Dr. J.P. Kaulesar Sukul: de eerste Hindostaanse academicus en een markante persoonlijkheid – Prof. Chan Choenni

Prof. Chan Choenni
Dr. J.P. Kaulesar Sukul (1900-1980) was de eerste Hindostaans-Surinaamse academicus in Suriname. Hij behaalde de graad Master of Arts (M.A.) in 1948 aan de Amerikaanse Columbia University in New York. J.P. Sukul, zoals hij destijds bekendstond, promoveerde 10 jaar later -in 1958- aan de Universiteit van Utrecht tot Doctor. Zijn proefschrift behandelt één van de belangrijkste filosofische werken uit het hindoeïsme, namelijk de Srimad Bhagavad Gita. Hij was niet alleen een intellectueel, maar ook een markante persoonlijkheid vanwege zijn postuur, rijzige gestalte en levensstijl. Hij dwong respect af en straalde gezag uit in een tijd waarin hiërarchische verhoudingen domineerden in Suriname; dat was tot de jaren zestig het geval. J.P. Sukul heeft grote verdiensten gehad voor Suriname en in het bijzonder voor de Hindostaanse gemeenschap. Tijdens de contracttijd (1873-1920), met name in het begin van de twintigste eeuw, waren er enkele bekende Hindostaanse voormannen, te weten de hoofdtolk Sitalpersad Doobay en zakenman Lutchmon Sing. Zij waren echter beiden geboren in India. De ambtenaar Najaralie Hajary, geboren in 1893 in Suriname (in het district Nickerie), was destijds eveneens een prominente Hindostaan. Hij was ambtenaar en heeft enkele artikelen geschreven. Deze drie leiders zijn in 1920 naar India geweest om een hervatting van de Hindostaanse immigratie naar Suriname te bepleiten. Zij hebben onder meer Mahatma Gandhi ontmoet, maar de immigratie naar Suriname werd helaas niet hervat. In de jaren dertig en veertig waren de praktizijn (niet-academisch opgeleid advocaat) Clemens Ramkisoen Biswamitre, geboren in 1897, en de hoofdonderwijzer William Juglall, geboren in 1900, prominente Hindostaanse voormannen. Biswamitre was rooms-katholiek en Juglall was EBG’er -hij behoorde tot de protestantse Evangelische Broedergemeente. De leidende persoon onder de hindoes in de jaren dertig en veertig werd de hoofdonderwijzer J.P. Sukul, geboren in 1900. Hij bereikte de leeftijd van 80 jaar en kan worden beschouwd als de eerste Hindostaanse gezaghebbende intellectueel. Hij heeft een voorbeeldfunctie gehad voor Hindostaanse intellectuelen die prominent werden in de jaren vijftig en zestig. Voor enkele Hindostaanse politici was hij een goeroe (leermeester). Toen hij onderwijzer was in Nickerie heeft hij onder andere één van zijn intelligente leerlingen, Jagernath Lachmon, in 1926 naar Paramaribo gehaald en om hem beter onderwijs te laten volgen. Toch is dr. J.P. Kaulesar Sukul minder bekend en minder populair geworden. De vraag is hoe het komt dat hij ondanks zijn intellectueel kaliber en verdiensten niet de populariteit kreeg die hij verdient. In dit artikel wordt gepoogd deze vraag te beantwoorden. Eerst komt aan de orde zijn afkomst en zijn rol als pater familias. Het vooruitbrengen van de (uitgebreide) familie door het familielid dat succesvol werd, werd toentertijd als heilige plicht beschouwd binnen de Hindostaanse gemeenschap. Daarna wordt zijn veelzijdige loopbaan besproken. Vervolgens wordt stilgestaan bij zijn karakter en, in het bijzonder, zijn reputatie zich te laten voorstaan op zijn hoge kasteachtergrond. Hij was een behoudende man die de teloorgang van het kastenstelsel heeft meegemaakt. Tot slot komen zijn verdiensten aan bod.

De contractarbeider Sitalu Sewbarun geboren in 1856 in India en overleden in 1938 in Suriname.

De gezaghebbende Pandit Hindori geboren in 1867 in India en overleden in 1925 in Suriname.
Familieachtergrond
Jagessar Persad Kaulesar Sukul werd geboren in Paramaribo in het jaar 1900 in een Brahmaanse familie, de hoogste kaste onder de hindoes. Hij gebruikte graag de afkorting J.P. Hij emigreerde in 1973 naar Nederland en overleed op 28 september 1980 in Utrecht. Toen J.P. Sukul werd geboren was de Hindostaanse gemeenschap in Paramaribo vrij klein. Bovendien was de emigratie vanuit India nog volop gaande en velen dienden nog als contractarbeider op de plantages. De contracttijd eindigde omstreeks 1920 en J.P. Sukul was toen al volwassen. De Hindostanen hadden nog steeds de status van ‘koelie’ en werden meestal achtergesteld door de zogeheten lichtgekleurde elite die de voorhoede vormde van de gemengde bevolking. Ook Javanen en Afro-Surinamers werden achtergesteld. Sterker nog: Hindostanen werden als Britse onderdanen in Suriname toen als vreemdelingen beschouwd. Pas in 1927 werden de in Suriname geboren Hindostanen van rechtswege Nederlands onderdaan.
J.P. Sukul’s náná – maternale grootvader- Sitalu Sewburn (contractnummer M/1993) was in 1856 geboren in India. Hij arriveerde op 12 december 1884 in Suriname met het zeilschip British Nation II op 28-jarige leeftijd als contractarbeider in Suriname. Hij was van Brahmaanse afkomst en koos in 1932 de geslachtsnaam Sewbarun Misser. Sewbarun behoorde tot de groep van de pioniers onder de Hindostaanse contractarbeiders; dat was de groep aangekomen tussen 1873-1889. Hij heeft zich na zijn contractperiode in het district Commewijne opgebouwd als ondernemer. Sewbarun werd in het begin van de twintigste eeuw één van de welvarende Hindostanen in Suriname en bezat een grote cacaoplantage in het district Saramacca met tientallen werknemers. Hij exporteerde cacao en kocht een grote landerij aan de rand van het toenmalige Paramaribo. Dat was bij de huidige Louiselaan op Combé. Vroeger heette deze straat een tijd lang Sewbarun Misserstraat. Er wordt beweerd dat de Creolen het moeilijk vonden om de naam Sewbarun uit te spreken. Bij de aansluiting van de Sewbarun Misserstraat met de Louiselaan werd daarom gekozen voor de naam Louiselaan. Overigens zou het van historisch besef getuigen om deze Hindostaans-Surinaamse pionier te eren en de naam Louiselaan alsnog te wijzigen in Sewbarun Misserstraat. Tegenwoordig worden immers Hindostaanse, Javaanse en andere namen die vroeger vreemd klonken in de oren van de gevestigde bevolking correct uitgesproken. Het ouderlijk huis van J.P. Sukul was op de hoek van de Mahonylaan en de Louiselaan.
Sewbarun trouwde officieel in 1912 met Gangi Isree (M/1810) die net als hijzelf op 12 december 1884 arriveerde in Suriname met het zeilschip British Nation II. Gangi Isree had een dochter van 22 maanden die was meegekomen naar Suriname. Deze dochter genaamd Roghobunsee Sorojpaul (M/1811) was de moeder van J.P. Sukul. Zijn vader was de contractarbeider Kaulesar Bhowanidihul (W/406) uit India die met het zeilschip Erne II op 14 maart 1894 in Suriname arriveerde. Hij was een goede zanger en geschoold in het Hindi. Het paar had vijf kinderen, twee zoons en drie dochters. Omdat naast J.P. Sukul, zijn jongere broer en zijn drie zusters belangrijke stamvaders en stammoeders zijn geworden van grote Hindostaanse families worden zij in dit verband ook genoemd.
De eerste dochter Sarjoo (geboren oktober 1897) trouwde met Basdew Sharma. Zij werd de náni (maternale grootmoeder) van de later bekende rechter Mr. Albert Ramnewash. De familie Sharma heeft Hindostaanse muzikanten voortgebracht. De tweede dochter Gangadai (geboren in oktober 1907) was de schoonmoeder van de voormalige Minister van Justitie, Hemradj Shriemisier, die een boezemvriend werd van de Afro-Surinaamse leider Johan Pengel.
De jongste dochter Premda (1910-2008) trouwde met Budhram Hindori die van plantage Vreeland eind jaren twintig verhuisde naar Paramaribo. Budhram werd later een welvarende makelaar en woonde aan de Tourtonnelaan. Hij was de zoon van de bekende pandit Hindori afkomstig uit India. Deze gezaghebbende pandit Hindori is onder andere de goeroe geweest van J.P. Sukul en heeft hem Hindi geleerd en de beginselen van de hindoefilosofie bijgebracht. Hindorising (sing werd later geschrapt) arriveerde op 22-jarige leeftijd op 28 maart 1902 met het zeilschip Lena II in Suriname. Hij overleed op plantage Vreeland op 57-jarige leeftijd. Een andere zoon van pandit Hindori was Sukhram die zelf ook een gezaghebbende en bekende pandit van de Arya Samaj werd. Het gezin van Premda en Budhram bestond uit 10 kinderen, onder wie de VHP-politicus ir. George Hindori. Het doorgeven van kennis via de familielijn was een bekende praktijk in de hindoegemeenschap en J.P. Sukul was op zijn beurt weer de goeroe van George Hindori die aan de vooravond van de onafhankelijkheid van Suriname tegen de wens van zijn partij (VHP) ervoor koos mee te werken aan onafhankelijkheid op 25 november 1975. Helaas ging mijn geplande interview in 2006 met de toen 95-jarige Premda in Paramaribo in haar woning niet door omdat de bediende de poort uit veiligheidsoverwegingen weigerde te openen.

De karakteristieke woning van de familie Budhram Hindori en Premda aan de Tourtonnelaan in Paramaribo. Premda Hindori-Kaulesar Sukul werd één van de stammoeders van de familie Hindori. Haar echtgenoot Budhram Hindori werd een succesvolle makelaar.
De broer van J.P. Sukul heette Sooraj Persad en stond bekend als Gobhrie Sukul. Hij werd bestuursopzichter, was een bekende zanger, harmonium- en sitarspeler. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in het behoud van de Hindostaanse cultuur. Hij was onder andere de eerste Hindostaanse radio-omroeper bij de AVROS en bestuurslid van de Shri Sanatan Dharm, de landelijke organisatie van de grote behoudende stroming onder de hindoes in Suriname.
J.P. Sukul was getrouwd met Dhanpatia. Het gezin telde vijf kinderen: vier dochters en één zoon. Hun zoon Harrypersad Kaulesar Sukul werd chirurg en later hoogleraar aan de Universiteit van Suriname. De andere kinderen hadden ook een hogere opleiding. Hun dochter Hilda was gehuwd met de cardioloog dr. Rambaran Mishre. Hij was overigens door J.P. Sukul samen Lachmon van Nickerie gehaald en in huis opgevangen in Paramaribo. Rambaran Mishre werd in 1958 Minister van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV). De tweede dochter Betty was getrouwd met chirurg Hans Adhin.

Dr. J.P. Sukul na zijn promotie in 1958.
Pater familias
J.P. Sukul heeft als een pater familias de meeste familieleden ondersteund en geholpen. Hij stond bekend als Barká mámá (moeders oudste broer) en zijn broer Gobhrie was bekend als Chotka mámá (moeders jongere broer). In de rol van Barká mámá werd J.P. Sukul alom gerespecteerd en ook gevreesd. De Hindostanen hielpen elkaar toentertijd wanneer ze zich vestigden in Paramaribo; niet alleen met huisvesting, maar ook met het verwerven van arbeid. J.P. Sukul stond op goede voet met veel witte bestuurders en werd gerespecteerd om zijn kennis van het hindoeïsme en de hindoefilosofie. Hij kon op voorspraak het een en ander regelen. Hij stond ook op zeer goede voet met de dominante gouverneur J.C. Kielstra die Suriname heeft geregeerd tussen 1933-1944. Zo heeft gouverneur Kielstra op uitnodiging van J.P. Sukul een hindoehuwelijk bijgewoond. Hij ging zelfs mee met de barát (de bruidegomstoet).
J.P. Sukul was tevens goed bevriend met de derde agent-generaal van de Immigratie C. Van Drimmelen die in Suriname diende van 1902 tot januari 1921. Toen hij naar Nederland afreisde voor zijn promotietraject werd hij tijdelijk opgevangen in Amsterdam door de dochter van Drimmelen. Dit toont aan dat J.P. Sukul toentertijd als Hindostaan en zoon van contractarbeiders in tegenstelling tot de meeste Hindostanen wel gelijkwaardig werd bejegend en zich in de hoogste kringen bewoog.
Brahmaanse afkomst
J.P. Sukul ’s vader Kaulesar Bhowanidihul (en J.P. zelf ook) heeft gecorrespondeerd met de familie in India. Zijn kleindochter Anoesoeijadebi Birjmohan-Hindori -thans 93 jaar- vertelde dat zij in India de familie heeft opgezocht.
De familie bestaat uit geleerde mensen. Zij zijn Brahmanen. Bij aankomst in de woning van de familie kwam iemand met een thariyá (koperen schaal) met daarop een lotá (rondvormige koperen beker) met water om mijn voeten te wassen. Ik heb dat geweigerd. Al zijn wij Brahmanen, maar deze rewáj (praktijk/gewoonte) hebben wij niet meer in Suriname en Nederland. Ik vond het leuk in India, maar het leven voor veel Hindostanen in Suriname en Nederland is veel beter en gelukkig bestaan die Brahmaanse dingens niet meer.
Bij inschrijving van de familienaam Kaulesar werd het achtervoegsel Sukul toegevoegd om de Brahmaanse afkomst te accentueren (net als bijvoorbeeld Panday). De familienaam werd dus officieel Kaulesar Sukul. Enkelen voeren echter alleen de achternaam Sukul. Er kan dan verwarring ontstaan, want niet iedereen die de achternaam Sukul voert, is verwant aan elkaar. Zo waren er in de jaren dertig binnen de hindoegemeenschap twee prominente personen met de naam Sukul. Naast Kaulesar Sukul was er pandit Rampersad Sukul die tegen het kastenstelsel was en zich bekeerde tot Arya Samaj. Hij trouwde met de bekende Mata Mahadei, die toen al vermogend was. Met het vermogen van dit kinderloze echtpaar werd de mooie inmiddels afgebroken mandir aan de Gravenstraat annex Mahatma Gandhi internaat gebouwd.
In de jaren dertig waren kastentegenstellingen nog prominent aanwezig in Suriname. Binnen de hindoegemeenschap waren er conflicten tussen de behoudende Sanatan Dharm en de reformistische Arya Samaj. Ook hadden vertegenwoordigers van de lage kasten in 1934 een aparte vereniging, de Haridjan (Gods Volk) opgericht (zie: C.J.M. De Klerk, De Immigratie der Hindostanen, 1953 pagina 172). Praktijken zoals dat Brahmanen eerst moesten eten tijdens diensten en feesten voordat anderen aan de beurt kwamen (Brahmbhojan), waren nog niet verdwenen. Toentertijd probeerde men zoveel mogelijk te trouwen binnen de Brahmaanse kaste. Dat werd echter lastiger, omdat de groep in omvang vrij klein was. Door onderlinge huwelijken werd men steeds meer verwant aan elkaar. Anders dan bij moslims werden neef-nicht huwelijken niet geaccepteerd. Er was kans op inteelt en erfelijke ziekten in de volgende generaties. Handhaving van het kastenstelsel met bijhorende praktijken werd dan ook steeds moeilijker.

J.P. Sukul in zijn uniform als Districtscommissaris.
Loopbaan
In het begin van de twintigste eeuw was er geen middelbaar onderwijs in Suriname dat toegang gaf tot een universitaire studie in Nederland. Men kon na afronding van de achtjarige mulo en na een zwaar toelatingsexamen naar de geneeskundige school. Naast geneeskundige kon men praktizijn (Surinaams advocaat) of landmeter worden. Dat waren prestigieuze beroepen die weggelegd waren voor slechts enkele zeer getalenteerde personen uit de Hindostaanse en Afro-Surinaamse gemeenschap. Als ze tenminste niet werden gediscrimineerd en voldoende geld hadden om deze studie te betalen. Voorts kon men hoofonderwijzer worden; dat was toen ook een beroep met een hoog prestige. Men moest echter de zogeheten hoofdakte behalen om deze bevoegdheid te krijgen. Het lukte de intelligente en getalenteerde J.P. Sukul om hoofdonderwijzer te worden. Hij werd eerst kwekeling en behaalde daarna de vierde rang (hulponderwijzersakte) en vervolgens de derde rang (onderwijzersakte). Hij werd als onderwijzer uitgezonden naar verschillende scholen, zoals in het district Nickerie maar ook aan de rand van Paramaribo (de wijk Duisburg). Nadat hij de hoofdakte had behaald werd J.P. Sukul hoofd van de Koningin Wilhelminaschool in Paramaribo. Deze openbare school was gelegen tegenover de Centrale markt van Paramaribo. J.P. Sukul had -als Hindostaan- dan ook een prestigieuze functie verworven in de jaren dertig. Bekende Hindostaanse hoofonderwijzers waren toen ook Biswamitre, Juglall en L.B. Sitalsing. J.P. Sukul was vooruitstrevend en wilde zich in intellectueel opzicht verder ontwikkelen. Hij besloot Sanskriet te studeren in New York. Hij behaalde zijn Master of Arts titel (vergelijkbaar met drs) in 1948. Na terugkeer uit New York werd hij in Suriname waarnemend hoofd (Chef) van het Centraal Archief in Paramaribo. In 1951 werd hij benoemd tot tijdelijk Districtscommissaris van Saramacca.

Proefschrift van dr. J.P. Sukul. In 1981 uitgegeven als De Bhagavad Gita: beschouwingen en interpretatie. J.P. Sukul in Nederland op oudere leeftijd.
Drs. J.P. Sukul wilde promoveren en vertrok naar Nederland waar hij, zoals gezegd, in juni 1958 tot doctor promoveerde aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Zijn proefschrift werd een boekwerk over de Bhagavad Gita, een rechtstreekse vertaling uit het Sanskriet en beschouwing in het Nederlands. Dr. J.P. Sukul is overigens nooit hoogleraar (professor) geworden, zoals hier en daar ten onrechte wordt beweerd. Hij heeft wel enkele belangrijke publicaties geschreven, maar vergeleken met, bijvoorbeeld, dr. mr. drs. Jnan Adhin is zijn publicatielijst vrij bescheiden. J.P. Sukul was een intellectueel van een generatie eerder, toen er ook veel minder werd gepubliceerd. Niettemin werd hij zeer hooggeacht om zijn kennis en kunde. Dit hoorde ik in 1987 ook van Mr. Hugo Pos (1913-2000), de voormalige procureur-generaal van Suriname en tijdgenoot van J.P. Sukul. Mr. Pos werd in 1985 de eerste voorzitter van het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR) waar ik wetenschappelijk onderzoeker was. Nadat hij mijn artikel over racismebestrijding in Frankrijk had gelezen, zei hij op complimenteuze toon: Choenni, mi boi, jij bent een intellectueel. In mijn tijd was J.P. Sukul een grote Hindostaanse intellectueel; Heb je hem gekend?
Markante persoonlijkheid
Na zijn terugkeer uit Nederland werd J.P. Sukul in Suriname vanaf eind 1958 Districtscommissaris en ook waarnemend hoofd van het binnenlands bestuur. J.P. Sukul had ook andere kwaliteiten en heeft verschillende nevenfuncties gehad. Toen hij nog hoofdonderwijzer was, werd hij in 1938 voor een periode van vier jaar benoemd tot lid van de Staten van Suriname. Van de vijftien Statenleden werden er toen tien gekozen door een kleine welvarende groep burgers (volgens het zogenoemde census- en capaciteitskiesrecht). Tevens werden vijf Statenleden benoemd om onder meer de Hindostaanse en Javaanse groep te vertegenwoordigen. Als vertegenwoordiger van de hindoes werd J.P. Sukul In 1942 herbenoemd als Statenlid tot 1946. In 1948 maakte hij deel uit van de Surinaamse delegatie die deelnam aan de Ronde Tafel Conferentie (RTC) in Nederland over de Staatkundige toekomst van Suriname. J.P. Sukul heeft ook in verschillende adviesraden en commissies gezeten. Hij was voorzitter van de Raad van Advies voor de regering en tweede vervanger van de Gouverneur. De eerste vervanger was de procureur-generaal. Hij was onder meer ondervoorzitter van de commissie die de Encyclopedie van Suriname in 1977 uitbracht. Hij heeft voorts de auteur pater C. De Klerk geadviseerd bij de samenstelling van zijn proefschrift Cultus en ritueel van het orthodoxe Hindoeïsme in Suriname. En last but not least: hij was tot de jaren vijftig de belangrijke deskundige op het terrein van het hindoeïsme en de Hindostaanse gemeenschap. Hij is tevens bestuurslid en adviseur geweest van Hindostaanse organisaties, maar was ook een bekend lid van de orde van vrijmetselaren. In 1960 werd hij benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau. Hij ontving felicitaties van Prins Bernard met wie hij bevriend was geraakt tijdens diens bezoeken aan Suriname.
J.P. Sukul was een gezaghebbende, zelfingenomen en strenge man die er niet voor schroomde af en toe een sneer uit te delen. Vooral als hij in Hindostaanse kringen kwam, moest men zich gedragen volgens de normen en waarden -die overigens niet precies waren omschreven- en het nodige respect in acht nemen. Hij kon degenen die afweken van de houding die hij gewenst achtte -zich dus onbehoorlijk gedroegen in zijn ogen- ter plekke een schrobbering geven. Volgens enkele informanten werd hij gevreesd en werd iedereen rustig als hij het gezelschap naderde. Niettemin had J.P. ook een andere kant. Hij was modern en had als hobby fotograferen. Hij ontwikkelde zelf zijn foto’s in zijn eigen donkere kamer in huis. Ook volgde hij op latere lijftijd dansles en sitarles. Kennisvergaring en zich verder ontwikkelen waren voor hem heel belangrijk. Hij lustte tevens een borreltje en kleedde zich altijd netjes en westers. Hij was een heer van stand. De 85-jarige radioloog dr. Pertab Chandiesaw ontmoette J.P. Sukul midden jaren vijftig op het schip met passagiers naar Nederland. Hij vertelde dat J.P. Sukul ook humor had en goed Frans kon spreken. Al met al was dr. J.P. Sukul een markante persoonlijkheid.
Teloorgang kastenstelsel
Op één gebied vertegenwoordigde hij echter een stroming in Suriname die niet alleen controversieel was, maar ook de emancipatie van de hindoegemeenschap blokkeerde. Hij had de reputatie erg gesteld te zijn op zijn hoge kastenachtergrond en geleerdheid. Overigens bestrijden familieleden de opvatting dat J.P. Sukul zijn hoge kaste op de voorgrond stelde. Niettemin heeft hij geprobeerd het kastenstelsel in Suriname te handhaven en ook daarnaar te handelen. Dat verklaart mede waarom hij met anderen op 13 februari 1947 de Surinaamse Hindoe Partij oprichtte. J.P. Sukul werd de voorzitter en de partijtop bestond uit Brahmanen. In Suriname was toen volop discussie over de invoering van het algemeen kiesrecht. Het algemeen kiesrecht hield in dat alle volwassen burgers zouden mogen stemmen in tegenstelling tot het census- en capaciteitskiesrecht dat toen bestond in Suriname. Bij het censuskiesrecht mochten alleen burgers met een bepaald minimuminkomen en opleidingsniveau stemmen. Dat was een minderheid van ongeveer 3.000 volwassenen van de ongeveer 100.000 volwassenen in Suriname. De zogeheten lichtgekleurde elite die aan de macht was, fulmineerde tegen invoering van dit algemeen kiesrecht. De vertegenwoordigers van de overgrote meerderheid van Hindostanen, Afro-Surinamers en Javanen waren fervente voorstanders. Opvallend genoeg bleek de Surinaamse Hindoe partij onder leiding van J.P. Sukul tegen invoering van het algemeen kiesrecht te zijn! Mr. dr. F. Mitrasing stelde in zijn proefschrift uit 1959 (pagina 84) het volgende vast over deze Hindoe partij, die weinig aanhang kreeg:
In een voor de geloofsgenoten weinig acceptabele eenzijdigheid vanwege het dominerend familie-, kaste- en conservatieve element in het bestuur…de Hindoes toonden hierdoor dat politiek vertrouwen en religie verering inclusief kastenontzag niet per sé behoeven samen te gaan. De partij had ten doel het algemeen welzijn van de Hindoegodsdienstbelijders te bevorderen…veel is van deze partij niet uitgegaan. T.a.v. het algemeen kiesrecht nam zij een dubieuze en daardoor verwonderlijke houding aan.
J.P. Sukul nam dus een positie in die tegen de belangen en de emancipatie inging van de Hindostaanse bevolkingsgroep die hij jarenlang had gerepresenteerd. De lichtgekleurde elite was tegen invoering van het algemeen kiesrecht, want het geven van stemrecht aan lager- en ongeschoolden werd gelijkgesteld als ‘het geven van een scheermes aan een aap’. Vanuit het belang dat hij hechtte aan kennis en hiërarchie alsook aan kasteachtergrond, meende J.P. Sukul blijkbaar dat personen behorende tot de lagere kasten en ongeschoolden geen stemrecht mochten krijgen, want dat zou gelijkstelling betekenen van alle volwassenen. De essentie van het kastenstelsel was juist ongelijkheid. Wat de precieze reden is geweest blijft echter duister. Helaas heeft hij zich hierover niet uitgelaten en is ook later niet geïnterviewd over zijn toenmalige standpunt. De Nederlandse regering besloot in 1948 wel het algemeen kiesrecht in te voeren in Suriname. Er werd evenwel een kiesstelsel ingevoerd dat ten nadele was van de Hindostaanse en Javaanse groep. De Hindostaanse partijen waren gedwongen om te fuseren om kans te maken op het winnen van zetels in de Staten van Suriname. De Hindoe partij van Sukul fuseerde daarom met de Hindostaans-Javaanse Politieke Partij en de Moslim Partij tot één partij. De Verenigde Hindostaanse Partij (VHP) werd in januari 1949 geproclameerd. De voormalige leerling van J.P. Sukul, Jagernath Lachmon, werd voorzitter van de VHP. Jagernath Lachmon werd de dominante politieke leider, maar was evenals als J.P. Sukul nogal autoritair en dat maakte de onderlinge communicatie tussen beiden niet gemakkelijk. Bovendien behoorde Lachmon niet tot de hogere kaste. Blijkbaar had J.P. Sukul ook moeite om het gezag van Lachmon te accepteren en heeft zich wijselijk teruggetrokken uit de actieve politiek. Andere Brahmaanse prominenten erkenden wel het gezag van Lachmon.
Dat J.P. Sukul zich liet voorstaan op zijn hoge kasteachtergrond, maar ook bepaalde verhoudingen wilde handhaven kan deels worden verklaard uit de context waarin hij opgroeide. Hij groeide op in de wijk Combé in de buurt van de Louiselaan. In het begin van de twintigste eeuw was daar een concentratie van hindoes behorende tot de zogeheten lage kasten. Er woonden daar:
vooral Doms en Dhankars in ellendige krotten bijeen. Dit stadsgedeelte werd toen door de andere Br. –Indiërs: Kidderpur genoemd, naar de gelijknamige Pariahwijk in Calcutta (zie: C.J.M. De Klerk, De Immigratie der Hindostanen in Suriname, 1953 pagina 167).
Kiddir betekent in het Sanskriet pauper en is afgeleid van Khidira. Doms zijn straatvegers en Dankars of Darkars zijn bamboebewerkers. Het verschil tussen J.P. Sukul en deze hindoes was groot; niet alleen in welvaart, maar zeker ook in kennis, opleiding en sociaal gedrag. J.P. Sukul was een zeer belezen man en bezat een grote bibliotheek. Na de Tweede Wereldoorlog en vooral vanaf de jaren zestig ontstond een grote sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap. Velen verhuisden van de districten naar Paramaribo en bereikten vooruitgang in het economisch leven en in het onderwijs. Kasteachtergrond werd minder bepalend en de macht en het gezag van behoudende Brahmanen kalfde af. J.P. Sukul heeft dit emancipatieproces en de veranderingen binnen de Hindostaanse gemeenschap, zoals de vervlakking van de hiërarchische verhoudingen meegemaakt (zie verder: C. Choenni, Sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap, Hindorama.com). Zo luidde de derde stelling bij zijn proefschrift uit 1958:
Het kastewezen onder de Hindoes in Suriname heeft thans reeds vele zijner scherpe kanten verloren en nadert langzaam aan het stadium van een standenstelsel.

J.P. Sukul in zijn studeerkamer in Paramaribo.
Toen was echter al nauwelijks meer sprake van een standenstelsel binnen de hindoegemeenschap. De omgeving van J.P. Sukul veranderde en zijn opstelling en bejegening van degenen die niet tot hoge kasten behoorden, paste niet meer bij de gewijzigde verhoudingen. Enkele informanten beaamden dat en stelden zelfs dat hij hindoes behorende tot de hogere kasten bevoordeelde. Maar er zijn ook voorbeelden bekend waaruit blijkt dat hij personen behorende tot een lagere kaste of een andere religie heeft geholpen. De mentorrol die hij heeft gespeeld ten opzichte van Lachmon is al genoemd. Hij had ook een jongeman van Marron afkomst geadopteerd die bij hem op de benedenverdieping van het grote huis aan de Mahonylaan heeft gewoond. De Hindostaanse ‘international’ voetballer Paul Amereerali vertelde mij in 2007 dat J.P. Sukul hem heeft geholpen:
Hij was hoofd van de Wilheminaschool die tegenover de markt van Paramaribo was gevestigd. Ik zat op deze school. Hij zag mij vaak kippen sjouwen, want mijn vader verkocht kippen op de markt. Toen ik mijn getuigschrift had behaald, zei hij tegen mijn vader dat ik naar de Hendriksschool moest. Dat was een chique muloschool. Ik had toen nooit gedacht dat ik ooit op de Hendrikschool terecht zou komen. Dat was een school voor de rijken. Mijn vader zei tegen Sukul: Pandit, wat zegt u nu. Ik heb gewacht tot deze jongen van school is. Hij kan mij nu de hele dag helpen. Ik heb nauwelijks twee dubbeltjes om te eten. Hoe kan ik hem naar een hogere school sturen. Ik kan geen schoolgeld betalen, en ook schoenen en kleren. Mijn moeder kwam dit verhaal te weten. Zij zei dat als mijn jongen verder wil leren wij moeten zorgen dat hij verder gaat leren. Het was in de tijd van de Tweede Wereldoorlog. De directeur van de Hendrikschool was ene meneer Calor. Iedereen was bang voor hem, omdat hij zeer streng was. Hij wilde mij niet inschrijven omdat ik arm was. Ik had nauwelijks een behoorlijke broek aan. Hij kan zich niet aanpassen en heeft geen schoeisel, zei hij. Meneer Sukul heeft toen lang met de heer Calor gepraat en gezegd: ik sta garant voor die jongen en zijn schoolgeld. Ze zijn toen overeengekomen om mij voor zes maanden toe te laten op de Hendrikschool. Sukul is toen garant gebleven voor mij. Ik moet zeggen dat een hindoeman mij heeft geholpen. Geen enkele rijke of geleerde moslim wilde mij toen helpen.
Verdiensten
J.P. Sukul heeft zichtbaar en vaak ook onzichtbaar velen geholpen en geadviseerd. In dit verband is het vermeldenswaard dat hij zijn gezag heeft aangewend, waardoor mevrouw Betsy Ramkalia Gonesh de eerste Hindostaanse vroedvrouw werd. Zij heeft talloze kinderen ter wereld helpen brengen en hen ook financieel ondersteund. Haar vader wilde niet dat zij als Brahmaanse het beroep van vroedvrouw zou uitoefenen, want dat was een beroep voorbehouden aan vrouwen van de laagste kaste; zij werden dái genoemd. J.P. Sukul heeft haar vader gezegd dat zij tolk zou worden in het ‘s Landshospitaal, terwijl zij daar feitelijk de opleiding tot vroedvrouw zou volgen. Het was een leugentje om bestwil, maar dit illustreert dat J.P. Sukul niet oerconservatief was. Hij vond het prima dat een Brahmaanse vrouw vroedvrouw werd. Ook op persoonlijk vlak kon hij met sommige leiders van de lage kasten overweg. Zo was hij in 1938 voorzitter geworden van een hindoe-organisatie die de Vedische kennis moest promoten, terwijl Johannes Mungra penningmeester werd. Mungra was leider van de lage kasten en zakenman en werd later de belangrijkste propagandist van de VHP.
Ook op het terrein van het behoud en ontwikkeling van de Hindostaanse cultuur heeft J.P. Sukul grote verdiensten gehad. Door zijn uitstekende contacten met de witte machthebbers van Suriname lukte het hem zendtijd te krijgen op de radio voor Hindostaanse programma’s. In 1935 kwam de AVROS (Algemene Vereniging Radio Omroep Suriname) radio en J.P. Sukul kon wekelijks een Hindostaans programma verzorgen. Later werd zijn broer Gobhrie de radio-omroeper van een uitgebreider Hindostaans programma. De eerste uitzending was op 1 september 1941 en deze Hindostaanse radio-uitzending werd intensief beluisterd. In september 1942 was de viering van 1 jaar Hindostaanse radio-uitzending. Er was een feestmaal voor 60 personen, onder wie veel Hindostaanse vrouwen. J.P. Sukul verzorgde een radio-uitzending over deze viering. Volgens het blad De West van 12 september 1942 was het ’voor het eerst in de geschiedenis van Suriname, dat Hindostaansche dames aanzaten aan een maaltijd welke een min of meer openbaar karakter droeg.’ Toentertijd namen nog weinig Hindostaanse vrouwen deel aan het openbare leven (zie ook: L. Gobardhan. Onderwijs als sleutel tot maatschappelijke vooruitgang, 2001 pagina 231). Volgens prof. Michiel van Kempen, kenner van de Surinaamse literatuur, is er naast dr. Jnan Adhin geen enkele Surinamer geweest die zich zo breed voor de emancipatie van het Hindostaanse volksdeel heeft ingezet als J.P. Sukul. Niet onvermeld mag blijven de vriendschap tussen J.P. Sukul en gouverneur Kielstra. Het is mede aan de invloed van hem te danken dat gouverneur Kielstra tegen de wil van de meerderheid van de Staten van Suriname het hindoe- en moslimhuwelijk wettelijke erkenning heeft gegeven. Dit staat bekend als de Aziatische huwelijkswetgeving van oktober 1940. Daardoor konden de Hindostanen de erfenissen overdragen aan hun kinderen.

De chela’s (leerlingen) J. Lachmon en G. Hindori van J.P. Sukul kwamen tegenover elkaar te staan aan de vooravond van de dramatische onafhankelijkheid van Suriname.
In 1948 heeft J.P. Sukul twee belangrijke artikelen geschreven ten behoeve van de Nederlandse commissie tot bestudering van bestuurlijke hervormingen. Het betrof beknopte overzichten over de positie van Hindostanen en van Javanen. J.P. Sukul trok zich na zijn pensionering grotendeels terug uit het openbare leven en vestigde zich in 1973 in Nederland. De verwijdering tussen Lachmon en Hindori, twee van zijn chela’s (leerlingen) en de dramatische onafhankelijkheid van Suriname heeft hij vanuit Nederland gevolgd. Welke mening dr. J.P. Sukul had over deze en andere ontwikkelingen daarna, weten wij niet. Hij heeft in 1974 nog een brochure over het Holifeest geschreven voor de vereniging Sanatan Dharm gevestigd in Utrecht. Daarna heeft hij in betrekkelijke anonimiteit geleefd in Nederland. Hij overleed in 1980 en is gecremeerd in Utrecht. Het is jammer dat hij niet is geïnterviewd en zijn visie heeft kunnen geven waarom hij in 1948 tegen invoering van het algemeen kiesrecht was.
Al met al heeft dr. J.P. Kaulesar Sukul grote verdiensten gehad voor Suriname en, in het bijzonder, voor de Hindostaanse gemeenschap. Niet in de laatste plaats omdat hij heeft gezorgd dat de latere vader des vaderlands van Suriname, Jagernath Lachmon, voortgezet onderwijs kon genieten. Indirect heeft J.P. Sukul dan ook een bijdrage geleverd aan de verbroederingspolitiek en een harmonieuze multi-etnische samenleving in Suriname. Het moge duidelijk zijn dat de markante dr. J.P. Kaulesar Sukul daarom meer waardering en meer bekendheid verdient. Gelet op de verdiensten van J.P. Sukul zou de Mahonylaan naar hem kunnen worden vernoemd. Ik ben geen voorstander van wijziging van historische gefundeerde straatnamen, maar in dit geval gaat het om de naam van een boom. Straatnamen gebaseerd op boomsoorten, fruitsoorten en dergelijke kunnen wel worden gewijzigd. Overigens was de Mahonylaan al naar hem vernoemd en was zelfs een naamboord geplaatst. Dit bord is echter verwijderd. Het zou in dit verband vanuit historisch besef wel op zijn plaats zijn om de Mahonylaan officieel te wijzigen in Dr. J.P. Kaulesar Sukullaan.
Geraadpleegde literatuur
Dumont, L., 1980. Homo hierarchicus; The caste system and its implications. Chicago: University of Chicago Press.
Den Boer, Elizabeth, 2009. Kastenbewustzijn in Suriname in: Tijdschrift OSO. Jaargang 28, p.43-59.
De Klerk C.J.M., 1951. Cultus en ritueel van het orthodoxe hindoeïsme in Suriname, Amsterdam: Urbi et Orbi.
De Klerk C.J.M., 1953. De immigratie der Hindostanen in Suriname, Amsterdam: Urbi et Orbi.
Ghurye, G. S. , 1969. Caste and Race in India, Bombay: Popular Prakashan.
Kaulesar Sukul, J.P., 1958. De Bhagavadgītā: beschouwingen en Nederlandse vertaling, Utrecht.
Kaulesar Sukul, J.P., 1948. De Hindostani in Suriname, in: Verslag Commissie Staatkundige hervormingen, ’s-Gravenhage: Staatsdrukkerij.
Kaulesar Sukul, J.P., 1948. De Indonesiërs in Suriname, in: Verslag Commissie Staatkundige hervormingen, ’s-Gravenhage: Staatsdrukkerij.
Kaulesar Sukul, J.P., 1973. Historische schets der Immigratie, in: 100 jaar immigratie, red. J. Adhin, Paramaribo: NSHI.
Kaulesar Sukul, J.P., 1974. Enkele beschouwingen over het Holifeest, Shri Sanatan Dharm Nederland, Utrecht.
Mitrasing, F.E.M. (1959), Tien jaar Suriname. Leiden: Luctor et Emergo.
Ik dank drs. Prakash Jankipersad, Prem Girjasing en Dharmendre Hindori voor hun adviezen.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
Ik Suriname – Kanta Adhin

Kanta Adhin
Ik las recent over de foto expositie in Amsterdam Ik Azië die tot 30 juni loopt in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. De expositie is een initiatief van vier fotografen met een Aziatische achtergrond, die met dit initiatief beogen stereotypen over Aziaten te bestrijden. Stereotypen die zij tegenkomen, zijn onder andere: “Aziaten zijn allemaal Chinezen” of “allemaal spleetogen”. Dergelijke beelden geven inderdaad blijk van een zeer beperkte, zo niet bagatelliserende, kijk op het Aziatische continent. Met hun tentoonstelling willen de fotografen daarom de grote diversiteit van Azië laten zien. Ik heb de tentoonstelling nog niet bezocht, maar het viel me in de berichtgeving op dat een van de fotografen het er over had dat Azië gigantisch is en het dus niet terecht is dat men bij Aziaten vooral denkt aan Chinezen, Japanners en Koreanen. Men moet toch echt ook denken aan Afghanen, Iraniërs of Turken. Ik vond het opmerkelijk dat mensen van, in mijn beleving, voor de hand liggende landen als India en Indonesië niet werden genoemd. Ik ben dan ook benieuwd naar de expositie en de diversiteit die daar wordt tentoongesteld.
Ik heb mij behoorlijk geërgerd aan de woke-trend om vanwege de coronapandemie niet over Chinezen te spreken maar over Aziaten. Personen van Chinese komaf klaagden namelijk dat zij erg veel met discriminatie en pesterijen te maken hadden omdat China als boosdoener van de pandemie werd gezien. In praatprogramma’s op de tv merkte ik toen een geforceerdheid om woorden als Chinees, Chinese afkomst te vermijden en het te hebben over Aziaat, Aziatische afkomst. Dit, om te voorkomen dat men van discriminatie of kwetsend woordgebruik zou kunnen worden beticht. Als je het over spleetoog of babi pangang hebt om een Chinees aan te duiden, moet je beseffen dat dát echt niet kan. Maar het land waar iemand vandaan komt niet meer durven noemen, is ronduit belachelijk! Moeten we nu ook oppassen om iemands Russische afkomst te vermelden uit vrees dat die zich gekwetst voelt vanwege het oorlogsgeweld van Rusland tegen Oekraïne? Het doet mij in ieder geval goed dat de initiatiefnemers van de expositie er niet op zitten te wachten onder een grote verzamelnaam te worden gevat of dit nu vanuit beperkte kennis, bekrompenheid of misplaatste empathie voortkomt.
Ook ten aanzien van Afrika heb ik mensen vaker horen zeggen: “Ik ben in Afrika geweest” of “Ik heb een aantal jaren in Afrika gewoond.” Vanuit mijn reflex denk ik dan dat ze het continent hebben bereisd, maar als ik doorvraag blijkt dat ze met vakantie in Kenia zijn geweest of een paar jaar als familielid van een expat in Nigeria hebben doorgebracht. Het is natuurlijk niet onjuist wat ze zeggen, maar bij mij roept het wel een bepaald beeld op. Een beeld van onverschilligheid, van gebrek aan enige betrokkenheid bij het land waar je bent geweest of hebt gewoond. Ze zouden, bijvoorbeeld, niet zeggen “Ik ben in Zuid-Europa geweest” als ze van vakantie in Spanje of Italië terug zijn.
Ik moet bekennen dat ik zelf wel eens zeg dat ik oorspronkelijk uit Zuid-Amerika kom. Dat is dan tijdens internationale bijeenkomsten waar ik Nederland vertegenwoordig en mensen mij vragen waar ik ‘echt’ vandaan kom. Omdat ik weet of vermoed dat Suriname hun niets zal zeggen, begin ik het in te leiden door eerst Zuid-Amerika te noemen en dan Suriname, een land ten noorden van Brazilië. Ooh! Er begint iets bij hen te dagen, in ieder geval de geografische ligging. Echter, voor hen is dan nog onduidelijk waarom ik er “Indiaas” uitzie. Dus komt daarna de uitleg over de koloniale geschiedenis, over de contractarbeiders die na afschaffing van de slavernij vanuit toenmalig Brits-Indië naar Suriname zijn overgebracht. Een behoorlijke klus zo in de koffiepauze tijdens een conferentie. Een Hindostaanse kennis zei een keer tegen mij waarom ik mij er niet makkelijk van afmaak en gewoon zeg: India. Klaar!
Nou, dat is bij mij tegen het zere been. In Nederland bestaat nog steeds een hardnekkig beeld dat Surinamers alleen Afro-Surinamers zijn. Als we dat beeld willen bestrijden en de diversiteit van Suriname voor het voetlicht willen brengen, moeten we vooral niet vervallen in dergelijke gemakzucht. Het zou mooi zijn als Nederlanders van Surinaamse komaf de handen ineen slaan om gezamenlijk een juist beeld van Suriname neer te zetten.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
De herontdekking en actualiteit van Anton de Koms WIJ SLAVEN VAN SURINAME* – Hans Ramsoedh

Anton de Kom (1898-1945) was in de jaren dertig van de twintigste eeuw een strijder tegen het Nederlandse kolonialisme in Suriname. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij in Nederland actief in het Haagse verzet tegen de Duitse bezetting. Hij heeft zijn strijd tegen het nationaalsocialisme uiteindelijk moeten bekopen met zijn leven in een Duits concentratiekamp in 1945. Over zijn rol als antikoloniale strijder en verzetsman tijdens de Duitse bezetting van Nederland verwijs ik naar mijn eerdere bijdrage op de site van Hindorama. In 1934 publiceerde De Kom zijn boek met de uitdagende titel Wij slaven van Suriname dat een aanklacht inhield tegen het Nederlandse kolonialisme in Suriname.

Portret van Anton de Kom in de Bijlmer. Foto Hedy Tjin
Wij slaven van Suriname
In dit boek beschreef hij op een verhelderende en schrijnende manier de mensonterende en erbarmelijke omstandigheden van de nazaten van voormalige slaven en (ex)contractarbeiders die nauwelijks verschilden van de periode ten tijde van de slavernij.
De Kom heeft zich bij dit boek laten inspireren door de Surinaams-Nederlandse schrijver Albert Helman die in 1926 de roman Zuid-Zuid-West publiceerde. In zijn epiloog hekelde Helman de verwaarlozing van Suriname door Nederland. De Kom haakte in op de aanklacht van Helman door in zijn boek een aantal citaten uit Zuid-Zuid-West op te nemen. Wij slaven van Suriname is dan ook een met helmaniaanse passie geschreven aanklacht tegen het Nederlandse kolonialisme in Suriname.
De Nederlandse regering was al door de Centrale Inlichtingen Dienst (CID) gealarmeerd over het opruiende karakter van het aanstaande boek van De Kom. Het communistische dagblad De Tribune had namelijk een voorpublicatie afgedrukt. Reden voor de CID om op bezoek te gaan bij uitgeverij Contact in Amsterdam en de conceptversie te toetsen aan eventuele strafbare passages. De CID heeft tevergeefs nog geprobeerd publicatie te voorkomen omdat de Nederlandse regering vreesde voor negatieve gevolgen in Suriname als het boek zou verschijnen. Toen het boek in 1934 verscheen luidde het voorwoord dat vanwege opmerkzaamheid van zekere zijde (bedoeld werd de CID), en teneinde een ongestoorde verspreiding van dit werk te verzekeren, na overleg met de schrijver enkele wijzigingen in de tekst zijn aangebracht zonder daarbij de waarde van het boek aan te tasten. In hoeverre er wijzigingen in de definitieve tekst onder invloed van de inlichtingendienst zijn aangebracht of dat De Kom onder druk van de uitgever bepaalde passages heeft moeten schrappen, is onduidelijk. Volgens de biografen van De Kom (Woortman & Boots) is van censuur geen sprake geweest. De Kom zou in hun optiek vrijwillig hebben meegewerkt aan iedere wijziging.

Afb. 1: 1e druk van Wij slaven van Suriname met stofomslag | Afb. 2: Engelse uitgave van Wij slaven van Suriname 2022 | Afb. 3: Omslag 16e druk Wij slaven van Suriname 2020
Wij slaven van Suriname is opgebouwd uit drie delen: Het tijdperk der slavernij, Het tijdperk der ‘vrijheid’ en De Koms weerzien met en afscheid van Suriname. Voor het tijdperk van de slavernij baseerde De Kom zich hoofdzakelijk op een aantal bekende naslagwerken over Suriname en deels ook op verhalen van zijn grootmoeder die de slavernij nog had meegemaakt. Dit boek is dan ook een mengeling van een historische studie en een politiek manifest die een felle aanklacht tegen het koloniaal systeem van uitbuiting inhouden.
De Kom was zijn tijd ver vooruit door ook oog te hebben voor Hindostanen en Javanen. Zijn hoogste ideaal was eenheid en samenwerking tussen de arme Creolen, Hindostanen, Javanen en overige bevolkingsgroepen. Hij benadrukte het belang van samenwerking tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname. Zijn parool was proletarische eenheid. Hierover schreef hij: ‘Misschien zal ik er in slagen iets van die verdeeldheid uit de weg te ruimen die de zwakte was dezer gekleurden, misschien zal het niet geheel onmogelijk zijn om negers en Hindostani, Javanen en Indianen te doen verstaan hoe slechts de solidariteit alle zonen van moeder Sranang kan verenigen in hun strijd voor een menswaardig leven’.
Radicale breuk met koloniale geschiedschrijving
De Koms inspiratie voor het schrijven van dit boek kwam voort uit onvrede over het geschiedenisonderwijs in Suriname. Surinaamse schoolkinderen moesten alles weten van Michiel de Ruyter en Willem van Oranje, maar over eigen helden die opstonden tegen het koloniale bewind kwamen ze niets te weten en zoals hij schreef: ‘Geen beter middel om het minderwaardigheidsgevoel bij een ras aan te kweken dan dit geschiedenisonderwijs waarbij uitsluitend de zonen van een ander volk worden genoemd’. De Kom wilde juist over de eigen helden schrijven. Een echte geschiedenis van Suriname kon volgens hem alleen worden geschreven door een afstammeling van slaven zelf die het leed nog in de ogen van zijn grootmoeder had gezien.
De Kom legde vooral nadruk op de geestelijke ontwikkeling van de Surinaamse bevolking als middel om zich te emanciperen. Met zijn boek wilde De Kom de Surinamer zijn trots teruggeven. Zwart zelfbewustzijn, zelfrespect en proletarische eenheid zijn dan ook kernbegrippen in dit boek. Het betekent dat De Kom met zijn felle aanklacht zich niet alleen richtte tegen de economische en politieke aspecten van het kolonialisme, maar vooral ook tegen de psychologische dimensie ervan. Veelzeggend is de passage: ‘Geen volk kan tot volle wasdom komen dat erfelijk met een minderwaardigheidsgevoel belast blijft. Daarom wil dit boek trachten het zelfrespect der Surinamers op te wekken’.
Wij slaven van Suriname markeert ook een cesuur in de geschiedschrijving over Suriname. Het was namelijk de eerste keer dat de Surinaamse geschiedenis werd geschreven vanuit het antikoloniale, radicale gezichtspunt van de onderdrukten. Het is deze radicale breuk met de koloniale penvoering, evenals De Koms focus op de psychologische dimensie van het kolonialisme, die Wij slaven van Suriname tot een uniek boek maken.
Doodzwijgen van een ‘oproerkraaier’
Wij slaven van Suriname verscheen in een periode toen het Nederlandse kolonialisme buiten het linkse circuit in Nederland nauwelijks in twijfel werd getrokken. Het betekende ook dat toonaangevende media in Nederland met opzet niet over De Koms boek repten. Het raakte dan ook vanaf zijn verschijning gemarginaliseerd. De Kom werd namelijk beschouwd als een ‘communistische agitator’ en een ‘oproerkraaier’. De koloniale geschiedenis zou De Kom dan ook doodzwijgen. Illustratief voor deze opstelling is het sinds 1919 verschijnende tijdschrift West Indische Gids (thans Nieuwe West Indische Gids / New West Indian Guide geheten) uitgegeven door het Koninklijk Instituut voor Taal-Land- en Volkenkunde (KITLV) in Leiden. In de West Indische Gids komen we geen enkele melding of recensie tegen van Wij slaven van Suriname: Het werd genegeerd. In de naoorlogse periode heeft de uit Suriname afkomstige Leidse hoogleraar Rudolf van Lier met zijn boek Samenleving in een grensgebied lange tijd de beeldvorming over de persoon van De Kom en zijn Wij slaven Suriname bepaald. Samenleving in een grensgebied verscheen oorspronkelijk in 1949 als proefschrift en is in 1971 en 1977 herdrukt en geactualiseerd. Het gold tot het eind van de jaren zeventig als hét standaardwerk over Suriname. Wie geïnteresseerd was in Suriname begon met het lezen van Samenleving in grensgebied. Van Lier typeerde Wij slaven van Suriname als een ‘herinnering die deel werd van een pathetische gegriefdheid en rancune bij de lagere Creoolse volksklasse’ (1977, p. 279). Met andere woorden, in de optiek van Van Lier ging De Kom gebukt onder een slavernijtrauma.
Wel sterk beïnvloed door het gedachtegoed van De Kom waren Surinaamse nationalisten in de jaren veertig en vijftig, zoals het Statenlid Wim Bos Verschuur, de cultuurnationalist Papa Koenders en de nationalisten verenigd in de Partij Nationalistische Republiek (PNR) onder aanvoering van de politicus Eddy Bruma, maar zij pasten zelfcensuur toe. Hoewel zijn boek in nationalistische kring ijverig werd bestudeerd, zou, onder invloed van de Koude Oorlog, in het openbaar nimmer gerefereerd worden aan de persoon van Anton de Kom en zijn denkbeelden. De Koms activiteiten werden namelijk geassocieerd met het communisme en in die hoek wensten de nationalisten niet gezet te worden.
In de jaren vijftig en zestig werd Wij slaven van Suriname op de middelbare school in Suriname door docenten bestempeld als ‘verderfelijke lectuur van een gevaarlijke communist die men beter niet kon lezen’(info van André Haakmat, oud-minister in Suriname in de jaren ’80). Mijn kennismaking met het boek was begin jaren zeventig toen ik op de kweekschool zat in Suriname. Op mijn vraag aan de docent Nederlands (die uit Nederland kwam) of ik voor de leeslijst Nederlands in het examenjaar Wij slaven van Suriname mocht lezen reageerde hij afwijzend: Wij slaven van Suriname is geen literatuur! Ik moest mij houden aan de auteurs uit de verplichte leeslijst met daarop namen van Nederlandse auteurs, zoals Hugo Claus, A. den Doolaard, Simon Vestdijk, Hella Haasse, Marga Minco, W.F. Hermans, Louis Couperus et cetera. Het betekent dat tot begin jaren zeventig dit boek in Suriname nog werd beschouwd als ‘verderfelijke lectuur’. Dat is nu gelukkig wel anders.
Herontdekking
Het zou tot 1971 duren voordat er een herdruk van Wij slaven van Suriname verscheen. Tussen de eerste en tweede druk verschenen verschillende roofdrukken (illegale kopieën in stencilvorm uitgebracht). Het waren linkse Surinaamse studenten in Nederland die eind jaren zestig Wij slaven van Suriname herontdekten als manifest en inspiratiebron voor hun ontluikende politieke bewustzijn. Mede hierdoor vond Wij slaven van Suriname na 1971 langzamerhand ingang onder een Surinaams en Nederlands lezerspubliek.

Borstbeeld van Anton de Kom bij de Anton de Kom universiteit in Suriname. Foto: Eric Kastelein (Oog in oog met Paramaribo 2020)
Een grove annexatie van De Kom en zijn gedachtegoed volgde door de coupplegers onder aanvoering van Desi Bouterse in 1980. De militaire regering gaf aan het proces van natievorming hoge prioriteit. Zij beschouwde De Kom als een pionier en voorloper van een Surinaams nationalisme en socialisme. Hiermee werd De Kom voor het militaire regime een icoon van het ‘revolutionaire’ Suriname. De tragiek van deze ideologische inlijving was echter dat De Kom postuum diende als banier voor een militair regime dat zich kenmerkte door repressie en moordpartijen. De militaire repressie en moorden zouden De Kom met walging hebben vervuld. Deze annexatie door de militairen deed de beeldvorming rond De Kom geen goed. In oktober 1983 werd de universiteit van Suriname door het militaire regime omgedoopt tot de Anton de Kom Universiteit, in de volksmond afgekort met ADEK. Zijn beeltenis verschijnt ook op in die jaren gedrukte Surinaamse bankbiljetten. Met de herwaardering van de persoon van De Kom in Suriname vond verspreiding van het gedachtegoed van De Kom steeds meer ingang.
Activisme in Nederland en De Koms herwaardering
Het is echter niet in Suriname maar in Nederland dat met succes strijd is geleverd voor de rehabilitatie van De Kom en daarmee voor zijn herwaardering alsmede brede aandacht voor zijn Wij slaven van Suriname. Afro-Surinaamse activisten in Nederland en de erven De Kom hebben een lange strijd gevoerd voor zijn eerherstel. Dankzij die strijd kreeg De Kom in maart 1982 postuum van de Nederlandse regering het Verzetsherdenkingskruis. Deze activisten hebben zich ook ingezet voor meer aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden. Voor hen zijn slavenhandel en slavernij en de gevolgen daarvan voor de nazaten van slaven onderdeel geworden van hun identiteitspolitiek.

Standbeeld Anton de Kom. Foto Hans Ramsoedh
Een belangrijke impuls voor de discussie over het Nederlandse slavernijverleden en daarmee ook voor meer aandacht voor De Kom en zijn Wij slaven van Suriname kwam door de VN Wereld Anti Racisme Conferentie in Durban, Zuid Afrika, in 2001. Op deze conferentie werden de trans-Atlantische slavenhandel, slavernij en het kolonialisme tot misdaden tegen de menselijkheid verklaard. In Nederland vroegen Afro-activisten om implementatie van de Durban verklaring en niet geheel zonder succes. Nederland financierde de realisatie in 2002 van het Nationaal Monument Slavernijverleden in het Oosterpark in Amsterdam en in 2003 werd het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) opgericht met als doel onderzoek te doen naar en bewustwording van het Nederlandse slavernijverleden. Deze toegenomen aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden leidde ertoe dat in april 2004 het plein bij het stadsdeelkantoor Amsterdam Zuidoost (Bijlmer) werd omgedoopt tot het Anton de Komplein. 61 jaar na zijn dood, op 24 april 2006, werd eveneens in Amsterdam Zuidoost een bronzen standbeeld van hem onthuld.
In 2006 werd in opdracht van de Nederlandse regering voor het geschiedenisonderwijs de geschiedeniscanon van Nederland samengesteld. Deze canon moest richting geven aan het geschiedenisonderwijs in het basisonderwijs en de eerste twee klassen van het voortgezet onderwijs. Vijf van de vijftig vensters hadden betrekking op de Nederlandse koloniale geschiedenis waaronder slavenhandel en slavernij. In de herziene geschiedeniscanon in 2020 kreeg ook Anton de Kom een plek. Hij is hiermee de eerste Surinamer die een plek heeft gekregen in de Nederlandse geschiedeniscanon.
Als gevolg van bovenvermelde ontwikkelingen kwam er ook meer aandacht voor Anton de Kom en zijn Wij slaven Suriname. In februari 2020 verscheen inmiddels de 16e druk. In 2020 behoorde het tot de top tien van best verkochte historische boeken in Nederland en won het ook de publieksprijs voor het non-fictie boek van het jaar.

(Centrale Bibliotheek Den Haag)
Actualiteit van Wij slaven van Suriname
Met zijn boek staat Anton de Kom aan het begin van een traditie van aanklachten tegen slavernij en kolonialisme in het Caraïbisch gebied met als bekende auteurs Aimé Césaire (in de jaren dertig grondlegger van de Négritude-beweging die de emancipatie van de zwarte bevolking in de Franse overzeese gebieden bepleitte), C.L.R. James (The Black Jacobins: Toussaint L ‘Ouverture and the San Domingo Revolution 1938), Eric Williams (Capitalism and Slavery 1944) en Frantz Fanon (Zwarte huid, blanke maskers 1952). Wij slaven van Suriname hoort samen met de hiervoor genoemde publicaties tot de moderne klassiekers uit het Caraïbisch gebied. Door de taalkundige kloof bleef De Kom echter een tamelijk onbekende schrijver en activist in het Caraïbisch gebied. In grote delen van het Caraïbische gebied is immers Engels de voertaal en het betekent dat Wij slaven van Suriname daardoor ook onbekend bleef. Wel verscheen in 1936 van Wij slaven van Suriname een Duitse vertaling in de Sovjet Unie. In 1981 kwam in Cuba een Spaanse vertaling uit en de Venezolaanse ambassade in Suriname kwam in 2009 met een eigen Spaanse uitgave. Nadat er na 1987 decennia lang pogingen waren ondernomen om een Engelse vertaling van Wij slaven van Suriname uit te brengen, verscheen begin dit jaar eindelijk de Engelse vertaling: We slaves of Suriname.
De Koms gedachtegoed blijft nog steeds nieuwe generaties inspireren. Wij slaven van Suriname wordt thans in Suriname en door activisten in Nederland die zich inzetten voor meer aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden en strijden tegen institutioneel racisme beschouwd als een van de kernteksten van dekoloniserend denken. Niet compositie en literaire stijl maken Wij slaven van Suriname tot een bijzonder boek, want de stijl ‘kraakt en wringt soms en sommige bladzijden zijn tamelijk dor’, maar ‘de passie en verbetenheid waarmee hij zijn teksten schrijft die de lezers altijd weer bij de strot grijpen en de moed waarmee hij misstanden durfde aan te kaarten’ aldus Michiel van Kempen, hoogleraar Caraïbische literatuur aan de UVA (De Groene Amsterdammer, 8 april 2020). In zijn Anton de Kom-lezing in 2005 zei oud-minister van Justitie, Ernst Hirsch Ballin, dat De Kom in de directe confrontatie met gewelddadig onrecht iets liet zien van echte universaliteit die verder reikt dan welke verschillen dan ook. Zo streed De Kom niet alleen tegen het Nederlands kolonialisme in Suriname maar ook tegen het Nazisme in Nederland dat hij beschouwde als een vorm van slavernij.
De Max Havelaar (1860) van Multatuli is inmiddels uitgegroeid tot een van de belangrijkste werken uit de Nederlandse literatuur en verankerd in het collectieve geheugen van Nederland. Niet alleen in Suriname maar ook in Nederland is de canonisering van Wij slaven van Suriname van deze strijder tegen kolonialisme en nationaalsocialisme op zijn plaats.
Verder lezen:
- de Kom. Zijn strijd en ideeën. Samengesteld door het Anton de Kom-Abraham Behr Instituut. Amsterdam 1989: Sranan Buku.
- Themanummer OSO. 75 jaar Wij slaven van Suriname. De turbulente biografie van een boek. 2010, jrg. 29, nr. 1 (193 pp.). Digitaal te raadplegen dbnl.nl > Oso
- Woortman & A. Boots, Anton de Kom. Biografie. Amsterdam 2009: Contact
- Anton de Kom, Wij slaven van Suriname, Amsterdam 2020: Atlas Contact (20e druk). Met een voorwoord van Tessa Leuwsha, Duco van Oostrum en Mitchell Esajas.
- Anton de Kom, We slaves of Suriname. Cambridge 2022: Polity Press
* Deze bijdrage is een bewerking van mijn lezing over Anton de Kom in de Centrale Bibliotheek Den Haag op 20 april 2022 op initiatief van het Gemeente Archief Den Haag en de Anton de Kom-stichting.
- Published in BIBLIOTHEEK, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
Nationaal Comité 4 en 5 mei en Oorlogsgravenstichting: omissie hersteld met nu ook aandacht voor Suriname – Eric Kastelein

Eric Kastelein
Nationaal Comité 4 en 5 mei neemt oorlogsmonumenten Paramaribo/Suriname op
Het Nationaal Comité 4 en 5 mei beheert een database met daarin meer dan 4000 oorlogsmonumenten uit 25 landen. Die monumenten herinneren aan Nederland en de Tweede Wereldoorlog, aan oorlogssituaties en aan vredesoperaties daarna.

Oorlogsmonument aan de Waterkant met op de achtergrond de Surinamerivier (Paramaribo).
Ik ontdekte dat Paramaribo/Suriname ontbrak en dat de negen oorlogsmonumenten die beschreven staan in het boek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed niet in deze database waren opgenomen. Na overleg met het comité is dit hersteld. Ik heb teksten en foto’s aangeleverd en de monumenten zijn sinds september 2021 te raadplegen en te zien.
Ga naar de website https://www.4en5mei.nl/, ga naar “Oorlogsmonumenten”, “Monument zoeken”, “Zoek een monument” en vul in Paramaribo of Suriname.

Koreaans Oorlogsmonument
Oorlogsgravenstichting: oorlogsmonumenten gekoppeld aan personen die voorkomen op monumenten in Paramaribo/Suriname
In Nederland zijn 180.000 mensen door de Oorlogsgravenstichting geregistreerd als oorlogsslachtoffer. Mannen, vrouwen en kinderen die hun leven verloren tijdens de Tweede Wereldoorlog of tijdens gewelddadige conflicten daarna – zoals in voormalig Nederlands-Indië en tijdens recente vredesmissies (bron: Oorlogsgravenstichting).

Synagoge in Paramaribo: Herinneringsmonument vermoorde Surinaamse joden tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
En deze mensen hebben een verhaal. De stichting verzamelt die geschiedenissen in de verhalen- database op de website. Bezoekers kunnen heel makkelijk een bijdrage toevoegen, zoals foto’s, krantenberichten, overlijdensadvertenties, onderscheidingen en nog veel meer. Voor Paramaribo/Suriname ontbrak helaas de koppeling naar de betreffende oorlogsmonumenten.

Na intensief overleg is het sinds eind april 2022 mogelijk de persoon te koppelen aan het monument. In Paramaribo/Suriname waar hij of zij op vermeld staat. Door op de koppeling te klikken, kom je bij het betreffende monument op de website van het Nationaal Comité 4 en 5 mei!
Een voorbeeld op https://oorlogsgravenstichting.nl/: Zoek op Voss, Harry Frederik 12 03 1912 – 29 05 1943, lees zijn verhaal en ontdek het monument in Paramaribo.
Foto’s: Eric Kastelein (Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed)
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS
One day event met Mohanji – De reis naar vrijheid
Wie is Mohanji
Mohanji is een filantroop. Hij is de grondlegger van Ammucare, ACT Foundation, Mohanji Foundation, Himalayan School of Traditional Yoga, Dance, Language Martial Arts en de World Consciousness Alliance. Hij heeft zijn leven gewijd aan het dienen van de wereld. Hij heeft de mensheid lief en gelooft dat menselijkheid de beste religie voor mensen is. Menselijkheid voorbij alle door de mens gemaakte barrières zoals kaste, kleur, geloof, nationaliteit en cultuur. Zijn liefde strekt zich uit tot alle wezens op aarde en hij bewandelt het pad van ahimsa (geweldloosheid) in gedachte, woord en daad. Hij wordt gedreven door de overtuiging dat wij allen de aarde als een betere plek moeten achterlaten na erop te hebben geleefd.
Mohanji is van nature een non-conformist en vermijdt om zichzelf in kaders te plaatsen. Hij ziet zichzelf als een vriend van de wereld – of het nu gaat om het helpen van armen en hulpelozen, het in hun kracht zetten van mensen die emotioneel of mentaal lijden, het begeleiden van hen die op zoek zijn naar persoonlijke en spirituele ontwikkeling of het zorgen voor vogels en dieren en het milieu in het algemeen.
Mohanji’s uitstraling is als een liefhebbende moeder, een dierbare vriend, een toegewijde familieman, een heldere filosoof en een liefdevolle gids die zijn hulp en bijstand onvoorwaardelijk aanbiedt. Geen wonder dat ieder zich op een andere manier met hem verbindt, ieder op zijn eigen unieke manier.
Bevrijding of verlichting is de hoeksteen van Mohanji’s leringen. Hij wijst ons waar we moeten kijken, maar niet wat we moeten zien. Hij legt grote nadruk op bevrijding van de verstrikkingen, opvattingen en gewoontepatronen van het leven. In de praktijk demonstreert hij dit zelf door een leven te leiden dat vrij is van de gebondenheid en conditionering van de geest. Hij laat zien hoe we volkomen natuurlijk kunnen leven, in totale acceptatie van het leven zoals het komt, zonder een gevoel van weerstand, ongeacht mensen, tijd, ruimte, situaties of opvattingen.
“Echt meesterschap is de beheersing van de eigen geest”, zegt Mohanji, waarmee hij bedoelt dat spiritualiteit tot uitdrukking komt in het bewustzijn waarmee we leven en ons dagelijks leven ervaren. Hij pleit voor het pad van onbegrensdheid waarbij spontaniteit en flow alles is wat er is; helemaal jezelf zijn!
Hij gelooft in het beminnen van het leven en benadert elke situatie in het leven met de verwondering en nieuwsgierigheid van een pasgeboren kind zonder (voor)oordelen.
Belangrijkste pijlers van Mohanji’s filosofie
Hij benadrukt zuiverheid, vertrouwen, onvoorwaardelijke liefde en onbaatzuchtige dienstbaarheid aan alle levende wezens als fundament en pijlers van een evenwichtig menselijk bestaan. Hij beschouwt gebeden van dankbaarheid als het hoogste gebed die de innerlijke rijkdom vergroten en zowel genade als overvloed aantrekken.
Zijn ochtendgebed is: “Dank u dat u mij nog een dag in de wereld laat dienen.” Dit gebed wordt gevolgd door een vraag aan zichzelf: “Wat kan ik nog meer doen voor de wereld van vandaag?” Hij moedigt iedereen aan om hetzelfde te doen en voortdurend de waarde van het bestaan op aarde te beoordelen aan de hand van de waarde die ze aan de wereld hebben toegevoegd, binnen hun vermogen en invloedssfeer.
Spiritualiteit is een levensstijl
Als familieman met een verleden in het bedrijfsleven gelooft Mohanji dat spiritualiteit een onderdeel is van elk aspect van iemands leven. Hij bewijst dat met het voorbeeld van zijn eigen leven.
Hij speelt alle rollen in zijn leven zo goed als hij kan – een plichtsgetrouwe zoon, een liefhebbende echtgenoot, een toegewijde vader, een ondersteunende vriend, een bemoedigende gids en een trouwe burger. In alle opzichten vervult Mohanji zijn rol tot in perfectie.
Hoewel zijn openbare leven in 2012 begon, was het een moeizame reis om zijn huidige niveau van wereldwijde erkenning te bereiken. Hij is nooit bang geweest om zijn pad alleen te bewandelen, ondanks de vele hindernissen, bezwaren, verraad en valpartijen op die reis. Vanuit relatieve anonimiteit verhief hij zichzelf tot wereldwijde erkenning door zijn dienstbaarheid, liefde en vaste geloof in menselijkheid.
Hij gelooft dat zijn aanwezigheid op aarde te danken is aan de genade en steun van de krachtige traditie van bevrijding en de verschillende meesters die in eeuwige vrijheid leefden volgens die traditie.
“Het leven gaat over prestaties, maar niet over de prijzen en trofeeën in de kast. Het gaat om de zegeningen die je aan de hulpelozen hebt gegeven. Het gaat over ons vermogen om een positief verschil te maken voor een ander wezen. Ware prestaties kunnen niet op de vingers worden geteld, maar kunnen alleen worden gemeten aan de hand van iemands spirituele vooruitgang, iemands niveau van bevrijding. Echte prestaties zijn de tastbare momenten die we onbaatzuchtig hebben beleefd. Dit is de enige plek waar iedereen wint. Alle materiële verworvenheden zijn winst voor sommigen en verlies voor anderen”, aldus Mohanji.
Wereldwijde ‘footprint’
Mohanji heeft een aantal platforms gecreëerd om degenen die met hem willen samenwerken in staat te stellen waarde toe te voegen aan de samenleving door middel van consequente daden van vriendelijkheid en mededogen.. Hij geeft het goede voorbeeld en is voortdurend bezig anderen te helpen en te dienen van anderen, waarbij hij zich beschikbaar stelt voor goede doelen die de samenleving ontwikkelen en verbeteren. Zo heeft hij verschillende goede doelen en organisaties opgericht, zoals Ammucare, ACT Foundation, Mohanji Foundation, Himalayan School of Traditional Yoga, World Consciousness Alliance, Early Birds Club, om maar enkele te noemen.
Op dit moment zijn er ongeveer 15 landen waar sommige of al deze instellingen formeel zijn geregistreerd en er zijn vrijwilligers actief in meer dan 80 landen. Gezamenlijk werken zij aanzijn missie om mensen te helpen hun hoogste potentieel te bereiken en daardoor een betere wereld te creëren. Als uiting van dankbaarheid aan de wereld heeft Mohanji zijn lessen en technieken gratis beschikbaar gesteld aan de wereldwijde gemeenschap.
In overeenstemming met het pad van ahimsa (geweldloosheid), is Mohanji ervan overtuigd dat praktische initiatieven nodig zijn om alternatieven te bieden om mensen te helpen bewuste keuzes te maken die pijn en lijden voor de natuur, mens en dier vermijden. Met dat doel lanceerde hij onder andere initiatieven als Ahimsa Vegan (een veganistische restaurantketen), Vegan First (India’s eerste portaal voor veganisten, dat in 2019 de internationale Vegan Conference in New Delhi organiseerde) en Ahimsa Wear (een label voor veganistische en dierproefvrije kleding) om een wereld te creëren zonder wreedheid. Als erkenning voor zijn belangeloze dienstbaarheid aan de wereld, is hij wereldwijd op grote schaal gehuldigd en bekroond door verschillende organisaties.
Het grote nieuws is dat Mohanji in het Pinksterweekend naar Almere komt.
De stichting Mohanji Nederland organiseert een eendaags evenement op 4 juni. U bent van harte uitgenodigd om daarbij aanwezig te zijn.
DE REIS NAAR VRIJHEID
Zaterdag 4 juni | 10:00 – 17:00 | Almere
Deze tijden vragen om speciale maatregelen.
Dit is de kans om ons bewustzijn te verhogen onder leiding van Mohanji!
Je overtuiging voor het pad doet ertoe zegt MOHANJI.
Waarom nu?
De geest zal je testen.
Situaties zullen je op de proef stellen.
De tijd zal je op de proef stellen.
Alles in het leven zal je op de proef stellen.
Grijp deze kans nu MOHANJI, een wereldleraar en filantroop, in Nederland is. (www.mohanji.nl)
PROGRAMMA 4 JUNI 2022
• Sathsang met Mohanji en Q&A
• Meditatie
• Live music met Mantra Vibes, Aura Rascón & JanLucas van Velzen
• Veganistische lunch
• Twee pauzes met koffie/thee, fruit en koekjes
• Boekpresentatie van de allereerste vertaalde Nederlandse boeken
• Goodiebag (inclusief een boek van Mohanji)
• Fotoshoot met Mohanji en mogelijkheid tot boek signeren
(Tijdens het evenement zal Engels gesproken worden)
Ticket volwassene: € 150,-
Ticket kind: 12-18 jaar: € 50,-
Tijd: 10:00 – 17:00 uur
Ontvangst vanaf 09:00 uur met koffie en thee
Adres: Veluwezoom 45, 1327AK Almere, Nederland
Er is een beperkt aantal tickets beschikbaar, dus wacht niet te lang met een reservering maken. Dit evenement wil je gewoon niet missen!
Voor meer informatie ga naar website
www.mohanji.nl
Bestel je ticket (klik op deze link)
https://mailchi.mp/593e0dced92a/mohanji-event-4-juni
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS
One day event with Mohanji – The journey to freedom
Who is Mohanji
Mohanji is a philanthropist and a humanitarian. He is the founder of Ammucare, ACT Foundation, Mohanji Foundation, Himalayan School of Traditional Yoga, Dance, Language Martial Arts and World Consciousness Alliance. He has dedicated his life towards serving the world. He is a lover of humanity believing humanity to be the best religion for humans. Humanity beyond all man-made barriers such as caste, colour, creed, nationality and culture. His love extends to all the beings on earth and he walks the path of ahimsa (non-violence) in thought, word and action. He is driven by the conviction that we should all leave the earth a better place after having lived on it.
A non -conformist by nature, Mohanji avoids putting himself into frames and sees himself as a friend of the world – be it aiding the poor and helpless, empowering those in emotional or mental torment, guiding those seeking personal and spiritual development, caring for birds and animals or caring for the environment at large.
Mohanji’s nature radiates that of a loving mother, a best friend, a devoted family man, a lucid philosopher and a loving guide, offering his help and assistance unconditionally. Little wonder that each person connects with him differently, in their own unique manner.
Liberation is the cornerstone of Mohanji’s teachings where he points us at where to look but not what to see. He places great emphasis on liberation from the bindings, concepts and habits of life. He himself practically demonstrates this by leading a life free from the bindings and conditioning of the mind – totally natural, with total acceptance of life as it comes without resistance, irrespective of people, time, space, situations or concepts.
“True mastery is the mastery of one’s own mind.” says Mohanji, who maintains that spirituality is expressed in the awareness with which we live and experience our daily lives. He advocates the path of Pathlessness where the spontaneity and flow is all there is; being totally yourself!
He believes in romancing life, approaching every situation in life with wonder and curiosity of a new-born child without preconceptions or judgments.
Key Pillars of Mohanji’s philosophy
He emphasizes purity, faith, unconditional love and selfless service towards fellow beings of all species, as the foundation and pillars of a balanced human existence. He considers the prayer of gratitude as the highest prayer that increases inner richness and attracts both grace and abundance.
His morning prayer is, “Thank you for letting me serve one more day in the world” which is followed by a question to himself, “What more can I do for the world today?” He encourages everyone to do likewise and constantly assess the worth of their existence on earth by the value they have added to the world, within their capacity and scope of influence.
Spirituality is a lifestyle
Being a family man and a former corporate professional, Mohanji believes that spirituality is a part of every aspect of one’s life, proving it with the example of his own life.
He plays all the roles in his life as best as he can – a dutiful son, a loving husband, a doting father, a supportive friend, an encouraging guide and a steadfast citizen. In every aspect, Mohanji performs his role to perfection.
Even though his public life started in 2012, it was an arduous journey to reach from there to his current level of global recognition. He was never afraid to walk alone despite the many hurdles, objections, betrayals and falls on that journey. Coming from relative anonymity, he raised himself to global recognition through his service, love and firm conviction in humanity.
He believes that his presence on earth is due to the grace and support of the powerful tradition of liberation and the various masters who lived in eternal freedom according to that tradition.
“Life is about achievements, but is not about the cups and trophies in the wardrobe. It is about the blessings that you rendered to the helpless. It is about our ability to make a positive difference to another being. True achievements cannot be counted in fingers, but can only be measured through one’s spiritual progress, one’s level of liberation. True achievements are the tangible moments that we lived selflessly. This is the only place where everyone wins. All material achievements are gain for some and loss for some”.
~ Mohanji
Global ‘footprint’
Mohanji has created a number of platforms to allow those who choose to associate with him to add value to society through consistent acts of kindness and compassion. He leads by example and is constantly busy in helping and serving others, making himself available to champion causes that develop and improve society. He has founded various charities and organisations such as Ammucare, ACT Foundation, Mohanji Foundation, Himalayan School of Traditional Yoga, World Consciousness Alliance and Early Birds Club to name a few.
Today, there are around 15 countries where some or all of these institutions are formally registered while followers are present in over 80 countries. They collectively work to further his mission of helping people reach their highest potential and thereby making this place a better world. As an expression of gratitude to the world, Mohanji has made his practices and techniques available for free to the worldwide community.
In line with his path of ahimsa (non-violence), Mohanji firmly believes that practical initiatives are required to provide cruelty free alternatives to help people make conscious choices to avoid causing pain and suffering to nature and its beings. Towards that end, he has inspired Ahimsa Vegan (a vegan chain of restaurants), Vegan First (India’s first portal for vegans, that hosted the international Vegan Conference in New Delhi in 2019) and Ahimsa Wear (a label for vegan and cruelty free apparel) amongst other initiatives to create a cruelty free world. In recognition of his selfless service to the world, he has been widely feted and awarded by various organisations from around the world.
With great joy we can announce that Mohanji is coming to Almere.
Foundation Mohanji Netherlands is organzing a One day Event on the 4th of june. You are most welcome to join.
The journey to Freedom
Saturday june 4th | 10:00 – 17:00 | Almere
These times call for special measures.
Now is the chance to raise our consciousness under the guidance of Mohanji!
Your conviction to the path matters says MOHANJI.
Why now?
The mind will test you.
Situations will test you.
Time will test you.
Everything in life will test you.
Seize this opportunity now that MOHANJI, a world teacher and humanitarian, is in Holland. (www.mohanji.org)
PROGRAM JUNE 4th 2022
• Sathsang with Mohanji and Q&A
• Meditation
• Live music with Mantra Vibes, Aura Rascón & JanLucas van Velzen
• Vegan lunch
• Two breaks with coffe/tea, fruit and sweets
• Bookpresentation of the first translated Dutch books
• Goodiebag (including a book of Mohanji)
• Fotoshoot with Mohanji and opportunity of book signing
(The event is English spoken)
Ticket adult: € 150,-
Ticket child: 12-18 jaar: € 50,-
Time: 10:00 – 17:00 uur
Walk in at 09:00 uur with coffee and tea
Address: Veluwezoom 45, 1327AK Almere, The Netherlands
There is a limited number of tickets available, so don’t wait too long to make a reservation. You don’t want to miss this! Order your tickets on www.mohanji.org/events or at this button
www.mohanji.nl
Order your ticket here (Please click on this link)
https://mailchi.mp/593e0dced92a/mohanji-event-4-juni
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS
Vergeten helden uit de Nederlandse koloniën – Hans Ramsoedh

Velen hebben de miniatuurstad Madurodam in Den Haag weleens bezocht, maar ik schat in dat weinigen op de hoogte zijn van de achtergrond van dit attractiepark. Dit attractiepark, opgericht in 1952, is vernoemd naar de op Curaçao geboren verzetsheld George Maduro. Hij studeerde rechten in Nederland en was vlak vóór de Tweede Wereldoorlog gemobiliseerd. Na de Duitse bezetting van Nederland sloot Maduro zich aan bij het Nederlandse verzet. Hij werd in 1943 gearresteerd en door de Duitsers overgebracht naar het concentratiekamp Dachau waar hij in 1945 overleed. Vanwege zijn verzetsactiviteiten werd hem in 1946 postuum de militaire Willemsorde (hoogste militaire onderscheiding in Nederland) toegekend. In 1952 stelden Maduro’s ouders geld beschikbaar om van Madurodam een herdenkingsmonument te maken voor hun zoon.
Een andere bekende verzetsstrijder is de in Suriname geboren Anton de Kom. Sinds zijn opname in de Nederlandse geschiedeniscanon in 2020 is er in de Nederlandse media veel aandacht voor zijn strijd tegen het Nederlands kolonialisme in Suriname en zijn rol bij het verzet in Nederland tegen de Duitse bezetting.
Naast Maduro en De Kom zijn er nog andere helden uit de Nederlandse koloniën (Suriname, de Antillen en Nederlands-Indië) wier rol en bijdrage echter een vergeten hoofdstuk zijn in boeken, films en herdenkingen. Omroep Max besteedt binnenkort in een drieluik aandacht aan een aantal van deze helden. In deze bijdrage besteed ik aandacht aan een aantal Surinaamse verzetsstrijders tijdens de Duitse bezetting van Nederland. Allereerst enkele opmerkingen over de vestiging van Surinamers in Nederland vóór 1940 en de Surinaamse hulp aan Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Surinamers in Nederland vóór 1940
Tot circa 1920 waren het vooral Surinamers uit de gegoede middenklasse die naar Nederland kwamen voor een universitaire opleiding en na afronding van de opleiding veelal terugkeerden naar Suriname. Tussen 1920 en 1940 ging het om een honderdtal studenten. In de jaren twintig en dertig vertrokken er vervolgens ook mannen uit de Creoolse volksklasse naar Nederland op zoek naar een beter bestaan. In deze periode heerste er in Suriname economische malaise. De betere banen waren niet voor donkere Afro-Surinamers weggelegd, maar voor de Hollanders en lichtgekleurde Creolen. Onder de Creolen uit de volksklasse die zich in Nederland vestigden gaat het vooral om verstekelingen en personen die op de vaart werkzaam waren en vervolgens besloten zich permanent in Nederland te vestigen. Amsterdam en in mindere mate Rotterdam waren de belangrijkste vestigingssteden voor deze groep. Hoe groot deze groep was, is niet exact vast te stellen. Zij werden niet apart geregistreerd aangezien zij de Nederlandse nationaliteit hadden. Naar schatting ging het in de jaren dertig om twee- tot drieduizend Creoolse mannen. De meesten trouwden met Nederlandse vrouwen, een gemengd huwelijk waarvan in Nederland zeker in de jaren dertig geen sprake was van sociale acceptatie.
In de jaren dertig was het voor de veelal laaggeschoolde Creoolse Surinamers in Nederland moeilijk om aan een baan te komen. Het waren de crisisjaren en velen van hen waren op de bijstand aangewezen. Een aantal van hen vond een bestaan in de entertainment industrie (nacht- en jazzclubs) als muzikant, portier, barman en uitsmijter. Eind jaren twintig won de jazzmuziek aan populariteit en een twintigtal Surinamers vond emplooi als jazzmuzikant waaronder de saxofonist Kid Dynamite, de trompettist Teddy Cotton, de gitarist Lex Vervuurt en de gitarist Max Woiski. Door het Amsterdamse gemeentebestuur werd met enige zorg gekeken naar de opmars van de jazzclubs in deze stad waar vooral veel zwarte mannen werkten. De jazzscene werd beschouwd als zedenverwildering en als muziek van zwarten die een funeste invloed had op jeugdigen. Veel blanke meisjes voelden zich aangetrokken tot de zwarte mannen en hun muziek. De Amsterdamse politie hield dit soort gelegenheden daarom dan ook in de gaten.
De Duitse bezetting van Nederland had aanvankelijk geen consequenties voor de zwarte Nederlanders. Ondanks de racistische ideologie van de Duitsers werden zij om hun huidskleur niet aan vervolging blootgesteld. Zij werden niet beschouwd als Ariërs en aangezien de nazi’s geen voorstander waren van ‘rassenvermenging’ werden zij om die reden dan ook niet gedwongen te werken in de Duitse arbeidsdienst. Gekleurde Nederlanders konden hun brood- en aardappelbonnen ruilen voor rijstbonnen. Tot eind 1941 konden de Surinaamse jazzmuzikanten nog vrijelijk optreden. Veel Duitse militairen behoorden tot de vaste bezoekers van de jazzscene. Na de Japanse aanval op Pearl Harbor (7 december 1941) veranderde de situatie. De Verenigde Staten verklaarden de oorlog aan Japan en Duitsland. Door de Duitsers werden nu Amerikaanse cultuuruitingen beschouwd als vijandig en dat gold ook voor de jazz. In 1942 verbood de nazi-gezinde Amsterdamse hoofdcommissaris caféhouders om Surinaamse muzikanten te engageren omdat hij hen een groot moreel gevaar achtte voor de vrouwelijke Nederlandse jeugd. Kort daarop vaardigde het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten een algeheel verbod op jazz uit.
In tegenstelling tot de gekleurde Nederlanders was het lot van de Joodse groep in Nederland (evenals in andere landen die te maken hadden met een Duitse bezetting) tijdens de Tweede Wereldoorlog desastreus. Onder de circa 102.000 Joden die door de Duitsers zijn vermoord of door ziekte en uitputting om het leven kwamen (vijfenzeventig procent van de totale Joodse bevolking in Nederland), hadden ongeveer honderd een Surinaamse achtergrond.

Synagoge in Paramaribo: Herinneringsmonument vermoorde Surinaamse joden tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland.
Surinaamse hulp aan Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog
Suriname was niet direct betrokken bij de Tweede Wereldoorlog. Een veelgehoorde uitspraak tijdens de oorlogsjaren was: In Suriname hebben we de oorlog niet gevoerd, maar gevierd. Met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog ontstond er namelijk grote vraag naar aluminium voor de Amerikaanse oorlogsindustrie. Het had tot gevolg dat de bauxietindustrie in Suriname expandeerde om te kunnen voldoen aan de Amerikaanse vraag naar aluminium voor de bouw van oorlogsvliegtuigen. De bauxietwinning in Suriname werd van vitaal belang voor de Amerikaanse oorlogsindustrie. Vanwege dat belang en het feit dat de Nederlandse militaire verdediging van Suriname nauwelijks iets voorstelde, werden in november 1941 circa tweeduizend Amerikaanse militairen in Suriname gestationeerd ter bescherming van de bauxietmijnen. De opkomst van de bauxietindustrie tijdens de oorlogsjaren betekende definitief het einde van Suriname als een plantagekolonie. Bauxiet werd na 1945 de kurk waarop de Surinaamse economie dreef.
De legering van Amerikaanse troepen in Suriname leidde tot de bouw van nieuwe defensiewerken (schuilkelders, loopgraven, bunkers, wegen, militaire luchthaven, wapenmagazijn). Circa vierduizend mensen vonden emplooi bij de Amerikaanse defensiewerken. De Amerikanen betaalden hoge lonen. Plantagearbeiders verlieten massaal de plantages voor de hogere lonen die de Amerikanen betaalden. Nieuwe fabriekjes (sigaretten, frisdranken, zeep, lucifers) werden opgericht om aan de groeiende vraag naar consumptiegoederen te voldoen.
Na de Duitse bezetting van Nederland op 10 mei 1940 was in Suriname aanvankelijk weinig bekend over de situatie in Nederland. De oorlog had de handel en het personenverkeer tussen Suriname en Nederland praktisch stilgelegd. Na 1941 bereikte het nieuws over bezet Nederland langzamerhand Suriname. Er ontstond in Suriname grote betrokkenheid bij het wel en wee van de Nederlandse bevolking. Circa vijfhonderd Surinaamse vrijwilligers meldden zich aan voor de Prinses Irene Brigade in Canada om te strijden tegen de Duitse bezetters van Nederland. De Nederlandse premier Gerbrandy stelde echter geen prijs op ‘nikkertjes’ in de Prinses Irene-brigade’. Hij vreesde ook dat er mogelijk raciale spanningen met Nederlandse dienstplichtigen uit Zuid-Afrika binnen de Prinses Irene Brigade zouden optreden. Na de oorlog zouden deze vrijwilligers worden overgebracht naar Australië om vervolgens ingezet te worden in de strijd tegen de Indonesische vrijheidsstrijders.
Naast de vrijwilligers voor de Prinses Irene-brigade deden zo’n tweehonderd Surinamers dienst als kanonniers (gunners) op marine- en koopvaardijschepen die bauxiet vervoerden naar de Verenigde Staten en olie, voedsel en wapens naar Europa. Een dertigtal Surinaamse kanonniers overleed als gevolg van oorlogshandelingen.
Er werd door de Surinaamse bevolking geld ingezameld voor de aanschaf van een spitfire gevechtsvliegtuig voor de geallieerde oorlogsvoering, een torpedojager ter vervanging van het schip Van Galen dat in Rotterdam was vergaan tijdens de meidagen van 1940 en voor het in Londen opgerichte Prins Bernhard Fonds dat ook bestemd was voor de aanschaf van wapens. De Surinaamse bevolking zamelde ijverig metaal en zilverpapier in ten behoeve van de oorlogsindustrie. Tonnen ervan werden verscheept naar de VS. Daarnaast werden verschillende hulpacties op touw gezet om hulpgoederen (onder andere kleding en voedsel) naar Nederland te verzenden na de bevrijding.
Als dank voor de verleende Surinaamse steun tijdens de oorlogsjaren schonk Nederland aan Suriname het Dankbaarheidsmonument dat in 1955 door koningin Juliana en prins Bernhard werd onthuld. Het monument bestaat uit een beeldengroep van drie meisjes in brons. De drie meisjes staan voor de Creoolse (links) en Hindostaanse (rechts) Surinamers die hun armen om de rug van het Nederlandse volk (midden) slaan. De drie kleine kopjes op de sokkel representeren de kleinere bevolkingsgroepen in Suriname. Op de achterzijde van de sokkel is een plaquette geplaatst met de tekst:
Nederland gedenkt
dankbaar de hulp
tijdens de oorlog
1940-1945
en daarna door
Suriname uit gevoel
van saamhorigheid
verleend

Dankbaarheidsmonument op het Sivaplein in Paramaribo.
Verzetshelden uit de Nederlandse koloniën
Terug naar de verzetshelden uit de Nederlandse koloniën in Nederland. Hieronder een bespreking van de rol van enkele verzetsstrijders afkomstig uit Suriname: Leo Lashley, Paul en Hans Flu en de familie Rijk Van Ommeren.
Leo Lashley (1903-1980) studeerde geneeskunde en in 1930 promoveerde hij in de oogheelkunde. Hij vestigde zich als oogarts in Rotterdam en was in deze stad voorzitter van de Rotterdamse artsenvereniging. Vanuit die functie protesteerde hij in 1942 tegen de oprichting van de nazistische Artsenkamer. Hij nam deel aan het verzet in Rotterdam door onderduikers veilige adressen te bezorgen. Toen een van de ondergedoken vrouwen in 1944 zwanger raakte, was Lashley de enige arts die bereid was te helpen. Door zich in de avonduren in te lezen in de verloskunde hielp hij in 1944 bij de geheime bevalling. Nadat hij een aantal keren door de Duitsers werd gearresteerd dook hij onder tot de oorlog voorbij was. In het najaar van 1944 hielp hij de spoorwegstakers en sloot hij zich bij de Binnenlandse Strijdkrachten aan. Als arts bij het Militair Gezag was hij na de oorlog betrokken bij de berechting van collaborateurs. In 1948 vestigde hij zich als arts op Curaçao. Na zijn pensioen kwam hij terug naar Nederland waar hij in 1980 overleed.
Paul Flu (1884-1945) studeerde geneeskunde in Suriname en Nederland. In 1921 werd hij benoemd tot hoogleraar in Leiden en in 1938 aan dezelfde universiteit benoemd tot rector magnificus. Hij kwam op voor de universitaire vrijheid en werd in 1942 door de Duitsers onder huisarrest geplaatst en in 1944 overgebracht naar een Duits concentratiekamp. Hij overleefde het concentratiekamp maar stierf geheel uitgeput in december 1945. Zijn oudste zoon Hans Flu (1912-1944) was huisarts in Leiden. Tijdens de oorlogsjaren hielp hij meerdere mannen aan valse medische verklaringen om te zorgen dat zij niet voor de verplichte arbeidsdienst in Duitsland hoefden te gaan werken. Na een gewapende verzetsactie in 1944 werd Hans Flu door de Duitsers opgepakt en vervolgens doodgeschoten.
De vader van de gebroeders Rijk Van Ommeren, Harry Rijk van Ommeren, was landmeter en journalist en van 1909 tot 1923 lid van de Koloniale Staten van Suriname. Hij overleed in 1923 waarna zijn echtgenote en vijf kinderen (vier zoons en een dochter) zich in 1925 in Nederland vestigden. Alle vier zonen (Frank, Humphry, Lodewijk, Norbert) waren actief in het landelijke en het Haagse verzet. Zij verrichtten hand- en spandiensten voor het Haagse verzet en waren betrokken bij het verschaffen van onderduikadressen en distributiebescheiden aan joodse onderduikers in heel Zuid-Holland. Hun zuster Jacqueline was actief in het verzet buiten Den Haag. Humphry en Norbert werden door de Duitsers opgepakt en in 1945 weer vrijgelaten. Met de twee andere broers liep het minder goed af. Frank werd in 1944 opgepakt en op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd. Lodewijk werd in 1944 gearresteerd en naar het concentratiekamp Neuengamme in Duitsland gedeporteerd waar hij in 1945 overleed. Humphry vestigde zich in 1949 in Suriname en werd directeur van het Surinaams Bureau voor Statistiek. In 1960 werd hij directeur van het Ministerie van Algemene Zaken van Suriname en vier jaar later keerde hij als raadsadviseur in het kabinet van de Gevolmachtigde Minister van Suriname terug naar Den Haag.
In 2012 werd door de gemeente Den Haag in de verzetsheldenbuurt van de Haagse wijk Leidschenveen een brug naar de gebroeders Rijk van Ommeren vernoemd. De brug bevindt zich tussen de Bob Oosthoeklaan en de Gerard Doggerlaan.

Oorlogsmonument aan de Waterkant in Paramaribo.
Drieluik Omroep Max en de vergeten helden
Omroep MAX komt op maandag 2, dinsdag 3 en woensdag 4 mei op NPO 2 met een drieluik Vergeten Helden. In deze serie duikt presentator Jörgen Tjon A Fong (in het dagelijks leven directeur van theater De Kleine Komedie in Amsterdam) in het leven van een aantal heldhaftige strijders uit de Nederlandse koloniën: mannen en vrouwen die zich in Nederland met gevaar voor eigen leven tijdens de Tweede Wereldoorlog aansloten bij het verzet, samen vochten met Nederlandse verzetsstrijders, de nazi’s saboteerden of Joden hielpen om onder te duiken. Hij gaat op zoek naar verhalen van strijders en onderzoekt waarom hun daden vaak onderbelicht bleven in de Nederlandse geschiedenis: kwam het door hun achtergrond of was het politiek? In elke aflevering staat één (voormalige) kolonie met haar verzetshelden centraal: hoe zag hun wereld eruit vóór de oorlog, wat was de relatie met hun land ten opzichte van Nederland, wat dreef hen om bij het verzet te gaan en bij welke heldendaden waren zij betrokken? En tenslotte: wat viel hen ten deel na de oorlog?

Deel van Oorlogsmonument aan de Waterkant in Paramaribo.
De vele helden uit de Nederlandse koloniën hebben de geschiedenisboeken zelden gehaald en kregen weinig waardering na de oorlog. Bij het herdenken van de oorlog in Nederland is het van groot belang dat de rol en bijdrage van deze vergeten helden ook een plek krijgen in het Nederlandse collectieve geheugen van de Tweede Wereldoorlog.
Maandag 2 mei:
Aflevering 1 Suriname om 22.15 uur / NPO 2
Dinsdag 3 mei:
Aflevering 2 Nederlands Indië om 22.15 uur / NPO 2
Woensdag 4 mei:
Aflevering 3 Nederlandse Antillen om 22.10 uur/ NPO 2
Foto’s: Eric Kastelein (Oog in oog met Paramaribo, 2020)
- Published in BIBLIOTHEEK, Nederland, NIEUWS
Het Modi-effect en hindoe-moslimrelaties in Nederland – Kanta Adhin

Kanta Adhin
In de Volkskrant van 9 april 2022 verscheen een opinieartikel over de Indiase film The Kashmir Files. Deze film handelt over het lot van de hindoegemeenschap (Pandits) na de bestorming van de Kashmir-vallei in 1989-1990 door islamitische militanten. De auteurs van het stuk, allen verbonden aan de in Nederland gevestigde stichting The London Story, wijzen op de vele haatdragende en nationalistische incidenten in India naar aanleiding van de film die door de regering van premier Narendra Modi wordt geprezen en de nationalistische politieke ideologie (Hindutva) van deze regering in de kaart speelt. Zij menen dat vertoning van de film in andere landen nationalistische en islamofobe sentimenten binnen de hindoediaspora zou kunnen aanwakkeren en uiteindelijk tot spanningen leiden. Hun bezorgdheid vloeit voort uit de constatering dat het hindoenationalisme ook binnen de Indiase diaspora’s springlevend is. Ook hier in Nederland waar volgens hen de laatste tien jaar een groeiende invloed van de Indiase nationalistische regering waarneembaar is. De voorzitter van de Hindoeraad heeft verontwaardigd gereageerd, want waar is de onderbouwing van de auteurs voor deze bewering? (zie reactie in de Volkskrant van 15 april 2022).
Ik deel de mening van de Hindoeraad dat een bewering over groeiende invloed in Nederland van de nationalistische Indiase regering onder leiding van premier Modi nadere toelichting behoeft. Wat wordt precies met invloed bedoeld? Is er sprake van een actieve beïnvloeding door de Indiase regering door middel van financiering van organisaties in Nederland? Door actieve verspreiding van het Hindutva gedachtegoed tijdens bijeenkomsten of door andere bemoeienis met de hindoegemeenschap? Met andere woorden, is er sprake van “de lange arm van Modi”? Als dat zo is, moeten concrete voorbeelden kunnen worden genoemd.
Of bedoelen de auteurs van The London Story dat er sprake is van een groeiende populariteit van Modi onder hindoes in Nederland? Daar kan ik mij wat bij voorstellen omdat ik vaker mensen tegenkom die met bewondering over hem praten. Dan gaat het vooral om wat hij doet voor de ontwikkeling van het land en in het bijzonder voor de arme bevolking, zoals zijn programma Digital India, met als doel onder meer snelle internettoegang ook in plattelandsgebieden en digitale geletterdheid te bevorderen en daarnaast de productie van elektronische goederen in het land te stimuleren. Of zijn Ujjwala-scheme om gratis LPG-aansluitingen te verstrekken aan huishoudens op het platteland. Er zijn zeker ook mensen die daarnaast de nationalistische politiek ten gunste van hindoes toejuichen, want hoe kan het zijn dat in een land waar hindoes in de meerderheid zijn de moslims zo een bevoorrechte positie innemen? Wetgeving om daar een eind aan te maken, zien zulke Modi-fans dan ook niet als een groot probleem. In Nederland is er toch ook geen wetgeving die minderheden een bevoorrechte positie toekent? Ook de buitenlandse optredens van Modi en zijn contacten met grootmachten zetten India op de kaart. Deze bewonderaars vinden dat de daadkrachtige Modi ervoor zorgt dat hindoes ertoe doen, zich niet laten marginaliseren en niet in onzichtbaarheid gehuld blijven. Dit is een opsteker voor hun hindoe-identiteit.

Narendra Modi, premier van India
Het is echter de vraag of deze bewonderaars – of een deel daarvan – zich door Modi laten verleiden tot intense haat en geweld tegen moslims en daarmee Indiase toestanden in Nederland introduceren. De voorzitter van de Hindoeraad spreekt dit ferm tegen. De hindoegemeenschap in Nederland laat zich niet verleiden tot islamofobie! Voorts onderstreept zij de goede contacten met het Contactorgaan Moslims en Overheid waarbij nadrukkelijk is aangegeven “dat wij, Nederlandse moslims en hindoes, ons niet uit elkaar laten drijven. De auteurs van het opiniestuk op de site van de Volkskrant hebben de goede relaties tussen moslims en hindoes in Nederland zwaar onderschat!” Ik kan me voorstellen dat er op organisatieniveau geen sprake is van haatzaaiing en het aanwakkeren van spanningen, maar hoe is het gesteld met individuen? Wat doen zij en hoe ontvankelijk zijn zij voor het nationalistische gedachtegoed waar zij al veel over kunnen lezen, ook op sociale media? Nederlandse hindoes kijken ook veel naar Indiase televisiezenders.
In het algemeen lijkt het erop dat men wel het onderscheid kan maken tussen wat er in India speelt en het multiculturele leven hier in Nederland. Dit geldt wellicht ook voor andere Europese landen. De auteurs schrijven ook dat er nog geen escalaties zijn opgetreden na vertoning van The Kashmir files in Europese bioscopen. Het is natuurlijk altijd verstandig alert te blijven op signalen van radicalisering want je kunt geen enkele groep daarvan uitsluiten. Echter, van de auteurs van het opiniestuk mag wel worden verwacht dat zij hun uitspraken met feiten staven. Dan kan ook de lezer beoordelen of vertoning van een film als The Kashmir files reden tot bezorgdheid is.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
The Modi effect and Hindu-Muslim relations in the Netherlands – Kanta Adhin

Kanta Adhin
On 9 April 2022, the national newspaper Volkskrant published an opinion article about the Indian film The Kashmir Files. This film deals with the fate of the Hindu community (Pandits) after the storming of the Kashmir valley in 1989-1990 by Islamic militants. The authors of the piece, all affiliated with the Netherlands-based foundation The London Story, point to the many hate and nationalist incidents in India as a result of the film, which has been praised by Prime Minister Narendra Modi’s government and plays into the hands of its nationalist political ideology (Hindutva). They feel that screening the film in other countries could stir up nationalist and Islamophobic sentiments within the Hindu diaspora and ultimately lead to tensions. Their concern stems from the observation that Hindu nationalism is alive and well even within the Indian diasporas. Also here in the Netherlands where, according to them, a growing influence of the Indian nationalist government can be observed in the last ten years. The chairman of the Hindu Council (the government interlocutor for Hindus in the Netherlands) reacted indignantly, because the authors do not substantiate this claim. (See reaction in theVolkskrant of 15 April 2022).
I share the opinion of the Hindu Council that a claim about growing influence in the Netherlands of the nationalist Indian government led by Prime Minister Modi needs further explanation. What exactly is meant by influence? Is there active influence by the Indian government through funding of organisations in the Netherlands? By actively spreading the Hindutva ideology during meetings or by other interference with the Hindu community? In other words, are the authors talking about ’the long arm of Modi’? If so, they should be able to come up with concrete examples.
Or do the authors mean that there is a growing popularity of Modi among Hindus in the Netherlands? I can imagine this, because I often meet people who talk about him with admiration. Their admiration is often about his efforts to develop the country and, in particular, to improve the conditions of the poor population, such as his Digital India programme, which aims to promote, among other things, rapid Internet access in rural areas and digital literacy and to stimulate the production of electronic goods in the country. Or his Ujjwala scheme to provide free LPG connections to rural households. There are certainly also those who applaud nationalist policies in favour of Hindus, for how can it be that in a country where Hindus are in the majority, Muslims have a privileged position? Legislation to put an end to this, therefore, is not seen by such Modi fans as a major problem. After all, there is no legislation in the Netherlands that favours minorities, is there? Modi’s foreign policy and his contacts with superpowers also put India on the map. These admirers believe that the energetic Modi ensures that Hindus matter, that they are not marginalised and do not remain shrouded in invisibility. This is a boost to their Hindu identity.

Prime Minister Modi
The question is, however, whether these admirers – or some of them – will let themselves be seduced into intense hatred and violence against Muslims and thus introduce Indian scenes in the Netherlands. The chairman of the Hindu Council firmly refutes this. The Hindu community in the Netherlands will not allow itself to be seduced into Islamophobia! Furthermore she emphasises the good contacts with the Muslim government interlocutor (Contactorgaan Moslims en Overheid) and together they state “that we, Dutch Muslims and Hindus, will not let ourselves be driven apart. The authors of the opinion piece in the Volkskrant have seriously underestimated the good relations between Muslims and Hindus in the Netherlands!” I can imagine that on an organisational level there is no hate speech and stirring up tensions, but what about individuals. What do they do and how receptive are they to the nationalist thinking they can read a lot about, also on social media. Dutch Hindus also watch a lot of Indian television channels.
In general, it seems that people can make the distinction between what is going on in India and the multicultural life here in the Netherlands. This may also apply to other European countries. The authors themselves write that no escalations have yet occurred following the screening of The Kashmir Files in European cinemas. Of course it is always wise to stay alert to signs of radicalisation, because you cannot exclude any group from it. However, the authors of the opinion piece can be expected to back up their statements with facts. Then the reader, too, can judge whether the screening of a film like The Kashmir File is a cause for concern.
- Published in BIBLIOTHEEK, COLUMN, NIEUWS
Centrum voor Wereldvrede in Poona (India): wetenschap en spiritualiteit gaan hand in hand

Prof.dr. Pushpita Awasthi
In Den Haag kennen we het Vredespaleis als een icoon van vrede. Wereldvrede door middel van recht. Het is de plek waar twee internationale hoven -het Permanent Hof van Arbitrage en het Internationaal Gerechtshof – De Haagsche Academie voor Internationaal Recht en een bibliotheek gespecialiseerd in internationaal recht zijn gevestigd. Het Vredespaleis werd gebouwd met een gift van de Amerikaanse filantroop Andrew Carnegie en werd in 1913 geopend. Een heel andere benadering van wereldvrede is te zien in de “World Peace Dome” (Wereld Vredeskoepel) in India. Dit monumentaal vredescentrum is tot stand gekomen door de grote toewijding en inzet van pedagoog en voorvechter van vrede prof. Vishwanath Karad, een toegewijde volgeling van de heilige Dnyaneshwara (1275–1296). De Wereld Vredeskoepel is opgedragen aan het publiek als een centrum van wijsheid, kennisverspreiding en sociale transformatie. Met zijn Sant Shri Dnyaneshwara Wereld Vredesgebedshal en de Wereld Vredesbibliotheek wordt beoogd de massa’s te onderwijzen en zo te helpen bouwen aan een harmonieuze en vredelievende samenleving. De Wereld Vredeskoepel praktiseert de filosofie van Vasudhaiva Kutumbakam– De Wereld als één Familie- Een Werelddorp (Global Village). Deze grootste vredeskoepel ter wereld staat op de campus van het Maharashtra Institute of Technology (MIT) in Poona en werd op 2 oktober 2018 geopend om de geboortedag van Mahatma Gandhi te herdenken.
Volgens prof. Pushpita Awasthi is dit vredescentrum een levende pijler van de spiritualiteit van de wetenschap of, zo je wilt, van de wetenschap van de spiritualiteit. In een Engelstalig proza The World Peace Centre Pune, India, schrijft zij onder meer het volgende.
Oeroude geest van universele mensheid
De hele wereld leeft onder de angst voor oorlogen, terrorisme en vernietiging waarmee we de laatste decennia te maken hebben. Geen mens zou ooit willen dat nucleaire rampen, zoals in Hiroshima, zich op deze aarde herhalen. Het is dringend noodzakelijk dat de positieve krachten worden gewekt, zodat de negatieve krachten die onze mooie planeet proberen te overheersen, worden weggenomen. Om wereldvrede tot stand te brengen is het nodig dat mensen wereldburgers worden met een humanistische religie door zich ertoe te zetten hun bekrompen geloofssystemen te overstijgen.
Vandaag de dag moeten we wetenschap, spiritualiteit en de daarin besloten positiviteit tot onze vitale kracht maken, zodat de wereld kan worden gered van geweld. De wereld moet dringend op zoek naar een weg van geweldloosheid, liefde en humanisme met de kwaliteiten van onbevreesdheid, onpartijdigheid, vriendelijkheid en zelfafhankelijkheid. De afgelopen tweehonderd jaar is de wetenschap gebruikt om egoïstische belangen en geweld te dienen. Om de wetenschap van deze destructieve richting te bevrijden moet zij onder de bescherming van de spiritualiteit komen en tegelijkertijd moet de spiritualiteit bevrijd worden van haar bekrompen rituelen. De bekrompenheid van de spiritualiteit kan worden weggenomen door een wetenschappelijke geesteshouding en evenzeer kunnen de ethische waarden die de wetenschap ontbeert, worden bereikt door spiritualiteit. Vrede is de basis van de ethiek van spiritualiteit.
De Indiase geest is in wezen een belichaming van de universele mensheid met vrede als de kern en heeft daarom het potentieel voor wereldwijde eenheid. De filosofie van één wereld, één cultuur is de kernidentiteit. Deze universele visie van “Bharatiyata” (Indiaas-zijn) heeft zich sinds de oudheid ontwikkeld via verschillende stromingen die hun oorsprong vinden in de Veda’s, Upanishads en de tradities van het jainisme, boeddhisme, de sanatan dharma, arya samaj, sant, islam en het christendom. Deze holistische filosofie is tot bloei gekomen in de vorm van de “World Peace Dome” in Poona. Er is een gebed van een oude wijze uit India: “O Moeder Aarde! U bent begiftigd met zovele kwaliteiten. Zoveel stemmen en talen stromen door uw hart.” Deze eenheid in verscheidenheid is de basisnatuur van de Indiase geest. Daarom is het zo natuurlijk dat het fundament van de wereldreligie gemakkelijk in India kan worden gelegd.
Moderne ontwikkelingen
De mensheid heeft de kennis van de wereld geërfd in de vorm van verschillende religies. In de huidige tijd wordt de wereld verblind door oppervlakkig materialisme. De moderne Indiase cultuur, die wordt beïnvloed door de verlangens van de elite, ontwikkelt zich snel op het paard van de communicatierevolutie. Een nieuw metropool-materialisme beheerst het wereldscenario en de waarden van het ware humanisme gaan verloren. Deze waarden kunnen worden herwonnen met de hulp van de ware Indiase geest. Mahatma Gandhi zette de kracht van het humanisme in voor de onafhankelijkheidsbeweging en bevrijdde het land te midden van complexe uitdagingen. De kracht van het humanisme is de ware kracht op elk gebied – of het nu in een natie of in de wereld is.
In het proces van de moderne evolutie, dat zich concentreert rond de ontwikkeling van machines en technologie, is de hedendaagse mens slechts veranderd in een intellectuele machine in een lichaam, gereduceerd tot een machine die weet hoe hij andere machines moet besturen. Doordat de menselijke waarden afnemen, blijft er slechts een beeltenis van de mens over, niet de echte mens.
Het is betreurenswaardig dat de moderne interpretaties van de wetenschap de kracht van de spiritualiteit hebben teruggedrongen in de oude tijden van bijgeloof. Integendeel, de waarheid is dat alleen de bewuste kracht van spiritualiteit de wetenschap kan behoeden voor haar misbruik ten behoeve van geweld en onmenselijke activiteiten. De aarde, de natuur, het universum en de kosmos zijn evenzeer onderwerpen van spiritualiteit als van wetenschap. Daarom wordt een wetenschapper die zich werkelijk met wetenschap bezighoudt, indirect ook betrokken bij de spirituele dimensie van de wetenschap.
Samenvloeiing van religie en wetenschap
Brandende vragen die voor ons liggen zijn dan ook: hoe kunnen we het humanisme en de aarde beschermen en in stand houden? Hoe de krachten te zoeken en te organiseren die in staat zijn deze waarden te beschermen? Zonder het totstandbrengen van wederzijds vertrouwen en liefde, zonder het grondvesten van de niet-verdelende kracht van het humanisme, is er nauwelijks hoop voor het overleven van de mensheid.
De Wereld Vredeskoepel op de MIT World Peace University is een levende belichaming van de zowel wetenschappelijke als spirituele prestatie van prof. Vishwanath Karad. Deze grootste en unieke koepel ter wereld is geïnspireerd door de wetenschappelijke, spirituele en religieuze waarden van de mensheid. U kunt de stemmen van alle stichters van alle religies van de wereld in de koepel horen, zoals de eerste preek van Boeddha gehouden in Sarnath. Tegelijkertijd helpen de beelden van wetenschappers in deze koepel ons om de samenvloeiing van wetenschap en religie te zien. De kern van alle religies is hier voelbaar in de vorm van humanisme en vrede. Alle uiterlijke scheidingen zijn oppervlakkig. Vrede staat centraal in alle religies van de wereld. Het chanten van Shanti (vrede) is een onderdeel van het hindoeïsme. Moslims begroeten met Assalamualaikum (Vrede zij met u). Christenen zeggen “Genade zij met u.”
Het algemene effect van deze enorme en unieke koepel is dat het individu moeiteloos voorbij alle dualiteiten wordt getranscendeerd en een realisatie van een diepe vrede ervaart. Alleen het individu dat innerlijke vrede realiseert, kan een ware verbreider van vrede in de wereld zijn.
De veertig jaar toegewijde dienst van prof. Karad heeft aangetoond dat in een spiritueel land als India een wetenschappelijke benadering nodig is, gekoppeld aan spirituele wijsheid, zodat spiritualiteit wordt bevrijd van haar enge rituelen en tegelijkertijd de wetenschap de geest van geweldloosheid krijgt. Beide krachten zullen helpen bij het bereiken van het doel van wereldvrede. Dit is waarschijnlijk het enige epicentrum van universele wetenschappelijkheid, spiritualiteit, en humanistische religiositeit.
Prof. dr. Pushpita Awasthi is verbonden aan de World Peace Dome als Wereldambassadeur. Zij is onder meer ook voorzitter van de Hindi Universe Foundation Nederland. Zij is tevens schrijfster en dichteres. Zij heeft een aantal jaren in Suriname gewerkt als diplomaat op de Indiase ambassade en heeft in India boeken gepubliceerd met proza en poëzie over Suriname. Haar werk heeft een spirituele uitstraling met veel aandacht voor mens en natuur.
Website Prof. dr. Pushpita Awasthi: https://pushpitaawasthi.in/
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, NIEUWS, Religie & Levenswijze