Boekrecensie De prijs van geluk ~ Ruben Gowricharn
De prijs van geluk is de eerste roman van Ruben Gowricharn. Hij is hoogleraar Hindostaanse diaspora aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Het boek heeft als thema’s migratie, integratie, vervreemding, worsteling met culturele identiteit, succes en verlies. Het is niet gebruikelijk dat een wetenschapper/hoogleraar de wetenschappelijke pen verruilt voor de literaire. Het gaat namelijk om twee verschillende takken van sport; de keurslijf van wetenschappelijke conventies versus de literaire vrijheid van de romancier. Daarom maakt dit boek nieuwsgierig.
De prijs van geluk handelt over het jonge echtpaar Kamla en Boyke dat op Meerzorg een winkel runt en rond de onafhankelijkheid, zoals zoveel Surinamers in die periode, met hun drie jonge kinderen besluit naar Nederland te vertrekken. Via een opvangcentrum belanden ze uiteindelijk in Den Haag. In Nederland wordt hun 4e kind geboren. Boyke had in Suriname de mulo tot en met de vierde klas doorlopen maar het diploma niet behaald en Kamla had twee klassen mulo gedaan. In Nederland gaat Boyke aan de slag als magazijnmedewerker, terwijl Kamla als huismoeder zorgdraagt voor de kinderen. In het leven van Kamla en Boyke is de Nederlandse buurvrouw Marijke een belangrijke levensgids. Zij staat voor dit gezin altijd klaar met goedbedoelde en nuttige adviezen. De rol van de Haagse markt en Milan wordt uitvoering beschreven: dé plek vooral om andere Hindostanen te ontmoeten.
De kinderen zijn succesvol in Nederland. De oudste zoon behaalt zijn HEAO-diploma, de tweede zoon studeert af als ingenieur, het derde kind, Bea, studeert af als jurist en de jongste zoon wordt arts. Vier kinderen met een hogere opleiding, geen slechte score voor laaggeschoolde ouders uit Meerzorg. De kinderen hebben de ‘vooruitgangsideologie’ van hun ouders waar gemaakt, dat wil zeggen zij zijn verder gekomen dan de ouders.
Boyke en Kamla maken zich wel zorgen over de groeiende culturele afstand tot hun kinderen. Zo betekent het opgroeien van de kinderen in Nederland de afbrokkeling van het vanzelfsprekende gezag van de ouders. Vooral de puberende Bea zorgt voor veel kopzorgen. Zij is een uitgaansqueen, een modepop en heeft weinig op met ‘koelie’s’ en de ‘koeliecultuur’. Zij ontwikkelt zich tot een ‘bruine bakra’. Twee zonen trouwen met Hindostaanse partners, een derde met een Afgaanse vrouw terwijl Bea met een Nederlandse studiegenoot trouwt.
Als de kinderen het huis uit zijn ontstaat er langzamerhand verwijdering tussen Boyke en Kamla. Kamla legt het aan met een Nederlandse maatschappelijk werker, Hans, wat uiteindelijk een scheiding tot gevolg heeft. Ondanks de scheiding blijft het contact tussen Boyke en Kamla goed.
Nu de kinderen het huis uit zijn en ondanks haar lat-relatie met Hans komt Kamla in een zwart gat terecht. In haar optiek moet zij de kinderen bedelen om langs te komen. ‘Ik heb geen kinderen meer, ze komen niet meer zoals vroeger, ze zijn weg’, aldus Kamla. Maar ook als de kinderen allemaal bij haar op bezoek zijn, voelt zij zich een vreemde. Gesprekken tussen de kinderen gaan over de aandelenbeurs, skivakanties en golfen.
Kamla heeft het gevoel geen deel meer uit te maken van het leven van haar kinderen. De kinderen praten vooral met elkaar en over zaken waar de ouders niets van afweten. Er is niks Hindostaans meer aan de kinderen, volgens Kamla. Ze begint zich te schamen voor haar kinderen en ontwikkelt het gevoel dat ze als moeder volkomen gefaald heeft. In haar optiek zijn de kinderen bruine bakra’s, Hollanders, geworden. Kamla twijfelt of ze het als moeder zo goed heeft gedaan. Ze kan het niet rijmen dat het effect van haar succes zo vervreemdend is.
Met zijn roman wil Gowricharn, zoals hij op de achterflap vermeldt, een weinig besproken worsteling met culturele identiteit en gezinscohesie aan de orde stellen, aspecten die gepaard gaan met een verwarrende kluwen van trots, verdriet, blijdschap, teleurstelling, voldoening en schuldgevoel. In de optiek van de schrijver heeft het geluk (succesvolle integratie) een prijs waar niemand over spreekt, een taboe dus.
Het thema van deze roman stelt de keerzijde van de zo gevierde integratie aan de orde en de prijs die zowel binnen- als buitenlandse migranten betalen. Zullen veel Hindostanen in Nederland zich herkennen in de thema’s die Gowricharn in zijn roman aansnijdt? Zeer zeker, dit geldt niet alleen voor de eerste generatie Hindostanen, maar ook voor de tweede en derde generatie. Punt is wel dat het geluk (wat dat ook moge zijn) en de prijs die daarvoor betaald worden voor een ieder verschillend zijn. De titel de prijs van geluk roept bij mij associaties op met het opmaken van een verlies- en winstbalans. In deze roman slaat de balans vooral door naar de verlieskant (vervreemding tussen ouders en kinderen). Geluk is daarnaast subjectief en de prijs die daarvoor betaald wordt is voor een ieder verschillend. Dit hangt uiteraard samen met de bagage van de migrant, zoals opleidingsachtergrond, werkervaring et cetera. De prijs van geluk moet daarom in de eerste plaats worden gelezen als hét verhaal van Boyke en Kamla en niet als dat van de doorsnee Hindostaan of migrant in Nederland. Ik moet gelijk hieraan toevoegen dat het trouwens ook niet de insteek van de auteur is, maar het is goed om dit hier te benoemen.
Met zijn roman heeft Gowricharn thema’s aangesneden die herkenbaar zullen zijn voor veel migranten en niet alleen voor Hindostanen. Dit boek is in een toegankelijke stijl voor een breed lezerspubliek geschreven en verdient dan ook brede aandacht.
Ruben Gowricharn, De prijs van geluk. Soesterberg 2019: Uitgeverij Aspekt. ISBN 789463387279, 274 pp., prijs € 22.50.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Taal & Literatuur
Boekrecensie roman Diya ~ Kirtie Ramdas
Onlangs is verschenen een roman van de hand van de arts Kirtie Ramdas getiteld Diya. Diya is de naam van de hoofdpersoon; een Hindostaanse jonge vrouw die verliefd raakt op een autochtone Nederlandse jongeman Lucas. Daarna beginnen echter de problemen; namelijk de acceptatie van deze ‘bakra’ door de Hindostaanse familie. Ik heb dit boek in één dag uitgelezen. Het telt in totaal 246 pagina, maar de tekst is in grote letters en het boek is zeer vlot geschreven. Bovendien raakte ik zodanig geïnteresseerd in het verloop i.c. de afloop. En vooral of Diya voor Lucas zou blijven kiezen, dat ik dit boek in een ruk heb uitgelezen. Ramdas schetst eerst enkele bekende pesterijen waarmee Hindostanen worden geconfronteerd in Nederland. Autochtone Nederlandse leerlingen plagen Hindostanen soms vanwege hun vreemde of verschillend uit te spreken namen. Bijvoorbeeld Diya (aarden bakje voor olielampje, figuurlijk licht brengende) wordt geplaagd met volgende de opmerking: volgende dia. Een dia werd gebruikt in de vorige eeuw en was een soort fotoslide die achter elkaar werd geprojecteerd op een doek. Of de Hindostaanse jongensnaam Vishal. Zijn naam werd uitgesproken als vis-hal. Overigens zijn de van oorsprong Hindostaanse namen als Asha, Shanti en Sita zodanig ingeburgerd in Nederland onder autochtonen dat ik vaak in de war raak. Bijvoorbeeld als ik hoor dat Asha een artikel heeft geschreven in de Volkskrant. Het betreft in dit verband de bekende columniste Asha Ten Broeke; maar ik ben nog steeds niet aan gewend geraakt dat Asha geen exclusief Hindostaanse naam meer is.
Diya stipt ook aan de vervelende verdenking in winkels waarmee zij als gekleurde wordt geconfronteerd; zij zal wel van plan zijn om te stelen. En natuurlijk wordt Diya ook met de onbekendheid met Hindostanen geconfronteerd; men gelooft bijvoorbeeld niet dat zij van Suriname afkomstig is. Maar anderzijds kan Diya zich ook niet goed inbeelden in de romantiek en nostalgie van de eerste generatie Hindostanen met betrekking tot Suriname. Zo bezoekt zij Suriname op negentienjarige leeftijd. Op pagina 117-118 lezen wij haar impressie:
Drie wekenlang, drie keer op een dag rijst eten en veel hangen in de hangmat. Heel veel verse cososnoot (bedoeld wordt cocosnoot water – C.C.) drinken en schaafijs…geen cornetto of Raketje wat daar tegen op kan…. In de tweede week verbleven we bij familie in Commewijne. Ze hadden een groot huis en de buurjongen Maikel was ook vaak in de avond uren aanwezig…Op een van die avonden vroeg Maikel of ik met hem meeging naar de chinees….Hij deed zijn arm om me heen. Ik vond het niet prettig…Hij liet zijn arm zakken en gleed met zijn hand langs mijn borst. Het was de eerste keer dat een jongen me daar aanraakte. Ik deed alsof ik het niet had gevoeld en negeerde het….
Satish
De Hindostaanse student Diya studerend aan de universiteit van Leiden kan echter de Hollandse pesterijen goed pareren. Zij heeft autochtone vriendinnen en wordt lid van de bekakte studentenvereniging Minerva. Ramdas beschrijft het leven in de stad Leiden, het studentenleven en de verliefdheid op Lucas. We krijgen ook een aardig inzicht in het leven van zogeheten tweede generatie Hindostaanse en haar beslommeringen. De dialogen zijn levendig. Maar zoals vaak bij Hindostanen het geval is, hebben haar ouders een Hindostaanse jongeman Satish op het oog. Deze zoon van een bevriende familie zou hun schoonzoon moeten worden -het lijkt wel een Bollywoodfilm. Diya vindt deze jongeman met opgeblazen ego maar niks. Maar op de vele verplichte familiefeestjes ontstaat toch een band; ook vanwege de grote tegenstand met betrekking tot de acceptatie van Lucas. Diya komt in een situatie terecht dat zij toch in enige mate voor Satish begint te kiezen. Een Hindostaans huwelijk tussen hen worden gearrangeerd. Allerlei voorbereidingen en Hindostaanse ‘huwelijkse voorpret’ passeren de revue, zoals het kopen van huwelijkskledij en sieraden. Diya gaat een keer mee in de auto van haar toekomstige levenspartner. Maar dit eindigt niet zoals men zou verwachten. Om te weten hoe het afloopt moet men het boek zelf lezen.
Het verhaal is gecentreerd rond 2008. Ik vraag me af of tegenwoordig nog steeds zo afwijzend wordt geregeerd op een blanke partner binnen de Hindostaanse gemeenschap. Ik denk in veel mindere mate, ook omdat de kinderen uit zulke gemengde relaties een blanke huidskleur meekrijgen. Daarom zijn de meeste Hindostanen zeer tevreden en trots op deze lichtgekleurde kinderen. Het Bollywood ideaal wordt verwezenlijkt, namelijk lichtgekleurde kinderen die vaak ook lang zijn. Bovendien zijn doorgaans de autochtone partners geïnteresseerd in het Hindoeïsme.
Afwijzing
Ik denk dat de afwijzing vooral geldt met betrekking zwarte Creolen (tegenwoordig Afro-Surinamers genoemd) en zwarte Antillianen. En bij Hindostaanse moslims is het een en ander lastiger. Want bij Hindoes is vaak weerstand tegenover een Islamitische partner. In het laatste geval speelt ook mee de dwang die Moslims meestal uitoefenen om de Hindoes te bekeren tot de Islam. Deze afwijzing is dus ten dele te begrijpen. Bij (zwarte) Creolen en Antillianen is de huidskleur en bepaalde fysieke kenmerken een reden van afwijzing. Maar de acceptatie van blanke Nederlanders neem juist toe, getuige het stijgend aantal relaties tussen Hindostanen en autochtone Nederlanders de laatste jaren. Het gestelde probleem, namelijk afwijzing van de autochtone partner door de Hindostaanse gemeenschap is hoogstwaarschijnlijk van voorbijgaande aard. Al met al heeft Kirtie Ramdas een mooie roman geschreven dat een aardig tijdsbeeld neerzet. Zij heeft een fictief verhaal geschreven dat waar gebeurd had kunnen zijn. Zij schrijft: Voor mijn ouders, die niet zijn zoals in dit boek. En voor alle ouders, die wel zijn zoals in dit boek.
Ik vind dit boek zeer geschikt voor middelbare scholieren en het zou moeten prijken op de literatuurlijst van te lezen boeken. Bij mij blijft hier en daar echter twijfel bestaan of autochtone lezers wel alles kunnen begrijpen en invoelen. Bijvoorbeeld wat baithak gana is; een omschrijving als Hindoestaanse muziekstijl in de verklarende woordenlijst lijkt mij niet voldoende; laat staan namen als Ramdew Chaitoe. Er zou meer uitleg moeten zijn, bijvoorbeeld in een noot. Maar als geen ander weet ik hoe moeilijk het is om het complexe Hindostaanse leven te etaleren op begrijpende en inlevende wijze voor niet-Hindostanen. Wat betreft is de Trinidadiaans-Hindostaanse schrijver en Nobelprijswinnaar V.S. Naipaul één van de weinigen die het wel gelukt is. Lees in dit verband zijn beroemde boek Een huis voor Mr Biswas er op na.
P.S. Ik ontving dit boek als cadeau van Frank Kanhai in verband met ons 40-jarig huwelijk. Frank Kanhai zet zich in om Hindostanen te stimuleren tot deelname aan sporten, in het bijzonder wandelen. Hij vroeg namens de auteur naar mijn mening over deze roman.
Het boek DIYA kost slechts 20 euro (+ verzendkosten) en kan worden besteld via de Webshop of stuur een mailtje naar info@kirtie.nl. Het boek is helaas niet te verkrijgen in de boekhandels of via bol.com.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Taal & Literatuur
Boekrecensie Uit de klei van Saramacca ~ K.R. Sing – Chan Choenni
De voormalige Minister van Suriname Stanley Raghoebarsingh heeft het levensverhaal van zijn familie te boek gesteld. Het is een kroniek geworden van een Hindostaanse familie. Het is dus geen roman, maar het betreft het verhaal van overleden en bestaande personen. Het boek bestrijkt een periode van meer dan 100 jaar en vier generaties. Tegen het decor van economische en politieke ontwikkelingen in Suriname worden de familierelaties en het dagelijks leven geportretteerd. Het boek centreert zich in het bijzonder rond zijn vader Nandoe die geboren is in een groot gezin in het district Saramacca op een plantage aan de rechteroever van de Saramaccarivier. Op eigen houtje vertrekt hij als jongeman in 1939 naar Paramaribo om kleermaker te worden. Dat was net voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Hoewel hij het moeilijk heeft gehad in Paramaribo heeft Nandoe geluk. In 1941 wordt de vraag naar legeruniformen groot en Nandoe kan als kundige kleermaker goed geld verdienen. Baas Nandoe wordt gaandeweg welvarend en koopt een erf en huis aan de Prinsenstraat in het centrum van Paramaribo. Nandoe is Hindoe en krijgt een relatie met Trees die in Paramaribo woont en Rooms Katholiek is. Het is bijzonder dat de vader en de moeder van Raghoebarsingh een liefdesrelatie opbouwen en pas daarna trouwen in een tijd – na de Tweede Wereldoorlog- toen bijna alle Hindostaanse huwelijken werden gearrangeerd. Raghoebarsingh analyseert ook de achtergrond van zijn vader en zijn moeder en hun stamboom vanaf het vertrek van de voorouders uit India.
Vermeldenswaard is dat Nandoe een laaggeschoolde jongeman is die heel sportief is –hij heeft meegedaan aan wielerwedstrijden met zijn racefiets in Paramaribo. Trees is een op emancipatie gerichte vrouw, van wie de ouders vroeg zijn overleden. Ondanks grote armoede, groeit ze op als een zelfstandige bewuste vrouw die hulponderwijzeres wordt. De ontluikende liefde tussen Nandoe en Trees wordt beschreven aan de hand van 56 brieven die zijn vader had bewaard. Nandoe en Trees correspondeerden intensief, toen zij als onderwijzeres van januari 1953 tot begin september 1954 in het ‘verre’ district Nickerie werkte.
Izzat
Terwijl de meeste Hindostaanse vrouwen die uit India kwamen vrij zelfstandig en assertief waren en vaak ook hun dochters, kregen de volgende generaties te maken met de opleving van izzat (de eerbaarheidscultus). Het geëmancipeerde gedrag onder Hindostaanse vrouwen werd teruggedraaid in de jaren dertig. Veel jonge Hindostaanse vrouwen hebben het tussen 1930-1960 dan ook zwaar gehad. Zo ook Trees die het echter lukte door haar ijver en doorzettingsvermogen om onderwijzers te worden. Ze behaalde haar zogeheten hulpakte samen met de bekende –in 2018 overleden- mevrouw Roshni Radhakishun-Ramlakhan, pionier van de Hindostaanse vrouwenemancipatie en directeur-eigenaar van radio Radika in Suriname. Als onderwijzeres vertrok Trees naar de stad Nieuw Nickerie en ging inwonen bij een Creoolse familie; destijds een zeer gewaagde stap voor een Hindostaanse jonge vrouw. Een deel van de brieven die Trees en Nandoe elkaar schreven is gepubliceerd in het boek en dat geeft een sfeerbeeld van de jaren vijftig in Suriname. In het kader van de Hindostaanse vrouwenemancipatie kies ik één brief als voorbeeld. In een brief van 14 augustus 1954 vertelt Nandoe aan Trees over de grote drukte tijdens een huwelijk op Leiding 10 A (kandal) in het toenmalige district Suriname. Hij trad daar als muzikant op en hij vertelde haar dat de drukte te maken had met het optreden van Hindostaanse danseres uit Brits-Guyana. Dit huwelijksfeest vond plaats bij mijn maternale grootouders thuis, de ‘rijke familie Narain’ later eigenaar van Theater Shanti. Mijn nicht Yvonne Binda trouwde met Maurits Manichand, later de eigenaar van het bekende Theater Jasodra in Paramaribo. Het interessante is dat ik drie andere feiten heb meegekregen over dit grote huwelijksfeest. Ten eerste dat de dulha (bruidegom) Manichand op een paard arriveerde en ten tweede dat de conservatieve dorpelingen (van kandal) veel commentaar hadden dat werd toegestaan dat een paturiya (danseres) had gedanst. En ten derde: dat mijn nichten die de vrijpostigheid hadden om te ‘peepen’ (stiekempjes hebben mee gekeken) naar het optreden van de paturiyaflinke klappen van hun nani hebben moeten incasseren. Terwijl mijn nani zelf een dominante, vrijgevochten vrouw was, onderdrukte ze dit verband met de eerdergenoemde izzat haar kleindochters.
Raghoebarsingh snijdt ook dit aspect aan en zijn moeder Trees heeft dan ook haar vrijheid en onafhankelijkheid moeten bevechten. Zo liet Trees haar haren knippen tot ontsteltenis van haar mannelijke familieleden. Er is een mooie foto van Trees uit 1954 in het boek en er zijn ook foto’s van haar op latere leeftijd. Zij is dan ook een pionier geweest met betrekking tot de emancipatie van de Hindostaanse vrouw. Trees was een prachtige, hardwerkende en stijlvolle vrouw die door een jaloers familielid ‘koningin Juliana’ werd genoemd, omdat Nandoe haar met respect behandelde. De politieke ontwikkelingen na de jaren vijftig, de traumatische onafhankelijkheid, de staatsgreep, de decembermoorden, de jaren van pinaren met benzine op de bon en schaarste aan levensmiddelen alsook het herstel van democratie, economie en rechtsstaat komen daarna aan bod. Trees heeft het geluk gehad dat zij een begripvolle, progressieve en hardwerkende echtgenoot heeft. Kortom: zij vormden na hun huwelijk een voorbeeldige Hindostaans gezin. Raghoebarsingh memoreert ook de typische plichten en deugden zoals hard werken, vooruitkomen, verantwoordelijk ouderschap, gastvrijheid en hulpvaardigheid tegenover anderen die in het ouderlijk milieu heerste. Helaas raakte baas Nandoe later aan de drank, hoogstwaarschijnlijk door de stress, hoge prestatiedruk en snelle veranderingen als gevolg van politieke ontwikkelingen. Maar gelukkig werd Nandoe niet zoals veel andere Hindostaanse mannen gewelddadig; hij heeft zijn vrouw en gezin niet mishandeld.
Lezenswaardig is hoe de politieke ontwikkelingen ingrijpen in het dagelijks leven van een Hindostaanse familie in Paramaribo die toentertijd als Hindostanen een minderheidspositie innamen. Ze hebben last gehad van intimidatie door Creolen, maar hebben het overleefd. Veel erger zijn de ingrijpende gevolgen van de politieke ontwikkelingen. Vooral voor de Surinamers i.c. Hindostanen uit Suriname die na 1980 naar Nederland migreerden is het zwaar geweest om een nieuw bestaan op te bouwen in Nederland, want zij hadden doorgaans geen Nederlandse nationaliteit meer. Aangrijpend is vooral de terugkeer uit Nederland van Raghoebarsingh -hij studeerde economie in Nederland- naar Suriname toen hij zijn zieke moeder Trees kwam bezoeken. Helaas: hij arriveerde te laat, want bij aankomst bleek zijn moeder al te zijn overleden! Trouwens: ditzelfde overkwam de Surinaamse volksheld Anton De Kom in 1933; zijn moeder was al overleden toen hij vanuit Nederland in Paramaribo aankwam.
Ik heb dit boek in twee avonden uitgelezen, omdat ik het spannend vond en wilde weten hoe het de familie Raghoebarsingh is vergaan. Ik beveel iedereen aan om dit boek te lezen. Het verhaal is vooral herkenbaar voor Hindostanen en ook andere Surinamers. De auteur heeft de naam Raghoebarsingh niet gebruikt maar gewoon Sing omdat hij -desgevraagd- meent dat autochtone Nederlanders zijn naam niet correct zouden kunnen uitspreken en dat dit alleen maar tot verwarring zou leiden. Hij richt zich namelijk ook op de markt van autochtone Nederlanders. Ik heb zo mijn twijfels of veel autochtone Nederlanders interesse hebben voor Suriname en in het bijzonder Hindostanen. Laten wij hopen van wel. Het is in elk geval moedig en knap van Raghoebarsingh dat hij zijn familiegeschiedenis heeft geëtaleerd en tegelijkertijd is het een grote verdienste in verband met de vastlegging van de Surinaamse i.c. Hindostaanse geschiedenis. Het boek met de mysterieuze titel heeft ook mooie foto’s en is uitgegeven door de uitgeverij Boom. Het kost slechts 20 euro en voor de prijs hoeft men het dus niet te laten liggen. Bovendien is het boek is ook nog zeer toegankelijk, spannend en vlot geschreven.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Taal & Literatuur
Surinaamse gemeenschapsbouwers in Den Haag – S. Ramdharie
Vorig jaar verscheen het boek Surinaamse gemeenschapsbouwers in Den Haag. Een terugblik op 60 jaar maatschappelijke inzet.
De redactie bestond uit een drietal personen waar onder de directeur van Autar Consultancy die de opdracht had gekregen voor de samenstelling van de publicatie. Met twee van de redacteuren ben ik goed bekend.
Het boek geeft een getrouw beeld van in ieder geval de periode die ik zelf als Hagenaar kan overzien: de periode sinds 1975. Dat was het jaar waarin ik in Paramaribo verruilde voor Den Haag. De periode ook waarin ik van dichtbij allerlei ontwikkelingen in Den Haag meemaakte.
Erg lezenswaardig vond ik inleidende bijdragen over de zestiger jaren van de vorige eeuw. Met name het artikel over Jongerenvereniging ‘Manan’ die onder Hindostanen een belangrijke rol vervulde bevatte veel gegevens die ik niet eerder elders heb aangetroffen. Annemarie Cottaar heeft in een ouder – maar nog erg lezenswaardig boek veel informatiefs over Manan geschreven en enkele prachtige foto’s uit die periode in haar boek opgenomen. Het boek onder bespreking vind ik – voor wat dit onderdeel betreft – mooi aansluiten op ‘Ik had een neef in Den Haag’, Cottaars pennevrucht uit 1998. Toch ben ik ervan overtuigd dat de geschiedenis van Manan een gedetailleerde studie verdient van minstens 200 pagina’s. Misschien geldt dat ook wel voor Jumpa Rajguroo die veel academici en zelfs een hoogleraar heeft afgeleverd aan de samenleving.
Het onderhavige boek is historisch van opzet met als gevolg dat algemene artikelen en beschrijvingen van verschillende organisaties elkaar afwisselen. Dat kwam wat rommelig op mij over. Ik had liever een tweeedeling gezien: een deel met de algemene artikelen en een waarin de verschillende orghanisaties werden behandeld.
Ondanks het feit dat de drie redacteuren Hindostanen zijn hebben ze ze ook niet-Hindostaaanse organisaties betrokken in hun studie. Met de meeste hiervan was ik bekend maar het opfrisssen van mijn geheugen en het noemen van meerdere details en namen heb ik als erg wetenswaardig ervaren. Toch lijkt mij de bijdrage over de Chinese organisaties veel te sumier.
De artikelen overigens zijn geschreven door een beperkt aantal auteurs waar onder Autar en Chotoe zelf, die onmogelijk op parate kennis konden terugvallen. Chotoe verkeerde bijna dagelijks in Den Haag en heeft zich desondanks onvoldoende ingespannen om voldoende organisaties te belichten. De studentenvereniging Uday bijv. – bij Chotoe heel goed bekend – heeft jaren bestaan, heeft een eigen blad gehad en heeft aan meerdere activiteiten van andere organisaties deelgenomen. Bovendien was de organisatie kind aan huis bij Eekta Bhavan en de Stichting voor Surinamers. Mijn eerdere punt over de indeling van het boek is misschien een persoonlijke wens, de weglating of onderbelichting van bepaalde organisaties vind ik wel wezenlijk.
De periode van de onafhankelijkheid van Suriname viel in de periode die het boek bestrijkt. Die gebeurtenis heeft zijn weerslag gehad op de activiteiten van meerdere organisaties. Het idee van de onafhankelijkheid heeft sinds de periode Manan ook de Zuidhollandse organisaties bezig gehouden. In Den Haag bespeurde ik scepsis, in Amsterdam en in studentensteden elders overdreven nationalisme. En dus een pro-onafhankelijkheiddiscours. Toch had dit verschijnsel wat mij betreft wat uitvoeriger behandeld kunnen worden hoewel ik erg veel interessants heb gelezen over de activiteiten sinds de 60-er jaren van de vorige eeuw – in het bekende Amicitiagebouw in hartje Den Haag – van organisaties die twijfels hadden over de aangekondigde onafhankelijkheid.
Nog een laatste punt ter overdenking. Het boek laat heel goed zien dat een handvol Surinamers allerlei organisaties oprichtten voor verschillende deelonderwerpen. Sommigen van hen werden geplaagd met de kwalificatie ‘welzijnsmafia’. Dat moge wel te sterk zijn uitgedrukt maar ik heb van dichtbij meegemaakt wat de invloed van enkele individuen – met familiebanden aan de top van organisaties – was en wat voor negatieve invloed dit had op de gemeenschapsbouw.
Ik houd graag rekening met de kosten van het boek en neem daarom genoegen met de huidige omvang van de publicatie. Ondanks bovengenoemde kritiekpunten wil ik boek van hart aanbevelen. Bij mij staat het prominent in de boekenkast.
Surinaamse gemeenschapsbouwers in Den Haag | Een terugblik op 60 jaar maatschappelijke inzet
Auteur: Krishna Autar, Suresh Chotoe en Henk Moeniralam (red)
ISBN: 978-94-6247-088-0 / 9789462470880
Bestelnummer: 100206-001
Uitvoering: paperback
Omvang: 144 pagina’s
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Taal & Literatuur
Geef creativiteit meer de ruimte! – Mila Kumari
Hindostanen hebben de afgelopen anderhalf eeuw op drie verschillende continenten gewoond. Het gevolg hiervan is dat wij in een vlucht- en/of overlevingsmodus hebben gezeten. Onze (voor)ouders hebben hard gewerkt om telkens weer een nieuw bestaan op te bouwen in zowel Suriname als in Nederland. En om een nieuw bestaan op te bouwen is het belangrijk om een hoge sociale plek te bemachtigen in de maatschappij. Vandaar dat de nadruk door onze ouders werd gelegd op onze schoolprestaties en beroepskeuzes. Het doel was om door middel van een glansrijke carrière de maatschappelijke ladder te beklimmen. De nadruk lag dus op diploma, geld en status. Zie hier de ingrediënten voor het ontstaan van onze Hindoestaanse prestatiecultuur!
Maar nu generaties verder verwachten wij nog steeds dat onze kinderen vooral diploma’s behalen om (hoge) functies in het bedrijfsleven te bekleden. Laten we wel wezen wij doen het goed in de maatschappij. Maar blijkbaar zitten we nog steeds in een overlevingsmodus. De prestatiecultuur legt een onnodig hoge druk en perverse prikkels op onze kinderen. Het gevolg is verkeerde beroepskeuzes, stress en burn-outs. Wordt het dus niet tijd om onze patronen te doorbreken? Is dit niet het moment om ons breder te ontwikkelen door onze creativiteit de ruimte te geven?
Onze ouders hadden begrijpelijkerwijs geen tijd om de creativiteit bij hun kinderen te stimuleren. Maar wij hebben nu een goede sociale positie in de maatschappij. Wordt het daarom niet tijd om onze (klein)kinderen te stimuleren en de ruimte te geven om hun eigen beroepskeuzes te maken? Dus ook om achter hun keuzes te staan indien ze kiezen voor creatieve en/of artistiek beroep. Ondanks dat er doorgaans sprake is van minder status en lagere salarissen.
Ouders weten vaak weten niet eens hoe creatief hun kinderen zijn. Dit gold ook voor mij. Ik ben momenteel mijn tweede roman aan het schrijven over waarom onze voorouders geëmigreerd zijn naar Suriname. Toen ik een paragraaf uit dit boek voorlas aan mijn moeder was ze duidelijk ontroerd en onder de indruk. Ze was sprakeloos. Ze vroeg zich af waar ik mijn creativiteit vandaan had gehaald. Ze had nooit geweten dat ik dit in me had. Ik vond het mooi om te zien hoe ze gebiologeerd had geluisterd naar wat ik had geschreven. Daarnaast was ik blij met de complimenten, die ik van haar had gekregen. Het gaf mij kracht en ik voelde me trots.
Ik had nooit gedacht en verwacht dat mijn droom om schrijfster te worden ooit uit zou komen. Ik kreeg het advies van mijn man om eerst kleine schrijvers stappen te nemen. Vandaar dat ik begon met ‘bloggen’ over onderwerpen, die mij raakten. Mijn zelfvertrouwen groeide door de vele positieve reacties op mijn blogs. Ik kreeg hierdoor de kracht en stimulans om door te blijven schrijven. Ten slotte nam ik de stap om een boek in het Engels te schrijven. Mijn eerste boek “Chai and Marigolds” gaat over een Indiase dame, die vast zit in een ongelukkig huwelijk. Jaren later komt ze haar eerste liefde weer tegen in Engeland. Was dit een teken? Na de vele positieve reacties van familie en vrienden heb ik mijn boek zelf gepubliceerd o.a. via Bol.com, Amazon en Kobo. Het zelf publiceren geeft mij de nodige vrijheid, want ik hoef geen uitgever te zoeken.
Ik vind het prachtig hoe onze derde en vierde generaties de liederen zingen, die onze grootouders ook ooit gezongen hadden. Vandaar dat ik het aan de ene kant ontzettend jammer vind dat er nauwelijks succesvolle Hindostaanse schrijvers zijn, die als voorbeeld functie zouden kunnen dienen. Maar aan de andere kant zijn we gelukkig wel de juiste weg ingeslagen. Het zijn kleine stappen, maar elke stap is een stap dichterbij. Desondanks vind ik dat we meer Hindostaanse cultuurhelden nodig hebben. Ik hoop via deze bijdrage lezers te motiveren om ook te gaan schrijven. Het maakt niet uit in welke vorm. Gewoon doen! Je hoeft je baan hier niet voor op te zeggen, als je elke dag een uurtje schrijft kom je al heel ver. Word jij onze volgende cultuurheld?
Mila Kumari is een schrijfster met een Surinaams-Indiase achtergrond. Ze woont samen met haar man en zoon in Nederland. Ze heeft gewerkt in zowel de financiële- als de creatieve sector.
Als klein meisje bedacht en vertelde ze al verhalen. Na vele jaren heeft ze de stap genomen om een boek te schrijven. Mila houdt van reizen, lezen, haken, koken, mode en het lezen van kookboeken. N.B.: Tot op de dag van vandaag heeft ze nog geen één recept gemaakt van al de kookboeken die ze heeft gelezen.
Vorig jaar heeft ze haar debuutroman ‘Chai and Marigolds’ uitgebracht. Het boek is te koop in diverse webwinkels.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Taal & Literatuur
Uit de klei van Saramacca – K.R. Sing
Een Surinaams-Hindostaanse familiegeschiedenis tegen de achtergrond van (post)koloniale ontwikkelingen in Suriname.
‘Wie ik ben en wat ik denk is vanaf 1873 gevormd en gekneed door vier generaties van immigranten en harde werkers. Ik ben gevormd door katholieke scholen en de St. Rosakerk, maar ook door de Hindoe-pandits Haldar, Sahtoe en Raghoebier.’
– K.R. Sing
Nandoe en Trees
Uit de klei van Saramacca is het verhaal van een kleermaker en een onderwijzeres die hun weg door het leven moeten zoeken langs armoede, culturele en religieuze barrières. Nandoe is een ongeschoolde Hindoe van een plantage in Saramacca, waar zijn voorouders ooit, anderhalve eeuw geleden, als contractarbeiders naartoe kwamen vanuit Brits-Indië. In Paramaribo leert hij Trees kennen, een katholieke vrouw die in bittere armoede leeft. Haar ouders zijn vroeg overleden. Met haar broer heeft ze heftige botsingen over de traditionele cultuur, want ze wil in vrijheid over haar toekomst kunnen beslissen. Nandoe vindt haar aantrekkelijk maar is onzeker, want ze heeft – zo jong nog – een doordachte visie op het leven.
(post)koloniale ontwikkelingen
Uit de klei van Saramacca is een liefdevol maar ook zeldzaam openhartig familieportret vanuit de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap, die doorgaans zeer gesloten is. Problemen met alcoholgebruik, liefdestrouw en politieke omwentelingen worden zonder taboes benoemd. Het verhaal speelt zich af tegen de achtergrond van de koloniale tijd, de Tweede Wereldoorlog – die paradoxaal genoeg economische voorspoed brengt – en de Surinaamse onafhankelijkheid na 1975. In de jaren tachtig brengt de militaire dictatuur een golf van martelingen en moorden met zich mee. Nandoe en Trees komen voor een levensgroot dilemma te staan: blijven of vluchten?
Uniek bronnenmateriaal
De auteur baseerde zich voor dit verhaal op circa 600 brieven van de familie, onderzoek in openbare archieven, tientallen interviews en literatuuronderzoek. Hij geeft hiermee een unieke inkijk in de – veelal onderbelichte – geschiedenis van Hindostanen in Suriname, en daarmee ook in de Nederlandse koloniale geschiedenis.
‘Unieke benadering van Hindostaanse contractarbeiders en hun emancipatieproces in Suriname. Dit boek legt een stuk onbeschreven Surinaamse geschiedenis vast.’
– Rajendre Khargi, Leerstoel Lalla Rookh (VU Amsterdam)
Over de auteur
K.R. Sing is het pseudoniem van Stanley Raghoebarsingh (Paramaribo, 1956), een bekend Surinaams politicus van de
Vooruitstrevende Hervormingspartij. Hij studeerde economie in Tilburg en was van 2000 tot 2010 minister in Suriname in twee kabinetten-Venetiaan.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Taal & Literatuur