Uit de diaspora: Nieuwtjes en Wetenswaardigheden
Gepost op FB (12 januari 2021)
Picapics.nl & 808GFX Studios, de bedrijven van Nannan en Mahabier, beginnen 2021 goed met het winnen van een Treasure Award van viewbug.com Viewbug is een plek om geïnspireerd te worden, erkenning te krijgen en waar creativiteit internationaal wordt beloond. Wij zijn erg trots en bescheiden om deze erkenning en fotografieprijs te ontvangen.
Picapics.nl & 808GFX Studios fotograferen en ontwerpen voor weddings, tijdschriften, reclamebureaus, shops en verschillende grote internationale merken. Onze ruime ervaring met deze grote verscheidenheid aan opdrachtgevers gebruiken wij om allerlei klanten van beeld te voorzien. Wij leveren content die verkoopt en die van grote waarde is voor onze klanten.
Suriname
Uit: Ricky W. Stutgard, De eerste Surinaamse sportencyclopedie (1893-1988). Gepost op FB Community First Hindustani Diaspora Music & News Group (11 januari 2021) door: Fayz Sharman Amirkhan
Jhinkoe-Rai Ambikapersad, (geb. 9 februari 1927) startte officieel zijn worstelloopbaan op 15-jarige leeftijd. Onder het wakend oog van zijn vader en oom, die zelf uitstekende worstelaars waren, genoot de jonge Ambikapersad in snel tempo de nodige worstellessen.
Zijn zeer bijzondere aanleg voor deze tak van sport deed hem in afzienbare tijd uitgroeien tot een klasse-worstelaar. Worstelaars als Oesman, Niamut, Boedjoen en Rozenstruik hadden hun handenvol als zij het tegen hem op moesten nemen. Zo kwam hij op 3 mei 1953 uit tegen Oesman Imandi. Oesman won de eerste ronde, maar zowel de tweede als de derde ronde eindigde onbeslist.
Een ander groot gevecht van Ambikapersad vond op 28 juni 1959 plaats, hij kwam toen uit tegen Samson, kampioen van West-Indië, die wel 25 kg zwaarder was. Nadat de gevechten van Oesman en Tiemal tegen Samson in een draw eindigden, zag Ambikapersad kans de kampioen van West-Indië op zijn rug te krijgen en dit gevecht in zijn voordeel te beslechten. Hij werd ook de enige Surinaamse worstelaar die een toch heeft kunnen scoren op de bekende Nederlandse worstelaar Ab Rosbach.
Andere buitenlandse worstelaars die hij ook versloeg waren Pedrovan Brazilië, Diaccavan Trinidad, Schioper van Holland en Flying Tiger van Trinidad. Vanwege zijn zeer agressievestijl van worstelen kreeg hij al gauwde bijnaam van de ‘Surinaamse Tijger’.
In het jaar 1979 nam hij afscheid van de actieve deelname aan deze tak van sport.
Lees meer: Topworstelaar Jhinkoe-Rai Ambikapersad
Hoe het komt dat wij in Suriname links verkeer hebben
Gepost op FB Community First Hindustani Diaspora Music & News Group (10 januari 2021) door: Aarti Badri
In 1910 werd de eerste auto in Suriname ingevoerd door een Guyanees die een auto als een kermisattractie wilde gebruiken. Iedereen kon voor Sf 2,50 een ritje van een kwartier maken. Deze Guyanees was in Guyana gewend links te rijden en reed dus ook in Paramaribo links. Mensen die daarna auto’s invoerden, namen die gewoonte over en zodoende ontstond links verkeer hier. Toen de rijverordening in 1916 werd ingevoerd, sloot men zich gemakshalve aan bij de gewoonte die toen al ingeburgerd was.
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, NIEUWS
Tentoonstelling Surinaamse School – Schilderkunst van Paramaribo tot Amsterdam in het Stedelijk Museum Amsterdam – Dr. Hans Ramsoedh
Musea in Nederland zijn nog steeds witte bolwerken. Het betekent dat werken van kunstenaars van kleur en niet-westerse kunst in hun collectie onderbelicht zijn. Sinds 12 december is de tentoonstelling Surinaamse School. Schilderkunst van Paramaribo tot Amsterdam te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam.
Tegen de achtergrond van het racismedebat in Nederland in de afgelopen jaren wil het Stedelijk Museum de blik op kunst verbreden, inclusiever en meerstemmiger worden. Het wil dit doen door in de collectie de blik te verruimen op regio’s die in het verleden niet of te weinig tot de aandachtsgebieden van het museum behoorden. De directeur van dit museum verklaarde in een interview tussen 2021 en 2024 een quotum te zullen hanteren: tenminste de helft van het aankoopbudget zal gaan naar kunst van kunstenaars van kleur en kunstenaars van de buiten West-Europa en Noord-Amerika. Met de tentoonstelling Surinaamse School wil het Stedelijk Museum een blinde vlek inkleuren.
In deze tentoonstelling is het werk van vijfendertig Surinaamse kunstenaars uit de periode 1910–1985 te zien waarin zij een rol hebben gespeeld. Naast schilderkunst, het medium waarmee kunstenaars hoofdzakelijk experimenteren, is er fotografie, grafisch werk, werk op papier en documentatiemateriaal te zien. Suriname kent geen beeldend kunstmuseum. Via een breed netwerk van particuliere verzamelaars werden er zo’n honderd werken van deze kunstenaars in bruikleen genomen. Ook hangt in de tentoonstelling kunst uit de staatscollectie van Suriname en de collectie van de Surinaamse Bank.
Surinaamse School verwijst niet naar het bestaan van een typisch Surinaamse stijl maar naar de letterlijke scholing van kunstenaars in Suriname. Hoewel er specifieke thema’s en narratieven ten grondslag liggen aan de 20e-eeuwse Surinaamse schilderkunst, is van groepsvorming geen sprake. Surinaamse School is dan ook niet bedoeld om Surinaamse schilders als kunsthistorische stroming te presenteren. De opzet van de tentoonstelling is om de Surinaamse beeldende kunst, gezien vanuit Nederland, een waardig podium te bieden door de samenhang én dynamiek in het werk van verschillende generaties schilders te laten zien.
In deze tentoonstelling komen dan ook allerlei stijlen voorbij: van expressionisme, realisme tot symbolisme. In de chronologisch-thematische insteek van de tentoonstelling staan terugkerende genres en onderwerpen aan bod zoals de verbeelding van de eigen geschiedenis, spiritualiteit en het alledaagse leven tot abstracte experimenten en maatschappelijke veranderingen. Het is met andere woorden een viering van Surinaamse schilderkunst in al haar verscheidenheid en diepgang. Surinaamse pioniers die een grote stimulans zijn geweest voor andere kunstenaars krijgen bijzondere aandacht omdat de ontwikkeling van het kunst(vak)onderwijs van grote invloed is geweest op de professionalisering van de kunstbeoefening, en daarmee op de ontwikkeling van de schilderkunst in Suriname.
Belangrijke aandacht in deze tentoonstelling gaat uit naar Nola Hatterman (1899-1984) die een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de beeldende kunst in Suriname. In de jaren dertig raakte zij bevriend met Surinamers die toen in Nederland woonden. Haar portretten van zwarte mannen waren in die jaren een eyeopener omdat ze geen karikaturen waren maar realistische schilderingen. Haar meest bekende schilderij is Op het terras uit 1930: een schilderij van een deftige, zwarte heer die zich laaft aan koel Amstelbier, een portret van de Surinaamse trompettist Louis Drenthe (1903-1990). Op het terras was oorspronkelijk bedoeld als opdracht van Amstelbrouwerij om een deftige heer te schilderen die op een terras een glas Amstelbier drinkt. Hatterman schilderde een deftige, zwarte heer. Dat was echter niet de bedoeling! Geschrokken zag Amstelbrouwerij vervolgens af van de aankoop vanwege de zwarte huidskleur van het model. Via allerlei omwegen kwam dit portret uiteindelijk terecht in de collectie van het Stedelijk. Het wordt nu beschouwd als topstuk van dit museum en is er permanent te zien.
Hattermans huis in Amsterdam werd een ontmoetingsplaats voor Surinamers (met name van Surinaamse nationalisten) die ze portretteerde. Ze vereenzelvigde zich met hun strijd voor onafhankelijkheid en emigreerde in 1953 naar Suriname waar zij een kunstopleiding opzette. Haar talentvolle leerlingen vertrokken naar Europa om aan een kunstacademie verder te leren. Deze leerlingen zouden zich na terugkeer in Suriname afzetten tegen de figuratieve kunst die Hatterman propageerde. Zij had weinig op met abstracte kunst en bleef haar hele leven lang het realisme propageren. Hatterman vond dat haar leerlingen de schoonheid van Suriname en zijn inwoners moesten verbeelden. Haar leerlingen waaronder Jules Chin A Foeng, die hun studie in Nederland en de VS hadden vervolgd wilden verder. Zij vonden Hattermans stijl ouderwets en haar focus eenzijdig gericht op Black is beautiful. In de optiek van Chin A Foeng bleef Hatterman door haar Nederlandse achtergrond ook een koloniaal aura met zich mee torsen. Het kwam dan ook tot een ware ‘schoolstrijd’ tussen Chin A Foeng en Hatterman. Chin A Foeng richtte in de jaren zestig een concurrerende Surinaamse kunstschool op. Verschillende Surinaamse kunstenaars die op de expositie in het Stedelijk te zien zijn kregen van Hatterman hun eerste lessen. Na haar overlijden werd de Nola Hatterman Art Academy opgericht. Hierdoor kreeg Suriname een sterke, zelfbewuste kunstenaarsgemeenschap.
In Nederland overheerst inmiddels ambivalentie bij het levenswerk van Hatterman. Enerzijds met waardering en anderzijds worden er in het huidige postkoloniale debat ook vraagtekens gezet bij haar positie. Wat is of kan de rol van (witte) Nederlanders en Nederlandse instituties zijn in de dekolonisatie van Surinaamse kunst?
Op deze tentoonstelling zijn ook werken te zien van Wim Bos Verschuur, tekenleraar op de middelbare en kweekschool in Suriname. Bos Verschuur was een nationalist en de geestesvader van de Baas-In-Eigen-Huis-Beweging (streven naar autonomie van Suriname) gedurende de oorlogsjaren in Suriname. Zijn tekenlessen gingen meer over de politiek in Suriname en dan over tekenen zelf.
In dertien expositieruimtes zijn werken van de volgende kunstenaars te zien: Armand Baag; Wim Bos Verschuur; Robert Bosari; Jules Chin A Foeng; Frank Creton; Augusta en Anna Curiel; Felix de Rooy; Robbert Doelwijt; Wilgo Elshot; Ron Flu; Rudi Getrouw; Leo Glans; Eddy Goedhart; Nola Hatterman; Soeki Irodikromo; Rihana Jamaludin; Jean Georges Pandellis; Rinaldo Klas; Noni Lichtveld; Hans Lie; Guillaume Lo-A-Njoe; Nic Loning; Rudy Maynard; Jacques Anton Philipszoon; George Ramjiawansingh; Stuart Robles de Medina; George Gerhardus Theodorus Rustwijk; Cliff San A Jong; Gerrit Schouten; Govert Jan Telting; Quintus Jan Telting; René Tosari; Erwin de Vries; Paul Woei; Leo Wong Loi Sing.
De historische collectie van de musea in Nederland omvat slechts een aantal werken van Surinaamse kunstenaars. Het betekent echter niet dat Surinaamse kunstenaars volledig zijn genegeerd in Nederland. In 1996-1997 was er een grote tentoonstelling over hedendaagse kunst uit Suriname in het Stedelijk Museum (Twintig jaar beeldende kunst in Suriname, 1975–1995) en de huidige tentoonstelling Surinaamse School kan worden gezien als de langverwachte opvolger van die in 1996-1997.
In haar column in de Volkskrant (17 december 2020) kwalificeerde de columniste Elma Drayer het streven van het Stedelijk Museum om inclusiever en meerstemmiger te zijn als ‘modieus BLM-gewauwel’ (BLM=Black lives matter). Dat mag wel zo zijn, feit is wel dat de opstelling van het Stedelijk Museum kan worden beschouwd als een sprong voorwaarts aangezien de op modernisme gerichte witte Nederlandse kunstwereld nog steeds kwaliteitsnormen hanteert waardoor voor kunstenaars van kleur de toegangspoorten gesloten blijven. De opstelling van het Stedelijk Museum verdient dan ook navolging door andere musea. Zowel in Nederland als in Suriname heeft niemand de kunstwerken in de tentoonstelling Surinaamse school ooit bij elkaar gezien. Dat maakt deze tentoonstelling dan ook bijzonder. Voor Surinamers zal deze tentoonstelling een feest van herkenning zijn.
Stedelijk Museum Amsterdam: Tentoonstelling Surinaamse school. Schilderkunst van Paramaribo tot Amsterdam. 12 dec. 2020 t/m 31 mei 2021.
Belangrijk: Vooralsnog zijn musea in verband met de coronamaatregelen gesloten. Na heropening dient een bezoek aan het Stedelijk Museum vooraf op de site een tijdslot (bezoekdag en –tijd) gereserveerd te worden (stedelijk.nl).
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
Sarnámi leren? Waar kun je terecht? – Prem Dihal
Naar aanleiding van een vraag uit de regio Eindhoven ben ik op zoek gegaan naar een goede cursus Sarnámi.
Het blijkt dat zulke vragen leven bij personen die op een of andere manier een band hebben met Hindostanen van Surinaamse origine. Bijvoorbeeld, een (klein)kind van Hindostaanse (groot)ouders dat in Nederland is geboren en de taal wel gewend is uit de omgeving maar deze niet spreekt. Of niet-Hindostaanse partners van Hindostanen die deze taal willen leren, want ze willen ook een keer verstaan waar de anderen het over hebben. Wat dacht u van Hindostaanse nazaten uit Nederland die een tijdje naar Suriname gaan? Ook in Suriname zelf zou het handig kunnen zijn; personen/instellingen die veel met Hindostanen werken of voor de Hindostanen zelf bij wie Sarnámi steeds meer op de achtergrond is komen te staan.
Of men inderdaad de taal gaat leren, is een andere kwestie. Daar ga ik niet over, maar de mogelijkheid om te leren is er, want er zijn minstens twee goede aanbieders van cursussen.
Al googelend en na een aantal gesprekken met aanbieders, kwam ik tot een overzichtje van materialen en cursussen dat ik graag wil delen. De cursussen verschillen soms behoorlijk in aanpak. De opzet en de gebruikte leermaterialen (boeken, audio/film etc.) kun je terugvinden op hun website. De genoemde websites zijn doorgelinkt.
Vooralsnog lijken Sarnamibhasa.nl en Sarnamihuis.nl de aanraders te zijn. Lees hieronder wat ik tegenkwam. Heeft iemand anders andere ideeën en/of aanvullingen?
BOEKEN
Leerboeken Sarnámi
Welke leerboeken zijn er beschikbaar? Na een korte zoektocht vond ik de volgende:
- Er is een leerboek Sarnámi, in 1987 geschreven door Theo Damsteegt en Jit Narain. Dit schijnt nog altijd het beste leerboek te zijn dat er is. Eenvoudig en op een praktische wijze kan men de taal leren. Het boek kost rond 15 euro maar is momenteel niet verkrijgbaar behalve via de auteur in Suriname (Jit Narain).
Ká Hál
Jit Narain en Theo Damsteegt, leerboek Sarnámi Surinaams Hindostaans, 154 pagina’s, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, Den Haag, 1987
- Twee jaar geleden is er een taalgids gemaakt door Rabin Baldewsingh in pocketvorm. Dit boekje is ook geschikt om op praktische wijze het Sarnámi te leren, alhoewel het leerboek van Theo Damsteegt en Jit Narain voor cursussen zeer aan te bevelen is. Deze taalgids kost 5 euro. Om deze taalgids te bestellen kan men zich het beste wenden tot Sarnamibhasa.nl
Sarnámi woordenboeken
Het was mij lang niet duidelijk welk woordenboek aan te raden was. Er is een aantal op de markt/in omloop. Kijk ook op Bibliotheek.nl en Bol.com voor andere boeken.
- Door Sampreshan (de uitgeverij van Hindorama) is een eenvoudig woordenboek van Santokhi en Nienhuis uitgegeven. Dit schijnt tot nu toe het beste woordenboek te zijn dat gebruikt kan worden. Het is eigenlijk een uitgebreide woordenlijst, maar eenvoudig te hanteren en wel in de juiste spelling, inclusief een bijlage met vervoegingen van werkwoorden! Dus zeer aan te bevelen. Het is te bestellen bij Hindorama.com
Sarnámi woordenboek
Eline Santokhi en Lydius Nienhuis, een tweetalig woordenboek van het Surinaams Hindostaans, 225 pagina’s, Communicatiebureau Sampreshan, Den Haag, 2004
- Rabin Baldewsingh heeft zelf een idioomboek uitgebracht in 2 delen. Het is een woordenboek waarin de woorden thematisch gerangschikt zijn. Bijvoorbeeld op de thema’s huis, politie, recreatie, samenleving, het weer, de aarde, etc. In gebruik kan dit ook handig zijn. Het is in twee delen en heet Sarnámi Woordenschat. Deel 1 (452 pagina’s) kost 20 euro en deel 2 (561 pagina’s) kost 25 euro. Om het te bestellen kan men zich het beste wenden tot Sarnamibhasa.nl
WEBSITES
Anda Suriname
Is een woordenlijst, digitaal benaderbaar, maar geen cursus.
Bibliotheek.nl
Hier staan de bovengenoemde boeken, en nog een paar andere, genoemd/beschreven. Ze bieden geen cursus aan.
Hindorama.com
En eventueel verder op de site zoeken. Zo kom je dan ook de twee eerdergenoemde Sarnámi woordenboeken tegen. Zij verzorgen zelf geen cursus.
ohm-ookhindoestaansmeepraten.nl
OHM staat voor Ook Hindoestaans Meepraten? Het is niet duidelijk of het nog actief is.
Er worden drie cursuspakketten aangeboden waar kosten aan verbonden zijn.
OHM Suriname
Waarschijnlijk is er een begin gemaakt om het Sarnámi zelf onder de aandacht te brengen. Het is geen cursus. Er is alleen een spellingsgids op de site geplaatst.
Stichting Sarnami Bol
Aardig om te volgen, voor andere onderwerpen, maar gebruiken ze de juiste spelling?
Ook via Facebook en Instagram te volgen.
Sarnámibhasa.nl (Baldewsingh’s website)
Indien men op een makkelijke manier online de cursussen wil volgen dan kan dat op deze website. Het is gratis en bovendien vind je hier ook andere informatie en verhalen over en in het Sarnámi.
Sarnamihuis.nl
Op deze site kun je ook een degelijke cursus afnemen. Het is een cursus van 12 lessen (€10/st)
Door deze informatiebrochure krijg je een prima inzicht. Het is een goed opgezette cursus.
Stichting Lalla Rookh
Het is een verwijzing naar Sarnamibhasa.nl
Suriname-languages.sil.org
Handig om digitaal woorden op te zoeken maar het is geen taalcursus.
SAMENVATTEND
Het is misschien wel verwarrend dat de sites verschillen in informatie en aanpak. Vooralsnog lijkt het, als je Sarnámi wil leren, het beste om dat te doen bij Sarnamibhasa.nl (gratis) of bij Sarnamihuis.nl. Ben je vlot met social media, kijk dan op Facebook en Instagram naar Sarnami Bol. Ik geef hierbij aan dat mijn zoektocht wel beperkt van aard was.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, NIEUWS, Sarnámi, Taal & Literatuur
Joodse actrices waren voorlopers in de Indiase film – Radjin Thakoerdin
Onlangs las ik een artikel van Joel Eisenberg over de baanbrekende rol van Joodse actrices in de Indiase film, een eye opener voor mij en misschien ook voor vele anderen. Over de kleine Joodse minderheid in India hoor je niet zoveel. Dat komt waarschijnlijk omdat Joden in India nooit te maken hebben gehad met antisemitisme. De Australische filmmaker en schrijver Danny Ben-Moshe die een documentaire maakte over de Joods-Indiase filmsterren Sulochana, Miss Rose, Pramila en Nadira constateerde ook dat deze vrouwen zich met het grootste gemak zowel Indiaas als Joods voelden. In de film hadden ze nooit een rol van iemand met een joodse achtergrond. Nadira is vaker gecast voor een rol in een christelijke familie.
De oudste Joodse gemeenschap vestigde zich reeds in de 10e eeuw voor Christus in Kochin, de zogenoemde Kochin Joden. Door de jaren heen vestigden zich er andere gemeenschappen, zoals de Pardesi Joden uit Spanje en Portugal die zich in de 16e eeuw in Madras en Goa vestigden en de Baghdadi Joden die ongeveer 250 jaar geleden uit Irak kwamen. De Indiase actrices Sulochana, Miss Rose, Pramila en Nadira die in de periode 1920-1980 te zien waren op het filmdoek behoorden tot de Baghdadi Joden. Na de oprichting van Israël in 1948 is het grootse deel van de Indiase Joden naar Israël geëmigreerd. Daar wonen ongeveer 70.000 Indiase Joden. In India is er nog een kleine gemeenschap van ongeveer 5000 Joden die voor het grootse deel in Mumbai zijn gevestigd. Bekende hedendaagse acteurs als de gebroeders Kunaal Roy Kapur en Aditya Roy Kapur hebben een Joodse moeder.
Ben-Moshe werd getriggerd om de documentaire Shalom Bollywood: The Untold Story of Indian Cinema (2017) te maken nadat hij las over het overlijden in 2006 van actrice Nadira, geboren als Farhat Ezekiel. Haar Joodse afkomst bracht hem op het idee om aan de hand van haar levensverhaal een film te maken over de vrij onbekende Joodse minderheid in India. Toen hij zijn research startte, kwam hij erachter dat er nog meer Joods-Indiase actrices waren. Sterker, dat zij aan de wieg hadden gestaan van een filmindustrie die inmiddels tot gigantische proporties was uitgegroeid. Nadira was de laatste in de rij van opvallende Joodse actrices. Zij speelde onder andere in Aan (1952), Anarkali (1953), Shree 420 (1955), Dil Apna Aur Preet Parai (1960), Pakeezah (1972), Hanste Zakhm (1973) en Julie (1975). Zij vertolkte vaak minder deugdzame rollen (verleidster, bordeelhoudster).
Voor Nadira waren er drie andere Bagdadi Joodse actrices die een belangrijke rol hebben vervuld in de opkomst van vrouwen in de Indiase film. Toen de Indiase film in 1913 startte, was het not done dat vrouwen daarin speelden. Vrouwenrollen werden door mannen vertolkt. In de jaren twintig van de vorige eeuw was het nog steeds niet gangbaar voor vrouwen om te acteren. Maar de Joodse Ruby Myers (1907-1983) bracht daar verandering in. Het was toen nog tijd van de stomme (niet gesproken) film. Zij werd ontdekt door filmmaker Mohan Bhavnani van Kohinoor film een van de toonaangevende filmmaatschappijen die tijd. Ze werkte als telefoniste/typiste in een publieke functie wat tot dan toe nog taboe was voor hindoe- en moslimvrouwen. Maar ook zij aarzelde op het aanbod om in de film te spelen in te gaan vanwege de baanbrekende betekenis van zo een keuze.
Uiteindelijk maakte zij in de jaren twintig van de vorige eeuw furore onder de filmnaam Sulochana (“zij die mooie ogen heeft”). In de film Wildcat of Bombay (1927) speelt ze maar liefst acht verschillende rollen. Zij speelde ook in de klassieker Anarkali (1928), een historisch drama over de onmogelijke liefde van een prins voor een danseres. In de latere versie van deze film die in 1953 uitkwam, vertolkte Sulochana de rol van de koningin en Nadira die van de danseres. Toen in de jaren dertig de gesproken film opkwam, deed Sulochana een stapje terug om Hindi te leren. Daarna kwamen van enkele van haar films gesproken versies uit en was zij weer de grote ster in o.a. Indira (1934), Anarkali (1935) en Bombay ki Billi (1936). Zij was een van de bestbetaalde personen in India. In 1973 kreeg zij de hoogste filmprijs voor haar gehele oeuvre, de Dada Saheb Phalke Award. Na Sulochana’s dood in 1983 werd er een postzegel ter ere van haar uitgegeven.
Rose Musleah (1911-1985) volgde Sulochana op en speelde onder de naam Miss Rose halverwege de jaren dertig/veertig. Zij was al bedreven in Indiase dans en werd regelmatig gekozen tot de best geklede vrouw van India. Via Rose kwam haar nicht Esther Victoria Abraham (1916-2006), een model en danseres, onder de artiestennaam Pramila in de film. Zij werd in 1949 de eerste Miss India. Nadat in de jaren veertig het taboe voor hindoe- en moslimvrouwen ook was doorbroken werd de rol van de Joodse actrices minder prominent.
Volgens Ben-Moshe kwamen Joodse vrouwen niet alleen in de film vanwege hun grotere culturele vrijheid in die tijd, ook hun blanke huidskleur speelde een belangrijke rol. Het is inderdaad bekend dat er heel lang geen acteurs en actrices die niet lichtgekleurd waren, een hoofdrol hadden. En dat terwijl zeker 90% van de Indiase bevolking lichtbruin tot zeer donkerbruin is. Acteurs als Amitabh Bachchan en Sharukh Khan kregen eerst geen hoofdrol. Bij de vrouwen was Smita Patel een uitzondering op het blanke ideaalbeeld. Zij stierf echter al op jonge leeftijd in 1986. Tot populaire ‘niet blanke’ actrices worden, bijvoorbeeld, gerekend Kajol, Deepika Padukone en Priyanka Chopra. Het mag opvallend worden genoemd dat in deze tijd huidskleur nog zo een dominante rol speelt en dat een lichtbruine huidskleur al tot zoveel aandacht leidt. Er lijkt nog een lange weg te gaan voordat ook donkergekleurde Indiërs in een hoofdrol aan de bak komen en niet alleen in de rol van slechterik of bediende. Hopelijk zal ook India, en vooral de filmindustrie die een grote invloed heeft, lering trekken uit het racismedebat dat nu mondiaal wordt gevoerd.
- Published in BIBLIOTHEEK, LIFESTYLE, NIEUWS
Jewish actresses were forerunners in Indian film – Radjin Thakoerdin
Recently I read an article by Joel Eisenberg about the groundbreaking role of Jewish actresses in Indian film, an eye opener for me and perhaps also for many others. You don’t hear much about the small Jewish minority in India. That’s probably because Jews in India have never had to deal with anti-Semitism. Australian filmmaker and writer Danny Ben-Moshe, who made a documentary about the Jewish-Indian film stars Sulochana, Miss Rose, Pramila and Nadira, also found that these women felt both Indian and Jewish with the greatest ease. In the film, they never had a role of someone with a Jewish background. Nadira has been cast for roles in a Christian family.
The oldest Jewish community settled in Kochin, the so-called Kochin Jews, in the 10th century BC. Over the years, other communities have settled, such as the Pardesi Jews from Spain and Portugal who settled in Madras and Goa in the 16th century and the Baghdadi Jews who came from Iraq about 250 years ago. The Indian actresses Sulochana, Miss Rose, Pramila and Nadira who appeared on the screen from 1920 to 1980 belonged to the Baghdadi Jews. After the founding of Israel in 1948, the majority of Indian Jews emigrated to Israel. About 70,000 Indian Jews live there. In India there is still a small community of about 5000 Jews who are largely based in Mumbai. Famous contemporary actors like the brothers Kunaal Roy Kapur and Aditya Roy Kapur have a Jewish mother.
Ben-Moshe was triggered to make the documentary Shalom Bollywood: The Untold Story of Indian Cinema(2017) after he read about the death in 2006 of actress Nadira, born Farhat Ezekiel. Her Jewish heritage gave him the idea to make a film about the relatively unknown Jewish minority in India based on her life story. When he started his research, he found out that there were more Jewish-Indian actresses. In fact, they were important forerunners in a film industry that has grown to gigantic proportions. Nadira was the last in the line of notable Jewish actresses. She starred in Aan (1952), Anarkali (1953), Shree 420 (1955), Dil Apna Aur Preet Parai (1960), Pakeezah (1972), Hanste Zakhm (1973) and Julie (1975). She often played less virtuous roles (vamp, brothel madame).
Before Nadira, there were three other Baghdadi Jewish actresses who played an important role in the rise of women in Indian film. When the Indian film started in 1913 it was not done for women to play a part in it. Women’s roles were performed by men. In the 1920s, it was still not common for women to appear on the public screen. But the Jewish Ruby Myers (1907-1983) changed that. At that time it was still the era of the silent movie. She was discovered by filmmaker Mohan Bhavnani of Kohinoor film, one of the leading film companies at that time. She worked as a telephone operator/typist in a public position which was taboo for Hindu and Muslim women. But she, too, hesitated to accept a film role given the groundbreaking significance of this choice.
Eventually, she was a big hit acting under the film name Sulochana (“she who has beautiful eyes”). In the film Wildcat of Bombay (1927) she plays no less than eight different roles. She also starred in the film classic Anarkali (1928), a historical drama about the impossible love of a prince for a dancer. In the 1953 version of this film Sulochana plays the role of the queen, and Nadira that of the dancer. With the emergence of the spoken film in the 1930s, Sulochana took a step back to learn Hindi. After that, spoken versions of some of her previous silent films were released and, again, she was a big star in films such as Indira (1934), Anarkali (1935) and Bombay ki Billi (1936). She was one of the highest-paid persons in India. In 1973 she received the highest Indian film prize for her entire oeuvre, the Dada Saheb Phalke Award. After her death in 1983, a stamp was issued in her honor.
Rose Musleah (1911-1985) succeeded Sulochana and played under the name Miss Rose in the mid-1930s/1940s. She was already proficient in Indian dance and was regularly voted the best dressed woman in India. Through Rose, her niece Esther Victoria Abraham (1916-2006), a model and dancer, entered the film under the name Pramila. She became the first Miss India in 1949. After the taboo for Hindu and Muslim women was broken in the 1940s, the role of Jewish actresses became less prominent.
According to Ben-Moshe, Jewish women not only appeared in the film because of the more liberal character of their culture compared to Hindu and Muslim culture at the time, but also their white skin color was an important asset. It is indeed known that for a very long time one could not see actors and actresses in a leading role who were not light-coloured. This, while at least 90% of the Indian population is of light brown to very dark brown skin. Actors such as Amitabh Bachchan and Sharukh Khan were not given a leading role at first. Among the women, Smita Patel was an exception to the white ideal. However, she died at an early age in 1986. Kajol, Deepika Padukone and Priyanka Chopra are included in the category of popular ‘non-white’ actresses. It is certainly striking that in present times skin color still plays such a dominant role and that even a light brown skin color of actors and actresses sparks so much debate. It seems still a long way to go before dark-skinned Indians will appear in leading roles and not just in the role of villain or servant. Hopefully, India and the film industry which has a major influence, in particular, will also learn from the racism debate that is now taking place globally.
- Published in BIBLIOTHEEK, LIFESTYLE, NIEUWS
Goede energielijnen voor nieuwbouw van Shri Saraswatie basisschool
Bij de bouw van het nieuwe pand van de Shri Saraswatie basisschool in Rotterdam volgt het bestuur van Stichting Hindoe Onderwijs Nederland (SHON) de volgende gedachte; de leerprestaties, het welzijn en het functioneren van de leerlingen, docenten en andere medewerkers, is onder meer afhankelijk van de omgeving waarin ze moeten werken. In het ontwerp en in de constructie moet met deze visie rekening gehouden worden.
Den Haag – Voor Rajesh Ramnewash, bestuursvoorzitter van SHON is het helder; bij het mooie vooruitzicht van een nieuw gebouw die binnen twee jaar opgeleverd gaat worden, past de oeroude Indiase filosofie Vastu Shastra. Hierbij worden regels gevolgd uit de Veda’s, de oudste en heiligste Hindoegeschriften. Niets kan hem van het idee afbrengen dat de lokalen met kompas gemeten precisie op de juiste energielijn moeten liggen. En ook dat er zoveel mogelijk natuurlijk daglicht het pand binnen moet kunnen komen of dat er zorgvuldig gekozen moet worden voor passende kleuraccenten. Dit alles om de geestelijke rust van iedereen in de verschillende ruimtes van het gebouw te bevorderen. “Het is bovendien goed voor het onderwijsproces”, zegt hij stellig.
Voor veel mensen klinkt dit logisch maar toch is deze vernieuwende manier van denken bij het bouwen in Nederland niet heel erg bekend. Er is bijvoorbeeld een kamp van architecten en projectontwikkelaars die zo snel en zo goedkoop mogelijk een gebouw willen neerzetten en zich verder niet storen aan – in hun ogen – vreemde gebruiken of rituelen. Ze geloven er gewoon niet in. Dit betekent dat SHON erg zorgvuldig te werk moest gaan bij de selectie van een architectenbureau. Ze werden niet alleen beoordeeld op de organisatie van het project, het ontwerp of op duurzaamheid, maar ook op hun gedachten over de onderwijsfilosofie van SHON.
Indiase bouwleer als uitgangspunt
Uiteindelijk heeft Ramnewash een belangrijke medestander gevonden in Chi-Hang Chim, architect van Bureau RoosRos in Oud-Beijerland. Na een aanbesteding met een stevig selectieproces is hij uitgekozen om het nieuwe schoolgebouw tot stand te brengen. Door zijn Chinese afkomst is Chim bekend met Feng Shui, een eeuwenoude traditioneel Chinese filosofie, die je leert hoe de omgeving gezondheid en welzijn kan beïnvloeden. Er zitten elementen in die gelijk zijn aan de Indiase Vastu Shastra en ook delen die anders zijn. “Het belangrijkste is dat je het hoofddoel begrijpt”, zegt Chim. Laat het nou toevallig zo zijn dat hij als jonge student te maken heeft gehad met een kamp van voorstanders en tegenstanders. De tegenstanders wilden het wetenschappelijk onderbouwd hebben. Anders is het voor hen niet meer of minder dan bijgeloof.
Maar toen Chim afstudeerde aan de Technische Universiteit (TU) Eindhoven kwam hij professor ingenieur Bas Molenaar tegen, een man die gespecialiseerd was in het ontwerp en de bouw van ziekenhuizen. Volgens Chim liet Molenaar aan hem wetenschappelijke onderzoeken en artikelen zien over de impact van architectuur op de gezondheid van mensen. “Toen dacht ik; ik ben niet helemaal gek. Wat ik altijd al had gedacht – mede vanuit de basis van mijn cultuur en afkomst – is gewoon wetenschappelijk bewezen.”
Chim is ervan overtuigd dat de filosofie van SHON om een prettige omgeving te creëren steeds meer door anderen zal worden overgenomen. En ook dat de verwevenheid van de meer metafysische oosterse filosofie en de meer rationele westerse filosofie, steeds groter zal worden.
Toekomstbestendig onderwijsconcept
Als alles meezit zal het gebouw in de zomer van 2022 opgeleverd worden en is Rotterdam aan de Schiedamseweg een nieuw iconisch gebouw rijker, in een wijk (Delfshaven) met veel wederopbouwarchitectuur. Het moet voor velen best wel bijzonder zijn om straks daartussen te kijken naar de verfijnde lijnen van de Shri Saraswatie School. Maar belangrijker nog, het schoolteam kan dan nog beter vormgeven aan de onderwijsinhoud van deze tijd, zoals zelfstandig of in groepjes werken in leerpleinen. En een grote aula voor festiviteiten tijdens hoogtijdagen maakt het compleet.
Verder staat in de planning dat Peuterspeelzaal Dwarka, voor de kleintjes van twee tot vier jaar, die in het oude gebouw ook aanwezig is, meeverhuist naar de nieuwbouw. Er komt bovendien een andere kinderopvang bij, maar dan voor kinderen van nul tot vier jaar. Belangrijk vindt Ramnewash omdat de Shri Saraswatie School de doorgaande leerlijn mogelijk wil maken en tijdig wil vaststellen waar de kinderen goed in zijn en waar ze moeite mee hebben.
Wat ook gaat gebeuren is dat de communicatie met de buurt geïntensiveerd zal worden. Dit betekent dat verschillende groepen in de wijk kunnen aankloppen bij de school om gebruik te maken van ruimtes voor het organiseren van activiteiten, zoals mandir-diensten en koffieochtenden voor ouderen. Ramnewash vindt het tenslotte nog belangrijk om het volgende te melden. “We gaan huiswerkbegeleiding aanbieden, ook voor kinderen van andere scholen. Het maakt niet uit van welke afkomst ze zijn want we sluiten niemand uit. Het enige dat we vragen is dat ouders die met hun kinderen langskomen goed onderwijs vooropstellen en onze Hindoestaans-Surinaamse grondslag omarmen.”
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Traditie
Fijne feestdagen en de beste wensen voor 2021
- Published in Korte berichten, NIEUWS
Decembermoorden: plek in de Surinaamse geschiedenis
Noraly Beyer’s publicatie RECHT EN WAARHEID MAKEN VRIJ – de Decembermoorden herdacht is een bijdrage aan het collectieve geheugen van Suriname over wat er in 1982 is gebeurd. En dat is maar goed ook, als je hoort hoe zaken worden verdraaid door de inmiddels in eerste instantie veroordeelde Desi Bouterse en zijn klakkeloos napratende aanhang. Deze publicatie ligt vanaf 8 december in de winkel en bevat onder meer korte biografieën van de slachtoffers, getuigenissen van nabestaanden het veelbetekenende vonnis van de Krijgsraad van 29 november 2019 en herdenkingstoespraken.
De woorden Recht en Waarheid maken vrij, ontleend aan het Surinaamse volkslied, staan op het gedenkteken in het Fort Zeelandia in Paramaribo. Dat is de plek waar op 8 december 1982 vijftien mannen in de bloei van hun leven zonder vorm van proces door het militaire regime zijn doodgeschoten. Zij worden aangemerkt als prominente zonen van Suriname, omdat zij stonden voor vrijheid, recht en democratie. Hun liefde voor het land en de daaruit voortvloeiende drang zich uit te spreken tegen onderdrukking en vertrapping van deze waarden heeft hun het leven gekost. En hoe! Uit de verwondingen die op hun lichaam zijn aangetroffen kon worden vastgesteld dat zij eerst zijn gefolterd en vervolgens met meerdere kogels om het leven gebracht.
Tot nu toe blijven Bouterse en zijn napraters zich verdedigen met het argument dat de slachtoffers met buitenlandse mogendheden – Nederland voorop – heulden om een coup te plegen. Dit is de eeuwige paranoïde, koloniale reflex. Maar misschien niet vreemd als men het spreekwoord “Zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten” voor ogen houdt. Op 25 februari 1980 werd door militairen, waaronder Bouterse, een coup gepleegd, naar is gebleken met hulp van een vertegenwoordiger van de voormalige kolonisator met wie hij innige banden had. Maar stel je voor dat de plannen voor deze coup waren uitgelekt. Zouden de ouders, partners, kinderen en andere dierbaren van de betrokken militairen het ook normaal hebben moeten vinden dat zij zouden zijn opgepakt, gemarteld en vermoord?
De Decembermoorden waren een uiting van pure machtswellust. De slachtoffers waren gevangen en ongewapend. Er is dan ook geen verdediging mogelijk uit hoofde van rechtgeaarde principes die in Suriname geworteld waren. In het begin wilde men ook niet geloven dat deze moorden door Surinamers waren begaan. Er deden wilde verhalen de ronde dat de daders Cubanen waren. Al gauw werd echter duidelijk dat de moorden waren gepleegd door Surinaamse militairen onder verantwoordelijkheid van Desi Bouterse die zich wederom had laten beïnvloeden door een buitenlandse vriend, de toenmalige premier van Grenada Maurice Bishop. Deze was in oktober 1982 op bezoek in Suriname en vond dat Bouterse te soft was tegenover tegenstanders van zijn regime.
In zijn tien jaren als president van Suriname heeft Bouterse ook niet kunnen aantonen dat hij een intrinsieke liefde voor het land en zijn inwoners heeft, anders verkeerde het land vandaag niet in de huidige abominabele situatie. Het is daarom niet verwonderlijk dat het voor zo iemand moeilijk te vatten is dat er mensen zijn die zich roeren uit eigen overtuiging, uit een diep geloof in collectieve waarden ten gunste van land en volk. Met zijn activiteiten ter ondermijning van het Decembermoordenproces en zijn totaal misplaatste, onoprechte (en mislukte) verzoeningsactie van enkele jaren geleden, heeft Bouterse zelfs laten zien er niet voor te schromen om Surinamers collectief verantwoordelijk te maken voor zijn misdaden. Zo iemand is waarlijk geen zoon, maar een vijand van Suriname.
In de herdenkingspublicatie van Beyer wordt terechte aandacht besteed aan ware zonen van Suriname die, als hun die mogelijkheid niet zo bruut was ontnomen, een daadwerkelijke positieve bijdrage aan Suriname hadden kunnen leveren. Het boek bevat ook prachtige illustraties van Raul Balai die ook een eigen verhaal heeft (Kumbat’tei) waarom hij nooit meer thuis kwam. De staatsgreep en de daaropvolgende Decembermoorden maakten ook de dromen van zijn ouders kapot.
RECHT EN WAARHEID MAKEN VRIJ
de Decembermoorden herdacht
Vanaf 8 december verkrijgbaar via:
webshop van ROSE stories • ISBN: 9789083063645 • 256 pag. • Prijs € 16,95 • www.rosestories.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Suriname
Een balans na 45 jaar onafhankelijkheid Suriname – Prof. Chan E.S. Choenni
Bijna een halve eeuw geleden werd Suriname een onafhankelijke staat. De republiek Suriname heeft daarna turbulente ontwikkelingen doorgemaakt. Er waren goede tijden en slechte tijden. Na 45 jaar onafhankelijkheid is het dan ook tijd voor reflectie en het trekken van conclusies. Ik beperk mij in dit artikel tot het trekken van tien conclusies. Ik sluit af met het actuele thema klimaatverandering. In dit verband doe ik vervolgens het voorstel om de zogeheten betwiste gebieden die Suriname deelt met de buurlanden Guyana en Frans Guyana te bestemmen tot natuurreservaten.
1 De overhaaste onafhankelijkheid op 25 november 1975 resulteerde in een grote emigratie van Surinamers. Voorafgaand aan de onafhankelijkheid koos een aanzienlijk deel van de Surinaamse bevolking voor een betere en zekere toekomst in Nederland. Suriname verloor een deel van zijn vitale bevolking. Voor velen was de onafhankelijkheid een trauma: men heeft voor een appel en ei zijn landerij en woning verkocht die met zweet en tranen waren opgebouwd. De twee voornaamste aanjagers van deze schele onafhankelijkheid, namelijk de politieke leiders Henck Arron en Eddy Bruma hebben toen nauwelijks iets ondernomen om de leegloop van het land te voorkomen. Arron heeft later wel toegegeven dat hij een verkeerde inschatting had gemaakt. De extreem-nationalistische en anti-Nederlandse politicus Bruma werd later echter niet meer opgenomen in de nieuwe coalitieregering, die in 1977 onder leiding van Arron opnieuw aantrad. Bruma had ten onrechte Arron beschuldigd van financiële malversaties. Beide politici hebben achteraf beschouwd, Suriname dan ook geen goede dienst bewezen. Bovendien werd de ontwikkelingshulp i.c. het bedrag ad 3,1 miljard gulden verbrast. Op 25 februari 1980 werd het regime van Arron c.s. als het ware weggeschoten. Als sterke man kwam de militair Desiree Delano Bouterse te voorschijn. Daarna volgden turbulente politieke ontwikkelingen in Suriname, waarvan Bouterse de voornaamste regisseur was. Mede door toedoen van de eminente politieke leider Jagernath Lachmon vond in 1987 een terugkeer naar de democratie plaats.
Er had zich door de tijd heen een zogeheten Surinaamse diaspora gevormd in Nederland. Op de Antillen, in de Verenigde Staten en in België ontstonden gaandeweg kleinere gemeenschappen van Surinamers. Thans zijn er ongeveer 1 miljoen Surinamers op de wereld. Ruim 560.000 in Suriname, bijna 400.000 in Nederland en de rest woont in de eerdergenoemde landen. Vermeldenswaard is dat deze diaspora van meet af aan de landgenoten in Suriname is blijven ondersteunen; niet alleen in materieel, maar ook in moreel opzicht. Terecht beschouwt de in 2020 aangetreden regering Santokhi-Brunswijk deze diaspora als onderdeel van de Suriname bevolking. Bovendien verkeert deze regering niet in vijandschap met de Nederlandse regering.
Het actief en effectief inschakelen van de Surinaamse diaspora en ook Nederland als voormalig kolonisator én Rijksdeel is geboden. Het talmen met een diasporabeleid door de Surinaamse regering -die is al ruim 3 maanden aan de macht- is dan ook niet bevorderlijk voor het draagvlak onder vooral de Surinaamse diaspora in Nederland.
2 Er was voorafgaand aan de onafhankelijkheid sprake van etnische polarisatie en politieke uitsluiting van de grootste bevolkingsgroep in Suriname. Op het laatste moment is een raciale burgeroorlog voorkomen. Achteraf beschouwd kan worden gesteld dat de toenmalige leidende politici zich zeer onverantwoordelijk hebben gedragen. Maar het moet worden geconstateerd: Suriname is na deze fase van etnische polarisatie er in multi-etnisch opzicht sterker uit gekomen. Dat is mede te danken aan de interventie door het militair regime en later de NDP (Nationale Democratische Partij). Alle bevolkingsgroepen werden betrokken bij het bestuur en etniciteit werd minder belangrijk in de politieke arena. In politiek opzicht was Suriname al grotendeels een harmonieuze multi-etnische samenleving, maar in 2020 is dat nog veel sterker het geval.
De huidige President Chandrikapersad Santokhi heeft niet alleen een cross-over persoonlijkheid, maar ook een breed mandaat en draagvlak onder alle bevolkingsgroepen. Hij verdient dan ook allerwegen ondersteuning om Suriname daadwerkelijk vooruit te helpen.
3 Ondanks enkele zwakke pogingen in het verleden om een assimilatiebeleid te voeren, is Suriname een multiculturele samenleving gebleven. De culturele diversiteit is behouden en wordt nu als kracht beschouwd. De verschillende bevolkingsgroepen koesteren hun cultuur en hebben ook relaties met de broncultuur landen, zoals Ghana, India, Indonesië en China. De Surinaamse culturele diversiteit wordt ook internationaal geëtaleerd en ingezet voor bevordering van het toerisme. De relaties met de eergenoemde landen zal ook bijdragen aan verdere ontwikkeling van Suriname. Er is sprake van wederzijds respect voor elkaars cultuur. Racisme wordt veroordeeld en verworpen in Suriname, zoals onlangs is gebleken in verband de publicatie van een racistische cartoon in het dagblad Suriname. In multicultureel opzicht is de Surinaamse samenleving dan ook een voorbeeld voor de wereld. Thans is ook de achtergestelde groep van Marrons in ruime mate medebestuurder van het land. Door de tijd heen heeft zich in dit verband een demografische verandering voltrokken. De Marrons vormen wat betreft bevolkingsomvang nu de tweede bevolkingsgroep in Suriname.
Laten wij hopen dat de huidige regering er in zal slagen de achtergestelde positie van deze groep alsook de Inheemsen (voorheen Indianen) op te heffen. Acceptatie en gelijkwaardig burgerschap van alle Surinamers blijft geboden.
4 Suriname heeft -helaas- te maken gehad met politiek geweld. Nadat op 25 februari 1980 al enkele militairen waren doodgeschoten, hebben Bouterse c.s. op 8 december 1982 vijftien tegenstanders op gewelddadige wijze vermoord, Daarna is ook een bloedige binnenlandse oorlog gevoerd met veel doden onder vooral de Marrons. Het politieke geweld is gelukkig afgezworen en er is nauwelijks sprake van omvangrijke haat en gewelddadige vergelding. Surinamers zijn echter merendeels vergevingsgezind en levenslustig gebleven en dit traumatische verleden lijkt grotendeels te zijn verwerkt. De rechtstaat is overeind gebleven. Rest nog de afwikkeling van kwestie Bouterse in verband met de zogeheten decembermoorden via de rechter.
Er heerst nu vrijheid van meningsuiting en de angst die er heeft geheerst lijkt langzamerhand te verdwijnen. Ondanks alle politieke strubbelingen is de bevolking niet cynisch geworden en is veerkrachtig gebleven. De toegenomen transparantie in het bestuur mede gefaciliteerd door de sociale media moet worden behouden en uitgebouwd.
5 Sterker nog: Suriname is een democratie gebleven en zeker geen failed state (mislukte staat) geworden. Dit jaar heeft de bevolking de NDP en vooral Bouterse via de verkiezingen massaal afgewezen. Tijdens de telling van de stemmen was duidelijk dat vele burgers hebben gewaakt om mogelijke verkiezingsfraude te voorkomen. De democratie is dan ook springlevend in Suriname. Er is nu een breed samengestelde en competente regering die ondanks enkele beginnersfouten en startproblemen (bijvoorbeeld -vermeend- nepotisme) voortvarend aan het werk is gegaan. Na 100 dagen zijn er al verschillende maatregelen getroffen en de corruptie die er heeft geheerst is blootgelegd.
Na bijna 45 jaar heeft Suriname eindelijk een integer, competent en daadkrachtig bestuur. President Chan Santokhi lijkt the right man on the right place and on the right time te zijn. Naar het zich laat aan zien zal Suriname na 45 jaar onafhankelijkheid zich eindelijk ontwikkelen in de vaart der volkeren, zoals het zo mooi heet.
6 Geconstateerd moet worden dat de verschillende regeringen de afgelopen 45 jaar er nauwelijks in zijn geslaagd om een groot deel van de bevolking te motiveren en te mobiliseren om op productieve wijze een bijdrage te leveren aan de opbouw van het land. Het ambtenarenapparaat dijde uit en vormde een waterhoofd voor de Surinaamse economie. Vaak fungeerde het als hindermacht in plaats van faciliterend te zijn voor ontwikkeling van het land. Bovendien bleef de winti wai, lanti sa pai (de overheid zal betalen voor de kosten) houding overeind. Vaak werd alles afgewenteld op de overheid en was men niet of nauwelijks actief als burger om een bijdrage te leveren aan het algemeen belang.
In het kader van actief burgerschap zal meer dan voorheen een appèl op de burgers moeten worden gedaan om naar vermogen een bijdrage te leveren aan de instandhouding en beheer van de infrastructuur van Suriname. De productieve sectoren van de economie en vooral de agrarische sector verdienen gerichte aandacht alsmede de opleiding en vorming van de burgers in deze richting.
7 De republiek Suriname heeft in economisch opzicht goede tijden en slechte tijden gekend. Er zijn perioden van economische groei geweest en van economische stagnatie. Er waren Governors van de Centrale Bank aan het roer die spaarzaam waren, zoals bijvoorbeeld de heer A. Telting. Het moet echter worden geconstateerd dat vooral Governors aangesteld door de NDP, zoals H. Goedschalk en R. Van Trikt corrupt bleken te zijn en de staatskas hebben leeggeroofd. Recent is gebleken dat de Bouterse-Adhin regering corrupt is geweest en Suriname met een grote schuldenlast heeft achtergelaten. Erger nog: de voormalige Governor van de Centrale Bank en Minister van Financiën, G. Hoefdraad was de verpersoonlijking van corrupt beleid. Hij is ondergedoken en voortvluchtig met medeneming van belangrijke gegevens. Dit is een blamage van formaat voor de NDP. Trouwens de beschuldigingen over corruptie zijn niet of nauwelijks weersproken door de NDP. De afgelopen maanden was er dan ook sprake van een deconfiture (de mislukking werd in beeld gebracht) van Bouterse c.s. en ontmaskering van corrupte NDP politici.
Hopelijk ontstaat een vernieuwing binnen de NDP en kan deze partij een constructieve oppositierol vervullen binnen de Surinaamse democratie. De huidige regering poogt voorzieningen te treffen van de schuldenlast af te komen. Naar verwachting zal vanaf volgend jaar (2021) met hulp van internationale fondsen, buitenlandse mogendheden en goed financieel beleid Suriname in financieel opzicht ‘gezond’ worden. Ook de Surinaamse diaspora moet worden ingeschakeld om in dit verband een bijdrage te leveren. De vooruitzichten in verband met de olievondsten en de exploitatie van de oliebronnen kunnen ook een belangrijke bijdrage leveren.
8 De afgelopen jaren is door de verschillende regeringen de ontwikkeling van de infrastructuur ter hand genomen. Een groot deel van het bewoonde gebied in Suriname is ontsloten. Er zijn nu plannen voor onder meer de bouw van twee bruggen, waardoor beide buurlanden nu over de weg bereikbaar zullen zijn. Maar wat betreft de gebouwde omgeving is er sprake geweest van groot achterstallig onderhoud. Er is ook achterstallig onderhoud van gedeeld erfgoed van Suriname en Nederland. Er kon vanwege van de vijandschap met de Nederlandse overheid niet of nauwelijks gewerkt worden aan onderhoud en herstel van het gedeeld erfgoed. Suriname was ook internationaal geïsoleerd vanwege het regiem van Bouterse c.s. Nu is de situatie ten goede veranderd.
Het is zaak om in samenwerking met Nederlandse overheden en internationale organisaties het achterstallig onderhoud en herstel van het gebouwd erfgoed ter hand te nemen. In verband met genoegdoening voor het slavernijverleden moeten Nederlandse steden/gemeenten als Amsterdam en Rotterdam worden betrokken bij onderhoud en herstel van het gedeeld erfgoed, zoals veel monumentale gebouwen in Paramaribo. Ook in dit verband moet de Surinaamse diaspora worden betrokken.
9 Suriname beschikt over veel bodemschatten en wordt beschouwd als (potentieel) het 17de rijkste land ter wereld. Vermeldenswaard is evenwel dat 100 jaar geleden -omstreeks 1920- een discussie woedde in hoeverre de landbouw dan wel de industrie/mijnbouw het belangrijkste trekpaard van de Surinaamse economie zou moeten zijn. De landbouwdeskundige J.J. Leys -naar wie de Leysweg is vernoemd- koos voor de landbouw. De eertijds bloeiende goud- en balata-industrie gingen namelijk toen vrijwel ten onder in Suriname. Gelukkig kwam daarna de bauxietindustrie op en Suriname kon zich met deze industrie lange tijd in economisch opzicht grotendeels redden. Nu wordt olie als nieuwe trekpaard beschouwd. Maar deze industrieën zijn onderhevig aan de wereldvraag en de prijzen schommelen. Bovendien zijn deze grondstoffen niet oneindig beschikbaar en dragen bij tot milieuverontreiniging. Ook blijkt vaak dat slechts een deel van bevolking daadwerkelijk profiteert van de gegeneerde welvaart.
In de jaren dertig is onder leiding van A.L. Waaldijk -naar wie de huishoudschool is vernoemd- het project Creola op plantage Uitkijk (grenzend aan Saramaccarivier) was opgezet om Afro-Surinamers terug te krijgen in de landbouwsector. Afro -Surinaamse landbouwers waren aan het eind van de 19de eeuw namelijk succesvol in de productie van cacao. Helaas werd door de zogeheten krullotenziekte (infectie van de bladeren) deze sector de das omgedaan. En helaas mislukte ook het project Creola door mismanagement. Suriname was echter als landbouwkolonie opgezet vanwege de vruchtbare grond. Vanwege de wrede slavernij is een landbouwtrauma ontstaat onder een deel van de bevolking alsook valse schaamte om in deze sector te werken. Maar juist de agrarische sector zou het trekpaard van de Surinaamse economie moeten worden. Er is een grote vraag naar voedsel en zoet water in het Caribisch gebied. Suriname kan daar ruimschoots in voorzien en goed geld verdienen. Bovendien kan een groot deel van de bevolking worden ingeschakeld. Voorts kunnen eigentijdse (‘state of the art’) technieken worden gebruikt bij de productie, waardoor de opbrengst wordt verhoogd en bepaalde inconveniënten (ongemakken), zoals werken onder de felle zon en in de hitte worden verholpen. Het uitbreiden van de extensieve rijstbouw en produceren van kruiden en medicinale planten, bloementeelt en andere landbouwproducten zijn enkele voorbeelden.
De agrarische sector en in het bijzonder duurzame landbouw zouden dan ook meer dan voorheen het trekpaard van de Surinaamse economie moeten worden. Het upgraden en promoten van deze sector en de bevolking daarbij betrekken, in het bijzonder ook de jeugd en scholen verdient krachtige ondersteuning.
10 Tenslotte zij vermeld dat Suriname behoort tot één van de groenste landen van de wereld. De Surinaamse natuur moet worden gekoesterd mede in relatie tot de klimaatverandering. De klimaatverandering resulteert in ondermeer de opwarming van de aarde. Suriname heeft daar ook last van. Vernietiging van het Amazonegebied, in het bijzonder het Amazonewoud versnelt dit proces. Het binnenland van Suriname maakt onderdeel uit van dit gebied. Suriname is rijk aan bos en zoet water. In dit licht is het natuurbehoud dan ook geboden. En voor zover de natuurlijke rijkdommen moeten worden geëxploiteerd, zal dat behoedzaam moeten plaatsvinden. Dat wil zeggen: op een duurzame wijze.
Het vernietigen van de natuur en de habitat voor de dieren in Suriname bijvoorbeeld door ongecontroleerde goudwinning is uit den boze. Gelukkig heeft Suriname 10% van het landareaal al bestemd tot Centraal natuurreservaat. Maar eigenlijk zou een groter gebied tot natuurreservaat moet worden bestemd.
De drie Guyana’s
Recent zijn er plannen ontvouwd voor een brug over de Corantijnrivier en een brug over de Marowijne rivier. De betekent dat de zogeheten drie Guyana’s over land met elkaar zullen worden verbonden. Suriname stond ook bekend als Nederlands Guyana/Dutch Guyana en is geologisch beschouwd onderdeel van het zogeheten Guyana schild. De ambitie van de regering Santokhi–Brunswijk is om al in hun regeerperiode (2020-2024) beide bruggen te realiseren. De verbinding over land zal niet alleen het onderlinge personenverkeer vergroten, maar ook de verdere ontwikkeling van de drie Guyana’s versnellen alsook de interdependentie. Suriname deelt met beide buurlanden echter grensgebieden die worden betwist. De laatste tijd is de discussie opgelaaid over het betwiste Tigri gebied. Veel Surinamers menen dat dit gebied rechtmatig tot Suriname behoort en voeren allerlei historische en juridische argumenten aan. Er was recent een bijeenkomst op Grun Djari van de politieke partij NPS (Nationale Partij Suriname) over een mogelijk proces bij het Internationaal Gerechtshof.
Is het wel verstandig en wijs om in het huidige tijdsgewricht en gelet op het voornemen voor samenwerking met Guyana en de bouw van een brug om op de proppen te komen met discussies over dit grensgeschil? Is er niet een elegantere oplossing te vinden in het voordeel van beide landen? Een win-win oplossing dus voor dit grensgeschil en ook voor het grensgeschil met Frans Guyana is geboden.
Het Tigri gebied
Tot 2014 ontbrak echter een gedegen en overzichtelijke studie over de Surinaamse grensgeschillen. De advocaat Lachman Soedamah heeft zijn proefschrift hieraan gewijd met de titel Suriname compleet? Een studie over de mogelijke bijdrage van het volkenrecht aan de oplossing van de Surinaamse grensgeschillen, Oisterwijk: Wolfpublishers. Ik maak hieronder gebruik van deze studie.
Met Guyana is een geschil over het gebied in de Zuidwesthoek van Suriname. Dit grensgebied rond ‘de Nieuwe Rivier Driehoek/New River Triangle’-in Suriname ook bekend als Tigri gebied- is gelegen tussen de bovenloop van de Corantijnrivier. Dat staat bekend als de Nieuwe rivier en de zijrivier Coeroeni vormt de westgrens en Brazilië de Zuidgrens. Dit betwiste gebied met Guyana is 15.603 vierkante kilometers groot. Het geschil heeft als grondslag dat historisch eerst de Coeroeni rivier werd beschouwd als de belangrijkste bronrivier van de Corantijnrivier. Dat was vastgesteld door de geograaf Robert Schomburgk tussen 1840-1844. Het werd dan ook als de zuidwestgrens van Suriname beschouwd. Maar in 1871 werd de Nieuwe Rivier ’ontdekt’. Deze rivier bleek breder en dieper te zijn dan de Coeroeni. Dus de Nieuwe Rivier moet de grens met Guyana zijn volgens Suriname: want dat is de belangrijkste bronrivier. Op de internationale kaarten werd echter meestal de Coeroeni rivier als grens aangeven, terwijl in geografisch opzicht Suriname het gelijk aan zijn zijde heeft. Maar hoogstwaarschijnlijk zal de historische gegroeide praktijk het winnen en lijkt mij -eerlijk-gezegd- de positie van Suriname in dit grensgeschil minder sterk dan van Guyana. Het is dan ook de vraag of het wijs is van Suriname om deze kwestie aan het Internationaal Gerechtshof voor te willen leggen.
Marowijne-Litani gebied
Met Frans Guyana heeft Suriname een grensgeschil over het gebied tussen de Litani-rivier en de Marowijnekreek en de Zuidgrens met Brazilië. Dit betwiste gebied ligt in de Zuidoosthoek van Suriname en is 3.439 km2 groot. Als de bronrivier van de Marowijnerivier de Marowijnekreek is, dan behoort het gebied aan Suriname. Als de Litani de bronrivier, dan valt het gebied toe aan Frans Guyana. Vermeldenswaard is dat in 1860 was van Franse zijde de vraag werd geopperd of de Lawa dan wel de Tapanahony als de hoofdrivier was te beschouwen. Een Frans-Nederlandse commissie nam in 1861 de beide rivieren op en kwam tot het besluit dat de Lawa de hoofdrivier was. Toen in 1885 in het gebied tussen de beide genoemde rivieren goud ontdekt werd, ontstond een grensgeschil. Om aan het geschil een einde te maken sloten de beide mogendheden op 29 november 1888 een overeenkomst, waarbij bepaald werd dat het geschil aan de uitspraak van een scheidsrechter zou worden onderworpen. Deze scheidsrechter, Tsaar Alexander III van Rusland, besliste dat de Lawa als de grensrivier moest worden beschouwd. Uit hoofde van deze scheidsrechterlijke uitspraak behoorde het grondgebied boven de samenvloeiing van Lawa en Tapanahony voortaan aan Nederland c.q. Suriname vanaf 1891. Nu was vastgesteld dat de Lawa de hoofdrivier is, begon de discussie over de vraag of de Litani dan wel de Marowijnekreek de voortzetting van de Lawa is. Dit grensgeschil is tot op heden nog niet opgelost.
De vraag is: hoe om te gaan met de beide betwiste gebieden. Soedamah geeft richtlijnen voor mogelijke oplossingen van de Surinaamse grensgeschillen, zoals het ‘’het kanaliseren van nationalistische gevoelens” en “het verbod op het gebruik van geweld”. Alvorens ik mijn voorstel doe, memoreer ik een gebeurtenis van ruim 50 jaar geleden.
‘Wij willen oorlog’
In 1969 was er sprake van grote politieke spanningen tussen Suriname en het buurland Guyana over het betwiste gebied Tigri. Aanleiding was ondermeer het verjagen van een groep Surinaamse arbeiders door het Guyanese leger en het plaatsje Tigri werd door Guyana bezet. In augustus 1969 leidde dat tot een bijzondere protestdemonstratie in Paramaribo. Ik zat toen op de C.R. Frowein (mulo) school in Paramaribo en hoorde tijdens de schoolpauze dat er een demonstratie binnen enkele uren zou plaatsvinden tegen (het buurland) Guyana. ‘’Ons grondgebied was aangevallen”, werd er geroepen. Een groep manlijke studenten (de term studenten werd toen gebruikt om actieve middelbare scholieren te duiden!) werd gemobiliseerd –aan vrouwelijke scholieren werd toentertijd niks gevraagd! Sensatiebelust als wij toen waren, besloten wij direct om mee te doen aan deze demonstratie. Er werden kartonnen verzameld en houtskool -Surinamers kunnen in dergelijke situaties goed improviseren. Op het schoolplein werden enkele kartonnen borden schots en scheef getimmerd aan houten stokken. Er verschenen oorlogszuchtige teksten op de kartonnen borden en één tekst luidde: Wij willen oorlog! Wij liepen weg van school en de stoet ‘studenten’ toog triomfantelijk en veel kabaal makend naar het zogeheten Kerkplein gelegen in het centrum van Paramaribo. Op het Kerkplein bleek dat opgeschoten (werkloze?) jongemannen van Paramaribo al een stoet hadden gevormd. De demonstratieleider Ronald H. was net overgekomen uit Nederland. Hij was de organisator en vuurde de demonstranten via een megafoon aan. Hij bevestigde desgevraagd herhaaldijk dat aan het eind van de demonstratie iedereen zou worden getrakteerd op “een koude soft” (een flesje frisdrank). Luid schreeuwend kwam de stoet in beweging en vrij snel werd de leuze: “Wij willen oorlog!” aangeheven. Met gebalde vuisten in de lucht scandeerden wij deze leuze en maakten een rondgang langs enkele belangrijke straten van Paramaribo om weer terug te keren naar het Kerkplein. Terwijl wij in de felle zon liepen keken de omstanders half geamuseerd naar ons, maar soms werden ook luidruchtige en ondersteunende kreten geuit, zoals mek deng kon, wo kier deng (Laat ze maar komen, wij zullen hen vermoorden). Opgewonden, bezweet en vooral dorstig keerden wij terug op het Kerkplein. Vooral de opgeschoten werkloze jonge mannen begonnen vrij agressief en verhit hun ‘’beloofde soft” op te eisen. Wij hadden natuurlijk ook erge dorst. De demonstratieleider koos echter ijlings het hazenpad. De stoet ging vloekend en tierend uit elkaar. In het Sranan werd allerlei verwensingen geuit richting het buurland Guyana, maar ook aan het adres van de demonstratieleider uit Nederland. Hij had zich immers niet aan zijn belofte had gehouden. In retrospectief was het natuurlijk jeugdige bravoure en sensatiezucht van de kant van de meeste jongemannen om te demonstreren en niet zozeer de wens om persoonlijk ten strijde te trekken. Het moet worden gememoreerd dat in de jaren voorafgaand aan de onafhankelijkheid zogeheten Surinaamse revolutionairen uit Nederland vrij gemakkelijk een deel van de inwoners van Paramaribo konden mobiliseren voor onbezonnen demonstraties.
Natuurreservaten
Nu is hier en daar zowel in Nederland als in Suriname te beluisteren dat men de betwiste gebieden voor Suriname moet opeisen. Maar gelet op het voornemen om samen met Guyana en Frans Guyana bruggen te bouwen geeft het geen pas om de grensgeschillen met beide landen opnieuw op te rakelen. Wij moeten juist te zoeken naar een win-win oplossing. Gezien de eerdergenoemde klimaatverandering en de behoefte aan duurzaam beheer van de natuur in deze landen is de beste oplossing om beide betwiste gebieden tot natuurreservaten te bestemmen. Deze worden ecologische gebieden in gemeenschappelijk beheer. Een agentschap (Authority) dat bilateraal is samengesteld kan het gebied beheren. De (illegale) activiteiten in deze gebieden moeten worden gestopt. Guyana en ook Frans Guyana zijn rijk genoeg en hebben de bodemschatten uit deze gebieden niet nodig voor het genereren van welvaart. Dat geldt naar het zich laat aanzien ook voor Suriname gelet op onder andere de recente olievondsten. De arcering van beide gebieden op de kaarten kan intact blijven en de nieuwe bestemming natuurreservaat worden vermeld. Er wordt dus een natuurreservaat van liefst in totaal 19.042 vierkante kilometer toegevoegd aan het reeds bestaande Centraal natuurreservaat van Suriname van circa 16.000 vierkante kilometer (10% van de oppervlakte van Suriname). Tijdens de opening van de beide bruggen kan de proclamatie van beide gebieden tot natuurreservaten formeel plaatsvinden. Intussen kan gewerkt worden aan technische uitwerking en vormgeving van de agentschappen. In een tijd van klimaatverandering en de aandacht voor ontbossing van het Amazonegebied is dit een duurzame oplossing tegen de klimaatverandering. Er wordt een extra areaal toegevoegd aan de reeds bestaande natuurreservaten in het Amazonegebied. Het zal van het Staatsmanschap van President Chandrikapersad Santokhi afhangen of voor deze win-win oplossing wordt gekozen. Over vijf jaar -in 2025- is Suriname een halve eeuw onafhankelijk. Laten wij hopen dat dan een welvaartstaat tot stand is gebracht met een fatsoenlijk inkomen en huisvesting voor alle burgers en goed onderwijs. De huidige regering heeft de piketpalen daartoe na 45 jaar onafhankelijkheid al geslagen.
Foto’s: Sampreshan, Eric Kastelein en Wikipedia
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
45 jaar Onafhankelijkheid van Suriname: Land of broken dreams – Dr. Hans Ramsoedh
Schrijven over vijfenveertig jaar onafhankelijkheid van Suriname [srefidensi] is schrijven over vijfenveertig jaar desillusies en broken dreams. Ik moet ook terugdenken aan het essay/boek van de Surinaamse journalist Rudi Kross (1938-2002) Anders maakt het leven je dood. De dreigende verdwijning van de staat Suriname uit 1987. Dit essay is een scherpzinnige analyse van het verdriet van Suriname waarin hij een hartstochtelijk pleidooi houdt om te zoeken naar wegen die de ongeveer een half miljoen sterke Surinaamse bevolking een kans in de toekomst geven. Kross is briljant in zijn analyse maar zijn oplossingen lopen echter vast in een woordenbrij van wetenschapsfilosofische aard.
Srefidensi is anno 2020 verworden tot een koortsdroom. De vorige maand overleden bekende Surinaamse historicus Eugène Gessel (1919-2020) zei eens dat hoop uitgestelde teleurstelling is. Deze uitspraak van hem is zeer zeker op Suriname van toepassing.
Hoopvolle start
De start bij de onafhankelijkheid op 25 november 1975 leek hoopvol. Als gevolg van de strijd tussen (Hindostaanse) oppositie en (Creoolse) coalitie rond de onafhankelijkheidskwestie waren tussen 1973 en 1975 de etnische spanningen tot een kookpunt gestegen. Een week vóór de onafhankelijkheid werd de kloof tussen regering en oppositie gedicht met als hoogtepunt de fameuze brasa [omhelzing] van premier Arron en oppositieleider Lachmon. Het was een gebaar van verzoening waar de Surinaamse samenleving lang naar had uitgekeken.
De start bij de onafhankelijkheid leek vooral hoopvol omdat Suriname een bedrag van € 1.2 miljard (destijds 3.5 miljard Nf) van Nederland meekreeg als afscheidsgeschenk of bruidsschat. Dit afscheidsgeschenk staat in schril contrast tot dat aan buurland Guyana dat van de Engelse regering bij de onafhankelijkheid in 1966 een afgereden brandweerauto als afscheidscadeau kreeg.
Het Nederlandse afscheidsgeschenk was omgerekend ongeveer € 4.000 (of US$ 4.600) per hoofd van de bevolking. Suriname gold in de jaren 1975-1980 dan ook als the rich man of the Caribbean. Landen in de regio keken met jaloezie naar de grote zak met geld die Suriname bij de onafhankelijkheid van de voormalige kolonisator had meegekregen.
Hoe anders is de situatie vijfenveertig jaar later. In 2020 bedraagt de geschatte totale binnen- en buitenlandse schuld van Suriname meer dan vier miljard USD (€ 3.4 miljard), omgerekend een schuld van ongeveer US$ 6.000 of € 5.100 per hoofd van de bevolking. Eind oktober 2020 werd bekend dat Suriname de rente van US$ 25,4 miljoen van de door de regering-Bouterse gesloten lening bij Oppenheimer van US$ 550 miljoen niet kon voldoen. Bij internationale kredietinstellingen heeft Suriname inmiddels de zogenoemde junkstatus waarbij lenen moeilijk wordt en alleen tegen zeer hoge rente. Het betekent ook dat Suriname te boek is komen te staan als een internationale wanbetaler.
Ondanks de riante financiële positie bij de onafhankelijkheid is de conclusie dan ook dat na vijfenveertig jaar er niet veel terecht is gekomen van ontwikkeling van het land. Suriname is inmiddels land of broken dreams. Het zijn op dit moment dan ook bittere tijden in Suriname.
Modeldekolonisatie
Betekent dit dat Suriname slechter af was met de verworven onafhankelijkheid? Velen zullen deze vraag wellicht bevestigend beantwoorden, maar zo simpel is het niet. Er bestaan namelijk geen criteria om vast te stellen wanneer een land wel of niet rijp is voor de onafhankelijkheid. De Nederlandse oud-minister Jan Pronk (Suriname. Van wingewest tot natiestaat 2020; 492) schreef dat er geen afgetekend moment van volwassenheid, ideaal moment, examen of absolute rijpheid bestaat voor landen die streven naar onafhankelijkheid. In het onafhankelijkheidsproces van veel landen is het altijd een (intellectuele) voorhoede geweest die het voortouw hierin heeft genomen en de massa heeft weten te enthousiasmeren voor onafhankelijkheid. Waar wel een uitspraak over kan worden gedaan is de wijze waarop de Surinaamse onafhankelijkheid tot stand is gekomen: die is met een minimale politieke meerderheid in het parlement in het geheim voorbereid en aan de bevolking opgedrongen.
Het linkse kabinet Den Uyl (1973-1977) greep de Surinaamse onafhankelijkheidsverklaring in 1973 met beide handen aan. Het zag de Surinaamse onafhankelijkheid als een ‘must’ voor een zich progressief noemend Nederland. Vanuit het idee van Nederland als gidsland maakten zij van de Surinaamse onafhankelijkheid een Nederlands prestigeobject: een modeldekolonisatie die in de geschiedenis van de dekolonisatie als uniek moest worden beschouwd met als ‘hoogtepunt’ een afscheidsgeschenk om daarmee hun koloniale schuld (slavernijverleden, kolonialisme en koloniale oorlog in Nederlands-Indië) af te lossen.
De Surinaamse politici die voorstanders waren van de onafhankelijkheid wisten dat de progressieven in Nederland heel veel geld over hadden voor de onafhankelijkheid van Suriname. Voor de Surinaamse delegatie die onderhandelde over de onafhankelijkheid werd de bruidsschat (hoogte van het afscheidsgeschenk) dan ook belangrijker geacht dan de bruid zelf (de onafhankelijkheid). De naam voor onafhankelijkheid in het Sranan Tongo [omgangstaal] werd trouwens rond 1973 ‘uitgevonden’. Tot dan bestond er hiervoor geen woord in deze taal. Het woord Srefidensi is bedacht door de dichter Trefossa, pseudoniem van Henri de Ziel. Srefi is ‘zelf’ en Densi betekent ‘doen’. Srefidensi kreeg de betekenis van onafhankelijkheid. Trefossa is trouwens ook de schrijver van het Sranan couplet van het Surinaamse volkslied.
Vanwege de gretigheid waarmee de progressieven in Nederland hebben meegewerkt aan de onafhankelijkheid kunnen we stellen dat feitelijk niet Suriname, maar Nederland onafhankelijk werd op 25 november 1975.
Vrije val Suriname
Met de in alle haast gerealiseerde onafhankelijkheid begon ook de vrije val van Suriname waaronder de dramatische omvang van de Surinaamse exodus naar Nederland met verregaande economische, bestuurlijke, sociale en psychologische gevolgen. Het Nederlandse afscheidsgeschenk bleek eerder een vloek dan een zegen te zijn. De beschikbaarstelling van ‘gratis’ ontwikkelingsgeld leidde tot graaien in de pot van ontwikkelingsgeld. Politici waren slechts gefocust op versterking van hun persoonlijke rijkdom en machtspositie. Het betekende dat er niet veel terecht kwam van pogingen om Suriname met behulp van de Nederlandse gouden handdruk een economische basis te verschaffen die het land minder afhankelijk had kunnen maken van het buitenland. Van een rechtvaardige verdeling van het nationaal inkomen kwam ook niet veel terecht. Een groot deel van de bevolking hield aan Srefidensi in de periode 1975-1980 een ‘psychische kater’ over.
De afloop na 1975 is alom bekend: de militaire staatsgreep op 25 februari 1980 en de daarop volgende militaire repressie in de periode 1980-1987 met als dieptepunt de Decembermoorden in 1982, de verwoestende binnenlandse oorlog (1985-1991), de telefooncoup in december 1990, de kapitaalcoup in 1996 waarbij Suriname via de politieke achterdeur een regering kreeg (regering-Wijdenbosch) die het niet gekozen had met Bouterse als een soort schaduwpresident en tenslotte Bouterse als president tussen 2010 en 2020. Al deze ontwikkelingen hebben een proces in gang gezet waarbij de staat werd gecriminaliseerd en de drugsmaffia onmiskenbaar greep kreeg op de politiek en de economie. Met name het presidentschap van Bouterse liet een gerampaneerd land achter: naast een economisch failliet Suriname, geërodeerde instituten, ondergraving van het maatschappelijk vertrouwen, de rechtsstaat en democratie en moreel-ethische uitholling van het land in naam van zijn zogeheten ‘revo-ideologie’. Daarnaast hebben Bouterse en zijn vertrouwelingen de staatsmacht aangewend om zichzelf te verrijken. Met Bouterse als president kreeg Suriname een maffiaregering (Surinostra) en werd het een gecriminaliseerde staat met banden met transnationaal georganiseerde misdaad die zich bezig hield met drugshandel, het witwassen van drugsgeld en grootschalige corruptie.
Bij de bevolking is inmiddels sprake van ontgoocheling en diepe teleurstelling over de ontwikkelingen na 1975. Illustratief voor de huidige stand van zaken in Suriname is de volgende trieste grap van de columnist Peter de Waard in de Volkskrant (28/10/20): ‘De leiders van de VS, Nederland en Suriname mogen een vraag aan God stellen. President Trump vraagt God: “Wanneer gaat het weer goed met de Amerikaanse economie?” God zegt: “Over vijf jaar”. Trump barst in huilen uit: “Maar dat maak ik niet meer mee”. Premier Rutte vraagt daarop: “En wanneer gaat het goed met de Nederlandse economie?” God zegt: “Hopelijk over tien jaar”. Ook Rutte begint te snikken: “Dan ben ik geen premier meer”. En dan mag president Santokhi dezelfde vraag stellen. Nu barst God in huilen uit: “Dat maak ik zelfs niet meer mee”.’
Het is niet zo dat Suriname met de onafhankelijkheid in het diepe is gegooid. Het zijn Surinaamse politieke leiders die verantwoordelijk zijn voor de huidige sociaaleconomische, financiële en morele ravage. Zij beschouwen het land als hun wingewest.
Wingewest Suriname
Veelzeggend in dit verband is de titel van een van de Suriname-boeken van de Nederlandse journalist John Jansen van Galen: Kapotte plantage. Suriname een Hollandse erfenis (1995, 1e druk). Het werd hem in Suriname niet in dank afgenomen dat hij het land bestempelde als een kapotte plantage, een broko pranasi, want een dergelijke kwalificatie van het land door een Nederlander werd beschouwd als aanmatigend. Wie de ontwikkelingen in Suriname na 1975 in ogenschouw neemt, kan onmogelijk volhouden dat Jansen van Galen met zijn kwalificatie overdrijft.
Suriname is in de zeventiende eeuw gesticht als een plantagekolonie en wingewest. Het is sindsdien een wingewest gebleven, dat wil zeggen een land dat voor de politieke elite het vehikel is voor particularistische belangen, graaizucht [nyan patu en zweef teki] en ongebreidelde zelfverrijking. In de ergste traditie van derdewereldlanden hebben zij het land als een persoonlijk wingewest beschouwd. Deze politici gedragen zich als de nieuwe kolonisatoren van de staat waarbij de maatschappelijke orde voor hen een bijkomstigheid is. De handel en wandel van deze politieke elite zijn de oorzaak van de existentiële politieke crisis waarin Suriname sinds 1975 is komen te verkeren.
Existentiële politieke crisis
Vertrouwen van de kiezer in politieke leiders en politieke instituties is van eminent belang voor de legitimiteit van een democratisch bestel. Een democratie kan niet functioneren zonder draagvlak, want wanneer burgers op grote schaal ontevreden zijn met het functioneren van de politieke instituties dan komt de legitimiteit van het democratische bestel in het geding. Vertrouwen in politieke leiders en politieke instituties zijn het begin en het einde van een fatsoenlijke samenleving. Beide aspecten bepalen in belangrijke mate ook het economische succes of falen van een land.
Uit diverse opiniepeilingen, commentaren, columns en ingezonden stukken in de dagbladen in Suriname blijkt dat een overgrote meerderheid van de burgers al decennialang geen vertrouwen heeft in de politiek en politici. Het politieke bestel in Suriname kampt met andere woorden met een legitimiteitsvraagstuk.
Als daarnaast de politiek van zijn idealisme en ethiek wordt ontdaan, dan prijst zij zichzelf uit de markt. Dit maakt ieder politiek systeem kwetsbaar voor criminalisering van de politiek en politiek avonturisme. De ‘omarming’ van Bouterse door het Surinaamse electoraat in 2010 is illustratief voor deze existentiële crisis waarin de Surinaamse politiek is komen te verkeren. Met Bouterse koos het Surinaamse electoraat voor een president die in Nederland wegens drugshandel was veroordeeld en tegen wie een justitieel proces liep voor zijn rol en aandeel in de Decembermoorden in 1982. Zijn coalitie met Brunswijk en Somohardjo in 2010 was een ‘bizar pact’ omdat de politieke leiding van Suriname in handen kwam van drie politieke leiders met een strafrechtelijk verleden. Een strafrechtelijk verleden vormde geen belemmering meer voor een politieke carrière. Het presidentschap van Bouterse had eigenlijk voor de kiezer, gelet op zijn track record, de kroniek van een aangekondigde ontgoocheling moeten zijn.
Hierbij dient gelijk opgemerkt te worden dat de rol van kiezers bij de heersende politieke cultuur in Suriname niet onbelangrijk is omdat die cultuur slechts kan voortbestaan dankzij hun steun. Generaties lange armoede en uitzichtloosheid hebben een wijdverbreide cultuur van lethargie, het koesteren van slachtofferschap, afhankelijkheid, lijdelijkheid en een gebrek aan verantwoordelijkheid voortgebracht. Hierdoor heeft, zoals Kross schrijft (p. 48-54) de bevolking een buitensporige behoefte ontwikkeld aan een weldoende verlosser of gudu pa [weldoener] en een veiligheid biedende macht. Een cultuur van neks no fout [er is niets fout – leuze van Bouterse en zijn NDP] vond dan ook ingang. Bouterse werd de verpersoonlijking van deze cultuur. De oorsprong van deze cultuur begon op de plantages in de koloniale tijd, is later door eeuwen van kerkelijk paternalisme versterkt en heeft zich nadien voortgezet in parlementair-achtige partijen in de periode na 1945. Het betekende het ontstaan van leiderschap die men omschrijft als charismatisch of messiaans. Hiermee had Suriname niet de leiders die het verdiende, maar die het koos. Met andere woorden, een politieke cultuur kan niet veranderen zolang politici en het electoraat elkaar in een wurggreep houden bij de instandhouding van een corrupt status quo.
Wo set’en
Chan Santokhi en de VHP wierpen zich bij de afgelopen verkiezingen in mei 2020 op als de redder van Suriname. De belofte was een eind te maken aan tien jaar wanbeleid van de regering-Bouterse. Met de leuze Wo set’en [wij gaan orde op zaken stellen] wist hij een belangrijk deel van het electoraat te overtuigen dat hij weer orde op zaken zal stellen. Dat vertrouwen kreeg echter al vanaf het begin een ernstige deuk doordat hij accepteerde dat Ronnie Brunswijk, ondanks zijn veroordeling in Nederland en Frankrijk wegens handel in drugs, werd benoemd als vicepresident en dat zijn familieleden werden benoemd op belangrijke posities. Ook de president maakte zich schuldig aan nepotisme door zijn echtgenote te benoemen in verschillende functies. De first lady werd op sociale media mikpunt van spot, satire en sarcasme. Deze hele affaire kreeg ook nog het karakter van een familiesoap toen de zoon van de president op social media zijn misnoegen uitte over de vele functies van de first lady om vervolgens enkele weken later zijn verontschuldiging aan te bieden aan de president en zijn echtgenote. Scenarioschrijvers van Braziliaanse en Mexicaanse telenovela’s (soapseries) zouden met afgunst deze soap gevolgd hebben.
De verontwaardiging in de samenleving was dan ook groot over deze benoemingen. Het vertrouwen in de president werd er niet groter op toen hij verklaarde in zijn eerste regeerperiode een brug over de grensrivieren de Corantijn en de Marowijne te zullen bouwen, twee projecten die honderden miljoenen zullen kosten terwijl er niet eens geld is om salarissen en rente op leningen te betalen. Het zijn plannen die herinneringen oproepen aan de aangekondigde megalomane projecten van Bouterse in 2010 (de bouw van een diepzeehaven, de aanleg van dammen en waterkrachtcentrales, een brug over de Corantijnrivier, zuidwaarts een weg naar Brazilië, de aanleg van een tramlijn tussen Paramaribo en Onverwagt et cetera). Geen van deze plannen zijn gerealiseerd.
Veel Surinamers hebben langzamerhand het gevoel na het wegstemmen van de regering-Bouterse te maken hebben met een pur bruku wer bruku-scenario [lood om oud ijzer]. Het Surinaamse politieke bedrijf heeft dan ook veel weg van een toneelvoorstelling die keer op keer wordt herhaald met steeds andere acteurs.
Hoop
Betekent het dat er niets positiefs valt te melden over de afgelopen vijfenveertig jaar? Lichtpunten zijn er zeer zeker geweest. Er is hoop vanwege de relatieve etnische stabiliteit waarbij Suriname ondanks de politieke en sociaaleconomische malaise raciale strijd bespaard is gebleven. In het proces van relatieve vreedzame co-existentie in Suriname hebben politieke en religieuze leiders een belangrijke rol vervuld. Daarnaast kan genoemd worden de veerkracht van het maatschappelijk middenveld (vakbonden, werkgeversorganisaties, media, mensenrechtenorganisaties et cetera) bij het agenderen van sociaaleconomische en politieke vraagstukken en het verdedigen van de democratische rechtsstaat. Dit geldt ook voor het Hof van Justitie dat ondanks intimidatie en dreigementen de zittende president Bouterse in 2019 veroordeelde tot twintig jaar gevangenisstraf voor zijn aandeel in de Decembermoorden. Dit was geen geringe prestatie in een land waar de regering-Bouterse aan de poten van alle controlerende en rechtsprekende instituties heeft proberen te zagen.
Voorts kan ook worden gewezen op de regeerperiodes van president Venetiaan. Hij heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de versterking van de democratische rechtsstaat en macro-economisch herstel in Suriname in de jaren 1991-1996 en 2000-2010, een opmerkelijke prestatie tegen de achtergrond van de failliete boedel die hij in 1991 en 2000 overnam. Venetiaan geldt ook als de politicus ‘met tien schone vingers’, in het corrupte politieke klimaat in Suriname een grote uitzondering. Van hem wordt verteld dat dat hij daags na zijn aftreden als president in 2010 naar het Kabinet van President reed om een pen terug te brengen die hij als staatsbezit beschouwde. Hoe anders was de situatie in juli 2020 toen de nieuw gekozen president Santokhi en zijn ministersploeg werden geconfronteerd met haast leeggedragen kantoren. President Santokhi was onaangenaam verrast toen hij op de eerste werkdag op zijn kabinet ontdekte dat er niet eens een computer en printer meer aanwezig waren voor brieven die de deur uit moesten.
Hoopvol is ook het huidig politiek activisme onder Surinaamse jongeren. Hun activisme leidde mede tot de onttroning van Bouterse en plaveide daarmee mede de weg voor de verkiezingswinst van Santokhi en zijn VHP. President Santokhi zal moet beseffen dat het politiek activisme onder jongeren inmiddels een krachtige onderstroom is in de Surinaamse samenleving. Het betekent dan ook dat het kiezersvertrouwen dat hij in mei 2020 kreeg niet onvoorwaardelijk is.
De Nederlandse VVD-minister van Buitenlandse Zaken (Stef Blok) zorgde in juli 2018 voor grote opschudding toen hij Suriname een failed State noemde vanwege de etnische opdeling. De minister etaleerde met zijn opvatting echter een enorm gebrek aan historisch besef. Suriname (en zijn multi-etniciteit) is een creatie van het Nederlandse kolonialisme. Als hij Suriname een failed state noemt dan dient hij te beseffen dat Nederland daar debet aan is. Bovendien is het hem ontgaan dat juist in Suriname etnische relaties over het algemeen niet conflictueus zijn verlopen. De Surinaamse regering eiste excuses van Nederland en vanwege de kritiek kon de minister niet anders dan per brief zijn excuses aanbieden aan de Surinaamse regering voor zijn denigrerende uitspraken. Suriname is geen failed state, maar heeft te maken met falend bestuur.
Rentmeesterschap
Van de regering Santokhi / Brunswijk mag niet worden verwacht dat zij over een magische toverstok beschikt om de door de regering-Bouterse achtergelaten Augiasstal plotsklaps op te ruimen. Wel dat zij een visie heeft over aanpak van de problemen: wat zijn haar drijfveren, waar gelooft zij in, hoe gaat zij het anders doen en welke resultaten verwacht zij van haar plannen? Want zoals een Bijbelcitaat luidt ‘waar het visioen ontbreekt, verwildert het volk’. In dit verband kan ook worden gewezen op het (christelijk) begrip rentmeesterschap als leidraad voor het politieke handelen. Het verwijst naar het ideaal van dienend, verantwoord leiderschap en beheer zodat toekomstige generaties daar ook profijt van kunnen hebben. Suriname is namelijk niet het particuliere wingewest van politici en hun familie. Het begrip rentmeesterschap impliceert ook een pleidooi voor een politiek-ethisch handelen als norm in de politiek. Alleen dan zal er vertrouwen zijn in de opruiming van de Augiasstal door de huidige regering.
Nederland en Suriname
In politiek Den Haag werd opgelucht adem gehaald na het vertrek van Bouterse als president. Sinds de militaire staatsgreep in 1980 staat Suriname in ambtelijk Den Haag bekend als het ‘hoofdpijndossier’. De verhoudingen tussen beide landen werden tussen 1975 en 2000 getypeerd als een ‘belaste relatie’ die veroorzaakt werd door onder meer verschillen van inzicht met betrekking tot de besteding van de Nederlandse ontwikkelingshulp. Met Bouterse als president tussen 2010 en 2020 was tussen Suriname en Nederland sprake van een ‘koude oorlog in miniatuur’. Met het vertrek van Bouterse is de weg weer geopend voor normalisering van de betrekkingen. Vol verwachting wordt in Paramaribo na mei 2020 gekeken naar Den Haag voor hulp. Heeft Nederland een rol bij het helpen oplossen van de huidige sociaaleconomische problematiek van Suriname? Er is te veel Nederland in Suriname en te veel Suriname in Nederland om elkaar als willekeurige buitenland te beschouwen. Nederlandse hulp is uiteraard wenselijk, maar Suriname dient te beseffen dat de periode van Nederlandse sinterklazerij (ontwikkelingsgeld zonder voorwaarden) onder Joop Den Uyl en Jan Pronk tot het verleden behoort. De huidige generatie Nederlandse politici (Rutte c.s.) gaat niet gebukt onder de last van het Nederlandse koloniaal en slavernijverleden.
Tot slot
Niet de onafhankelijkheid in 1975 is de bron van het huidige verdriet van Suriname maar falend bestuur. Suriname zal zichzelf aan de eigen haren uit het moeras moeten trekken. Bij zijn inauguratie als president in juli 2020 zei Santokhi tegen het Surinaamse volk: ’Geef mij uw vertrouwen en ik geef u een prachtig land terug’. Zijn belofte van Wo set’en is alleen mogelijk met rentmeesterschap en politiek-ethisch leiderschap als leidraad in plaats van nepotisme en megalomanie. Anders is de vrees niet ondenkbeeldig dat ook onder deze regering Suriname een wingewest voor de politieke elite en land of broken dreams zal blijven.
NPO Radio 1 FOCUS (25 november 2020)
INTERVIEW met dr. Hans Ramsoedh: 45 jaar onafhankelijkheid, Suriname Land of Broken Dreams? https://www.nporadio1.nl/podcasts/dekennisvannu/434167-suriname-land-of-broken-dreams
- Published in BIBLIOTHEEK, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname