft hij verschillende goede doelen en organisaties opgericht, zoals Ammucare, ACT Foundation, Mohanji Foundation, Himalayan School of Traditional Yoga, World Consciousness Alliance, Early Birds Club, om maar enkele te noemen.
Op dit moment zijn er ongeveer 15 landen waar sommige of al deze instellingen formeel zijn geregistreerd en er zijn vrijwilligers actief in meer dan 80 landen. Gezamenlijk werken zij aanzijn missie om mensen te helpen hun hoogste potentieel te bereiken en daardoor een betere wereld te creëren. Als uiting van dankbaarheid aan de wereld heeft Mohanji zijn lessen en technieken gratis beschikbaar gesteld aan de wereldwijde gemeenschap.
In overeenstemming met het pad van ahimsa (geweldloosheid), is Mohanji ervan overtuigd dat praktische initiatieven nodig zijn om alternatieven te bieden om mensen te helpen bewuste keuzes te maken die pijn en lijden voor de natuur, mens en dier vermijden. Met dat doel lanceerde hij onder andere initiatieven als Ahimsa Vegan (een veganistische restaurantketen), Vegan First (India’s eerste portaal voor veganisten, dat in 2019 de internationale Vegan Conference in New Delhi organiseerde) en Ahimsa Wear (een label voor veganistische en dierproefvrije kleding) om een wereld te creëren zonder wreedheid. Als erkenning voor zijn belangeloze dienstbaarheid aan de wereld, is hij wereldwijd op grote schaal gehuldigd en bekroond door verschillende organisaties.
Het grote nieuws is dat Mohanji in het Pinksterweekend naar Almere komt.
De stichting Mohanji Nederland organiseert een eendaags evenement op 4 juni. U bent van harte uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn.
DE REIS NAAR VRIJHEID
Zaterdag 4 juni | 10:00 – 17:00 | Almere
Deze tijden vragen om speciale maatregelen.
Dit is de kans om ons bewustzijn te verhogen onder leiding van Mohanji!
Je overtuiging voor het pad doet ertoe zegt MOHANJI.
Waarom nu?
De geest zal je testen.
Situaties zullen je op de proef stellen.
De tijd zal je op de proef stellen.
Alles in het leven zal je op de proef stellen.
Grijp deze kans nu MOHANJI, een wereldleraar en filantroop, in Nederland is. (www.mohanji.nl)
PROGRAMMA 4 JUNI 2022
• Sathsang met Mohanji en Q&A
• Meditatie
• Live music met Mantra Vibes, Aura Rascón & JanLucas van Velzen
• Veganistische lunch
• Twee pauzes met koffie/thee, fruit en koekjes
• Boekpresentatie van de allereerste vertaalde Nederlandse boeken
• Goodiebag (inclusief een boek van Mohanji)
• Fotoshoot met Mohanji en mogelijkheid tot boek signeren
(Tijdens het evenement zal Engels gesproken worden)
Ticket volwassene: € 150,-
Ticket kind: 12-18 jaar: € 50,-
Tijd: 10:00 – 17:00 uur
Ontvangst vanaf 09:00 uur met koffie en thee
Adres: Veluwezoom 45, 1327AK Almere, Nederland
Er is een beperkt aantal tickets beschikbaar, dus wacht niet te lang met een reservering maken. Dit evenement wil je gewoon niet missen!
Voor meer informatie ga naar website
www.mohanji.nl
Bestel je ticket (klik op deze link)
https://mailchi.mp/593e0dced92a/mohanji-event-4-juni
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS
One day event with Mohanji – The journey to freedom
Who is Mohanji
Mohanji is a philanthropist and a humanitarian. He is the founder of Ammucare, ACT Foundation, Mohanji Foundation, Himalayan School of Traditional Yoga, Dance, Language Martial Arts and World Consciousness Alliance. He has dedicated his life towards serving the world. He is a lover of humanity believing humanity to be the best religion for humans. Humanity beyond all man-made barriers such as caste, colour, creed, nationality and culture. His love extends to all the beings on earth and he walks the path of ahimsa (non-violence) in thought, word and action. He is driven by the conviction that we should all leave the earth a better place after having lived on it.
A non -conformist by nature, Mohanji avoids putting himself into frames and sees himself as a friend of the world – be it aiding the poor and helpless, empowering those in emotional or mental torment, guiding those seeking personal and spiritual development, caring for birds and animals or caring for the environment at large.
Mohanji’s nature radiates that of a loving mother, a best friend, a devoted family man, a lucid philosopher and a loving guide, offering his help and assistance unconditionally. Little wonder that each person connects with him differently, in their own unique manner.
Liberation is the cornerstone of Mohanji’s teachings where he points us at where to look but not what to see. He places great emphasis on liberation from the bindings, concepts and habits of life. He himself practically demonstrates this by leading a life free from the bindings and conditioning of the mind – totally natural, with total acceptance of life as it comes without resistance, irrespective of people, time, space, situations or concepts.
“True mastery is the mastery of one’s own mind.” says Mohanji, who maintains that spirituality is expressed in the awareness with which we live and experience our daily lives. He advocates the path of Pathlessness where the spontaneity and flow is all there is; being totally yourself!
He believes in romancing life, approaching every situation in life with wonder and curiosity of a new-born child without preconceptions or judgments.
Key Pillars of Mohanji’s philosophy
He emphasizes purity, faith, unconditional love and selfless service towards fellow beings of all species, as the foundation and pillars of a balanced human existence. He considers the prayer of gratitude as the highest prayer that increases inner richness and attracts both grace and abundance.
His morning prayer is, “Thank you for letting me serve one more day in the world” which is followed by a question to himself, “What more can I do for the world today?” He encourages everyone to do likewise and constantly assess the worth of their existence on earth by the value they have added to the world, within their capacity and scope of influence.
Spirituality is a lifestyle
Being a family man and a former corporate professional, Mohanji believes that spirituality is a part of every aspect of one’s life, proving it with the example of his own life.
He plays all the roles in his life as best as he can – a dutiful son, a loving husband, a doting father, a supportive friend, an encouraging guide and a steadfast citizen. In every aspect, Mohanji performs his role to perfection.
Even though his public life started in 2012, it was an arduous journey to reach from there to his current level of global recognition. He was never afraid to walk alone despite the many hurdles, objections, betrayals and falls on that journey. Coming from relative anonymity, he raised himself to global recognition through his service, love and firm conviction in humanity.
He believes that his presence on earth is due to the grace and support of the powerful tradition of liberation and the various masters who lived in eternal freedom according to that tradition.
“Life is about achievements, but is not about the cups and trophies in the wardrobe. It is about the blessings that you rendered to the helpless. It is about our ability to make a positive difference to another being. True achievements cannot be counted in fingers, but can only be measured through one’s spiritual progress, one’s level of liberation. True achievements are the tangible moments that we lived selflessly. This is the only place where everyone wins. All material achievements are gain for some and loss for some”.
~ Mohanji
Global ‘footprint’
Mohanji has created a number of platforms to allow those who choose to associate with him to add value to society through consistent acts of kindness and compassion. He leads by example and is constantly busy in helping and serving others, making himself available to champion causes that develop and improve society. He has founded various charities and organisations such as Ammucare, ACT Foundation, Mohanji Foundation, Himalayan School of Traditional Yoga, World Consciousness Alliance and Early Birds Club to name a few.
Today, there are around 15 countries where some or all of these institutions are formally registered while followers are present in over 80 countries. They collectively work to further his mission of helping people reach their highest potential and thereby making this place a better world. As an expression of gratitude to the world, Mohanji has made his practices and techniques available for free to the worldwide community.
In line with his path of ahimsa (non-violence), Mohanji firmly believes that practical initiatives are required to provide cruelty free alternatives to help people make conscious choices to avoid causing pain and suffering to nature and its beings. Towards that end, he has inspired Ahimsa Vegan (a vegan chain of restaurants), Vegan First (India’s first portal for vegans, that hosted the international Vegan Conference in New Delhi in 2019) and Ahimsa Wear (a label for vegan and cruelty free apparel) amongst other initiatives to create a cruelty free world. In recognition of his selfless service to the world, he has been widely feted and awarded by various organisations from around the world.
With great joy we can announce that Mohanji is coming to Almere.
Foundation Mohanji Netherlands is organzing a One day Event on the 4th of june. You are most welcome to join.
The journey to Freedom
Saturday june 4th | 10:00 – 17:00 | Almere
These times call for special measures.
Now is the chance to raise our consciousness under the guidance of Mohanji!
Your conviction to the path matters says MOHANJI.
Why now?
The mind will test you.
Situations will test you.
Time will test you.
Everything in life will test you.
Seize this opportunity now that MOHANJI, a world teacher and humanitarian, is in Holland. (www.mohanji.org)
PROGRAM JUNE 4th 2022
• Sathsang with Mohanji and Q&A
• Meditation
• Live music with Mantra Vibes, Aura Rascón & JanLucas van Velzen
• Vegan lunch
• Two breaks with coffe/tea, fruit and sweets
• Bookpresentation of the first translated Dutch books
• Goodiebag (including a book of Mohanji)
• Fotoshoot with Mohanji and opportunity of book signing
(The event is English spoken)
Ticket adult: € 150,-
Ticket child: 12-18 jaar: € 50,-
Time: 10:00 – 17:00 uur
Walk in at 09:00 uur with coffee and tea
Address: Veluwezoom 45, 1327AK Almere, The Netherlands
There is a limited number of tickets available, so don’t wait too long to make a reservation. You don’t want to miss this! Order your tickets on www.mohanji.org/events or at this button
www.mohanji.nl
Order your ticket here (Please click on this link)
https://mailchi.mp/593e0dced92a/mohanji-event-4-juni
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS