Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • HOME
  • ACTUEEL
  • CULTUUR
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • JAI
    • JNAN ADHIN INSTITUUT (JAI)
    • BIBLIOTHEEK
      • MIGRATIEGESCHIEDENIS
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • WEBSHOP Sampreshan.com
    • VRIENDEN van HINDORAMA
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
WEBSHOP

Recensie boek pandit Bhasker Rewti: Saṁskāra Bhāskara – de zestien Vedische Saṁskāra’s – Pandit B.W. Jaipal

woensdag, 01 december 2021 by Redactie Hindorama

Recent kwam het boek Saṁskāra Bhāskara van pandit Bhasker Rewti uit, waarin hij de tijdloze ceremonieën (sanskára’s) uit de Veda’s beschrijft alsook de Vedische begrippen dharma, artha, káma en móksha. 

Al geruime tijd bestaat er behoefte om vooral onze jongeren in Nederland en Suriname te voorzien van de essentie en context van de zestien sanskára’s. Dit zijn ceremonieën die worden uitgevoerd op sacrale momenten in het leven van de mens, zoals het besluit om kinderen te nemen, de zwangerschapsperiode, de geboorte en naamgeving, het begin en het eind van de schoolperiode, het huwelijk en het overlijden. Het Sanskriet woord sanskára heeft betrekking op de manier van opvoeding of karaktervorming. De auteur is erin geslaagd om de betekenis en achtergronden van deze ceremonieën, evenals hun relatie tot de vele aanpalende aspecten van de Vedische dharma, op een prettig leesbare manier weer te geven.

De Veda’s

Bij de aanvang van de mensheid heeft Paramátmá ons – via de vier Rishi’s (Zieners), te weten Agni, Váyu, Áditya en Angirá, de universele wijs­he­den van de vier Veda’s geschonken. Door verwijzingen naar de mantra’s van deze Vedás en de vele sútra’s (korte, prikkelende uitspraken) van de Vedische filosofie, maar ook door de heldere metaforen in dit boek, zijn belangrijke elementen van de Vedische kennis voor eenieder bijzonder toegankelijk geworden. Verbroedering, humaniteit, respect en opvoeding van kinderen met universele waarden en normen staan centraal in het boek. Een van de metaforen die wordt gebruikt: ”Door water op de bladeren te sproeien zal de boom niet groener worden. U zult eerst de wortels moeten bewateren om mooie groene blaadjes te krijgen.” Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat voor een goede opvoeding van kinderen de ouders eerst zelf moeten weten wat en goede opvoeding inhoudt.

Dag van inschrijving op een Gurukul (onderwijsinstelling).

Het is zuur om te constateren dat vele van de in dit boekwerk uitgelegde sanskára’s in de vergetelheid zijn geraakt. Van de zestien besproken sanskára’s wordt slechts een viertal redelijk frequent gedaan. Is hier nu sprake van onwetendheid of geen prioriteit willen stellen aan het voltrekken van deze ceremonieën voor onze kinderen? Mogelijk is het gemis aan deze sanskára’s mede een verklaring voor onze achteruit hollende samenleving, wat zich dagelijks uit in zinloos geweld, disrespect voor ouderlijk gezag, korte lontjes, generatiekloven, complottheorieën, brandhaarden en, zeker niet het minst belangrijk, het slinks aanwakkeren van sentimenten die aan ras zijn gerelateerd.

Er is een groot tekort aan literatuur waarin de Vedische filosofieën in het Nederlands zijn uiteengezet. De auteur heeft deze leegte met dit prachtig uitgevoerde boek opgevuld en in begrijpelijke taal een flink aantal diepzinnige filosofieën uit de Veda’s helder uiteengezet. Hoe langer u zich in deze onderwerpen verdiept, hoe meer u zult willen weten over de Vedische opvoeding. Ook zal u worden geprikkeld om deze sanskára’s daadwerkelijk uit te voeren. Federatie Prathinidhi Arya Sabha Nederland (PRASNE) beveelt u aan dit boek aandachtig te lezen en de inhoud te delen, maar vooral in uw leven toe te passen.

Saṁskāra Bhāskara – de zestien Vedische Saṁskāra’s en de vier levensdoelen dharma, artha, káma en móksha | Auteur/uitgave Bhaskar Rewti 2021 Zoetermeer | ISBN 9789082710649 | hardcover pp. 288 | prijs 15 euro (excl. verzendkosten). U kunt dit boek bestellen via e-mail: brewti@gmail.com

De opbrengst van dit boek gaat naar de Stichting voor Armen en Wezen ten behoeve van de inrichting van een in aanbouw zijnde polikliniek voor de allerarmsten in het dorpje Padampur (Órisa, India). Voor meer informatie over SAW zie: www.armenenwezen.nl

Pandit Bhasker Rewti

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur
No Comments

Kunnen Hindostanen de historische last van zich afschudden? – SHON

vrijdag, 12 november 2021 by Redactie Hindorama

Martin Sitalsing, hoofdcommissaris van de Regionale Politie Eenheid Midden-Nederland, heeft tijdens de Divali-lezing 2021 de Hindostaanse gemeenschap opgeroepen, om hun groepsidentiteit en ambities in te zetten, om radicalisering en polarisatie in de Nederlandse samenleving te bestrijden.

Groot is hij niet terwijl hij op het podium staat van het nieuwe Theater Amare in Den Haag. Maar in zijn politiepak en daarbij schouderstukken met een blaadje, een wapen en een kroon, maken zijn woorden veel indruk. “Kunnen we vanuit onze kracht, talent en ambitie, een stap naar voren zetten om de brugfunctie te vervullen in een samenleving waarin velen met een migratieachtergrond achtergesteld worden of zich achtergesteld voelen?”

“Er zijn drie grote veiligheidsvraagstukken die zich in de duisternis voltrekken en de samenleving ernstig desta­bili­seren”, zegt Sitalsing. “Het gaat om de digitale onveiligheid, zoals fraude, fake nieuws en bedreigingen. Maar het gaat ook om de zware, georganiseerde criminaliteit, waarin extreem geweld plaatsvindt en aan de waarden van de rechtsstaat wordt getornd. En natuurlijk ook om polarisatie en radicalisering waarin verschillen worden uitvergroot en meningen boven feiten gaan.”

Bij de opening van de lezing met een gebed door Kolonel Pandit Komal Bisseswar, het nieuwe hoofd van de Dienst Hindoe Geestelijke verzorging (DHGV) bij de Nederlandse krijgsmacht, heeft het goede al het kwade vermoedelijk al uit de theaterzaal geleidt. Maar wie brengt daarbuiten het licht in de duisternis? Het koor van de bekende zanger Lucky Singh, met jongens en meisjes van de Shri Vishnu basisschool in kleurrijke traditionele Indiase kleding, zou een goede poging kunnen doen. Hun stemmen klinken tijdens deze lezing namelijk net zo mooi als een nachtegaal.

Vlnr Jan Zoet (directeur Amare), Kaushilya Budhu Lall (voorzitter RvT SHON) en Martin Sitalsing

Maar voor Sitalsing is dat blijkbaar niet genoeg om de kwa­de geesten weg te jagen en het licht te brengen op alle plekken waar de duisternis heerst. De ambitie van de Hindostanen in Nederland richt zich, volgens hem, teveel op de eigen ontwikkeling. “Op zich niet verkeerd, maar er is meer”, benadrukt hij. “We kennen vanuit onze Indiase roots het kastenstelsel, de spanningen tussen hindoes en moslims en de tegenstelling tussen laag en hoog opgeleid. Kunnen wij als Hindostanen in de westerse wereld deze historische last van ons afschudden en met onze ambitie een bijdrage leveren om de samenleving naar een hoger niveau te tillen?”

Je kunt bijna een speld horen vallen als hij besluit met het gedicht ‘Nabij het lichtschip’ van zijn oom Martinus Lutchman, meer bekend als Shrinivasi. “Ik sta voor uw deur, laat mij niet zonder loods een hopeloze strijd voeren.”

Kijk hieronder de lezing van Martin Sitalsing terug. De divali lezing wordt jaarlijks georganiseerd door Stichting Hindoe Onderwijs Nederland (SHON) en Sanatan Hindoe Parishad Nederland (SHPN) samen met Amare als onderdeel van de Nationale Divali viering.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
No Comments

Sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap – Chan Choenni

woensdag, 03 november 2021 by Redactie Hindorama

Prof. Chan Choenni

Inleiding
Een van de opvallende kenmerken binnen de Hindostaanse gemeen­schap is de dynamiek met betrekking tot het ontstaan en al dan niet voortbestaan van sociale verschillen. Voorafgaand aan de migratie vanuit India naar Suriname waren er sociale verschillen tussen de contractarbeiders. Deze verschillen waren gebaseerd op kenmerken zoals kaste-achtergrond, religieuze achtergrond, beroep, regionale herkomst en huidskleur. In India waren deze verschillen relevant. Tijdens het verblijf in de zogeheten depots (opvangcentra) en de overtocht naar Suriname alsook tijdens de contracttijd (1873-1920) werd het belang en de betekenis van deze sociale verschillen ondergraven. Nieuwe banden werden gesmeed tussen depotgenoten (dipu bhai en dipu bahin) en scheepsgenoten (jaháji bhai en jaháji bahin) en in Suriname tussen dorpsgenoten (gánv ké nátá). Deze banden overstegen meestal de kaste-achtergrond, religieuze achtergrond (hindoe en moslim) alsook de regionale (Indiase) verschillen. De aantallen per scheepstransport waren immers relatief klein en men moest lief en leed met elkaar delen. Allen werden Kantraki en Kalkatiyá tijdens de contracttijd, omdat zij gebonden waren aan een contract en waren vertrokken uit de havenstad Calcutta. Deze nieuwe identiteit werd belangrijker dan de vroegere verschillen. Gelukkig duurde het harde bestaan in de contractperiode slechts vijf jaar. Na vijf jaar was men vrij en kon een eigen leven inrichten. Een derde koos vrijwillig voor een hercontract en ontving een premie van honderd gulden; zij hadden dus een contract van tien jaar. Van de ruim 34.000 Hindostaanse contractarbeiders is meer dan een kwart voorgoed teruggekeerd naar India. Bij de terugkeerders werden ten onrechte ook de in Suriname geboren kinderen die werden meegenomen opgeteld. Hun aantal moet worden afgetrokken van de ruim 12.000 terugkeerders. Onder de terugkeerders waren er personen die spijt kregen van deze stap. Onder hen waren er velen die het lukte om weer terug te gaan naar Suriname. Overigens hebben terugkeerders ook kinderen -vaak baby’s- achtergelaten voor hun familie in Suriname. Deze kinderen zijn stamouders worden van Hindostaanse families. Bij de 25.500 die zich vestigden in Suriname moeten 3.000 Hindostanen die zich tussen 1869-1920 uit het Caribisch gebied naar Suriname migreerden worden opgeteld.

Hindostaanse contractarbeiders en kinderen in traditionele kleding.

Opmerkelijk is dat een groep van ongeveer 28.500 Hindo­stanen zich in ruim honderd jaar heeft vertienvoudigd tot een ruim 300.000 tellende Hindo­staanse gemeenschap. Er wonen ongeveer 175.000 Hindostanen in Nederland, 150.000 in Suriname en enkele duizenden onder meer op de Antillen, in de Verenigde Staten en in België. Deze Hindostanen zijn dus nakomelingen van een relatief kleine groep Hindo­stanen. Bij de enorme bevolkingsgroei moeten wij ook in ogenschouw nemen dat de vrouwen een minderheid (van een derde) vormden onder de contractarbeiders. Er zijn overigens verhoudingsgewijs minder vrouwen naar India teruggekeerd dan mannen. De Hindostaanse vrouwen die zich vestigden in Suriname en vooral hun (klein)dochters hebben veel kinderen gekregen. Door de beschikbaarheid van gezond voedsel en goede gezondheidszorg voor Hindostanen was er een relatief lage kindersterfte.

Vestigingsplaatsen voor Hindostanen
Nadat de Hindostaanse contract­arbeiders hun con­tractperiode van vijf of tien jaar hadden uitgediend, besloten de meesten zich permanent te vestigen in Suriname. De Surinaamse overheid had besloten om Hindostanen in te schakelen in de zogeheten klein­land­bouw. Zij konden een belangrijke bijdrage leveren aan de voedselvoorziening; vooral ten behoeve van de bevolking in Paramaribo. Na 1895 werden voor hen zogeheten (gouvernements) vestigingsplaatsen ingericht. Verschillende plantages en ‘buitens’ (Boiti’s) werden gekocht van particulieren en ‘op lozing gebracht’. Er werden wegen aangelegd en het land werd in landerijen/percelen verdeeld. Overigens waren plaatsen als Domburg al na de afschaffing van de slavernij aangekocht en ingericht als vestigingsplaats om vrij­ver­klaarde slaafgemaakten te huisvesten. De uitgediende Hindostaanse contractarbeiders kregen op de vesti­gingsplaatsen 1,5 tot 2,5 hectare in bezit (domein­grond) met vrijstelling van grondhuur voor de eerste zes jaar. Enkele vestigingsplaatsen die werden ingericht voor Hindostanen waren bijvoorbeeld Paradise in het district Nickerie in 1998 (286 hectare), Laarwijk (Lálwiki) in het district Beneden Para in 1901 (238 hectare), Meerzorg (Hansu) in het district Commewijne in 1915 (1.238 hectare) en Groningen in het district Saramacca in 1914 (164 hectare). Eén van de grootste vestigingsplaatsen was de zogeheten Saramaccapolder (Kandál) nu gelegen in het district Wanica dat werd ingericht in 1906 (2.160 hectare).

Buste van Gouverneur T. Van Asch van Wijk bij fort Zeelandia in Paramaribo. Hij liet de Saramaccapolder, beter bekend als de Leidingen (Kandál) aanleggen in het begin van twintigste eeuw.

Gouverneur T. Van Asch van Wijk heeft zich sterk gemaakt voor de totstandkoming van de zogeheten Saramaccapolder. Hij heeft 3 miljoen gulden losgekregen van de Nederlandse regering. Deze gouverneur heeft grote verdiensten gehad voor Suriname en is de enige gouverneur die een borstbeeld heeft in Suriname. In de Saramaccapolder werden zogeheten waterwegen / kanalen (de zogeheten Leidingen) aangelegd aan weerszijden van het Saramaccakanaal en deze werden genummerd, bijvoorbeeld Leiding 10, Leiding 10A, Leiding 11 enzovoorts. Vervolgens vestigden zich daar Hindostaanse kleinlandbouwers. Na verloop van tijd verlieten velen de vestigingsplaatsen en vestigden zich in de nieuwe gebieden die werden verkaveld en later op landerijen van landbouwprojecten die werden opgezet, zoals Lelydorp, Santo Boma en Jarikaba. Veel Hindo­stanen hadden overigens zelf landerijen (de zogeheten wilde gronden) verworven die zij zelf hebben ontgonnen; dat werden eigendomsgronden. Anderen hebben landerijen gekocht van de opgedoekte plantages en van Afro-Surinamers die zich steeds meer vestigden in Paramaribo.

Nieuwe sociale verschillen
Door de grote bevolkingsgroei en ook toename van het percentage vrouwen in de jaren dertig begonnen binnen de Hindostaanse groep bepaalde kenmerken, zoals kaste-achtergrond, inkomen, religie en huidskleur een belangrijke rol te spelen. Men had nu meer keuze bij het vinden van een partner en sociale verschillen werden relevant. Sterker nog: na de Tweede Wereldoorlog toen de vestiging van Hindostanen in Paramaribo een vlucht nam, begon gaandeweg het verschil tussen Paramaribo en de zogeheten districten (‘het platteland’) eveneens een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Veel Hindostanen uit Paramaribo en vooral degenen die werden geboren in Paramaribo, begonnen zich meerderwaardig te voelen tegenover de Hindostanen die in de districten woonden. De laatsten werden soms denigrerend ‘Boiti-koelies’ genoemd door de Sahariyá’s of Saharwálá’s, namelijk de Hindostanen van Para­maribo. Velen waren verwesterd en ‘gecreoliseerd’; sommigen waren Christen (geworden). Een deel beheerste het Sarnami niet of nauwelijks, maar dat werd toen niet als een gemis ervaren. Ook het bereikte opleidingsniveau, een hoger inkomen en de levensstijl begonnen steeds meer een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Er vond ook elitevorming plaats. Maar binnen families bleef variatie bestaan; vaak was er een rijke en een arme tak binnen de grote families. Binnen grote gezinnen kwamen verschillen voor in opleidingsniveau; de ene broer werd bijvoorbeeld academicus en andere broer ontbeerde een hogere opleiding.

Er was tussen 1950-1980 sprake van vorming van sociale klassen binnen de Hindostaanse gemeenschap. Opvallend was echter dat de instroom in de middenklasse en hogere klasse niet was geblokkeerd. Door het verwerven een hoog inkomen en/of een hogere opleiding was sociale stijging binnen de Hindostaanse gemeenschap in een tijdsbestek van één of twee generaties mogelijk. Bovendien was er ook sprake van sociale daling; sommige rijke families raakten verarmd door faillissementen. Door onderlinge huwelijken binnen de Hindostaanse gemeenschap werden ook verschillen overbrugd. Kortom: de sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap voorkwam de bestendiging van sociale verschillen. Overigens: de Hindostanen in het westelijk gelegen district Nickerie die sterk waren beïnvloed door het nabijgelegen buurland Guyana werden als een aparte categorie beschouwd en onderlinge sociale verschillen waren daar niet groot.

Aankomst Perica in Nickerie. Hindostanen uit Nickerie gebruikten de veerdienst die werd onderhouden door het schip Perica met Paramaribo en vise versa.

Afkalving
De massale emigratie van Hindostanen naar Nederland en ontwikkelingen na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 zorgden voor een verdere afkalving van de ontstane sociale verschillen. Enerzijds kwamen voor de Hindostanen behorend tot de lagere klasse en van de districten nu meer ruimte en kansen in Suriname. Velen kochten de huizen en landerijen voor een spotprijs van degenen die Suriname verlieten. Anderen ‘pasten’ op deze bezittingen of kregen deze gratis. Dit leidde tot verhoging van inkomens en vergroting van hun bezit. Ook geldzendingen en goederen van familie uit Nederland droegen bij aan hun vooruitgang. Het opleidingsniveau steeg en sociale verschillen wat betreft opleidingsniveaus, inkomen en verschil tussen stad en districten werden minder relevant.

Anderzijds werden ook de onderlinge sociale verschillen tussen Hindostanen in Nederland minder relevant. Hindostanen van Paramaribo, de districten en ook van Nickerie kwamen bij elkaar in een stadswijk of dorp te wonen. Door de (onderwijs)mogelijkheden in Nederland was de sociale mobiliteit binnen de Hindostaanse groep heel hoog. Vooral de kinderen die in Nederland werden geboren pakten de kansen. Kinderen van Hindostaanse ouders die laaggeschoold waren, werden academici. Onderzoek van P. Liem uit 2000 toonde aan dat de zogeheten intergenerationele mobiliteit onder Hindostanen hoger was dan onder Creolen (zie: P. Liem (2000), Stapvoets voorwaarts; maatschappelijke status van Surinamers in Nederland). Kinderen van bijvoor­beeld Creoolse moeders die onderwijzeres waren, bereikten een mavoniveau, terwijl kinderen van Hindostaanse moeders met slechts de lagere school een hoog opleidingsniveau behaalden. Er werd beweerd in de eenentwintigste eeuw dat elke Hindostaanse familie een of meerdere academici telde. Al met al werden de ontstane sociale verschillen uit Suriname in Nederland minder relevant. Ook het verschil in huidskleur werd minder belangrijk, ook omdat een deel van de Hindostanen met Witten trouwde en gemengde kinderen kreeg. Bovendien werd binnen de tweede en derde generatie Hindostanen andere kenmerken, zoals communicatievaardigheden en persoonlijkheid veel belangrijker bij de partnerkeuze. Kortom: de sociale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap kalfden af in de eenentwintigste eeuw zowel in Nederland als in Suriname.

Abigaelslustweg (Pad van Wanica) Vroeger werd hier vooral rijst verbouwd.

Boiti
Ik zal nu dieper ingaan op één verschil in Suriname dat ontstond en na verloop van tijd vooral door externe omstandigheden weer teniet werd gedaan. Het betreft het toenmalige verschil tussen Sahar en Boiti. De grootste vestigingsplaats voor Hindostanen was het Pad van Wanica/Parapassi die liefst 3.668 hectare groot was. Pad van Wanica werd ingericht in 1904. Veel Hindostanen vestigden zich aan de zijwegen die aan weerszijden van het Pad van Wanica liggen. Deze kregen in de volksmond vaak de naam Boiti. Deze zijwegen werden doorgetrokken en werden door de tijd heen kilometerslange zijstraten. De Hindostaanse bewoners deden aan landbouw en vaak tevens aan veeteelt. Het woord Boiti (in het Sranantongo) is als leenwoord in het Sarnámi ingeburgerd en zeer waarschijnlijk een verbastering van de Nederlandse term ‘buiten’ (buiten­plaats, landgoed). Daarmee werd een gebied dat buiten de stad Paramaribo (Sahar) lag, aangeduid. Het woord Boiti heeft eigenlijk een specifiek geografische betekenis gekregen: het heeft betrekking op een vroeger agrarisch ingericht gebied in het huidige district Wanica, gelegen tussen de hoofdstad Paramaribo en Lelydorp (zie: Brish Mahabier 2018 op www.Caribisch blog).

In 1905 werd het eerste deel van de zogeheten Lawaspoorweg aangelegd. Deze in 1960 opgeheven oude spoorlijn verbond het centrum van Paramaribo met Lelydorp. De spoorlijn eindigde richting Zuidoosten van Suriname in Dam; dat was 137 kilometer verwijderd van Paramaribo. Deze spoorlijn werd aangelegd omdat er toen heel grote verwachtingen waren over de goudvoorraad en de goudexploitatie in het Lawagebied, gelegen ten Zuidoosten van Suriname. Er heerste destijds een goudkoorts in Suriname. Hoewel er relatief veel goud is gewonnen, werden de hoge verwachtingen niet waargemaakt. Maar door deze spoorlijn werd het omliggende gebied ontsloten. De plaats Kofidjompo werd omgedoopt in Lelydorp, naar Ir. C. Lely, die tussen 1902-1905 Gouverneur was van Suriname. Hij heeft het eerste gedeelte van de spoorlijn laten aanleggen.

Gouverneur Lely werd Minister in Nederland. De Zuiderzeewerken zijn grotendeels uitgevoerd volgens zijn plannen. In 1932 de Afsluitdijk opgeleverd en het huidige IJsselmeer ontstond. De stoomtrein bij Station Saron (zie de torenspits van de Saronkerk) na het verlaten van het Pad van Wanica op weg naar Paramaribo. Het treinspoor werd opgeheven en de Saramaccadoorsteek kanaal werd gegraven.

Hij heeft overigens Hindostaanse contractarbeiders die werkloos werden op de cacaoplantages ingeschakeld bij de aanleg van de spoorlijn. Zij hebben het Tout luit faut kanaal gegraven, dat nodig was voor de afwatering van het Pad van Wanica waarlangs de spoorlijn werd aangelegd. De schrijver en voormalig contractarbeider Munshi Rahman vond dat uit dank daarvoor de naam van gouverneur Lely met ‘vergulde letters’ moest worden geschreven. Veel cacaoplantages gingen toentertijd failliet als gevolg van de heersende krullotenziekte. Rahman Khan was sardár (opzichter) op een cacaoplantage. De verbinding met Paramaribo werd onderhouden door de trein die vanuit het district Para naar Paramaribo vertrok en vice versa. Langs het eerste deel van de spoorlijn lag het Pad van Wanica, de hoofdweg naar Lelydorp. Deze weg werd in de volksmond Párápási genoemd en werd later het omgedoopt tot Indira Gandhiweg.

Route Lawaspoorweg

Vroeger hadden rijke Surinamers, en in het bijzonder van Joodse afkomst, wonende in Paramaribo een zogeheten buitenplaats; afgekort als buiten. Deze buitenplaatsen waren meestal gelegen aan weerszijden aan het Pad van Wanica. Toen waren er smalle zandwegen haaks gelegen aan dit Pad van Wanica. De term buiten komt bijvoorbeeld nog voor in de naam Pontbuiten -nu de zuidelijke wijk Paramaribo. Zo had bijvoorbeeld de rijke Joodse plantersfamilie De la Parra een aantal ‘buiten’s. De buiten Vredeslustweg werd bijvoorbeeld Laparra Boiti genoemd. De verder gelegen Abigaelslustweg ook bekend als Basawboiti was ook een ‘buiten’ en werd genoemd naar een dochter uit deze familie genaamd Abigael. De term Lust werd ook gebruikt voor een buitenplaats, zoals Hanna’s lust oftewel het lustoord van Hanna. Soms werd alleen de naam van een echtgenote of dochter gebruikt, zoals Helena Christina, onder Hindostanen ook bekend als Linakastina.

De smalle paden werden later verbrede zandwegen. Op de landerijen/percelen gelegen aan deze zandwegen die zich aan weerszijden het Pad van Wanica bevonden, vestigden zich vooral Hindostanen. Gemakshalve noemen wij de wegen oostelijk gelegen van het Pad van Wanica de oostelijke Boiti’s en de westelijke gelegen wegen de westelijke Boiti’s. Er was in deze Boiti’s toen geen sprake van een centraal gelegen plein of andere centrale plek vanwege de lintbebouwing. Toch was er een collectief gevoel en gaandeweg sprake van een lokale gemeenschap. Men vroeg vroeger vaak aan Hindostanen die in dit gebied woonden: van welke Boiti ben je (tu kon Boiti ké baté)? Sterker nog: de term Boiti werd zelfs dikwijls een Sarnámi benaming voor het platteland en fungeerde als tegenhanger van Sahar. Er werd onderscheid gemaakt tussen Saharwálá (Hindostanen van de stad) en Boitiwálá (plattelands Hindostanen). De termen parnási (voor plantage) en polder bleven naast de term Boiti bestaan. Vanaf de jaren zeventig hebben deze Boiti’s een zodanige transformatie ondergaan in velerlei opzicht dat de Boiti onder meer als landbouwgebied en primair ver­blijfsplaats van Hindostanen eigenlijk niet meer bestaat in de eenentwintigste eeuw. Bijna al deze wegen werden geasfalteerd. Mede hierdoor ondergingen deze Boiti’s een zodanige transformatie dat de Boiti’s in de oude betekenis van de twintigste eeuw niet meer bestaan: ab Boiti na hai (Boiti bestaat niet meer).

Vier perioden
Deze veranderingen kunnen worden ingedeeld in vier fasen van transformatie aan de hand van drie factoren, die in grote mate door de tijd heen het lot van de Boiti’s hebben bepaald. Het betreft de wijze van verwerving van de bestaansmiddelen, verandering van de bevolkingssamenstelling en van het landschap, met name de infrastructuur, die de karakteristiek van de Boiti’s bepaalden. De drie factoren hebben niet in evenredige mate in elke periode een rol gespeeld in het transformatieproces. Het gaat slechts om een schets van de veranderingen door de tijd heen. De vier perioden zijn: de periode van bloei, de periode van desintegratie, de periode van overgang en de periode van teloorgang.

Rijstteelt op een (voormalige) Boiti

1. Bloeitijd 1930-1960
In deze periode hadden zich al kleine lokale Hindostaanse gemeenschappen gevormd in deze Boiti’s. Er was toen sprake van een grote bevolkingsgroei onder Hindostanen. Velen leefden nog in het zogeheten jointfamilieverband. De getrouwde zonen woonden met hun echtgenoten en kinderen bij hun ouders. In veel gevallen woonden ook nog de in leven zijnde grootouders op de landerij; soms in aparte huisjes. Vermeldenswaard is dat in de Boiti’s de Hindostanen toen grotendeels zelfvoorzienend waren. De levens­om­standig­heden waren zwaar in de zin dat men hard werkte om de eindjes aan elkaar te knopen. Men spaarde ijverig; onder meer om later een betere woning te bouwen. Vaak waren de woningen toen nog van prasara (geplette palmboomstammen) met een pinadak en een lemen vloer. De ‘rijkere’ landbouwers hadden echter al huizen van planken met een zinken dak.

Men leefde toentertijd nog volgens de seizoenen en was grotendeels afhankelijk van het weer: de regentijd en de droge tijd. De groene rijstvelden tijdens de groeitijd, in het bijzonder in de grote regentijd in juni/juli, en de bruingele padi-aren in de grote droge tijd in september/oktober waren kenmerkend voor het toenmalige landschap. Na de padi-oogst in oktober was het spannend om vast te stellen hoeveel zakken rijst uiteindelijk waren geoogst. Was het genoeg om de hele familie het komende jaar te voeden? Belangrijker nog: was er een overschot? Dat kon dan worden verkocht aan de rijstopkopers en zo waren er voor de jointfamilie dan extra inkomsten. De volwassen geworden dochters trouwden en verlieten doorgaans hun Boiti om in te trekken bij hun schoonfamilie elders. Sommige bewoners verhuisden naar de stad Paramaribo. Maar over het algemeen was in deze periode nog sprake van een vrij stabiele Hindostaanse Boiti-gemeenschap.

De infrastructuur was toen nog slecht. Er waren ‘rulle’ zandwegen en al lopende werden de ‘lange kilometers’ afgelegd vaak in de felle zon en in de regen om de hoofdweg Pad van Wanica te bereiken. Sommigen hadden wel een fiets, maar bromfietsen en auto’s waren toen nauwelijks in het bezit van de Boitiwálá. Op de hoofdweg Pad van Wanica reed de stoomtrein. Men kon per trein Paramaribo-Centrum bereiken, maar de treinkaart was nogal prijzig voor velen. Er waren slechts enkele autobussen die op de hoofdweg reden. Daar stapte men in om Paramaribo te bereiken, waar vrijwel alle belangrijke voorzieningen waren. Voorts kon men voor de westelijke Boiti’s het noordelijk gelegen Saramaccakanaal gebruiken als waterweg. Voor de oostelijk gelegen Boiti’s was de toen nog bevaarbare Parakreek een verkeersader. Met de boot kon men Poelepantje of Paramaribo en andere plaatsen bereiken, bezoeken afleggen en boodschappen doen in Sahar. Vermeldenswaard is dat in 1956 het zogeheten vestigingsgebied Houttuin (groot: 885 hectare) werd ingericht aan de rechterkant van het Pad van Wanica. Daar vestigden zich veel Hindostanen.

De communicatie met de groter wordende Hindostaanse gemeenschap vond vaak nog via boodschappen (sanesá) plaats. Men bracht de boodschappen en wetens­waardig­heden, zoals overlijden en huwelijksfeesten, via familieleden, kennissen en vrienden over. Er was in deze periode sprake van grote wederzijdse afhankelijkheid en solidariteit. Er was wel radio, maar de zenders Avros en later Rapar en Apintie zonden slechts enkele uren Hindostaanse programma’s uit. Televisie was er nog niet en slechts weinigen beschikten over een telefoon; vaak moest men naar een politiepost om te telefoneren. De grote bioscopen, De Paarl en Jasodra, werden in de jaren vijftig opgericht. Degenen die het zich konden permitteren konden Indiase films zien en liederen beluisteren via de grammofoon. Toch was er een bloeiend cultureel leven met huwelijksfeesten, her­denkingen en religieuze diensten. Al met al was in deze periode het leven op de Boiti’s vrij sober, maar er was sprake van een Boiti- gemeenschapsgevoel en cultureel leven.

Rahimbaks Sheik-Zahoeri (rechts) op een suikerpantage rond 1966. Deze zoon van een contractarbeider woonde later met zijn gezin in een zogeheten boiti (Kapariapassi).

2. Desintegratie 1961-1980
In de tweede periode begon de desintegratie van de Boiti-gemeenschappen. De levensomstandigheden verbe­ter­den. Veel Hindostanen vonden werk buiten de landbouw. De rijstteelt op de eigen landerij werd minder en verdween gaandeweg. Het landschap in de Boiti’s veranderde hierdoor; er waren nog maar weinig rijstvelden en ook was er minder vee te ontwaren. Rijst werd namelijk op grote schaal efficiënter geproduceerd. Men kon rijst kopen, want dat was goedkoper dan zelf produceren. De prasara woningen met pinadak werden vervangen, tenzij deze fungeerden als schuur. Er kwamen steeds meer houten huizen met daken van zinkplaten. Veel Hindostanen namen ook de ambachten over van Afro-Surinamers en werden timmerlieden, metselaars, schilders, kleermakers, monteurs, etc. Er waren veel bouwactiviteiten. Hindostanen werden ook aannemers. Velen verhuisden naar Paramaribo.

Begin jaren zeventig ontstond etnische polarisatie op politiek niveau. Dat mondde uit in een traumatisch verloop van het leven van veel Hindostanen. Voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 emigreerden veel Hindostanen uit de Boiti’s naar Nederland; vaak hele families tegelijk. Bezittingen werden overhaast en dikwijls voor een appel en ei verkocht, waaronder ook landerijen. Families die achterbleven kregen ook landerijen en woningen in beheer. Soms werd de woning geschonken of onbeheerd achtergelaten. Er was sprake van enige ontvolking van de Boiti’s. Grootgrondbezitters verkavelden delen van hun landerijen. Vermeldenswaard is dat achter de westelijke Boiti’s het grote Santo Boma landbouwproject startte. Ook werd de Santo Boma gevangenis daar gevestigd. Dit leidde ertoe dat ook andere bevolkingsgroepen deze gebieden bezochten.

Kaart van de Boiti’s; de toenmalige zijwegen van het Pad van Wanica. Bron: Encyclopedie Suriname 1977.

Toegenomen mobiliteit
De desintegratie van de lokale gemeenschappen in de Boiti’s werd ook versneld door de toegenomen mobiliteit als gevolg van de verbetering van de infrastructuur. Omstreeks 1960 werd de spoorbaan opgeheven en het reizen met de trein vervangen door steeds meer (wilde) PL (Paramaribo-Lelydorp) bussen. Er kwamen steeds meer auto’s en bromfietsen. Boiti-kinderen die de middelbare school in Paramaribo bezochten reisden dagelijks op en neer. Het Pad van Wanica werd omgedoopt in Indira Gandhiweg en werd verbreed en beter geasfalteerd. Het werd een verkeersader door de opening van de Van Hogerhuistraat en de Saramaccadoorsteekbrug in 1962. Overigens zorgde de aanleg van het Saramaccadoorsteekkanaal vanaf het begin van het Pad van Wanica naar de Surinamerivier voor een nieuwe barrière tussen de Boiti’s en Paramaribo. Midden jaren zestig zorgde de aanleg van de zogeheten highway (Maarten Luther King weg) vanaf de Saramaccadoorsteekbrug naar de bauxietstad Paranam dwars door de oostelijke Boiti’s voor ontsluiting van deze gebieden. Boiti’s als Vredenburg (Farijambhog) en Houttuin (Oitan) waren nu binnen een uur bereikbaar vanuit Paramaribo, terwijl men voorheen uren kwijt was om deze Boiti’s te bereiken (Ekdam bithar mé). Niettemin waren vrijwel alle Boiti’s in deze periode gelegen aan zandwegen. Vermeldenswaard is dat westelijke Boiti’s werden verbonden met Kandál (Leidingen) via de zogeheten kameelbrug over het Magentakanaal dat als het ware de oostelijke grens vormde van deze Boiti’s.

Ook de communicatiemogelijkheden verbeterden aan­zien­lijk. De Hindostaanse radiozender Radika kwam op, maar ook de zendtijd van Rapar werd uitgebreid. De lokale Hindostaanse gemeenschap werd nu veel beter en sneller op de hoogte gebracht over het wel en wee van de brede Hindostaanse gemeenschap. Ook televisie werd geïntroduceerd en er kwamen steeds meer bioscopen. De relatieve isolatie van de Boiti’s werd opgeheven en tegelijkertijd vond desintegratie plaats, doordat er veel meer interactie was met de brede Hindostaanse gemeenschap en de culturele oriëntatie werd verbreed. Ook de telefoon die nu breder beschikbaar was, speelde daarbij een rol.

Rijstteelt in Suriname

3. Neergang 1981-2000
In de jaren tachtig en negentig voltrokken zich grote politieke en economische veranderingen die hebben geleld tot neergang van de Boiti’s en. de lokale Hindostaanse gemeenschappen. De militaire heer­schappij en de opkomst van en machtsverwerving door de NDP (Nationale Democratische partij) onder leiding van D. Bouterse leidden enerzijds tot soberheid en schaarste. Anderzijds kwamen er mogelijkheden voor mensen die voorheen minder kansen hadden om vooruit te komen. Er werd beweerd dat vroeger alleen bepaalde Hindostanen met bekende familienamen en degenen die allerlei netwerken hadden -vooral Saharwálá’s– vergunningen kregen om zaken te doen en bijvoorbeeld landbouwproducten mochten exporteren. Veel Boiti-Hindostanen kregen echter in deze periode vergunningen en ook het aantal Hindostaanse ondernemers groeide. Er werd geld verdiend aan export van bijvoorbeeld hout en goud alsook export van groenten, zoals kool. Er werd ook gesignaleerd dat geld werd verdiend met cocaïnetransporten. Tevens werd verteld dat er cocaïne werd verstopt in groenten, zoals kool, en naar Europa getransporteerd. Een bekende stelling was dat er een coalitie was tussen de militaire leiders -en later de leiding van de NDP- en de nieuwe Hindostaanse ondernemers. Hoe dan ook: er ontstond zichtbare welvaart onder de Hindostaanse groep. Er werden nieuwe woningen gebouwd meestal van steen en deze huizen waren groter. Het Boiti-landschap veranderde langzamerhand ook in dit opzicht. Er was steeds meer Amerikaanse invloed te merken in de huizenbouw, maar ook veel meer import van bouwmaterialen. De bekende witte plastic stoelen in woningen en zalen waren exemplarisch voor deze ontwikkeling.

In de derde periode raakten steeds meer Boiti’s gaandeweg verstedelijkt. Sommige bewoners verhuisden naar Paramaribo en andere gebieden, terwijl anderen zich in de Boiti’s vestigden. Marrons vestigden zich in de jaren negentig -als gevolg van de binnenlandse oorlog- en ook Chinezen in de typische Hindostaanse woon­ge­bieden. Er werden steeds meer gebieden ontsloten en landerijen verkaveld waarop woningen werden gebouwd. Nieuwe bewoners vestigden zich. Het aantal Hindostaanse winkels nam af en werden vervangen door Chinese winkels.

Ondersteuning uit Nederland
Vermeldenswaard is dat de zichtbare welvaart of beter gezegd de ‘toegenomen bestedingsruimte’ onder veel Hindostanen ook verband hield met de ondersteuning uit Nederland door familie, vrienden en kennissen. Men stuurde geld en zogeheten pakketten met levens­middelen en luxeartikelen. Velen konden het zich nu -mede daardoor- permitteren om een auto te kopen; meestal een tweedehands auto tegen relatief gunstige prijzen in Suriname. Dit verhoogde de mobiliteit. De infrastructuur verbeterde ook omdat er nieuwe wegen werden aangelegd. De Boiti’s gelegen aan de rand van Paramaribo raakten verstedelijkt en de Indira Gandhiweg werd een zeer drukke verkeersader. De invloed van de Hindostaanse gemeenschap in Nederland was ook merkbaar op cultureel gebied. Er werd veel gecommuniceerd met familie in Nederland; de telefoontarieven werden lager. Velen uit Nederland gingen met vakantie naar Suriname en/of familiebezoek; vaak in verband met begrafenissen of crematies en rouwverwerking. Door deze interactie werd de culturele oriëntatie van de Boiti-Hindostanen breder. Familieleden uit Nederland waren ’modern’ geworden. Hindostaanse vrouwen -ook van Boiti– begonnen in het openbaar te dansen. Het bezoek aan bioscopen liep terug door de introductie van videobanden. Bollywoodfilms konden nu thuis worden bekeken. Ook nieuwe radiozenders en de Hindostaanse televisie kwamen op. De verschillen tussen Hindostanen begonnen te vervagen, zoals het verschil tussen Boiti en Sahar. De vraag doemde op of er überhaupt nog sprake was van Boiti-Hindostanen. De nieuwe generatie Hindostanen was mobieler en breder georiënteerd dan de vorige generaties.

4. Teloorgang 2001-2021
In de laatste periode verbeterden de levens­omstan­dig­heden aanzienlijk. Suriname had zelfs een economische groei en de welvaart werd steeds zichtbaarder. De handel in goud, hout, geld uit Nederland en toerisme brachten geld in het laatje. De bevolkingssamenstelling veranderde in de zin dat de Marrongroep enorm toenam door een hoger geboortecijfer in deze bevolkingsgroep. Er waren ook steeds meer Chinezen, Brazilianen, Guyanezen en Haïtianen in Suriname. Velen vestigde zich op de voormalige Boiti’s. Er verrezen ook steeds meer moderne, grote woningen en sommige witgeverfde woningen van Hindostanen werden Bollywoodpaleizen (soms ook ‘Koeliepaleizen’) genoemd. Welhaast alle wegen van de Boiti’s werden geasfalteerd en nieuwe wegen werden aangelegd. Binnen een half en maximaal een uur was men vanuit Paramaribo in de voormalige Boiti’s. De nieuwe bruggen over het Saramaccakanaal zorgden ervoor dat de Boiti’s gemakkelijk bereikbaar werden. Sterker nog: vanuit de brug bij de Leysweg (vlakbij Kandál) werden als het ware de achterkant van de westelijke Boiti’s bereikbaar via de geasfalteerde Magentakanaalweg. En via de Helena Christinaweg kon men Lelydorp bereiken en daarna Zanderij en de Pengel luchthaven. Er kwam ook een oostelijke route via de zogeheten Highway, Tout lui Fautweg (Tilfo), Pandit Paltan Tewariweg, of Tjon A Kietweg en daarna Sumatraweg naar Lelydorp. Beide dienen om de files op de India Gandhiweg en de Highway te vermijden.

Eenentwintigste eeuw: Sunny Point bij de Nieuwweergevondenweg, de voormalige Meester Boiti.

De verstedelijking van de Boiti’s grenzend aan Para­maribo was zodanig gevorderd dat bepaalde Boiti’s zoals Pontbuiten en Livorno werden geannexeerd door Paramaribo. Pontbuiten werd een zogeheten ressort en slokte enkele Boiti’s op. Dit gebied kreeg een steeds groter wordende Afro-Surinaamse en Marron bevolking en er werden rotondes aangelegd. Er kwamen ook nieuwe bedrijfsterreinen. Door de bebouwing en het drukke verkeer bestaat Boiti inderdaad niet meer.

De penetratie van Bollywood in de Hindostaanse huiskamers door de satelliettelevisie veranderde de culturele oriëntatie van veel Hindostanen. Er was nu consumentensoevereiniteit en vrijwel iedereen kon in zijn eigen culturele ‘bubbel’ leven. In de eenentwintigste eeuw werd de fysieke nabijheid minder belangrijk voor onderlinge communicatie door de beschikbaarheid van nieuwe communicatiemiddelen zoals de mobiele telefonie, internet en met name sociale media. Fysieke nabijheid garandeerde niet meer een onderlinge lokale of regionale oriëntatie en verbondenheid. Al met hebben vooral de verbetering van infrastructuur en penetratie van de moderne communicatie de teloorgang van de Boiti’s tot gevolg gehad alsook het verschil tussen Sahar en Boiti ondergraven.

Kindertehuis Sukh Dhaam te Alkmaar in 1922. Veel Hindostaanse kinderen werden opgevangen in kindertehuizen, weeshuizen en internaten. Dat droeg bij aan de sociale gelijkheid binnen de Hindostaanse gemeenschap.

Conclusie
Er bestonden in India sociale verschillen tussen de Hindostaanse contractarbeiders. Deze verschillen werden minder relevant tijdens het verblijf in de depots, de overtocht en de contracttijd in Suriname. Er ontstonden nieuwe banden en gaandeweg een Hindostaanse gemeenschap. Vanaf de jaren dertig werden echter bepaalde kenmerken als inkomen, religieuze achtergrond, huidskleur, opleiding en tot op zekere hoogte kaste-achtergrond weer relevant bij de partnerkeuze. De Hindostaanse groep was in aantal enorm gegroeid en het vrouwentekort werd gaandeweg opgeheven. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werden sociale verschillen belangrijker. In het bijzonder was het verschil tussen Hindostanen van Sahar en Boiti opvallend. Ook andere verschillen zoals in opleidings­niveau en inkomen speelden een rol in de onderlinge verhoudingen. Er vond weliswaar elitevorming plaats, maar er was geen sprake van rigide klassen, omdat de mogelijkheden voor sociale mobiliteit groot waren. De massale emigratie en vestiging in Nederland in de jaren zeventig hebben bovendien de basis voor sociale verschillen ondergraven. In Suriname kwamen meer kansen voor mobiliteit onder Hindostanen van Boiti en de lagere klasse. Bijzonder is dat de regionale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap als gevolg van sterk verbeterde infrastructuur en digitale communicatie afkalfde. In het egalitaire Nederland was de sociale mobiliteit onder Hindostanen hoog en de ontstane sociale verschillen uit Suriname werden irrelevant. Al met al kunnen wij concluderen dat er door de tijd heen sprake geweest van een grote sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
No Comments

Geslaagde boekpresentatie Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015 – Eric Kastelein

zondag, 10 oktober 2021 by Redactie Hindorama

Op 9 oktober organiseerde Stichting Asha in samen­werking met uitgeverij Sampreshan/Hindorama en het Jnan Adhin Instituut (JAI) een bijeenkomst voor de presentatie van het nieuwe boek van professor Chan Choenni over de geschiedeins van de Hindostanen. De gezellige en geslaagde bijeenkomst was in buurtcentrum Oase in Utrecht en werd door meer dan vijftig belangstellenden bijgewoond.

Ronald Kalka, voorzitter St. Asha (Utrecht)

Voorzitter Ronald Kalka heette iedereen welkom en stond kort stil bij de ruim veertigjarige geschiedenis van Stichting Asha. Deze vrijwilligersorganisatie richt zich naast de Hindostaanse gemeen­schap op alle groepen in de Utrechtse samenleving. De activiteiten zijn zeer divers, van bijles tot cultuur, van ouderenbegeleiding tot huiswerkbegeleiding voor kinderen, van sport tot hulp bij sollicitaties. (Vermeldenswaard is dat Stichting Asha eerder dit jaar de Utrechtse Diversiteitsprijs kreeg. De jury meende dat Stichting Asha bruggen slaat naar andere groepen Utrechters en zichtbaar heeft bijge­dragen aan emancipatie van de eigen doelgroep en de bevordering van leefbaarheid in het pluriforme Utrecht).

V.l.n.r. Prof. Chan Choenni, Radjin Thakoerdin (uitgever), Radj Ramcharan – bestuurslid Jnan Adhin Instituut (JAI) en Ronald Kalka.

Radj Ramcharan, bestuurslid van JAI, vertelde over het instituut en de naamgever Jnan Adhin. Een Surinaamse rechtsgeleerde, filosoof, econoom, politicus en schrijver. Zijn ‘eenheid in verscheidenheid’ roept op samen te werken met behoud van de eigen waarden, als grondslag voor de multiculturele samenleving in Suriname. Vanuit JAI wordt het boek met de vele foto’s als een waardevol geschenk gezien om aan kinderen en kleinkinderen, die weinig afweten van de Hindostaanse geschiedenis, te geven.

Na uitgever Radjin Tha­koer­din die ook aan­dacht vroeg voor het prachtige pren­ten­boekje voor kin­de­ren Divali Liefde voor elkaar van Regina Ramdas en Renske Koens (illu­stra­ties) nam pro­fes­sor Chan Choenni het woord.

Met vaart, bevlogenheid en liefde vertelde hij over zijn wens een geschiedenisboek over de Hindostanen te schrijven met heel veel historische foto’s. In zijn presentatie legde hij de nadruk op de Hindostaanse contract­arbeidsters. Sterke vrouwen die door hun ijver, doorzettings­vermogen en veerkracht zorgden voor vooruitgang. Ze hadden een eigen inkomen, zorgden voor hun man, voor hun kinderen en organiseerden het huishouden. Velen van hen stonden aan het hoofd van grote families en zorgden voor behoud van de Hindostaanse cultuur. Deze vrouwen staan ook centraal in de brochure Hindostaanse contractarbeidsters in woord en beeld.

Mevrouw Florie Debipersad (r) is verheugd met het door haar gekochte boek.

Na het boeiende betoog van Chan Choenni was er ook aandacht voor auteur Roline Redmond en haar nieuwe boek De Doorsons (Arbeiderspers), een indrukwek­kend verhaal over haar eigen tot slaaf gemaakte familie met een belangrijke rol voor drie sterke vrouwen. Zij en Chan Choenni namen elkaars boeken in ontvangst.

Terwijl de bezoekers zich aan het eind te goed deed aan de heerlijke bara’s en andere hapjes en drankjes en nog lang bleven napraten, was Chan Choenni druk bezig met het signeren van de tientallen boeken die de aanwezigen hadden gekocht. Al met al een middag die veel voldoening gaf.

Foto’s: Safoera Sheik-Zahoeri en Radj Ramcharan

Bekijk de fotogalerie door te klikken op een foto.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments

Kinderprentenboek DIVALI Liefde voor elkaar – Regina Ramdas

dinsdag, 05 oktober 2021 by Redactie Hindorama

Regina Ramdas

NIEUW VERSCHENEN KINDERBOEK

Wat is er mooier dan elementen van je geloof en cultuur door te geven aan je eigen kind(eren) of kleinkind(eren)? Vaak is het moeilijk om de juiste woorden te vinden om dit aan de jongste kinderen uit te leggen. Ze feesten mee, kennen bepaalde rituelen, maar snappen niet de gedachtegang van een viering. Middels mijn prentenboek probeer ik aan het jonge kind uit te leggen waar de Divali viering onder andere voor staat. Door een verhaal te schrijven, dat past in hun belevingswereld, zullen zij snappen wat wij ze willen meegeven over deze feestdag.

Wanneer wij kinderen op jonge leeftijd betrekken en uitleg geven over de rituelen en tradities van het hindoeïsme, zal de interesse gewekt worden om op verder onderzoek te gaan en al het geleerde voort te zetten.

Illustaties Renske Koens

In dit verhaal wordt uitgelegd wat er bedoeld wordt met het kiezen van positieve gedachten in plaats van negatieve gedachten en wat voor effect het heeft als je liefde verspreidt. Mijn boodschap is dan ook, dat het belangrijk is om erachter te komen waarom iemand een bepaald gedrag vertoont. Door begrip te tonen en liefde te geven, maken we iedereen blij.

Verkrijgbaar via alle boekhandels en Bol.com
ISBN/EAN 9789083199603 en de verkooppunten in Suriname.

Regina Ramdas | Divali Liefde voor elkaar | Zoetermeer 2021: Sampreshan |
ISBN 9789083199603 | paperback, 32 pagina’s | prijs €16

Bestel NU!










Totaal €


Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments

Lezenswaardige hedendaagse literatuur over slavernij in Suriname – Chan E.S. Choenni

zondag, 19 september 2021 by Redactie Hindorama

Het jaar 2023 wordt een belangrijk herdenkingsjaar voor de Surinaamse gemeenschap in Suriname én in Nederland. Het is dan 160 jaar geleden dat de slavernij in Suriname werd afgeschaft. Tevens is het 150 jaar geleden dat de eerste lichting Hindostaanse contract­arbeiders uit India in Suriname arriveerde. Voorts is het 170 jaar geleden dat de eerste Chinese contract­arbei­ders in Suriname aankwamen. Er zullen verschillende activiteiten zijn en ook publicaties verschijnen. Er is immers een toenemende behoefte aan kennis en inzicht, vooral ook over de impact van de wrede slavernij die in Suriname heeft geheerst en de ontwikkelingen na de afschaffing op 1 juli 1863.

De laatste tijd verschijnen steeds meer artikelen en boeken die hier nader licht op werpen. Het betreft zowel boeken over de geschiedenis als historische romans. Vermeldenswaard in dit verband is een belangwekkend artikel dat is verschenen over de baten van de slavernij voor Nederland. In het verleden werd vaak gesteld dat Nederland niet zou hebben geprofiteerd van de slavernij in Suriname. Uit een onderzoek van de historici Pepijn Brandon en Ulbe Bosma van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, blijkt echter dat deze opvatting onjuist is. Nederland was in de tweede helft van de achttiende eeuw een van de meest ontwikkelde economieën en slavernij speelde daarin een belangrijke rol. Een op de vijf producten die Nederland destijds verhandelde, zoals suiker, koffie en tabak, werden geteeld door slaven in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. In hun goed gedocumenteerde artikel stellen deze historici: De grootste verdiensten ….maakte Nederland niet in de slavenhandel, maar in handel van door slaven geproduceerde artikelen. Maar liefst 5,2 procent van het Nederlandse Bruto Binnenlands Product, en zelfs 10,36 procent van het BBP van Nederlands rijkste provincie Holland, was in 1770 op slavernij gebaseerd (Brandon & Bosma 2019: 43). Er is recent ook onderzoek gedaan naar de rol van de grote steden als Amsterdam en Rotterdam met betrekking tot de Surinaamse slavernij. Deze onderzoeken bevestigen het beeld van de winsten die er werden gemaakt en de bijdrage daarvan aan de economie van deze steden.

In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan een aantal boeken van de volgende auteurs: Leo Balai, Roline Redmond, Tessa Leuwsha, Marcel van Kanten en Rihana Jamaludin.

Dr. Leo Balai

Leo Balai: Slavenschip Leusden (2013); Herengracht 526 (2021)
Balai is een van de nakomelingen van de zogeheten slaafgemaakten die hun eigen geschiedenis analyseert en beschrijft. Hij promoveerde in 2013 op een diepgaand onderzoek verricht in verschillende archieven. Balai heeft de tocht van een slavenschip vanuit West-Afrika naar Suriname uitvoerig beschreven. Op 1 januari 1738 verging voor de monding van de Marowijnerivier in Suriname het slavenschip Leusden, eigendom van de West-Indische Compagnie (WIC), met aan boord honderden Afrikaanse gevangenen. Toen het zeilschip in de buurt van Suriname was, dacht de kapitein ten onrechte dat hij de diepe Surinamerivier in het vizier had. Hij zeilde daarnaartoe, maar het bleek de oostelijker gelegen relatief ondiepe Marowijnerivier te zijn. Toen het zeilschip kwam vast te zitten, besloot de witte bemanning het luik van het scheepsruim waar de Afrikaanse gevangenen in zaten dicht te spijkeren, zodat deze niet konden ontsnappen. Zij waren immers ‘kostbare koopwaar’ en zouden worden verkocht in Paramaribo om vervolgens ‘tot slaaf’ te worden gemaakt en gebrandmerkt. Het schip verging echter. Van de 680 Afrikaanse gevangenen aan boord overleefden slechts 16 de ramp. Deze scheepsramp geldt als een grote moordpartij tijdens de gehele periode van de slaven­handel. Balai publiceerde hierover het lezenswaardige boek getiteld Het slavenschip Leusden (2013) dat werd uitgegeven door de Walburg Pers. Het boek over dit waar gebeurde verhaal is ook in een populaire editie uitgebracht.

De onderzoeker Balai heeft ook het boek Geschiedenis van de Amsterdamse sla­ven­handel (2013) gepu­bliceerd en onlangs ver­scheen zijn boek geti­teld Herengracht 526 dat handelt over de kapitale burgemeesterswoning gelegen aan deze dure Amsterdamse gracht. Dit pand was eigendom van de heer Paulus Godin, bewind­voerder van de West Indische Compagnie en tevens directeur van de sociëteit van Suriname. Godin was in die functies verantwoordelijk voor het opkopen en verkopen van Afrikanen die werden vervoerd naar het Caribisch gebied, waar zij tot slaaf werden gemaakt. Het pand Herengracht 526 werd in 1927 na een schenking door de Nederlandse Handelsmaatschappij (NHM) -eigenaar van onder meer de suikerplantage Mariënburg in Suriname – bezit van de gemeente Amsterdam. In dit boek zijn ook de namen te vinden van de Amsterdamse eigenaren/rechthebbenden en de uitkeringen (de ‘compensatie’) die zij in 1863 ontvingen voor vrijver­klaarde slaafgemaakten die hun eigendom waren. Zo ontving de firma Insinger en Co., bijvoorbeeld, toen f 252.000,- voor 64 slaafgemaakten van de plantage Kroonenburg. Deze en andere wetenswaardigheden zijn te lezen in het fraai uitgegeven Herengracht 526.

Dr. Roline Redmond

Roline Redmond: De Doorsons (2021)
Naast kennis over het slavernij­ver­le­den en het leven van de slaafge­maak­ten is er ook veel belangstelling voor het wel en wee van de directe nakomelingen van de slaafgemaakten na de afschaffing van de slavernij in Suriname. In dit verband is onlangs een zeer lezenswaardig boek verschenen van de hand van de Afro-Surinaamse cultureel antropologe Roline Redmond. Zij had in de jaren tachtig naam gemaakt met haar onderzoek naar racisme in Nederlandse schoolboeken. Ja, zij is de nicht van de bekende Surinaamse arts Sophie Redmond naar wie een belangrijke straat in Paramaribo is vernoemd. Redmond is op zoek gegaan naar haar maternale familie die bij de afschaffing van de slavernij de achternaam Doorson kregen. Voor zoveel mogelijk reconstrueert zij deze familiegeschiedenis ten tijde van en na de afschaffing van de slavernij. De titel van haar boek luidt De Doorsons met op de cover een mooie foto van Afro-Surinaamse vrouwen in hun traditionele klederdracht (zogeheten kotomisi’s). Redmond’s zoektocht heeft bijkans tien jaar geduurd en haar maternale familie­geschiedenis omspant liefst twee eeuwen. De naspeuringen werden danig bemoeilijkt omdat voor­ouders in alle archieven ontbreken. De slaafge­maakten waren immers niet meer dan onroerend goed. Na de afschaffing van de slavernij en na afloop van het tienjarig Staatstoezicht in 1873 moesten de Doorsons een zelfstandig bestaan opbouwen zonder eerder daartoe in staat te zijn gesteld. Dankzij de enorme werkkracht in deze familie lukte het veelal onder leiding van de vrouwen om vooruit te komen.

Redmond geeft op pagina 25 de volgende toelichting: Mijn interesse voor mijn familie is gevoed door onze drie voormoeders. Mijn overgrootmoeder Con­stan­tia Augustina Door­son, de marktvrouw, mijn grootmoeder Paulina Magdalena Wijks, de was­vrouw, en haar dochter, mijn moeder, Annette Josephine Wilson, de naaister, matriarchen uit drie generaties. De Doorson-Wijks-familie. Veel levenser­va­ringen zijn echter verdrongen en het blijkt dat veel ouderen de jongere generaties niet wilden belasten met het hun aangedane leed. Er is ook (valse) schaamte over armoede en lijden. Redmond stelt dat meer nog dan kennis van feiten over de familie ‘hebben ze ons een sfeer doorgegeven, en wel een van verlies en van verlangen naar verbinding met verwanten. Die verlangens werden niet concreet uitgesproken, maar sluimerden op een hoge plank in een hoekje van mijn bewustzijn. Mijn moeder is het meest uitgesproken geweest in haar streven om contact te zoeken met familieleden. Zowel met de levenden als met de gestorvenen.’ De cultureel antropologe Redmond vertelt ook uitgebreid over het onderzoeksproces en de vele belemmeringen waar zij tegen aanliep. Soms zijn documenten achtergehouden of vernietigd om het pijnlijke verleden te doen vergeten.

Tessa Leuwsha

Tessa Leuwsha: Fansi’s stilte (2015)
Het zwijgen over vroeger bij de oudere generaties Afro-Surinamers komt uitvoerig aan bod in een boek dat al in 2015 werd gepubliceerd door de schrijfster Tessa Leuwsha onder de veelzeggende titel Fansi’s Stilte. De naam Leuwsha is overigens een verschrijving van St. Lucia, het Caribisch eiland waar haar grootvader werd geboren. Hij vestigde zich in Suriname. De ambtenaar verstond de naam van het geboorteland niet goed en schreef Leuwsha als achternaam, terwijl haar grootvader de naam Prince voerde. Tessa Leuwsha vertelt hierover en onder meer over kwesties als opo yu kloro (verbeter je huidskleur) door relaties aan te gaan met lichter gekleurden en het uitschelden personen met een zwarte huidskleur (blaka tara – zwarte pek). Zij heeft na 2015 verschillende boeken gepubliceerd, zoals Parbo-Blues en Solo, een liefde alsook een uitgebreide reisgids getiteld Wereldwijzer Suriname.

Oma Fansi, officieel Fancelyne Evelyne Cum­mings, is de groot­moeder van de schrijfster. Leuwsha heeft tevergeefs gepro­beerd haar oma te verleiden over vroeger te vertellen, vandaar de titel Fansi’s stilte. Oma Fansi bleef ongetrouwd en kreeg negen kinderen uit verschillende relaties. Het gezin leefde in de jaren dertig van de vorige eeuw in Paramaribo in armoedige omstandigheden, dicht op elkaar. Fansi had, als wasvrouw voor de blanken, weinig opleiding en stond er eigenlijk helemaal alleen voor. Om de armoede te ontvluchten, vertrokken bijna al haar kinderen in de jaren zestig naar Nederland. In 1970 vertrekt ook Fansi naar Nederland waar zij tot haar dood in 1979 is blijven wonen. Leuwsha verhaalt over de speurtocht die zij onderneemt langs allerlei archieven en geeft scherpe observaties over het dagelijkse leven Suriname en Guyana.

Marcel van Kanten

Marcel van Kanten: Wortelzucht (2021)
De diepe wonden die zijn geslagen in de waardigheid, het welzijn en bewustzijn vanwege de slavernij werken door in de volgende generaties nakomelingen van de slaafgemaakten. De behoefte om meer te weten over deze verzwegen geschiedenis blijft knagen. Sommigen proberen via DNA-onderzoek hun roots (wortels) te traceren om zo hun familiegeschiedenis te recon­strueren. In Suriname is echter veel raciale vermenging geweest. Vaak kwamen daaruit buitenechtelijke kinderen voort. Sommigen werden later door hun vader erkend; maar velen niet. Een van de Gemengde families in Suriname is de familie Van Kanten. Marcel van Kanten heeft zijn familieverhaal gereconstrueerd en vertelt daarover in het onlangs verschenen boek getiteld Wortelzucht, zoals hij de drang naar het traceren van de roots noemt. Marcel van Kanten blijkt af te stammen van slavenhouders, slaafgemaakten, Chinezen, Portugezen en heeft ook Indonesische roots. Hij draagt, zoals hij schrijft ‘liefst dertien etniciteiten’ in zich. Er staan mooie foto’s in zijn boek. Er is een bepaalde techniek gebruikt om de zwart-wit foto van plantage Brouwerslust (broroe) gelegen tussen de Commewijnerivier en de Cotticarivier in te kleuren. De kleurenfoto op de cover geeft een levensecht beeld van de kreek, de fiere palmbomen aan weerszijden en de mensen in witte kleding op plantage Brouwerslust.

Rihana Jamaludin: De Zwarte Lord (2009); Geheimen van het tuinhuis (2021)
Tenslotte vestigen wij de aandacht op de schrijfster Rihana Jamaludin die vanuit een ander per­spec­tief over de nada­gen van de slavernij in Suriname verhaalt. Zij is een literair talent van Hindostaans-Javaanse afkomst en heeft zich goed ingelezen in de Surinaamse geschiedenis. In 2009 kwam haar debuutroman De Zwarte Lord uit dat zich afspeelt in de negentiende eeuw. Het jaar is 1848, een woelig jaar voor de wereld met de opkomst van het socialisme, volksopstanden en de roep om vrijheid, in Europa maar ook in het Caribisch gebied. Suriname zit dicht bij het vuur met de buurlanden Frans-Guyana, waar de slavernij dat jaar nog wordt afgeschaft, en Brits-Guyana, waar al bijna 15 jaar eerder (in 1833) de slaafgemaakten vrij werden verklaard. Een centrale figuur in het boek is Regina Winter, een Brabantse gouvernante die naar Suriname gaat om een jonge plantage-eigenaar met de bijnaam De Zwarte Lord onderricht te geven. Hij is van Gemengde (witte vader en zwarte moeder) afkomst. In dit veelomvattend boek geeft Jamaludin een beeld van de toenmalige Surinaamse geschiedenis, de overwel­di­gen­de natuur, de Surinaamse beschaving en de kleurrijke cultuur. Ook filosofische gesprekken, een verhandeling over flora en fauna, een liefdesverhaal en een aanklacht tegen koloniale onderdrukking en de exploitatie van slaafgemaakten komen aan bod. Jamaludin’s roman is geschreven vanuit de toplaag van de toenmalige samenleving en niet vanuit het perspectief van de slaafgemaakten. Niettemin geeft het boek een lezenswaardig inzicht in de periode van de slavernij. Helaas heeft De Zwarte Lord niet de aandacht gekregen die het verdient. Deze lijvige historische roman is fraai uitgegeven en telt 525 bladzijden, inclusief bijlage en verklarende woorden- en begrippenlijst.

Rihana Jamaludin (foto Karla Hoffman)

Onlangs publi­ceer­de Rihana Jama­lu­din weder­om een zeer lezenswaar­dige roman, Gehei­men van het tuinhuis. Het is een span­nende, histo­rische roman voor jongeren die zich afspeelt in 1870, zeven jaar na de afschaffing van de slavernij. Twee meisjes en een jongen wer­ken in een oud tuinhuis in Commewijne aan een uitvinding. De achtergrond wordt bepaald door allerlei veranderingen die op dat moment in Suriname plaatsvinden sinds de slavernij in 1863 is afgeschaft. Ook in deze roman ligt de nadruk niet op de slaafgemaakten, maar op de zogeheten Kleurlingenelite. Behalve spannend, is de roman een zeer leerzame inkijk in de verhoudingen tussen de blanken, kleurlingen en zwarten in een periode waarin de vrijgemaakten nog hun weg zochten naar echte vrijheid. Behalve jongeren zullen ook ouderen veel baat hebben van de wijze waarop Jamaludin hen door de geschiedenis voert.

De zestienjarige Alex­(andra) Belgrave groeit op als dochter van een familie behorende tot de Kleur­lingenelite. Haar vader werkt als ambtenaar voor het Nederlandse gouver­ne­ment. Een leven in slavernij is haar familie door hun witte voorouder bespaard gebleven, maar toch is het toe­komst­perspectief van Alex beperkt. Goed onderwijs in de kolonie is geen prioriteit van de Nederlands overheid. Als meisje zal Alex nooit kunnen studeren, hoe intelligent ze ook is. Tijdens de vakantie die ze samen met haar beste vriendin Jo op plantage Het Schoone Land doorbrengt, ontmoet ze Ernst Martzil, eveneens een Kleurling. Hij werkt aan een geheime uitvinding. Alex ontdekt dit geheim, maar Ernst zit niet direct te springen om een meisje dat hem daarmee wil helpen. Hij merkt wel hoe slim en vindingrijk Alex is. Zouden Ernst en Alex met de nieuwe uitvinding hun eigen toekomst kunnen veranderen? De afloop is spannend. Het avontuur is fictie, maar Ernst – later bekend als Earnst Jan Matzeliger – is een bestaande historische figuur die in Amerika een beroemd uitvinder werd. Hij werd in 1852 in Suriname in slavernij geboren uit een blanke plantage-eigenaar en een zwarte slavin en in 1862, een jaar voor de afschaffing van de slavernij, door een zus van zijn vader in vrijheid gesteld (gemanumitteerd). De auteur besteed ook aandacht aan het verhaal van de eerste Indiërs in Suriname, nog vóór de komst van het schip Lalla Rookh in 1873. Via de Britse koloniën, met name Brits-Guyana, waren er al Indiase arbeiders in Suriname. Er kwamen ook Indiërs naar Suriname die geen arbeiders waren. In het verhaal raken de meisjes bevriend met een Indiase immigrant.
Net als in haar vorige historische roman betrekt Jamaludin uitvoerig de omringende natuur en het leven op plantages bij het verhaal. Beide boeken zijn mooie literaire producten.

Tot slot
Al met al ontstaat er een steeds scherper beeld over de slavernij in Suriname, de rol van Nederland(ers) en de ontwikkelingen direct na de afschaffing van de slavernij. Dit beeld zal met de tijd nog scherper worden door publicaties die zullen verschijnen. Nederland moet evenwel in het reine komen met zijn slavernijverleden en er is ook genoegdoening nodig. In dit verband is al een zogeheten slavernijmuseum in Amsterdam in het vooruitzicht gesteld. Een goed initiatief. Echter, als het om een gedeeld verleden Nederland-Suriname gaat moet de aandacht niet uitsluitend op de slavernij zijn gericht maar ook op de ontwikkelingen na de afschaffing van de slavernij. Het aantrekken van contractarbeiders uit Azië en de multi-etnische samenleving die in Suriname ontstond verdienen eveneens aandacht. Het is daarom van belang bij dergelijke initiatieven ook Surinaamse deskundigen te betrekken en de fouten te vermijden die bijvoorbeeld zijn gemaakt bij Suriname tentoonstelling van 2020. Toen werden Hindostanen, Javanen en Chinezen die na de Tweede Wereldoorlog de helft van de Surinaamse bevolking uitmaakten in onvoldoende mate in beeld gebracht.

Literatuur
• Brandon, P.& Bosma, U. (2019). De betekenis van de Atlantische slavernij voor de Nederlandse economie in de tweede helft van de achttiende eeuw. TSEG – The Low Countries Journal of Social and Economic History, 16(2), 5–46. https://doi.org/10.18352/tseg.1082
• Balai, Leo (2013), Het slavenschip Leusden, Deventer: Walburg Pers.
• Balai, Leo (2013/2020), Geschiedenis van de Amsterdamse slavenhandel, Amsterdam: Amsterdam University Press.
• Balai, Leo (2021), Herengracht 526, L Edam: LM Publishers.
• Redmond, Roline (2021). De Doorsons, Amsterdam: Arbeiderspers.
• Leuwsha, Tessa (2015), Fansi’s stilte, Amsterdam: Uitgeverij Augustus.
• Marcel Van Kanten, (2021), Wortelzucht, Edam: LM Publishers.
• Jamaludin, Rihana (2009), De Zwarte Lord, Amsterdam: LM Publishers.
• Jamaludin, Rihana (2021), Geheimen van het tuinhuis, Blossom Books.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments

Unieke collectie boeken Amsterdamse bibliotheek – Eric Kastelein

dinsdag, 07 september 2021 by Redactie Hindorama

Zaterdagmiddag 4 september 2021 namen voorzitter Tanja Jadnanansing van stadsdeel Zuidoost en directeur Martin Berendse van de Openbare Bibliotheek Amster­dam (OBA) / Huis van alle Talen in de vestiging Bijlmer een unieke collectie boeken in gebruik over de Hindostaanse en Indiase kunst en cultuur. Frank Kishna van Saraswati Art-SA Uitgeverij heeft hiervoor in nauwe samenwerking met de bibliothecaris 74 titels geselec­teerd. Een unicum voor een Nederlandse bibliotheek, vertelde hij in zijn inleiding. Maar het zal hier niet bij blijven. OBA maakt jaarlijks een budget vrij om nieuwe titels toe te voegen. Een initiatief dat door andere grote bibliotheken – denk aan Den Haag, Rotterdam, Almere, Zoetermeer – gevolgd kan en moet worden.

Prof. Chan Choenni en Frank Kishna

Veel belangstelling was er voor de korte lezing van emeritus professor Chan Choenni over zijn nieuwe boek Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015, dat onlangs is verschenen bij Sampreshan/Hindorama. Hij overhan­digde aan Frank Kishna een exemplaar als dank voor zijn inspanningen voor het behoud van de Hindostaanse en Indiase kunst en cultuur in Nederland. Een exemplaar van de brochure Hindostaanse contractarbeidsters in woord en beeld was er voor zangeres Nisha Krishna. Namita Mathura, jurist en bekende Odissi danseres, vertelde over haar jeugd en opgroeien in Nederland.  Gevangen in een web van zwarte letters is de nieuwe roman van Ruud Chander. Hij verhaalt hierin de reis en avonturen van een contractarbeider van India naar Suriname. Later ging pandit Suraj Biere nog in op het belang van de hindoeboeken in Nederlandse biblio­theken.

De bijeenkomst werd feestelijk omlijst met  verschillende optredens. Saniya Kishna speelde basuri en werd op de tabla begeleid door Aaryan Kisha. Leden van dansschool Nupur Almere en van Thaka Thimi Tha Dance School gaven een prachtig voorstelling. Later op de dag namen de topmuzikanten S. Kishna, M. Baaijens en G. Ramnath het publiek mee in de wereld van de Indiase klassieke muziek.

Foto’s: Safoera Sheik-Zahoeri

Bekijk de fotogalerie door te klikken op een foto.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur
No Comments

Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015 India • Suriname • Nederland (Prof. dr. Chan E.S. Choenni)

dinsdag, 31 augustus 2021 by Redactie Hindorama

Het jaar 2023 wordt een jubileum- en herdenkingsjaar zowel in Suriname als in Nederland.

President Chandrikapersad Santokhi neemt het boek Geschiedenis van Hindostanen in ontvangst uit handen van de auteur, prof. Chan Choenni (6/9/21 Den Haag).

Op 5 juni 2023 zal het 150 jaar geleden zijn dat de eerste lichting Hindostaanse contractarbeiders afkomstig uit India ontscheepten in Suriname. Zij waren op 4 juni 1873 met het zeilschip Lalla Rookh aangekomen in Suriname om na de afschaffing van de slavernij (1 juli 1863) op de plantages te werken voor een periode van 5 jaar. In 2023 zal het tevens 160 jaar geleden zijn dat de slavernij in Suriname werd afgeschaft. Redenen genoeg om in 2023 bijzondere aandacht te besteden aan de gedeelde (koloniale) geschiedenis van Suriname en Nederland met tal van activiteiten in beide landen.

Cover boek Hindoestaanse geschiedenis

Hindorama.com heeft gemeend om voorafgaand aan deze viering en herdenking al aandacht te genereren voor de geschiedenis van de Hindostanen door deze over een periode van ruim 140 jaar op toegankelijke wijze op papier te zetten. Dit heeft geresulteerd in het boek:

Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015
India • Suriname • Nederland

Dit boek wordt uitgegeven in hardcover en bevat meer dan 250 foto’s en afbeeldingen, waarvan vele niet eerder zijn gepubliceerd. De Hindostaanse geschiedenis wordt in tien hoofdstukken beschreven door prof. dr. Chan Choenni die al veel publicaties over dit onderwerp op zijn naam heeft staan. Sampreshan/Hindorama had in 2020 al het boekje Hindostaanse geschiedenis in kort bestek van zijn hand uitgegeven. Dit nieuwe boek be­handelt in meer detail en met sprekende voorbeelden en citaten achtereenvolgens de emigratie van India naar Suriname, de integratie in Suriname en de emigratie naar en integratie in Nederland.

Dit rijk geïllustreerde boek van 368 pagina’s kost 29,50 euro (gratis verzending). Het is een uitgave van Sampreshan i.s.m. Hindorama.com en Jnan Adhin Instituut (JAI).

Chan Choenni | Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015 India • Suriname • Nederland | Zoetermeer 2021: Sampreshan | ISBN 9789080509290 | hardcover,  368 pagina’s | prijs 29,50 euro

Het boek is verkrijgbaar via onze webshop SAMPRESHAN.COM en bij Bol.com. Bestel HIER

Heeft u nog vragen dan kunt u ons altijd mailen via info@hindorama.com

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments

De commotie rond schrijfster Astrid Roemer: Is haar vrijheid van meningsuiting in het geding? – Hans Ramsoedh

zaterdag, 21 augustus 2021 by Redactie Hindorama

Dr. Hans Ramsoedh historicus/publicist

Roemers uitspraken op haar facebookpagina begin augustus over Desi Bouterse leidden tot veel commotie. Zij weigert hem een moordenaar te noemen, noemt hem onvergetelijk moedig en vindt dat hij een stand­beeld verdient voor het op gang brengen van een dekolonisatieproces. Die commotie hing primair samen met het feit dat haar in maart 2021 de prestigieuze Prijs der Nederlandse Letteren is toegekend en waarvan de feestelijke prijsuitreiking op 12 oktober was gepland. Voor- en tegenstanders roerden zich in deze kwestie. Tegen­standers van de uitreiking van de prijs aan Roemer reageren geschokt en verbijsterd en zijn van mening dat deze prestigieuze Nederlandstalige literaire prijs niet toegekend mag worden aan een auteur, hoe goed ook, die blijk geeft van het goedpraten van moorden. De advocaat Gerard Spong maakte een vergelijking met het uitreiken van een prijs aan een NSB-er (fascist in Nederland) vlak na de Tweede Wereldoorlog. De voorzitter (Romeo Hoost) van het Comité Herdenking Slachtoffers Suriname noemde Roemer een ‘apologeet van straffeloosheid voor Desi Bouterse die intellectuele eerlijkheid vervangt door hyperpartijdigheid’.

Medestanders van Roemer (vooral op social media) wijzen de protesten van de tegenstanders tegen de prijstoekenning aan haar af. Zij beroepen zich met name op haar recht op de vrijheid van meningsuiting: ‘zij heeft gewoon haar mening geuit als schrijver en iedereen heeft het recht om te zeggen wat ze wil’ (zie ook onder meer de Ware Tijd, ‘Van Astrid zijn we gewend dat ze zaken recht voor zijn raap zegt’, 11 augustus 2021).

De ontstane commotie rond de Bouterse-uitspraken van Roemer liet het Comité van Ministers van de Neder­landse Taalunie niet onberoerd. Het besloot de toegekende prijs aan Roemer te handhaven omdat in zijn optiek het een oordeel is van een onafhankelijke jury waarbij persoonlijke standpunten van auteurs niet in aanmerking worden genomen bij de beoordeling van hun oeuvre. Het Comité vond echter een feestelijke prijsuitreiking door de Belgische koning Filip ongepast en nam daarbij stellig afstand van de standpunten en uitspraken van Roemer. Het is een halfslachtig besluit waarbij het Comité blijkbaar de kool en de geit heeft willen sparen: toekenning van de prijs handhaven, maar zonder het feestje dat daarbij hoort. Ik betwijfel ten zeerste of de Taalunie Roemer de prijs had toegekend indien zij vóór de toekenning van de prijs haar uitspraken over Bouterse had gedaan. Ik acht de kans ook zeer klein dat de Taalunie in het geval van een Nederlandse (autochtone) schrijver die de Holocaust zou ontkennen (hetgeen trouwens strafbaar is in landen als België, Duitsland en Frankrijk) of zijn/haar bewondering zou uitspreken voor Anton Mussert [leider van de fascistische Nationaal Socialistische Beweging in Nederland in de jaren dertig en eerste helft van de jaren veertig] ook tot een dergelijk halfslachtig besluit zou zijn gekomen. De Nederlandse culturele elite zou op haar achterste benen zijn gaan staan. Met uitzondering van enkele columnisten hult een groot deel van de Nederlandse elite in de kwestie-Roemer zich in stilzwijgen, mogelijk omdat het een schrijfster van kleur betreft en zij, met de actuele aandacht voor Black Lives Matter, niet het odium van racisme op zich wil laden.

Wordt met het afzien van de feestelijke uitreiking van deze prijs Roemers recht op vrijheid van meningsuiting beknot en betaalt zij de tol voor haar uitspraken over Bouterse zoals medestanders van haar stellen? Alvorens deze vraag te beantwoorden maak ik vooraf enkele opmerkingen over de vrijheid van meningsuiting. Deze vrijheid is in democratische landen een grondwettelijk recht en houdt in dat burgers zonder voorafgaande controle of vrees voor vervolging door de staat hun meningen kenbaar kunnen maken. Onder deze vrijheid vallen ook opvattingen die mensen als kwetsend kunnen ervaren. Het betekent echter niet dat de vrijheid van meningsuiting, evenals de meeste andere grondrechten, absoluut is. Er zijn namelijk grenzen aan deze vrijheid die zijn vastgelegd in het Nederlandse Wetboek van Strafrecht. Zo is het verboden om in het openbaar groepen mensen te beledigen of aan te zetten tot haat, discriminatie of geweld tegen mensen vanwege hun ras, godsdienst of levensovertuiging, seksuele gerichtheid of handicap. Uiteindelijk is het aan de rechter om te bepalen of een bepaalde mening of uiting wel of niet onder de vrijheid van meningsuiting valt. Het betekent dat pas achteraf mensen gestraft kunnen worden.

In mijn optiek is er geen sprake van een beknotting van de vrijheid van meningsuiting van Roemer. Zij heeft het recht om over Bouterse, ondanks zijn veroordeling door de onafhankelijke Krijgsraad in Suriname voor zijn rol bij de Decembermoorden in 1982, de loftrompet te steken. Velen zouden hun schouders hebben opgehaald bij haar antidemocratische, antirechtstatelijke opvattingen, ge­brek aan fatsoen en empathie, en niet te vergeten haar raciale vooringenomenheid naar aanleiding van haar uitspraken over hindoes en moslims in Suriname en haar opvattingen hebben beschouwd als een grote smet op haar blazoen.

Het wordt echter een andere zaak als Roemer een prestigieuze literaire staatsprijs wordt toegekend. Daarbij hoort het niet alleen te gaan om de literaire kwaliteiten van een schrijver, maar ook om diens politiek-maatschappelijke opvattingen. Dit is geen kwestie van politiek correct denken maar van fatsoen. Toekenning van een dergelijke prijs impliceert een opname van de laureaat in de eregalerij van de Nederlandstalige literatuur. Een eregalerij is daarbij een toonbeeld van de natie. In een fatsoenlijke samenleving is er in een dergelijke eregalerij geen plek voor iemand met verwerpelijke opvattingen die tevens als verdediger fungeert van een cultuur van straffeloosheid in Suriname, de cultuur van neks no fout -er is geen vuiltje aan de lucht- zoals door Bouterse en zijn volgelingen gepropageerd.

Roemer deed haar Bouterse-uitspraken zes maanden na toekenning van de Prijs der Nederlandse Letteren. Dit maakt de kwestie van de intrekking van de prijs aan haar lastig. Desalniettemin zou het van moed hebben getuigd als het Comité van Ministers van de Nederlandse Taalunie alsnog had besloten de prijs in te trekken. Handhaving van de toegekende prijs doet in mijn optiek afbreuk aan het prestige dat met deze prijs is verbonden.

Roemers gekte en dwalingen maken haar tot een schrijfster met een besmet verleden. Bij dergelijke personen houd je, ondanks haar literaire kwaliteiten, bij voorkeur afstand, een afstand die groter is dan de anderhalve meter die we sinds Covid in acht nemen.

Foto’s: The SierraLeonetelegraph.com (3)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Boeken, CULTUUR, NIEUWS, Taal & Literatuur
No Comments

Recensie boek Ruud Chander: Gevangen in een web van zwarte letters – Kanta Adhin

donderdag, 15 juli 2021 by Redactie Hindorama

Ruud Chander

De laatste jaren verschijnen steeds meer boeken van Hindostaanse auteurs. De thema’s zijn meestal de eigen geschiedenis; vaak in de vorm van een autobiografie of een historische roman. Onlangs heeft de historicus en voormalig leraar Ruud (Ramkisoen) Chander het boek Gevangen in een web van zwarte letters gepubliceerd. Het betreft het eerste deel van het historische verhaal van twee Hindostaanse contract­arbeiders (kantraki’s) die na aankomst vanuit India in Suriname besloten samen te leven. De inmiddels 76-jarige auteur heeft zich als zoon van een con­tract­arbeider verdiept in de vraag waarom zijn vader zijn dorp in het toenmalige Brits-Indië verliet voor een ongewisse toekomst in Suriname. Daartoe heeft hij een uitvoerige studie gedaan van de Hindostaanse con­tractarbeid. Chander, geboren in Suriname en sedert 1973 woonachtig in Nederland, was ook de eerste directeur van de landelijke Organisatie Hindoe Media (OHM) en heeft televisieprogramma’s gemaakt over de Brits-Indische contractarbeid. In dat verband heeft hij tien landen bezocht waar de contractarbeiders zijn terechtgekomen. In Suriname duurde de periode van de contractarbeid van 1873-1920.

De auteur heeft zijn verhaal gebaseerd op de levens van enkele kantraki’s die in 1912 naar Suriname kwamen, waaronder zijn vader. Hoewel de belevenissen van de personages dicht bij werkelijke gebeurtenissen staan, vallen zij er niet mee samen. Vanuit het perspectief van de hoofdpersonen Rambax en Koemarie geeft Chander een beeld van de contractarbeiders die in diverse dorpen in India werden geworven, vervolgens eerst naar een subdepot en daarna naar Calcutta vervoerd om vandaaruit per schip naar Suriname te vertrekken waar ze aan een plantage werden toebedeeld en daar een vijfjarig contract moesten uitdienen. Na vijf jaar konden zij kiezen tussen vrij verblijf in Suriname waar ze een stuk grond kregen of door de overheid betaalde terugkeer naar India. Ook een tweede contract was mogelijk waarbij ze een extra premie van 100 gulden kregen.

Het verhaal
Tegen allerlei negatieve adviezen in kiest Rambax er weloverwogen voor als contractarbeider naar Suriname (het land Sri Ram) te vertrekken. Hij is niet goedgelovig en vertrouwt de mooie verhalen van de wervers zeker niet helemaal, maar zijn besluit staat vast. Hij wil geen last zijn voor zijn broer en diens familie die gebukt gaan onder schrijnende armoede. Het afscheid van zijn broer, schoonzus en neefjes valt hem zwaar. Onderweg naar het subdepot in Lucknow en vervolgens naar het hoofddepot in Calcutta – een reis die meer dan drie weken duurt – maakt hij vrienden onder de andere mannen die ook zijn geworven. In de gesprekken komen weemoed en twijfel tot uiting. Doen ze er goed aan hun vertrouwde dorp te verlaten? Kunnen ze erop vertrouwen dat ze beter gaan verdienen in het buitenland en na vijf jaar weer kunnen terugkeren? Tijdens de reis worden ze geconfronteerd met woedende protesten van Indiërs tegen het vernederende systeem van de contractarbeid en tegen de Britse koloniale politiek die armoede in de hand heeft gewerkt. Dit voedt de twijfel. Door het delen van elkaars gevoelens, het opdoen van nieuwe ervaringen en met humor komen Rambax en zijn metgezellen de reis door.

Ook de tweede hoofdpersoon, de weduwe Koemarie, besluit bewust om India te verlaten. Het leven bij haar schoonouders is na de dood van haar man vernederend en terug naar haar ouders is geen optie. Na een dochter te hebben verloren, laat zij zich met haar tweede dochtertje inschepen. Bij de eerste aanblik in het depot in Calcutta weet Rambax dat hij met Koemarie samen wil zijn. Voor Koemarie verloopt de overtocht zeer tragisch als zij ook haar tweede kind verliest.

Rambax en Koemarie arriveren in 1912 met het stoomschip Chenab 1 samen met 452 immigranten in Suriname. Beiden zijn tijdens de bootreis verzwakt en worden na aankomst opgenomen in het militair hospitaal in Paramaribo. Rambax, die overigens zes jaar jonger is dan Koemarie, ziet hun wegen niet graag scheiden en op zijn aandringen worden zij als echtpaar toegedeeld aan plantage Waterloo in Nickerie. Ook enkele van zijn goede vrienden komen daar terecht. Rambax had zeker geen ideaalbeeld van het werken in het land Sri Ram voor ogen, maar de omstandigheden vallen hem toch tegen en hij voelt regelmatig woede in zich opkomen als hij met vernederingen wordt geconfronteerd. Ook zijn relatie met Koemarie is aan spanningen onderhevig. Met zijn vrienden vermaakt hij zich goed. Op haar beurt maakt Koemarie er het beste van en zij heeft veel steun aan haar buurvrouw die al eerder met haar man op de plantage te werk is gesteld en enkele andere vrouwen die zij op de boot had ontmoet. Weemoed en heimwee zijn er vooral met feestdagen als Diváli en Holi. Een dominant thema is het tekort aan vrouwen. De seksuele stress onder de mannen uit zich in vrij ruwe taal en toespelingen jegens vrouwen. Bij de vrouwen geeft het stof tot schuine grappen. Maar er is ook angst als er verhalen van verkrachting rondgaan en wanneer een goede vriendin van Rambax en Koemarie, die met haar verschijning menig man in vuur en vlam kon zetten, vermoord wordt. Een aantal van de mannen spreekt schande van vrouwen die zich in Suriname vrijheden veroorloven die tegen de Indiase tradities ingaan.

Tegen het einde van hun contracttijd is een hot topic het al dan niet terugkeren naar India. Voor Rambax en Koemarie is het een uitgemaakte zaak. Zij blijven, evenals een aantal van hun goede vrienden. Rambax gaat de toekomst zelfverzekerd tegemoet; hij is de afgelopen vijf jaar gegroeid en is vastbesloten zich op te werken en een groot huis voor zijn familie te bouwen. Koemarie maakt zich zorgen dat zij de nabijheid van goede vriendinnen zal missen nu zij op een eigen terrein gaan wonen. Bovendien is zij de afgelopen periode niet zwanger geraakt en weet niet of zij Rambax wel kinderen zal kunnen geven. Ruud Chander houdt de lezer in spanning. Pas in het tweede deel Pioniers in de Polder zullen we te weten komen hoe het Rambax en Koemarie verder zal vergaan in Suriname.

Grondige kennis en verbeeldingskracht
Chander beschrijft vrij nauwgezet de geschiedenis en wetenswaardigheden van de contractarbeid, zoals de wervingsmethoden, de redenen voor vertrek, de spullen die men allemaal kreeg ter voorbereiding van de bootreis, het voorschot in Suriname. Ook geeft hij een genuanceerd beeld van de contractarbeid. Zo zouden vele Indiërs als gevolg van bewuste koloniale politiek, uitbuiting door grootgrondbezitters en terugkerende hongersnoden in bittere armoede zijn gestort. Ook kon het grootste deel niet lezen en schrijven en dus niet bewust een contract aangaan en degenen die zich op het laatste moment zouden bedenken, zouden alle inmiddels gemaakte kosten nooit kunnen terugbetalen. Goed tot uiting komen de intense banden die ontstaan tussen contractarbeiders van verschillende achtergrond, iets wat in de kaste gevoelige India niet mogelijk zou zijn. De opvang van de nieuwkomers door degenen die al in Suriname woonden en ook het emotionele afscheid van degenen die terugkeren krijgen de nodige aandacht. Voorts komt ook de problematiek aan de orde van steeds duurder wordende producten in de plantagewinkel en het tegen de contractverplichtingen in niet volledig uitbetaald krijgen van loon waardoor lang niet iedereen kan sparen. Ook contacten met andere bevolkingsgroepen, Creolen en Javanen, krijgen aandacht.

Door het verhaal heen weeft de auteur de verhalen uit de hindoegeschriften, zoals de verbanning van Ram naar het woud uit het Ramáyan. Deze verhalen waren voor veel immigranten een informatiebron en ook troost om problemen het hoofd te bieden tijdens hun reis en verblijf in Suriname. Dergelijke verhalen dienden vaak als kompas en soms ook als legitimering van het eigen handelen. In verband met het vrouwentekort dat veelvuldig in het boek aan de orde is, wordt bijvoorbeeld het verhaal uit het heilige boek Mahábhárat aangehaald over prinses Dropati die met vijf broers was ‘getrouwd, nadat een van hen de weddenschap om haar hand had gewonnen.

Terwijl Ruud Chander over grondige kennis beschikt, is voor een fictief verhaal waarbij de informatie moet worden verlevendigd verbeeldingskracht nodig. In zijn naschrift zegt de auteur ook dat hij een zwaar beroep heeft moeten doen op zijn verbeeldingskracht en inlevingsvermogen om gevoelens en gedachten in woorden te vangen en intuïtief te benaderen. Hierbij heeft hij zich laten leiden door een citaat van de bekende Indiase filosoof Rabindranath Tagore die hij aan het begin van het boek aanhaalt: “De waarheid vindt het kleed van de feiten te nauw. In de verbeelding beweegt zij ongedwongen.” Ruud Chander heeft het voordeel dat hij behalve zijn vader, ook andere contractarbeiders als kind persoonlijk heeft gekend en herinneringen aan hen heeft, ook al zijn deze vaag. Hij schroomt niet om ruwe taal te hanteren, iets wat misschien moeilijk valt bij lezers die dit niet gewend zijn of die hun voorouders het liefst idealiseren. Met zijn verhaal heeft de auteur een beeld willen schetsen van het leven van kantraki’s in een afgebakende historische periode.

De titel van het boek
De titel van het boek (Gevangen in een web van zwarte letters) en de zwarte verticale lijnen op de voorkant van de omslag die traliewerk uitbeelden, lijken de lezer op het verkeerde been te zetten. Immers, ze doen vooral denken aan de (grimmige) beperkende kanten van de contractarbeid. Die waren er zeker, maar vormen niet de hoofdmoot van het verhaal waarin Rambax en Koemarie een heel bewuste keuze maken voor de contractarbeid en te midden van hun metgezellen hun leven in Suriname vormgeven. Mogelijk heeft de auteur willen meegeven dat dit stuk geschiedenis van Hindostanen voor de contractarbeiders een ervaring is geweest waar ze niet graag met anderen (kinderen, kleinkinderen) over spraken, maar alleen met lotgenoten met wie zij zich samen in een web van schuld, schaamte en weemoed bevonden. Met zijn boek verlevendigt Ruud Chander in ieder geval dit stuk geschiedenis van de Hindostanen en is hij erin geslaagd geschiedenis te onderwijzen in de vorm van een makkelijk lezend verhaal. Zijn vervolgroman zal over een ander stukje geschiedenis gaan waarvoor hij wellicht nog veel meer op zijn jeugdherinneringen zal kunnen terugvallen.

Ruud Chander, Gevangen in een web van zwarte letters. 2021: Uitgave Ramkisoen Chander in samenwerking met uitgeverij Boekenbent. Harde kaft, 309 pagina’s. Prijs 20 euro exclusief portokosten. Te bestellen via chander@ziggo.nl

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5

Search

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com
  • Sitemap

Schrijf je in voor onze Hindorama Nieuwsbrief

Door u in te schrijven voor onze GRATIS NIEUWSBRIEF blijft u op de hoogte van de meest recente informatie.

https://www.youtube.com/watch?v=obbLjWqCB0g
Hindorama

© 2022 Sampreshan/Hindorama
Jnan Adhin Instituut (JAI) | All rights reserved |

TOP