Interview met kunstenares Fezila William
“Ik zie goud en diamant als symbool voor het menselijke karakter en de waarde die daaraan wordt gegeven.”
Fezila William staat op de MASTERS EXPO die van 18 tot en met 22 november 2021 in de Amsterdamse RAI wordt gehouden. Deze beurs is een vervolg op de succesvolle beurzen Masters of LXRY en de Miljonair Fair. Op MASTERS EXPO komt het meest bijzondere aanbod op het gebied van luxury en business samen. “Het was even spannend of de beurs met de aanscherping van de coronomaatregelen zou doorgaan, maar het mag. Ik kwam elk jaar als gast op de beurs. Nu mag ik er mijn eigen kunst tentoonstellen.” Fezila is er terecht trots op dat ze deze kans heeft gekregen. Zij werkt er ook hard voor. “Het is een aparte wereld. Je moet mensen kennen en mensen moeten je wat gunnen. Het is ook veel meer een eliteclub dan ik dacht. Je hoort vaak over het doorbreken van glazen plafonds. Als Surinaamse Hindostaan voel ik me echt een pionier. Terwijl wij uit een Indiaas/Perzische cultuur komen waar prachtige kunst is voortgebracht, ook schitterende gebouwen en kleding, is dat in Suriname niet gecultiveerd. Niet dat er geen talent was, maar het werd niet gestimuleerd. In Nederland kun je als niet-blanke wel in de sport, entertainment en literatuur doorbreken, maar de andere branches zijn nog een behoorlijk gesloten bolwerk.”
In het buitenland is Fezila geen onbekende. Haar werk is onder andere te bezichtigen in galeries in Zwitserland, Frankrijk, Engeland, Israël en Mallorca. Binnenkort neemt ze deel aan de Art Basel, een van de grootste en meest prestigieuze kunstevenementen ter wereld die sedert 1969 jaarlijks afwisselend in Basel, Hong Kong en Miami wordt gehouden. Van 4 tot en met 8 december zal een geselecteerde groep kunstenaars die naast fysieke kunstwerken ook cryptokunst aanbieden in South Beach, Miami hun werk tonen. Haar werk zal onder meer te zien zijn op een mega groot billIboard in South Beach en door de stad heen op digitale billboards.
Popart met goud en diamant
De kunststroming waarbinnen Fezila werkt is popart, een kleurrijke stroming in de moderne kunst die in de jaren zestig van de vorige eeuw grote bekendheid verwierf. Van alledaagse dingen begon men kunst te maken. Bekend zijn de voorbeelden van soepblikken, spaghettiverpakkingen, colaflessen en andere supermarktproducten. Maar ook bekende personen als Elvis Presley en Marilyn Monroe werden als kunstwerk uitgebeeld. “Ik heb daar een eigen draai aan gegeven door met luxer materiaal te werken, zoals diamantslijpsel, kleine (geplette) diamantjes en bladgoud. In mijn schilderijen zie je daarom heel vaak goud en glitter op de verf.” Het werken met diamant en goud heeft voor Fezila ook een diepere betekenis, naast gewoon glitter and glamour. “Ik zie goud en diamant als natuurproducten die na bewerking steeds mooier worden en in waarde stijgen. Dat is ook een proces dat je als mens doormaakt. Je maakt heel veel mee tijdens je leven en de keuzes die je maakt, vormen je als mens. Wat wil je van jezelf laten zien, hoe wil je in de maatschappij staan, hoe wil je dat anderen naar je kijken? Ik zie goud en diamant dan ook als symbool voor het menselijke karakter en de waarde die daaraan wordt gegeven.”
Met haar kunstwerken geeft Fezila ook graag een boodschap af. Een van haar eerste werken, The Social Game, draagt uit: ‘We leven in een digitale wereld, waar het sociale spel zonder enige genade wordt gespeeld. Likes worden verward met liefde. Dingen worden interessanter als we aardig gevonden worden en minder waardevol als we niet aardig gevonden worden. De nieuwe levensstandaard, kan je goud maken of je in tranen doen uitbarsten.’ Dit kunstwerk was te zien in een galerie in Tel Aviv en is door een Amerikaan gekocht. De boodschap achter de Chanelbag sculptuur is: ‘Het is niet het uiterlijk, het is de essentie. Het is niet het geld, het is de opleiding. Het zijn niet de kleren, het is de stijl.’
Tijdens de MASTERS EXPO in RAI zijn enkele van haar nieuwere werken te zien, zoals Lollipop life. “Dit is een schilderij in 3 D met diamantslijpsel. En LIFE magazine logo is een veelgebruikt onderdeel in popart, maar hier gebruik ik het als knipoog: het leven is zo voorbij, wees er zuinig op,” zo legt Fezila uit. Verder zijn te zien: What happened in Vegas,een schilderij met Marilyn Monroe, Audrey Hepburn en Brigitte Bardot vervaardigd met diamantsnippers en edelstenen zoals topaas en geslepen emerald, en Heart of Haring. “Dit is een wandsculptuur geïnspireerd door popartist Keith Haring maar dan met mijn lippen en woorden erbij.”
IJzererts, make-up en kleding
Fezila was anderhalf toen zij met haar ouders en broer in 1975 vanuit Suriname naar Nederland verhuisde. “Het was de tijd van de grote trek vanuit Suriname vanwege de aankomende onafhankelijkheid. We werden door familie opgevangen en daarna verhuisden we naar Voorhout (Bollenstreek).” Fezila is altijd in die omgeving blijven wonen. Na haar middelbare school deed zij grafische vormgeving en de Kunstacademie. Zij had altijd een drang om creatief bezig te zijn, maar na de Kunstacademie had ze nog geen goed beeld wat ze echt kon doen. En zoals vaker speelde een rol dat met kunst geen geld te verdienen is. Ze besloot daarom via een uitzendbureau te gaan werken en kwam als assistent salesmanager terecht bij een Braziliaans bedrijf dat ijzererts verkoopt. Zij bleek daar goede resultaten te boeken (‘You can even sell a fridge to a penguin,’ aldus haar leidinggevende) en werd gepromoveerd tot salesmanager en quality controller. “Met ijzererts had ik niets, maar het was een interessante baan waar ik veel voor heb gereisd en op internationale beurzen kon ik veel contacten leggen.”
Gedurende die periode bleef ze zich creatief ontplooien in make-up, kleding en werd veel gevraagd voor het opmaken van bruiden. Zelfs door families in Dubai en Hong Kong die bij haar terechtkwamen via connecties van de internationale beurzen. Voor het tweemaandelijkse tijdschrift Hindorama dat van 2000-2004 uitkwam, deed zij de rubriek Khubsurat over mode, gezondheid en uitstraling en op verzoek liet ze vrouwen door geheel andere kleding, make-up en haardracht een metamorfose ondergaan.Zij bekwaamde zich ook in binnenhuisarchitectuur en studeerde filosofie van de menselijke natuur. In 2017 besloot zij de stap te wagen en zich volledig op kunst toe te leggen. “Mensen die ik sprak zeiden dat ik in Nederland met mijn creaties op de zogenoemde miljonairs fair moet staan. Door de coronapandemie gingen de galeries in het buitenland dicht en eigenlijk ben ik toen pas begonnen mij in Nederland te oriënteren. Mijn buitenlandse ervaring was daarbij wel belangrijk. In Nederland is het wereldje erg klein en kom je er niet makkelijk bij.”
Kunst op maat
Volgens Fezila is Nederland niet echt een land waar de doorsnee burger kunst een must vindt in het interieur. Er wordt zelden werk van een kunstenaar betrokken. “Het is mij opgevallen dat in andere landen bij de inrichting van het huis naast een mooie keuken, een mooi bankstel ook direct naar een mooi kunstwerk wordt gekeken. De laatste tijd lijkt hier wel verandering in te komen, ook onder Surinaamse Nederlanders. Ik maak ook op bestelling kunstwerken. Er zijn stellen van wie de man, bijvoorbeeld, van de stijl van Picasso houdt en de vrouw van Dali. Ik kan dan een mix maken. Voordat ik mijn werk aflever kijk ik met de klanten via een rendering, dat is een digitale afbeelding van hun interieur, of het stuk goed past. Passen de kleuren goed, of zijn ze misschien te fel? Zo kan ik werk op maat leveren.”
Lippen als handelsmerk
Fezila heeft haar lippen tot haar handelsmerk gemaakt. “Als kind ben ik gepest met mijn grote lippen. Binnen de Hindostaanse gemeenschap werd ik vaker uitgemaakt voor “kafarni” (Afro-Surinaamse). Ook in Nederland en andere westerse landen werden grote lippen niet als schoonheidsideaal gezien en vaak juist belachelijk gemaakt. Daar is gaandeweg verandering in gekomen. Angelina Jolie is een ideaal voorbeeld waar veel vrouwen op willen lijken. Met Kim Kardashian worden de laatste tien jaar kunstmatig grote lippen erg gepromoot en zijn daardoor voor iedereen bereikbaar.” Fezila heeft 3D scans van haar eigen lippen gemaakt en gebruikt die regelmatig als basis voor haar kunst. “Voor mij is het nu een grote gok om op de MASTERS EXPO te gaan staan, maar de kans deed zich voor en die heb ik gepakt. Ik merk wel dat het veel inspanning vereist. Ik ben blij dat mijn ouders mij hebben bijgebracht dat je nooit moet opgeven. Zij zijn nu ook trots op mij.”
Tot slot vroegen we Fezila ter karakterisering nog het volgende.
Wat is je lievelingseten?
Surinaams-Javaans eten. Ik ben dol op saoto soep en pisang goreng.
Wat is je favoriete vakantiebestemming?
Japan. Ik ben er ongeveer 10 jaar geleden voor het eerst geweest voor projecten en behalve dat ik het een bijzonder mooi land vind, vind ik het indrukwekkend hoe modern en (extreem) traditioneel zonder probleem naast elkaar bestaan. Niets lijkt elkaar te bijten.
Wat is je favoriete activiteit om te ontspannen?
Languit op de bank liggen en naar een film kijken of in bad met chocolade en muziek.
Welk boek ligt op je nachtkastje?
Contagious – Why things catch on? van Jonah Berger, waarin principes worden uitgelegd die ideeën of producten aanstekelijk maken. Waarom krijgen sommige producten meer mond-op-mondreclame dan andere? Waarom gaat sommige online content viraal?
We is jouw inspiratiebron?
Mijn ouders. Zij hebben mij geleerd nooit op te geven; met de middelen die je hebt het beste ervan te maken; doorbijten, voortgaan, niet achteromkijken.
Wat is het beste advies dat je ooit hebt gekregen?
Dat zijn er twee. Van mijn moeder: ‘Het maakt niet uit wat er gebeurt, wat mensen zeggen, hou je rug recht!’ En van mijn Nani (oma van moederskant) die nu 92 is: ‘Als je ergens in gelooft en het lukt niet, betekent het niet dat je volledig hebt gefaald. Leer ervan, maar laat je leven niet door mislukkingen beheersen; er zijn ook altijd goede dingen.’
House of Art – House of Art (byfez.com)
Instagram House of Art by Fez https://instagram.com/house.of.art.by.fez
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, INTERVIEW, Khubsurat, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS
Recensie boek Ruben Gowricharn: De Goudsmid. Marginalisering en veerkracht van een Hindostaanse familie – Dr. Hans Ramsoedh
Veel (wetenschappelijke) boeken over, bijvoorbeeld, Hindostanen blijven steken in het Grote Verhaal met daarbij veel tabellen en grafieken. Deze werken richten zich op de grootste gemene deler en zijn over het algemeen vooral generalisaties. Personen krijgen geen gezicht en hun strijd om het bestaan wordt nauwelijks in beeld gebracht. Waar personen wel een gezicht krijgen is in mijn visie sprake van Kleine Verhalen. Kleine verhalen kunnen ook grote verhalen worden van kleine mensen zoals in het boek De Goudsmid van Ruben Gowricharn.
De Goudsmid is een geschiedenis van de familie Parmeswar Gowricharn (ook geschreven als Parmessar) en handelt in hoofdzaak over vader Parmeswar en zijn zoon, de auteur Ruben Gowricharn. Zijn vader was een gerespecteerde goudsmid die na een succesvolle start later marginaliseerde, aan alcohol verslaafd raakte en uiteindelijk door suïcide een eind aan zijn leven maakte. Daarnaast is ook moeder Soersatie Gowricharn-Ramdajal in beeld, zij het minder prominent dan vader en zoon.
Goudsmid Parmeswar
Vader Parmeswar (1921-1989) is opgegroeid te Langadam (Weg naar Uitkijk) waar hoofdzakelijk kleinlandbouwers wonen. Hij heeft echter weinig affiniteit met de landbouw en na in de leer te zijn geweest bij een goudsmid in de buurt, vestigt hij zich begin jaren vijftig met zijn vrouw en dochter in een huurwoning aan de Willemstraat in Paramaribo-Zuid in de omgeving van Poelepantje. In de hoofdstad worden later nog vier kinderen geboren. Hier gaat Parmeswar als goudsmid aan de slag waarbij de woonkamer als goudsmederij dienst doet. Ook moeder Soersatie is actief in de smederij. Zij doet voornamelijk het lichte werk, evenals het inmiddels zevenjarige (!) tweede kind en oudste zoon Ruben. Vanaf zijn elfde jaar zou Ruben als zelfstandig werkende goudsmid functioneren. In de Willemstraat bouwt Parmeswar zijn smederij uit. Klanten en collega’s in de goudsmidbranche prijzen hem om zijn vakmanschap en hulpvaardigheid. Zijn reputatie als goede goudsmid is primair gebaseerd op zijn vakmanschap en minder op zijn ondernemerschap. Dat laatste is volgens de auteur zijn zwakke kant hetgeen hem later parten zou spelen.
Het gaat Parmeswar, altijd een vilthoed op en witte kleren aan, goed met de smederij. In 1961 verhuist het gezin naar de Calcuttastraat, enkele kilometers verderop. Deze verhuizing is echter een misrekening. In tegenstelling tot de Willemstraat is de Calcuttastraat met het openbaar vervoer moeilijk te bereiken. Hij verliest een groot deel van zijn klanten en er komen geen nieuwe klanten erbij. Uit nood begint Parmeswar naast zijn werk als goudsmid aan huis een ‘Ons belang’, een winkeltje voor de verkoop van groente en fruit. Dit leidt echter niet of nauwelijks tot een verbetering van de financiële situatie van het gezin. Langzaam neemt de alcoholconsumptie van Parmeswar toe. Tot overmaat van ramp staat op een avond een neef van hem voor de deur die het aan Parmeswar geleende bedrag van dertigduizendgulden (het equivalent van Nf zestigduizendgulden in die jaren) komt ophalen en dreigt met beslaglegging op het huis. Dit is een onaangename verrassing voor Soersatie die niet op de hoogte is van de lening: was de lening bedoeld om het erf aan de Calcuttastraat te kopen en het huis te bouwen of was het bedoeld om de inkomensval te compenseren? Ondanks haar aandringen krijgt Soersatie geen duidelijkheid over de lening. Aanhoudende ruzie en spanning zijn het gevolg. De alcoholconsumptie van Parmeswar neemt toe en voor het gezin Gowricharn raakt de spiraal naar beneden in een hogere versnelling. Duidelijk is dat het erf en het huis moeten worden verkocht om de schuld af te betalen. Soersatie neemt vervolgens het drastische besluit om Parmeswar te verlaten. Het wordt geen formele, maar een sociale scheiding. Ze kan terug naar de Willemstraat maar niet in de woning die ze eerder bewoonde, want die was al verhuurd. De eigenaar, die blijkbaar met Soersatie en haar vijf kinderen te doen heeft, laat in hoog tempo een kleine woning op het erf bouwen, een houten barak van vijf bij drie meter. Het huis aan de Calcuttastraat wordt verkocht en Parmeswar verandert in een zwerver. Hij slaapt op toonbanken van de noodmarkt. Zijn oude klanten op de fiets bezoekend probeert hij nog geld te verdienen , maar het gebeurt ook dat hij meegenomen sieraden verpandt om zijn alcoholverslaving te kunnen betalen. Daarnaast probeert hij nog op andere manieren aan geld te komen door lege flessen te verzamelen en het statiegeld te innen of door allerlei klusjes uit te voeren.
Na de sociale scheiding ontstaat er vanuit de directe sociale omgeving langzaam druk op Soersatie om Parmeswar weer in huis te nemen. Dat gebeurt ook, maar alleen niet in het gezinshuis. Hij installeert zich op het erf achter de gezinswoning in een oud gebouwtje van drie bij twee meter. Zo nu en dan heeft hij werk als goudsmid maar hij stelt ook nu veel klanten teleur doordat hij sieraden verpandt voor zijn alcoholverslaving. De ruzies tussen Soersatie en Parmeswar nemen toe en de politie moet er soms aan te pas komen. De kinderen generen zich voor hun vader en de schaamte groeit bij hen soms uit tot een ‘verlammende intensiteit’ (p. 88). Hierover schrijft de auteur: ‘Wij wilden een vader, maar tegelijkertijd schaamden we ons voor hem. Wij groetten hem niet, maakten geen praatje en gaven geen blijk van herkenning of blijdschap. Wij negeerden hem zoveel mogelijk. Zijn aanwezigheid was echter in ons gedrag gegrift, zij het in negatieve zin, als iemand met wie we niet blij waren, en erger, als iemand die niet bestond (p. 90/91). Jaren later, na de zoveelste ruzie en nadat hij wederom door de politie is meegenomen krijgt hij op het politiebureau last van heftige krampen in de maagstreek. Hij wordt overgebracht naar het ziekenhuis en daar vertelt hij Soersatie dat hij zoutzuur heeft ingenomen. De hulp in het ziekenhuis komt echter te laat en hij overlijdt op 9 februari 1989, een dood die de auteur als een ‘verlossing’ beschouwt, in de eerste plaats voor de goudsmid, daarna voor zijn echtgenoot en rest van de familie (p. 136).
Zoon Ruben
Zoon Ruben (1952) is de andere hoofdpersoon in dit boek. Vanwege zijn werkzaamheden in de smederij van zijn vader is bij hem sinds zijn zevende jaar van een onbekommerde jeugd geen sprake. De dagelijkse praktijk betekent voor hem na schooltijd eten, op adem komen, huiswerk maken en vervolgens aanschuiven aan de werktafel van de smederij in de woonkamer: het is niet zozeer een arbeidslust die Ruben ontwikkelt maar eerder een arbeidsplicht zoals hij schrijft. Als Soersatie met haar vijf kinderen in 1963 Parmeswar verlaat en terug gaat naar de Willemstraat betekent dat voor haar een enorme last om voor haar gezin zorg te dragen. Het is een periode van hosselen en pinaren. Soersatie kan niet terugvallen op sociale bijstand en zij heeft nauwelijks inkomsten. Eten is er niet altijd. Over deze periode schrijft de auteur dat het enige dat langdurige en diepe sporen in hem achterliet was de honger en de schaamte die hij daarbij voelde: ‘Die schaamte grensde aan een soort vernedering, alsof je je voor je armoede moest schamen en die zoveel mogelijk voor anderen moest verbergen’ (p. 74). Het gezin overleeft die periode door hulp van buren en familie en doordat de oudste zus na afronding van de muloschool een jaar later gaat werken als leerling-verpleegster. Een groot deel van haar salaris draagt zij vervolgens aan het gezin af. Op elfjarige leeftijd gaat Ruben (hij zit inmiddels in de eerste klas van de mulo) na schooltijd en op de zaterdagen werken als goudsmid bij een Chinese juwelier. Zijn inkomen, in het begin een weekloon van Sf 2,50 en later oplopend tot Sf 5, betekent een tweede inkomstenbron voor de familie. Nadat hij de mulo heeft afgerond heeft hij verschillende banen en in de avond volgt hij lessen judo en taekwondo. Doordat hij een van de beste leerlingen is mag hij van de leraar eigen schooltjes draaien waardoor hij wat extra geld kan verdienen.
Ruben wil verder met zijn opleiding. Hij vraagt de exameneisen voor het havo op, koopt de boeken die in het examenjaar worden behandeld en bereidt zich voor op het eindexamen havo dat hij met succes afrondt. Hetzelfde doet hij met het atheneum. In 1973 behaalt hij zijn atheneumdiploma en vertrekt vervolgens naar Nederland om sociologie te studeren. Het is aanvankelijk tegen de wil van zijn moeder. Ze voelt zich misschien niet alleen in de steek gelaten, zoals de auteur schrijft, ze zal een deel van de gezinsinkomsten missen en de bescherming tegen haar echtgenoot zal ook wegvallen. Voor Ruben is het belangrijkste motief, naast de studie, om te ontsnappen aan de situatie thuis; een vlucht. Dankzij de studie sociologie krijgt hij, zoals hij schrijft, inzicht in hoe zijn ouderlijk gezin zo fragiel is geworden. En wat belangrijker is: hij voelt zich steeds meer solidair worden met zijn vader: ‘Ik begreep beter wat hij had moeten incasseren, hoeveel veerkracht dat hem gekost moest hebben, hoe hard en teleurstellend het leven voor hem geweest moest zijn’ (p. 109). Hij rondt zijn studie sociologie af en doet daarnaast de masterstudie economie. Vervolgens werkt hij naast zijn baan in de avonduren aan een proefschrift. De familie is trots op hem. Die trots blijkt ook als hij in 1991 promoveert. Hij hoort zijn moeder tegen zijn zus zeggen: ‘Hij gaat de naam van de familie hoog houden’, een opmerking waarin, zoals de auteur schrijft, ‘de behoefte aan compensatie voor de geschonden familienaam tot uiting komt’ (p. 157). Na de studie heeft hij verschillende banen waaronder die van onderzoeker bij de Sociale Dienst in Rotterdam. Hij bekleedt later als hoogleraar verschillende leerstoelen, waaronder in die in Tilburg en aan de VU in Amsterdam. De goudsmid die het uiteindelijk schopt tot professor. Mooier kan het verhaal niet zijn.
Moeder Soersatie
Naast de hierboven beschreven twee hoofdpersonen is moeder Soersatie (1928- 2001) ook een van de hoofdpersonen in dit boek, zij het dat zij minder prominent aanwezig is. Dit hangt samen met het feit dat in dit boek de focus ligt op de herwaardering van de goudsmid Parmeswar. Soersatie is een religieuze persoon met een zachtaardig karakter. Zij kan echter ook ontvlammen als zij zich door haar man in de hoek gedrukt voelt. In de loop van de jaren wordt ze steeds minder expressief. Ze gedraagt zich steeds meer als iemand die geslagen is door het leven. Soersatie verwacht ook weinig van de toekomst. Zij ondergaat haar lot gelaten. Dit schrijft zij toe aan karma. Zij komt ook naar voren als een persoon die ondanks alle pijn en vernedering loyaal is gebleven aan haar echtgenoot. Die loyaliteit blijkt ook uit het feit dat zij het, ondanks alles, belangrijk vindt dat haar kinderen van hun vader houden. Soersatie als slachtoffer van het drama van haar echtgenoot is slechts de ene kant van de medaille. De andere kant is Soersatie als de krachtige vrouw die haar vijf kinderen door de stormen weet te loodsen en dankzij haar sociale netwerk (buren en familie) het hoofd boven water weet te houden. Als zij terugkeert naar de Willemstraat spaart zij in een havermoutblik van Quaker Oatesletterlijk dubbeltje voor dubbeltje. Het sparen gebeurt in het diepste geheim. Met het gespaarde geld slaagt zij erin in een andere wijk een erfje te kopen en een huisje neer te zetten, ‘een ongelooflijke prestatie van zuinigheid, spaarzaamheid en doelgerichtheid’, zoals de auteur schrijft (p. 87). Haar steun en toeverlaat is haar oudste dochter Elsje die na de muloschool afziet van verder studeren en besluit te gaan werken in de verpleging, een verplichting die ze als oudste kind voelt en waaraan zij moeiteloos gevolg geeft. Na de dood van Parmeswar lukt het de kinderen, die zich inmiddels in Nederland hebben gevestigd, hun moeder naar Nederland over te laten komen. Vanwege allerlei ziektes wordt zij uiteindelijk in een verzorgingstehuis opgenomen. In dit tehuis is ze echter alles kwijt wat nog zin gaf aan haar leven. Ze overlijdt op 6 juli 2001.
Schrijven als een vorm van bevrijding
Dertig jaar na de dood van Parmeswar (circa 2020) neemt de auteur het initiatief om een boek te schrijven over vader Parmeswar. Er is bij hem langzamerhand sprake van een kentering waarbij schaamte verandert in acceptatie en in zekere mate ook in waardering. Op een familiebijeenkomst bespreekt hij de eerste versie van het manuscript. Er tekenen zich binnen de familie verschillen af, verschillen die samenhangen met leeftijd, beleving en identificatie. Twee kwesties houden de gemoederen bezig: de kwestie van zelfdoding en of het boek wel of niet gepubliceerd moet worden. De laatste kwestie is direct verbonden met de angst voor geroddel in de Hindostaanse gemeenschap. Door die bespreking is het beeld van de vader een beetje gunstiger geworden, uitgezonderd de twee dochters. Dit geldt met name voor de auteur zelf die van zijn vader een positief beeld ontwikkelt dat voortkomt uit de erkenning dat hij ondanks diens val ook goede eigenschappen bezat. Deze positieve eigenschappen heeft hij van hem geërfd en geleerd en zijn hem in zijn latere leven ten goede gekomen: voldoening bij geleverde prestaties, werklust en doorzettingsvermogen. Hij vindt de ‘straf’ die de rest van het gezin de vader oplegde ‘ronduit wreed’ en dat zijn vader van het gezin meer medeleven en ondersteuning verdiende dan hij heeft gekregen. Maar of hij het dan gered zou hebben is voor de auteur onzeker.
Ik ontkom niet aan de indruk dat het schrijven van dit boek voor de auteur een vorm van bevrijding (catharsis) is geweest en daarmee ook voor hem een louterend proces was: schrijven als traumaverwerking en om met terugwerkende kracht grip te krijgen op zijn jeugd en de relatie met zijn vader. Een schrijfproces dat de auteur zelf omschrijft als een ‘intense emotionele reis’ (p. 140). Hij wilde niet geknakt en vol schaamte door het leven gaan. Het schrijven van dit boek bevrijdde hem, zoals hij schrijft, van het schaamtegevoel waarmee hij lange tijd had rondgelopen (p. 141). Al die jaren heeft de familie Gowricharn geleefd met de wetenschap en het gevoel dat zij gestigmatiseerd was: de marginalisering van het gezin en de armoede die hiervan het gevolg was, het alcoholisme en het zwerversbestaan van de vader, zijn suïcide en vooral de schaamte die hieruit voortvloeide. De kinderen namen de vader als persoon kwalijk dat hij ‘schande’ over de familie had gebracht, zijn gezin sociaal en moreel daardoor klein was gemaakt en op achterstand gezet. De kinderen zwegen hem dood.
Meer dan alleen een familiegeschiedenis
Wat de auteur ook duidelijk wil maken is dat De goudsmid meer is dan alleen maar een geschiedenis van de familie Gowricharn. Met andere woorden, het is geen particulier verhaal omdat dergelijke familietragedies geen individuele ervaringen zijn maar zich in allerlei vormen breder in de samenleving voordoen. Binnen veel gemeenschappen worden pijnlijke zaken eerder doodgezwegen dan dat zij in alle openheid en zonder gene worden besproken. Tapu sjén [bedek je schande/de vuile was binnen houden] en manái ká bolí [wat zullen de mensen niet zeggen] zijn daarbij normerend. De auteur bestempelt de Hindostaanse gemeenschap als een ‘mooi-weer-gemeenschap’ (p.162). Met dit boek over zijn vader wil de auteur het taboe onder Hindostanen onder meer over marginalisering, armoede, sociale val, alcoholisme, suïcide doorbreken.
Na het lezen van De goudsmid moest ik terugdenken aan de met literaire prijzen bekroonde boeken als Angela’s ashesuit 1996 [Ned vertaling De as van mijn moeder] van de Iers-Amerikaanse schrijver Frank Mc Court en Shuggie Bain uit 2020 van de Schots-Amerikaanse schrijver Douglas Stuart waarin opgroeien in een cultuur van armoede en aan alcohol verslaafde ouder(s) in respectievelijk New York/Ierland in de jaren dertig en Schotland in de jaren tachtig de centrale thema’s zijn. Voor mij persoonlijk onderscheidt De Goudsmid zich van bovengenoemde boeken doordat het heel dichtbij komt omdat haast iedere Surinaams-Hindostaanse familie wel ‘een Parmeswar’ kent.
Tot slot
De auteur hanteert bij de beschrijving van zijn familiegeschiedenis de sociologische lens. Hij plaatst daarbij een aantal ontwikkelingen (zoals vormen van kapitaal, stijging en daling op de sociale ladder, suïcide, stigmatisering en stereotypering) in een wetenschappelijk kader. Dit gebeurt in mijn optiek op een wijze die de leesbaarheid voor een breed lezerspubliek niet negatief beïnvloedt.
De Goudsmid is een moedig, openhartig en intrigerend boek dat een breed lezerspubliek verdient, zeker binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap. Het leest vlot waarbij je het zo nu en dan opzij moet leggen om even op adem te komen. Het is vooral een boek over de liefde en waardering van een zoon voor zijn vader ondanks diens sociale val en de schaamte die zijn gezin ten deel viel. Met dit boek heeft Ruben Gowricharn zijn vader en goudsmid Parmeswar een tweede leven gegeven.
Ruben Gowricharn, De goudsmid. Marginalisering en veerkracht van een Hindostaanse familie. Zutphen 2021: Walburgpers. 176 pp. € 19,99. Behalve in de boekhandel te koop, ook via bol.com te bestellen.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Khubsurat, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Suriname, Taal & Literatuur
De Indiase obsessie met een lichte huidskleur – Rajiv Malik
Een lichte huidskleur als belangrijkste criterium voor het beoordelen van schoonheid door Bollywood staat steeds meer onder druk.
De Indiase obsessie met een lichte huidskleur lijkt wortels te hebben die zelfs kunnen worden getraceerd naar het tijdperk van Heer Krishna. Duizenden jaren geleden vroeg Heer Krishna volgens een bhajan [religieus lied], dat zeer prominent en fijnzinnig in Bollywood’s super hitfilm Satyam Shivam Sundaram werd gebruikt, aan zijn moeder Yashoda waarom hij een bruine huidskleur had terwijl zijn gemalin, Radha – door hindoes aanbeden als de godin van de liefde, tederheid, mededogen en toewijding – een blanke huidskleur had. De exacte woorden van de bhajan zijn: “Yashomati Maiya se bole Nandlala, Radha kyon gori, main kyon kala?” [Heer Krishna vraagt moeder Yashomati: waarom is Radha blank en ben ik donker?]. Ik ben er zeker van dat in die tijd de gora of lichte huidskleur werd gekoesterd of gewaardeerd, maar tegelijkertijd werd er nooit neergekeken op de bruine kleur, zoals dit misschien ergens in de afgelopen paar eeuwen is begonnen.
India, eigenlijk een groot deel van Azië, heeft een overwegend bruin getinte bevolking. Toch is de obsessie met een lichte huidskleur in India al heel lang aan de gang en om eerlijk te zijn is de maatschappelijke situatie in het algemeen, zelfs in de huidige tijd, niet erg veranderd. Vooroordelen op grond van geslacht en kleur maken al heel lang deel uit van de mentaliteit van onze samenleving. Wanneer een baby wordt geboren, zijn de mensen nieuwsgierig of het een jongen is of niet. Ze kijken ook naar de huidskleur van de pasgeborene. Ook moeders zijn zich bewust van de huidskleur van hun jongen of meisje en gebruiken al vanaf de geboorte huismiddeltjes om de huidskleur van het kind te verbeteren als deze niet blank is.
Huidskleur in de Indiase films
Films weerspiegelen wat er in de maatschappij en onder de mensen leeft. Het is dan ook geen wonder dat de obsessie van de Indiase samenleving met een blanke huidskleur op grote schaal ook in Bollywood is terug te zien, waar tientallen jarenlang alleen actrices met een extreem lichte of ongewoon lichte huidskleur de hoofdrol speelden in films. Er zijn echter altijd uitzonderingen geweest. Een van India’s meest prominente media- en filmcolumnisten B.B. Nagpal, die de filmwereld al meer dan veertig jaar volgt, beweert dat zelfs in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw, de beroemde acteur, regisseur en filmproducent V. Shantaram de hoofdrol in sommige van zijn films had toebedeeld aan de door hem ontdekte actrice Sandhya die een donkere huidskleur had. Later werd zij zijn derde vrouw. Dat zij in veel van zijn films de vrouwelijke hoofdrol kreeg, werd door het publiek goed ontvangen. De meest opmerkelijke Hindi films van Sandhya Shantaram waren Jhanak Payal Baje, Do Aankhe Barah Haath en Navrang. Ze speelde ook hoofdrollen in enkele Marathi films waaronder Pinjra en Amar Bhoopali.
Nagpal vertelt verder dat in de jaren tachtig actrices Sridevi en Jayaprada, beiden niet zo licht van kleur, toch populair waren bij het Indiase publiek vanwege hun talent en scherpe gelaatstrekken. In feite hadden deze beide actrices de status van superster, aangezien veel van hun films grote hits waren. Enkele donkergetinte actrices van weleer waren Vyajanthimala en Smita Patil. Meer recentelijk was het Bipasha Basu, de donkere, Bengaalse schone, die voor opschudding zorgde met haar persoon in films als Jism en Raaz. Onder de actrices zien we de laatste tijd twee grote namen, namelijk Deepika Padukone en Priyanka Chopra. Ook zij hebben de status van superster bereikt ondanks hun donkere huidskleur.
Commerciële uitbuiting
Als je deze hele obsessie van de Indiase samenleving met een lichte teint beter bestudeert, is het interessant te zien hoe deze obsessie op grovelijke wijze is uitgebuit. Niet alleen door Bollywood of de Indiase cinema in zijn totaliteit, maar ook collectief door de reclamewereld, de modellenwereld en de grote bedrijven, voor wie cosmetica voor een lichte teint een miljardenindustrie en -business is geworden. Zij brachten honderden crèmes, lotions en andere soortgelijke producten op de markt en buitten de gekte volop uit door grote en meestal valse beloften te doen over de werking van de producten die de teint van de ene op de andere dag of in een paar weken van donker naar wit zouden veranderen. In dit proces bloeide de handel in wit makende crèmes voor zowel mannen als vrouwen op grote schaal en harkten deze bedrijven enorm veel geld binnen. Het is duidelijk dat er een innige band bestond tussen de reclamewereld en de fabrikanten van de producten die veelbelovend zouden zijn voor een blanke huid. Door deze gevestigde belangen willen zij de obsessie met een blanke huidskleur niet alleen promoten, maar in stand houden, zodat zij deze witte koe van schoonheidsproducten kunnen blijven melken. Opmerkelijk is dat terwijl Bollywood en Hindi-cinema zich steeds meer openstelden voor donkere vrouwen met mooie, scherpe trekken, de filmindustrie van Zuid-India nog steeds een voorliefde toonde voor heldinnen met een lichte huidskleur, terwijl Zuid-Indiërs meestal een donkere huidskleur hebben.
Mentaliteitsverandering
De algemene obsessie van Bollywood met een blanke huid was zo diep dat niet alleen de voorkeur werd gegeven aan schoonheden met een blanke huid, maar ook de woorden gora [blanke jongen] en gori [blank meisje] prominent en veelvuldig werden gebruikt, niet alleen in het verhaal van de films, maar ook in populaire superhit songs.
Dit is echter allemaal behoorlijk veranderd in Bollywood, waar donkere, scherp getekende, getalenteerde actrices nu niet alleen hun stempel hebben gedrukt, maar ook extreem populair zijn en de status van superster hebben, net als blanke hoofdrolspeelsters uit het verleden en het heden. Een grote verandering in de houding van Bollywood en de Indiase samenleving ten opzichte van de obsessie met een lichte huidskleur kwam toen in 1994 Sushmita Sen ondanks haar niet zo lichte huidskleur werd gekozen tot Miss Universe vanwege haar scherpe gelaatstrekken, talent, gevatheid, gevoel voor humor en geweldige communicatieve vaardigheden. De obsessieve focus op de lichte huid kreeg ook een flinke opdoffer door de opkomst van donkere, slimme Indiase vrouwen met een beroemdheidsstatus, niet alleen in de filmwereld, maar ook in de zakenwereld, de industrie, het bedrijfsleven, reclame, informatietechnologie en vele andere gebieden waar ze de hoogste posities begonnen te bereiken, waaronder die van CEO’s zowel op nationaal als internationaal niveau.
In de afgelopen decennia zijn meer en meer vrouwen goed opgeleid en carrièregericht. Met andere woorden, dankzij de emancipatie van vrouwen in het algemeen is de aandacht van de Indiase samenleving geleidelijk verschoven van een al te grote obsessie met de blanke huidskleur van zowel mannen als vrouwen naar talent en vaardigheden die vooral de vrouwen in toenemende mate zijn gaan tentoonspreiden.
Activisme
Nu het aantal opgeleide en mondige vrouwen in alle geledingen van de samenleving toeneemt, en velen van hen een donkere of bruine huidskleur hebben, laten zij ook hun stem tegen discriminatie op grond van huidskleur in de samenleving luid horen. Vooral omdat de meeste van deze, soms zeer getalenteerde, vrouwen voor persoonlijke uitdagingen en problemen hebben gestaan louter en alleen vanwege het vooroordeel van de maatschappij ten aanzien van hun huidskleur. Zij zagen dat ze door de maatschappij en zelfs door hun familie soms slecht behandeld werden alleen vanwege hun donkere huidskleur en dat zij werden gediscrimineerd bij sollicitaties en het zoeken naar een huwelijkspartner.
Tegenwoordig zijn er wereldwijd veel individuele activisten, groepen en ngo’s die strijden tegen colorisme of discriminatie op basis van kleur. In India is de bekende actrice Nandita Das het gezicht van de campagne Dark Is Beautiful. Deze campagne, die meer dan tien jaar geleden werd gelanceerd, wil de aandacht vestigen op de gevolgen van discriminatie op basis van kleur in India. Zowel vrouwen als mannen worden aangespoord om de schoonheid en diversiteit van alle huidskleuren te vieren, met slogans als – Stay Unfair, Stay Beautiful. [Hier wordt gespeeld met het Engelse woord fair dat ‘eerlijk’ betekent, maar in de context van huidskleur betekent het ‘licht getint’]. Nandita Das heeft in haar filmcarrière zelf meegemaakt dat een visagist of cinematograaf naar haar toe kwam om te vragen of ze haar huid een beetje lichter kon maken, vooral wanneer ze de rol van een middenklasse, goed geschoolde personage had. Zij voelde zich beledigd en antwoordde dat mensen met een donkere huidskleur niet alleen maar laaggeschoolde arbeiders waren, maar ook goed opgeleide, succesvolle vrouwen uit de middenklasse konden zijn. Een groot aantal Bollywoodpersoonlijkheden is geassocieerd met de campagne Dark Is Beautiful, die in 2019 werd omgedoopt in India’s Got Colour.
Excuses
De kracht van activistische groepen zoals die van Nandita Das, is dat onlangs de makers van de Bollywood film Khaali Peeli zich gedwongen voelden de tekst van een item song in de film aan te passen. In de bewuste song kwam het woord goriya [een meisje met een lichte huidskleur] voor, een woord dat vroeger heel gebruikelijk was. Toen de filmmaker en zijn team erop werden gewezen dat het woord riekt naar colorisme, niet van goede smaak is en daarom zou moeten worden geschrapt, besloten zij de tekst aan te passen. Het team voelde zich zelfs zozeer aangesproken dat het zich verontschuldigde door toe te geven dat het een vergissing was om het gewraakte woord te gebruiken. In een interview verklaarde de regisseur van Khaali Peeli: “Wij willen allereerst zonder enige aarzeling onze excuses aanbieden aan iedereen die beledigd is. We verzekeren u dat de tekst in kwestie nooit racistisch bedoeld was. In feite is de term ‘goriya’ zo vaak en traditioneel gebruikt in Indiase liedjes om een meisje aan te spreken, dat het niet bij ons opkwam om het op de letterlijke manier te interpreteren.”
Rajiv Malik
Voormalig hoofdcorrespondent, India, Zuid-Azië, voor Hinduism Today, USA. Nu freelance journalist/content/pr/vertaler/schrijver & nifty trader. rajivhtc@gmail.com
Vertaling: Sampreshan/Hindorama (info@hindorama.com)
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Khubsurat, LIFESTYLE, NIEUWS
Fairness As The Biggest Parametre For Judging Beauty By Bollywood Is Becoming Increasingly Unfair & Unacceptable – Rajiv Malik
Obsession with fairness it seems has been something with its roots that can be traced even during the era of Lord Krishna. Thousands of years ago Lord Krishna according to a bhajan [divine song] which was very prominently and aesthetically used in the Bollywood’s super hit film ‘Satyam Shivam Sundaram’, asks his mother Yashoda why he was of a brown skin while his consort a Hindu goddess Radha, who is worshipped as goddess of love, tenderness, compassion and devotion, was of a fair complexion. The exact words of the bhajan are – ‘Yashomati Maiya se bole Nandlala, Radha kyon gori, main kyon kala ?’ [Lord Krishna asks mother Yashomati, why Radha is fair complexioned and I am dark skinned ?] I am sure in those times though gora or fair complexion was cherished or appreciated but at the same time the brown color was never looked down upon, as perhaps started happening maybe sometime in the past couple of centuries.
India and for that matter, a large part of Asia has a predominantly brown skinned population. Still in the context, specifically of India the obsession with fair complexion has been something that has been there for a long time and to be honest the situation on the ground, in general, in the society, has not changed in a very big way even in the present times. Gender and color bias has been a part of the mindset of our society for a long time. When a baby is born, people are curious to know if it is a boy or not. They also check about the skin complexion of the new born. Mothers too are pretty conscious about the complexion of their boy or girl and right from the birth start using home remedies to improve the complexion of the child if it is not fair.
Cinema mirrors and reflects the lives of the society and its people. No wonder then that as the Indian society was obsessed with fairness, the same was reflected in a big way through Bollywood, which for decades gave the lead roles of the females to those actresses who were of extremely fair or of unusually fair complexion.
However there are those who maintain that exceptions were always there. One of India’s most prominent media and film columnist B.B. Nagpal who has covered the world of cinema for over four decades maintains that even in the olden days, in fifties, sixties famous actor, director and film producer V. Shantaram had given the lead role in some of his films to his discovery Sandhya who was of a dark complexion. Later on actress Sandhya became Shantaram’s third wife and her lead roles in many of his films were well received. Most notable of Sandhya’s films were Jhanak Jhanak Payal Baje, Do Aankhe Barah Haath and Navrang. She also appeared in lead roles in some Marathi films including Pinjra and Amar Bhoopali.
Nagpal goes on to say that in the eighties actresses Sridevi and Jayaprada, both not so fair skinned, were well received by the Indian audiences due to their talent and sharp features. In fact both these actresses attained the status of super stars as many of their films were big hits. Some of the dark skinned beauties of yesteryears included Vyajanthimala and Smita Patil. More recently it was Bipasha Basu, the Bengali bombshell, who created ripples with her dusky persona in films like Jism and Raaz. Of late two big names among the present lot of extremely popular actresses Deepika Padukone and Priyanka Chopra too hit the super star status despite there darker skin tone.
If one studies deeply this whole obsession and mindset of the Indian society with fair complexion, one gets the interesting revelation that this obsession was exploited in a very big way not just by Bollywood or Indian cinema but collectively by the world of advertising, modeling and big businesses houses for whom fairness related cosmetics became a billion dollar industry and business. So there were hundreds of fairness creams, lotions and other similar products fully exploiting this craze for fairness by making tall and mostly false promises about their products overnight or in a few weeks changing the complexion from dark to white. In the process this business of whitening and fairness creams both catering to men and women was flourishing in a big way and these businesses raking in huge money. Obviously there was a big nexus between the advertising world and manufacturers of fairness promising products who were great beneficiaries of this craze for fairness, allowing them to make big money. Due to this vested interest they would like to not only promote this craze for fairness but even to perpetuate it so that they could keep milking this cow related to fairness related beauty products.
Interestingly on the one hand, while Bollywood and Hindi cinema was becoming increasingly open to the dark, dusky and sharp featured pretty women, the film industry of south India still had a fancy for fair skinned heroines while south Indians are mostly dark skinned.
The general obsession of Bollywood with fairness was so deep that not only preference was given to fair skinned beauties, the words ‘gora’ and ‘gori’ were prominently and commonly used not only in the story narration of the films but in some of the most popular super hit songs as well.
However all this has pretty much changed in Bollywood where dark, dusky and sharp featured, talented heroines have now, not only made their mark but are extremely popular, attaining super stardom status like that achieved by any of the fair skinned heroines of the past and present. A big change in the attitude of Bollywood and Indian society in the context of obsession with fair complexion came in 1994 when Sushmita Sen despite her not so fair complexion was chosen miss universe due to her sharp features, talent, wittiness, sense of humor and great communication skills. The big jolt to the complete focus and obsession with the fair skin came also due to the fact that the dark, dusky and smart Indian women attained a celebrity status not just in the world of cinema but in the world of business, industry, corporate world, advertising, information technology and many other fields where they started achieving the highest and senior most positions including that of heads of corporations, businesses and ceo’s both at national and international levels.
In the past few decades, more and more women getting educated, becoming career oriented or to put it in other words, due to empowerment of women in general the focus of the Indian society was gradually shifting from over obsession with the fair color of the skin of both men and women to the talent and skills that especially the women were increasingly acquiring and possessing.
Now as the number of the educated and empowered women was increasing, in all spheres of life, many of whom were dark or brown complexioned, their voice against color based discrimination in the society also came to the fore in a very big way. More so because most of these dark skinned women, at times extremely talented, had came across challenges and problems, personally, which they had to face purely because of the bias society had towards the color of their skin. These challenges included society, even family treating them shoddily at times just because of their dark skin, in being discriminated when they applied for jobs or even seeking matrimonial alliances.
Today the world has many individual activists, groups and ngo’s who are fighting against colorism or color based discrimination. In India well known actress Nandita Das is the face of one such campaign – Dark Is Beautiful. The campaign launched over one decade back aims to highlight the effects of discrimination based on color in India. It urges both women and men to celebrate beauty and diversity of all skin tones, using slogans such as – Stay Unfair, Stay Beautiful. Based on her personal experience, Das is on record having said that in the Indian film industry when a makeup man or a cinematographer would come to her, they would say if she could lighten her skin a little, especially when the role she was playing was that of a middle class educated character. She felt offended and would tell them that those with dark skin would not just be menial laborers but could be educated, successful middle class women as well. A large number of Bollywood personalities are associated with the Dark Is Beautiful campaign which was reinvented as India’s Got Colour in 2019.
The power of such groups as of Nandita Das is that recently a Bollywood movie Khaali Peeli which had an item song having a word goriya [a fair complexioned girl] earlier used very commonly had to be changed in a bid to avoid a big backlash, once it was pointed out to the film maker and his team that the word smacked of colorism, was not in good taste and therefore had to be dropped. So much so that the team apologised admitting that it was a mistake. In an interview the director of Khaali Peeli stated, “First , without any hesitation or excuses we want to apologise to anyone offended. We assure you that the lyric in question was never intended racially. In fact , the term ‘goriya’ has been so often and traditionally used in Indian songs to address a girl , that it did’nt occur to any of us to interpret it in the literal manner.”
Rajiv Malik
Ex-chief correspondent India, South Asia, Hinduism Today, USA. Now freelance journalist/content/pr/translator/transcriber & nifty trader. rajivhtc@gmail.com
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Khubsurat, LIFESTYLE, NIEUWS
Farisha Abdoelrahman Miss India Holland 2019: Trots op mijn roots en cultuur
Afgelopen 5 juni werd in Den Haag herdacht dat het 147 jaar geleden is dat de eerste Hindostaanse contractarbeiders uit het toenmalige Brits-Indië (thans India) voet aan wal zetten in Suriname. Op deze speciale dag heb ik samen met de wethouders Kavita Parbhudayal en Bert van Alphen van de gemeente Den Haag een bloemenkrans neergelegd bij het Immigratiemonument in Den Haag. Bij deze plechtigheid was ook aanwezig oud-wethouder Rabin Baldewsingh die een toespraak hield en in het verleden een van de initiatiefnemers was bij de totstandkoming van dit herdenkingsmonument. Opvallend was wel dat ik een van de weinige jongeren was die aanwezig waren bij deze herdenking. Ik sluit niet uit dat heel veel jongeren dit ook niet weten of er niet bij stil staan. Voor mij was het ook nieuw. Ik was vanuit de organisatie van Miss India Holland gevraagd om hierbij aanwezig te zijn. Het was een heel aparte en indrukwekkende bijeenkomst.
Mijn voorouders zijn vanuit Brits-Indië naar Suriname gekomen met de boot Lena II. Dit schip vertrok op 4 januari 1902 uit Calcutta en arriveerde op 8 maart 1902 in Paramaribo. Mijn náni (maternale grootmoeder) heeft als contractarbeidster gewerkt op de plantage Catharina Sophia in het district Saramacca. Mijn overgrootouders hebben elkaar in Suriname ontmoet waar ze ook getrouwd zijn en kinderen gekregen. Zij hebben daar op afbetaling een stuk grond gekocht en hun huis gebouwd waar mijn náni geboren is.
Als jongere vind ik dat wij onze geschiedenis moeten kennen. Het boekje Hindostaanse migratiegeschiedenis uitgegeven door Sampreshan i.s.m. Hindorama vond ik zeer lezenswaardig en raad jongeren dan ook aan het te lezen. Ik vind het ook belangrijk dat organisaties jongeren actief betrekken bij hun activiteiten. Het gebeurt jammer genoeg nog te weinig. Ik draag dan ook met trots mijn titel Miss India Holland. Ik ben trots op mijn roots en ik weet dat veel jongeren met mij dat ook zijn. Dit geldt vooral ook voor de meiden die meegedaan hebben aan de Miss India Holland-verkiezing. Miss India Holland heeft mij bewust gemaakt van mijn roots en cultuur.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Khubsurat, Korte berichten, LIFESTYLE, Migratiegeschiedenis, NIEUWS, Traditie
Tradities van tatoeëren
Tatoeages zijn erg in. Toch blijft het voor ouders een nachtmerrie als hun 15-jarige dochter thuiskomt en zegt: “Kijk eens, ik heb een tatoeage op mijn arm.” In het westen worden tatoeages veelal geassocieerd met zeelui, motorrijders, criminelen en, vooral de laatste tijd, met gangs. Een uitzondering hierop betreft een korte periode in de late 19e eeuw toen tatoeëren in de mode was bij de Engelse upper-dass. Vanaf 1990 is er weer van een opleving sprake.
Andere culturen, waaronder die van de hindoes, hebben een lange traditie op het gebied van tatoeëren als essentieel onderdeel van het leven en soms ook van het leven na de dood. Welke spirituele betekenis heeft een in de huid gegrift teken? Voor een deel gaat het om religieus geïnspireerde zelfkastijding. Denk maar aan een boeddhistische priester die met een mes over zijn tong gaat of een sadhu die zijn wangen en tong met kleine spiesen doorboort. Alle culturen kennen een sekte die lichamelijk lijden, of schijnbare onverschilligheid ten opzichte van het lijden, beschouwt als een stap in de richting van spirituele ontwikkeling. Tatoeëren schijnt te zijn begonnen als sneetjes in de huid met de bedoeling een blijvend teken op het lichaam aan te brengen als resultaat van een weloverwogen proces van pijn. De kleuren kwamen later. Volgens antropologen maken tatoeages deel uit van een traditie waarbij het vrijwillig ondergaan van pijn wordt beschouwd als een oerdrang naar zingeving en het ergens bij horen. Van oudsher worden heilige symbolen gebruikt. De praktijk van tatoeëren is bijna even oud als de mensheid zelf. Archeologen hebben in Europa ruim 40.000 jaar oude instrumenten gevonden die hoogstwaarschijnlijk werden gebruikt om te tatoeëren. In de Italiaanse Alphen werden in 1991 resten gevonden van een mannelijk lichaam van 5300 jaar geleden, dat vele sporen van tatoeages vertoonde. Daar de tekens correspondeerden met acupunctuurpunten, werd aangenomen dat hij werd behandeld voor een bepaalde pijn. Het is geen toeval dat er in de acupunctuur methoden zijn die overeenkomen met de praktijk van tatoeëren.
Godsdienstige tatoeages
Hier gaat het om twee aspecten van godsdienstige devotie: het tatoeëren zelf, een proces van pijn, en de symboliek van het motief en de kleuren ervan. Eén van de meest bekende religieuze gemeenschappen die kan worden genoemd, zijn de Ramnami’s in Bihar en Madhya Pradesh (India). Deze sekte van onaanraakbaren vond bescherming in de afbeelding van de naam van God Ram op praktisch elke vierkante centimeter van hun lichaam, zelfs op hun tong en de binnenkant van hun lippen. Dit gebruik dateert uit de 19e eeuw tijdens de hervormings-beweging toen de Ramnami’s zich ook van brahmaanse gebruiken begonnen te bedienen. Om zich tegen de woede van de hogere kasten te beschermen, tatoeëerden ze de naam van Ram over hun hele lichaam. Deze sekte, die nu nog zo’n 1500 leden telt, hanteert dit pijnlijke gebruik nog steeds, zowel uit toewijding als voor bescherming. Met zijn rijke traditie en vele goden biedt het hindoeïsme een veelheid aan tatoeagepatronen: afbeeldingen van Shiva, Ganesh en Kalima, maar ook van symbolen als AUM. Zeer uitgebreide tekeningen zijn te vinden bij de vrouwen van de Ribari, een nomadenstam in Kutch in het noordwesten van India. Voor de Ribari’s zijn de tatoeages een uiting van een sterke volksgeest en van een vast geloof in overleven. Tegenwoordig kiezen veel mensen een bepaald patroon, niet zozeer uit religieuze overwegingen als wel om de uiterlijke attractie ervan. Het kan dan om patronen uit verschillende tradities gaan. Als het slechts om een modegril gaat, kan dit beledigend zijn voor degenen die er spirituele betekenis aan hechten.
Tatoeages en een later leven
Voor sommige volken hebben tatoeages een functie na de dood. De Maori’s in Polynesië, bijvoorbeeld, geloven dat na hun dood een geest de uitgebreide patronen op hun gezicht zal herkennen en hun de weg naar de volgende wereld zal wijzen. Voor de Dayaks op het Indonesische eiland Borneo brengen de tatoeages op hun hand verlichting in de duisternis na de dood, terwijl hun ziel op zoek is naar de Rivier van de Dood. De rivierwacht, Maligang, zou de tatoeage bestuderen en daarna de ziel eventueel toegang tot de rivier verlenen. Andere volken kennen een soortgelijke traditie, waarbij de tatoeage als paspoort dient om tot de andere wereld te worden toegelaten. In sommige culturen denkt men dat de dood iemands voorkomen dermate verandert, dat hij of zij alleen aan de tatoeages te herkennen is. Zonder tatoeages zou men – onherkenbaar – gedoemd zijn eeuwig te zwerven. In alle samenlevingen in de oudheid vormde religie een onlosmakelijk deel van het dagelijkse leven. Volgens Steve Gilbert, auteur van het boek Tattoo History: A Source Book (2000), was het tatoeëren op zich niet religieus maar wel, zoals alle andere activiteiten, omgeven door taboes en beheerst door geesten. “Tatoeëren diende als een symbolische verbinding tussen het individu, de gemeenschap en de Goden. Vanwege het vrijkomen van bloed en de blijvende verandering van het lichaam namen tatoeages een bijzondere plaats in. De patronen werden strikt voorgeschreven door de traditie.”
Tatoeage als bescherming
In vele culturen dienen tatoeages als een amulet, een bescherming tegen het kwaad. In Japan tatoeëren Ainuvrouwen zichzelf met beelden van hun Goden. In Irak wordt bij kinderen op het puntje van hun neus een stip getatoeëerd om hen tegen ziektes te beschermen. Een tatoeage van Hanuman dient bij hindoes om pijn te verzachten. Inheemsen in Australië (Aboriginals) geloven dat zij door een tatoeage op de arm boemerangs kunnen ontwijken. In Birma tatoeëren soldaten hun dijen om zichzelf te beschermen tegen verwondingen. Cambodjaanse mannen bedekken hun hele lichaam met tatoeages waardoor ze tegen alles bestand zijn, zelfs tegen kogels. In Thailand gelooft men in de magische werking van heilige boeddhistische teksten, het favoriete tatoeëerpatroon. Er wordt een speciale twijg gebruikt om de tekst op de borst, rug of armen aan te brengen. Vervolgens wordt de magische kracht ervan uitgeprobeerd door een medicijnman die vier keer met een zwaard hard op de tatoeage slaat. De getatoeëerde raakt dan meestal in extase of in een gewelddadige trance. De Pakokku, een boeddhistische stam in Birma, tatoeëert sinds eeuwen het lichaam om zich te beschermen tegen adders en cobra’s. Zij vereren deze slangen, alhoewel hun beet dodelijk is. Een boeddhistische legende verhaalt dat een reusachtige cobra Boeddha onderdak bood tijdens een regenstorm. In de stad Mandalay wordt de slang als God van de vruchtbaarheid vereerd. Volgens de Pakokku, die nu nog een paar dozijn leden telt, is er nog nooit iemand van hun stam door een slang gedood, terwijl ze deze beesten met de hand vangen en elders loslaten. Hun geheim is de tatoeage. Zij ondergaan wekelijks een ritueel waarbij inkt vermengd met slangengif wordt gebruikt. Het gif dient als vaccinatiemiddel tegen slangenbeten. Armen, voeten, borst, rug, gezicht en zelfs de hoofdhuid worden getatoeëerd met boeddhistische symbolen. Voor het bovenlichaam wordt een mengsel met cobragif gebruikt en voor het onderlichaam addergif. Op Hawaii hebben families of personen hun eigen god, aumakua. Deze is beschermend indien op gepaste wijze vereerd en vernietigend indien verwaarloosd. Net als de geesten van de Amerikaanse Indianen kan aumakua een dier, een onbezield voorwerp of een natuurverschijnsel als bliksem en donder zijn. Vele Hawaiianen tatoeëren hun lichaam ter verering van hun aumakua. Stippen rond de enkel dienen als bescherming tegen haaien. Ook Samoa, een ander eiland in de Stille Zuidzee, kent een rijke traditie op het gebied van tatoeëren. Engelse ontdekkingsreizigers, met name Captain Cook (eind 18e eeuw), waren onder de indruk van deze traditie van de volkeren in dit gebied. Met de nieuwe patronen waarmee ze huiswaarts keerden, deden zij de tatoeëerkunst in Europa herleven.
Westerse tradities
Jiddische en christelijke religies kennen ook eeuwenoude tatoeëertradities. In het christendom werden tatoeages vooral tijdens pelgrimstochten aangebracht om te laten zien dat men naar het Heilige Land was geweest. Koptische artiesten waren buiten de muren van Jeruzalem actief. De meeste pelgrims waren tevreden met een eenvoudig kruis, maar sommigen lieten uitgebreide tekeningen aanbrengen: de kruisiging van Jezus Christus of moeder Maria met het kindje Jezus. Hele ingewikkelde motieven werden op houten blokken bewaard. Toen in de 8e eeuw Paus Hadrian I tatoeages in welke vorm dan ook verbood, kwam er in de westerse wereld zo goed als een einde aan deze traditie. Pas in de 19e eeuw raakte men er weer mee bekend. Missionarissen in landen in de Stille Zuidzee deden hun best om de – niet christelijke, dus heidense – traditie aldaar te onderdrukken.
Taboe
Er zijn ook religies die het tatoeëren verbieden. Het Sikhisme, bijvoorbeeld, gaat uit van de heiligheid van het lichaam en tatoeages worden als een onaanvaardbare inbreuk daarop gezien. Ook zijn er christelijke kerken waar men op grond van bijbelse geschriften elke verandering aan het lichaam ontoelaatbaar acht. Binnen de islam zijn er stromingen die tatoeages verbieden omdat niemand de creatie van God (het lichaam) mag veranderen. In India en Sri Lanka wordt vaak neergekeken op tatoeages als een traditie behorend bij lage kasten. Aan de andere kant zijn er hogere kasten die zich wel laten tatoeëren, inclusief hun priesters. Sedert eeuwen zijn tatoeages tastbare verbindingen met onze spiritualiteit en er zijn geen aanwijzingen dat deze praktijk aan waarde inboet.
Uit: Hinduism Today, juli/aug. 2001 [Vertaling: Sampreshan]
- Published in BIBLIOTHEEK, Khubsurat, LIFESTYLE
SNIKHEET – Het nieuwe merk in streetwear
Snikheet, het nieuwe merk in streetwear, is geïnspireerd door het stadsleven, muziek en art. Snikheet is opgericht in 2018 door Akash Baboeram. Zijn wereld bestaat uit scholieren, artiesten, kunstenaars, skateboarders en sporters en dit heeft hem gemotiveerd om een stijl neer te zetten voor hun allemaal. Snikheet vertegenwoordig licht, freshness, positiviteit gemixed met een straatcultuur. Soms zijn we subtiel, soms zijn we explosief. Stijl is het allerbelangrijkst. Wij leven naar een quote van de bekende modeontwerper Yves Saint Laurent, “Fashions fade, style is eternal”. De eerste collectie is geboren door te improviseren. Ons motto is, stap uit de schaduw en reik naar de sterren. Stappen zetten, nu, direct. Wees uniek en durf. Voor onze nieuwe collectie is er een samenwerking aangegaan met verschillende kunstenaars. Bezoek de webshop op www.snikheetonline.com voor onze eerste editie. De nieuwe collectie komt eraan, stay tuned!
Volg ons op Facebook en Instagram.
- Published in BIBLIOTHEEK, Khubsurat, LIFESTYLE
Interview Miisz Gracie – A. Sukul
Miisz Gracie, leuk je te mogen interviewen! Kun je vertellen wat je allemaal doet en waar je we van kunnen kennen?
Insgelijks! Ik doe modellen- en acteerwerk en ik zing ook. Ik heb model gestaan voor het bekende lingeriemerk Sapph en stond op de bekende billboards die altijd langs de snelwegen hebben gestaan. Ik heb model gestaan voor de schoenenwinkel ‘Shoe outlet’ en voor kledingwinkel Angel Black Edition. Ook stond ik op cd-covers van SlamFM. En ik kan met trots vertellen dat ik in het FHM blad heb gestaan met als titel de 500 mooiste vrouwen van Nederland!
Ik heb een modellenfoto die meer dan 500 publicaties wereldwijd heeft. Die is gepubliceerd op de covers van magazines, billboards, flyers, tassen, boeken, T-shirts, make-up verpakkingen en is gespot op de achtergrond in een tv programma op Avrotros en zelfs op een motor! Met deze bekende modellenfoto ben ik gespot in landen zoals België, Duitsland, Turkije, Spanje, Italië, Canada, Zuid Afrika, Rusland, Dubai, Brazilië, Columbia, Amerika, Peru, Japan, Suriname en nog veel meer! Verder heb ik op cover gestaan van het Belgische magazine ‘Steps’ en op de cover van ‘Bijoux’ magazine!
En natuurlijk, niet te vergeten, heb ik in oktober 2017 mijn eerste muziek videoclip ‘Shake the room’ uitgebracht. Wat misschien ook wel leuk is om te weten is dat ik alles zelf heb gedaan. Ik heb bijvoorbeeld zelf de locaties uitgekozen voor de clip. Mijn haar, make-up en styling heb ik ook zelf gedaan. Het is 100% mijn eigen visie en creatie die ik heb gerealiseerd.
Je bent half Nederlands en half Hindoestaans. Hoe heb je deze combinatie ervaren?
Ik vind het een leuke combinatie. Mijn vader is van Nederlandse afkomst, maar hij weet veel over de Hindoestaanse gemeenschap en kan zelfs de taal spreken. We zijn allemaal ook gek op Surinaams eten. Mijn vader luistert ook naar Hindoestaanse muziek. Hij kende de zanger Nadeem Khan ook goed en daarnaast kent hij ook veel bekende Hindoestaanse muziek bands persoonlijk. Ik ervaar de combinatie daarom dan ook veel meer Hindoestaans.
Je bent model en hebt veel verschillende opdrachten gedaan in deze branche. Heb je je cultuur betrokken bij je werk? Zo ja, hoe?
Ja, eigenlijk wel. Mijn moeder is Hindoestaans en haar voorouders komen uit India, het land van Bollywood! Ik heb mogen acteren in de film Zubaan en een stukje mee mogen acteren in de Bollywood tv-serie ‘Aye dile nadaan’ samen met de bekende Bollywood acteur Monjoy Mukerji. Daarnaast heb ik ook geacteerd in de clip van Apache Indian ft Money K ‘Nachle’ en in een andere clip van Money K samen met een bekende Punjabi dansgroep die mee hebben gedaan aan de show Belgium’s Got Talent, genaamd Jhalik Punjab Di Bhangra. De opdrachten die ik heb gekregen zijn uiteindelijk toch automatisch verbonden aan mijn cultuur.
Hoe heb je de muziekwereld ervaren?
Als onafhankelijke artiest moet je natuurlijk veel op eigen houtje doen. Je moet hard blijven werken en altijd in jezelf blijven geloven. Ik ervaar de muziekwereld zeker goed. Muziek is een van mijn grootste passies en ik blijf zeker lekker doorgaan met het maken en uitbrengen van nieuwe muziek. Ook krijg ik positieve reacties over mijn muziek. Iemand zei laatst bijvoorbeeld: ‘Petje af voor je eerste muziek videoclip!’. Dat mensen trots op mij zijn geeft een fijn gevoel.
Je bent flink actief op social media. Hoe zorg je ervoor dat je volgers behoudt en nieuwe volgers krijgt?
Dat klopt. Door dagelijks actief te blijven op mijn Instagram Story en door mezelf te blijven promoten op zowel als Facebook, Instagram en Twitter blijven mensen op de hoogte van wat ik doe. Ook zorg ik ervoor dat ik al mijn opdrachten blijf posten op social media. Het lijkt me leuk om straks meer met mijn cultuur te doen op social media.
Heb je nog grote dromen?
Ja, zeker. Ik zou het zeker tof vinden om wereldwijd door te breken met mijn passie voor muziek en lijkt het mij super gaaf om een keer in een Hollywood film te mogen spelen.
Wat voor nieuwe dingen kunnen we binnenkort van je verwachten?
Er komen nieuwe fotoshoots aan voor het nieuwe kledingmerk Modoman. Ook komtmijn tweede single en videoclip ‘Playdoll’ binnenkort uit, waarvoor ik een releaseparty geef op 12 april 2019. Dat vind ik super spannend! Ik heb ondertussen ook al een derde single opgenomen, dus daar gaan jullie binnenkort ook meer over horen.
Op 19 april 2019 wordt in Silverdome Zoetermeer het feest ‘Noche Del Caribe’ georganiseerd. Hier wordt de teaser van mijn eerste muziek videoclip ‘Shake the room’ afgedraaid en hier zal ik zelf ook aanwezig zijn! Op 5 mei heb ik de kans gekregen om op te treden bij Patro Eisden, een voetbalclub in Maasmechelen in België. Én er staat binnenkort een interview op de planning bij Radio Mart! Ontzettend spannend.
Interview: maart 2019
- Published in BIBLIOTHEEK, Khubsurat, LIFESTYLE
Mehndi – Traditioneel en Trendy
MEHNDI speelt in alle oosterse culturen een belangrijke rol
Mehndi is de traditionele kunst van het versieren van handen en voeten met een pasta gemaakt van de bladeren van de hennaplant. Henna is een kleine struik (Latijnse naam: Lawsonia inermis) die ook bekend staat als henne, al-khanna, al-henna, Jamaicaanse reseda, mendee, Egyptische liguster. De plant groeit in een warm klimaat en is onder meer te vinden in Azië, het Midden-Oosten, Noord-Afrika en het Caribisch Gebied. De bladeren, bloemen en takjes worden tot poeder fijngemalen en daarna gemengd met warm water. Er kunnen verschillende kleuren worden verkregen door er blaadjes van andere planten doorheen te malen, bijvoorbeeld indigo. Om de kleur dieper te krijgen en een langere houdbaarheid van de versiering te garanderen, kunnen thee, koffie, kruidnagel, citroensap, suiker en verschillende oliën worden toegevoegd.
Waar henna oorspronkelijk vandaan komt, is niet bekend; wel dat de plant al zo’n 5000 jaar gebruikt wordt voor cosmetische doeleinden en voor genezing van verschillende kwalen. Er zijn historische aanwijzingen dat het gebruik van de plant voor artistieke doeleinden uit het oude India stamt. Evenwel zijn er ook bronnen die melden dat de Moguls het hennagebruik in de 12e eeuw in India hebben geïntroduceerd, lang nadat het gebruik van de plant reeds bekend was in het Midden- Oosten en Noord-Afrika. Eén van de oudste gedocumenteerde gebruiken is het verven van vingers en tenen van farao’s in Egypte, voordat ze werden gemummificeerd.
Verschillende tradities
De traditionele kunst van mehndi varieert van land tot land, al naar gelang de heersende culturele en religieuze traditie. Mehndi speelt vooral een belangrijke rol in de culturen van Azië, het Midden-Oosten en Noord-Afrika, waar henna voor versiering wordt gebruikt. De motieven verschillen per cultuur, per gemeenschap. Deze worden geïnspireerd door inheemse stijlen, lokale architectuur, de natuurlijke omgeving en de individuele aanleg van de kunstenaars. Vaak worden religieuze motieven gebruikt. In Zuid-Azië wordt op de handpalm een cirkelvormige figuur getekend, die vervolgens wordt opgevuld met fijne versieringen. Op de toppen van de vingers wordt een hennakapje aangebracht, alsof de vingertoppen gedoopt zijn in mehndi. In het Midden- Oosten worden grote bloempatronen getekend, terwijl in Noord-Afrika hele ingewikkelde versieringen worden gemaakt rondom het motief van een pauw, vlinder of vis. Deze worden vervolgens met fijne tekeningen aan elkaar verbonden, waardoor het geheel het effect van een kanten handschoen krijgt. In Soedan zijn de motieven daarentegen vrij grof en hoekig. De Pakistaanse en Noord- Indiase stijl lijken op el kaar. Ook hier is sprake van een ‘kanten handschoen’. Maar in Pakistan worden bijvoorbeeld geen motieven van mensen of dieren gebruikt. Dit houdt verband met de religie die verbiedt dat dergelijke afbeeldingen op het lichaam zijn aangebracht tijdens het gebed. In India en het Midden-Oosten wordt de roodbruine henna gebruikt; in Afrikaanse landen ziet men veel de zwarte kleur. Henna wordt in veel landen ook gebruikt om de huid af te koelen, te beschermen of te behandelen. De kleurstof wordt dan gewoon op de huid aangebracht, zonder patronen. Ook kan men gewoon erin gaan staan (‘henna-schoen’). Wester se popsterren en Hollywood acteurs hebben mehndi tot een populaire trend gemaakt. Hierbij worden vaak motieven aangebracht in de vorm van een ring of een armband. Het gebruik van mehndi heeft in het westen een hoge vlucht genomen omdat het als een aantrekkelijk alternatief voor tatoeëren wordt gezien: niet blijvend en bovendien pijnloos. Actrice Demi Moore en zangeres Gwen Stefani be hoorden tot de eerste sterren die mehndi gebruikten. Andere trendsetters zijn Madonna en Naomi Campbell.
Mehndi en huwelijk
In alle oosterse culturen speelt mehndi een belangrijke rol bij huwelijksceremonies. Geen enkel huwelijk is compleet zonder dat de handen en voeten van de bruid zijn versierd. De mehndiavond is te vergelijken met de vrijgezellenavond in het westen. Alle vrouwelijke familieleden en vriendinnen van de bruid komen bijeen om de versiering bij te wonen. In Arabische landen wordt de mehndi-avond een paar dagen voor het huwelijk gehouden. De viering is vrijwel hetzelfde als in India. De handen en voeten van de bruid worden versierd, er worden liedjes gezongen en de bruid wordt geplaagd met haar toekomst bij haar schoonfamilie. Veel bruiden geloven dat hoe dieper de kleur van de mehndi is, des te groter de liefde die zij van hun schoonfamilie zullen ontvangen. Vooral van de schoonmoeder, want in Aziatische culturen is haar zegen erg belangrijk. De diepe kleur is ook een teken van geluk voor het bruidspaar. Het is ook gebruik dat de namen van het bruidspaar verscholen onder de mehndi staan geschreven. De bruidsnacht kan dan niet beginnen voordat de bruidegom de namen heeft gevonden. Een bruid wordt niet geacht huishoudelijk werk te verrichten voordat de mehndi is vervaagd. Veel van de symboliek van de motieven is verloren gegaan. Als symbool van geluk zijn nog steeds populair de motieven van een pauw, lotus en olifant met opgeheven slurf. In sommige tradities, bijvoorbeeld in Kashmir en Bangladesh, worden ook de handen van de bruidegom versierd. In de loop der tijd hebben zich speciale mannelijke motieven ontwikkeld.
Helende eigenschappen
het oosten worden aan henna helende en zelfs magische eigenschappen toegeschreven. De plant wordt gebruikt voor de behandeling van huidziekten, het voorkomen van haaruitval en het verminderen van zwellingen van de huid ontstaan door hitte. In de plant wordt een bruine, harsachtige substantie aangetroffen die dezelfde chemische eigenschappen als looizuur heeft. Deze stof wordt zowel inwendig als uitwendig gebruikt ter behandeling van onder meer lepra, pokken, darmkanker, hoofdpijn en bloedverlies tijdens de bevalling. Ook eczeem, spierkrampen, schimmel- en bacteriële infecties kunnen ermee worden behandeld. De bloem produceert een reukstof waarvan Egyptenaren vroeger olie en zalf maakten, die werden gebruikt om de ledematen lenig te houden. Van de vrucht wordt gezegd dat die een menstruatieopwekkende werking heeft. Verder dient henna in sommige culturen ook om het kwade te verdrijven. In Marokko worden de deuren van een nieuw huis vaak met henna beschilderd om geluk af te smeken en het kwade te verdrijven. Soms ziet men ook henna op het voorhoofd van dieren (paarden, melkkoeien) om hen tegen het kwade oog te beschermen. Op begraafplaatsen worden grafstenen met henna gewassen om de geesten te behagen.
Het aanbrengen van mehndi
In de meeste winkels is kant-en-klare mehndi te koop. Soms zijn er ook afdrukvormen te koop om het aanbrengen te vergemakkelijken. Bij huwelijken worden vaak professionele mehndi-artiesten ingehuurd, maar het kan ook veel familieplezier opleveren als een familielid deze taak op zich neemt.
1 Gebruik een half kopje hennapoeder. Om de kleur dieper te maken, kunnen thee, koffie, kruidnagel, citroen of suiker worden toegevoegd.
2 Doe het geheel in een kom of schaal, waarvan u het niet erg vindt dat er vlekken op blijven zitten.
3 Voeg een klein beetje kokend water toe en een paar druppels jasmijnolie. Meng het geheel totdat er een pasta ontstaat ongeveer zo stevig als tandpasta.
4 Sluit de kom of schaal goed af en laat de pasta ongeveer 2-3 uren staan.
5 U kunt allerlei voorwerpen gebruiken om de mehndi aan te brengen, afhankelijk van hoe fijn en ingewikkeld de motieven zijn die men wil hebben. Over het algemeen worden tandenstokers gebruikt.
6 De mehndi is goed ingetrokken na ongeveer drie uren.
7 Als u citroensap en suiker hebt toegevoegd, zal de mehndi langer op het lichaam blijven.
8 Eenmaal droog kan de losse mehndi zo van de handen en voeten worden afgeschud, maar de plaatsen waar de versiering is aangebracht mogen tenminste 12 uren niet gewassen worden.
Uit: Hinduism Today (vertaling Sampreshan)
- Published in BIBLIOTHEEK, Khubsurat, LIFESTYLE