Promotie Anita Ramcharan: Een cultuur vol liederen en een liedkunst vol cultuur
Op donderdag 21 december verdedigde Anita Ramcharan haar proefschrift Een cultuur vol liederen, liedkunst vol cultuur: De positie van vrouwen in Hindostaanse liedkunst. Ramcharan heeft onderzocht hoe Hindostaanse vrouwen de liedtraditie bij de hindoerituelen rond de geboorte, het huwelijk en het overlijden hebben bewaard, aangepast en overgedragen.
Een orale traditie
Door te zingen tijdens belangrijke momenten creëerden zangeressen een sfeer die past bij een bepaald ritueel. In deze rol namen zij de taak op zich om een stemming van betrokkenheid te scheppen, waarin alle partijen hun eigen rol hadden. De zangeressen hebben de traditie van de liedopvoeringen en hun repertoire doorgegeven aan de volgende generaties. Zij hebben de bijdrage die hun moeders en oma’s hebben geleverd aan het vormen van de hindoegemeenschap voortgezet en verder ontwikkeld in Suriname en later in Nederland.
Hierin hebben vrouwen van de volgende generaties elke keer opnieuw keuzes gemaakt tussen bewaren en vernieuwen. Hoewel er tegenwoordig zeker bij minder momenten liedopvoeringen worden verzorgd dan vroeger, hebben vrouwen deze traditie levend weten te houden.
Zoals andere orale tradities is ook deze traditie van vrouwen bij hindoerituelen dynamisch. Zowel de inhoud als de vorm is constant in beweging en dat laat zien hoe zangeressen in de steeds veranderende wereld omgaan met deze vrouwentraditie. Door die traditie te blijven vernieuwen behouden zij deze liedkunst. Deze vernieuwingen illustreren hoe vrouwen creatief zijn binnen dit constante koorddansen tussen adaptatie en innovatie, terwijl zij nog steeds respectvol bezig zijn met een eeuwenoude literaire traditie.
Liederen
Tijdens de geboorte-, huwelijks- en overlijdensrituelen zingen zangeressen, net als hun voormoeders uit India, bijvoorbeeld over de handelingen die verricht worden, de voorwerpen die gebruikt worden en de mensen die de handelingen verrichten.
Hun liederen zijn dus niet alleen bedoeld voor de persoon die is geboren, in het huwelijk treedt of is overleden, maar ook voor anderen die eretaken verrichten bij deze rituelen. Zo zingen vrouwen voor specifieke personen ook plaagliederen die ze van hun voormoeders hebben geleerd. Deze bijzondere liederen tonen aan hoe vrouwen vormen van beeldspraak hanteren in het spel om binnen de grenzen te blijven en toch niet. Daarmee laten zij zien hoe zij in deze liedtraditie met bestaande hiërarchieën omgaan.
Proefschrifttitel: Een cultuur vol liederen of liedkunst vol cultuur: De positie van de vrouw in Hindostaanse liedkunst
Promotoren: Prof. dr Berteke Waaldijk en Prof. dr Michiel van Kempen
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
PANI BARSE – Een soap gericht op de Hindostanen in Nederland
Vandaag vrijdag 18 maart 2022 is het Holi, het nieuwjaars- en lentefeest van hindoes. Stichting Samen Maakt Sterk lanceert op deze dag de soap Pani Barse. Een mooi moment om de vele kleuren van het leven met elkaar te vieren. Waar Holi in het teken staat van het bestrijden van het kwade, zien we in de soap ook de familie Doerga worstelen met diverse uitdagingen in het leven.
Pani Barse vertelt de verhalen van drie broers en hun gezin. De oudste broer kwam in de jaren ’70 van de vorige eeuw als eerste vanuit Suriname naar Nederland om te studeren. Zijn twee jongere broers volgden daarna. Jaren later hebben de broers jongvolwassen kinderen. De kijker wordt meegenomen in actuele thema’s die een belangrijke rol spelen binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap. Denk aan uitdagingen rondom geld, liefde, drugs- en drankgebruik, stiekem uitgaan en dergelijke.
20 acteurs, allemaal vrijwilligers, brengen deze – soms taboedoorbrekende – verhalen. De makers, Rajiv Girwar en Jimmy Autar, hopen op deze wijze de vaak nog lastige thema’s bespreekbaar te maken in gezinnen en het gesprek tussen ouder en kind, vader en moeder, oom en tante, neef en nicht, oma en kleinkind te bevorderen. Elke aflevering duurt ongeveer 20 minuten. Het eerste seizoen bestaat uit 13 afleveringen.
Vanaf vandaag is de soap wekelijks te zien op www.panibarse.nl. De eerste keer zijn er twee afleveringen te zien, daarna wekelijks een aflevering op de vrijdag.
Acteurs
Chan Ramlal – Sharda Boedhoe – Wicky Girwar – Soebhaas Ramadhin – Shalini Rai – Danish Rajasekaram – Nandini Bindadin – Sagar Pawan Bhageloe – Ishwardatt Badrie – Sharmila Dewoe – Maureen Bechoe – Sharina Dwarka – Tariq Akram – Faziel Wagid Hosain – Robert Isri – Hassan Oumhamed – Guner Guven – Oneal Ganpat – Nelly Girwar – Tessa Hoenselaar – Jean Pierre Nshimyumuremyi – Miisz Gracie – D-Wack Hiralal
Bekijk de eerste twee afleveringen:
Aflevering 1: Ontmoet de familie Doerga>>
Aflevering 2: Suresh confronteert zijn broers >>
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Entertainment, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Vinod Busjeet over STILLE WINDEN, DROGE ZEEËN – Een roman over Indiase identiteit in een multiraciale samenleving
Vinod Busjeet, geboren in Mauritius is woonachtig in de Verenigde Staten waar hij heeft gestudeerd en 29 jaar actief is geweest in de wereld van economische ontwikkeling, internationale financiën en diplomatie met functies bij de Wereldbank, de International Finance Corporation, een zusterorganisatie van de Wereldbank, en de ambassade van Mauritius in Washington. Vorig jaar debuteerde hij op zijn 71ste met de roman Silent winds, dry seas.
“Kort na mijn aankomst als student in de VS ging ik naar een voetbalwedstrijd in Hartford, Connecticut. Tijdens de rust stond de jongen die voor mij op de bank zat op en draaide zich om, bierblikje in de hand, zijn halve shirt over zijn spijkerbroek hangend.
“Waar kom je vandaan? India of Pakistan?” vroeg hij.
“Geen van beide. Ik kom uit Mauritius.” Ik heb het gespeld. “M.A.U.R.I.T.I.U.S.”
“Mo..Mori…Waar ligt dat?”
“Het is een eiland in de Indische Oceaan.”
“Dus het is een deel van India.”
“Nee, het ligt voor de kust van Zuid-Afrika, 2500 mijl van Kaapstad.”
“Afrika,” zei hij en pauzeerde even. Hij slurpte wat bier naar binnen. “Wat voor regering hebben jullie daar? Een stammenregering?”
Ik bleef kalm en antwoordde: “Het is een parlementaire democratie, gebaseerd op het Britse systeem. Jullie hebben een president, wij hebben een premier.”
De man nam nog een slok en ging zitten.
Een paar minuten later was hij weer op de been met een andere vraag. “Wie heeft jullie volk beschaafd gemaakt?”
Dit soort voorvallen en hoe Busjeet ermee omging, vormden de inspiratie voor zijn roman Silent Winds, Dry Seas, een coming-of-age-verhaal over een nakomeling van Indiase contractarbeiders. Het begon als memoires, maar werd fictie waarin de auteur zijn verbeelding kon gebruiken om de personages te ontwikkelen. Het verhaal begint in 1949, zijn geboortejaar, en eindigt met de onafhankelijkheid van Mauritius in 1968. Daarna is er nog een laatste hoofdstuk in Amerika. “De hoofdpersoon, Vishnu Bhushan, gaat de confrontatie aan met een autoritaire vader, een familievete en corrupte politici terwijl hij een toekomst probeert te smeden. Het verhaal begint in het multiraciale en meertalige Mauritius tijdens een periode van politieke beroering en eindigt in Yale.” De auteur is er trots op dat zijn boek goed is ontvangen. Het werd door National Public Radio (USA) uitgeroepen tot een van de Beste Boeken van 2021 en kreeg lovende recensies, onder andere van Pulitzerprijswinnaar Edward P. Jones (auteur van The Known World) die het volgende zegt: ‘De schoonheid van Busjeets prachtige, vaak adembenemende boek is, net als in de beste verhalen over reizen naar jongvolwassenheid, de kostbare en goed waargenomen en hartverscheurende details van het dagelijkse leven.’
Het verhaal van Busjeet is herkenbaar voor nakomelingen van Indiase contractarbeiders. “Mijn voorvader van vaderskant kwam in 1853 op zeventienjarige leeftijd vanuit India naar Mauritius. Zoals de meeste van de 454.000 Indiase contractarbeiders die tussen 1835 en 1910 naar het eiland kwamen na de afschaffing van de slavernij in het Britse Rijk, werd hij naar een suikerplantage gezonden. De voorvader van mijn moeder kwam in 1873 aan, toen hij negentien jaar oud was. Vandaag de dag zijn veel Indiërs niet langer werkzaam op de velden van de blanke suikerbaronnen, maar bezitten zij hun eigen stukken land en hebben zij zich ontwikkeld tot ambtenaar, beoefenaar van een vrij beroep en zakenman. In tegenstelling tot de Creolen, nakomelingen van Afrikaanse slaven die eerder tijdens de Franse kolonisatie naar Mauritius werden gebracht, mochten de Indiërs van de Britten hun naam, taal, godsdienst en tradities behouden. Zij behielden een sterk gevoel van Indiase culturele identiteit, ook al hebben de meesten het land van hun voorouders nooit gezien. Ik was de eerste nakomeling van mijn voorouders die India bezocht, in 1978.
Ik groeide op te midden van verschillende tradities – Indiaas, Frans, Creools en Chinees, een unieke culturele mix die het decor vormt voor Silent Winds, Dry Seas. Net als de hoofdpersoon staan Mauritianen van Indiase afkomst voor de vraag: welke tradities geven we door aan de volgende generatie en welke veranderen of verwerpen we? Een vraag die resoneert met de Indiase diaspora wereldwijd en een van de belangrijkste bronnen van conflict in het boek is.”
De auteur denkt dan ook dat het boek voor Surinaamse Hindostanen veel herkenning oproept. “Door het leven van wat een recensent ‘een geweldige reeks personages’ heeft genoemd, maak je kennis met de mensen, plaatsen en politiek van een land met een levendige Indiase diaspora.”
Foto’s: Vinod Busjeet en Sushant Sehgal
Nederlandse editie: Stille Winden, Droge Zeeën, Zoetermeer: Sampreshan 2023, ISBN 9789083199665, 300 pp.
inclusief een voorwoord van de auteur bij de Nederlandse uitgave, prijs € 24,95
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, INTERVIEW, Migratiegeschiedenis, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Je naam is het symbool van je identiteit – Pandit Bhasker Rewti
Wanneer we naar de geschiedenis kijken dan zien we dat India (hierna ‘Bhārat’ genoemd omdat deze naam de officiële naam is) ongeveer 900 jaar is leeggeplunderd door invallers, bezetters en onderdrukkers die continu hebben getracht de lokale cultuur te vernietigen. De invallers, bezetters en onderdrukkers kwamen uit het noorden en namen de Islam en de Koran mee. Daarna is Bhārat ingevallen, bezet en onderdrukt door Portugezen, Fransen, Nederlanders en Engelsen. Wil men een volk vernietigen dan moet men de afkomst, cultuur, alle eigen namen en alle herinneringen die aan de afkomst verbonden zijn vernietigen. Het vernietigen en afpakken van de cultuur en godsdienst van de Indiase (hierna Bhāratse) inwoners hebben de moslims continu tijdens de bezettingsperiode uitgevoerd. De Engelsen vielen vanuit de oostkust Bhārat binnen en de vernietiging van de Bhāratse levenswijze en cultuur werd voortgezet. De Engelsen namen de Bijbel mee en er werden duizenden kerken gebouwd. Zowel de moslims als de Engelsen hebben de veranderingen en de vernietigingen naar hun eigen zin en stijl doorgevoerd. We zien dat hierdoor onder andere plaatsnamen in Bhārat zijn veranderd.
De namen van plaatsen werden veranderd
Enkele voorbeelden: Karṇavatī werd Ahmedabad, Saṁbhajī Nagar werd Aurangabad, Ānand Nagar werd Ahmed Nagar, Mumbai werd Bombay, Kōlkātā werd Calcutta, Chēnnai werd Madras. Agrāvan werd veranderd in Agra, Prayāgrāj werd veranderd in Allahabad, et cetera.
Tempels werden veranderd in moskeeën
Maar ook onze Bhāratse tempels werden afgebroken en op dezelfde plaatsen werden dan moskeeën gebouwd. Enkele voorbeelden. De naam van bijvoorbeeld de Śiva mandir in Agra die Tējō Mahālaya heette werd veranderd in Taj Mahal. De Rāma Janmabhūmi tempel in Ayōdhiyā werd de Babri Mahdjid, de Kāśī Viśvanāth tempel werd de Gyanvapi Moskee, de Kṛṣṇa bhūmi tempel werd de Shah Idgah moskee, Ādināth tempel werd de Adina Moskee, de Bhadrakālī tempel werd de Jama Mahdjid, et cetera.
De namen van land en volk werden veranderd
Ook de naam van het land, cultuur en godsdienst zijn na de invasie veranderd.
Het vernietigen van het kenniscentrum van de Bhāratse inwoners
Takṣaśilā was de eerste en grootste internationale universiteit ter wereld, gevestigd rond 500 jaar voor Christus in het oude onverdeelde noorden van Bhārat. Tegenwoordig is de plaats waar het gebouwd was Pakistan geworden. Takṣaśilā is door de Hunnen vernietigd. De Vēdische Nālandā Universiteit in Bihār is door de Turkse moslims onder leiding van Bakhtiyar Khilji geplunderd, de studenten werden verkracht en onthoofd, alle boeken zijn verbrand en uiteindelijk is de universiteit vernietigd en platgebrand.
Bekeringen en verandering van de eigen naam
- De moslims hebben gedwongen bekeringen toegepast. U had de keuze tussen vermoord worden of moslim worden. Of, als niet moslim moest u zware belastingen betalen. Vele arme mensen waren toen door de Belastingmaatregel gedwongen om moslim te worden. De eigen hindoenaam werd dan gelijk veranderd in een moslimnaam.
- De Puranische Sanātana pandit baba’s, die het kastenstelsel hebben gebracht, hebben ook ertoe bijgedragen dat de allerlaagste kasten vrij snel werden overgehaald om moslim te worden. Immers bij de Purāṇische Sanātana Dharma hadden ze helemaal geen rechten. De Purāṇische pandit baba’s hadden bepaald dat de spijtoptanten niet het recht hadden om terug te keren naar de Sanātana Dharma. Zij vonden dat bekeerde arme mensen tot Islam onrein waren geworden.
- De Engelsen brachten het Macaulayisme en er werden duizenden kerken gebouwd. Bhāratse mensen werden bekeerd tot het christendom. Deze bekeringen gaan tot en met heden in volle vaart nog door. Als je een christen wordt dan wordt je naam ook veranderd in een christelijke naam.
Wat is Macaulayisme? Engeland heeft de vraag gesteld “Hoe kunnen we de inwoners van India zodanig veranderen dat ze uiterlijk op Indiërs lijken maar van binnen Engelsen worden? Het antwoord is gegeven door Lord Macaulay: “Pak hun taal, cultuur, namen en hun identiteit af en geef Indiërs het gevoel dat wanneer ze Engels praten, dat ze dan superieur zijn”. Het plan van Lord Macaulay werd letterlijk uitgevoerd. Gurukula’s (kostscholen waar naast wetenschap ook Sanskriet lessen werden gegeven) werden vernietigd en de taal Sanskriet werd verboden. Verder zijn ze ook doorgegaan met het zoveel mogelijk veranderen van (plaats) namen in Bhārat. Dit beleid hebben ze trouwens ook in Brits-Guyana toegepast. Onze broeders in Guyana kunnen bijna geen Hindi meer spreken.
In Bhārat wordt soms de term “Macaulay’s Children” gebruikt om te verwijzen naar mensen van puur autochtone afkomst die de westerse cultuur als hun eigen levensstijl hebben overgenomen. Een “halfbloed” kind voelt zich superieur in Bhārat. Onze Bhāratse inwoners zijn inderdaad geworden zoals de Mahā-guru Lord Macaulay het had gewild, namelijk geen Bhāratse maar Hindoestaanse Indiërs met een bruine huidskleur en wonend in Bhārat. Daardoor uiten veel mensen in en uit Bhārat zich in het Engels, soms vooral om aan te geven dat ze beter ontwikkeld zijn dan mensen die alleen Hindi of hun eigen moedertaal spreken. Het is zelfs zo ver gekomen dat veel mensen in Bhārat geen zuiver Hindi meer kennen of hun moedertaal niet meer kunnen spreken. Er zijn in Bhārat ongeveer 415 levende talen. De trots dat ze bruine Engelsen zijn raast al een sneltrein nog steeds voort in Bhārat en bij Bhāratse mensen in het buitenland.
Bij de bekeringen door moslims en christenen worden nog steeds de hindoenamen veranderd in moslim- of christelijke namen. Deze verandering heeft ten doel je verleden te doen vergeten en je identiteit te vernietigen. Tegenwoordig mogen in Bharat bekeerde christenen geen contact meer hebben met hindoes omdat de christenen bang zijn dat ze weer hindoes worden.
India is op 15 augustus 1947 onafhankelijk geworden. Na de onafhankelijkheid is het land geregeerd door moslims en christenen, namelijk de Nehrū-Gandhi clan. De vernietiging van de Sanātana Dharma dendert na de onafhankelijkheid van Bhārat nog steeds voort. Onze geleerde pandits werden in 1990 uit Kashmir verdreven. De overheid geleid door de Nehrū-Gandhi clan deed niets om dit te voorkomen. Maar wanneer een bewuste Indiër deze christelijke en moslimbekeringen in Bhārat een halt wil toeroepen, 900 jaar vernietiging van Bhārat wil corrigeren, dan word je gebombardeerd tot niet seculiere, nationalistische, fundamentalistische en fanatieke hindoe die moslims en christenen vervolgt. Voor de wereld doen de moslims en christenen zich dan zielig voor. Dit is kennelijk de reden dat er weinig positief nieuws door westerse journalisten in Europa wordt verspreid. Zodra er echter iets negatiefs gebeurt dan komt het nieuws in grote krantenkoppen in heel Europa.
Mensen in Bharat zijn ongeveer 900 jaar onderdrukt en gehersenspoeld. Het lijkt alsof deze onderdrukking in onze genen is gaan zitten. “Wij vinden alles goed en alle goden zijn hetzelfde” is ons karakter geworden. We komen niet meer op voor onze cultuur en levenswijze. We schamen ons om te zeggen: “Ik ben Bhāratīya of mijn voorouders komen uit Bhārat en mijn godsdienst (het woord religie en godsdienst is gebonden aan Islam en het Christendom) is, neen, mijn levenswijze is de Sanātana Dharma. Hebben wij geen Vēdische ruggengraat meer? Wordt het nu geen tijd om als Sanātana Dharma met de Vēda’s (de ware bron van Sanātana Dharma) in de hand, bewuster in het leven te staan? Wordt het geen tijd om uw gedrag en de effecten van uw gedrag te bekijken? Wordt het geen tijd om over je gevoelens te praten en over wat 900 jaar onderdrukking heeft opgeleverd? Wordt het geen tijd om uw achtergrond en uw eigen geschiedenis te onderzoeken? Wordt het geen tijd om na te denken hoe we minimaal kunnen bijdragen aan de bewustwording van onszelf en onze kinderen? Kunnen we deze bewustwording ook thuis beginnen met de opvoeding van onze kinderen? Wordt het geen tijd om onze kinderen te laten groeten door met de handen bijeengebracht voor het hart het woord namastē te zeggen? Het is verbazingwekkend dat zelfs kinderen van 5 jaar oud zich schamen om de handen bijeen te brengen en geen namastē willen zeggen. Wordt het geen tijd om onze kinderen hun identiteit te geven door de juiste namen bij de geboorte mee te geven waarop ze trots kunnen zijn? Onze kinderen verdienen het om hun eigen identiteit te hebben.
Namen aan onze kinderen geven
Een van de 16 Vēdische saṁskāra’s is de “Nāmakaraṇam Saṁskāra”. Dit is de 5e saṁskāra. De Nāmakaraṇam saṁskāra is een ceremonie om het kind een voornaam te geven. Niet zomaar een willekeurige naam, maar een naam met betekenis. Een naam die de wens van de ouders uitdrukt en gedragen kan worden door de maatschappij. Een naam die het kind stimuleert de doelen te bereiken die de naam suggereert. Ik zal het duidelijk maken aan de hand van 2 voorbeelden waarom een betekenisvolle naam zo belangrijk is:
- Stel dat u een bedrijf wilt oprichten maar u geeft het geen naam. Hoe wilt u dan bekend worden? Een passende naam geven is essentieel voor uw bedrijf. Stel u wilt een advocatenkantoor beginnen en uw kantoor heet “Advocatenkantoor belazeren”. Stel dat u een olifant cadeau hebt gekregen. U noemt uw olifant “mijn kaboutertje”. Voelt u dat deze namen niet kloppen?
- Stel dat de wetenschapper Newton aan zijn ontdekking geen naam zou geven. Is dan deze kennis niet begrensd en alleen beschikbaar voor hemzelf. Door een naam te geven en te vertellen wat zwaartekracht is, heeft hij de wereld verteld wat hij heeft ontdekt.
Inderdaad. Als er iets nieuws in ons leven komt moet daar een passende naam aan worden gegeven. Als u bekendheid wilt geven aan uw vinding zult u er een naam aan moeten geven en vertellen wat het doet en waarvoor u het kunt gebruiken. In de wereld is er zelfs een octrooi op namen. Als u dit doet, dan komt er bekendheid in de samenleving, de maatschappij en de hele wereld. Dit veroorzaakt een herkenning bij alle mensen. De naam vertelt iets over uw bedrijf en het product.
Als we deze gedachte doortrekken naar de namen van onze kinderen dan zouden we ook mooie, passende namen kunnen geven die de wens van de ouders uitdrukken. De maatschappij krijgt dan een indruk van wat voor identiteit de persoon heeft. Er zijn heel veel mooie namen die in de Vēda’s en in alle overige Vēdisch gerelateerde boeken voorkomen. Er zijn mooie namen te vinden in onze geschiedenisboeken zoals de Ramāyana en Mahābhārata. Deze namen bepalen uw identiteit. Het zegt iets over wie u bent, wat uw achtergrond is, wat de wensen zijn geweest van de ouders en wat van u verwacht kan worden. Het geeft je een identiteitsgevoel. Het zegt iets over je geschiedenis, je voorouders en waar je vandaan komt.
Is er een reden te verzinnen waarom u uw eigen identiteit zou willen verliezen door uw kind een naam te geven die niet uit uw eigen cultuur komt? Zijn we dan niet trots op onze eigen namen, cultuur en gewoontes? Zou u deze trots niet door willen geven aan uw kind zodat u de identiteit van uw kind niet afpakt? Door geen naam uit uw eigen cultuur te geven brengt u uw kind later in verlegenheid en u pakt de identiteit van het kind af. Het klopt gewoon niet wanneer later iemand vraagt “hoe heet je” en het antwoord is “Kees”, terwijl uw kind bruin is en daal, bhaat, roti en chutney eet. Er zijn verschillende psychologen, zoals de Duitse psycholoog de heer Jochen Gebauer, die het bovenstaande bevestigen. Hij zegt dat de naam iets vertelt over wie u bent. Uw naam is sterk verbonden met uw identiteit. Een passende naam maakt u gelukkiger.
Een naam is slechts een woord, maar een woord kan behoorlijk krachtig zijn. Een naam geven aan het kind is het schenken van een woord met een bijzondere betekenis dat voortaan levenslang als roepnaam zal worden gebruikt. Iedere keer wanneer het kind wordt aangesproken met de voornaam zullen, bewust of onbewust, de gevoelens van het kind positief worden geraakt. De betekenis daarvan zal het kind inspireren om te begrijpen wat de wensen zijn van de ouders. Dit inspireert het kind om een goed mens te zijn. Het zal de gevoelens en het karakter van het kind beïnvloeden.
Zouden namen van dieren en dingen het kind inspireren? Namen als Gaṅgā (de Ganges rivier) of Tōtā (papegaai) zijn weinig inspirerend. Namen om niet trots op te zijn en die het kind in verlegenheid kunnen brengen dienen ook te worden vermeden.
Aan welke eisen zou een naam dan moeten voldoen?
- De naam moet het kind positief inspireren, een goed gevoel geven en prikkelen om na te denken wat van hem/haar wordt verwacht.
- De naam moet niet te lang en gemakkelijk uit te spreken zijn.
Voornamen met mooie volle beginletters, die in de dagelijkse omgang zo weinig mogelijk misvormd kunnen worden zijn geschikt om te dienen als roepnaam. Deze naam moet het liefst 2 tot 4 lettergrepen bevatten. Het belangrijkste is dat de namen kort, krachtig en gemakkelijk uitspreekbaar moeten zijn. Tevens dient het mooi te klinken en een positieve, inspirerende betekenis te hebben.
***
Saṁskāra Bhāskara – de zestien Vedische Saṁskāra’s en de vier levensdoelen dharma, artha, káma en móksha | Auteur/uitgave Bhaskar Rewti 2021 Zoetermeer | ISBN 9789082710649 | hardcover pp. 288 | prijs 15 euro (excl. verzendkosten). U kunt dit boek bestellen via brewti@gmail.com
De opbrengst van dit boek gaat naar de Stichting voor Armen en Wezen ten behoeve van de inrichting van een in aanbouw zijnde polikliniek voor de allerarmsten in het dorpje Padampur (Órisa, India). Voor meer informatie over SAW zie: www.armenenwezen.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Religie & Levenswijze, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
Exit Zwarte Piet – Hans Ramsoedh
In tegenstelling tot voorgaande jaren was er dit jaar op 13 november weinig commotie merkbaar rond de intocht van Sinterklaas met Zwarte Pieten. In plaats van Zwarte Pieten figureerden roetveegpieten als knechtjes van de heilige man. Een uitzondering hierop vormde Breda als een van de weinige steden die kozen voor een Sinterklaasintocht met grijze pieten (black face light) om volgens de organisatoren de pieten onherkenbaar te houden. Betogers van Kick Out Zwarte Piet waren bij die intocht aanwezig om te protesteren tegen de grijze pieten als schijnoplossing. Ik sluit niet uit dat in de provincie Zwarte Piet nog onderdeel vormt van de sinterklaasviering, maar het lijkt mij een achterhoedegevecht van de provincialen en een kwestie van tijd wat betreft het behoud van het fenomeen van Zwarte Piet. Het dagblad Trouw (13 november 2021) kopte in een artikel dat Nederland druk bezig is Zwarte Piet ‘uit te faseren’. Veel steden zien af van Zwarte Piet vooral om ‘gedoe’ te voorkomen en niet omdat Zwarte Piet racistisch zou zijn.
Zwarte Piet als onderdeel van de internationale blackface traditie
Over de oorsprong van Zwarte Piet bestaat geen eenduidigheid. De eerste afbeelding van Zwarte Piet, zoals wij die tegenwoordig kennen, duikt op in 1850 in een prentenboek Sint Nikolaas en zijn knecht van de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman. Een van de verklaringen die we in de literatuur tegenkomen is dat Zwarte Piet gemodelleerd zou zijn naar populaire Amerikaanse en Britse blackface-optredens uit de eerste decennia van de negentiende eeuw. Blackface is het fenomeen van het zwartmaken van een gezicht door blanke acteurs in combinatie met overdreven rode lippen om een karikatuur uit te beelden van een zwart persoon (kinderlijk, dommig, jolig, muzikaal en zorgeloos). Britse blackface-gezelschappen traden op in Nederland en hadden veel succes. De introductie van Zwarte Piet in Nederland in 1850 werd daarmee onderdeel van een internationale black face-traditie waarin een stereotype beeld van zwarte mensen wordt neergezet.
Dat door mensen van kleur Zwarte Piet als racistisch of kwetsend wordt ervaren is niet van recente datum. De eerste klachten stammen al uit 1927 toen een zwarte man voor de Rotterdamse politierechter moest verschijnen omdat hij een havenarbeider had geslagen die hem had uitgemaakt voor Zwarte Piet. In 1939 werd een zwarte onderwijzer door een moeder gesommeerd de tram in Sittard te verlaten, omdat haar zoontje moest huilen vanwege de confrontatie met deze ‘Zwarte Piet’. In de jaren hierna zijn er heel veel meldingen gedaan van vergelijkbare pesterijen in het openbaar vervoer, op de werkvloer, op het schoolplein of de openbare weg (zie https://historiek.net/geschiedenis-van-de-zwarte-piet-kritiek/84395/).
Vanaf de jaren 1970 kreeg de kritiek op Zwarte Piet een structureel karakter, mede doordat de Surinaamse populatie in Nederland inmiddels aanzienlijk was gegroeid en Surinaamse organisaties hier te lande zich op dit onderwerp gingen richten. In de eenentwintigste eeuw groeide de controverse uit tot een landelijke kwestie die het karakter kreeg van een cultuurstrijd.
Cultuurstrijd en nationale identiteit
Afgelopen decennium verkeerde Nederland in de maand november min of meer in een permanente staat van overspannenheid. Rond het verschijnsel Zwarte Piet barstte er een cultuurstrijd los tussen voor- en tegenstanders van Zwarte Piet waardoor Nederland gepolariseerd raakte. Veel steden in Nederland werden op de dag van de sinterklaasintocht omgebouwd tot een onneembare politievesting om de nationale intocht van Sinterklaas ordelijk te laten verlopen. Het protest tegen Zwarte Piet kwam in een stroomversnelling toen de activisten Quincy Gario en Jerry Afriyie tijdens de nationale herdenking van de slavernij in het Oosterpark in Amsterdam op 1 juli 2011 de ‘Zwarte Piet is racisme’-campagne lanceerden.
Het protest van de activisten luidde het begin in van een cultuurstrijd in Nederland die alles te maken had met de Nederlandse identiteit. Voorstanders van Zwarte Piet zien hem als een Nederlandse traditie en daarmee als onderdeel van de Nederlandse identiteit. Een pleidooi voor afschaffing betekent in hun optiek een aanslag op een Nederlandse traditie en daarmee op de Nederlandse identiteit. Tegenstanders van Zwarte Piet daarentegen beschouwen deze personage als een uiting van racisme.
Voor groepen die sterk vasthouden aan tradities is nationale identiteit een tijdloos en bijna heilig gegeven dat losstaat van het idee dat wij ons erover vormen. Voor deze groep is de Nederlandse nationale identiteit als het ware gestold en vastgevroren. Globalisering, multiculturalisme, islamisering en migratie worden gezien als een bedreiging voor de nationale identiteit. Deze groepen hebben het gevoel dat tradities waar ze van houden opeens besmet zijn en menen dat zij het zijn die zich moeten aanpassen aan mensen met notabene een migratieachtergrond. Deze aanhangers van de traditionele opvatting over nationale identiteit gaan echter voorbij aan het feit, zoals door veel onderzoekers gesteld, dat nationale identiteit een historische constructie is en werk in uitvoering. Interpretatie en beleving van nationale identiteit zijn namelijk niet onwrikbaar in beton gegoten: veel tradities zijn nog geen eeuw oud, sommige verdwijnen, andere worden uitgevonden, instituties worden aangepast aan de eisen van de tijd waarin wij leven et cetera. Zo betekende de toekenning van rechten aan vrouwen (zoals de toekenning in 1919 van het kiesrecht aan vrouwen en in 1956 de afschaffing van de handelingsonbekwaamheid van vrouwen in Nederland) een eind aan een traditie waarbij in de optiek van het traditioneel mannelijk bolwerk het enige recht van vrouwen het aanrecht was.
De verdedigers van Zwarte Piet voeren ook als argument aan dat het Sinterklaasfeest een kinderfeest is en dat kinderen in de zwarte knechtjes of hulpjes van de Sint geen racistisch fenomeen zien. Ook dit argument snijdt geen hout aangezien het voor kinderen geen fluit uitmaakt hoe de knecht van Sint eruit ziet. Ik heb nooit gehoord dat kinderen bij de confrontatie met roetveeg of gekleurde Pieten acuut in een depressie raakten of psychische hulp nodig hadden. Ik ontkom niet aan de indruk dat behoud van Zwarte Piet vooral door bepaalde volwassen mannen belangrijk wordt gevonden. In hun kinderjaren hebben zij naar alle waarschijnlijk veel plezier beleefd aan het ‘oenig gedrag’ van Zwarte Piet. Hun kinderen willen zij dit plezier niet onthouden. Blijkbaar willen deze volwassenen via de kinderen deze traditie uit hun verleden weer herbeleven.
Kantelmomenten
De protestdemonstraties van de activisten Gario en Afriyie bleven niet zonder succes. In 2014 nam de gemeente Amsterdam als eerste gemeente afscheid van Zwarte Piet door introductie van de roetveegpiet. In hetzelfde jaar introduceerde de Nederlandse Publieke Omroep (NPO) roetveeg pieten gevolgd door RTL in 2016. Veel supermarkten en speelgoedwinkels gingen eveneens overstag en kozen voor roetveegpieten. In VN-verband werd in 2013 en 2015 gewezen op het racistische karakter van Zwarte Piet. In 2016 stelde de Kinderombudsman in Nederland in een onderzoek dat Zwarte Piet in zijn huidige racistische vorm in strijd is met het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties en schadelijk voor [zwarte] kinderen. De figuur van Zwarte Piet kan namelijk bijdragen aan pesten, uitsluiting of discriminatie, aldus de Kinderombudsman. Ook het Europees Parlement mengde zich in de Zwarte Piet-discussie. In een resolutie in juni 2020 riep het Europese landen op om te breken met racistische en afrofobische tradities als Zwarte Piet.
Een belangrijk kantelmoment in het debat over Zwarte Piet was de politiemoord op de 46-jarige Afro-Amerikaan George Floyd in de VS op 25 mei 2020 die wereldwijd leidde tot een golf van anti-racismeprotesten (Black Lives Matter). Ook in Nederland gingen in veel steden demonstranten de straat op om te protesteren tegen racisme en discriminatie. Met de tragische dood van George Floyd kreeg de Anti-Zwarte Piet-beweging in Nederland de wind mee, want waar het eerder niet lukte om duizenden op straat te krijgen om te demonstreren tegen racisme en discriminatie, lukte het nu wel. Ook in de media ontstond brede aandacht voor racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving. Het nieuws, de actualiteitenrubrieken op radio en tv en de kranten hebben inmiddels volop aandacht voor dit thema. Die omslag zien we ook bij premier Rutte. Daar waar hij aanvankelijk over Zwarte Piet zei dat deze nu eenmaal zwart is en daar niets aan kan doen, verklaarde hij in 2020 tijdens een debat in de Tweede Kamer naar aanleiding van de anti-racismedemonstraties meer begrip te hebben voor mensen die zich gediscrimineerd voelen door de geschminkte hulp van Sinterklaas. Hij nam afscheid van het kamp ‘zwarte Piet is zwart’. Ruttes onverwachte ontboezeming werd beschouwd als historisch. Dat was het ook toen Rutte erkende dat niet alleen in de VS sprake is van racisme en discriminatie, maar ook in Nederland. Alleen had Rutte het niet over institutioneel racisme, maar over systemische problemen in de Nederlandse samenleving.
Sinterklaasfeest en inclusiviteit
De brede aandacht voor de Black Lives Matter-beweging heeft de sensitiviteit voor racisme en discriminatie in de Nederlandse samenleving duidelijk vergroot. Het pleit rond de discussie over Zwarte Piet lijkt langzamerhand beslecht. De uitfasering van een voor gekleurde Nederlanders ervaren racistisch fenomeen binnen de Nederlandse cultuur is daarmee dan ook een kwestie van tijd. Provincialen die vasthouden aan Zwarte Piet zijn met een achterhoedegevecht bezig en gaan in tegen de tijdgeest. Het zal echter nog een aantal jaren duren voordat het pleit definitief is beslecht en het sinterklaasfeest daadwerkelijk een inclusief karakter krijgt.
Het definitieve afscheid van Zwarte Piet betekent geenszins een verloochening van een Nederlandse traditie. Tradities liggen namelijk niet voor eeuwig vast. Als bepaalde tradities maatschappelijke polarisatie tot gevolg hebben zal iedere generatie deze steeds weer tegen het licht moeten houden tegen de achtergrond van de tijdgeest. Dit geldt ook voor het sinterklaasfeest met Zwarte Pieten. In een samenleving die inmiddels schoorvoetend bezig is inclusiviteit te omarmen is er geen plaats voor tradities die als kwetsend worden ervaren door een deel van die samenleving. Voor dat deel van de samenleving staat Zwarte Piet namelijk symbool voor raciale en racistische stereotypering van groepen mensen. Het definitieve afscheid van Zwarte Piet is dan ook een kwestie van beschaving.
Foto’s: Youtube.com (2), Andere Tijden.nl (3), Facebook.com (4) en Twitter.com (5)
Kunnen Hindostanen de historische last van zich afschudden? – SHON
Martin Sitalsing, hoofdcommissaris van de Regionale Politie Eenheid Midden-Nederland, heeft tijdens de Divali-lezing 2021 de Hindostaanse gemeenschap opgeroepen, om hun groepsidentiteit en ambities in te zetten, om radicalisering en polarisatie in de Nederlandse samenleving te bestrijden.
Groot is hij niet terwijl hij op het podium staat van het nieuwe Theater Amare in Den Haag. Maar in zijn politiepak en daarbij schouderstukken met een blaadje, een wapen en een kroon, maken zijn woorden veel indruk. “Kunnen we vanuit onze kracht, talent en ambitie, een stap naar voren zetten om de brugfunctie te vervullen in een samenleving waarin velen met een migratieachtergrond achtergesteld worden of zich achtergesteld voelen?”
“Er zijn drie grote veiligheidsvraagstukken die zich in de duisternis voltrekken en de samenleving ernstig destabiliseren”, zegt Sitalsing. “Het gaat om de digitale onveiligheid, zoals fraude, fake nieuws en bedreigingen. Maar het gaat ook om de zware, georganiseerde criminaliteit, waarin extreem geweld plaatsvindt en aan de waarden van de rechtsstaat wordt getornd. En natuurlijk ook om polarisatie en radicalisering waarin verschillen worden uitvergroot en meningen boven feiten gaan.”
Bij de opening van de lezing met een gebed door Kolonel Pandit Komal Bisseswar, het nieuwe hoofd van de Dienst Hindoe Geestelijke verzorging (DHGV) bij de Nederlandse krijgsmacht, heeft het goede al het kwade vermoedelijk al uit de theaterzaal geleidt. Maar wie brengt daarbuiten het licht in de duisternis? Het koor van de bekende zanger Lucky Singh, met jongens en meisjes van de Shri Vishnu basisschool in kleurrijke traditionele Indiase kleding, zou een goede poging kunnen doen. Hun stemmen klinken tijdens deze lezing namelijk net zo mooi als een nachtegaal.
Maar voor Sitalsing is dat blijkbaar niet genoeg om de kwade geesten weg te jagen en het licht te brengen op alle plekken waar de duisternis heerst. De ambitie van de Hindostanen in Nederland richt zich, volgens hem, teveel op de eigen ontwikkeling. “Op zich niet verkeerd, maar er is meer”, benadrukt hij. “We kennen vanuit onze Indiase roots het kastenstelsel, de spanningen tussen hindoes en moslims en de tegenstelling tussen laag en hoog opgeleid. Kunnen wij als Hindostanen in de westerse wereld deze historische last van ons afschudden en met onze ambitie een bijdrage leveren om de samenleving naar een hoger niveau te tillen?”
Je kunt bijna een speld horen vallen als hij besluit met het gedicht ‘Nabij het lichtschip’ van zijn oom Martinus Lutchman, meer bekend als Shrinivasi. “Ik sta voor uw deur, laat mij niet zonder loods een hopeloze strijd voeren.”
Kijk hieronder de lezing van Martin Sitalsing terug. De divali lezing wordt jaarlijks georganiseerd door Stichting Hindoe Onderwijs Nederland (SHON) en Sanatan Hindoe Parishad Nederland (SHPN) samen met Amare als onderdeel van de Nationale Divali viering.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap – Chan Choenni
Inleiding
Een van de opvallende kenmerken binnen de Hindostaanse gemeenschap is de dynamiek met betrekking tot het ontstaan en al dan niet voortbestaan van sociale verschillen. Voorafgaand aan de migratie vanuit India naar Suriname waren er sociale verschillen tussen de contractarbeiders. Deze verschillen waren gebaseerd op kenmerken zoals kaste-achtergrond, religieuze achtergrond, beroep, regionale herkomst en huidskleur. In India waren deze verschillen relevant. Tijdens het verblijf in de zogeheten depots (opvangcentra) en de overtocht naar Suriname alsook tijdens de contracttijd (1873-1920) werd het belang en de betekenis van deze sociale verschillen ondergraven. Nieuwe banden werden gesmeed tussen depotgenoten (dipu bhai en dipu bahin) en scheepsgenoten (jaháji bhai en jaháji bahin) en in Suriname tussen dorpsgenoten (gánv ké nátá). Deze banden overstegen meestal de kaste-achtergrond, religieuze achtergrond (hindoe en moslim) alsook de regionale (Indiase) verschillen. De aantallen per scheepstransport waren immers relatief klein en men moest lief en leed met elkaar delen. Allen werden Kantraki en Kalkatiyá tijdens de contracttijd, omdat zij gebonden waren aan een contract en waren vertrokken uit de havenstad Calcutta. Deze nieuwe identiteit werd belangrijker dan de vroegere verschillen. Gelukkig duurde het harde bestaan in de contractperiode slechts vijf jaar. Na vijf jaar was men vrij en kon een eigen leven inrichten. Een derde koos vrijwillig voor een hercontract en ontving een premie van honderd gulden; zij hadden dus een contract van tien jaar. Van de ruim 34.000 Hindostaanse contractarbeiders is meer dan een kwart voorgoed teruggekeerd naar India. Bij de terugkeerders werden ten onrechte ook de in Suriname geboren kinderen die werden meegenomen opgeteld. Hun aantal moet worden afgetrokken van de ruim 12.000 terugkeerders. Onder de terugkeerders waren er personen die spijt kregen van deze stap. Onder hen waren er velen die het lukte om weer terug te gaan naar Suriname. Overigens hebben terugkeerders ook kinderen -vaak baby’s- achtergelaten voor hun familie in Suriname. Deze kinderen zijn stamouders worden van Hindostaanse families. Bij de 25.500 die zich vestigden in Suriname moeten 3.000 Hindostanen die zich tussen 1869-1920 uit het Caribisch gebied naar Suriname migreerden worden opgeteld.
Opmerkelijk is dat een groep van ongeveer 28.500 Hindostanen zich in ruim honderd jaar heeft vertienvoudigd tot een ruim 300.000 tellende Hindostaanse gemeenschap. Er wonen ongeveer 175.000 Hindostanen in Nederland, 150.000 in Suriname en enkele duizenden onder meer op de Antillen, in de Verenigde Staten en in België. Deze Hindostanen zijn dus nakomelingen van een relatief kleine groep Hindostanen. Bij de enorme bevolkingsgroei moeten wij ook in ogenschouw nemen dat de vrouwen een minderheid (van een derde) vormden onder de contractarbeiders. Er zijn overigens verhoudingsgewijs minder vrouwen naar India teruggekeerd dan mannen. De Hindostaanse vrouwen die zich vestigden in Suriname en vooral hun (klein)dochters hebben veel kinderen gekregen. Door de beschikbaarheid van gezond voedsel en goede gezondheidszorg voor Hindostanen was er een relatief lage kindersterfte.
Vestigingsplaatsen voor Hindostanen
Nadat de Hindostaanse contractarbeiders hun contractperiode van vijf of tien jaar hadden uitgediend, besloten de meesten zich permanent te vestigen in Suriname. De Surinaamse overheid had besloten om Hindostanen in te schakelen in de zogeheten kleinlandbouw. Zij konden een belangrijke bijdrage leveren aan de voedselvoorziening; vooral ten behoeve van de bevolking in Paramaribo. Na 1895 werden voor hen zogeheten (gouvernements) vestigingsplaatsen ingericht. Verschillende plantages en ‘buitens’ (Boiti’s) werden gekocht van particulieren en ‘op lozing gebracht’. Er werden wegen aangelegd en het land werd in landerijen/percelen verdeeld. Overigens waren plaatsen als Domburg al na de afschaffing van de slavernij aangekocht en ingericht als vestigingsplaats om vrijverklaarde slaafgemaakten te huisvesten. De uitgediende Hindostaanse contractarbeiders kregen op de vestigingsplaatsen 1,5 tot 2,5 hectare in bezit (domeingrond) met vrijstelling van grondhuur voor de eerste zes jaar. Enkele vestigingsplaatsen die werden ingericht voor Hindostanen waren bijvoorbeeld Paradise in het district Nickerie in 1998 (286 hectare), Laarwijk (Lálwiki) in het district Beneden Para in 1901 (238 hectare), Meerzorg (Hansu) in het district Commewijne in 1915 (1.238 hectare) en Groningen in het district Saramacca in 1914 (164 hectare). Eén van de grootste vestigingsplaatsen was de zogeheten Saramaccapolder (Kandál) nu gelegen in het district Wanica dat werd ingericht in 1906 (2.160 hectare).
Gouverneur T. Van Asch van Wijk heeft zich sterk gemaakt voor de totstandkoming van de zogeheten Saramaccapolder. Hij heeft 3 miljoen gulden losgekregen van de Nederlandse regering. Deze gouverneur heeft grote verdiensten gehad voor Suriname en is de enige gouverneur die een borstbeeld heeft in Suriname. In de Saramaccapolder werden zogeheten waterwegen / kanalen (de zogeheten Leidingen) aangelegd aan weerszijden van het Saramaccakanaal en deze werden genummerd, bijvoorbeeld Leiding 10, Leiding 10A, Leiding 11 enzovoorts. Vervolgens vestigden zich daar Hindostaanse kleinlandbouwers. Na verloop van tijd verlieten velen de vestigingsplaatsen en vestigden zich in de nieuwe gebieden die werden verkaveld en later op landerijen van landbouwprojecten die werden opgezet, zoals Lelydorp, Santo Boma en Jarikaba. Veel Hindostanen hadden overigens zelf landerijen (de zogeheten wilde gronden) verworven die zij zelf hebben ontgonnen; dat werden eigendomsgronden. Anderen hebben landerijen gekocht van de opgedoekte plantages en van Afro-Surinamers die zich steeds meer vestigden in Paramaribo.
Nieuwe sociale verschillen
Door de grote bevolkingsgroei en ook toename van het percentage vrouwen in de jaren dertig begonnen binnen de Hindostaanse groep bepaalde kenmerken, zoals kaste-achtergrond, inkomen, religie en huidskleur een belangrijke rol te spelen. Men had nu meer keuze bij het vinden van een partner en sociale verschillen werden relevant. Sterker nog: na de Tweede Wereldoorlog toen de vestiging van Hindostanen in Paramaribo een vlucht nam, begon gaandeweg het verschil tussen Paramaribo en de zogeheten districten (‘het platteland’) eveneens een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Veel Hindostanen uit Paramaribo en vooral degenen die werden geboren in Paramaribo, begonnen zich meerderwaardig te voelen tegenover de Hindostanen die in de districten woonden. De laatsten werden soms denigrerend ‘Boiti-koelies’ genoemd door de Sahariyá’s of Saharwálá’s, namelijk de Hindostanen van Paramaribo. Velen waren verwesterd en ‘gecreoliseerd’; sommigen waren Christen (geworden). Een deel beheerste het Sarnami niet of nauwelijks, maar dat werd toen niet als een gemis ervaren. Ook het bereikte opleidingsniveau, een hoger inkomen en de levensstijl begonnen steeds meer een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Er vond ook elitevorming plaats. Maar binnen families bleef variatie bestaan; vaak was er een rijke en een arme tak binnen de grote families. Binnen grote gezinnen kwamen verschillen voor in opleidingsniveau; de ene broer werd bijvoorbeeld academicus en andere broer ontbeerde een hogere opleiding.
Er was tussen 1950-1980 sprake van vorming van sociale klassen binnen de Hindostaanse gemeenschap. Opvallend was echter dat de instroom in de middenklasse en hogere klasse niet was geblokkeerd. Door het verwerven een hoog inkomen en/of een hogere opleiding was sociale stijging binnen de Hindostaanse gemeenschap in een tijdsbestek van één of twee generaties mogelijk. Bovendien was er ook sprake van sociale daling; sommige rijke families raakten verarmd door faillissementen. Door onderlinge huwelijken binnen de Hindostaanse gemeenschap werden ook verschillen overbrugd. Kortom: de sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap voorkwam de bestendiging van sociale verschillen. Overigens: de Hindostanen in het westelijk gelegen district Nickerie die sterk waren beïnvloed door het nabijgelegen buurland Guyana werden als een aparte categorie beschouwd en onderlinge sociale verschillen waren daar niet groot.
Afkalving
De massale emigratie van Hindostanen naar Nederland en ontwikkelingen na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 zorgden voor een verdere afkalving van de ontstane sociale verschillen. Enerzijds kwamen voor de Hindostanen behorend tot de lagere klasse en van de districten nu meer ruimte en kansen in Suriname. Velen kochten de huizen en landerijen voor een spotprijs van degenen die Suriname verlieten. Anderen ‘pasten’ op deze bezittingen of kregen deze gratis. Dit leidde tot verhoging van inkomens en vergroting van hun bezit. Ook geldzendingen en goederen van familie uit Nederland droegen bij aan hun vooruitgang. Het opleidingsniveau steeg en sociale verschillen wat betreft opleidingsniveaus, inkomen en verschil tussen stad en districten werden minder relevant.
Anderzijds werden ook de onderlinge sociale verschillen tussen Hindostanen in Nederland minder relevant. Hindostanen van Paramaribo, de districten en ook van Nickerie kwamen bij elkaar in een stadswijk of dorp te wonen. Door de (onderwijs)mogelijkheden in Nederland was de sociale mobiliteit binnen de Hindostaanse groep heel hoog. Vooral de kinderen die in Nederland werden geboren pakten de kansen. Kinderen van Hindostaanse ouders die laaggeschoold waren, werden academici. Onderzoek van P. Liem uit 2000 toonde aan dat de zogeheten intergenerationele mobiliteit onder Hindostanen hoger was dan onder Creolen (zie: P. Liem (2000), Stapvoets voorwaarts; maatschappelijke status van Surinamers in Nederland). Kinderen van bijvoorbeeld Creoolse moeders die onderwijzeres waren, bereikten een mavoniveau, terwijl kinderen van Hindostaanse moeders met slechts de lagere school een hoog opleidingsniveau behaalden. Er werd beweerd in de eenentwintigste eeuw dat elke Hindostaanse familie een of meerdere academici telde. Al met al werden de ontstane sociale verschillen uit Suriname in Nederland minder relevant. Ook het verschil in huidskleur werd minder belangrijk, ook omdat een deel van de Hindostanen met Witten trouwde en gemengde kinderen kreeg. Bovendien werd binnen de tweede en derde generatie Hindostanen andere kenmerken, zoals communicatievaardigheden en persoonlijkheid veel belangrijker bij de partnerkeuze. Kortom: de sociale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap kalfden af in de eenentwintigste eeuw zowel in Nederland als in Suriname.
Boiti
Ik zal nu dieper ingaan op één verschil in Suriname dat ontstond en na verloop van tijd vooral door externe omstandigheden weer teniet werd gedaan. Het betreft het toenmalige verschil tussen Sahar en Boiti. De grootste vestigingsplaats voor Hindostanen was het Pad van Wanica/Parapassi die liefst 3.668 hectare groot was. Pad van Wanica werd ingericht in 1904. Veel Hindostanen vestigden zich aan de zijwegen die aan weerszijden van het Pad van Wanica liggen. Deze kregen in de volksmond vaak de naam Boiti. Deze zijwegen werden doorgetrokken en werden door de tijd heen kilometerslange zijstraten. De Hindostaanse bewoners deden aan landbouw en vaak tevens aan veeteelt. Het woord Boiti (in het Sranantongo) is als leenwoord in het Sarnámi ingeburgerd en zeer waarschijnlijk een verbastering van de Nederlandse term ‘buiten’ (buitenplaats, landgoed). Daarmee werd een gebied dat buiten de stad Paramaribo (Sahar) lag, aangeduid. Het woord Boiti heeft eigenlijk een specifiek geografische betekenis gekregen: het heeft betrekking op een vroeger agrarisch ingericht gebied in het huidige district Wanica, gelegen tussen de hoofdstad Paramaribo en Lelydorp (zie: Brish Mahabier 2018 op www.Caribisch blog).
In 1905 werd het eerste deel van de zogeheten Lawaspoorweg aangelegd. Deze in 1960 opgeheven oude spoorlijn verbond het centrum van Paramaribo met Lelydorp. De spoorlijn eindigde richting Zuidoosten van Suriname in Dam; dat was 137 kilometer verwijderd van Paramaribo. Deze spoorlijn werd aangelegd omdat er toen heel grote verwachtingen waren over de goudvoorraad en de goudexploitatie in het Lawagebied, gelegen ten Zuidoosten van Suriname. Er heerste destijds een goudkoorts in Suriname. Hoewel er relatief veel goud is gewonnen, werden de hoge verwachtingen niet waargemaakt. Maar door deze spoorlijn werd het omliggende gebied ontsloten. De plaats Kofidjompo werd omgedoopt in Lelydorp, naar Ir. C. Lely, die tussen 1902-1905 Gouverneur was van Suriname. Hij heeft het eerste gedeelte van de spoorlijn laten aanleggen.
Hij heeft overigens Hindostaanse contractarbeiders die werkloos werden op de cacaoplantages ingeschakeld bij de aanleg van de spoorlijn. Zij hebben het Tout luit faut kanaal gegraven, dat nodig was voor de afwatering van het Pad van Wanica waarlangs de spoorlijn werd aangelegd. De schrijver en voormalig contractarbeider Munshi Rahman vond dat uit dank daarvoor de naam van gouverneur Lely met ‘vergulde letters’ moest worden geschreven. Veel cacaoplantages gingen toentertijd failliet als gevolg van de heersende krullotenziekte. Rahman Khan was sardár (opzichter) op een cacaoplantage. De verbinding met Paramaribo werd onderhouden door de trein die vanuit het district Para naar Paramaribo vertrok en vice versa. Langs het eerste deel van de spoorlijn lag het Pad van Wanica, de hoofdweg naar Lelydorp. Deze weg werd in de volksmond Párápási genoemd en werd later het omgedoopt tot Indira Gandhiweg.
Vroeger hadden rijke Surinamers, en in het bijzonder van Joodse afkomst, wonende in Paramaribo een zogeheten buitenplaats; afgekort als buiten. Deze buitenplaatsen waren meestal gelegen aan weerszijden aan het Pad van Wanica. Toen waren er smalle zandwegen haaks gelegen aan dit Pad van Wanica. De term buiten komt bijvoorbeeld nog voor in de naam Pontbuiten -nu de zuidelijke wijk Paramaribo. Zo had bijvoorbeeld de rijke Joodse plantersfamilie De la Parra een aantal ‘buiten’s. De buiten Vredeslustweg werd bijvoorbeeld Laparra Boiti genoemd. De verder gelegen Abigaelslustweg ook bekend als Basawboiti was ook een ‘buiten’ en werd genoemd naar een dochter uit deze familie genaamd Abigael. De term Lust werd ook gebruikt voor een buitenplaats, zoals Hanna’s lust oftewel het lustoord van Hanna. Soms werd alleen de naam van een echtgenote of dochter gebruikt, zoals Helena Christina, onder Hindostanen ook bekend als Linakastina.
De smalle paden werden later verbrede zandwegen. Op de landerijen/percelen gelegen aan deze zandwegen die zich aan weerszijden het Pad van Wanica bevonden, vestigden zich vooral Hindostanen. Gemakshalve noemen wij de wegen oostelijk gelegen van het Pad van Wanica de oostelijke Boiti’s en de westelijke gelegen wegen de westelijke Boiti’s. Er was in deze Boiti’s toen geen sprake van een centraal gelegen plein of andere centrale plek vanwege de lintbebouwing. Toch was er een collectief gevoel en gaandeweg sprake van een lokale gemeenschap. Men vroeg vroeger vaak aan Hindostanen die in dit gebied woonden: van welke Boiti ben je (tu kon Boiti ké baté)? Sterker nog: de term Boiti werd zelfs dikwijls een Sarnámi benaming voor het platteland en fungeerde als tegenhanger van Sahar. Er werd onderscheid gemaakt tussen Saharwálá (Hindostanen van de stad) en Boitiwálá (plattelands Hindostanen). De termen parnási (voor plantage) en polder bleven naast de term Boiti bestaan. Vanaf de jaren zeventig hebben deze Boiti’s een zodanige transformatie ondergaan in velerlei opzicht dat de Boiti onder meer als landbouwgebied en primair verblijfsplaats van Hindostanen eigenlijk niet meer bestaat in de eenentwintigste eeuw. Bijna al deze wegen werden geasfalteerd. Mede hierdoor ondergingen deze Boiti’s een zodanige transformatie dat de Boiti’s in de oude betekenis van de twintigste eeuw niet meer bestaan: ab Boiti na hai (Boiti bestaat niet meer).
Vier perioden
Deze veranderingen kunnen worden ingedeeld in vier fasen van transformatie aan de hand van drie factoren, die in grote mate door de tijd heen het lot van de Boiti’s hebben bepaald. Het betreft de wijze van verwerving van de bestaansmiddelen, verandering van de bevolkingssamenstelling en van het landschap, met name de infrastructuur, die de karakteristiek van de Boiti’s bepaalden. De drie factoren hebben niet in evenredige mate in elke periode een rol gespeeld in het transformatieproces. Het gaat slechts om een schets van de veranderingen door de tijd heen. De vier perioden zijn: de periode van bloei, de periode van desintegratie, de periode van overgang en de periode van teloorgang.
1. Bloeitijd 1930-1960
In deze periode hadden zich al kleine lokale Hindostaanse gemeenschappen gevormd in deze Boiti’s. Er was toen sprake van een grote bevolkingsgroei onder Hindostanen. Velen leefden nog in het zogeheten jointfamilieverband. De getrouwde zonen woonden met hun echtgenoten en kinderen bij hun ouders. In veel gevallen woonden ook nog de in leven zijnde grootouders op de landerij; soms in aparte huisjes. Vermeldenswaard is dat in de Boiti’s de Hindostanen toen grotendeels zelfvoorzienend waren. De levensomstandigheden waren zwaar in de zin dat men hard werkte om de eindjes aan elkaar te knopen. Men spaarde ijverig; onder meer om later een betere woning te bouwen. Vaak waren de woningen toen nog van prasara (geplette palmboomstammen) met een pinadak en een lemen vloer. De ‘rijkere’ landbouwers hadden echter al huizen van planken met een zinken dak.
Men leefde toentertijd nog volgens de seizoenen en was grotendeels afhankelijk van het weer: de regentijd en de droge tijd. De groene rijstvelden tijdens de groeitijd, in het bijzonder in de grote regentijd in juni/juli, en de bruingele padi-aren in de grote droge tijd in september/oktober waren kenmerkend voor het toenmalige landschap. Na de padi-oogst in oktober was het spannend om vast te stellen hoeveel zakken rijst uiteindelijk waren geoogst. Was het genoeg om de hele familie het komende jaar te voeden? Belangrijker nog: was er een overschot? Dat kon dan worden verkocht aan de rijstopkopers en zo waren er voor de jointfamilie dan extra inkomsten. De volwassen geworden dochters trouwden en verlieten doorgaans hun Boiti om in te trekken bij hun schoonfamilie elders. Sommige bewoners verhuisden naar de stad Paramaribo. Maar over het algemeen was in deze periode nog sprake van een vrij stabiele Hindostaanse Boiti-gemeenschap.
De infrastructuur was toen nog slecht. Er waren ‘rulle’ zandwegen en al lopende werden de ‘lange kilometers’ afgelegd vaak in de felle zon en in de regen om de hoofdweg Pad van Wanica te bereiken. Sommigen hadden wel een fiets, maar bromfietsen en auto’s waren toen nauwelijks in het bezit van de Boitiwálá. Op de hoofdweg Pad van Wanica reed de stoomtrein. Men kon per trein Paramaribo-Centrum bereiken, maar de treinkaart was nogal prijzig voor velen. Er waren slechts enkele autobussen die op de hoofdweg reden. Daar stapte men in om Paramaribo te bereiken, waar vrijwel alle belangrijke voorzieningen waren. Voorts kon men voor de westelijke Boiti’s het noordelijk gelegen Saramaccakanaal gebruiken als waterweg. Voor de oostelijk gelegen Boiti’s was de toen nog bevaarbare Parakreek een verkeersader. Met de boot kon men Poelepantje of Paramaribo en andere plaatsen bereiken, bezoeken afleggen en boodschappen doen in Sahar. Vermeldenswaard is dat in 1956 het zogeheten vestigingsgebied Houttuin (groot: 885 hectare) werd ingericht aan de rechterkant van het Pad van Wanica. Daar vestigden zich veel Hindostanen.
De communicatie met de groter wordende Hindostaanse gemeenschap vond vaak nog via boodschappen (sanesá) plaats. Men bracht de boodschappen en wetenswaardigheden, zoals overlijden en huwelijksfeesten, via familieleden, kennissen en vrienden over. Er was in deze periode sprake van grote wederzijdse afhankelijkheid en solidariteit. Er was wel radio, maar de zenders Avros en later Rapar en Apintie zonden slechts enkele uren Hindostaanse programma’s uit. Televisie was er nog niet en slechts weinigen beschikten over een telefoon; vaak moest men naar een politiepost om te telefoneren. De grote bioscopen, De Paarl en Jasodra, werden in de jaren vijftig opgericht. Degenen die het zich konden permitteren konden Indiase films zien en liederen beluisteren via de grammofoon. Toch was er een bloeiend cultureel leven met huwelijksfeesten, herdenkingen en religieuze diensten. Al met al was in deze periode het leven op de Boiti’s vrij sober, maar er was sprake van een Boiti- gemeenschapsgevoel en cultureel leven.
2. Desintegratie 1961-1980
In de tweede periode begon de desintegratie van de Boiti-gemeenschappen. De levensomstandigheden verbeterden. Veel Hindostanen vonden werk buiten de landbouw. De rijstteelt op de eigen landerij werd minder en verdween gaandeweg. Het landschap in de Boiti’s veranderde hierdoor; er waren nog maar weinig rijstvelden en ook was er minder vee te ontwaren. Rijst werd namelijk op grote schaal efficiënter geproduceerd. Men kon rijst kopen, want dat was goedkoper dan zelf produceren. De prasara woningen met pinadak werden vervangen, tenzij deze fungeerden als schuur. Er kwamen steeds meer houten huizen met daken van zinkplaten. Veel Hindostanen namen ook de ambachten over van Afro-Surinamers en werden timmerlieden, metselaars, schilders, kleermakers, monteurs, etc. Er waren veel bouwactiviteiten. Hindostanen werden ook aannemers. Velen verhuisden naar Paramaribo.
Begin jaren zeventig ontstond etnische polarisatie op politiek niveau. Dat mondde uit in een traumatisch verloop van het leven van veel Hindostanen. Voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 emigreerden veel Hindostanen uit de Boiti’s naar Nederland; vaak hele families tegelijk. Bezittingen werden overhaast en dikwijls voor een appel en ei verkocht, waaronder ook landerijen. Families die achterbleven kregen ook landerijen en woningen in beheer. Soms werd de woning geschonken of onbeheerd achtergelaten. Er was sprake van enige ontvolking van de Boiti’s. Grootgrondbezitters verkavelden delen van hun landerijen. Vermeldenswaard is dat achter de westelijke Boiti’s het grote Santo Boma landbouwproject startte. Ook werd de Santo Boma gevangenis daar gevestigd. Dit leidde ertoe dat ook andere bevolkingsgroepen deze gebieden bezochten.
Toegenomen mobiliteit
De desintegratie van de lokale gemeenschappen in de Boiti’s werd ook versneld door de toegenomen mobiliteit als gevolg van de verbetering van de infrastructuur. Omstreeks 1960 werd de spoorbaan opgeheven en het reizen met de trein vervangen door steeds meer (wilde) PL (Paramaribo-Lelydorp) bussen. Er kwamen steeds meer auto’s en bromfietsen. Boiti-kinderen die de middelbare school in Paramaribo bezochten reisden dagelijks op en neer. Het Pad van Wanica werd omgedoopt in Indira Gandhiweg en werd verbreed en beter geasfalteerd. Het werd een verkeersader door de opening van de Van Hogerhuistraat en de Saramaccadoorsteekbrug in 1962. Overigens zorgde de aanleg van het Saramaccadoorsteekkanaal vanaf het begin van het Pad van Wanica naar de Surinamerivier voor een nieuwe barrière tussen de Boiti’s en Paramaribo. Midden jaren zestig zorgde de aanleg van de zogeheten highway (Maarten Luther King weg) vanaf de Saramaccadoorsteekbrug naar de bauxietstad Paranam dwars door de oostelijke Boiti’s voor ontsluiting van deze gebieden. Boiti’s als Vredenburg (Farijambhog) en Houttuin (Oitan) waren nu binnen een uur bereikbaar vanuit Paramaribo, terwijl men voorheen uren kwijt was om deze Boiti’s te bereiken (Ekdam bithar mé). Niettemin waren vrijwel alle Boiti’s in deze periode gelegen aan zandwegen. Vermeldenswaard is dat westelijke Boiti’s werden verbonden met Kandál (Leidingen) via de zogeheten kameelbrug over het Magentakanaal dat als het ware de oostelijke grens vormde van deze Boiti’s.
Ook de communicatiemogelijkheden verbeterden aanzienlijk. De Hindostaanse radiozender Radika kwam op, maar ook de zendtijd van Rapar werd uitgebreid. De lokale Hindostaanse gemeenschap werd nu veel beter en sneller op de hoogte gebracht over het wel en wee van de brede Hindostaanse gemeenschap. Ook televisie werd geïntroduceerd en er kwamen steeds meer bioscopen. De relatieve isolatie van de Boiti’s werd opgeheven en tegelijkertijd vond desintegratie plaats, doordat er veel meer interactie was met de brede Hindostaanse gemeenschap en de culturele oriëntatie werd verbreed. Ook de telefoon die nu breder beschikbaar was, speelde daarbij een rol.
3. Neergang 1981-2000
In de jaren tachtig en negentig voltrokken zich grote politieke en economische veranderingen die hebben geleld tot neergang van de Boiti’s en. de lokale Hindostaanse gemeenschappen. De militaire heerschappij en de opkomst van en machtsverwerving door de NDP (Nationale Democratische partij) onder leiding van D. Bouterse leidden enerzijds tot soberheid en schaarste. Anderzijds kwamen er mogelijkheden voor mensen die voorheen minder kansen hadden om vooruit te komen. Er werd beweerd dat vroeger alleen bepaalde Hindostanen met bekende familienamen en degenen die allerlei netwerken hadden -vooral Saharwálá’s– vergunningen kregen om zaken te doen en bijvoorbeeld landbouwproducten mochten exporteren. Veel Boiti-Hindostanen kregen echter in deze periode vergunningen en ook het aantal Hindostaanse ondernemers groeide. Er werd geld verdiend aan export van bijvoorbeeld hout en goud alsook export van groenten, zoals kool. Er werd ook gesignaleerd dat geld werd verdiend met cocaïnetransporten. Tevens werd verteld dat er cocaïne werd verstopt in groenten, zoals kool, en naar Europa getransporteerd. Een bekende stelling was dat er een coalitie was tussen de militaire leiders -en later de leiding van de NDP- en de nieuwe Hindostaanse ondernemers. Hoe dan ook: er ontstond zichtbare welvaart onder de Hindostaanse groep. Er werden nieuwe woningen gebouwd meestal van steen en deze huizen waren groter. Het Boiti-landschap veranderde langzamerhand ook in dit opzicht. Er was steeds meer Amerikaanse invloed te merken in de huizenbouw, maar ook veel meer import van bouwmaterialen. De bekende witte plastic stoelen in woningen en zalen waren exemplarisch voor deze ontwikkeling.
In de derde periode raakten steeds meer Boiti’s gaandeweg verstedelijkt. Sommige bewoners verhuisden naar Paramaribo en andere gebieden, terwijl anderen zich in de Boiti’s vestigden. Marrons vestigden zich in de jaren negentig -als gevolg van de binnenlandse oorlog- en ook Chinezen in de typische Hindostaanse woongebieden. Er werden steeds meer gebieden ontsloten en landerijen verkaveld waarop woningen werden gebouwd. Nieuwe bewoners vestigden zich. Het aantal Hindostaanse winkels nam af en werden vervangen door Chinese winkels.
Ondersteuning uit Nederland
Vermeldenswaard is dat de zichtbare welvaart of beter gezegd de ‘toegenomen bestedingsruimte’ onder veel Hindostanen ook verband hield met de ondersteuning uit Nederland door familie, vrienden en kennissen. Men stuurde geld en zogeheten pakketten met levensmiddelen en luxeartikelen. Velen konden het zich nu -mede daardoor- permitteren om een auto te kopen; meestal een tweedehands auto tegen relatief gunstige prijzen in Suriname. Dit verhoogde de mobiliteit. De infrastructuur verbeterde ook omdat er nieuwe wegen werden aangelegd. De Boiti’s gelegen aan de rand van Paramaribo raakten verstedelijkt en de Indira Gandhiweg werd een zeer drukke verkeersader. De invloed van de Hindostaanse gemeenschap in Nederland was ook merkbaar op cultureel gebied. Er werd veel gecommuniceerd met familie in Nederland; de telefoontarieven werden lager. Velen uit Nederland gingen met vakantie naar Suriname en/of familiebezoek; vaak in verband met begrafenissen of crematies en rouwverwerking. Door deze interactie werd de culturele oriëntatie van de Boiti-Hindostanen breder. Familieleden uit Nederland waren ’modern’ geworden. Hindostaanse vrouwen -ook van Boiti– begonnen in het openbaar te dansen. Het bezoek aan bioscopen liep terug door de introductie van videobanden. Bollywoodfilms konden nu thuis worden bekeken. Ook nieuwe radiozenders en de Hindostaanse televisie kwamen op. De verschillen tussen Hindostanen begonnen te vervagen, zoals het verschil tussen Boiti en Sahar. De vraag doemde op of er überhaupt nog sprake was van Boiti-Hindostanen. De nieuwe generatie Hindostanen was mobieler en breder georiënteerd dan de vorige generaties.
4. Teloorgang 2001-2021
In de laatste periode verbeterden de levensomstandigheden aanzienlijk. Suriname had zelfs een economische groei en de welvaart werd steeds zichtbaarder. De handel in goud, hout, geld uit Nederland en toerisme brachten geld in het laatje. De bevolkingssamenstelling veranderde in de zin dat de Marrongroep enorm toenam door een hoger geboortecijfer in deze bevolkingsgroep. Er waren ook steeds meer Chinezen, Brazilianen, Guyanezen en Haïtianen in Suriname. Velen vestigde zich op de voormalige Boiti’s. Er verrezen ook steeds meer moderne, grote woningen en sommige witgeverfde woningen van Hindostanen werden Bollywoodpaleizen (soms ook ‘Koeliepaleizen’) genoemd. Welhaast alle wegen van de Boiti’s werden geasfalteerd en nieuwe wegen werden aangelegd. Binnen een half en maximaal een uur was men vanuit Paramaribo in de voormalige Boiti’s. De nieuwe bruggen over het Saramaccakanaal zorgden ervoor dat de Boiti’s gemakkelijk bereikbaar werden. Sterker nog: vanuit de brug bij de Leysweg (vlakbij Kandál) werden als het ware de achterkant van de westelijke Boiti’s bereikbaar via de geasfalteerde Magentakanaalweg. En via de Helena Christinaweg kon men Lelydorp bereiken en daarna Zanderij en de Pengel luchthaven. Er kwam ook een oostelijke route via de zogeheten Highway, Tout lui Fautweg (Tilfo), Pandit Paltan Tewariweg, of Tjon A Kietweg en daarna Sumatraweg naar Lelydorp. Beide dienen om de files op de India Gandhiweg en de Highway te vermijden.
De verstedelijking van de Boiti’s grenzend aan Paramaribo was zodanig gevorderd dat bepaalde Boiti’s zoals Pontbuiten en Livorno werden geannexeerd door Paramaribo. Pontbuiten werd een zogeheten ressort en slokte enkele Boiti’s op. Dit gebied kreeg een steeds groter wordende Afro-Surinaamse en Marron bevolking en er werden rotondes aangelegd. Er kwamen ook nieuwe bedrijfsterreinen. Door de bebouwing en het drukke verkeer bestaat Boiti inderdaad niet meer.
De penetratie van Bollywood in de Hindostaanse huiskamers door de satelliettelevisie veranderde de culturele oriëntatie van veel Hindostanen. Er was nu consumentensoevereiniteit en vrijwel iedereen kon in zijn eigen culturele ‘bubbel’ leven. In de eenentwintigste eeuw werd de fysieke nabijheid minder belangrijk voor onderlinge communicatie door de beschikbaarheid van nieuwe communicatiemiddelen zoals de mobiele telefonie, internet en met name sociale media. Fysieke nabijheid garandeerde niet meer een onderlinge lokale of regionale oriëntatie en verbondenheid. Al met hebben vooral de verbetering van infrastructuur en penetratie van de moderne communicatie de teloorgang van de Boiti’s tot gevolg gehad alsook het verschil tussen Sahar en Boiti ondergraven.
Conclusie
Er bestonden in India sociale verschillen tussen de Hindostaanse contractarbeiders. Deze verschillen werden minder relevant tijdens het verblijf in de depots, de overtocht en de contracttijd in Suriname. Er ontstonden nieuwe banden en gaandeweg een Hindostaanse gemeenschap. Vanaf de jaren dertig werden echter bepaalde kenmerken als inkomen, religieuze achtergrond, huidskleur, opleiding en tot op zekere hoogte kaste-achtergrond weer relevant bij de partnerkeuze. De Hindostaanse groep was in aantal enorm gegroeid en het vrouwentekort werd gaandeweg opgeheven. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werden sociale verschillen belangrijker. In het bijzonder was het verschil tussen Hindostanen van Sahar en Boiti opvallend. Ook andere verschillen zoals in opleidingsniveau en inkomen speelden een rol in de onderlinge verhoudingen. Er vond weliswaar elitevorming plaats, maar er was geen sprake van rigide klassen, omdat de mogelijkheden voor sociale mobiliteit groot waren. De massale emigratie en vestiging in Nederland in de jaren zeventig hebben bovendien de basis voor sociale verschillen ondergraven. In Suriname kwamen meer kansen voor mobiliteit onder Hindostanen van Boiti en de lagere klasse. Bijzonder is dat de regionale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap als gevolg van sterk verbeterde infrastructuur en digitale communicatie afkalfde. In het egalitaire Nederland was de sociale mobiliteit onder Hindostanen hoog en de ontstane sociale verschillen uit Suriname werden irrelevant. Al met al kunnen wij concluderen dat er door de tijd heen sprake geweest van een grote sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
Immigratie bewustwording op de Algemene Hindoe Basisschool te Den Haag
De Algemene Hindoe Basisschool aan de Mackaystraat te Den Haag heeft op 5 juni jl. een geslaagde Immigratieherdenking gehad.
“Aangezien we een bijzondere basisschool zijn met nagenoeg 99% Hindostaanse leerlingen konden we het niet nalaten om 148 jaar Hindostaanse Immigratie te memoreren en kinderen bewust te maken van hun roots”, zegt waarnemend directeur Soelin Biharie.
Speciale lessen
In de week voor 5 juni hebben de leerkrachten in alle groepen extra geschiedenislessen onderwezen en verhalen laten vertellen over de periode van de Hindostaanse immigratie. De datum van 5 juni 1873, het zeilschip Lalla Rookh, contractarbeiders, het harde werk van de contractanten, kortom zaken die normaal niet in het lesprogramma van de school zijn, hebben de leerkrachten aan de orde gesteld om bij de leerlingen een bepaalde bewustwording te creëren of bewustwording te vergroten.
Videoclips met nostalgische beelden over die periode, liedjes over de immigratie zijn vaker in deze immigratieweek op het smartboard verschenen. Voorts hebben de leerkrachten creatieve werkjes laten maken door de leerlingen, waarbij het vooral ging om bootjes vouwen, zeilschepen en huizen uit Suriname tekenen. De immigratie in Nederland rondom de onafhankelijkheid van Suriname is ook tot uitdrukking gekomen. Zo zijn ook vliegtuigen geïllustreerd. De Indiase, Surinaamse en Hollandse vlag zijn naast elkaar getekend en opgehangen. In de bovenbouw werd een tekenwedstrijd georganiseerd met het thema Immigratie. De kinderen moesten een tekening maken door alleen gebruik te maken van een potlood. Geen kleuren.
Open dag
De school heeft de heugelijke dag van 5 juni gecombineerd met een open dag. Ouders van de leerlingen en ook toekomstige leerlingen zijn langsgekomen om de school van binnen te bezichtigen. Alle ouders zijn door de leerkrachten opgevangen, door het schoolgebouw rondgeleid. Zij vertelden wat de school allemaal doet in het kader van Hindostaanse identiteitsvorming, dharma en cultuur. In het voorprogramma waren er kinderactiviteiten zoals bouwen met blokjes, darten, mehndi (henna)-versieringen op de huid aanbrengen, techniekspelletjes en dammen.
Leerlingen en leerkrachten hebben samen een gevarieerd podiumprogramma met zang en mode gepresenteerd. De bekende tieneridolen, zangeres/entertainer Sanjana Malhoe en zanger/muzikant Shivam Rajaram (een oud-leerling van de Vahonschool), hebben de aanwezigen met mooie optredens vermaakt.
Aanvankelijk zou het programma in de buitenlucht op het ruime schoolplein plaatsvinden, maar het weer van zaterdag 5 juni liet dit helaas niet toe. Gelukkig boden de gymzaal en het schoolgebouw voldoende ruimte om het programma naar binnen te verplaatsen. Uiteraard ontbraken de hapjes niet en werden leerlingen en gasten getrakteerd op lekker vegetarisch eten, popcorn, suikerspin, bará en schaafijs.
Vermeldenswaard is nog dat speciaal voor deze 5 juni herdenking een zeilschip dat de Lalla Rookh moet voorstellen, op het terrein is opgezet. Dit 7 x 6 meter lange schip (tijdelijke kunstwerk van Ranjan Akloe) heeft veel aandacht getrokken van de leerlingen en ook van de buurt.
De school hoopt dat met deze activiteiten de leerlingen bewuster zijn geworden van de geschiedenis van hun voorouders. Immers, het feit dat zij in Nederland opgroeien, moet niet betekenen dat zij hun afkomst vergeten.
Algemene Hindoe Basisschool: www.vahon.nl
Bekijk ook op youtube een video-opname van deze Immigratieherdenking (met dank aan: Ranjan Akloe).
Bekijk de fotogalerie door te klikken op 1 van de foto’s (Ranjan Akloe).
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Traditie
Hindoejongeren voor hindoegevangenen!
We staan er niet graag bij stil, maar ook hindoes doen foute dingen en worden tot een gevangenisstraf veroordeeld. In de Nederlandse gevangenissen zijn er op dit moment ongeveer twee honderd hindoes.
Meestal schamen families zich ervoor dat iemand van hen in de gevangenis zit. De familiecontacten nemen vaak af, waardoor de gevangene er alleen voor komt te staan. Maar we moeten de gevangenen toch helpen om een beter leven op te bouwen? Dat is toch de hindoe sewa?
Enkele hindoejongeren hebben samen met de vrijwilligersorganisatie Surant het initiatief genomen om inspirerende levenslessen voor de hindoegevangenen te schrijven. Ze willen gevangenen inspireren om hun leven op een goede manier op te pakken, nadat ze uit de gevangenis komen. Dit doen de jongeren door het vertellen van verhalen hoe andere mensen omgaan met obstakels in het leven.
Voor deze verhalen houden de jongeren interviews met ouderen uit hun eigen familie en kennissenkring. In deze interviews vertellen ouderen over hun eigen obstakels/uitdagingen in het leven en hoe ze hiermee zijn omgegaan. Dus, zij delen hun levenslessen.
Deze verhalen worden daarna in een korte brief voor de gevangenen geschreven, zodat zij daar inspiratie uit halen om een beter leven te gaan leiden. In de teksten worden er geen namen genoemd, het is allemaal anoniem; de namen van de schrijvers en geïnterviewden zijn alleen bij de organisatie bekend.
Samen met de studentenvereniging HSFN zijn er nu meer dan tien jongeren al bezig met dit project. We zoeken nog meer vrijwilligers. Ons streven is om 25 vrijwilligers te hebben, die elk ongeveer vier verhalen willen schrijven. Per verhaal ben je (met interview en schrijven) ongeveer twee uur bezig. We willen totaal 108 inspirerende verhalen schrijven. Deze verhalen zullen later ook in boekvorm worden uitgegeven.
Heb je geen ervaring? Geen probleem! Alle vrijwilligers krijgen begeleiding en ondersteuning voor het interviewen en schrijven.
Wil jij zo’n inspirerende vrijwilliger worden en sewa doen voor onze hindoegevangenen?
Ben je minimaal 18 jaar oud en kun je aardig schrijven? Dan ben jij onze ideale kandidaat! Kom ons helpen, verrijk jezelf en help ook andere mensen! Aarzel niet en meld je vandaag nog aan! E-mail: jayshri@surant.nu
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Traditie
Verlaten Verleden: een lezenswaardig boek over het wel en wee van een Hindostaanse migrant – Prof. Chan E.S. Choenni
Op Hindorama.com verscheen een korte beschrijving van het boek van Shardhanand Harinandan Singh getiteld Verlaten Verleden. In deze recensie ga ik uitgebreider in op de inhoud van deze autobiografie en plaats het in een breder perspectief. In het kader van de geschiedschrijving van Hindostanen heb ik interviews gehouden met verschillende zogeheten sleutelpersonen. Sleutelpersonen zijn informanten die in dit verband geacht worden relevante kennis te bezitten alsook veelzeggende levenservaringen. Sommige informanten lieten mij echter weten dat zij (nog) niet veel konden vertellen of prijsgeven, want zij waren zelf bezig een boek te schrijven. Het schrijven van een boek is echter geen sinecure. Men moet beschikken over schrijfkwaliteiten, doorzettingsvermogen, discipline en natuurlijk moeten er voldoende interessante levenservaringen zijn die het rechtvaardigen om een boek eraan te wijden. In veel gevallen lukt het betrokkenen echter niet om een goed boek te schrijven. Soms verschijnt wel een autobiografisch boek, maar de inhoud is niet of nauwelijks relevant voor een breder lezerspubliek. Het zijn egodocumenten waarin meestal verschillende familieleden worden genoemd en hun verdiensten en de eigen verdiensten worden gememoreerd.
In enkele gevallen blijkt echter dat jaren later wel een lezenswaardig boek verschijnt. Zo heeft de -inmiddels- 76-jarige onderwijskundige Shardhanand Harinandan Singh die ik jaren geleden heb geïnterviewd onlangs zijn autobiografie gepubliceerd. Het is een lezenswaardig boek dat interessant is voor een breed lezerspubliek. Hij noemt het ietwat deftig zijn mémoires en gebruikt de mysterieuze titel Verlaten Verleden. Daarmee bedoelt hij het verleden dat zijn voorouders in India hebben achtergelaten en zijn eigen verleden in Suriname dat hij heeft ‘verlaten’. Vanwege zijn lange voor- en achternaam staat S. Harinandan Singh alom bekend als Harry en gebruikt hij de laatste jaren S.H. Singh als naam.
Lalla Rookh
Harry is geen onbekende binnen de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap in Nederland. Vooral in de jaren zeventig van de vorige eeuw was hij maatschappelijk zeer actief. Het waren toen de hoogtijdagen van het zogeheten Surinaams welzijnswerk in verband met de grote emigratie naar Nederland en, in het bijzonder, van de integratie van Hindostanen in Nederland. De energieke en kleurrijke Harry – hij rookte pijp, had een ‘martiale snor’ en lang haar- heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Hij is namelijk een van de oprichters van de landelijke organisatie Lalla Rookh. De voorganger van deze organisatie was de Federatie van Hindostaanse organisatie (FHON). Harry was de grote motor en ik heb als student het ontstaan van de FHON in 1976 in Utrecht meegemaakt.
Harry vond terecht dat het toenmalige Surinaamse welzijnswerk, dat werd gedomineerd door Creolen, de Hindostaanse emigranten niet adequaat kon begeleiden, vooral diegenen die afkomstig waren uit de Surinaamse districten. Zijn pleidooi voor een aparte landelijke Hindostaanse gesubsidieerde organisatie werd gehonoreerd door de Nederlandse overheid. De FHON werd omgezet in de Stichting Lalla Rookh. Dr. Krish Sietaram werd voorzitter en Harry werd secretaris. Onder leiding van Sew Rambocus die directeur werd van de Stichting Lalla Rookh, heeft deze professionele organisatie grote verdiensten gehad met betrekking tot de integratie van Hindostanen in Nederland. Harry trok zich echter naderhand vanwege bestuurlijke conflicten terug uit Lalla Rookh. Wellicht is het adagium ’de goede opbouwers zijn niet de beste instandhouders’ in dit verband van toepassing. Later werd met de overgebleven middelen van de Stichting Lalla Rookh een leerstoel ingericht. Deze leerstoel heeft onder leiding van Rajendre Khargi -de huidige ambassadeur van Suriname in Nederland- een groot deel van de Hindostaanse geschiedenis te boek gesteld.
Harry bleef echter actief in het welzijnswerk in de regio Rotterdam Hij hield zich ook bezig met het ICO (InterCultureel Onderwijs) en schreef een brochure over het ICO. Het ICO is overigens later als een nachtkaars uitgegaan. Ondanks het enthousiasme en de inzet van velen heeft het ICO immers -achteraf beschouwd- geen noemenswaardige invloed gehad op het Nederlandse onderwijs. Toen de staatsgreep in 1980 in Suriname plaatsvond, ontpopte Harry zich als een grote criticus van de militaire heerschappij in zijn geboorteland. Hij schreef kritische columns in Surinaamse kranten. In januari 1989 werd hij -op voordracht van de toenmalige secretaris Radjin Thakoerdin- voorzitter van de VHP (sympathisanten) Nederland (later VHP Nederland).
Verkeersongeluk
In het najaar van 1988 was tot verbazing van velen de dynamische Harry Harinandan Singh vrij abrupt van het (politieke) toneel verdwenen. Pas na lezing van zijn autobiografie kwam ik er achter wat de oorzaak hiervan was. Op pagina 284 van het boek Verlaten Verleden lezen wij:
Op de koop toe werd ik in het najaar van 1988 op een zebrapad in het hart van Rotterdam door een dronken automobilist geschept. Door het verkeersincident moest ik langdurig in het toenmalige Dijkzigt-ziekenhuis worden behandeld en verpleegd. Het overgehouden letsel was van dien aard dat ik in de rolstoel terechtkwam. Ik kon niet meer werken. Na bijna twee jaar van herstel werd ik volledig arbeidsongeschikt verklaard. Daarna volgde een grote omwenteling in mijn leven.
Harry wilde actief blijven en is op een bewonderingswaardige wijze, ondersteund door zijn zorgzame echtgenote, op zoek gegaan naar therapie in Aziatische landen. Hij werd deels genezen en bekwaamde zich in de Ayurvedische geneeskunst. In 1991 besloot hij voor langere perioden in Suriname te verblijven en oefende daar een praktijk uit als Ayurvedische therapeut. Later vestigde hij zich in het noorden van Portugal aan de kust van de Atlantische Oceaan. Dat laatste heeft te maken met zijn jeugd in Suriname. Harry is namelijk in het district Saramacca dichtbij de Atlantische Oceaan geboren en getogen. Hij ging al op jonge leeftijd vissen op zee met zijn vader, die van beroep (garnalen)visser was. Het was bij de brede monding van de Coppename- en Saramaccarivier, meer bekend als ‘boromofo’, waar het water brak is en de smakelijke jarabaka vis werd gevangen. Harry heeft een fascinatie voor de zee en wilde al op zeer jonge leeftijd tot verbazing van zijn vader ook visser worden. Dus geen arts of advocaat, ondanks zijn ontluikende intelligentie en doorzettingsvermogen. Deze en vele wetenswaardigheden van zijn bijzondere levensloop en levenswandel heeft hij uitvoerig en op toegankelijke wijze opgeschreven.
Rake observaties en mooi tijdsbeeld
Het boek omvat 336 pagina’s en is opgedeeld in acht hoofdstukken en talloze paragrafen verluchtigd hier en daar met enkele foto’s. Ik zal niet verder uitweiden over de inhoud, maar beveel een ieder aan om dit boek te lezen. Ik heb het in één ruk uitgelezen, omdat het spannend blijft om erachter te komen wat van de vissersjongen is terechtgekomen ondanks allerlei tegenslagen. Want Harry heeft een heel bijzondere levensloop. Enkele thema’s die aan bod komen zijn: tegenwerking door de onderwijzer op de lagere school in het district Saramacca, problemen als districtsjongen in Paramaribo op de muloschool, zoals veel moeite met de Nederlandse taal en in het bijzonder het gebruik van lidwoorden. Harry woonde in bij zijn zus en zwager in Paramaribo. Aangrijpend is de beschrijving van zijn oudere zus die al op heel jonge leeftijd de rol van didi (oudere zus in het Sarnámi), deels vervangster van de moeder op zich neemt. Ook de wederzijdse verplichtingen tussen broers en zussen die vroeger zo kenmerkend was onder Hindostanen komt aan bod. Harry koos voor de onderwijzersopleiding op de toenmalige Kweekschool. Daar heeft hij onder meer in de klas gezeten met de bekende schrijfster Astrid Roemer.
Als 23-jarige leerkracht kwam Harry in het najaar van 1967 voor verdere studie naar Nederland. Na het behalen van de hoofdakte studeerde hij pedagogische en andragogische wetenschappen aan de Universiteit van Leiden. In Nederland werd hij geconfronteerd met allerlei vraagstukken rond discriminatie en integratie van wat toen heette de etnische minderden (tegenwoordig aangeduid als mensen met een migratieachtergrond). Als onderwijspedagoog en (vrijwillige) welzijnswerker heeft Harry zich in het bijzonder ingezet voor de integratie van Hindostanen. In zijn boek passeren allerlei problemen de revue, zoals de overkomst van gezinsleden, de huisvestingsituatie en financiële problemen in Nederland eind jaren zestig. Ook de inzet om de banden met de achtergebleven familie in Suriname levend te houden, het overlijden van zijn ouders, terugkeer in 1970 naar Suriname en daarna opnieuw vestiging in Nederland komen aan bod. Zijn levensloop verdeelt Harry in verschillende fasen en het boek is in talloze paragrafen opgedeeld. Toch leest het makkelijk en er staan rake observaties in. Het is eigenlijk een boek over het wel en wee van een Hindostaanse migrant en geeft een mooi tijdsbeeld.
Kanttekening
Een belangrijke kanttekening bij dit boek is op zijn plaats. Harry heeft zich in het begin van zijn autobiografie gewaagd aan een beschrijving van de contracttijd én een verklaring voor de Hindostaanse emigratie van India naar Suriname. Hij is echter geen deskundige op dit terrein en er staan dan ook diverse onjuistheden in de betreffende paragrafen. Ik noem slechts enkele voorbeelden. Ten onrechte stelt Harry dat in 1884 Barnet Lyon agent-generaal der immigratie was. De agent-generaal was toen de zachtmoedige en humane Cateau van Rosevelt. Hij werd door de Hindostaanse contractarbeiders ‘koeliepapa’ genoemd. Zijn opvolger Barnet Lyon werd weliswaar ook koeliepapa -als Hindostaanse benaming voor agent-generaal- genoemd, maar hij was minder populair. De eigenlijke koeliepapa was dus Cateau van Rosevelt. Wat Harry over Barnet Lyon schrijft op pagina 51 is tegen deze achtergrond dus niet juist: ’Het bevreemdt mij eens te meer dat hij ‘koeli papa’ werd genoemd. Dat was hij echt niet.’ Ten onrechtebeweert Harry ook dat Barnet Lyon opdracht zou hebben gegeven tijdens de opstand van 1884 op plantage Zorg en Hoop om de activiste Janey Tetary dood te schieten (pagina 55). In 1884 was Barnet Lyon wel waarnemend procureur-generaal, maar hij is niet meegegaan met de militairen naar plantage Zorg en Hoop. Harry heeft het op pagina 51 over de ‘uithongering in de donkere cellen van de gevangenissen’ van Hindostaanse klagers. Dit schrijft hij echter zonder deze bewering te staven. En op pagina 50 heeft hij het over ‘onnozele Brits-Indiërs die werden misleid en ‘voor vertrek naar het beloofde land Suriname onder strenge controle naar een afgesloten, zwaarbewaakte terminal’ werden ‘afgevoerd’. Dergelijke beschrijvingen duiden niet alleen op onvoldoende kennis en inzicht ten aanzien van het wervingssysteem in India, maar ook ten aanzien van het toezicht op naleving van het in 1870 gesloten immigratietraktaat, waarvoor een Britse consul in Suriname was gestationeerd. Over de opstand op plantage Mariënburg die eind juli 1902 plaatsvond, vermeldt hij op pagina 205 dat deze opstand plaatsvond ‘in de tweede helft van de negentiende eeuw’.
Harry staat niet alleen stil bij de Hindostaanse contractarbeid maar probeert -zoals gezegd- ook een verklaring te geven voor de emigratie vanuit India naar Suriname. Maar ook hier wreekt zich zijn kennislacune. Hij beweert ten onrechte dat een van de zogeheten pushfactoren van de Hindostaanse emigratie de onafhankelijkheidsstrijd van Mahatma Gandhi in India was. Mahatma Gandhi arriveerde echter pas in 1915 vanuit Zuid-Afrika in India. Het laatste immigrantenschip -de Dewa- kwam in 1916 naar Suriname met de laatste 303 Hindostaanse immigranten. Het overgrote deel van de Hindostaanse contractarbeiders was dus allang vóór 1915 in Suriname. De onafhankelijkheidstrijd van Gandhi was geen pushfactor en sowieso was de onafhankelijkheidsstrijd in India nauwelijks een factor in de Indiase emigratie. Harry schotelt een zwartgallig beeld voor van wat de contractarbeiders bij aankomst in Suriname aantroffen en illustreert dit onder meer met foto’s. Zo staat op pagina 24 een foto afgedrukt over de vermeende ‘Belabberde huisvesting van de kantrakis’ waarop 10 contractarbeiders zittend of staand voor ‘pinahutten’ te zien zijn. De immigrantenwoningen waren echter van hout en hadden geen ‘pinadak’. Na hun contractperiode woonden velen eerst wel in hun eigengebouwde hutten van prasara met pinadak, maar bijna iedereen had landerijen en woonden als echtpaar of enkelingen in deze woningen. In elk geval niet in grote aantallen collectief samen. Ik betwijfel dan ook of deze foto een Surinaams tafereel representeert; hetzelfde geldt voor de foto op pagina 49 na aankomst van een lichting contractarbeiders in Suriname. Er bestaat ook geen foto van de ’aankomst van het eerste schip Lalla Rookh’; de foto’s op pagina 23 en 48 zijn van andere immigrantenschepen. Voorts is het goed erop te wijzen dat het proefschrift van R. Bhagwanbali over het ’indentured labour systeem’ niet in 2014 is gepubliceerd, maar al in 1996. Het is jammer dat Harry in zijn boek onzorgvuldig omgaat met de Hindostaanse geschiedenis. Hopelijk kunnen bij een volgende druk de onjuistheden en fouten worden rechtgetrokken.
Onderzoek nodig
Maar nogmaals: de autobiografie van Shardhanand Harinandan Singh is zeer lezenswaardig, ondanks deze onvolkomenheden. Hij verdient een compliment dat hij open en eerlijk zijn levenspad en levenswandel heeft beschreven. Hij geeft ons immers een goede inkijk in de migratie van Suriname naar Nederland en de terugkeer naar Suriname alsook de problemen met betrekking tot inpassing in beide landen. Binnen een paar jaar zal het een halve eeuw (50 jaar) geleden zijn dat de grote Hindostaanse emigratie tussen 1974-1975 naar Nederland plaatsvond. Een grote groep van de toenmalige geëmigreerde volwassenen (de eerste generatie) is al overleden. In het kader van de geschiedschrijving over Hindostanen in Nederland is het zaak dat de toenmalige emigratie-ervaringen en de inburgering in Nederland worden vastgelegd. Er is onderzoek nodig en belangrijke vragen zijn: Hoe is men opgevangen in Nederland? Hoe was het leven in de zogeheten opvangcentra? Hoe heeft men huisvesting en werk verkregen? Helaas zijn er tegenwoordig weinig Hindostanen die geschiedenis of sociale wetenschappen studeren. Er wordt ook weinig empirisch onderzoek gedaan. Wellicht kunnen Hindostaanse ouderen die wonen in de voorzieningen voor groepswonen alsnog worden geïnterviewd. Egodocumenten zoals van Harinandan Singh vullen deze leemte deels in. Ruben Gowricharn heeft in 2020 een roman gepubliceerd getiteld De prijs van geluk die een beeld geeft van de inburgering. Laten wij hopen dat ook anderen publiceren over de emigratie en inburgering van Hindostanen in Nederland en dat er ook meer onderzoek wordt verricht.
Verlaten verleden. Memoires van Shardhanand Harinandan Singh • ISBN 9789403611044 • Rotterdam (2021) • paperback 336 pp en staand 170 x 240 mm • Prijs: €34,54. Bestellink: Verlaten Verleden
Ingekomen reactie
De recensie van Prof. Dr. Chan Choenni waardeer ik, vooral omdat hij het boek in een breder perspectief plaatst, waarbij het algemeen belang van individuele geschiedschrijving wordt benadrukt. Dat was inderdaad de intentie om dit boek uit te geven. Wellicht kunnen lezers met een migratieachtergrond hierdoor meer geïnspireerd raken hun levensverhalen en familieachtergronden voor de nakomelingen in diaspora samenlevingen op papier na te zetten. Hij geeft een aardig beeld van hetgeen ik in het boek vermeld. Daarvoor mijn dank.
Drie opmerkingen wil ik wel erbij plaatsen:
- De FHON werd inderdaad onder mijn leiding opgericht, waarbij Dr. Kries Sietaram uit Utrecht als voorzitter en ik als secretaris uit Rotterdam werden benoemd. In de loop van 1976 werd deze naam omgedoopt in Stichting Lalla Rookh Nederland na een weekendconferentie van de gezamenlijke organisaties van de Hindostaanse migranten in Nederland. Van de welzijnsstichting Lalla Rookh Nederland werd ik de eerste voorzitter. Sietaram werd na mijn vertrek in 1981 de volgende voorzitter. De wisseling stond in verband met mijn kritische houding ten opzichte van het militaire dictatuur in Suriname.
- Dat een van de zogeheten pushfactoren van de Hindostaanse emigratie de onafhankelijkheidsstrijd van Mahatma Gandhi in India was heb ik inderdaad ten onrechte opgeschreven. In plaats van Bapu Gandhi Ji moest hebben gestaan “de patriotten die in die tijd strijd tegen het Britse Bewind leverden.
- Inderdaad ben ik geen deskundige op het terrein van de Hindostaanse geschiedenis in Suriname. Zijn persoonlijk advies om het betreffende hoofdstuk te herschrijven zal ik bij de volgende editie zeker opvolgen.
Overigens heeft Prof. Dr Michel van Kempen onlangs ook melding gemaakt van het boek op Caraïbische letteren. Hij vond het boek ook aanbevelenswaard. Wel tipte hij me om bij de volgende druk een betere corrector te zoeken. Dat zal zeker gebeuren.
Dank voor de publicatie en ik hoop dat de Hindorama weer bekendheid aan mijn volgend boek “Vedanta in wetenschappelijk perspectief “ zal willen geven.
Drs. S. Harinandan Singh
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie