Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland: jongere generatie zet cultuur voort – Kanta Adhin (voorzitter JAI)
Tijdens een goedbezochte studiemiddag in Rotterdam van het Jnan Adhin Instituut (JAI) op 3 december 2023 vond een levendige discussie plaats over ontwikkelingen binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland. Met deelnemers uit de oudere en jongere generatie werd gesproken over onderwerpen als beleving van de Surinaams-Hindostaanse cultuur, Hindostaanse identiteit, sociaal-maatschappelijke uitdagingen, de relatie tussen jongeren en ouderen en de sociale cohesie van de gemeenschap als geheel. De jongste deelnemer was 17 en de oudste 80.
De studiemiddag, getiteld ‘De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023’ vond plaats in het kader van het 150ste herdenkingsjaar van de Hindostaanse immigratie in Suriname en was bedoeld om te kijken naar de Hindostaanse gemeenschap in Nederland pakweg 50 jaar na de tweede migratie van Suriname naar NL. Sinds kort blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek dat het aantal in Suriname geboren Hindostanen versneld is afgenomen en dat de in Nederland geboren generaties nu de overhand hebben. Hieronder volgt een korte impressie van de discussie.
Erkend werd dat het best moeilijk is om jongeren te porren naar Hindostaanse bijeenkomsten te komen, maar dat daaruit niet zonder meer de conclusie kan worden getrokken dat zij niet met de cultuur, de religie of de Sarnámi taal bezig zijn. Cultuur is altijd in beweging, zeker wanneer er van migratie sprake is. De eerste prioriteit is dan om te integreren en een goede sociaal-maatschappelijke positie te verwerven. Voor de eerste generatie waren culturele activiteiten van belang om niet geheel los te raken van het culturele leven dat zij in Suriname gewend waren. In de loop der tijd is er echter onvoldoende aandacht geweest voor aansluiting bij de leefwereld van jongeren.
In het digitale en sociale media-tijdperk zijn er communities van jongeren die op hun manier aan het uitvinden zijn wat voor hen werkt. Zij komen op een gegeven moment zelf erachter wat zij missen en welke elementen van de cultuur hen aanspreken. Zo zijn er verschillende initiatieven op het gebied van taal, zang, muziek en religie. De oudere generatie zou best iets meer vertrouwen mogen hebben in het vermogen van de tweede generatie om de cultuur verder te dragen en daarmee ook de Hindostaanse identiteit vorm te geven. Het gaat dan veelal om een hybride identiteit waar elementen uit de Surinaamse, Nederlandse en Indiase cultuur een rol spelen. Denk daarbij, bijvoorbeeld, aan baithak gáná zang en muziek die verder worden gecultiveerd, maar ook aan zaken meer in de individuele sfeer, zoals het geven van Hindostaanse namen aan kinderen. Een trend die wordt geconstateerd is dat de eerste generatie die misschien niet heel bewust cultuur aan de kinderen heeft doorgegeven, dat nu wel met de kleinkinderen doet.
Met de tijd zijn sociaal-maatschappelijke uitdagingen waar de Hindostaanse gemeenschap vroeger mee te maken had, verminderd. Maar jongeren van nu ervaren nog steeds prestatiedruk. Soms gaat het om een zelf opgelegde druk (‘ik wil mijn ouders trots maken’). Verder lijken ze wel vaker een eigen keuze te kunnen maken, maar ervaren dan toch onbegrip van de omgeving. Jonge vrouwen kunnen wel carrière maken, maar de omgeving heeft vaak meer interesse in hun huwelijksplannen. Niet moet worden vergeten dat schrijnende problematiek als incest ook nog steeds voorkomt en dat er nog altijd een schaamtecultuur heerst. Manai ká bóli (wat zullen de mensen zeggen) speelt nog steeds een rol, zij het dat assertievere jongeren zich daar minder van aantrekken. Er zijn netwerken waar men onderling ervaringen met elkaar deelt.
Er zou binnen de Hindostaanse gemeenschap beter samengewerkt kunnen worden om de cultuur krachtiger uit te dragen. Veel activiteiten en initiatieven blijven intern gericht en missen daardoor een externe uitstraling die nodig is om de cultuur op langere termijn in te bedden in de Nederlandse samenleving.
3 december was ook de Internationale Dag van Personen met een Beperking (kortweg “Wereld Gehandicapten Dag”), een thema dat binnen de Hindostaanse gemeenschap zelden ter sprake komt. Vaak is het een onderwerp dat in de sfeer van medelijden zit en wordt er niet gekeken naar de kansen voor optimale ontplooiing. Twee personen, een uit de eerste en een uit de tweede generatie, deelden hun ervaringen. Beiden gaven blijk van een enorme wilskracht en te zien en te horen was hoe succesvol zij zich hebben opgewerkt tot ver boven het niveau dat werd verwacht.
Aan het eind van de studiemiddag zijn met aanwezige vertegenwoordigers van jongerenplatforms afspraken gemaakt voor follow-up met het oog op bundeling van inspanningen om zo beter inzicht te krijgen in de ontwikkelingen binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Al met al was het een leerrijke studiemiddag waarvan de resultaten in een publicatie zullen worden verwerkt. De discussie verliep aan de hand van een aantal stellingen. Het is nog steeds mogelijk op deze stellingen te reageren die hier kunnen worden gedownload. Stuur uw reactie vóór 31 januari 2024 naar: adhin-instituut@ziggo.nl
VIDEOVERSLAG (duur 2:25)
Bekijk een foto-impressie door te klikken op een van de foto’s © Copyright Jnan Adhin Instituut [foto’s Ranjan Akloe en Radjin Thakoerdin]
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Nederland, Studiemiddag JAI 2023
Jnan Adhin Instituut (JAI)
Inleiding
Het Jnan Adhin Instituut (JAI) is op 2 april 2004 opgericht. De algemene doelstelling van JAI is om aan alles wat verband houdt met de Surinaams-Hindostaanse, cultuur bekendheid te geven, alsook dit te verzamelen, te documenteren en te doen uitgeven. Zodoende wordt mede bijgedragen aan vergroting van kennis over de achtergrond van Hindostanen en hun evenwichtige integratie in de brede Nederlandse samenleving.
Vanaf 2000 is de toon in Nederland met betrekking tot de multiculturele samenleving negatiever geworden. De integratie van culturele minderheden zou zijn mislukt omdat deze groepen te veel in staat zouden zijn gesteld hun eigen cultuur te behouden ten koste van hun integratie in de Nederlandse samenleving. Het überhaupt kunnen bestaan van een multiculturele samenleving wordt door sommigen in twijfel getrokken. Een dergelijk uitgangspunt wordt niet zinvol geacht. Immers, als naar de feitelijke situatie wordt gekeken, kan de aanwezigheid van groepen met een andere cultuur niet worden ontkend. In grote steden in Nederland zijn er al gauw tientallen groepen met een eigen culturele bagage te vinden. Uit Suriname afkomstige personen behoren tot een van deze groepen. Het is bekend dat zij zich in hoge mate aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Tegelijk zijn de verschillende uit Suriname afkomstige bevolkingsgroepen, waaronder de Hindostanen, zich bewust van hun eigen cultuur en beleven die ook al dan niet in groepsverband. De Hindostaanse feestdagen Holi (lente-/nieuwjaarsfeest) en Diváli (lichtjesfeest) hebben inmiddels de status van immaterieel Nederlands erfgoed verkregen. Deze feesten worden met name in grote steden in de openbaarheid gevierd (bijvoorbeeld fontein in Rotterdam met gekleurd water tijdens Holi en fakkeloptochten tijdens Diváli).
Visie en missie
Beleving van de eigen cultuur door minderheden in een samenleving is een van rechten van de mens zoals vervat in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en het VN-verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. Het uitgangspunt is dat in een democratische samenleving geen uniformiteit kan worden geëist. De uitdaging is om beleving van de eigen cultuur en interactie met de heersende cultuur op harmonieuze wijze te laten plaatsvinden. Betrokken groeperingen hebben daar zelf een grote rol in te spelen. Niet alles is afhankelijk van de overheid; elke groepering heeft haar eigen verantwoordelijkheid waaraan op constructieve wijze invulling moet worden gegeven met inachtneming van de heersende rechtsorde. Kennis van en reflectie op de eigen cultuur en tradities zijn daartoe essentieel. De missie van JAI is dan ook om informatie en kennis over de Hindostaanse cultuur te verspreiden en aan te moedigen tot weloverwogen cultuurbeleving.
De visie en missie zijn nauw verbonden met de naamgever van de stichting. Dr.mr.drs. Jnan Adhin (1927-2002) staat bekend om zijn bijzondere verdiensten voor het behoud en ontwikkeling van de Hindostaanse cultuur in Suriname. Als groot kenner van de hindoefilosofie, met name de Vedanta, introduceerde hij de vedantische visie van Eenheid in verscheidenheid in Suriname in een tijd dat vertegenwoordigers van het Creools (Afro-Surinaams) nationalisme de Surinaamse cultuur wensten gelijk te stellen met de Creoolse cultuur, daarbij voorbijgaand aan de belangrijke aanwezigheid van andere bevolkingsgroepen. Met steun van anderen is de opvatting dat Suriname een bloementuin is waarin alle soorten bloemen kunnen bloeien nu gemeengoed geworden. Door middel van colleges, lezingen en publicaties heeft Jnan Adhin zich tot het laatst ingezet om zijn kennis over te dragen. Hij wilde anderen graag op weg helpen, maar men moest zelf verantwoordelijkheid dragen voor te maken keuzes. Zijn boodschap was: “Lees en luister maar neem niet klakkeloos aan wat anderen zeggen. Denk vooral zelf goed na!” Adhin waarschuwde ook altijd tegen het verstarren van tradities en gewoonten. Met behoud van de kern moet men openstaan voor aanpassingen al naar gelang tijd en plaats. Het logo van JAI, een lotus en een potlood, staat symbolisch voor de missie. In het oude India werd op lotusbladeren geschreven en zodoende informatie overgedragen. De lotus staat op zichzelf voor voorspoed, zuiverheid en vernieuwing.
Strategie
JAI vindt het van belang om:
– constructief bij te dragen aan debatten in de samenleving die aan de positie van minderheden raken;
– kennis van de Hindostaanse geschiedenis en cultuur, als onderdeel van de Surinaamse geschiedenis en cultuur, te vergaren en te verspreiden o.a. middels onderzoek, artikelen, lezingen, uitgave van boeken en brochures en het opzetten van een documentatiecentrum;
– samen te werken met andere organisaties.
JAI werkt voornamelijk met vrijwilligers. Waar nodig en mogelijk wordt subsidie aangevraagd. Voor de publicaties wordt samengewerkt met Sampreshan, uitgever van diverse publicaties op het gebied van Hindostaanse cultuur en geschiedenis. Een overzicht van uitgebrachte publicaties is HIER te vinden. Samen met Sampreshan onderhoudt JAI de website Hindorama.com die sinds 2019 operationeel is (en kan worden gezien als een vervolg op het tweemaandelijkse magazine Hindorama dat van 2000-2004 verscheen). De exploitatie is in handen van Sampreshan en JAI levert vooral inhoudelijke expertise. Op deze website worden informatieve artikelen alsook opinies gepubliceerd. Lezingen alsook thema- en studiemiddagen worden gehouden in samenwerking met Hindostaanse organisaties in diverse steden.
In de komende periode zal primair langs bovengenoemde lijn blijven worden gewerkt aan digitale informatie- en kennisoverdracht via de website Hindorama.com en daaraan gekoppelde sociale media en het uitbrengen van hard copy publicaties.Daarnaast zullen de activiteiten in het teken staan van het herdenkingsjaar 2023, wanneer het 150 jaar geleden is dat de eerste Hindostaanse contractarbeiders vanuit het toenmalige Brits-Indië in Suriname aankwamen. Tevens is het dan 160 jaar geleden dat de slavernij in Suriname formeel werd afgeschaft, maar de voormalige slaven nog werden geacht tien jaren op de plantages te werken onder staatstoezicht. Deze periode wordt tegenwoordig ook tot de slavernij gerekend en aldus spreekt men van 150 jaar afschaffing in 2023. Over de slavernij van Afrikanen is in Nederland steeds meer bekend en er is een tendens om de Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis gelijk te stellen aan het slavernijverleden. Dit doet geen recht aan de geschiedenis van de andere bevolkingsgroepen die, op de Inheemsen na, door de koloniale machthebbers naar Suriname werden overgebracht. Als over slavernij in Suriname wordt gesproken, vergeet men vaak de zogenoemde ‘rode slavernij’ van de Inheemsen – toen Indianen genoemd. Naderhand is slavenarbeid vervangen door contractarbeiders uit Azië (China, India, Indonesië) naar Suriname te verschepen en op de plantages te werk te stellen.
In de komende periode wil JAI een meer inclusieve benadering van de gedeelde Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis voor het voetlicht brengen, onder andere door:
- een tweede herziene druk van het in 2021 in samenwerking met uitgeverij Sampreshan uitgebrachte boek De geschiedenis van de Hindostanen 1873-2015, voorzien van talrijke historische foto’s, van auteur Chan Choenni;
- een tweede herziene druk van het boek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed van Eric Kastelein;
- een publicatie over de ontwikkeling van Afro-Surinamers na de afschaffing van de slavernij in 1863;
- een (kinder)prentenboek over de slavernij en de Hindostaanse contractarbeid;
- een serie van artikelen op de website Hindorama.com over de geschiedenis van andere Surinaamse bevolkingsgroepen alsook een handzaam boek over deze bevolkingsgroepen;
- binnen de website Hindorama.com een aparte, voor scholieren toegankelijke webpagina te ontwikkelen over de Hindostaanse migratiegeschiedenis;
- lezingen, voordrachtbijeenkomsten e.d. – in samenwerking met plaatselijke Hindostaanse organisaties en bibliotheken in diverse steden – aan de hand van de hierboven genoemde boeken en artikelen met gebruikmaking van (educatief) beeldmateriaal, zoals fotopanelen met tekst, educatieve kleurplaten, roll-up banners, flyers, posters e.d.
Terugblik 2017-2021
De ambitie van JAI wordt geleid door kwaliteit, niet door kwantiteit. Vanaf 2017 heeft JAI de omslag gemaakt om naast hard copy publicaties te werken aan digitale informatie- en kennisoverdracht. Met uitgeverij Sampreshan is gewerkt aan het in 2019 operationeel maken van de website www.hindorama.com. Naast nieuwe artikelen zijn reeds bestaande publicaties, met name publicaties van naamgever Jnan Adhin, digitaal toegankelijk gemaakt.
Voorts is in augustus 2020 in Den Haag een studiemiddag georganiseerd met als centrale vraag wat de invloed van eigentijdse communicatiemedia is voor de sociale cohesie binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap.
In augustus 2021 is in samenwerking met JAI de publicatie (368 pagina’s) uitgebracht van dr. Chan Choenni, voormalig bijzonder hoogleraar Hindostaanse migratie op de Lalla Rookh leerstoel aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Dit boek is voorzien van talrijke historische foto’s mede verzameld naar aanleiding van een eerder gedane oproep van JAI daartoe. In oktober 2021 is aan de presentatie van het boek een studiemiddag in Utrecht gekoppeld in samenwerking met de Utrechtse stichting Asha.
Op basis van het verzamelde materiaal voor bovengenoemde publicatie De geschiedenis van de Hindostanen 1873-2015 zijn twee brochures gemaakt: een waarin de geschiedenis in vogelvlucht wordt weergegeven en een toegespitst op de verdiensten van vrouwelijke Hindostaanse contractarbeiders.
In 2021 is een aanvang gemaakt met informatie over andere Surinaamse bevolkingsgroepen op de website Hindorama.com.
Het bestuur
Het bestuur bestaat uit:
Kanta Adhin – voorzitter
Yashvir Sukul – secretaris
Akash Baboeram – penningmeester
Raj Ramcharan – lid/tweede secretaris
E-mailadres: adhin-instituut@ziggo.nl
Website: www.adhin-instituut.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Studiemiddag JAI 2023
Media en de Hindostaanse identiteit – Dr. Jaswina Elahi
(Dit artikel is de derde bijdrage t.b.v. een studiemiddag van het Jnan Adhin Instituut (JAI) op 3 december 2023 te Rotterdam. Eerder zijn bijdragen van dr. Chan Choenni en dr. Ruben Gowricharn gepubliceerd. Zie meer informatie over de studiemiddag onder het artikel.)
Een vraag die telkens weer gesteld wordt, is hoe we als Hindostaanse gemeenschap onze cultuur en identiteit kunnen behouden. Het is geen nieuwe vraag en ook niet een vraag die alleen de Hindostaanse gemeenschap bezighoudt, maar verschillende etnische minderheidsgroepen in Nederland. Het is ook geen vraag die makkelijk te beantwoorden is. Identiteit is namelijk een complex en veelzijdig concept dat wordt gevormd door verschillende sociale, culturele en politieke factoren. Daarbinnen dient ook een verschil te worden gemaakt tussen de etnische en culturele identiteit van personen. Etnische identiteit wordt bepaald door gemeenschappelijke afkomst, cultuur en geschiedenis. Culturele identiteit verwijst naar de kunst, gewoonten, waarden en de taal die iemand heeft overgenomen van de cultuur waarin hij of zij is opgegroeid of leeft. Een persoon kan dus meerdere culturele identiteiten hebben, afhankelijk van de verschillende culturen waarmee hij of zij in contact komt. Een etnische identiteit daarentegen is meestal stabieler en minder veranderlijk, omdat deze gebaseerd is op een gedeeld gevoel van oorsprong en geschiedenis. De leden van etnische groepen kunnen sterk variëren in hun gevoel van etnische identiteit. Wanneer een persoon in verschillende situaties verkeert en andere mensen ontmoet, kunnen de etnische en culturele identiteit belangrijker of juist minder belangrijk worden voor die persoon.
Verschillende disciplines houden zich bezig met onderzoek naar de etnische identiteit, en deze wordt dan ook op verschillende manieren bekeken en beschreven. Terwijl sociologen en antropologen processen met betrekking tot etnische identiteit op groepsniveau hebben onderzocht, hebben psychologen zich meer gericht op de ontwikkeling van etnische identiteit van individuen. In deze perspectieven geniet het aanbod van de media beperkte aandacht. In deze bijdrage ga ik in op de rol en invloed van etnische media op de etnische identiteitsvorming van Hindostanen. Ik beperk mij tot drie media: radio, Bollywoodfilms en digitale media. Bij de bespreking hiervan ontkom ik niet aan een historische schets van de ontwikkelingen.
Hindostaanse radio
In Suriname doet de eerste Surinaamse radio-omroep op 8 juni 1935 zijn intrede, de Algemene Vereniging Radio Omroep Suriname (AVROS). Het duurt zes jaar voordat de Surinaamse Hindostanen hun ‘eigen’ uitzendtijd op de zender krijgen, namelijk 1 september 1941. Vervolgens is er wekelijks een uitzending op de zaterdagavond. De Hindostaanse gemeenschap krijgt in de eigen taal informatie, nieuwtjes en updates over huwelijken, geboortes en overlijdens. Hierdoor zijn de Hindostanen beter op de hoogte van wat zich in de gemeenschap afspeelt in de gebieden waar men anders niet zo makkelijk komt, behalve als er familie woont. De radio (en de technologische mogelijkheden om muziekrecords op te nemen) vergroot ook de bekendheid van Hindostaanse artiesten en Hindostaanse muziek. Hun muziek is nu thuis te beluisteren, terwijl dit voorheen vooral bij fysieke bijeenkomsten en gelegenheden buitenshuis het geval was. Ook muziek van Hindostaanse artiesten uit Trinidad en Guyana, de zogenoemde Indo-Trinidadianen en de Indo-Guyanezen, en van Hindi films uit India wordt gedraaid. Via de radio wordt niet alleen een bredere Hindostaanse doelgroep bereikt, maar de muziek komt ook onder de aandacht van luisteraars met een andere etnische achtergrond.
Al deze muzikale invloeden inspireren een nieuwe generatie opgroeiende Hindostaanse muzikanten. Deze beginnen ook instrumenten te bespelen uit andere culturen, zoals de bongo, trompet en saxofoon. Dit leidt tot vernieuwing binnen de Hindostaanse muziek in de jaren ‘50 en ’60 wat ook goed is te horen in de baithak gáná muziek uit die tijd. Denk aan het gebruik van de bongo en de toegenomen snelheid in de muziek. En naast de baithak gáná groepjes ontstaan in de jaren ‘50 en ‘60 andersoortige muziekgroepjes, de ‘orchestra’s’, waarin westerse instrumenten de boventoon voeren. Deze groepen zijn te vergelijken met ‘coverbandjes’. Zij zijn thuis in een ruime variatie aan muzieksoorten, zoals Hindi filmmuziek, westerse en Caribische muziek. Het wijst op een veelzijdigheid van de Hindostaanse muzikanten die je weinig ziet bij andere artiesten.
De behoefte om vaker eigen radio te beluisteren dan alleen op de zaterdag is groot. In 1962 wordt Radio Radika, het eerste Hindostaanse radiostation, opgericht. Het draait vooral, maar niet uitsluitend, Hindostaanse en Hindi filmmuziek en de voertaal is Sarnámi Hindostáni. Zodoende is de radiozender van belang voor instandhouding van de Sarnámi taal en om Hindostanen een podium te bieden. Niet alleen qua muziek, maar ook qua politieke ideeën. Nadat halverwege de jaren ’70 en begin jaren ’80 – rondom en na de onafhankelijkheid van Suriname – steeds meer Hindostanen migreren naar Nederland, worden ook in Nederland Hindostaanse radiostations opgericht. Het format verschilt niet veel van dat van de Hindostaanse radio in Suriname. Maar strikte wet- en regelgeving zorgt ervoor dat de gevoerde taal steeds meer Nederlands wordt. Sommige Nederlands-Hindostaanse zenders beginnen eind jaren ’90 ook uit te zenden in Suriname, waardoor de twee overzeese Hindostaanse gemeenschappen met elkaar verbonden worden. Met de komst van het internet is de radio ook digitaal gegaan. Ook het aantal digitale radiozenders is toegenomen. Deze zijn ongeacht woonplaats overal te beluisteren. Daardoor is het “overzee” uitzenden niet meer alleen voorbehouden aan slechts enkele Hindostaanse radiostations.
Tegenwoordig worden Hindostaanse radiostations vooral door ouderen beluisterd. Tijdens culturele en religieuze feestdagen en andere feestelijke gelegenheden is het luisterpubliek wat breder. Onder de jongere generatie Hindostanen in Nederland is het luisteren naar de Hindostaanse radio aanzienlijk minder populair. Oorzaken hiervoor zijn onder andere: de veranderde leefstijl in Nederland, waardoor Hindostanen voor een groot deel van de dag buitenshuis zijn (bijvoorbeeld vanwege werk en school), de concurrentie met andere media (YouTube en Spotify), het achterblijven van radiostations in de tijd en hun focus op oudere muziek. Dat laatste punt wijst op een generatiekloof. Huidige (desi)muzikanten die wereldwijd populariteit genieten, worden in Nederland nauwelijks gedraaid op de Hindostaanse radio, maar bijvoorbeeld wel op een Nederlands radiostation als Funx. Deze artiesten zijn ook te beluisteren via sociale media kanalen en muziekstreamingsdiensten zoals Spotify.
Bollywoodfilms
De Hindi films worden ook wel Bollywoodfilms genoemd. Deze films maken sinds halverwege de jaren ‘50 van de vorige eeuw steeds meer deel uit van het leven van Hindostanen. Bollywoodfilms zijn commerciële films gemaakt en geproduceerd in India. De huidige films zijn het resultaat van een lang proces van politieke en maatschappelijke onderwerpen in de Indiase samenleving. Soms betreft het imitatie en aanpassing van Hollywoodfilms. In Bollywoodfilms zijn de muziek, playbackzang en dans onderdeel van het verhaal. De films hebben vaak een held/heldin en het kwaad (vaak in de gedaante van een slechterik) dat overwonnen moet worden. Kenmerkend is ook dat de films vaak een ‘happy end’ hebben.
In Suriname worden de films begin jaren ’50 nog incidenteel vertoond in enkele theaters in Paramaribo. Deze voorstellingen zijn zo een succes dat de filmvertoningen in aantal toenemen en op meerdere locaties plaatsvinden. In 1975 zijn er ongeveer tien bioscopen die voornamelijk Hindi films vertonen. Tijdens de schoolvakanties zijn er per dag zelfs drie voorstellingen. Voor Hindostanen zijn deze filmvertoningen een van de belangrijkste uitgaansmogelijkheden waar ze elkaar ontmoeten.
De films geven Surinaamse Hindostanen een inkijkje in hun ‘homeland’. Verschillende studies wijzen uit dat door de films culturele en religieuze gewoontes (wat meer voor hindoes geldt dan voor moslims) worden geïntensiveerd. Zo worden enkele tradities overgenomen, zoals het vieren van raksha bandhan en karva chauth, en worden bij huwelijk en overlijden filmliederen op de radio gedraaid om uitdrukking te geven aan vreugde en verdriet. Voor de generaties Hindostanen in de jaren ‘50 en ‘60 bieden de films ook inspiratie aan muzikanten en legitimatie aan jonge Hindostanen om in publieke ruimte te mogen dansen.
Eind jaren ‘60 komen de eerste groepen Hindostanen naar Nederland. In deze periode worden de films incidenteel vertoond in Den Haag. Nadat duidelijk wordt dat de belangstelling voor de films groeiende is, worden contacten gelegd met de Indiase gemeenschap in Engeland waardoor men sneller aan meer films kan komen. Vanaf 1973-1976 vindt bijna iedere zondag in bioscoop Roxy een filmvertoning plaats. Vanwege de sluiting van de bioscoop komt hier een eind aan. Toch worden daarna nog regelmatig films vertoond en vanwege de spreiding van (het in aantal toegenomen) Hindostanen in Nederland, nu ook in Rotterdam, Amsterdam, Utrecht en Groningen. De opkomst van de videorecorder in de jaren ’80 maakt een eind aan deze succesperiode, ook voor de filmvertoningen in Suriname. In Nederland stappen veel organisatoren van de filmvertoningen over naar de videotheek business. Met de komst van de videobanden worden de films in huis gehaald en worden de videotheken de ontmoetingsplekken.
Toch hebben de videotheken achteraf gezien maar kort bestaan. De opkomst van het internet in de jaren ’90, die de mogelijkheid biedt om films en muziek te downloaden, te kopiëren en te verspreiden, leidt ertoe dat de videotheken, en daarmee ook de plekken waar de sociale ontmoetingen plaatsvinden, langzaam verdwijnen. De behoefte om Bollywoodfilms in bioscopen te zien leeft weer op. Die is opgepakt door de bioscoopketen Pathé, die sinds begin 2000 deze films draait. In eerste instantie incidenteel, maar als blijkt dat er een groot publiek is (onder meer bestaande uit Hindostanen, Indiërs, Pakistanen, Turken, Marokkanen), worden de films opgenomen in de reguliere programmering.
De films hebben bij veel jonge mensen in Nederland de wens vergroot om te dansen op liedjes, vooral op verjaardagen, huwelijken en culturele festivals. Dit leidt tot de opkomst Bollywooddansscholen in de jaren ‘90. De dansscholen verbinden de kinderen en jongeren via hun dansinteresse met elkaar, maar verbinden ook hun ouders via de danslessen en optredens. De dansscholen kennen hun piek in de jaren ‘90 en ’00. Maar net zoals met de videotheken, blijkt het internet concurrerend. Om te leren dansen hoef je niet meer naar een dansschool. Met de komst van sociale media worden Bollywooddanstutorials aangeboden door verschillende dansers en dansgroepjes. Voor veel dansscholen die het al moeilijk hadden, wordt het moeilijker om financieel het hoofd boven water te houden. Vele stoppen noodgedwongen.
De films hebben ook bijgedragen aan de mode-ontwikkeling. Probeerden de Hindostanen in de jaren ’50 en ’60 simpelweg kapsels te imiteren, tegenwoordig zijn er hele outfits gebaseerd op de kleding in films. Op huwelijken zien de bruid en bruidegom eruit als de sterren op het doek. Op religieuze en culturele feestdagen kleedt men zich modieus naar de laatste Bollywoodtrends. Het maakt de bijeenkomsten glanzend en kleurrijk, en vooral kostbaar.
Etnische websites en sociale media
Begin 2000 ontstaat in het geheel van Nederlandse websites een aantal etnische websites. Dit zijn websites die ingebed en onderdeel zijn van de leefwereld van etnische groepen. De inhoud komt tegemoet aan de culturele behoeften van etnische groepen. Zo ontstaan begin 2000 ook enkele Hindostaanse websites die veelvuldig door Hindostaanse jongeren worden bezocht. Hier kunnen zij op het forum, dat vaak onderdeel is van de websites, met elkaar in gesprek gaan over verschillende onderwerpen zoals religie en tradities, en worden muziek, Bollywoodnieuws, Hindostaanse recepten enzovoort uitgewisseld. Wanneer er online een klik tussen bezoekers ontstaat, worden de gesprekken vaak ‘privé’ op msn voortgezet. De tijd van online dating is aangebroken. Deze manier van het leggen van contacten vervangt ten dele de bemiddeling door pandits en bevriende ouderen en kennissen.
Het internetgebruik is vooral kenmerkend voor de jongere generatie Hindostanen. Maar met de ontwikkeling van sociale media die vooral begin ’00 sterk toeneemt, zoals Facebook, is dit gebruik van online culturele uitwisseling, online ontmoeten en met elkaar daten toegankelijker geworden voor alle leeftijdsgroepen. Door de snelle technologische ontwikkelingen die zich op andere vlakken ondertussen voordoen, zoals mobiele telefoons en apps, breidt het culturele online leven zich gestaag uit. Ook steeds meer ouderen gebruiken digitale media voor culturele uitwisseling en online netwerken. Anders dan een etnische website, waar alle culturele informatie bij elkaar te vinden is (zoals in een lifestyle-magazine), is Facebook onderverdeeld naar bijvoorbeeld één pagina voor religie, herinneringen aan Suriname of Hindostaanse recepten en leveren facebookgebruikers (die zelf ook een eigen pagina hebben) zelf de content aan. Op deze manier worden individuele geïnteresseerden op zo een facebookpagina met elkaar verbonden. Andersom wordt Facebook gebruikt door organisaties of bedrijven om een eigen event, product of merk te adverteren. Zo gebruiken Hindostaanse radiozenders en andere Hindostaanse culturele en religieuze verenigingen sociale media om mensen te bereiken en aan zich te binden. Andere sociale media, zoals Instagram en TikTok werken op vergelijkbare manier. Wat op Tiktok anders is, is dat deze door individuen wordt gebruikt om een eigen community te creëren. Er worden filmpjes op geplaatst waarin wordt gezongen, gedanst en geacteerd. Bollywood- en Desicultuur vieren hoogtij op TikTok. Sociale media (inclusief whatsapp) blijkt ook een middel voor Hindostanen om verbondenheid met hun culturele achtergrond aan te halen en te bestendigen, onder meer vanwege de informatie die via dit medium verspreid kan worden, en om te netwerken en content te creëren en te delen.
Conclusie
De Hindostaanse radio, Bollywoodfilm en sociale media hebben bijgedragen aan de verbinding tussen Hindostanen, in de gemeenschap zelf (tussen individuen, tussen districten en tussen de gemeenschappen in Nederland en Suriname), maar ook binnen de diaspora met verwante culturen. Dit is van invloed geweest op de etnische en culturele identiteitsvorming die door de media op gang zijn gebracht en in stand worden gehouden. Media bieden een podium aan eigen artiesten, eigen muziek en eigen nieuws en hebben een hele muziekindustrie op gang gebracht. Behalve hun belang voor de muziekindustrie hebben Bollywoodfilms tradities en gewoontes nieuw leven ingeblazen en de manier waarop feestdagen gevierd worden, beïnvloed. Een dansopvoering op een huwelijk en de kleding vertonen opvallende gelijkenis met Bollywoodscenes.
Kortom, de verschillende media hebben bijgedragen aan het sociale en culturele leven van Hindostanen. Zij boden mogelijkheden om (digitale) ontmoetingen te hebben en om Hindostaanse netwerken en communities te vormen en deze cultureel in te vullen. Met de toegenomen variatie aan media, de toepassingen en mogelijkheden die nieuwe media aan gebruikers bieden, is het voor Hindostanen tevens mogelijk geworden om hun etnische en culturele identiteit op verschillende manieren te beleven. Daarbij moeten we de generatieverschillen die leiden tot verschillen in voorkeuren en behoeften, in acht nemen. Elke generatie heeft zo haar eigen voorkeuren voor specifieke media en dit leidt tot verschillend gebruik van dezelfde media. Anders gezegd, het gebruik van media is gefragmenteerd en daarmee raakt ook de Hindostaanse gemeenschap cultureel gedifferentieerd.
Voor mij persoonlijk begon het leven in Nederland, maar ik heb mij vaak afgevraagd hoe de Hindostaanse gemeenschap eruit zou hebben gezien als er geen Hindostaanse radio in Suriname was geweest of als de Hindi film in Suriname niet zou hebben gedraaid. Ik durf te stellen dat er geen bidái liedje ‘Babul ke duayen leti ja’ van zanger Mohammed Rafi zou zijn gezongen op Hindostaanse huwelijken. En de feesten zouden zeker een stuk saaier zijn zonder de bandjes, de Bollywooddansoptredens en de kleurrijke kleding van het bruidspaar en de gasten. Zonder de radio, Bollywoodfilm en nieuwe media, zouden we niet zijn wie we nu zijn.
* * * * *
Studiemiddag De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023
3 December 2023, Theater Zuidplein Rotterdam
In het kader van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en 50 jaar in Nederland zal worden gesproken over ontwikkelingen van de laatste 10 jaar binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het aantal in Nederland geboren Hindostanen – de tweede generatie – in toenemende mate het aantal in Suriname geboren Hindostanen (de eerste generatie) overstijgt. Als ook nog wordt gekeken naar de derde generatie, de in Nederland geboren kinderen uit in Nederland geboren ouders, dan kan rustig worden gesteld dat er sprake is van een demografische transitie binnen de Hindostaanse gemeenschap. Deze verandering heeft gevolgen op uiteenlopende terreinen. Denk aan: cultuurbehoud en -ontwikkeling; religie; ouderen; jongeren; genderverhoudingen en emancipatie; sociaal-maatschappelijke issues.
Met deelnemers uit de eerste, tweede en derde generatie zal gediscussieerd worden over de positie van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland nu de generaties geboren in Nederland de meerderheid vormen. Enkele vragen zijn: In hoeverre speelt afkomst nog een rol voor hun identiteit? Hoe gaan zij ermee om? Met welke specifieke problemen kampen zij? Hoe is de relatie tussen ouderen en jongeren?
Deelnemers ontvangen van tevoren meer informatie en stellingen op verschillende deelonderwerpen. Tijdens de studiemiddag zullen er geen lezingen worden gehouden, maar zal in huiskamersetting over verschillende thema’s worden gesproken.
De studiemiddag vindt plaats in Zaal Z van Theater Zuidplein van 13:00 – 18:00. Het aantal deelnemers is aan een strikt maximum gebonden. Belangstellenden kunnen vóór 1 november 2023 een e-mail sturen aan adhin-instituut@ziggo.nl met daarin vermeld: naam en de generatie waartoe u behoort. U krijgt voor medio november bericht over mogelijke deelname.
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Studiemiddag JAI 2023
De Hindostaanse gemeenschap in Nederland: Verleden en heden – Dr. Ruben Gowricharn
(Dit artikel is de tweede bijdrage t.b.v. een studiemiddag van het Jnan Adhin Instituut (JAI) op 3 december 2023 te Rotterdam. Eerder is een bijdrage van dr. Chan Choenni gepubliceerd en er volgt nog een bijdrage van dr. Jaswina Elahi. Zie meer informatie over de studiemiddag onder het artikel.)
In het kader van 150 jaar Hindostaanse immigratie hebben we veel gehoord over de geschiedenis en de vooruitgang van de Hindostanen. Hierbij worden vaak beweringen gedaan die relativering behoeven en die de vraag oproepen in hoeverre Hindostanen heden ten dage hun voorouders koesteren of hen vooral beschouwen als opstap naar materiële vooruitgang. Hieronder volgt een summiere uiteenzetting gevolgd door een drietal stellingen.
Historische achtergrond
De geschiedenis van Hindostanen is in grote lijnen bekend: we zijn afstammelingen van contractarbeiders die tussen 1873 en 1916 uit Brits-Indië naar Suriname zijn vervoerd om op de plantages te werken. Het gaat om 64 scheepstransporten over een periode van 43 jaar, dus bijna een halve eeuw. Het aantal aangevoerde arbeiders bedroeg ca 34.300, dus gemiddeld zo’n 800 per jaar. Over de hele periode bezien was de verhouding man-vrouw 100 op 40. Ongeveer een derde keerde terug, maar dat aantal bestond ook uit kinderen die in Suriname waren geboren of groot geworden.
Sommige auteurs stellen het leven op de plantages voor als een en al ellende. Enkele nuancerende opmerkingen zijn wel op hun plaats. Het werk op de suikerplantages was het zwaarst, maar er bestonden ook koffie-, cacao-, katoen-, tabak-, hout- en andere plantages. Omdat de geschiedschrijving zich vooral, zo niet uitsluitend, baseert op ervaringen op de suikerplantages (die het grootst waren in aantal), is het beeld van het plantageleven een beetje overdreven. Aan de andere kant wordt het leven op de plantages soms geromantiseerd. Volgens die vertelling werkten de arbeiders in het veld, kwamen naar hun barakken en gingen zich te buiten aan drank, muziek en dansen. De oorsprong en ontwikkeling van de baithak gáná zou volgens sommigen op deze manier hebben plaatsgevonden. Was het maar zo toegegaan. In die periode waren veel arbeiders zwak of ziek, veel lust en ruimte voor vrolijkheid en plezier was er niet. Het plantageleven was zo uitputtend dat maar weinig arbeiders een nieuw contract afsloten. Na hun contractperiode verlieten zij dan ook de plantages.
Zij konden dat ook doen omdat de koloniale overheid gronden ter beschikking stelde aan de arbeiders om zich als boer te vestigen. Die mogelijkheid was gebaseerd op een wet die in 1842 was aangenomen. Volgens die wet konden vrijverklaarde slaven een stuk grond krijgen in de omgeving van Paramaribo om er schapen, geiten en pluimvee op na te houden en groenten te verbouwen. Als zij dat naar tevredenheid van de overheid hadden gedaan, konden zij een premie van 100 tot 500 gulden krijgen. Op grond van deze regeling kregen de Brits-Indische arbeiders ook een stuk grond en 100 gulden als zij zich als boer vestigden. Dit beleid, om de voormalige contractarbeiders te bewegen zich in Suriname te vestigen, begon officieel in 1895, dus 22 jaar na de start van de immigratie.
Hindostanen roepen vaak dat ze blij zijn dat hun (over)grootouders – God-zij-dank – India hebben verlaten om zich in Suriname te vestigen. Ook dit is een misvatting. De arbeiders kwamen om te werken en met spaargeld terug te gaan. Zij bleven echter om diverse redenen in Suriname. India was een wrede maatschappij voor met name vrouwen en leden van lagere kasten. Weduwes, sommige ongetrouwde stellen, en anderen die op de vlucht waren hadden geen reden terug te gaan. Anderen vonden een partner buiten hun kaste of godsdienst en achten de kans gering om zich na terugkeer in de Indiase samenleving in te passen. En ook in Suriname geboren of groot geworden kinderen hadden geen of een zwakke binding en vormden een rem op de terugkeer. De redenen om zich in Suriname te vestigen waren dus uiteenlopend en er was zeker geen sprake van een keuze tussen India en Suriname, zoals soms wordt voorgesteld.
De boeren
De boeren vestigden zich op vestigingsplaatsen. Dat waren verlaten plantages die de overheid in stukken van 1 à 1,5 hectare ter beschikking stelde. Maar steeds meer boeren vestigden zich buiten deze vestigingsplaatsen waar ze grotere stukken grond konden krijgen. Niet dat ze daar wat aan hadden. De gronden waren overwoekerd en het kostte veel arbeid om die te bebouwen. Het was moeilijk om gezinnen te vormen (er waren onvoldoende vrouwen) en een joint familie was – behalve in Nickerie waar vrouwen uit Brits-Guyana werden gehaald – zelden mogelijk. De gezinsarbeid bleef dus beperkt. De boeren teelden – voor eigen gebruik en verkoop – groenten, rijst, mais, napi, cassave, bananen, bacoven, kokosnoten en fruit, en hielden er pluimvee, koeien, geiten en schapen op na. Ook de visvangst en jacht waren niet zonder betekenis.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog stagneerde de import van voedsel. Daardoor ontstond een grote vraag naar rijst en groeiden de Hindostaanse boeren uit tot de nationale rijstproducenten. Desondanks bleef de armoede hen teisteren. Rijst werd door diverse waarnemers zelfs een paupercultuur genoemd. De boeren zochten alternatieven in het opzetten van een winkel, werden karreman, barbier, kleermaker, goudsmid, vastgoedhandelaren of gingen in dienst bij iemand anders. Deze langzame maar toenemende uitwaaiering van beroepen werd kort voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog versneld. Toen nam de werkgelegenheid spectaculair toe door allerlei oorlogsactiviteiten, ontwikkelingsplannen en de uitbreiding van het overheidsapparaat. Veel boeren en boerenkinderen trokken naar de stad en zeiden vaarwel tegen de landbouw en tegen hun nog daar wonende ouders en andere verwanten.
Vanaf het begin van de immigratie leefden Hindostanen vreedzaam met elkaar. Opmerkelijk waren de relaties tussen hindoes en moslims, het wegvallen van het kastenstelsel en het ontstaan van een Sarnámi Hindostáni. De huwelijksrituelen binnen de hindoegemeenschap verschilden weinig van elkaar en dat gold ook voor allerlei andere culturele gebruiken. Maar verschillen waren er, al werden die niet hoog opgespeeld. Toen zij in groten getale naar de stad trokken, ontstonden nieuwe verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap. Die kwamen tot stand door het westers onderwijs en het contact met de stadscreoolse bevolking. Hindostanen werden stedelijke inwoners en spraken (ook thuis) steeds meer Nederlands en zelfs Sranantongo.
De moderne tijd
De oprichting in 1949 van een Hindostaanse politieke partij, de Verenigde Hindostaanse Partij (VHP), een fusie van verschillende kleine Hindostaanse partijen (vandaar ‘Verenigde’), was een bijzondere ontwikkeling die de moderne tijd markeerde. Deze partij verenigde lange tijd de Hindostaanse bevolking op het nationale niveau tot één etnische groep. Maar na de militaire coup bleek bij de verkiezingen in 1987 dat Hindostanen om verschillende redenen niet meer als één blok achter de VHP stonden. De band met de VHP werd vooral verzwakt door het nationalisme dat vooral tijdens de militaire periode was opgekomen. Het was daarom geen toeval dat de grootste leegloop richting de Nationale Democratische Partij, de partij van de militairen, plaatsvond.
Nog een belangrijke ontwikkeling in de geschiedenis van de Hindostanen was de massale emigratie naar Nederland. Hindostanen zijn door hun politieke leiders altijd bang gemaakt dat Creolen hen zullen onderdrukken als die aan de macht zouden komen. De toen bekende voorbeelden waren het buurland Guyana dat in de beginjaren zestig raciale botsingen heeft gekend, en Oeganda waar in de jaren zeventig Indiërs door de regering het land werden uitgezet. De voorstelling van zaken was dat (haast alle) Creolen stonden te springen om Hindostanen en andere groepen Suriname uit te schoppen. Dus was de onafhankelijkheid een goede reden om het land te verlaten. Dat is nog steeds een zeer gevoelige kwestie. Emigratie, vrijwillig of niet – waar ligt de grens overigens – is altijd een verlies: van familie, een land, een verleden en soms van herinneringen. Het leidt ook tot verdriet, gevoelens van verlaten of in de steek gelaten te zijn, van schuld en van wrok. Dat is vooral te merken als Hindostanen uit Nederland ‘op vakantie’ gaan naar Suriname. Het is wel zo dat deze gevoelens in de loop van de tijd afzwakken, maar de relaties ondervinden wel schade.
Hindostanen in Nederland onderhielden banden met verwanten in Suriname via geldovermakingen, het verzenden van postpakketten en familiebezoeken. Op die manier maakten zij ook ‘Nederlandse cultuur’ over. Voor de tweede generatie is dat een ander verhaal. Zij hebben de ervaring van migratie en verlies niet meegemaakt, al kunnen ze dat soms invoelen als ze emotioneel dicht bij hun ouders staan. Voor deze generatie is Suriname minder aantrekkelijk, deels omdat Suriname als (vakantie)land weinig interessant is, maar vooral omdat het alternatief India aan het worden is. De identificatie met India is makkelijker vanwege Bollywood, de grote variatie aan cultuur (geschiedenis, yoga, ayurvedische praktijken, filosofie, muziek, zang, dans, mode e.d.) en ook door de ontwikkeling van dat land tot een economische en politieke wereldmacht.
Zodoende werd de bestaande culturele verhouding tussen gemeenschappen in India, Suriname en Nederland versterkt. India was van oudsher aanwezig, hoewel de Hindostaanse cultuur in de loop van anderhalve eeuw, ondanks de periodieke opleving van Indiaas chauvinisme in Suriname en de invloed van Bollywood, aardig wat wijzigingen had ondergaan. De Surinaamse Hindostaanse cultuur was vercreoliseerd of verwesterd, wat onder meer tot uiting kwam in het frequente gebruik van Sarnámi en Sranantongo, de kleding, het eten, de muziek, de omgangsvormen, de humor, de afnemende religiositeit en het toenemend aantal gemengde stellen. En in Nederland zijn de Hindostanen sterk aan het verhollandsen, op ongeveer dezelfde punten als de vercreoliseerde Hindostanen in Suriname.
Het zelfbeeld
‘Wij zijn vooruitgegaan’, hoor je veel Hindostanen zeggen. Deze overtuiging is gebaseerd op twee elementen. Het eerste is de blijvende vestiging van onze voorouders in Suriname. Waren zij teruggekeerd naar India, zo is het verhaal, dan zouden wij nu leven zoals de mensen op het platteland van Uttar Pradesh en Bihar. Deze redenering veronderstelt dat de arme sloebers van de plantages en de boeren zich in Suriname hebben opgewerkt. Maar niet die in India. Daar zou het leven hetzelfde zijn gebleven als honderdvijftig jaar geleden. Dit is echter geen houdbare veronderstelling. Zoals de plantagearbeiders en de boeren in Suriname, zijn ook plattelanders in India naar de steden getrokken, hebben ondernemingen opgezet, onderwijs gevolgd, zijn de politiek ingegaan of zijn op een andere manier vooruitgegaan. Op het Indiase platteland zien we een deel van de achterblijvers, niet degene die ‘vooruit’ zijn gegaan. Let wel: een deel van de achterblijvers. Want daar woonden ook welgestelde grootgrondbezitters die niet tot de achterblijvers gerekend kunnen worden, omdat ze niet van plan waren in het buitenland te gaan werken. Op het platteland in Uttar Pradesh, bijvoorbeeld, zijn tal van ondernemingen, scholen en dienstverlenende bedrijven gevestigd.
Het tweede element van het Hindostaanse vooruitgangsgeloof bestaat uit een vergelijking met Creolen, die vooral door Hindostanen van de oudere generatie wordt gemaakt. Het heet dat Creolen weinig ambitieus zijn, voor de makkelijke weg kiezen, liefst profiteren, niet (kunnen) sparen en al hun geld graag uitgeven aan plezierige activiteiten. Hindostanen daarentegen zouden harde werkers zijn, die zuinig omgaan met geld, flink sparen en nadenken over de toekomst. Als dit verschil tussen de twee groepen inderdaad heeft bestaan, dan is het in elk geval sterk afgenomen. Met name de jongere Hindostanen, zowel in Suriname als in Nederland, verschillen nauwelijks van het Creoolse beeld. Hindostanen showen graag met grote huizen, dure auto’s, vakanties en feesten, ook religieuze feesten. Hun behoefte om te ‘laten zien’ is vermoedelijk het allerhoogste van alle Surinaamse groepen.
Zijn de Hindostanen vooruitgegaan? Deze vraag noodzaakt tot een vergelijking tussen twee momenten in de geschiedenis of tussen twee groepen. Ik betwijfel of wij vooruit zijn gegaan vergeleken met de mensen in India, maar we zijn wel vooruitgegaan ten opzichte van de boeren en arbeiders. Een dergelijke historische vergelijking geldt echter voor bijna alle opeenvolgende generaties in de wereld, dus ook voor de Creolen. Zijn we dan vooruitgegaan ten opzichte van de Creolen? Sinds de militaire staatsgreep zijn Creolen (en ook tal van Hindostanen) op verschillende manieren rijk geworden. De politiek bood hen toegang tot de staatskas, vergunningen, gronden, maar er zijn ook Creolen die zijn gaan studeren en medisch specialist, apotheker, advocaat of hoogleraar zijn.
Hindostanen kloppen zichzelf niet alleen graag op de borst, maar zijn ook gauw tevreden met hun resultaten. De ambitie is beperkt tot het behalen van een diploma, zelden om bovengemiddeld te presteren. We hebben iets van een Januskop: we zijn sterk gericht op de gemeenschap en laten graag weten wat de familie of kinderen (materieel) hebben bereikt, dus hoe goed wij het als ouders hebben gedaan. Anderzijds zijn we erg individualistisch. We geven weinig om andere families of etnische groepen. In die zin hebben Nederlanders gelijk als ze zeggen dat Hindostanen een naar binnen gekeerde groep vormen. Daarnaast valt op dat we weinig in de richting van creatieve beroepen gaan. De enkele schilder, zanger, danser, sporter of filmmaker vormen onvoldoende massa om te zeggen dat we als gemeenschap onze potentie over een breed front ontwikkelen. Juist in deze segmenten van de samenleving zien we, in Suriname en Nederland, meer Creolen. Is dat soms geen vooruitgang? Vooruitgang gaat niet alleen om geld, ook om wat je als gemeenschap in huis hebt.
Stellingen
Op grond van voorgaande summiere uiteenzetting van ontwikkelingen in het verleden en heden kan het volgende worden gesteld.
- Hindostanen eren hun voorouders nauwelijks. Afgezien van het verhaal dat onze voorouders met de Lalla Rookh in Suriname zijn gearriveerd en enkele klaagliederen, zijn wij weinig begaan met de offers en het lijden van onze voorouders. Creolen doen dat veel meer, zij koesteren als het ware het lot van de slaven.
- Hindostanen kennen weinig solidariteit. Onderling is dit sociaal gebrek bijvoorbeeld te zien aan de haast afwezige hulp aan hulpbehoevende individuele gezinnen of aan het geringe aantal donateurs voor goede doelen. Ook in de betrekkingen naar andere groepen zijn wij weinig coöperatief: aan stakingen en demonstraties doen wij niet mee, maar profiteren graag van de maatschappelijke resultaten.
- De vooruitgang van Hindostanen is eenzijdig, middelmatig en is al decennialang blijven steken. Dat is te zien aan het ondernemerschap, het intellectuele niveau en de artistieke beroepen. Wij spiegelen ons graag aan India, met name Bollywood, maar wat betreft eigen creatie zijn we niet verder gekomen dan de baithak gáná en een bruisend uitgaansleven.
* * * * *
Studiemiddag De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023
3 December 2023, Theater Zuidplein Rotterdam
In het kader van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en 50 jaar in Nederland zal worden gesproken over ontwikkelingen van de laatste 10 jaar binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het aantal in Nederland geboren Hindostanen – de tweede generatie – in toenemende mate het aantal in Suriname geboren Hindostanen (de eerste generatie) overstijgt. Als ook nog wordt gekeken naar de derde generatie, de in Nederland geboren kinderen uit in Nederland geboren ouders, dan kan rustig worden gesteld dat er sprake is van een demografische transitie binnen de Hindostaanse gemeenschap. Deze verandering heeft gevolgen op uiteenlopende terreinen. Denk aan: cultuurbehoud en -ontwikkeling; religie; ouderen; jongeren; genderverhoudingen en emancipatie; sociaal-maatschappelijke issues.
Met deelnemers uit de eerste, tweede en derde generatie zal gediscussieerd worden over de positie van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland nu de generaties geboren in Nederland de meerderheid vormen. Enkele vragen zijn: In hoeverre speelt afkomst nog een rol voor hun identiteit? Hoe gaan zij ermee om? Met welke specifieke problemen kampen zij? Hoe is de relatie tussen ouderen en jongeren?
Deelnemers ontvangen van tevoren meer informatie en stellingen op verschillende deelonderwerpen. Tijdens de studiemiddag zullen er geen lezingen worden gehouden, maar zal in huiskamersetting over verschillende thema’s worden gesproken.
De studiemiddag vindt plaats in Zaal Z van Theater Zuidplein van 13:00 – 18:00. Het aantal deelnemers is aan een strikt maximum gebonden. Belangstellenden kunnen vóór 1 november 2023 een e-mail sturen aan adhin-instituut@ziggo.nl met daarin vermeld: naam en de generatie waartoe u behoort. U krijgt voor medio november bericht over mogelijke deelname.
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Studiemiddag JAI 2023
De Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023: een beschouwing – Dr. Chan Choenni
(Dit artikel is de eerste bijdrage t.b.v. een studiemiddag van het Jnan Adhin Instituut (JAI) op 3 december 2023 te Rotterdam. Binnenkort volgen bijdragen van dr. Ruben Gowricharn en dr. Jaswina Elahi. Zie meer informatie over de studiemiddag onder het artikel.)
De Hindostaanse gemeenschap heeft binnen een tijdsbestek van 150 jaar twee grote migraties ondergaan. Na de massale emigratie tussen 1974-1975 voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname bleef de Hindostaanse emigratie -zij het in lagere aantallen- aanhouden. Er formeerde zich gaandeweg een Hindostaanse gemeenschap in Nederland. Langzamerhand werd de Hindostaanse groep in 2008 met een aandeel van 45% de grootste Surinaamse groep in Nederland. Ondanks toenemende vemenging met witte Nederlanders bleef de Hindostaanse groep grotendeels herkenbaar als een bijzondere bevolkingsgroep. De Surinaamse i.c. Hindostaanse groep nam toe in Nederland ook als gevolg van een aanhoudende bescheiden emigratie uit Suriname.
Aantallen
Het aantal Surinamers in Nederland bedroeg per 1 januari 2023 volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) 363.142 personen. Het CBS rekent alleen de in Suriname geborenen (de zogeheten eerste generatie) en de in Nederland geborenen uit minstens één Surinaamse ouder (de zogenoemde tweede generatie) tot de Surinaamse bevolking in Nederland. Volgens deze beperkte definitie bedroeg per 1 januari 2023 het aantal Hindostanen 163.413 (45% van de 363.142) personen. Wij rekenen echter, in tegenstelling tot het CBS, ook de derde generatie tot de Surinaamse i.c. Hindostaanse groep. Dat zijn de kleinkinderen van de eerste generatie. De derde generatie neemt de laatste jaren in aantal toe, maar wordt, zoals gezegd, niet tot de Surinaamse groep gerekend, maar tot (autochtone) Nederlanders. Dit betekent dus dat deze groep in de statistieken uit beeld verdwijnt als zijnde Surinamers.
In landen als de Verenigde Staten kan men zelf aangeven tot welke etnische groep men behoort, waardoor een betrouwbaarder beeld ontstaat van de etnische samenstelling van de bevolking. Er zijn naar schatting in 2023 ongeveer 50.000 Surinamers behorende tot de derde generatie. De derde generatie Hindostanen bedroeg naar schatting 22.500 (45% van 50.000). Als wij de uitgebreide definitie hanteren dan bedroeg per 1 januari 2023 het totaal aantal Hindostanen in Nederland naar schatting ruim 185.000 personen en volgens de beperkte definitie ruim 163.000 personen. Hieronder volgt een schetsmatig beeld van de stand van zaken met betrekking tot de Hindostaanse gemeenschap anno 2023.
Demografische transitie
Een van de meest in het oog springende ontwikkelingen binnen de Hindostaanse gemeenschap van de afgelopen jaren is de zogenaamde demografische transitie. Daarmee wordt bedoeld dat het aandeel van de eerste generatie in de Hindostaanse bevolking versneld is afgenomen, terwijl het aandeel van de tweede generatie is toegenomen. Als we de derde generatie Surinamers betrekken dan is de trend met betrekking tot deze transitie nog sterker. In 2022 vormde de tweede generatie al de meerderheid van de Surinaamse bevolking in Nederland, zoals uit onderstaande tabel blijkt.
Wij zien dat de eerste generatie in 2012 nog aanzienlijk groter was dan de tweede generatie Surinamers: 53% versus 47%. Tien jaar later, namelijk in 2012 is het beeld gekanteld: de tweede generatie is de eerste generatie in aantal voorbij gestreefd; de verhouding was 51% versus 49%. Omdat Hindostanen met 45% aandeel bijna de helft van de Surinaamse populatie in Nederland uitmaken, geldt deze demografische transitie onder Surinamers bijgevolg ook voor de Hindostaanse groep.
Deze demografische transitie heeft zich voortgezet in 2023. De eerste generatie omvatte 177.890 personen en de tweede generatie 185.252. De transitie zal zich de komende jaren sterker manifesteren, omdat de vergrijzing onder de eerste generatie zal toenemen en deze generatie langzamerhand zal uitsterven. De grote groep die in de jaren 70 op jongvalwassen leeftijd emigreerde, gaat immers een steeds groter deel van de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder uitmaken. Deze toenemende vergrijzing van de eerste generatie blijkt uit de onderstaande tabel.
Wij zien dat de tweede generatie nog relatief weinig ouderen telt. In 2012 behoorde bijna één op de acht personen van de eerste generatie tot de ouderen. Tien jaar later (in 2022) was daarentegen al een kwart van de eerste generatie 65 jaar en ouder. Er zijn voorts ook meer vrouwen dan mannen onder de ouderen. In 2022 waren van de ruim 45.500 ouderen (van 65 jaar en ouder) er bijna 20.000 mannen (44%) en ruim 25.000 vrouwen (56%). Surinaamse i.c. Hindostaanse mannen overlijden gemiddeld eerder dan vrouwen. Bijgevolg zijn er dan ook minder mannen die tot de ouderen behoren dan vrouwen. Gesignaleerd wordt dat relatief veel Hindostaanse mannen overlijden tussen 65 en 70 jaar aan hart– en vaatziekten.
Gevolgen
De oververtegenwoordiging van de tweede generatie in de jongere en vooral in de jongvolwassen groep heeft gevolgen voor de sociale cohesie binnen de Hindostaanse gemeenschap. Helaas zijn de laatste tien jaar nauwelijks empirische onderzoeken hiernaar verricht en in breder verband naar de integratie van Hindostanen in Nederland. Er zijn wel enkele gegevens over de maatschappelijke positie van Surinamers in Nederland, maar over culturele ontwikkelingen zijn weinig gegevens beschikbaar. Daarom geven wij tentatief slechts een schets van deze ontwikkelingen. Er zijn gemiddeld beschouwd enkele belangrijke verschillen tussen de eerste en tweede generatie. Zo is/was de eerste generatie Hindostanen sterker op Suriname gericht en op de eigen Hindostaanse gemeenschap dan de tweede generatie. Onder de tweede generatie Hindostanen is in sterkere mate sprake van individualisering en identificatie met de witte Nederlandse samenleving.
Als gevolg zijn van de demografische transitie zijn enkele trends binnen de Hindostaanse gemeenschap in Nederland te signaleren. Bepaalde ontwikkelingen, zoals de versobering en afbouw van subsidies en de voortgaande digitalisering van de samenleving, zijn eveneens van invloed op deze trends die hieronder tentatief kort worden geduid.
- Sociale cohesie en gemeenschapszin
Er is sprake van vermindering van sociale cohesie binnen de Hindostaanse groep. Het aantal fysieke bijeenkomsten en ook het bezoek aan dergelijke bijeenkomsten is verminderd. Ook is er minder vrijwilligerswerk. Door digitalisering en vergrote toegankelijkheid van informatie via internet en andere digitale media is enerzijds de belangstelling breder en anderzijds ook gerichter; bijvoorbeeld veel informatie over India wordt wel gedeeld. In het bijzonder onder de tweede generatie Hindostanen is er weinig gemeenschapszin. De Hindostaanse identiteit lijkt te verwateren onder de tweede generatie Hindostanen.
- Religie en religiebeleving
Er zijn, vergeleken met vroeger, betere en meer religieuze voorzieningen, zoals goed geoutilleerde mandirs en mahjids (tempels en moskeeën). Deze voorzieningen worden in veel mindere mate bezocht door de tweede generatie dan de eerste generatie Hindostanen. Bij moslims lijkt de tweede generatie wel vaker dan bij hindoes deze voorzieningen te bezoeken. Anderzijds wordt de religie veel meer individueel beleefd en is spiritualiteit belangrijker geworden dan het bijwonen van allerlei rituelen. Ook dit leidt tot vermindering van de gemeenschapszin, ontmoeting en identificatie met de Hindostaanse gemeenschap. De identificatie met de religiebeleving in de bronlanden, zoals India en de umma (de Islamitische wereldgemeenschap) wordt sterker.
- Relaties tussen ouderen en jongeren en tussen generaties
Een van de belangrijke veranderingen binnen de Hindostaanse gemeenschap is de gezinsverdunning. Het aantal kinderen binnen Hindostaanse gezinnen nam drastisch af. Ook zijn er gescheiden echtparen, ongetrouwde samenwonenden en alleenstaanden. Kortom: er is een diversiteit in samenlevingsvormen ontstaan. De communicatie tussen ouderen en jongeren is verzakelijkt en mede als gevolg van de mobiele telefonie zijn fysieke ontmoetingen beperkt. Veel ouderen klagen over te weinig aandacht die zij ontvangen van hun kinderen en familie. Een deel is eenzaam en hulpbehoevend. Echter moet wel worden bedacht dat de huidige en toekomstige Hindostaanse ouderen veel meer dan vroeger de eigen boontjes (zullen) kunnen doppen. Zij zijn bijvoorbeeld goed geïntegreerd in de Nederlandse samenleving en beheersen de Nederlandse taal goed. Voor zover er problemen zullen zijn, zullen deze veeleer algemene problemen zijn gelieerd aan verouderingsprocessen dan specifieke problemen verband houdend met de Hindostaanse achtergrond. Wel is er sprake van enige vervreemding tussen generaties, omdat de culturele leefwereld verschilt. De tweede generatie kent Suriname niet en de grote meerderheid heeft Suriname niet bezocht en is niet geïnteresseerd in het herkomstland van hun ouders. Het Sarnámi wordt ook slecht beheerst door de tweede generatie.
- Genderverhoudingen en emancipatie
Er lijkt thans over het algemeen sprake te zijn van gelijkwaardigheid in de genderverhoudingen binnen de Hindostaanse gemeenschap; in het bijzonder onder de tweede generatie. Bovendien is gemiddeld beschouwd het opleidingsniveau van Hindostaanse vrouwen hoger dan het opleidingsniveau onder Hindostaanse mannen onder de tweede generatie. De zogeheten emancipatie van Hindostaanse vrouw lijkt te zijn voltooid. Gedwongen huwelijken en non-acceptatie van een lager geschoolde mannelijke partner lijken ook een probleem uit het verleden te zijn.
- Sociale problemen
Er schijnen ook minder sociale problemen voor te komen die gelieerd zijn aan de Hindostaanse achtergrond. Er lijken minder zelfmoordneigingen voor te komen onder jonge Hindostaanse vrouwen. De Hindostaanse ouders behoren grotendeels tot de tweede generatie en zij stellen zich tolerant op ten opzichte van de keuze van hun kind(eren). Ook de prestatiedruk op kinderen schijnt minder te zijn geworden. Wel schijnt alcoholmisbruik onder Hindostaanse mannen en ook onder de tweede generatie een sociaal probleem te zijn. Onder Hindostanen blijven hart- en vaatziekten, vooral in relatie tot suikerziekte, niet alleen bij de eerste, maar ook bij de tweede generatie een specifiek Hindostaans probleem te zijn.
- Culturele ontwikkelingen
Een deel van de Hindostaanse cultuur is behouden en doorgegeven, zoals voeding, amusement (muziek, liederen), ontspanning (wijze van feesten) en religie. Radiozenders spelen daarbij een belangrijke rol en de relatie met Suriname en India. Het Sarnámi wordt minder gesproken, maar de oriëntatie op Bollywood en, in breder verband, India is gebleven. Het zal waarschijnlijk sterker worden door de toenemende prominentie van India op het wereldtoneel en toegankelijkheid door de toenemende mogelijkheden van de digitale media.
- Doorwerking van het koloniale verleden
Anders dan bij de Afro-Surinamers, waar sprake is van een sterke doorwerking van het slavernij verleden bij het huidige functioneren van de nazaten, lijkt bij Hindostanen de situatie anders te zijn. De doorwerking van het koloniale verleden i.c. de Hindostaanse contractarbeid lijkt minder negatieve gevolgen te hebben gehad voor de nakomelingen. De Hindostaanse voorouders hebben zich gericht op (economische) vooruitgang en hebben de pijn en onderdrukking die zij hebben ervaren verdrongen. Vaak is niet veel hierover verteld; ook om de toekomstige generaties niet te belasten met het verleden. Integendeel: er werd en wordt vooral nadruk gelegd op de successen en er is weinig compassie voor degenen die het niet gered hebben. De laatste jaren wordt steeds meer stilgestaan bij negatieve kanten van de contractarbeid die leidden tot verzet en opstanden, en zijn er standbeelden opgericht. Onder de tweede generatie Hindostanen lijkt er geen bijzondere belangstelling te zijn voor hun verleden en de koloniale geschiedenis. Over het algemeen presteren zij goed en zijn gericht op de toekomst.
* * * * *
Studiemiddag De Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland anno 2023
3 December 2023, Theater Zuidplein Rotterdam
In het kader van 150 jaar Hindostaanse immigratie in Suriname en 50 jaar in Nederland zal worden gesproken over ontwikkelingen van de laatste 10 jaar binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland.
Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat het aantal in Nederland geboren Hindostanen – de tweede generatie – in toenemende mate het aantal in Suriname geboren Hindostanen (de eerste generatie) overstijgt. Als ook nog wordt gekeken naar de derde generatie, de in Nederland geboren kinderen uit in Nederland geboren ouders, dan kan rustig worden gesteld dat er sprake is van een demografische transitie binnen de Hindostaanse gemeenschap. Deze verandering heeft gevolgen op uiteenlopende terreinen. Denk aan: cultuurbehoud en -ontwikkeling; religie; ouderen; jongeren; genderverhoudingen en emancipatie; sociaal-maatschappelijke issues.
Met deelnemers uit de eerste, tweede en derde generatie zal gediscussieerd worden over de positie van de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap in Nederland nu de generaties geboren in Nederland de meerderheid vormen. Enkele vragen zijn: In hoeverre speelt afkomst nog een rol voor hun identiteit? Hoe gaan zij ermee om? Met welke specifieke problemen kampen zij? Hoe is de relatie tussen ouderen en jongeren?
Deelnemers ontvangen van tevoren meer informatie en stellingen op verschillende deelonderwerpen. Tijdens de studiemiddag zullen er geen lezingen worden gehouden, maar zal in huiskamersetting over verschillende thema’s worden gesproken.
De studiemiddag vindt plaats in Zaal Z van Theater Zuidplein van 13:00 – 18:00. Het aantal deelnemers is aan een strikt maximum gebonden. Belangstellenden kunnen vóór 1 november 2023 een e-mail sturen aan adhin-instituut@ziggo.nl met daarin vermeld: naam en de generatie waartoe u behoort. U krijgt voor medio november bericht over mogelijke deelname.
- Published in BIBLIOTHEEK, JAI, Studiemiddag JAI 2023
Dr. Jnan Hansdev Adhin: erudiet en zeer productief – Prof. Chan E.S. Choenni
Dr. mr. drs. Jan Adhin. Zo stond wijlen dr. Jnan Hansdev Adhin bekend in Suriname. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd hij beschouwd als een van de geleerdste, zo niet de meest geleerde persoon van Suriname. Op 24 januari 2021 zou Jnan Adhin 94 jaar zijn geworden. Hij overleed echter op 16 januari 2002 op 74-jarige leeftijd in Leiden. Wie was deze markante persoon en wat zijn de verdiensten geweest voor Suriname en de Surinaamse politiek, en in het bijzonder voor de Hindostaanse cultuur en het hindoeïsme? Ik zal een beeld schetsen van deze veelzijdige en zeer productieve Hindostaanse Surinamer, waarbij ik mij voor dit artikel zal beperken tot enkele belangrijke aspecten en thema’s. Degenen die meer willen weten over Jnan Adhin verwijs ik naar de master thesis van D. Albertzoon (2015), getiteld Dr. Mr. Drs. Drs. Jnan Hansdev Adhin, B.A. (Hon) L.L.D., Ph.D. – De Surinaamse Maha-acharya, Paramaribo: Adek. Voorts hebben prof. M. Van Kempen en mr. Carlo Jadnanansing artikelen gepubliceerd over hem onder meer op de blog Caribisch uitzicht. Ook zijn enkele boeken met een verzameling van zijn artikelen uitgegeven. Men kan zelf de vele artikelen lezen en bijvoorbeeld het bekende boek Dharm Karm – Inleidende Ethische Beschouwingen om inzicht te verwerven in zijn gedachtegoed. Ik heb gebruikgemaakt van deze bronnen voor dit artikel ter herinnering aan deze grote zoon van Suriname.
Jnan Hansdev Adhin werd geboren op 24 januari 1927 te Ornamibo in een welvarend landbouwersgezin. Ornamibo was een voormalige plantage 15 kilometer ten zuiden van Paramaribo in het toenmalige district Boven-Para, later district Suriname en nu district Wanica. Zijn vader Ram Adhin was geboren rond 1876 in India nabij Allahabad en kwam op 14-jarige leeftijd als contractarbeider naar Guyana. Van Guyana migreerde hij in 1895 na zijn contractperiode als een zogeheten vrije emigrant naar Suriname. In 1895 ging in Suriname de regeling in dat men gratis land kon krijgen als men bereid was het land (de zogeheten wilde gronden) te bewerken. Er hebben zich tussen 1873-1920 dan ook liefst 3.000 Hindostanen uit het Caribisch gebied gevestigd in Suriname. Zij zijn gaandeweg opgegaan in de Hindostaanse bevolking van Suriname. Ram Adhin was een van hen en werd naast landbouwer ook zakenman. De moeder van Jnan Adhin was Daulatia Oedjaghir (1892-1978). Zij was in 1893 als peuter van nog geen 2 jaar uit de streek Shahabad gelegen in de staat Bihar gemigreerd met haar moeder, die contractarbeidster werd. Uit het gebied Shahabad met de hoofdplaats Arrah zijn velen als contractarbeiders gemigreerd naar de koloniën. Ram Adhin en Daulatia kregen samen 9 kinderen. Jnan Adhin was het zevende kind uit het huwelijk. Hij stond oorspronkelijk ingeschreven als Jan Hansdew, maar liet later de spelling van zijn voornamen wijzigen in Jnan Hansdev. De broers hebben zich via onderwijs verder kunnen ontwikkelen maar de drie zusters in veel mindere mate. In de jaren dertig en veertig was het ook niet gebruikelijk dat Hindostaanse vrouwen hogere opleidingen volgden. Adhin was 16 jaar toen zijn vader overleed in 1943. Zijn moeder bereikte de hoge leeftijd van 86 jaar.
Welgesteld milieu
Jnan Adhin kan dus worden beschouwd als een tweede generatie Hindostaan in Suriname, omdat zijn beide ouders afkomstig waren uit India. Het is belangrijk om te vermelden dat de ouders van Jnan Adhin toen reeds bekend stonden als welgestelde personen die naast een groot landbouwareaal op Ornamibo ook een eigen huis in het centrum van Paramaribo hadden. Dit huis was gelegen aan de Watermolenstraat dichtbij bij de toenmalige haven (‘platte brug/plata broki’) van Paramaribo. De oudste broer woonde daar permanent en Jnan Adhin verbleef regelmatig daar. In deze buurt woonden in de jaren dertig en veertig veel vooraanstaande Hindostanen en er waren Hindostaanse winkels gevestigd. Jnan Adhin onderging dus vrij vroeg de invloed van Paramaribo en ontwikkelde zich dan ook breed. De oud-international voetballer Paul Ameerali die in deze tijd in de buurt van de Watermolenstraat opgroeide, zag Jnan Adhin vaak. Hij had echter geen contact met Jnan Adhin, omdat ‘hij constant bezig was met boeken lezen in het huis.’ In tegenstelling tot de meeste andere Hindostanen van zijn generatie hoefde Jnan Adhin tijdens jonge jaren dus niet te werken op het land, maar kon zich volledig wijden aan zijn intellectuele ontwikkeling.
Esha Nandelall
Jnan Adhin trouwde in 1948 met Etwaria Debi Nandelall. Zij liet haar voornamen naderhand officieel wijzigen in Esha Damayanti, maar bleef in de familie bekend als Ilse, zoals ze van kinds af werd genoemd. Zij was geboren in Paramaribo, waar haar vader een restaurant had. Omdat haar vader op vrij jonge leeftijd stierf, verliet zij voortijdig de school om te gaan werken. Ze werkte in de jaren veertig bij de winkel Nassief (een bekende manfacturenzaak aan de Maagdenstraat) toen zij Jnan leerde kennen. Ze was voor die tijd een modern stadsmeisje dat geen orhni (doorzichtige witte hoofddoek) droeg, zoals destijds doorgaans door Hindostaanse vrouwen werd gedragen. Er was geen sprake van een gearrangeerd huwelijk; beiden behoorden ook nog tot verschillande hindoestromingen. Esha was afkomstig uit een Arya Samaj (progressieve stroming) milieu, terwijl Jnan behoorde tot de Sanatan Dharm (behoudende stroming). Dit verschil in hindoestromingen leidde toen vaak tot onderlinge ruzies en conflicten en zelfs afwijzingen van huwelijksaanzoeken en partnerrelaties. Esha en Jnan kregen zes kinderen: vier dochters en twee zonen. Het kan als opmerkelijk worden beschouwd dat Jnan Adhin in die tijd als hindoe zich niet liet bekeren tot het christendom om hoger onderwijs te volgen, en ook koos voor een Hindostaanse partner. Veel hogergeschoolde Hindostanen kozen toentertijd voor een niet-Hindostaanse partner; ook omdat het aantal hogergeschoolde Hindostaanse vrouwen in die tijd nog vrij gering was. Bovendien was de status van christelijke Hindostaanse partner toen ook hoger.
Hoogbegaafd en zeer ijverig
Jnan Adhin was hoogbegaafd en dat was al op zeer jonge leeftijd merkbaar. Op de lagere school kon hij zo goed mee, dat hij de eerste klas mocht overslaan. Op zijn zestiende was hij al hulponderwijzer en op zijn twintigste reeds hoofd van een lagere school. Op 20-jarige leeftijd behaalde hij als één van de jongsten uit die tijd de hoofd(onderwijzers)akte in 1947. Hij was dus op jonge leeftijd hoofdonderwijzer en dat was destijds een zeer gerespecteerd beroep. In die tijd was het ook gebruikelijk om allerlei zogeheten aktes te behalen om promotie te maken. Zo behaalde hij de LO-aktes Engels, Tekenen, Wiskunde en Nederlands. Als hoofdonderwijzer was hij in verschillende delen van Suriname werkzaam: Leiding, Moengo (tweemaal met een tussenperiode) en Nickerie.
Als een van de eerste Surinamers vertrok hij in 1952 met een studiebeurs naar India, waar hij als bachelor of arts afstudeerde in filosofie (1) en vergelijkende taalwetenschappen (2) aan de Punjab University. Jnan Adhin paarde zijn hoge intelligentie aan een zeer grote ijver en werklust. Hij vertrok naar Nederland voor verdere studie met zijn gezin. Van 1958-1961 studeerde hij in sneltreinvaart aan de universiteiten van Amsterdam en Utrecht en werd driemaal doctorandus in de Niet-Westerse Sociale Wetenschappen (3), Wijsbegeerte & Pedagogiek (4) en Culturele Antropologie (5) en meester in de rechten (6). Daarnaast promoveerde hij cum laude in Groningen in de economische wetenschappen (7) op het proefschrift Development Planning in Surinam in historical perspective. Daarom werd gezegd dat hij zeven (academische) titels had. Als stelling in zijn proefschrift poneerde hij onder meer dat het in Suriname gesproken Hindostaans (Sarnami-Hindi) op dezelfde gronden een Surinaamse taal is als het Sranan (tongo).
Verspreider van kennis
Jnan Adhin heeft niet alleen veel kennis verworven over verschillende vakgebieden, maar heeft op verschillende terreinen een rol gespeeld als kennisverspreider. Hij heeft veel kennis gebundeld en via colleges, artikelen, boeken en lezingen verspreid binnen de Surinaamse gemeenschap. Dat is overigens slechts een van zijn vele verdiensten geweest. Naast zijn wetenschappelijke kennis, stond hij ook bekend als een groot kenner van het hindoeïsme.
Zijn vader werd Mahájan (gerespecteerde zakenman) genoemd en organiseerde op plantage Ornamibo (in het Sarnámi bekend als Nainibog) zogeheten Satnáráyan kathá’s. Dat waren devotiebijeenkomsten waar honderden mensen aan deelnamen. Aan het eind van deze voorlezingen (kathá’s) werden toneelstukken met een religieuze strekking opgevoerd. Jnan Adhin kreeg dan ook het Indiase i.c. hindoecultuurgoed als het ware met de paplepel ingegoten. Door zelfstudie ontwikkelde hij zich tot een kenner van het complexe en veelvormige hindoeïsme. In zijn boek Dharm Karm heeft hij zijn belangrijkste inzichten samengevat voor een breed publiek. Ik heb bijvoorbeeld geput uit zijn studie voor mijn boek over de Vedische Dharma gepubliceerd in 2018.
Jnan Adhin liet zich ook leiden door de levenswijsheden uit de zogeheten heilige boeken van het hindoeïsme. Zo was de spreuk uit de Rig-Veda: Ekam sat-vipra bahudha vadanti – Het Werkelijke is Eén, de wijzen noemen Het met verschillende namen – een belangrijk beginsel voor hem. Hij was daarom voorstander van diversiteit en tolerantie. Religieuze verdraagzaamheid en niet denken in sektarische hokjes waren belangrijke principes voor hem. Hij verfoeide dan ook het onderdrukkende kastensysteem binnen het orthodoxe hindoeïsme en was ook voor gelijkwaardigheid van man en vrouw. Zich baserend op het Vedantische gedachtegoed was Adhin niet dogmatisch; hij hechtte niet zozeer aan geloof en rituelen, maar aan het gedrag. ‘Niet geloof en dogma’s zijn belangrijk, maar gedrag en levenswijze’. Hij stimuleerde andere zoveel mogelijk kennis te vergaren.
Veda betekent weten en anta betekent einde. Men moet streven naar ‘het einde van het weten’. Dat heeft hij zelf zoveel mogelijk gedaan. Dat hij zijn naam van Jan naar Jnan liet herschrijven had te maken met het gedachtegoed dat hij propageerde. Jnan betekent in het Sanskriet kennis/wijsheid. Zijn Vedantische visie kreeg enige aanhang en de bekende notaris, mr. Carlo Jadnanansing, is een van zijn leerlingen. Hij heeft met anderen de Vedanta prijs ingesteld in Suriname die wordt uitgereikt door het Jnan Adhin fonds.
Eenheid in verscheidenheid
Jnan Adhin heeft zich ingezet voor het toepassen van de aloude (tijdloze en universele) Vedische inzichten in de praktijk. Zo introduceerde hij het beginsel uit de Rig-Veda ‘Eenheid in verscheidenheid, doch geen uniformiteit’ (Anektá men Ektá, na Ekveshtá) als grondslag voor de multiculturele Surinaamse samenleving. Hij vond de culturele rijkdom van de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname belangrijk en wees culturele assimilatie af. In zijn bekroonde opstel bij het tienjarig bestaan van het Cultureel Centrum Suriname (CCS) in 1957 ontvouwde Adhin zijn visie op multiculturalisme. Hij zag geen heil in de ‘uniformiteit van godsdienst en cultuur’ maar pleitte voor het behoud van culturele verscheidenheid.
‘Laat elke groep haar taal behouden en tot ontwikkeling brengen, waarbij als eenheidstaal het Nederlands fungeert… Het is nu dan ook hoog tijd, dat de groepen elkaar leren begrijpen en waarderen, opdat een synthese in denken en leven kan worden bereikt en alle groepen worden samengesmeed tot één composiet Surinaams volk. Maar met deze cultuursynthese bedoelen wij niet een opdringen van één cultuur, waardoor de andere cultuuruitingen afsterven. Het door elke groep onverwijld accepteren van de westerse beschaving, met overboord gooien van haar eigen tradities en cultuur, kunnen wij niet als een oplossing beschouwen. Afgezien van de psychologische onmogelijkheid om zich geheel en al te ontdoen van een culturele achtergrond, die sinds eeuwen in het collectieve onbewuste aanwezig is, zal het doorvoeren van deze gedachte in de praktijk op grote weerstanden en moeilijkheden stuiten, daar geen enkele groep haar tradities zo maar wil prijsgeven’, aldus Jnan Adhin in 1957.
Eind jaren vijftig was er een stroming onder Creolen, onder wie ook een deel van de Afro-Surinamers die pleitte voor een vorm van nationalisme, waarbij de Hindostanen in culturele zin moesten assimileren. De opkomende groep Hindostanen en de zelfbewuste jonge generatie vond in dit standpunt voldoende basis om weerstand te bieden tegen dit assimilatiestreven. Later hebben voorlieden van de Afro-Surinaamse groep het standpunt over culturele verscheidenheid omarmd toen een herwaardering van de (onderdrukte) Afrikaanse en Afro- Surinaamse cultuur in Suriname plaatsvond. Wij zien dat thans -in de eenentwintigste eeuw- culturele verscheidenheid ook in Suriname als rijkdom wordt beschouwd. In dit verband was Jnan Adhin zijn tijd ver vooruit en is de volgende passage nog steeds actueel:
‘Laat geen enkele groep zich minderwaardig of meerderwaardig gevoelen, doch gelijkwaardig, hoewel anderswaardig. Laat elke groep op de haar karakteristieke wijze, in actieve coöperatie en harmonie met andere groepen, het hare bijdragen tot de culturele en sociale opbouw van Suriname. Laat er geen eenvormigheid en eentonigheid zijn, doch eenheid in verscheidenheid.’
Productieve bestuurder
Jnan Adhin werd vanwege zijn standpunt dat Hindostanen een volwaardige Surinaamse bevolkingsgroep vormden en dat de van oorsprong Indiase cultuurgoed door Surinaamse invloed evenzeer Surinaams cultuurgoed was geworden gaandeweg als het ware de ideoloog van de VHP. De VHP heette toen nog de Verenigde Hindostaanse Partij en werd later de Vooruitstrevende Hervormings Partij. Na terugkeer uit Nederland in Suriname (in 1961) werd hij politiek actief in de VHP. Dr. Jnan Adhin heeft ook op politiek-bestuurlijk gebied een belangrijke rol gespeeld. Hij was het intellectuele brein achter de VHP vanaf de jaren zestig en een steunpilaar van de politieke leider Jagernath Lachmon. Vaak leverde hij de ingrediënten van zijn toespraken en was de opsteller van moties en andere documenten van de VHP en voerde trouw en nauwgezet de opdrachten van Sabhapati (de Voorzitter!) Lachmon uit. Ook tijdens de onafhankelijkheidsbesprekingen met Nederland speelde hij een belangrijke rol. Hij stelde zich zeer dienstbaar op ten opzichte van Lachmon, die voor hem de onomstotelijke politiek leider van de Hindostanen was. Met enkele (korte) onderbrekingen was hij van 1963 tot 1980 namens de VHP lid van de Staten van Suriname (Parlement van Suriname). Hij was Minister van Justitie en Politie van 1964-1967 en 1969-1973. In 1971-1972 was hij daarnaast ook tijdelijk de minister van Onderwijs en Volksontwikkeling. Kort vóór zijn overlijden heeft Jnan Adhin de functie van waarnemend voorzitter van de VHP vervuld (na het overlijden van Lachmon in oktober 2001). Na 1980 was Adhin regeringsadviseur in algemene dienst.
Tenslotte vertelt zijn leeftijdgenoot de nu 93-jarige Andre Saheblall, die secretaris was op het Ministerie van Justitie en Politie toen Jnan Adhin dit ministerie leidde (1969-1973):
Meneer Adhin werkte hard. Hij kon in een avond een hele wettekst ontwerpen. Hij heeft ook gezorgd dat Hindostanen en Javanen werden benoemd bij de politie en ook in hogere functies, want toen was het een Creools gebeuren bij de Politie. Korpschef Spalburg heeft overigens goed meegewerkt. Ik werd later directeur op dit ministerie en Meneer Adhin was mijn grote voorbeeld. Veel oude of bestaande wetten werden aangepast aan de tijd of volledig vervangen door een moderne wet. Ook in debatten tijdens de behandeling van wetsontwerpen in het parlement, schitterde Meneer Adhin als een minister die zijn zaken goed kende en voor geen enkel debat uit de weg ging. Elk onderwerp werd zakelijk en objectief behandeld. In goed Nederlandse taal legde hij uit wat zijn beleid was. Hij was noch sarcastisch noch beledigend tegenover een parlementslid of collega minister. Hij benaderde een onderwerp niet alleen juridisch maar ook maar ook vanuit andere gezichtspunten.
Het zij gezegd dat Jnan Adhin geen politicus was in de zin van een charismatisch spreker, populistisch gedrag en machtspelletjes. Hij was meer een technocratisch bestuurder en gericht op invoering van effectieve maatregelen. Een belangrijk wapenfeit is dat Jnan Adhin de regeling op het verbod op praktisering van Winti (traditionele Afrikaanse godsverering) heeft ingetrokken. Dat was gebaseerd op zijn door de Veda’s geïnspireerde wijsheid: het Werkelijke is Eén! Iedereen mag dan ook elke god vereren die hij/zij wil.
Taalvirtuoos
Het is opmerkelijk dat hij naast deze bestuurlijke werkzaamheden toch tijd had om zich bezig te houden met taal en literatuur. Van oudsher hadden Hindostanen – ook academici- tot de jaren zeventig moeite met de Nederlandse taal en in het bijzonder de lastige grammatica. Zo niet dr. Jnan Adhin. Integendeel: hij was een taalvirtuoos. Hij had altijd een potlood bij de hand en corrigeerde regelmatig teksten in schriften en boeken op de juiste spelling en lidwoordgebruik. Hij was ook kort directeur van het Bureau Volkslectuur en het Taalbureau en onderwijsinspecteur. Hij maakte zijn literaire debuut met het korte verhaal ‘Weer bloeit de Bamboe’ in het tijdschrift Vikaash van maart 1947. Enkele toneelstukken schreef hij onder het pseudoniem Gyan Dev medio jaren zestig en publiceerde ook enkele verhalen onder de pseudoniem Sad Darshi in het tijdschrift Soela. Op het terrein van proza was Jnan Adhin echter geen uitblinker, zoals hij zelf ook al snel onderkende en ermee stopte. Dit indiceert dat ook de briljante dr. Jnan Adhin niet op alle terreinen kon excelleren. Zijn artikelen voor dagbladen en voor Dharm-Prakásh, het tijdschrift dat hij vier jaar lang zowat helemaal alleen volschreef volgens Michiel Van Kempen -dè kenner van de Surinaamse literatuur- waren toegankelijk geschreven. Andere artikelen van Jnan Adhin waren weer -ook voor mij- niet gemakkelijk leesbaar en zelfs complex. Het door hem samengestelde Hindi woordenboek [Hindi-Nederlands] gepubliceerd in 1953 en later -in 1968- herdrukt was daarentegen weer zeer toegankelijk en werd veel gebruikt.
Docent en adviseur
Jnan Adhin was ook als docent verbonden en gecommitteerde bij eindexamens van de toenmalige kweekschool. De 80-jarige docent Albert Rahman, kleinzoon van de eerste Hindostaanse schrijver en intellectueel Munshi Rahman Khan (geboren in India) heeft dr. Jnan Adhin meegemaakt als gecommitteerde.
‘Meester Adhin stimuleerde je om verder te studeren, terwijl anderen alleen moeilijke vragen stelden. Hij stopte tijdens mijn jeugd vaak even bij mijn grootvader op plantage Dijkveld op weg van Paramaribo naar zijn huis op plantage Ornamibo. Hij reed toen op een bromfiets en zij spraken dan uren met elkaar. Hij had veel respect voor mijn grootvader.’
Bij oudere Surinamers hoor je heel vaak: ‘Oh ja, van meneer Adhin heb ik les gehad’. Dit is niet vreemd aangezien Jnan Adhin colleges gaf op verschillende hogere onderwijsinstellingen, waaronder Kweekschool, Hoofdakte, Pedagogisch Instituut, Kunstacademie, Juridische faculteit (eerst Rechtsschool) en Sociaal-Economische faculteit van de Universiteit van Suriname. Hij bleef tevens voortdurend actief op cultureel en maatschappelijk gebied. Hij was als bestuurslid en adviseur verbonden aan talloze organisaties. Het voert te ver om de talloze functies die hij bekleed heeft te noemen. Ik verwijs naar de organisaties. Ik noem hier slechts enkele als de Liga van Hindostani’s, Jagriti, Hindustani Nawyuwak Sabha (HNS), die vooral de emancipatie van Hindostanen hebben bevorderd. Jnan Adhin heeft zich dus breed ingezet voor de emancipatie van het Hindostaanse Surinamers. Door middel van colleges, lezingen, publicaties enzovoort heeft Adhin zich tot het laatst ingezet om zijn kennis over te dragen op anderen.
Multitasker pur sang
Dr. Jnan Adhin was niet alleen veelzijdig, maar een multitasker pur sang. Hij kon met verschillende denkprocessen en werkzaamheden tegelijk bezig zijn. Tegelijkertijd had hij volgens Michiel van Kempen een fantastisch vermogen om verschillende disciplines scherp van elkaar te scheiden.
Hij kon twee uur bezig zijn met een pedagogisch probleem en vervolgens de knop helemaal omzetten en een uur besteden aan het revalidatiecentrum waarvan hij beheersraadslid was, om dan weer een uur in de Veda’s te lezen en daarna in de versnelling van de strafvordering te schieten.
Van Kempen noemde hem dan ook een ‘duizendpoot’:
Ik heb het zelf in 1986 op het Sarnámi-congres in Krasnapolsky in Paramaribo meegemaakt hoe de aanbevelingen al kant-en-klaar geformuleerd waren, nog voordat de laatste spreker goed en wel zijn betoog had afgerond. Zelf kreeg ik bijna binnen 24 uur nadat sommige passages over de Hindostaanse culturen uit mijn eigen proefschrift op zijn bureau waren beland, al anderhalve meter faxpapier binnen met zijn commentaar. Als ik dan één strekkende meter verwijzingen naar zijn eigen publicaties eraf had geknipt, hield ik nog een halve meter zeer verstandige opmerkingen over.
Veel publicaties
Volgens de redacteur van het Surinaams Juristenblad, Carlo Jadnanansing, is Jnan Adhin één van de meest gerespecteerde redacteuren geweest van dit blad en van onschatbare waarde. Naast zijn functies als redacteur en later redactie-voorzitter van dit blad is hij met 45 gepubliceerde artikelen, de meest productieve auteur aller tijden van dit blad. Daarnaast heeft Adhin nog talrijke artikelen op verschillende gebieden geschreven die verzameld in zes bundels zijn: taalkunde en filosofie, religie en cultuur, opvoeding en onderwijs, staats-, administratief-, huwelijks- en kinderrecht, sociale economie en geschiedenis. Voorts zijn er nog vele publicaties van zijn hand.
Adhin Is lid (geweest) van diverse wetenschappelijke en professionele verenigingen en instellingen, z.a. World Peace Through Law Centre, International Law Association, Nederlandse Vereniging in van Opvoedkundigen, Surinaamse Vereniging van Opvoedkundigen, Surinaams Juristenvereniging, Surinaamse Vereniging van Sociologen, New York Academy of Science, Academia Brasilieira de Ciencas Humanas (Sao Paulo), Fredsbudet (Oslo), Surinaamse Historische Kring, etc. Redactielid en/of medewerker van diverse tijdschriften, zoals Vikaash (1946-1949), Prakash (1947-1949), Het Onderwijs (1946-1949), De Openbare School (1947-1950), Shanti Dut (1962-1967), Soela (1961-1964) Vox Guyanae (1953-1955), Nieuw West-Indische Gids (1959-1975), Surinaams Juristenblad (1968-1982), Dharm-Prakash (1975-1981), Bhasa (1984-1987), Kala, Surinaamse Encyclopedie (1977), S.W.I.-Forum (1990). Geïnteresseerden kunnen hierover zijn uitvoerige bibliografie raadplegen die is gepubliceerd op de site van Hindorama.com. Er bestaat ook een Bibliografie van Jnan H. Adhin die drie van zijn oud-studenten in 1995 samenstelden op zijn aanwijzing. Alles staat erin: van zijn typediploma’s tot zijn academische graden, en van zijn eenjarige lidmaatschap van zwemvereniging Bikini in Nieuw-Nickerie tot zijn functie als ‘Attorney General of the Supreme Court of Justice of Life’ in Ontario.
Driecirkelsmodel van Adhin
Dr. Jnan Adhin was geen empirisch onderzoeker en heeft dus nauwelijks nieuwe kennis gegenereerd. Hij paste de oude Vedische kennis toe op hedendaagse omstandigheden. Met de Vedantische eenheidsvisie als uitgangspunt heeft hij het zogeheten driecirkelsmodel, een inzichtelijk normatief model, ontworpen waarlangs harmonieuze integratie van een minderheidsgroep in de meerderheidssamenleving zou kunnen plaatsvinden met behoud van de eigen cultuur. Hij heeft dit model in 1986 tijdens een lezing in Nederland bij de organisatie Eekta (in Den Haag) gepresenteerd. Dit model gaat uit van de mate van gewenste aanpassing in drie gebieden (weergegeven door drie concentrische cirkels): het buitenste of perifere gebied, het overgangsgebied en het centrale gebied. In het eerste gebied waar de directe contacten met de meerderheidscultuur plaatshebben, moet zoveel mogelijk aanpassing plaatsvinden. Dat betekent respect voor de geldende rechtsorde. In het overgangsgebied, dat Adhin kenschetst als roti, kaprá aur makán (eten, kleding, huisvesting) kan makkelijk een combinatie van beide culturen worden nagestreefd. Met het centrale gebied waarin de kern van de cultuur besloten ligt (godsdienst, levensbeschouwing, morele normen en waarden) zou men heel bewust mee moeten omgaan. Dit gebied is niet geheel gesloten; er is wisselwerking met de omgeving mogelijk, maar veranderingen zouden goed moeten worden afgewogen omdat die veelal identiteitsbepalend zijn.
Voorbeeldfunctie
Dr. Jnan Adhin heeft ook een voorbeeldfunctie gehad voor velen. Hij was een rolmodel: niet alleen in intellectueel opzicht, maar ook in morele zin en ook wat betreft schrijfvaardigheid – ook voor mij trouwens. Eigenlijk zijn velen schatplichtig aan hem niet alleen in intellectueel, maar ook in moreel opzicht. Hij was voor velen ook een guru (leermeester). Hij was zachtmoedig en gematigd. Jnan Adhin was een kalme en beheerste persoonlijkheid. Toen de etnische polarisatie in Suriname op zijn hoogtepunt was, namelijk voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname liet hij zich niet verleiden tot radicalisme en polarisatie. Zo heeft hij met veel geduld moeite gedaan om de kleur oranje (van de VHP) in de nieuwe Surinaamse vlag op te laten nemen. Dat was tevergeefs, maar Adhin stelde -redelijk als hij was – ten langen leste dat in de centrale rode band van de Surinaamse vlag ‘ook vier delen helder oranje en zes donker rood waren opgenomen’ (Zie E. Dew, The difficult flowering of Surinam, 1978: 196).
Hij heeft dus niet gepolariseerd en bleef de redelijkheid zelve, terwijl bijvoorbeeld politici als Premier Henck Arron en vooral Eddy Bruma van de nationalistische partij PNR, maar ook Alwin Mungra (van de VHP) de gemoederen opzweepten. Ook toen in 1982 twee schoonzonen op gewelddadige wijze werden vermoord door de militaire heersers bleef dr. Jnan Adhin gematigd reageren. Of eigenlijk: hij gaf nauwelijks een reactie en zal met afschuw het afglijden van de morele waarden hebben gadegeslagen. Van Kempen stelde in dit verband over Jnan Adhin dat zijn rationaliteit en altijd relativerende, puur hindoeïstische levensrelativering bijna leek te grenzen aan stoïcisme. Door zich te onderwerpen aan de wetten van de kosmos kon hij kennelijk inwendige vrede vinden.
Jnan Adhin was ook niet statusgevoelig en liet zich niet omringen door pajongwaaiers en bodyguards. Hij bleef met zijn gezin ook toen hij minister was aan de Prinsenstraat wonen in de (volks)wijk Frimangron van Paramaribo, hoewel statusgevoelige Hindostanen meenden dat hij moest verhuizen naar een elitaire buurt.
Overigens heeft dr. Jnan Adhin zelf ook rolmodellen gehad. De Indiase getalenteerde filosoof, dichter, schrijver en componist Rabindranath Tagore was zijn ideaalbeeld. Er hing in zijn woning een portret van de wijsgeer Tagore met lang grijswit haar en baard. Adhin zei altijd dat als hij oud zou worden, hij ook zo eruit zou willen zien. Toen hij achter in de veertig was en grijs begon te worden, begon hij zijn haar te laten groeien. Dat zie je op een foto in het kader van besprekingen over de onafhankelijkheid van Suriname.
Het ‘vergrijzingsproces’ van zijn haren duurde echter wel erg lang. Hij heeft toen op aandringen van zijn vrouw zijn haren toch maar weer laten knippen. Een ander rolmodel was de tweede President van India dr. Sarvepalli Radhakrishnan (1962-1967). Deze filosoof en expert van het hindoeïsme was ook een staatsman en was ook professor geweest aan de Universiteit van Oxford.
Kritiekpunten
Naast alle lof voor dr. Jnan Adhin zijn er een paar kritiekpunten. Velen verweten hem dat hij overal pleitte voor het voeren originele Hindostaanse voornamen, terwijl hij tegelijkertijd zich Jan liet noemen en/of door anderen Jan werd genoemd. Zoals ik hierboven al aangaf, was Jnan Adhin na zijn geboorte ingeschreven met de voornaam Jan; ook zijn broers en zussen hadden Nederlandse voornamen. Zijn roepnaam bleef ook na de wijziging veelal Jan. Het was het in de eerste helft van de twintigste eeuw gebruikelijk dat de vroedvrouwen die veelal van Europese of Creoolse afkomst voor de Hindostaanse kinderen een Europese voornaam voorstelden die over het algemeen door de ouders werd overgenomen. Jnan Adhin wilde toen hij bewuster werd blijkbaar graag een Hindi naam die zo dicht mogelijk bij Jan bleef. Aangezien (het verwerven van) kennis voor hem een belangrijke drijfveer was, koos hij voor Gyan (kennis) met een variant van de Sanskriet schrijfwijze Jnan. Overigens heeft hij zijn eerste kind Vidya genoemd (kennis, wijsheid).
Een ander kritiekpunt is dat Jnan Adhin niet altijd en niet precies de bronnen vermeldde in zijn vele publicaties, namelijk van de boeken, artikelen en archiefstukken die hij had geraadpleegd, parafraseerde of citeerde. Dat had vooral te maken met de snelheid waarmee hij schreef en hij vaak zichzelf citeerde. Wat het laatste betreft: hij was een van de weinigen die zoveel schreef en deels waren er vaak geen andere bronnen. Maar Adhin kende niet alle bronnen met betrekking tot een bepaald onderwerp of had geen toegang daartoe. Bijvoorbeeld in een artikel over het afstand doen van (Afrikaanse) Goudkust ten behoeve van de toestemming om Hindostaanse contractarbeiders te mogen rekruteren in Suriname zijn er ook andere bronnen, die hij niet heeft geraadpleegd of niet heeft kunnen raadplegen.
Ook is ten onrechte bij sommigen vroeger het idee ontstaan dat het beginsel Eenheid in verscheidenheid door Jnan Adhin zelf zou zijn bedacht. Hij heeft echter altijd gepleit voor toepassing van de oude wijsheid van de Veda’s in de hedendaagse maatschappelijke context.
Tenslotte vinden voorstanders van de Sarnami taal dat Jnan Adhin te veel op het Hindi leunde en het Sarnami zou hebben gekwalificeerd als een Indiaas dialect. Ook had Adhin weinig tijd en aandacht voor anderen en was wellicht te veel op zichzelf gericht. Ik heb met mijn vader in juli 1972 hem toen hij minister van Justitie was bezocht in het kader van de verwerving van een studiebeurs. Wij hadden een gesprek van maximaal een half uur en Adhin was in mijn ogen tegelijkertijd bezig met andere kwesties. Achteraf begrijpelijk: want hij had zoveel aan zijn hoofd. Nobody is perfect en dit echter zijn kleine minpunten. Daartegenover staan zijn vele verdiensten en uitzonderlijke prestaties voor de Surinaamse samenleving. Al met al was dr. Adhin van professoraal kaliber.
Onvoldoende waardering
Natuurlijk is er in de kleine Surinaamse gemeenschap ook sprake van (intellectuele) jaloezie en na-ijver en dat is Adhin ook ten deel gevallen. Er wordt ook beweerd dat omdat hij niet tot hogere kasten van de hindoes behoorde, hij als intellectueel niet de juiste waardering in deze kringen heeft gekregen. Jnan Adhin had namelijk een moeizame relatie met de orthodoxe hindoepriesters (pandits) omdat hij de rituelen minder belangrijk vond dan het morele gedrag. Hij wilde graag anderen de weg wijzen, maar zij moesten zelf de verantwoordelijkheid voor hun keuzes dragen. Zijn boodschap was altijd: ‘Lees en denk vooral zelf na. Neem niet klakkeloos aan wat anderen zeggen.’ Hij vond dat men zelf op zoek moest gaan naar kennis en kennis moest worden verspreid, ook door de pandits.
Dr. Jnan Adhin heeft zich zijn leven lang onbaatzuchtig voor land, volk en gemeenschap ingezet. Voor velen heeft hij -zoals gezegd- als guru gefungeerd. Zijn ideeën en gedachten zijn in talrijke publicaties vastgelegd. Terecht meent Carlo Jadnanansing, die zichzelf beschouwt als een adept van Jnan Adhin (hij noemde hem oom Jan), dat gelet op het intellectueel kaliber en zijn verdiensten deze zeer geleerde Hindostaanse Surinamer nog steeds niet de juiste waardering ten deel is gevallen. Hij heeft in Suriname onvoldoende waardering gekregen, niet alleen voor zijn culturele, wetenschappelijke, maar ook maatschappelijke bijdrage aan de Surinaamse samenleving. Tijdens zijn leven zou dr. Jnan Adhin tenminste een eredoctoraat en/of een hoogleraarschap aan de Surinaamse universiteit moeten zijn aangeboden. Sterker nog: ik vind dat het als een blamage kan worden beschouwd dat de toenmalige intellectuele voorhoede en het politieke establishment deze stappen niet hebben gezet. Blijkbaar werden de zachtmoedigen die nijver werkten en vaak in stilte en niet met de vuist op tafel sloegen minder op waarde geschat. Ook na zijn overlijden in 2002 is er geen enkele blijk van waardering gekomen in de vorm van bijvoorbeeld de vernoeming van een straat of gebouw naar hem. Hopelijk wordt deze omissie alsnog goedgemaakt. Dr. Jnan Adhin was overigens tegen persoonsverheerlijking.
Ik besluit met de constatering dat bekeken vanuit het perspectief van de Hindostaanse migratiegeschiedenis twee Hindostaanse immigranten die op zeer jonge leeftijd uit India vertrokken een zoon hebben voortgebracht van het zeer hoge intellectuele kaliber van dr. Jnan Adhin. Een illustratie van razendsnelle vooruitgang en mobiliteit. Alles overziend kom ik tot de conclusie dat deze bijzondere Hindostaanse Surinamer een bijzondere ereplaats verdient in de Surinaamse geschiedenis.
- Published in BIBLIOTHEEK, Dharm-Karm, JAI, Religie & Levenswijze, Studiemiddag JAI 2023, Taal & Literatuur