Ishata Rostamkhan, een gepassioneerde jonge vrouw: “Ik krijg erg veel energie van mijn vrijwilligerswerk.” – Hindorama.com
Ishata Rostamkhan is een in Nederland geboren Hindostaanse vrouw van de generatie Z (geboren tussen 1996 en 2012). Zij is recent 21 jaar geworden en zoals veel Hindostaanse jongeren studeert zij. Echter, niet primair om een titel te behalen – zoals je vaak hoort – als wel om zich nog beter te kunnen inzetten voor haar passie: het promoten van duurzaamheid. Inderdaad, nog beter, want Ishata is er al vanaf haar 15e jaar druk mee. “Het begon met kleine projecten als het schoonhouden van de omgeving. Vanaf mijn 18e jaar ben ik betrokken geraakt bij internationale inspanningen op het gebied van duurzaamheid.”
Zo is Ishata actief bij Conscious Planet, een door Sadhguru geleide wereldwijde beweging om het menselijk bewustzijn te verhogen en verantwoordelijke actie te inspireren. Conscious Planet voert verschillende grootschalige projecten uit op het gebied van milieu, onderwijs en gezondheid op het platteland, en het nieuw leven inblazen van gemeenschappen. “Ik houd me als Youth Representative (jeugdvertegenwoordiger) bezig met het verhogen van bewustzijn op het gebied van bodemdegradatie. Dat doe ik in Nederland, de Caribische delen overzee en in Suriname. Zo heb ik op Curaçao vrijwilligerswerk gedaan op een aloë vera plantage. Curaçao staat bekend om aloë vera producten en de plant wordt er organisch gekweekt. Dat is belangrijk om degradatie van de bodem tegen te gaan.”
Ishata’s inspanningen zijn gekoppeld aan SDG 15 (leven op land), een van de doelen van de duurzaamheidsagenda van de Verenigde Naties. De in totaal 17 Duurzame Ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDG’s) zijn een dringende oproep tot gezamenlijke actie van alle landen – ontwikkelde en ontwikkelingslanden – om armoede en andere ellendige situaties tegen te gaan. Het gaat om een integrale aanpak met strategieën die gezondheid en onderwijs verbeteren, ongelijkheid verminderen en economische groei stimuleren. Tegelijkertijd moet klimaatverandering worden aangepakt en worden gewerkt aan het behoud van onze oceanen en bossen. SDG 15 richt zich op de verschillende bedreigingen waar onze planeet mee te maken krijgt, zoals ontbossing, verwoestijning, landdegradatie en het verlies aan biodiversiteit. Naast jeugdvertegenwoordiger van Conscious Planet is Ishata als SDG Voice betrokken bij SDG Nederland. “Het mooie van duurzaamheid is dat het verschillende kanten heeft. Het gaat niet alleen over klimaat of milieu, maar bijvoorbeeld ook over economische groei, gelijke kansen, kwaliteitsonderwijs. Deze aspecten zijn ook inbegrepen bij SDG 15. Leven op land betekent voor mij niet alleen het tegengaan van bodemdegradatie, maar ook geen honger, geen voedselverspilling en goede educatie.”
Binding met Suriname
Ishata’s vader en moeder zijn in Suriname geboren. Voelt zij zichzelf ook nog verbonden met Suriname? “Ik heb zeker een connectie met Suriname. Daarom wil ook iets bijdragen. Ik wil graag iets terugdoen voor het land waar mijn ouders en voorouders vandaan komen.” Als ze met haar ouders naar Suriname gaat, onderneemt ze diverse activiteiten. Hoe ziet zij de discussie over contractarbeid en het koloniaal verleden? “Ik vind het belangrijk om niets te verzwijgen en kennis over het verleden over te dragen aan volgende generaties. Sommige jongeren schamen zich voor hun verleden en zwijgen liever daarover. Als ze eenmaal een bepaalde positie hebben bereikt lijken ze erg tuk op succes, status en uiterlijk vertoon. Ik vind dat jammer. Wij hebben veel te danken aan onze voorouders en waar je vandaan komt, is belangrijk voor je identiteit. Verzwijgen van je afkomst is een soort verraad.” Ishata is dan ook trots dat haar moeder, Sjardha Ramsodit, een van de initiatiefnemers is van de stichting Eerherstel Mariënburg die zich inzet voor het vergroten van bewustwording van de geschiedenis van de contractarbeiders en, in het bijzonder, voor erkenning van de opstand op Mariënburg in 1902 waarbij 24 dodelijke slachtoffers vielen.
Ishata is nu twee keer in Suriname geweest, in 2022 en begin 2024. “De eerste keer heb ik ook de president ontmoet. Ik vond het bijzonder met hem te mogen spreken over duurzaamheid.” Ishata heeft toen ook het Kinderhuis Elim van de Heer (Houttuin) bezocht. “Daar verblijven weeskinderen en andere kinderen die verwaarloosd zijn of een handicap hebben. Om de boodschap van Conscious Planet te verspreiden moet je iedereen betrekken. Daarom wilde ik ook graag naar het Kinderhuis.” Toen zij afgelopen februari weer in Suriname was, heeft zij op de Shri Vishnu School en een openbare school op Uitvlugt een presentatie en workshop gegeven. “Mijn moeder heeft vroeger op de Shri Vishnu School gezeten en ze wilde graag dat ik daar wat zou doen. Ik was erg blij met de interesse die er was. Het was een hele interactieve bijeenkomst. Op de andere school merkte ik dat ik veel meer op mijn persoon dan op mijn boodschap werd beoordeeld. Ik merkte een soort vijandigheid. Niet van de leerkrachten, maar van de leerlingen. Ook onderling gingen de leerlingen respectloos met elkaar om. Ik vond het geen prettige ervaring.” Ishata hield ook nog presentaties op de Nederlandse en de Indiase ambassade in Paramaribo. “Ik ben daar goed ontvangen en kreeg positieve reacties. Maar zelf vind ik presentaties op scholen leuker, omdat je daar een grotere impact op jongeren kan maken.”
Buiten de gebaande paden
Ishata studeert Entrepreneurship & Innovation (Ondernemerschap & Innovatie) in Amsterdam. Ze gaat haar laatste jaar tegemoet. Het is de praktische insteek van de opleiding die haar erg aanspreekt. “Ik wil later een eigen onderneming starten die zich richt op duurzaamheid en sociale impact. Je hoeft als ondernemer niet per se alleen gericht te zijn op economische impact. Ik streef een combinatie van economische en sociale impact na.” Met al haar vrijwilligerswerk naast haar studie heeft Ishata niet veel tijd over voor andere dingen. Wordt het soms niet te veel? “Er zijn zeker momenten waarop ik denk hoe ik alles kan combineren. Ik offer eigenlijk het sociale studentenleven op om het vrijwilligerswerk te doen. Ik ga, bijvoorbeeld, niet stappen met vrienden. Mijn sociale uitjes zijn events van hindoejongeren, zoals bijeenkomsten van de studentenvereniging HSFN en van de community Mijn Hindoeïsme. Daar ga ik om de zoveel tijd naar toe. Ik vind het echt niet erg om niet naar feesten ofzo te gaan. Ik krijg erg veel energie van het vrijwilligerswerk. Mijn ouders ondersteunen mij in het werk dat ik doe en zolang ik het kan combineren met mijn studie, vinden zij het OK.”
In het dagelijks leven merkt Ishata wel dat zij een heel ander perspectief heeft op het leven dan andere mensen. “Veel mensen zijn gestrest, druk druk druk. Ik sta er heel neutraal en in die neutraliteit vind ik mijn rust. Veel mensen zijn erg gecharmeerd of worden geraakt door wat anderen doen. ‘Kijk wat hij of zij doet.’ Ze raken daardoor een beetje verdwaald. Ik geloof echt in mijn innerlijke kompas. Dat wat ik doe, hoeft niet per se te zijn wat iemand anders doet. Voor mij is belangrijk om mijn eigen intuïtie te volgen en me niet gek te laten maken door de externe omgeving.” Vanaf haar 13e jaar is Ishata met spiritualiteit bezig. Ze doet aan yoga pránáyáma meditatie. Door de juiste ademhalingstechnieken toe te passen, kun je je levensenergie (prána) in balans brengen. Dit heeft een kalmerend effect op het zenuwstelsel waardoor stress wordt verminderd en emotioneel evenwicht bevorderd. Dat is ook wel te merken. Ze praat heel beheerst en doordacht.
Waardering voor vrijwilligerswerk
Binnen de Hindostaanse gemeenschap merkt Ishata niet echt waardering voor haar vrijwilligerswerk, zoals blijkt uit opmerkingen als ’Kan je niet gewoon iets anders doen?’ ‘Geniet je wel van je leven? Waarom ga je niet uit, naar feestjes?’ Ze maakt zich daar niet druk om. “Dit is mijn manier van genieten. Soms accepteren mensen gewoon niet als je buiten het verwachte patroon valt. Vooral als vrouw heb je daar meer last van dan als man. Mensen bemoeien zich te veel met wat anderen doen. Ik denk dat dat een belangrijke reden is waarom Hindostaanse jongeren zich niet anders opstellen en dingen doen die buiten het gemiddelde veld vallen.”
Waardering krijgt ze wel van de gemeente Haarlemmermeer, waar zij woont. In april van dit jaar mocht zij een prijs in ontvangst nemen: de Dik Trom Award, een unieke gemeentelijke onderscheiding voor jongeren tot 24 jaar uit Haarlemmermeer die zich op een bijzondere manier inzetten voor anderen, voor de buurt of voor een goed doel. Burgemeester Marianne Schuurman noemde de toen nog 20-jarige Ishata “een inspirerende jonge vrouw die met haar vastberadenheid en passie de wereld een beetje mooier maakt.” En voorts: “Je bent een voorbeeld voor de jeugd van morgen. Jouw werk is niet alleen een stimulans voor anderen, maar het laat ook zien wat de kracht van één individu allemaal teweeg kan brengen.”
Gerichtheid op persoonlijke ontwikkeling
De bijeenkomsten die Ishata bezoekt houden vaak verband met religie. Ze ziet dat Hindostaanse studenten wel belangstelling hebben voor het hindoeïsme en verklaart dit als volgt: “Veel jongeren zijn gefocust op hun eigen persoonlijke ontwikkeling en religie is belangrijk voor je persoonlijke ontwikkeling en je identiteit. Op zulke bijeenkomsten zijn er geen discussies over maatschappelijke vraagstukken. Daar heb je weer een ander forum voor nodig. Ik vind het belangrijk om je mening te uiten. Dat hoeft niet op een beledigende wijze. We moeten respectvol met elkaar omgaan.” Ishata denkt dat het veel met de opvoeding te maken heeft dat jongeren zich niet actief roeren in maatschappelijke discussies. “Onze ouders leren ons om te luisteren en in te stemmen, heel belangrijk. Maar dat heeft ook een averechts effect. Je hebt de buitenwereld en thuis. In de buitenwereld hoef je je niet per se te gedragen zoals thuis en hoef je niet overal ja op te zeggen. Je moet ook nee kunnen zeggen. Behalve dat de opvoeding bescheidenheid in de hand werkt, speelt de angst om anders te zijn dan de gemeenschap mee. Hindostanen zijn zo gericht op een bepaald patroon: studeren, werken, trouwen, dit en dat en ik mag niet buiten dat veld komen. Ik merk heel vaak dat er zoveel intelligente Hindostanen zijn, maar dat ze niet naar buiten komen met hun intelligentie. We hebben zoveel te bieden, maar we moeten ook durven te praten. Dan worden we vanzelf beter gerepresenteerd in de media en op andere vlakken van de samenleving. Als ik zelf kinderen heb later, zou het mooi zijn als ik hun voorbeeldfiguren kan laten zien in de Hindostaanse gemeenschap. Dat we elkaar kunnen vinden in een persoon en zeggen ‘Kijk dit is ook mogelijk voor ons.’”
Geen doelloos gepraat
Doet ze wel af en toe iets gezelligs? “Ik ga niet zomaar ergens gezellig naar toe. Ik ben geen persoon die ergens kan zitten en niets doen. Dan denk ik al gauw: ‘In deze tijd had ik dit of dat kunnen doen.’ Mijn ontspanning is niet om omringd te zijn met mensen en praten als er geen doel achter is. Dan zit ik liever gewoon in mijn kamer, mediteer ik of ga ik lekker buiten de natuur in. Ik vind het wel inspirerend te luisteren naar mensen die iets te vertellen hebben, wat ze hebben meegemaakt. Bijeenkomsten van de hindoestudentenvereniging zijn ook leuke en informatieve events met verschillende doelen: educatie, netwerken, kennis delen.” Ishata gelooft niet zo in tijdelijke, voorbijgaande vriendschappen: “Vrienden zijn vrienden en ze zijn er niet voor altijd. Ik geloof er meer in dat jezelf sterk moet zijn en dat je een goede band met je familie moet hebben. Ik heb nauwelijks vrienden, maar mijn netwerk is best wel breed. Ik heb veel connecties opgebouwd.” Is het niet berekenend dat contact met anderen altijd een doel moet hebben? “Ik neem niet alleen, ik geef ook graag iets terug. Dat zal ik ook doen als ik mijn eigen onderneming heb. Elkaar helpen, daar geloof ik wel in. Niet per se dat mensen in je privéleven zitten, maar zakelijk geven en nemen.”
Bollywood en gepraat over celebreties, daar heeft Ishata niets mee. Als het over historie, hindoeïsme en cultuur gaat, heeft ze wel interesse. “Heel leuk vond ik de tv-serie Ramayan van 2008. Die is een van mijn inspiraties voor het werk dat ik doe. Mijn moeder liet mij en mijn broer ernaar kijken toen ik 5 jaar was. Dat is iets heel dieps voor mij, voor mijn normen en waarden.” Heeft ze misschien politieke ambities? “Ik was toevallig laatst naar een raadsvergadering in de gemeente. Ik vond het erg interessant. Later zou ik misschien wel de politiek in willen gaan, maar nu nog niet.”
Voor meer informatie:
instagram: @isha.on.journey en website: www.ishaonjourney.com
Zie ook https://consciousplanet.org/en en https://www.sdgnederland.nl/
Foto’s Ishata Rostamkhan
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW, NIEUWS
Ram Rambaratsingh : “Ik zal onrecht met recht bestrijden” – Hanna Mitra
Ramnarain (Ram) Rambaratsingh is een bijzondere man. Een stille kracht die zich als lobbyist en mensenrechtenactivist al 49 jaar onbaatzuchtig inzet voor tal van zaken die de Surinaamse Nederlanders raken. Actueel is nu de AOW-compensatie die onlangs aan een groep ouderen is uitbetaald. Maar ook kwesties zoals dure vliegtickets naar Suriname, visumplicht, 100% controle op Schiphol, studiegeld en gezinshereniging van ouderen heeft hij aan de orde gesteld. Kleinere doelgroepen hebben ook zijn aandacht. In het verpleeghuis De Schildershoek in Den Haag, waar 50% van de populatie uit Hindostanen bestaat, heeft hij ervoor gezorgd dat er een keer per week roti met kip op het menu staat voor de bewoners. Momenteel is hij bestuurslid van de Stichting Platform Surinaamse Diaspora (PSD). Naast zijn eigen vrijwilligerswerk doneert hij ook aan vier mandirs in Nederland. Ik vind het een eer dat ik hem mag spreken. Hij heeft zich goed voorbereid en heeft alle achtergrondinformatie van twaalf onderwerpen die zijn vrijwilligerswerk voor Surinaamse zaken betreffen, gedocumenteerd.
Rambaratsingh werd in 1948 in het toenmalige district Suriname geboren. Voordat hij in september 1975 naar Nederland verhuisde, was hij zo een twee en half jaar in actieve politiedienst. In Nederland heeft hij vanaf 1976 tot aan zijn pensioen in 2013 gewerkt bij de rijksoverheid, eerst als administratief, financieel en junior beleidsmedewerker bij de Rijksgebouwendienst van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (1976-2010) en daarna drie jaar als financieel medewerker bij het ministerie van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties.
AOW-gat
Vanaf 1980 heeft Rambaratsingh zich ingezet om het AOW-gat te dichten. Het gaat hierbij om ouderen van Surinaamse herkomst die voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname op 25 november 1975 naar Nederland zijn gekomen. Deze ouderen hebben geen volledige AOW opgebouwd, omdat de jaren dat men in Suriname woonde niet meetellen voor de AOW-opbouw. Rambaratsingh legt uit: “In de preambule van de AOW-wet van 1957 staat: ‘Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regelen vast te stellen inzake een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering tegen geldelijke gevolgen van ouderdom.’ In artikel 2 staat dat een ingezetene in de zin van deze wet is degene, die binnen het Rijk woont. ‘Het Rijk’ is de afkorting van ‘Het Koninkrijk der Nederlanden’. Volgens het Statuut van 15 december 1954 bestond het Koninkrijk uit Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen.” (onderstreping toegevoegd).
Hij vertelt dat hij veel tegenwerking heeft ervaren omdat er geen juridische gronden zouden zijn voor compensatie van het AOW-gat. “De afdeling advisering van de Raad van State en de rechters in Nederland zeggen dat de AOW-wet alleen is bedoeld voor de mensen die in Nederland hebben gewoond. Het woord Nederland staat nergens in de wet genoemd. Artikel 2 zegt ‘het Rijk’. Mijn punt is dat de mensen die geboren zijn in de periode 1 januari 1957 tot 25 november 1975 hebben gewoond binnen ‘het Rijk.’” Uiteindelijk heeft het kabinet in mei 2023 besloten tot een eenmalige onverplichte tegemoetkoming als gebaar van erkenning. Bij het schrijven van dit artikel is net de uitbetaling van een ‘schamel’ bedrag van start gegaan. Rambaratsingh: “19.363 mensen in Nederland en wat remigranten in Suriname hebben in juli een brief gekregen over de compensatieregeling, in totaal 24.000 personen.” Niet iedereen komt voor de eenmalige uitkering van €5.000 in aanmerking. “Er zijn harde grenzen getrokken. Zo moest je bij aankomst in Nederland vóór of op 25 november 1975, 18 jaar of ouder zijn en daarna minimaal 20 jaar in Nederland gewoond hebben.” Hij komt veel mensen tegen die buiten de boot zijn gevallen en spoort hen nu aan zelf het heft in handen te nemen en hun beklag te doen bij de Raad van State.
Zelf heeft Rambaratsingh de Sociale Verzekeringsbank (SVB) – die de AOW uitkeert – op eigen titel tot drie keer toe voor de rechter gedaagd en uit eigen zak €6.300 aan proceskosten betaald. In hoger beroep zei de rechter tegen hem dat hij niet de SVB, maar de minister voor de rechter had moeten dagen. Ook nadat de Raad van State in 2021 een advies had uitgebracht dat er geen juridische gronden aanwezig zijn voor reparatie en ook niet voor een eenmalige uitkering, gaf Rambaratsingh niet op. Hij stuurde een brief naar minister Carola Schouten voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen waarin hij verzocht haar te spreken. Na lang soebatten lukte dat eindelijk. De minister gaf aan dat ze naast Rambaratsingh een aantal organisaties wilde spreken en een paar mensen die echt in armoede leven. “In dat gesprek hebben de mensen echt van zich laten horen hoe het is om van €400 AOW en daarnaast een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) in Nederland te leven, terwijl hun voorouders verschrikkelijke dingen zijn aangedaan: van mens tot slaafgemaakt en hoe dat nog steeds doorwerkt.”
De minister kwam in oktober 2023 met een bedrag van €5.000 als eenmalige tegemoetkoming. Enkele weken later kreeg Rambaratsingh een mail van de griffier van de Tweede Kamer dat er op 17 november 2023 een AOW-debat zou zijn. Hij deed een oproep op de radio aan Surinaamse Nederlanders om dit debat bij te wonen. Het viel hem op dat er alleen vanuit Amsterdam elf bussen vol mensen kwamen om het debat te volgen. Vanuit Den Haag en andere steden was er nauwelijks tot geen belangstelling. Aangezien op de tribune slechts plaats is voor 80 personen, konden de andere geïnteresseerden het debat via grote schermen zien. Het debat duurde bijna drie uur en de inbreng per politieke partij was goed te volgen. De eerste vier partijen gaven aan dat ze het dossier van Rambaratsingh hadden gebruikt voor hun informatie.
De eenmalige uitkering is nu een feit, maar Rambaratsingh is nog niet klaar met deze kwestie. Hij zegt er het volgende over: “Naast de eenmalige tegemoetkoming van €5.000,- heb ik nog een verzoek lopen bij het ministerie van Sociale Zaken om toch het AOW-gat voor 100% te repareren én uit te zoeken waar staat dat de AOW indertijd alleen voor mensen in Nederland was bedoeld.”
Gedreven lobbyist
Het AOW-gat en andere onderwerpen heeft Rambaratsingh opgepakt naast zijn 40-urige baan. Zijn vrouw en twee dochters hebben wel geleden onder zijn gedrevenheid, want hij was elke avond tot in de kleine uurtjes bezig met het uitzoeken van de informatie over de onderwerpen. Het verwijt dat hij thuis krijgt is, dat hij de enige is die zich kopzorgen maakt over deze zaken. “Waar is de rest?” wordt hem dan gevraagd.
In de jaren ’90 heeft hij zich hard gemaakt voor meerdere lijnvluchten op het traject Amsterdam – Paramaribo en vice versa (Open-sky), zodat er concurrentie zou komen en de vliegprijzen zouden dalen. “Dit ging heel moeizaam, want het bleek dat de KLM sinds 1930 het monopolie had op dat traject. Na veel lobbywerk, werd er in 2006 een Memorandum of Understanding getekend waarin staat dat er drie luchtvaartmaatschappijen uit Europa en drie uit de Caricom op het traject mogen vliegen.”
De 100% controle op Schiphol van passagiers uit Suriname zorgde in mei 2005 voor protesten vanwege de mensonterende toestanden waaronder die controle door de Koninklijke Marechaussee werd uitgevoerd. Rambaratsingh werd benaderd door een advocatenbureau uit Haarlem die drie dossiers met zulke feiten had verzameld. “De advocaat uit Haarlem had tientallen zaken van mensen die op onmenselijke manier waren behandeld, voor de rechter gebracht. De vrouwen hebben elk een bedrag van €300 aan smartengeld ontvangen. Toen al bleek dat de Nederlandse overheid verkeerd bezig was.” Aan Rambaratsingh werd gevraagd om dit issue onder de aandacht van de politiek te brengen. Vanwege zijn netwerk slaagde hij erin een debat in de Tweede Kamer te laten plaatsvinden. “Door dit debat is er direct een einde gekomen aan de misstanden op Schiphol.”
Voor studenten met een Surinaams paspoort aan de Open Universiteit heeft Rambaratsingh zich ingezet om een fikse korting te krijgen op het inschrijfgeld dat gerelateerd is aan het inkomen. Hij is blij dat hij Surinaamse studenten de mogelijkheid heeft laten krijgen om in hun eigen tijd en op eigen tempo te kunnen studeren. “Dat vind ik het mooiste wat ik in mijn leven gedaan heb.”
Wat is het geheim van zijn successen? “Je moet zorgen voor de juiste ingang. Netwerken bij politieke partijen in de Tweede Kamer. Een kopje koffie drinken met de portefeuillehouder. Leg goed uit waar het om gaat. Je moet lobbyen om dingen te bereiken. Zorg er wel voor dat je zelf lid bent van een politieke partij.”
Nog meer taaie dossiers
Namens Stichting Satya Dharma heeft Rambaratsingh een petitie ‘Visumvrij reizen voor Surinamers naar Schengenlanden’ bij de Tweede Kamer ingediend. Hij heeft daarvoor bijna 5.400 handtekeningen verzameld en veel lobbywerk verricht bij Kamerleden. “De politieke partijen staan sympathiek tegenover deze petitie, maar het is aan Suriname om aan de EU een verzoek te richten, daarna kunnen de politieke partijen het verzoek ondersteunen. Het is echter nog steeds niet zover.”
Ook gezinshereniging van alleenstaande Surinaamse 65-plussers met kinderen in Nederland is een onderwerp waar Rambaratsingh zich mee heeft beziggehouden. Tot oktober 2012 was er een regeling voor vreemdelingen van 65 jaar en ouder (onder wie Surinaamse ouderen) van wie de partner was komen te overlijden, dat de overgebleven partner zich kon herenigen met kinderen en kleinkinderen in Nederland. “Ik heb bij de Nederlandse politieke partijen veel lobbywerk verricht om de regeling voor Surinaamse 65-plussers te herintroduceren. Ook heb ik veel brieven en e-mails geschreven naar de politieke partijen. De politieke wil is echter niet aanwezig. In oktober 2021 heb ik nog een brief geschreven aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Ook toen was de politieke wil niet aanwezig. Ik heb mijn uiterste best gedaan bij het ministerie van Justitie en de politieke partijen, maar het is mij niet gelukt.”
Dan is er ook de Toescheidingsovereenkomst van 25 november 1975 tussen Nederland en Suriname die Rambaratsingh kopzorgen geeft. Hij geeft aan dat Suriname de overeenkomst niet wil naleven. Waarom, weet hij ook niet. Het gaat daarbij om het tweede lid van artikel 5 waarin is bepaald dat Nederlanders van Surinaamse afkomst die voldoen aan de gestelde criteria het recht hebben te allen tijde met hun gezin onvoorwaardelijk tot de Republiek Suriname te worden toegelaten en daar in alle opzichten als Surinamer te worden behandeld. Bij een wijziging van de overeenkomst in 1994 is de laatste zin van het tweede lid komen te vervallen (“Zij verkrijgen van rechtswege de Surinaamse nationaliteit, indien zij gedurende twee jaren in de Republiek Suriname hetzij woonplaats, hetzij werkelijk verblijf hebben.”) Op 10 februari 2004 heeft Rambaratsingh een petitie aangeboden aan de Tweede Kamer over de Toescheidingsovereenkomst waarin wordt verzocht voldoende druk op Suriname uit te oefenen om het bepaalde in artikel 5 lid 2 na te leven. “Daarnaast heb ik vele gesprekken gevoerd met het ministerie van Buitenlandse zaken. Ik heb het ministerie verzocht Suriname onder druk te zetten om de Toescheidingsovereenkomst na te leven, echter nog steeds zonder enig resultaat.”
Bestrijder van onrecht
Op de vraag wat hem beweegt om al deze onderwerpen ter hand te nemen, zegt Rambaratsingh: “Mijn motto is: ik zal onrecht met recht bestrijden.” Zijn grote voorbeelden zijn Pieter Omtzigt, Peter R. de Vries en John van den Heuvel. Hij legt uit waarom hij het vrijwilligerswerk doet. “Toen ik in politiedienst was, heb ik weinig boetes uitgedeeld. Mijn ervaring is, praten met mensen heeft veel meer effect dan een boete uitschrijven. Ik heb al die onderwerpen opgepakt, omdat ik zag dat niemand het deed. U kunt aan die onderwerpen zien, waarom andere mensen het niet aandurven ze op te pakken. Wij waren in 1975 in een vreemd land gekomen. Wij moesten het wiel opnieuw uitvinden. Ik ben in een opvangcentrum van het ministerie van Cultuur Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM) opgevangen. Ook in het opvangcentrum heb ik de mensen begeleid. Ik was de woordvoerder van de hele groep. Er is op iedereen die door CRM is opgevangen een spreidingsbeleid toegepast. Dit spreidingsbeleid was niet in een wet vastgelegd, maar in een ministerieel besluit. Toen het kabinet Rutte IV in juli 2023 viel op het onderwerp spreidingsbeleid, ben ik bij het Rijksarchief op zoek gegaan naar de grondslag voor het spreidingsbeleid van Surinamers indertijd. Mij is toen medegedeeld dat er geen wet bestaat.”
Nog werk genoeg dus voor activist en lobbyist Rambaratsingh. Toen hij vijf jaar lid was van de cliëntenraad van het verpleeghuis De Schildershoek in Den Haag viel het hem op dat niemand onbetaald in zo’n raad zitting wilde nemen. Laat staan het onbaatzuchtig oppakken van lastige dossiers!
Drs. Johanna S. (Hanna Mitra) Rambaran is docent Bestuurskunde / Overheidsmanagement / International Public Policy & Leadership
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW
Mariska de Jong: “Ik leef in Nederland met de cultuur van de Marrons en van de Hindostanen.” – Kanta Adhin
Je moet niet vreemd opkijken als je op een feestje een Marronvrouw gekleed in Hindostaanse outfit tegenkomt. Voor Mariska de Jong is dat een heel normale zaak. “Ik ben geboren in een Marronfamilie en opgegroeid bij een Hindostaanse familie. Ik leef in Nederland met beide culturen. Ik koester deze leefwijze.” Voor Mariska is dit herdenkingsjaar ook speciaal. Zij organiseerde in juni ter gelegenheid van 150 jaar Hindostaanse Immigratie een bijeenkomst in Haarlem. En op 10 oktober 2023, de Dag van de Marrons, organiseert zij met haar stichting Ma Jong een symposium in het Provinciehuis te Haarlem om meer bekendheid te geven aan de traditionele Marroncultuur. “2023 staat in het teken van herdenking van 150 jaar afschaffing van de slavernij en is erg toegespitst op 1 juli. Maar het is erg belangrijk ook stil te staan bij de geschiedenis van degenen die zich al veel eerder zelf hadden bevrijd van het juk van de slavernij en over eeuwenoude gezags- en bestuursstructuren beschikken die nog steeds functioneren.”
Mariska legt uit dat de meeste Marrons zich niet zo identificeren met het slavernijverleden waar nu zoveel om te doen is in Nederland. “Onze voorouders hebben zich vrijgevochten. Voor Marrons is het Marron-zijn een diep gevoel, een gedragswijze. Marrons hebben veel strijd geleverd tegen de koloniale overheersers en hebben vredesverdragen afgedwongen. De datum van die vredesverdragen is voor ons belangrijker. Er zijn nu wel jongerenorganisaties van Marrons die meer aandacht aan het thema slavernijverleden geven. Zij hebben zich gebundeld om meer zichtbaarheid te krijgen in Nederland en hun stem te laten horen, zodat er ook meer aandacht komt voor een betere positie voor Marrons in de maatschappij. Ik help daarbij met trainingen en workshops.”
10 oktober – Dag van de Marrons
Vanaf het begin van de slavernij van Afrikanen in Suriname waren er slaafgemaakten die de plantages ontvluchtten, de zogenoemde Weglopers, later Marrons genoemd. In het oerwoud, nabij rivieren, begonnen zij een nieuw leven. Als bevolkingsgroep werden zij in Suriname eerst aangeduid als Bosnegers, daarna als Boslandcreolen. Geleidelijk aan raakte de term Marrons voor deze bevolkingsgroep ingeburgerd. Er zijn zes verschillende Marrongemeenschappen: Okanisi (Ndyuka), Saamaka, Paamaka, Matawai, Aluku en Kwinti. Het koloniale bestuur sloot als eerste een vredesverdrag met de Okanisi dat op 10 oktober 1760 van kracht werd. De datum van 10 oktober werd op initiatief van de Marronhistoricus André Pakosie in 1974 als de Dag der Marrons, ook wel Marrondag, aangeduid. Sedert 2010 is deze dag een nationale feestdag in Suriname. “Op deze dag herdenken en vieren wij de strijd van onze voorouders tegen onderdrukking en voor vrijheid. Het traditioneel gezag van de Marrons werd met de ondertekening van de vredesverdragen formeel erkend. Dit jaar lever ik een speciale bijdrage aan de viering en herdenking door op 10 oktober 2023 de rouwrituelen van de Marrons officieel te laten bijschrijven in de Inventaris Immaterieel Erfgoed Nederland.”
Verwantschap met verschillende Marrongemeenschappen
Mariska behoort tot de Marrongemeenschap Okanisi. Hoe komt ze eigenlijk aan de achternaam De Jong? “De naam komt van mijn opa van vaderszijde die Da Jonkoe werd genoemd. Dat betekent in de taal van de Okanisi een jonge man. Deze naam is indertijd verkeerd opgeschreven als De Jong.” Haar opa van moederszijde kwam uit het dorp Tamarin aan de Cotticarivier. Hij was kabiten (traditionele gezagsdrager). Elke Marrongemeenschap bestaat uit familiegroepen, de lo’s. Zij is van de familiegroep Misiedjanlo. Ze legt uit dat bij de Marrons wordt gewerkt met matrilocale groepen. “Wat je moeder is, dat ben jij. Mijn vader was ook Okanisi. Hij behoorde tot de familiegroep Pataalo uit het dorp Langa Hoekoe bij de Cotticarivier. Ik voel me met al die gemeenschappen en groepen verbonden. Maar mijn kennis komt voornamelijk van de Pataalo. Ik ga twee keer per jaar naar Langa Hoekoe om mijn kennis op peil te houden.”
Ze reist ook regelmatig naar andere landen om verbinding te zoeken met Marrongemeenschappen. “In Panama zijn er traditionele Marrons. Ik voelde me erg met hen verwant; ook met de culturen in Haïti en Jamaica.”
Hindostaanse familie
Mariska werd in 1972 in Suriname geboren aan de Nieuw Weergevondenweg in Wanica, nabij Paramaribo, in een gezin van zes kinderen: drie jongens en drie meisjes. “Aan de overkant van ons woonde de Hindostaanse familie Baldew met twaalf kinderen. Ik ben eigenlijk bij die familie opgegroeid. Alleen slapen deed ik thuis. Reshma was mijn beste vriendin. We deden alles samen. Ik was de hele dag daar en deed met alles mee, ook met het geloof. Ik deed mee met pujá’s (gebedsdiensten-red.) en als kind was ik ook een baithak gáná prinses. Ik kan nog steeds heel goed dansen. In de mandir waar mijn buurman lesgaf, ging ik naar Hindi les. Ik vond het wel heel moeilijk. Sarnámi ken ik wel en ik praat het nog steeds. Ik ben en ik voel mij zowel Marron als Hindostaan. Mijn Marronfamilie woont in Suriname. Van mijn Hindostaanse familie is iedereen in Nederland. Ik heb nog steeds heel goed contact met hen.”
Bij haar Hindostaanse familie zag ze bepaalde zelfde elementen als bij Marrons. “Ik zag bijvoorbeeld hoe de oudste broer bepaalt waar je mocht gaan en hoe je je moest kleden. Maar ook de trefu (voedseltaboe-red). Als je rituelen uitvoert, eet je vegetarisch. Ook de norm van reinheid is dezelfde. Als je menstrueert, begeef je je niet op heilige plaatsen en doe je geen rituelen.”
Kleurrijk uitvaartbedrijf
In Suriname trouwde ze met een Nederlandse man en in 2009 kwam zij naar Nederland. “De liefde bracht mij hier, maar ik kwam ook om verder te studeren.” Na haar onderwijsdiploma van het Albert Cameron Instituut (vroeger de Kweekschool) werkte zij in Suriname op diverse scholen. “Als eerste werkte ik op de kleuterschool in Santigron, het dorp van mijn moeders vader. Daarna werd ik hoofdkleuterleidster.” Mariska was erg betrokken bij het onderwijs en wilde graag verbeteringen doorvoeren. Ze volgde daarom leiderschapstrainingen bij een privébedrijf. In Nederland werkte ze een aantal jaren in de kinderopvang, eerst als pedagogisch medewerker en later als locatiemanager. In 2014 rondde ze aan de Hogeschool in Leiden een managementopleiding in de zorg af en in 2020 deed ze de opleiding voor uitvaartverzorger. In dat jaar begon ze in Haarlem ook haar eigen kleurrijk uitvaartbedrijf dat vooral is gespecialiseerd in Marronuitvaarten. Ze doet ook Hindostaanse en andere uitvaarten. Marrons willen bijna altijd in Suriname worden begraven. “Terwijl hindoes over het algemeen worden gecremeerd, komt dat nog weinig voor bij Marrons. Marrons kiezen soms wel voor een crematie, bijvoorbeeld als iemand aan kanker is overleden. Op die manier wil men het kwaad uitroeien, zodat het geen effect meer kan hebben op de familie.”
Mariska’s interesse voor de rouwrituelen dateerde al van vroeger, maar de bewustwording kwam later. “In Suriname was ik haast elke dag bezig op begraafplaatsen sacramenten toe te dienen. Door de tijd heen heb ik mij gespecialiseerd in de rituelen van de Marrons. Met mijn 21ste hielp ik de Paters van Latour met de Marrons die na de Binnenlandse oorlog naar de stad kwamen. Ik heb daar alle rituelen geleerd.” Mariska was al eerder in contact met de Paters van Latour. “Toen ik 13 jaar was dacht ik dat het mijn roeping was om in het klooster te gaan. Ik kwam toen bij de paters van Latour. Ik zocht diepgang en heb mijzelf toen gevormd. Het hindoegeloof heeft mij daarbij ook geholpen. Hoewel ik wel wat voelde, was ik mij nog niet direct bewust van de mystiek van de Marroncultuur. Mijn opa, de broer van mijn moeders moeder, woonde bij ons in en ik had zeker het een en ander van hem kunnen leren. Maar de vonk sloeg bij mij pas rondom het jaar 2000 over; toen was mijn opa al overleden. Mijn moeder had niet veel op met de traditionele Marroncultuur. Ze was vanaf haar tweede jaar in Paramaribo grootgebracht door een Creoolse vrouw. Maar ik heb wel haar handelsgeest. Zij heeft een kledingbedrijf in Suriname en maakt onder andere kleding voor uitvaarten.” Mariska hecht aan de kledingetiquette bij uitvaarten en geeft daar advies over.
Recent heeft zij de eerste uitvaartschool in Suriname helpen opzetten. “Het gaat dan om de volledige zorg van de overledenen, niet alleen de culturele aspecten. Bijvoorbeeld: Hoe moet het lichaam worden verzorgd, hoe worden wonden dichtgemaakt, hoe ga je om met giftige stoffen in het lichaam? Ik heb een jaar lang online lessen gegeven en tijdens mijn recente reis naar Suriname is de opleiding gecertificeerd.”
Behoud van het traditionele Marronerfgoed
Inmiddels is Mariska ruim 27 jaar bezig met het in stand houden van het traditionele Marronerfgoed. “Als je met de rituelen bezig bent, is het belangrijk de eigen taal te kennen. Van André Pakosie heb ik het Afaka geleerd. Dat is het schrift van de taal van de Okanisi. Ik ben een gecertificeerde kenner, een bukuman, van het Afakaschrift. Dit jaar heb ik van een 97-jarige man in Marowijne ook het communicatiesysteem van de Apintiedrum geleerd, een soort codetaal. De stamoudsten uit het dorp hadden mij al drie jaar eerder laten komen om zoveel mogelijk kennis aan mij over te dragen. Op mijn beurt draag ik die kennis weer over. Het is van belang voor het behoud van onze Marronidentiteit dat die kennis niet verloren gaat.”
Mariska’s eigen kennis over de rouwrituelen heeft zij per 1 juli 2023 laten opnemen in het Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland ((zie: Rouw- en helingsrituelen van de Ndyuka – Immaterieel Erfgoed). De officiële bijschrijving zal 10 oktober plaatsvinden tijdens het Symposium over de Marrons in Haarlem. Daar zullen traditionele gezagsdragers en Nederlandse hoogwaardigheidsbekleders bij elkaar worden gebracht. Met haar stichting Ma Jong timmert ze flink aan de weg. “Vroeger betaalde ik alles zelf. Nu probeer ik ook fondsen aan te boren. Maar het blijkt erg moeilijk voor zwarte mensen en zeker als het niet over het slavernijverleden gaat. Ik richt me voornamelijk op sociaal-maatschappelijke projecten voor de Marrongemeenschap. Om dan fondsen te krijgen, vergt een hoop lobbywerk.”
Volgens Mariska is er ook nog veel te doen om de verschillende Marrongemeenschappen in Nederland en andere Europese landen bij elkaar te brengen. “In Nederland, België en Frankrijk wonen zo’n zestienduizend personen van Surinaamse Marronafkomst. Over het algemeen hebben we een goede opleiding. In Suriname, waar Marrons nu ongeveer 22% van de bevolking uitmaken, is hun positie verbeterd, maar er is nog veel sociaal-maatschappelijke achterstand. Het is belangrijk om het binnenland bij elkaar te brengen. De kolonisator heeft ons indertijd van elkaar gescheiden en dat werkt nog steeds door. In Europa is er een kabinet van traditioneel gezag van de Marrongemeenschappen dat periodiek bij elkaar komt. Je ziet dat eeuwenoude gezagsstructuren nog steeds bestaan. Tijdens het symposium op 10 oktober zal hier aandacht voor zijn.”
Schakelen tussen culturen
“Het is best wel een uitdaging om hier in Nederland met nog twee culturen te leven. Maar voor mij is zowel de Marron- als de Hindostaanse cultuur erg belangrijk. Ik schakel automatisch van de ene naar de andere en ik zou deze leefwijze niet willen vergooien. Als ik sterf moeten elementen van beide Surinaamse culturen aan bod komen. Ik wil graag een crematie met hindoerituelen ter ere van het geloof dat mij heeft gemaakt tot wie ik ben,” aldus Mariska de Jong.
Foto’s: Mariska de Jong en Radjin Thakoerdin
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW
Moti Marhé: geestelijk vader van Baba en Mai – Van vernedering tot trotse geuzennaam – Piet de Kroon
In 1964 krabbelde Moti Marhé op een papiertje de twee woorden die sinds zijn jeugd door zijn hoofd spookten: ‘Baba aur Mai’. Ze herinnerden hem aan de vernederingen die hij en andere Hindostaanse leerlingen op het schoolplein hadden moeten aanhoren. Woorden met een denigrerende betekenis, maar tegelijkertijd ook woorden die in zijn eigen Sarnámi op een respectvolle manier zijn voorouders aanduiden.
In gesprek met Piet de Kroon vertelt de 80-jarige taalwetenschapper, neerlandicus en Sarnámi- en Hindi-deskundige in zijn woonplaats Den Haag over de betekenis van 5 juni, de herkomst van Baba en Mai en de toekomst van het Hindostaans erfgoed.
Wat betekent 5 juni voor jou?
“Voorop staat natuurlijk dat het de dag is waarop we herdenken dat de eerste Hindostanen voet aan wal zetten in Suriname. Zolang ik mij kan herinneren is die dag altijd heel speciaal geweest. Als kind deed ik mee aan optochten, waarbij we met versierde auto’s, tractoren en pick-ups door Paramaribo reden. Midden jaren vijftig heb ik voor een van die optochten met mijn neef Ramesh en een stel vrienden een auto omgetoverd tot een schip. We noemden onze creatie de ‘ss Deva’, naar het laatste schip dat in 1916 immigranten vanuit Brits-Indië naar Suriname bracht. 5 Juni is voor ons de Á-Pravási Divas of Hindostaanse Immigratiedag. Tegenwoordig is ook gangbaar de Sarnámi naam Áparwási Din. Het is een dag die verschillende gevoelens oproept. Aan de ene kant is er iets van vreugde in ons. We staan stil bij de immigranten die ervoor hebben gezorgd dat wij in Suriname zijn geboren en grootgebracht en zijn dankbaar dat zij Suriname als nieuw vaderland hebben aanvaard. Deze immigranten heten in de wereldwijde diaspora-geschiedenis vanuit India ‘Girmitiya’s’ (afgeleid van het Engelse woord agreement, doelend op het 5-jarig contract). Het woord Girmitiya is een mooi voorbeeld van volksetymologie. In Suriname noemen wij hen ook Kalkatiyá’s of Kantráki’s.”
Wat is de andere kant van de medaille?
“Na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 begon tot ons door te dringen dat het Afro-Surinaamse gedeelte van de Surinaamse identiteit al te nadrukkelijk naar voren trad. In de geschiedenisboeken lazen we alleen over Baron, Boni en Joli-Coeur als de grote Surinaamse helden uit de slaventijd. We stoorden ons aan het feit dat de geschiedenis van de overige Surinaamse bevolkingsgroepen onderbelicht bleef. Een schoolvriend van mij, Benny Mitrasingh, en ik waren rond 1978 in Den Haag werkzaam bij de Stichting voor Surinamers. We besloten om onderzoek te doen in de jaarlijkse Koloniale Verslagen in het nationaal archief in Den Haag en na te gaan of er ook Hindostaanse helden te vinden waren.We vonden bewijs dat er inderdaad op verschillende plantages verzet is gepleegd tegen het onrechtvaardige koloniale gezag. Dat was bijvoorbeeld het geval in Mariënburg, Alliance en Zoelen. We vonden ook namen van verzetshelden en besloten in 1978 een brochure te schrijven om deze leemte in de geschiedschrijving op te vullen. We noemden de brochure: Mathura, Ramjanee en Raygaroo – Verzet tegen uitbuiting en onderdrukking in Suriname. Ik droeg de brochure op aan onze voorouders met de symbolische woorden: …voor baba en mai…, die ik in mijn geheugen bewaard had. Deze brochure is de basis voor nog twee monumenten geworden, namelijk van Tetary in Paramaribo en van De Gevallen Helden op plantage Mariënburg.
In Nederland heb ik aan Benny toevertrouwd dat wij te zijner tijd in Suriname op de plek waar onze voorouders voet aan wal hebben gezet, een monument moesten oprichten met de naam Baba en Mai. Benny heeft dit in 1994 gerealiseerd met de hulp van enkele anderen, maar heeft toen niet verteld waar het idee vandaan kwam. Dat heeft jarenlang voor enige verwarring gezorgd, omdat enkelen claimden de bedenker ervan te zijn geweest. Benny heeft deze verwarring vervolgens uit de wereld geholpen door een artikel te schrijven in Dagblad Suriname Nationaal van dinsdag 10 maart 2015 waarin hij naar het onderzoek en de brochure van 1978 verwees en onder meer schreef: ‘De naam Baba en Mai is dus van de Neerlandicus/Sarnamikenner drs. R.M. Marhé (meer bekend als Moti Marhé) en de term ‘Baba en Mai’ is door mij overgenomen toen het monument hier werd gemaakt.’
Het is Benny’s verdienste dat hij als archeoloog ook op zoek is gegaan naar het massagraf van de immigranten die in 1902 omkwamen bij de opstand op Mariënburg. Helaas is het hem niet gelukt om deze plek te vinden, maar de belangstelling voor deze plek is nog steeds aanwezig.”
Hoe ben je op het idee van Baba en Mai gekomen?
“ Midden jaren vijftig zat ik op de A.T. Calor Muloschool aan de Weidestraat, in de barakken van de padvinderij Weest Paraat. Die straat heet nu de Mr. Eddy Brumastraat. Onze ouders, die tot dan toe nog veelal op het platteland in de landbouw werkten, begonnen in te zien dat hun kinderen goed geschoold moesten zijn om vooruit te komen in het leven. Zij stuurden hun kinderen naar de hogere scholen in Paramaribo. Op school ondervonden de Hindostaanse leerlingen de vernederingen aan den lijve. Zij werden belachelijk gemaakt door Creoolse medeleerlingen en soms zelfs door leraren. De algemene mening bij leraren was dat Hindostanen geen Nederlands konden leren. Wel gaf men toe dat ze uitstekend konden rekenen en goed waren in andere exacte vakken. Ik voelde me persoonlijk niet aangesproken, omdat ik uitblonk in Nederlands. Mijn ouders waren beiden goed geschoold en spraken thuis zowel Nederlands als Sarnámi. Op het schoolplein riepen Creoolse klasgenoten naar de Hindostaase jongens: ‘Ey babun, san yu e kon du dja?’ (‘Zeg baviaan, wat kom je hier doen?’). En tegen de meisjes: ‘Ey mai, go pran’ aleysi’ (‘Hé mai, ga rijst planten’).
Die twee denigrerende woorden ‘babun’ en ‘mai’ werden in mijn geheugen gegrift. Gek genoeg waren het tegelijkertijd ook twee normale Sarnámi woorden: ‘baba’ of ‘babu’ die ‘meneer’ of ‘heer’ betekenen en ‘mai’ wat ‘moeder’ betekent. Maar uit de mond van vijandige en discriminerende landgenoten kregen ze een vernederende betekenis. Hier begon mijn aspiratie om later Nederlands te gaan studeren aan de universiteit te Leiden. Ik wilde me bewijzen en tegelijkertijd opkomen voor mijn gemeenschap. Ik heb in mijn leven vele goede leermeesters gehad. Zij zijn mijn voorbeeldfiguren geworden. Zo heb ik in Suriname goed grammaticaal Hindi geleerd van de Indiase geleerde Babu Mahatamsingh. Van mr. dr. Jnan Adhin heb ik de hogere beginselen van het hindoeïsme geleerd, zoals evolutie, karma, reïncarnatie en ahimsa (geweldloosheid). En de Schotse esotericus Benjamin Creme bracht mij twee van de belangrijkste levensdoelen bij: Je groeit pas spiritueel door een combinatie van meditatie en onbaatzuchtige dienstbaarheid aan de gemeenschap (sevá), en het scheppen van juiste menselijke verhoudingen. Sevá is mijn belangrijkste drive om mijn land te dienen. En voor de goede orde: dat kan ook heel goed vanuit Nederland.
De vernederende betekenis van ‘babun’ (baba) en ‘mai’ maakte plaats voor een erkenning en waardering van wie onze voorouders waren. Ik heb nog een kladje uit midden jaren zestig waarin ik de termen Baba en Mai voor het eerst aan het papier toevertrouwde. Het waren geuzennamen geworden. Ik vind het schitterend om te zien dat wat ooit als een klein zaadje in mijn hoofd was ontstaan nu, ook door de inspanning van vele anderen, is uitgegroeid tot de naam voor een bijzonder monument in Paramaribo. Op 5 juni komen veel Surinamers van heinde en verre om málá’s (bloemenslingers) om de beelden van Baba en Mai te hangen. Het is weliswaar geen nationale feestdag geworden, maar dit jaar bij de 150-jarige herdenking is er in het hele land en elders veel aandacht voor onze Ápravási Divas. Inmiddels is het monument van Baba en Mai uitgegroeid tot hét immigratiemonument van Suriname, met replica’s in de districten Commewijne en Nickerie.” Voor mij zijn Baba en Mai niet alleen het symbool van respect voor en dankbaarheid aan onze voorouders. Het monument is vooral een verzetsmonument tegen discriminatie, vernedering en racisme, welke in Suriname helaas nog steeds deel uitmaken van de werkelijkheid. Onverlaten hebben zelfs Baba en Mai niet ontzien; een aantal jaren geleden werden zij met verf besmeurd.
Wat is de betekenis buiten Suriname?
“Ook in Nederland staan we stil bij onze geschiedenis. Hier in Den Haag op het Hobbemaplein staat sinds 2004 een monument van Helen Ferdinand dat de herinnering aan de immigratie levend houdt. Het zijn niet de figuren van Baba en Mai die worden weergegeven, maar het monument is er duidelijk op geïnspireerd. Op twee panelen wordt de immigratiegeschiedenis van de Hindostanen uitgebeeld. Het monument vertelt het verhaal van de immigratie, eerst vanuit India naar Suriname en vervolgens naar Nederland. Centraal staan de woorden van Mahatma Gandhi: ‘Daar waar het mij goed gaat is mijn vaderland’, ofwel: ‘Jahán base wahán sundar desu’. De vertaling vind ik overigens niet correct. Het geeft onze voorouders een te passieve en egoïstische rol, terwijl een betere en actieve vertaling is: ‘Waar wij ons ook vestigen, die plek toveren wij om tot een paradijs’.
De internationale aandacht voor Baba en Mai gaat verder. Ook de stad Kolkata (vroeger Calcutta) in India kent een Baba en Mai. Toen ik in 1976 een reis door India maakte op zoek naar mijn voorouders, heb ik in die stad een bezoek gebracht aan de plek waarvandaan de mensen ingescheept werden. Op het adres Garden Reach 20 heb ik het gebouw gefilmd waar de administratieve inschrijving van de immigranten plaatsvond. Ook filmde ik het terrein waarop de barakken hadden gestaan, waar men in afwachting van inscheping werd ondergebracht. De ruïnes daarvan waren nog zichtbaar. Als je er nu naar toe gaat, zie je een grote vlakte waarop een replica van het Baba en Mai monument staat. Het initiatief voor het monument in Kolkata kwam van mr. Aashna Kanhai, destijds ambassadeur van Suriname in India. Zij had contact gelegd met het Ministry of Overseas Indian Affairs (MOIA) en wist de Indiase overheidsfunctionarissen ervan te overtuigen dat er op de plek waarvandaan de immigranten vertrokken waren, een replica van Baba en Mai moest komen. Zij wist van mijn actieve rol rondom het Sarnámi en onze geschiedenis en vroeg me naar de achtergrond van Baba en Mai. De Hindi tekst die op het monument staat, heb ik op haar verzoek vertaald in het Sarnámi, de moedertaal van Baba en Mai. De eerste zin begint metEhi ghát se hajáran log apan javáni men Bharat ke kinárá chorlen aur girmitiya ke rúp men Sarnám des men khún-pasiná mitailen… In het Nederlands: Vanaf deze riviertrap hebben duizenden mensen in hun jeugd India verlaten en als girmitiya’s in Suriname hun jeugd opgeofferd…
Zijn Baba en Mai alleen belangrijk voor wie naar het verleden kijkt?
“Absoluut niet. Ik heb kleinkinderen en net als vele andere nazaten van immigranten wil ik hun het gedachtegoed van Baba en Mai aanreiken en hen opvoeden in het besef dat we zo’n lange historie hebben. En dat we verbonden zijn met India en de overige diasporalanden. Met deze diasporalanden delen wij dezelfde koloniale historie en hebben we grote overeenkomsten in taal en cultuur. Wij mogen in dankbaarheid terugkijken op het moment dat onze voorouders Suriname hebben mogen betreden. Baba en Mai worden soms voorgesteld als twee oudere mensen. Dat beeld klopt niet. De immigranten waren in de bloei van hun leven en waren daar ook op geselecteerd. Niemand mocht ouder dan 35 jaar zijn. Baba en Mai zijn onze krachtige voorouders die naar Suriname werden gebracht om te werken onder zeer moeilijke omstandigheden. Zij hebben voor een belangrijk deel bijgedragen aan de bloei van Suriname. Het gedachtegoed van Baba en Mai bevat twee elementen die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn: respect voor het verleden en dankbaarheid voor hun bijdrage aan een betere toekomst voor hun kinderen. Met het oog op ons gedeeld koloniaal verleden zou het goed zijn als er een replica van Baba en Mai komt in alle Hindostaanse diasporalanden. Het zal onze verbondenheid met elkaar versterken.”
Met dank aan Reno Tol
Foto’s: Moti Marhé en Sampreshan archief
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW, Migratiegeschiedenis, Nederland, Suriname
Dichter, huisarts en landbouwer Jit Narain in gesprek met Kanta Adhin en Radjin Thakoerdin (Ypenburg-Den Haag, 11 oktober 2022) – Hindorama.com
Geboren en getogen in Suriname (Livorno, 1948) kwam Djietnarainsingh Baldewsingh in 1969 voor studie naar Nederland. Na zijn studie geneeskunde (en deels culturele antropologie) in Leiden was hij zo een twaalf jaar in Den Haag als huisarts werkzaam. In 1991 keerde hij voorgoed terug naar Suriname, waar hij naast zijn huisartsenpraktijk te Uitkijk (district Saramacca) ook als landbouwer werkzaam is. “Ik heb mijn kliniek op Uitkijk. Door mijn boiti afkomst ben ik geïnteresseerd in landbouw. Ik bewerk 20 hectare. Familie en kennissen van mij in Nederland doen het ook, op kleinere schaal, in hun tuin of een volkstuintje. We zijn niet vervreemd van de buurten waar we vandaan komen. Dat is ook een motief in mijn gedichten.”
Djietnarainsingh Baldewsingh schrijft onder het van zijn voornaam afgeleide pseudoniem Jit Narain. Voor zijn poëzie heeft hij diverse prijzen ontvangen. Zijn eerste bundel Dál Bhát Chatni verscheen in 1977, zijn jongste (twaalfde) bundel hamár dari mánge hai rahe / mijn plek wil wonen in 2022. In 2019 verscheen de door Michiel van Kempen en Effendi Ketwaru samengestelde bloemlezing Een mensenkind in niemandsland. Hierin is een selectie opgenomen uit de tien bundels van Jit Narain die vanaf 1977 tot en met 2019 zijn verschenen.
Jit Narain dicht in het Sarnámi met vertalingen in het Nederlands (en Engels). Taal is een van de belangrijkste identiteitsbepalende kenmerken. Voor Jit Narain is dat Sarnámi, de taal die is voortgekomen uit de twee dominante talen die de Hindostaanse contractarbeiders meenamen uit India, Avadhi en Bhojpuri, vermengd met invloeden van de talen waar ze in Suriname mee in aanraking kwamen: Nederlands, Engels en Sranantongo.
Sedert 2018 is er de jaarlijkse Jit Narain Lezing als eerbetoon aan de dichter. Tevens beoogt deze lezing de aandacht te vestigen op de ontwikkeling van Sarnámi als taal en de daaraan gekoppelde culturele uitingen van de Hindostaanse contractarbeiders. De lezing wordt om en om in Nederland en Suriname gehouden. De derde (vanwege de Covid-19 pandemie uitgestelde) lezing werd gehouden op 30 september 2022 te Den Haag door dr. Hans Ramsoedh met als titel: Verleden, heden en toekomst van de Hindostaanse cultuur in Suriname en in Nederland.
Cultuurontwikkeling, geen behoud
Voor Jit Narain is niet belangrijk waarom de mensen indertijd uit India zijn vertrokken. “In mijn gedichten heb ik wel geprobeerd hun gevoelens te duiden. Ik fantaseer als het ware een vleugel erbij om de vogel van cultuur te laten vliegen. Het gaat mij om de ontwikkeling van cultuur. Ik ben tegen behoud van cultuur. Wat men wil behouden, blijft behouden. Je kunt cultuur behouden door cultuur te presenteren. Je moet voor de krachten voor cultuurontwikkeling zorgen. Zichtbare elementen in de cultuur, daar moet je voor staan. Ik speelde vroeger toneel. Zang is ook een openbaring. Zang van Lata Mangeshkar en Mohammed Rafi, bijvoorbeeld, was een openbaring. Lata was cultuur op zich. Er zullen altijd mensen zijn die het presenteren van cultuur oppakken. Ik en anderen doen het, maar we zijn niet uniek en je hoeft niet geschoold te zijn om het te doen.”
“Ook in Nederland is er ontwikkeling. In de lezing werd ingegaan op mogelijke toekomstige ontwikkelingen. In dit verband werd het voorbeeld van de Indo’s aangehaald, die helemaal zijn opgegaan in de Nederlandse samenleving. Alleen hun keuken is duidelijk aanwezig. Die keuken zal blijven, maar voor Hindostanen gaat die vergelijking niet op. De Indo’s hadden geen Bollywood, geen Ramayan en Bhagvad Gita achter zich. Dit zijn kapstokken voor de cultuur. Ook hoe men nu naar India kijkt. in de jaren zestig was India kommer, nu is de situatie anders. India wordt gezien als een land waar veel kennis is. Kijk naar al de 35000 Indiase expats in Nederland. Er is nu ook een groeiende Bhojpuri filmindustrie. Het gaat mij om de Indiase cultuurelementen als taal, dans, muziek, kleding waar men zich op kan richten, niet om nationalisme. Vroeger werd in Suriname de Indiase vlag gehesen, nu niet meer. Ook hier lijkt het me niet verstandig dat Hindostanen Indiaas nationalisme uitdragen. Dat is geen cultuur.”
Onzichtbaar
In 1981 kwam Jit Narains bundel Jatne ujjar joti otane gahrá jhalká (Hoe blanker het licht hoe dieper de blaren) uit. “Dit was een protest tegen witte mensen. Je zag op muren toentertijd ‘Weg met Surinamers’. Nu niet meer. Nu gaat het om andere groepen. Maar in die tijd waren we niet zo gelukkig. Wij wilden ons geen Surinamers noemen. Nederlanders bedoelden vaak ook alleen Creolen, geen Hindostanen.”
“Ik ken die discussie over onzichtbaarheid van Hindostanen, maar ik ben het niet eens met die bewering dat Hindostanen onzichtbaar zijn. Aziatische volkeren zijn niet schreeuwerig. Anders hadden ze in Engeland de boel overschreeuwd. Ik zie Hindostanen in goede functies, Mensen die werken vallen niet op. Hindorama gaat geen vrouw in Saramacca opzoeken die hard werkt. Toen ik studeerde, had je in Leiden een Indiër als professor genetica en een Chandie Shaw bij radiologie. Die mensen kwamen niet in de krant. Opvallen om op te vallen is niet belangrijk. Met gedegenheid en standvastig werken zal je op den duur wel opvallen. Dat is een ander soort opvallen. Door gedegenheid, niet met geschreeuw.”
Activist
Jit Narain heeft zijn jongste bundel, hamár dari mánge hai rahe (mijn plek wil wonen), opgedragen aan Bris Mahabier – de eeuwige strijder tegen onrecht. Met Bris Mahabier was Jit Narain actief in het in 1977 opgerichte Kollektief Jumpa Rajguru. Vanaf jong had Jit Narain een liefde voor het Sarnámi, een taal die naar zijn gevoel niet als volwaardig werd erkend. “Jumpa Rajguru is bij mij thuis in Leiden opgericht. Het begon met het doel om het Sarnámi de naam van ‘taal’ te geven. Theo Damsteegt is daarbij heel belangrijk geweest. En Moti Marhe heeft ons ook geholpen. Het bleek dat Sarnámi inderdaad een volwaardige taal is, geen dialect. Dat was een blikopener. Jumpa Rajguru stond voor sociaaldemocratie. Hindostanen zijn erg conservatief en wij vielen daarom op als activisten. Er waren enkele marxisten bij, zoals Bris, maar inmiddels kan hij veel relativeren. Wij waren kritisch in de zin van bewustmaking. Ik wil dat woord nu niet meer gebruiken. Wij wilden mensen wel de ogen openen. We waren vooral kritisch op de Hindostaanse maatschappij. Ik kan, bijvoorbeeld, dat klakkeloze gedoe van mijn moeder met pandits niet hebben. Een pandit moet kennis hebben en niet als een papegaai mantra’s opzeggen. De bundel heb ik opgedragen aan Bris als Sarnámi man en uit respect voor zijn leeftijd – hij is nu over de tachtig – en eruditie.”
Sarnámi in Suriname en Nederland
In Suriname spreken veel Hindostanen Sranantongo. Gaat dit ten koste van het Sarnámi? Daar is Jit Narain niet bang voor. “Het Sranantongo werkt het Sarnámi niet tegen. Het is een soort straattaal die iedereen spreekt. Je moet blij zijn als je kinderen meer talen spreken. Het is ook modieus om Sranantongo te bezigen. Vanaf ik terug ben in Suriname, nu meer dan 30 jaar geleden, heb ik bijna geen Nederlands gesproken. Mijn huisartsenkliniek draait op het Sarnámi. Mensen die Nederlands spreken, verbeter ik vaak. Als je Nederlands wil spreken, moet je dat wel goed doen. Ik merk dat vrouwen vaak Nederlands willen praten, ook met hun kinderen. Maar ze maken veel fouten en de kinderen nemen die dan over. Op Uitkijk, waar mijn kliniek is, is er ook een Creoolse gemeenschap en er zijn Creolen die Sarnámi praten. Ook Haïtianen die daar in buurt wonen. Zelf praat ik ook Sranantongo. Ik vind het jammer dat ik geen Javaans ken”.
“In Suriname wordt door elkaar Sarnámi en Sranantongo gesproken. Het is een mix. Mensen switchen van de ene naar de andere taal. We moeten er niet zwart-wit naar kijken. Het is een mengelmoes en een taal groeit ook door andere talen. Firi (voelen in Sranantongo, afgeleid van Engels feel) wordt in Suriname veel gebruikt, bijvoorbeeld: Ham na moi firi karilá (ik voel me niet goed). In Nederland hoor je vaak: Ham na moi voele karilá. Zo groeit een taal. Codeswitching (vorm van taalmenging – red.) is niet erg, het is een vorm van taalverrijking. Creolen wijzen mij ook op woorden in het Sranantongo die uit het Sarnámi komen, zoals doni, cawa, cori, paisa, pani, dogla. Je ziet ook bij Hindi dat veel Engelse woorden worden gebruikt. Men spreekt over Hinglish als een taal. In moderne films wordt nu ook met het accent van de straat gesproken. Het is niet meer de tijd van Dilip Kumar, toen men deftig sprak. Laat taal zijn gang gaan. Nee, ik ben niet pessimistisch. In Nickerie, Commewijne, Parapasi enzovoort zal het Sarnámi niet zomaar verdwijnen.”
“In Nederland is de situatie anders. Als er geen overdracht van ouders op kinderen is, als er geen omgeving is waar mensen wonen die de taal spreken en die taal geen contacttaal is en ook geen taal in de handel en wandel, ja, dan zal zo een taal op den duur wel uitsterven. Tot nu toe zijn het de mensen die uit de boiti’s (plattelandsgebieden – red.) afkomstig zijn, die de taal levend houden. In de randstad en bij hoogopgeleide Hindostanen merk je dat die de taal niet spreken. Door het spreidingsbeleid indertijd, waarbij Hindostanen in Friesland, Limburg, Zeeland enzovoort terechtkwamen, zie je ook dat juist buiten de randstad Hindostanen geneigd zijn Sarnámi te praten. Ik kijk, bijvoorbeeld, naar mijn dochter. Ik heb thuis altijd Sarnámi gesproken. En zij zegt: ’Ja pap, ik kan het wel volgen, maar ik kan het niet praten.’ Welke zin heeft het om aan volwassenen Sarnámi te leren als ze daar geen emotionele binding mee hebben? Taal is een emotioneel gegeven. Als ik, bijvoorbeeld, zeg ‘He boi, áw to hiyá’ (Hé jongen, kom hier), dan is de intonatie van het Sarnámi vriendelijker. In het Nederlands klinkt het wat grof.”
India
Er zijn twee bundels van Jit Narain in India uitgegeven. In 1988 Jit Narain ke Sarnámi kavitáyen en in 2004 Dosti ke cáh/ wat vriendschap verlangt/What friendship desires. Hoe is dat gegaan?
“De eerste keer is het via een familielid gegaan die voor een jaar naar India was om Hindi te leren. Hij heeft mijn gedichten toen laten zien aan Mata Prasad Tripathi, een uit Uttar Pradesh afkomstige geoloog. Deze was enthousiast. Hij zag zijn taal. Sarnámi is nauw verwant aan het Bhojpuri dat in UP wordt gesproken. Hij heeft toen een verzameling gedichten in het nágri schrift omgezet. Hij heeft ze niet vertaald in het Hindi, alleen het schrift gebruikt. Hij herkende in mijn werk het genre Bidesia, een literair genre in India van migranten, en wilde dat graag uitgeven.”
“De tweede keer is gegaan via een medewerker van de Indiase ambassade in Suriname. Bij haar was het anders. Hindi was heilig voor haar en Sarnámi noemde zij meri náni ke bhásá (mijn grootmoeders taal). Op mij kwam dat over als een minderwaardige benaming. Zij heeft ook de gedichten in het nágri omgezet, maar ook naar Hindi vertaald. Dat is buiten mij om gegaan. Ik was niet tevreden met de Hindi vertaling.”
“Vroeger was ik niet zo taalbewust in India. Maar ik heb ontdekt dat ik met Sarnámi heel ver ben gekomen. Ik heb heel India overleefd met Sarnámi. Er is in India een tendens vanuit het noorden om Hindi te pushen. Maar de rest duwt terug. Ik volg de debatten in India Today. Men meent dat arme delen van India Hindi praten en andere regio’s willen niet dat de arme delen hun de taal opleggen. In Suriname is Hindi een statustaal, maar in India is er veel discussie.”
Jeugd
Jit Narain is de oudste van een gezin van 11 kinderen. Hij is geboren aan de Livornoweg (een zijstraat van de Indira Gandhiweg), daarna verhuisd naar Half Flora vlakbij de Leysweg. Daar was een modelboerderij, de ’s Landsboerderij, waarvan zijn vader voorman was. “Mijn vader was niet als landbouwer werkzaam, maar hij heeft wel rijst geplant op Jan Boiti (Half Flora), waar we woonden. Als de boerderij verhuisde gingen wij mee. Van Leysweg naar Waneweg te Lelydorpplan, daarna naar de Javaweg, Reeberg. Zo hebben we gezworven. Het is jammer dat die boerderij door ingenieurs kapot is gemaakt.”
Op school deed Jit Narain het goed. “Ik ging zonder enig probleem over op de lagere school. In de zesde klas begon het vervelend te worden. Ik mocht namelijk geen toelatingsexamen doen voor de mulo, omdat ik geen bijles had gevolgd. Die bijlessen werden gegeven door de zonen van de Hindostaanse onderwijzer. Zijn dochter was minder snugger dan ik, maar zij mocht wel toelatingsexamen doen. Je werd door je eigen mensen gedupeerd. Zij kwamen uit een christelijke familie en om de dochter kwam er een pater op school. Wij zagen toen voor het eerst een persoon in een zwart gewaad. Dat maakte een beangstigde indruk. In onze buurt waren alleen Hindostanen, af en toe zagen we Javanen.”
“Mijn ouders hebben mij nooit gestimuleerd om te leren. Ze zagen nooit de rapporten. Mijn moeder zag liever dat ik kleermaker zou worden. Dat was een populair beroep toen. Ik heb zelf de gang naar de universiteit in Leiden gemaakt en de jongere kinderen zijn gevolgd.”
Genoeg van Nederland
In 1984 verscheen de gedichtenbundel Wie wil wonen op de oever Waarom koerst hij naar de zee / Mánge ghat pe jiwan jhele Káhen naw samundar khewe. Hij schrijft daarin onder meer ‘met het vuil van de Hollanders drijf ik weg / spartelend onder die sluier, neus dicht voor de stank.’ Waren er toen al tekenen om naar Suriname terug te keren?
“Met deze bundel begon mijn poëzie serieus te worden. Het ging er om je plek te vinden. In Nederland. Nee, dit was voor mij nog geen voorbode om naar Suriname terug te keren. Ik zag hoe mensen met problemen worstelden. Ze hadden het niet makkelijk in Nederland en dat vertaalde zich ook in lichamelijke en psychische klachten. Pas na tien, twaalf jaar werken had ik er genoeg van om in Nederland te werken. In die tijd had ik ook last van pesterijen van Hollanders, zoals hondenpoep voor de kliniek. Dat deden ze met opzet. Ik gooide marcá ke páni (water met peper), maar dat hielp niet. En bij mijn huis parkeerden ze steeds voor mijn garage. Ik moest elke ochtend vroeg naar de praktijk, maar dan moest ik eerst met de politie in de weer. Ja, heel vervelende toestanden. Op een gegeven ogenblik werd ik ook knettergek van al die eenzaamheidsklachten. Van Hindostanen, maar ook van Hollanders. Toen ik in 1986 na vijftien jaar in Suriname was voor een Sarnámi seminar, merkte ik dat ik me daar goed voelde. Toen begon ik wel aan terugkeer te denken, maar dat is pas in 1991 gebeurd.”
Landbouw
Terug in Suriname opende hij op Uitkijk in het district Saramacca een polikliniek. Achter zijn huis liet hij een cultureel centrum met bibliotheek bouwen voor de districtsbewoners. En – niet verwonderlijk – ging hij zich ook toeleggen op de landbouw. In zijn literair werk speelt de tijd van de contractarbeiders (kantráki’s) die daarna landbouwers (khetihars) werden een belangrijke rol. Hun leven, hun pijn en volharding, hun dromen hebben hem gevormd. Zijn ájá (grootvader van vaderszijde) is zijn voorbeeld en aan hem zijn verschillende gedichten gewijd. Zo schrijft hij bijvoorbeeld:
‘Toen het eigen vreemd werd, moest het touw wel breken / alsof, uit de hangmat gegooid /de pijn van mijn gretige liefde mij trof/ alsof nu pas mijn ogen opengingen dat ik ben dankzij hem.’ (Dál Bhát Chatni, 1977).
‘geeft mij mijn ájá / zijn kost was eenvoudig /op mij rust alleen zijn zegen’ (Wie wil wonen op de oever Waarom koerst hij naar zee, 1984).
‘Alle woorden, alle, werkelijk allemaal / zijn mij door jou gegeven’ (Ter herinnering aan Agni de as van de herinnering, 1991).
Over zijn eigen werkzaamheden vertelt Jit Narain: “Ik werk nu elke dag in de ochtend ongeveer twee uren in de khet (het veld – red.). Ik begin om 9 uur en tegen half 12 ga ik douchen en me klaarmaken om ’s middags naar de kliniek te gaan. Ik wilde eigenlijk al stoppen, maar de arts die bij mij zit, had graag dat ik nog wat langer bleef. Ik zal nog een jaartje in de huisartsenpraktijk blijven. De afgelopen zes maanden heb ik elke dag kouseband geplukt. Mijn grond is groot, 20 hectare. Ik heb daarop ook kokos, bacoven, sinaasappelen, bananen en oker. Ik kan niet alles zelf doen, natuurlijk. Nu moet de appelbacove worden geoogst, maar ik heb geen mensen. Hindostanen willen niet meer werken op het veld. Ik heb gewerkt met Haïtianen. Die zijn nu schaars. Ik heb nu wel een Hindostaanse man die mij helpt. De kouseband pluk ik zelf en met de opbrengst daarvan betaal ik de arbeider(s). Zo speel ik quitte. Ik kwam toevallig een keer de eigenaar van een importzaak in Nederland tegen die een exportcentrum heeft neergezet vlakbij mij, Aan hem lever ik mijn producten. In Nederland is zijn zaak gevestigd in de buurt van Leidschendam.”
Jit Narain merkt op dat Hindostaanse landbouwers eenzame mensen zijn. “Vroeger maakten de zwarte slaven liedjes en ze zongen samen bij het werken. Haïtianen doen het ook. Bij Hindostanen zie je geen interactie, iedereen werkt alleen. Het komt door die karma-filosofie. Eenieder is verantwoordelijk voor zijn daden. Dan krijg je ieder voor zich. Hindostanen zijn geen collectieve mensen. Daarom mislukken verenigingen.”
Solitair
Jit Narain komt uit een groot gezin, maar hij is geen familiemens. “Ik heb een zoon en een dochter, maar ik zie hen niet, en zeker niet die Hare Rama mensen van mijn dochter. Religie, dat is niets voor mij. Als ze jarig is, krijgt ze van mij een geldbedrag. Met de kleinkinderen wil ik wel eens op stap.” Hij laat wel zien dat hij trots is als zijn familie wat bereikt. “Mijn dochter is socioloog en Rabin kennen jullie. Hij is wethouder geweest en nu is hij Nationaal Coördinator tegen racisme. Mijn jongere broer Jaggat, bij wie ik nu logeer, doet het ook heel goed. Hij had een modern ijzerconstructiebedrijf. Hij is lohár (ijzersmid), maar ook professioneel golfspeler. Ja, hij gaat de wereld rond.”
Dit jaar is het 150 jaar geleden dat de eerste Hindostaanse contractarbeiders in Suriname arriveerden. In dat verband zijn er diverse activiteiten voorzien, zowel in Suriname als in Nederland. Jit Narain ziet geen speciale rol voor zichzelf in de vierings-en herdenkingsactiviteiten. “Ik ben gevoelsmatig niet verbonden met 150 jaar immigratie. Ik ben een solitair persoon. Ik vind presentatie van cultuur belangrijk en dat doe ik op individuele basis. Bovendien vind ik dat er in Suriname geen podium voor een levendige cultuur is. Het gaat meer om religie.”
In de in 2020 verschenen gedichtenbundel Natráj (De dans van Shiwa/Shiwa’s dance) schrijft Jit Narain onder meer:
hoe meer de kleuren vervliegen
hoe zienlijker wat eronder is
nu heeft hij in zicht
de tekst van zijn verleden
de druk ervan
dunt zijn denken uit
hij is machteloos en beschaamd
hij kan het niet langer aanzien.
In zijn laatste bundel hamár dari mánge hai rahe / mijn plek wil wonen (2022) maakt hij zich los van de druk van het verleden en de daarbij behorende cultuur. “Eigenlijk ben ik nu zover dat voor mij cultuur niet hoeft te bestaan. Ik maak me los van alles. Van natie, cultuur. Alles wat je bindt, trekt je naar een kant. Ik wil niet getrokken worden naar een bepaalde kant. Ik wil bij mezelf blijven. Dit heb ik tot uitdrukking gebracht in het tweede gedicht van mijn laatste bundel. In het eerste gedicht zijn mijn delen nog op zoek naar een plek, in het tweede gedicht wil ik mij niet binden. Hamár jaghá, hiyá, huá (mijn plek is hier, daar), zo’n filosofie ligt eraan ten grondslag.”
rástra ná
ná des
yá des ke lacchan khát
ham cunli
aur cunti to cunti káhen
des pe cot
lacchan men khot
kom apane-áp hai
kare hai apanan ke apanahi or khicauti
dari khojilá ehi sab ke bic
jiye khát gar táná aur hincauti
dari khojilá, jahal ná
khuleám ham rahibe
ná bans ke dar se
ná puráná bhár ke dabáw se
baki paidaiswe se
ladá gaili haí ham
sáreke
niet voor natie
noch voor het land
of voor zijn aard
heb ik gekozen
en waarom zou ik
het land is gewond
zijn aard kent gebreken
het volk bestaat uit zichzelf
en trekt zijn leden naar zich toe
een ruimte zoek ik er temidden
om zonder halen en trekken te wonen
een plek zoek ik, geen gevang
in alle openheid zal ik leven
zonder angst voor mijn komaf
niet onder druk van oude lasten
maar overladen ben ik
sinds de geboorte
verdorie
Foto’s: Radjin Thakoerdin (Sampreshan/Hindorama)
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, INTERVIEW, Nederland, Sarnámi, Suriname, Taal & Literatuur
Mahesvari Autar organiseert amusement met diepgang “Geen Manoranjan, maar Manobhanjan” – Bina Makhan
Op donderdag 29 september 2022 organiseert DesiYUP Media Productions in de Doelen in Rotterdam ”Een ode aan klassieke Indiase muziek”. DesiYUP is in 2011 opgericht door Mahesvari Autar en inmiddels uitgegroeid tot een internationale muziekorganisatie. Het komende evenement in De Doelen is de aanleiding voor een kort interview met Mahesvari over haar beweegredenen om zich in te zetten voor het realiseren van een plaats voor de klassieke Indiase muziek op de reguliere podia in de Nederlandse theaters.
Mahesvari verwijst in dit verband naar een artikel dat zij geschreven heeft in het online blad “Om Rise Online”: Bhaja Govindam: Reduce Stress Through Indian Classical Music. Daarin beschrijft zij dat wetenschappelijk is bewezen dat het bezig zijn met muziek (luisteren, maken of zingen) de aanmaak van het knuffelhormoon oxytocine stimuleert. Zij maakt zich sterk voor het delen van betekenisvolle muziek met zoveel mogelijk mensen. “Hierdoor kun je je opladen en tot rust komen waardoor je weer geheeld verder kunt.”
Dit vind ik een nobel streven en probeer met dit korte artikel haar inzet onder uw aandacht te brengen. Want hoe je het ook draait of keert, alle inzet van gemotiveerden om klassieke muziek onder de aandacht van de gemeenschap te brengen staat of valt met onze bereidheid om kennis te willen nemen van het aanbod. Ja, in het begin is het vast even wennen om geen populaire Bollywoodmuziek voorgeschoteld te krijgen, maar heuse Ragas. Maar als je je er eenmaal voor openstelt, begint de schoonheid van de klanken je te omarmen.
Mahesvari, kun je iets over jezelf en DesiYUP vertellen?
“Ik ben in Nederland geboren. Mijn moeder is in Suriname geboren en mijn vader in India. Ik heb Media en Journalistiek gestudeerd aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam en heb de titel Master in Arts behaald. Ik heb DesiYUP in 2011 in de Kamer van Koophandel ingeschreven. Er zijn drie DesiYUP teamleden die tien jaar samen met mij actief zijn: Ashis Mathura, Dimitri Woei en Victor Joseph. Desi Yup bestaat uit drie onderdelen. Een onderdeel organiseert concerten, een ander onderdeel houdt zich bezig met communicatie advies en het derde onderdeel doet veel aan visuele ondersteuning. Het eerste concert hebben we in 2012 georganiseerd. In de afgelopen elf jaar hebben we meer dan 50 evenementen/optredens gedaan voor theaters, festivals en culturele organisaties. Ik ben ook Master of Ceremony geweest tijdens het bezoek van de president van India in 2022. In 2017 heb ik samen met ongeveer 20 mensen deelgenomen aan een meet and greet met premier Modi van India. Tussen al de mannelijke CEO’s van grote bedrijven was ik daar de jongste vrouw. In 2019 was ik een van de drie genomineerden voor Rotterdamse zakenvrouw van het jaar in de categorie ZZP.”
Hoe kwam je op het idee om DesiYUP op te richten?
“Het idee om DesiYUP op te richten kreeg ik tijdens het filmen voor de Organisatie Hindoe Media van de inauguratie van professor Chandersen Choenni in 2010 als bijzonder hoogleraar Hindostaanse Diasporastudies aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Ik weet niet meer of het zijn inaugurele rede was of de bijeenkomst zelf. Ik denk dat het een combinatie van factoren was waardoor ik mij realiseerde dat er een gat hier in Nederland is als het gaat om het ervaren van kunst en cultuur. Aan de ene kant heb je de traditionele manier van organiseren van events. Het gaat dan aan de ene kant om volksmuziek en -vermaak, zoals de Ram Lila of anderzijds om programmering in het Tropentheater van Indiase klassieke concerten. Maar het was altijd bedoeld voor een bepaald publiek en niet toegankelijk voor een breed publiek. Want waar zijn de jongeren, waarom komen ze niet? De jongeren gingen meer naar de Bollywoodconcerten of Hindi-pop feestjes. Dus iets wat daartussen lag, ontbrak naar mijn mening. Voor mijn eigen entertainment ging ik naar Londen. Daar bruiste het. Daar had je meer variatie op het gebied van kunst, cultuur, theatervoorstellingen en festivals. Het was daar veel groter, diverser en exclusiever. Hier in Nederland werden wel pogingen gedaan, maar er kwam niets duurzaams van de grond. Ik dacht toen: dit ga ik nu zelf doen! Ik ga het gewoon proberen. Ik wil andere vormen van kunst en cultuur en entertainment voor jonge mensen van mijn leeftijd (midden twintig toen) voor het voetlicht brengen. Zo ben ik begonnen. Ik had geen ervaring met het organiseren van concerten. Wist niet hoe het werkte bij theaters en wist niets van muziek. Ik ben gewoon in het diepe gesprongen. En 11 jaar later sta ik er nog steeds en hoor van mensen dat ik geen Manorandjan organiseer maar Manobhajan.”
Wie of wat geeft jou inspiratie dat je het na elf jaar nog volhoudt?
“Dat is de muziek zelf! Mijn drijfveer om de Hindostaanse gemeenschap op een positieve manier onder de aandacht te brengen kwam uit de muziek. Ik kijk niet weg van de problemen die ook onder de gemeenschap leven. Daar heb ik ook altijd aandacht voor gevraagd. Maar de Hindostaanse gemeenschap is zo uniek. Ik denk dat we te bescheiden zijn. We moeten meer gebruikmaken van onze soft power. We moeten meer erkenning geven aan onze eigen talenten. We hebben veel amateurtalenten die zonder conservatorium opleiding mooie prestaties neerzetten. Deze parels hebben kansen, mogelijkheden en podia nodig om te laten zien wat ze kunnen. Ik wil hier een bijdrage aan leveren door hun een podium te bieden.”
Wat wil je nog meer bereiken?
“Naast het bieden van een podium aan onze jongeren wil ik ook aan mensen buiten onze gemeenschap laten zien dat wij ook kunnen organiseren. Dat wij ook in mooie theaters mooie voorstellingen kunnen maken. We hebben een moeilijke start gehad, maar kijk waar we nu zijn beland. Ik heb drie werelden in mij. De Surinaamse, de Indiase en de Nederlandse. Daar kan ik tussen laveren.”
Concert in De Doelen
Mahesvari vertelt wat het concert Muses of Mindfulness op 29 september 2022 te bieden heeft. In het eerste stuk krijgt het publiek het percussie instrument dholak te horen in een klassieke setting. Het concert begint met een instrumentaal stuk gespeeld op bánsuri (fluitinstrument) door Aura Rascón. Zij is leerling van Pandit Hariprasad Chaurasia en is afgestudeerd aan Codarts Rotterdam (gerenommeerde Hogeschool voor Kunsten waar men op bachelor niveau Indiase muziek kan studeren). Dit stuk is een energizer. Hier komen mensen na een drukke week van werk en afspraken tot rust. Je agenda laat je even voor wat het is.
In het tweede stuk, Celebrate Life, maken de luisteraars kennis met de bezielende stem van Diepak Ramjiawan. Hij is een jonge getalenteerde zanger uit de Surinaams- Hindostaanse gemeenschap. Spirituele muziek is Diepak letterlijk met de paplepel ingegoten. Hij komt uit een muzikaal gezin en heeft zijn vocale talenten door middel van zanglessen geperfectioneerd. De combinatie van deze klassieke zangtechnieken, zijn unieke stemgeluid en zijn verfijnd gevoel voor esthetiek maken het luisteren naar Diepak tot een waar genot. Aravinda Tedjai gaat Diepak op dholak begeleiden.
Het derde stuk heet Inner Calling. De aardse stem van Codarts Alumnus Prewien bekoort de harten van de luisteraars met Indiase Ragas. Ook tijdens zijn deel speelt Aravinda de dholak. Dit doet hij solo en in duo met de Indiase tablaspeler Tarang Poddar. Tijdens Muses of Mindfulness komen muziekwerelden samen: baithak, bhajans, mantra’s en rágas hoor je in het slotstuk. De kroon van deze voorstelling is een explosieve versmelting van emoties, tradities en technieken.
Dit klinkt mij geweldig in de oren en ik hoop dat nu meer mensen nieuwsgierig zijn geworden en onze jongeren binnen de Hindostaanse gemeenschap de erkenning geven voor hun bijdrage aan het willen behouden en doorleven van de cultuur die onze voorouders uit India meegenomen hebben.
DesiYup.com
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW
Vinod Busjeet over STILLE WINDEN, DROGE ZEEËN – Een roman over Indiase identiteit in een multiraciale samenleving
Vinod Busjeet, geboren in Mauritius is woonachtig in de Verenigde Staten waar hij heeft gestudeerd en 29 jaar actief is geweest in de wereld van economische ontwikkeling, internationale financiën en diplomatie met functies bij de Wereldbank, de International Finance Corporation, een zusterorganisatie van de Wereldbank, en de ambassade van Mauritius in Washington. Vorig jaar debuteerde hij op zijn 71ste met de roman Silent winds, dry seas.
“Kort na mijn aankomst als student in de VS ging ik naar een voetbalwedstrijd in Hartford, Connecticut. Tijdens de rust stond de jongen die voor mij op de bank zat op en draaide zich om, bierblikje in de hand, zijn halve shirt over zijn spijkerbroek hangend.
“Waar kom je vandaan? India of Pakistan?” vroeg hij.
“Geen van beide. Ik kom uit Mauritius.” Ik heb het gespeld. “M.A.U.R.I.T.I.U.S.”
“Mo..Mori…Waar ligt dat?”
“Het is een eiland in de Indische Oceaan.”
“Dus het is een deel van India.”
“Nee, het ligt voor de kust van Zuid-Afrika, 2500 mijl van Kaapstad.”
“Afrika,” zei hij en pauzeerde even. Hij slurpte wat bier naar binnen. “Wat voor regering hebben jullie daar? Een stammenregering?”
Ik bleef kalm en antwoordde: “Het is een parlementaire democratie, gebaseerd op het Britse systeem. Jullie hebben een president, wij hebben een premier.”
De man nam nog een slok en ging zitten.
Een paar minuten later was hij weer op de been met een andere vraag. “Wie heeft jullie volk beschaafd gemaakt?”
Dit soort voorvallen en hoe Busjeet ermee omging, vormden de inspiratie voor zijn roman Silent Winds, Dry Seas, een coming-of-age-verhaal over een nakomeling van Indiase contractarbeiders. Het begon als memoires, maar werd fictie waarin de auteur zijn verbeelding kon gebruiken om de personages te ontwikkelen. Het verhaal begint in 1949, zijn geboortejaar, en eindigt met de onafhankelijkheid van Mauritius in 1968. Daarna is er nog een laatste hoofdstuk in Amerika. “De hoofdpersoon, Vishnu Bhushan, gaat de confrontatie aan met een autoritaire vader, een familievete en corrupte politici terwijl hij een toekomst probeert te smeden. Het verhaal begint in het multiraciale en meertalige Mauritius tijdens een periode van politieke beroering en eindigt in Yale.” De auteur is er trots op dat zijn boek goed is ontvangen. Het werd door National Public Radio (USA) uitgeroepen tot een van de Beste Boeken van 2021 en kreeg lovende recensies, onder andere van Pulitzerprijswinnaar Edward P. Jones (auteur van The Known World) die het volgende zegt: ‘De schoonheid van Busjeets prachtige, vaak adembenemende boek is, net als in de beste verhalen over reizen naar jongvolwassenheid, de kostbare en goed waargenomen en hartverscheurende details van het dagelijkse leven.’
Het verhaal van Busjeet is herkenbaar voor nakomelingen van Indiase contractarbeiders. “Mijn voorvader van vaderskant kwam in 1853 op zeventienjarige leeftijd vanuit India naar Mauritius. Zoals de meeste van de 454.000 Indiase contractarbeiders die tussen 1835 en 1910 naar het eiland kwamen na de afschaffing van de slavernij in het Britse Rijk, werd hij naar een suikerplantage gezonden. De voorvader van mijn moeder kwam in 1873 aan, toen hij negentien jaar oud was. Vandaag de dag zijn veel Indiërs niet langer werkzaam op de velden van de blanke suikerbaronnen, maar bezitten zij hun eigen stukken land en hebben zij zich ontwikkeld tot ambtenaar, beoefenaar van een vrij beroep en zakenman. In tegenstelling tot de Creolen, nakomelingen van Afrikaanse slaven die eerder tijdens de Franse kolonisatie naar Mauritius werden gebracht, mochten de Indiërs van de Britten hun naam, taal, godsdienst en tradities behouden. Zij behielden een sterk gevoel van Indiase culturele identiteit, ook al hebben de meesten het land van hun voorouders nooit gezien. Ik was de eerste nakomeling van mijn voorouders die India bezocht, in 1978.
Ik groeide op te midden van verschillende tradities – Indiaas, Frans, Creools en Chinees, een unieke culturele mix die het decor vormt voor Silent Winds, Dry Seas. Net als de hoofdpersoon staan Mauritianen van Indiase afkomst voor de vraag: welke tradities geven we door aan de volgende generatie en welke veranderen of verwerpen we? Een vraag die resoneert met de Indiase diaspora wereldwijd en een van de belangrijkste bronnen van conflict in het boek is.”
De auteur denkt dan ook dat het boek voor Surinaamse Hindostanen veel herkenning oproept. “Door het leven van wat een recensent ‘een geweldige reeks personages’ heeft genoemd, maak je kennis met de mensen, plaatsen en politiek van een land met een levendige Indiase diaspora.”
Foto’s: Vinod Busjeet en Sushant Sehgal
Nederlandse editie: Stille Winden, Droge Zeeën, Zoetermeer: Sampreshan 2023, ISBN 9789083199665, 300 pp.
inclusief een voorwoord van de auteur bij de Nederlandse uitgave, prijs € 24,95
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, INTERVIEW, Migratiegeschiedenis, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Gemeenteraadsverkiezingen Jane Arifa Badoella
Op 16 maart 2022 vinden in Nederland de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Over het land verspreid zijn er kandidaten met een Surinaamse achtergrond. Hindorama biedt aan hen de gelegenheid iets over zichzelf en hun idealen te vertellen. Jane Arifa Badoella is kandidaat in de gemeente Zoetermeer.
Kunt u kort iets over uzelf vertellen: waar bent u geboren, sinds wanneer woont u in Nederland, welke opleiding heeft u gevolgd / wat is uw beroep?
Ik ben geboren in Suriname en ben in 1985 naar Nederland gekomen voor onderzoek naar mijn visuele aandoening en om te studeren. Ik heb MBA gedaan en daarna als boekhoudster gewerkt. Verdere opleidingen: P&O/HRM, NLP en Hypnotherapie, Diversiteitsmanagement. Mijn loopbaan is voornamelijk binnen de Gemeente Amsterdam geweest. Enkele functies: projectleider werving en selectie toezichthouders en parkeercontroleurs, loopbaanadviseur en vice-voorzitter Diversiteitsplatform. Mijn huidige inzet binnen de maatschappij is als voorzitter van de Stichting Meerdanjijdenkt en voorzitter van de Stichting All-4U Development 2013.Tevens ben ik schrijfster.
Sinds wanneer bent u politiek actief en wat is de reden daarvoor?
Ik ben sinds 2020 politiek actief voor de partij D66. Met de landelijke verkiezingen was mij dispensatie verleend en drong ik door tot de eerste 100 kandidaat-kamerleden. Geselecteerd uit rond de 1000 aanmeldingen. Ik maak deel uit van de D66 Landelijke Interessegroep GGZ. Vanuit die hoedanigheid zet ik mij in voor preventie, beter beleid en uitvoering als het gaat om de GGZ (zie het pamflet op de site van de Landelijke Interesse groep GGZ). Vanuit Amsterdam ben ik sinds een jaar verhuisd naar Zoetermeer. Ik leer Zoetermeer en de Zoetermeerse gemeenschap graag beter kennen. En dat doe je het beste als je in het diepe wordt gegooid, vind ik. Dus steek ik mijn nek uit als kandidaat-gemeenteraadslid om op deze manier mijn politieke bijdrage te leveren om de maatschappij, de burger en de problematiek beter te leren kennen. De reden voor mij om politiek actief te worden is de verharding van de maatschappij. Links en rechts binnen de politiek staan steeds meer lijnrecht tegenover elkaar. Dit vind ik een slechte zaak. Verder wil ik graag de diversiteit binnen de politiek bevorderen. Nog steeds moeten minderheden en andere diversiteiten driedubbel zo hard werken om hetzelfde als elke andere Nederlander te kunnen bereiken. Rechtzetten van ongelijkheid in kansen, gelijkheid, vrijheid en broederschap vind ik belangrijk.
Bij welke partij bent u aangesloten en waarom?
Ik heb gekozen voor D66 omdat het een partij in het midden van het politieke spectrum is. Daarnaast is het een partij die helpt vrouwen het glazen plafond te laten doorbreken, door te stimuleren de nek uit te steken en niet bang te zijn om te vallen. D66 is een partij die voor gelijkheid en vrijheid staat, voorstander is van een rijke school voor elk kind en zich inzet voor het verhogen van kansen voor kansarme kinderen.
Welke concrete voorstellen heeft uw partij in het verkiezingsprogramma opgenomen die bijdragen aan een inclusieve gemeente?
Ten aanzien van een betere toegankelijkheid zijn er diverse concrete voorstellen binnen ons verkiezingsprogramma op vele terreinen. Ik verwijs dan ook naar ons verkiezingsprogramma op de Website D66 Zoetermeer — Verkiezingsprogramma. Ik heb zelf een visuele beperking en loop vaak genoeg tegen dingen aan. D66 Zoetermeer heeft het verkiezingsprogramma zowel ingesproken, als visueel toegankelijk gemaakt door met kleur en grote knoppen te werken. In het centrum van Zoetermeer wordt de toegankelijkheid steeds verbeterd voor mensen met een lichamelijke beperking. Bij woningbouw en renovatie wordt binnen inclusievere mogelijkheden gemonitord op de toegankelijkheid voor alle groepen en type burgers en ondernemers.
Waar wilt u zich specifiek voor inzetten? Wilt u daarbij specifiek iets betekenen voor mensen met een migratieachtergrond of wilt u niet per se in dat hokje worden geplaatst?
Ik wens in geen enkel hokje geplaatst te worden. Ik sta klaar voor iedere Zoetermeerse burger en/of ondernemer. Mijn portefeuilles zijn op het gebied van Organisatie, Cultuur, Diversiteit en Toegankelijkheid. Integratie van deze zorgen voor gelijkheid, gelijke behandeling, begrip en respect voor elkaar. Onze verschillen kunnen we in elkaars verlengde leggen, zo kunnen we veel leren van elkaar en elkaar verheffen.
Wilt u -kort- nog een bijzondere boodschap kwijt?
Ik ben onder het pseudoniem Jay A. Lecton poëzieschrijfster. Mijn boodschap ligt dan ook hierin besloten. Mentale weerbaarheid en geestelijke gezondheid van de mens gaan mij aan het hart. Ik bevorder dan ook het schrijven om jezelf te kunnen uiten, het lezen om jezelf educatief te kunnen verhogen, om zo de mentale weerbaarheid te versterken. Preventief bezig te zijn tegen geestelijke aandoeningen en ziektes is erg belangrijk. In deze moeilijke tijden van de Coronapandemie en dreiging van oorlog kunnen angsten, depressies en agressieve uitingen zich versnellen en vermeerderen. Schrijven en lezen in welke positieve vorm dan ook helpt de mentale weerbaarheid verhogen en verlicht het intellect. Blijf dus schrijven en lezen!
Twitter: https://twitter.com/JaneArifa?s=20
LinkedIn: https://www.linkedin.com/in/jane-arifa-badoella-704646a9
Facebook: https://www.facebook.com/jlecton/
***
Zie ook andere kandidaten op Hindorama pagina: Maak kennis met … GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN 2022 >>
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW, Nederland
Gemeenteraadsverkiezingen Nizaam Muradin
Op 16 maart 2022 vinden in Nederland de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Over het land verspreid zijn er kandidaten met een Surinaamse achtergrond. Hindorama biedt aan hen de gelegenheid iets over zichzelf en hun idealen te vertellen. Nizaam Muradin is kandidaat in de gemeente Den Haag.
Kunt u kort iets over uzelf vertellen: waar bent u geboren, sinds wanneer woont u in Nederland, welke opleiding heeft u gevolgd / wat is uw beroep?
Ik ben in Suriname geboren. Op mijn zesde ben ik naar Nederland verhuisd. Ik heb de studies Informatica en Bedrijfskunde aan de Vrije Universiteit in Amsterdam afgerond. Ik heb de afgelopen 30 jaar bij diverse grote bedrijven als verandermanager gewerkt. Enkele functies: directeur Bedrijfsvoering, algemeen directeur en bestuurder.
Sinds wanneer bent u politiek actief en wat is de reden daarvoor?
Ik ben sinds 2009 politiek actief. Eerst voor de VVD en sinds een paar jaar voor DENK. Aanleiding hiervoor was het raadslidmaatschap van mijn vrouw. Zij was het eerste Hindostaanse raadslid (PvdA) in de gemeente Den Haag.
Bij welke partij bent u aangesloten en waarom?
Ik heb mij aangesloten bij DENK, omdat deze partij tegen discriminatie en uitsluiting is en op dat gebied de meest concrete stappen heeft gezet. DENK-lijsttrekker Farid Azarkan, in het bijzonder, wilde omtrent de toeslagenaffaire de onderste steen boven hebben. DENK heeft het Nederlandse slavernijverleden op de kaart gezet. Inmiddels hebben diverse gemeenten hierdoor excuses voor dit verleden aangeboden. DENK vraagt aandacht voor het leed dat de Roma- en Sinti-gemeenschap is aangedaan in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. Nederland is nog steeds gesegregeerd, zowel op cultureel gebied als in sociaal-economische zin. Deze kloof moet worden gedicht door politieke dialoog en een herkenbaar politiek profiel. Iedere burger, ongeacht hun situatie, kleur, afkomst, geslacht moet een stem hebben. We moeten niet vechten om de paraplu als het regent, maar er samen onder gaan staan. We moeten niet steeds in wedstrijden denken, want dan zijn er ook niet altijd verliezers.
Welke concrete voorstellen heeft uw partij in het verkiezingsprogramma opgenomen die bijdragen aan een inclusieve gemeente?
Er zijn diverse concrete voorstellen binnen ons verkiezingsprogramma op vele terreinen. Ik verwijs graag naar het verkiezingsprogramma op de Website van DENK Den Haag.
Waar wilt u zich specifiek voor inzetten? Wilt u daarbij specifiek iets betekenen voor mensen met een migratieachtergrond of wilt u niet per se in dat hokje worden geplaatst?
Ik zet mij in voor een verenigd, divers en solidair Den Haag op alle niveaus, waarbij steeds de waardigheid van mensen wordt beschermd.
Wilt u -kort- nog een bijzondere boodschap kwijt?
Ga vooral stemmen en krijg daardoor inspraak: dat geeft een belangrijk signaal.
***
Zie ook andere kandidaten op Hindorama pagina: Maak kennis met … GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN 2022 >>
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW, Nederland
Gemeenteraadsverkiezingen Wesley Raghoebar
Op 16 maart 2022 vinden in Nederland de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Over het land verspreid zijn er kandidaten met een Surinaamse achtergrond. Hindorama biedt aan hen de gelegenheid iets over zichzelf en hun idealen te vertellen. Wesley Raghoebar is kandidaat in de gemeente Tilburg.
Kunt u kort iets over uzelf vertellen: waar bent u geboren, sinds wanneer woont u in Nederland, welke opleiding heeft u gevolgd / wat is uw beroep?
Mijn naam is Wesley Raghoebar, 43 jaar. Vader van 4 prachtige kinderen. Ik ben een geboren Tilburger. Mijn ouders komen uit Suriname. Ik heb Marketing Management afgerond in Eindhoven. Ben momenteel media-adviseur bij Clingendael Media in Den Haag.
Sinds wanneer bent u politiek actief en wat is de reden daarvoor?
Sinds oktober 2021 ben ik actief geworden in de politiek. Ik werd door verschillende mensen gevraagd om te informeren naar een mogelijkheid voor een mandir (hindoetempel) in Tilburg. Ik heb de heer Frans van Aarle, fractievoorzitter van Lokaal Tilburg, benaderd en hij heeft mij gevraagd om actief te worden bij de partij.
Bij welke partij bent u aangesloten en waarom?
Ik heb mij bij Lokaal Tilburg aangesloten omdat deze partij de inwoners centraal stelt. Ik vind het belangrijk dat de gemeente in dienst is van de inwoners. Iedere Tilburger ongeacht kleur, afkomst, geslacht moet een stem hebben. Ik hoop voor een deel van Tilburg een stem te kunnen zijn.
Welke concrete voorstellen heeft uw partij in het verkiezingsprogramma opgenomen die bijdragen aan een inclusieve gemeente?
Wij ondersteunen de plannen om een mandir in Tilburg te openen.
Waar wilt u zich specifiek voor inzetten? Wilt u daarbij specifiek iets betekenen voor mensen met een migratieachtergrond of wilt u niet per se in dat hokje worden geplaatst?
Ik ben er voor alle Tilburgers. Met name de Tilburgers die op afstand staan van de gemeente. Als ik hun stem kan overbrengen, hoop ik het vertrouwen te kunnen verdienen.
Wilt u -kort- nog een bijzondere boodschap kwijt?
Ik wens iedere kandidaat met Surinaamse achtergrond veel succes! Samen maken we Nederland kleurrijker. Het begint op microniveau.
***
Zie ook andere kandidaten op Hindorama pagina: Maak kennis met … GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN 2022 >>
- Published in BIBLIOTHEEK, INTERVIEW, Nederland