Gedichten in het Sarnámi – R. Baldewsingh
Bekijk een video met een gedicht (kawitá) van Rabin Baldewsingh: Pyár nasá men náce hai
Bekijk een video met een gedicht (kawitá) van Rabin Baldewsingh: Dil men pyár sulge hai, sáthi
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
Akelápan uit bundel “Der hoi gail” ~ R. Baldewsingh
Ham jab aili birdhálaywá men, tab baithaká ekdam bharal rahá. Ek se ek burh-puraniyan apan-apan kamará chorke nicce áil rahin eksab se bhent-mulákát kare khát aur sáthe bhi khái khát. Baithaká men bahut hallá rahá. Sab koi apane men jor se bát-cit karat rahin aur ek sangit samáj jor se bájá bajáwat rahá. Sab koi ek sanskirtik tiwhár ke uplac par manoranjan men dubal rahen. Jab ham bhittar aili, tab sab jor se thapori pitlen hamár khát.
‘Dekh meester ái gail, dekh meester ái gail’, ek burhuwá jor se bolil. Ab sab aur jor se thapori pite laglen. Ham thorá se sarmindhá hoi gaili. Hamme baithe se pahile ek burhiyá áge áil aur microfoon pakarke kará awáj se bolil: ‘Gáná…gáná.’
‘Are ego chor de ná’, okar ek saheli hamár kán men bolil. ‘Ápke sohar bahut moi lage hai. Áp hamesá hamlog ke soce hai aur hamlog ke lage áwe hai. Áp ke dil men hamlog hai aur áp bhi hamlogke dil men báte’.
I bát sunke ham sabhan ke cirauri ab jarur inkár ná kar paili. Ham apan jagahán par se uthke biná bahut kuch bole hausilá men bhág le leli aur ek purána sohar, jaun hamme yád rahá, sabhan khát gái deli. Gaite men ham parakhli atná cilgohár, ki janán ki ab sab koi hausilá men dub gailen.
Git gáte hamár ánkhi paral ek burhiyá par, je ekdam piche, thorá ánre men, apan rolstoel menbaithal rahá aur hausilá ke tyágke dhyán men dubal rahá aur báhar tákat rahá. Bahire ghám khub acchá se nikaral rahá aur ghamiyá jaun moi se okar cehará par giral rahá. Ham dekhi ki okar cehará par bahut musibat ke cinhá. U lácár men bahut becain dekháe.
Jab ham gáná gáike aur kuch bhasan deike apan ples par mangli jáike baithe, tab auratiyá phir hamár dhyán men áil. Ham bardás ná kar paili oke huwán atná akelápan men baithale dekhte. Ham hadas ke okar lage jáike baith gaili.
‘Kaise báto, mái?’ ham ose bolli.
Burhiwá bin caunke hamme tákil aur muskiyáil. Hamme janán ki u hamme pehacánil aur ohi ke máre thorá se muskiyá deil hamár khát.
‘Ká batái betá. Aisahin to jindagi katat hai, ná. Ká batái. Kuch ná acchá lage hai’.
‘Ká bhail, mái? Are atná hausilá hiyán aur tohe ná acchá lage hai?’ ham oke jabáb deli.
U hamme tákke phir muskiyái lagal.
‘Hausilá to hai bahut, baki bahut soc hai, betá. Hamme bahut soc hai.’
‘I káhen, mái. Atná to sab cij hai hiyán, katná jantá hai, gán-baján hai. Káhen ná bhi bhág le lo hai eman. Moi hai ápke dimág khartin.’
Ham burhiwá ke háth ab pakar leli aur hathwá ab dhire-dhire sugharáwe lagli.
‘Hausilá to hai. Ná ki ná hai, hiyán sab cij hai betá, kháik-páni, sab moi se dekh-bhál kare hai. Baki jiw kaccái gail. Ab dhire-dhire ham thak gaili hai. Tandrusti bhi ná thik hai aur bahut soc hai hamme hamár larkan ke. Sab ná áwe hai to. Hamme chau larkan hai, baki moksar ná hai sab se thik se bát kare ke.’
‘I kaise, mái? Sabhan áwe hai to hiyán par?’
‘Koi-koi áwe hai, kuch kháik lá de hai. Baki kháik pahuncáike phir jaldi se cal já hai. Ná mile sab se baithke thorá bát-cit kare ke. Ná acchá lage hai to. Jiw ekdam kaccái gail, betá. Ham ab bahut thak gaili, ná jáni kab chutkárá mil jái, betá.’
Ham ab dekhi ki burhiwá ab ekdam udás hoi gail. Ab u bhi dhire-dhire rowandhá howe lagal. Ham parakhli ki u sacmuc ekdam se akel hai. Hamme bahut hánt lagal. Baki ham janli ki ham kuch ná kar pábe.
‘Áw mái, áw tani kuch khái lewal jái sáthe aur thorá hausilá manáwal jái.’
Auratiyá hamme tákke hamár gál sugharáwe lagal.
‘Thik hai, betá, thik hai. Tu já apan kám kar. Dekh katná milá toke agore hai. Thik hai aise, jindagi dhire-dhire kat jái. Kat jái, betá, kat jái.’
Ham burhiwá ke chorke phir apan ples par jáike baith gaili. Ab dhire-dhire dher admi gáná-bajáná ke sáj par náce lagal rahá. Ek milá hamár khát kuch piye ke láil. Ham ek ghut leike phir takli burhiwá kait. Ham dekhi ki okar ples ab edam kháli rahá. Ham kosis karli apan ankhi se sab alang táke ke, ki u kahán hai. Baki u kahun ná dekháe. Janán ki becári i bhir men ekdam se alop hoi gail.
Uit: Der hoi gail, 2016. ISBN 9789071995040
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
Het Sarnámi is een bedreigde taal geworden! – R. Baldewsingh
Zo langzaamaan kom ik tot de conclusie dat het Sarnámi, de moedertaal van veel Hindustanen in Suriname en Nederland, een bedreigde taal is geworden. Natuurlijk is het proces van onderdrukking van de taal al enige tijd gaande, maar nu, bijna 150 jaar na het ontstaan van de taal op Surinaamse bodem, kan ik niets anders concluderen dan dat de taal niet alleen in een onderdrukte positie verkeert ten opzichte van het Nederlands en het Sranantongo, maar dat de taal aanzienlijk minder prestige heeft dan het Hindi. Onze, ja ónze moedertaal Sarnámi is een laag gewaardeerde taal geworden en het ziet er niet naar uit dat dit in de toekomst zal veranderen. Ik kom tot deze conclusie, vanwege het feit dat ik de laatste jaren niet veel ontwikkeling zie als het gaat om het actief willen spreken van deze mooie taal. Ook al zijn er voldoende grammaticaboeken, lesmaterialen, woordenlijsten, proza en poëzie beschikbaar, toch hoor je veel Hindustanen eerder lyrisch doen over het Hindi dan over de eigen moedertaal. Vreemd! Observatie in Suriname en Nederland leert mij dat Hindustanen helaas niet bereid zijn om actief het Sarnámi te bezigen; ze zijn niet bereid om te vechten voor de verdere ontwikkeling en actieve promotie van hun eigen taal. Dit op zich is een zeer treurige constatering.
Ik denk dat het een gezamenlijke opgave is van alle Hindustanen, zowel in Suriname als in Nederland, om tenminste een poging te doen om het Sarnámi te behoeden van uitsterven. Vorig jaar, 2019, was het Internationaal Jaar van de Inheemse Talen, uitgeroepen door de Verenigde Naties. De bedoeling was om aandacht te vragen voor alle talen in de wereld en sommige te behoeden van verdwijning. In februari van dat jaar heb ik de ambassade van Bangladesh geholpen om een taalmonument (Shahid Minar) neer te zetten in het Zuiderpark in Den Haag. Het monument staat er op een schitterende locatie, niet ver van de grote speelweide, in de buurt van het zwembad en het openluchttheater. Ondanks de publiciteit was er bij de onthulling behalve mijn persoon geen Surinaamse Hindustaan te bekennen. Tot op de dag van vandaag hoor ik niemand erover spreken. Ik vind dit werkelijk intriest. Vooral ook omdat het afgelopen jaar weer enkele bijzondere talen in de wereld zijn verdwenen, omdat de laatste sprekers zijn overleden. Naar schatting kent de wereld op dit moment zo’n 7000 talen. Volgens taalwetenschappers zullen over een eeuw ongeveer een derde ervan overblijven. Een van de talen die het misschien niet gaat overleven is ons Sarnámi. Technisch gezien zijn er ongeveer 350.000 sprekers van het Sarnámi. De meeste sprekers zijn passieve sprekers, die zich voor communicatiedoeleinden in eerste instantie vooral wenden tot het Nederlands en het Sranantongo. Bij culturele en religieuze gebeurtenissen en in de specifieke Hindustaanse media (radio en televisie) wordt een vorm van het Hindi gebezigd. In tempels en moskeeën worden religieuze diensten eerder in het Nederlands uitgevoerd (of uitgelegd) dan in het Sarnámi.
Wat nu? Ik denk dat ik persoonlijk op een cruciaal punt sta om een heldere keuze te maken: blijven schrijven in het Sarnámi of toch maar overschakelen naar een andere taal, bijvoorbeeld het Nederlands? De wandelende encyclopedie van de Surinaamse literatuur, prof. dr. Michiel van Kempen, zei laatst in een interview tegen mij: ‘Ben je niet bang dat je jezelf zult isoleren door steeds in het Sarnámi te schrijven?’ Ik antwoordde nogal stoer: ‘Nee hoor, dat kan mij niet schelen. Wat er ook gebeurt, ik zal de spraak van mijn voorouders in ere houden. Ik zal ermee doorgaan.’
Maar toch heeft die vraag van Van Kempen mij de laatste tijd enorm beziggehouden. Als ik om mij heen kijk dan zie ik steeds minder mensen die geïnteresseerd zijn in het Sarnámi. Ook ontwaar ik heel weinig actieve sprekers ervan. Sterker nog, soms ontmoet ik Hindustanen die mij in mijn taalgebruik corrigeren en zeggen dat ik geen Sarnámi schrijf of spreek, maar het Hindi, omdat ze mijn taalgebruik niet meer kunnen volgen. Ze herkennen het eigen Sarnámi niet meer en kwalificeren dat als Hindi. Werkelijk de wereld op z’n kop! Maar dit is wel de realiteit anno 2020, drie jaar voor de viering en herdenking van 150 jaar Hindustaanse Immigratie in het Koninkrijk der Nederlanden.
Aan de andere kant, als ook ik stop om het Sarnámi te spreken en te schrijven, dan denk ik dat ook ik een bijdrage zal leveren aan het feit dat straks de taal uitsterft. Een bijzonder dilemma. Maar waarom zou ik dat willen? Het beheersen en spreken van diverse talen is toch geen probleem op zich! Sterker nog, het kan een enorme pré zijn in de eigen ontwikkeling. Zowel in Suriname als in Nederland ben ik meertalig opgegroeid. Dat heeft mij nooit een probleem opgeleverd bij mijn verdere ontwikkeling. Kinderen zijn heel goed in staat om verschillende talen tegelijk te leren en te spreken. Dat is zelfs wetenschappelijk bewezen. Het was vroeger in Suriname geen probleem om thuis het Sarnámi te spreken, op school het Nederlands en op straat het Sranantongo. We groeiden tri linguaal op. Als je kijkt naar een land als India, dan zie je dat Indiërs altijd meertalig opgroeien. Immers, het Hindi, eigenlijk nog een jonge taal, wordt daar niet door iedereen gezien als hún moedertaal. Er zijn zelfs deelstaten waar het Hindi helemaal niet onderwezen wordt, zoals in Tamil Nadu.
Indiërs groeien vaak tri linguaal op, namelijk in hun eigen taal (zoals Bengali, Punjabi of Marathi), ze leren ook het Hindi omdat dit de lingua franca (een taal die als gemeenschappelijk communicatiemiddel wordt gebruikt tussen mensen met verschillende moedertalen) is in het land, en het Engels (voor hen die naar school gaan). Bovendien zie je dat er vaak grote variaties zijn van de eigen moedertaal, omdat dit gepaard gaat met taalvariaties per streek (dialecten). Niemand doet hier moeilijk over. In het land is het Engels inmiddels ook uitgeroeid tot een lingua franca. Maar het gebruik van de eigen moedertaal is levendig, zowel in de eigen streek als in door emigratie gevormde leefgemeenschappen daarbuiten, ook in diaspora!
Indien het Sarnámi binnen afzienbare tijd (één generatie) uitsterft, dan zal dit voor de gemeenschap grote invloed hebben op het Hindi dat we coûte que coûte ten koste van het Sarnámi willen behouden, spreken en promoten. Het zal moeilijk worden om het Hindi te volgen en zullen de Sarnámi woorden (eigen namen en ook benamingen van familieleden) op z’n Nederlands worden uitgesproken. Dat gebeurt nu al, zowel in Suriname als in Nederland. En zie het resultaat hiervan in landen als Zuid-Afrika, Mauritius, Trinidad en Guyana. Daar is de eigen moedertaal compleet verdwenen. Wel erg jammer, toch? Immers, taal is niet alleen iets om ermee te communiceren, maar taal is heel sterk verbonden met de identiteit van een groep of een volk. De vraag is dan: kunnen wij de eigen identiteit blijven ontwikkelen als wij de eigen taal laten uitsterven, en daarmee niet alleen een stukje cultuur laten verdwijnen maar ook de toegang tot vele culturele uitingen? Ik denk het niet. In dat geval zullen we genoodzaakt zijn om verlangend te blijven happen naar datgene wat India, en vooral Bollywood, ons voorschotelt. Onze kopie-cultuur zal nog intensievere vormen aannemen!
Het jaar 2020 is net begonnen. Een goed voornemen is altijd goed. Er is nog tijd, er is nog hoop. Laten we met z’n allen het jaar 2020 een keerpunt laten zijn voor het voortbestaan van ons Sarnámi. Vanaf nu kunnen we onze best doen om de taal wat actiever te spreken en met vereende krachten de taal zelfs te promoten en verder te ontwikkelen. Ben benieuwd welke Hindustaan nu de vinger opsteekt, naar voren stapt, en vooruit begint te lopen. Ik ben in ieder geval wel begonnen te lopen!
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
De spelling van het Sarnámi – R. Baldewsingh
Het Sarnámi is sinds 1986 een gestandaardiseerde Surinaamse taal. In oktober 1984 werd een nationale ‘Spellingscommissie Sarnámi’ geïnstalleerd om tot een ‘fonematisch verantwoorde en praktisch hanteerbare spelling van het Sarnámi’ te komen. Dit op initiatief van de Surinaamse overheid. In juli 1986 werd de spelling van het Sarnámi door de toenmalige regering van Suriname officieel gestandaardiseerd, vastgelegd in de Resolutie van 15 juli 1986, no. 4920, S.B. 1986 no. 41. Maar ondanks deze standaardisering van het Sarnámi wordt de taal helaas niet eenduidig door een ieder gespeld en geschreven. Er zijn talrijke spellingswijzen in omloop, gebaseerd op fonetische klanken van het Nederlands of onder invloed van het Hindi, gebaseerd op fonetische klanken van het Engels. Dit betekent dat door sprekers en gebruikers van deze taal eenzelfde woord op twee of meer verschillende wijzen worden gespeld.
Het Sarnámi is verwant aan Indiase talen en dus onderhevig aan een syllabeschrift. Dit betekent dat een klank twee letters omvatten. Omdat het Sarnámi niet in het Devánágari Schrift wordt geschreven, is de taal fonetisch in het Romaanse alfabet op schrift gesteld. Dit betekent dat de woorden fonetisch zijn getranscribeerd. Echter, in de omgangstaal worden sommige woorden verschillend uitgesproken. Soms fonetisch op klank gebaseerd en soms worden enkele klanken ingeslikt.
Nasale klanken
In mijn bijdragen zal ik de officiële spelling van het Sarnámi hanteren, zoals die door de Surinaamse overheid is vastgesteld, zijnde de officiële spelling van deze Surinaamse taal. Echter, om praktische redenen wordt hiervan slechts in een enkel geval afgeweken. Dit is het geval bij de nasale klanken. Ik kies ervoor om de nasale klanken te voorzien van een diakritisch teken onder de ‘n’ om grote verwarring te voorkomen. Immers, gevreesd wordt dat de nasale klanken dan letterlijk op z’n Nederlands zullen worden uitgesproken, waardoor het woord een totaal andere betekenis krijgt, die zelfs niet te herleiden is op het Sarnámi.
Geaspireerde medeklinkers
In het Sarnámi zijn er medeklinkers die niet in het Nederlands bestaan. Dat zijn de zogenaamde geaspireerde medeklinkers. Het verschil tussen de geaspireerde klanken en de niet-geaspireerde klanken betreft de ‘t’ in ‘tan’ en de ‘t’ in ‘than’. Wanneer je je hand voor je mond zet bij het uitspreken van deze woorden, dan zul je voelen dat bij het uitspreken van ‘than’ lucht uit je mond geperst wordt. Aspiratie in het Sarnámi is dus erg belangrijk, net als in het Hindi/Urdu, maar niet in het Nederlands.
Retroflexe medeklinkers
Verder kent het Sarnámi de zogenaamde retroflexe klanken. Deze klanken bestaan niet in het Nederlands, wel in het Engels. Retroflex (ook wel bekend als cerebraal) betekent in de taalkunde de vorming van een klank die wij uitspreken door het tongpunt verticaal omhoog in contact te houden met het verhemelte. Retro betekent in het Latijn ’terug’, flex betekent ‘buiging’. De retroflexe klanken hebben betrekking op slechts 6 medeklinkers: t, th, d, dh, r, rh. Je hebt dus twee soorten van deze 6 medeklinkers. Zeg maar, de zachte en de harde medeklinkers.
De zachte t, th, d, dh, r, rh spreek je uit met het tongpunt tegen het tandvlees (vlak boven je tanden) aan te drukken. Dus, zoals in de onderstaande tekening goed duidelijk wordt gemaakt:
Maar nu de retroflexe t, th , d, dh, r, en rh.
Deze medeklinkers spreek je uit door het tongpunt als het ware te krullen en met het punt van de tong je verhemelte aan te raken. Druk het tongpunt hard tegen het verhemelte (zodat dat een beetje krult) en pers dan het geluid uit. Je merkt direct het verschil. Het is van groot belang om deze klanken in het Sarnámi goed te blijven oefenen.
Zo spreek je dus de t, th , d, dh, r, en rh uit. Het punt van de tong tegen het verhemelte drukken, waardoor dat een beetje krult!
Arabische en Perzische medeklinkers
De niet-geaspireerde Arabische of Perzische medeklinkers ‘g’ (klinkt als de Nederlandse ‘g’) en ‘q’ bestaan niet in het Sarnámi. In het Sarnámi wordt de ‘g’ uitgesproken zoals in het Engels achter in de keel (good), en de ‘q’ wordt uitgesproken zoals de Nederlandse ‘k’, voor in de mond (kawwáli i.p.v. qawáli).
Voor de duidelijkheid:
Een streep onder de n is een aanduiding van een nasale klank. Een streep onder de medeklinkers t, th, d, dh, r, rh, illustreert een retroflexe klank. Dat wil zeggen dat deze letters uitgesproken worden met een gekrulde tong. Het Sarnámi wordt uitgesproken zoals het geschreven is. Dit betekent dat in tegenstelling tot het Nederlands, dubbele medeklinkers ook dubbel worden uitgesproken.
De aanduiding van de lange ‘i’ en de lange ‘u’ worden conform de spellingvoorschriften uit 1986 niet in schrift gehanteerd. Hierbij wordt aangenomen dat de spreker of lezer van het Sarnámi hiervan zelf bewust zal zijn en de uitspraak zal herkennen omdat het verschil met de korte ‘i’ en ‘u’ relatief niet zo vaak voorkomt. Voor de korte ‘a’ en de lange ‘á’ ligt dat anders. Immers, vanwege de fonetische spelling van een letter die twee klanken bevatten, komt de ‘a’ vrij vaak voor en is niet altijd even gemakkelijk te onderscheiden van de lange ‘á’.
Verder worden de nasale klanken vóór de medeklinker ‘g’ eveneens niet aangeduid met een diakritisch teken. De combinatie van de medeklinker ‘n’ met de medeklinker ‘g’ tot een ‘ng’-spelling leidt automatisch tot een nasale klank. Dit geldt ook voor een ‘n’ vóór de medeklinker ‘k’, maar hier wordt wel gekozen om een diakritisch teken te gebruiken omdat anders de woorden bij het nadrukkelijk uitspreken van de ‘n’ leidt tot een andere (soms ook niet bestaande) betekenis en archaïsch taalgebruik.
Het Sarnámi alfabet (Sarnámi warnamálá)
Het geromaniseerde alfabet, geordend op de lettervolgorde volgens het Devánágari Schrift:
Klinkers
a (kort) zoals in bal (kracht)
á (lang) zoals in dám (prijs)
i (kort) zoals in dil (hart)
i (lang) zoals in tin (drie)
u (kort) zoals in kul (geslacht)
u (lang) zoals in dur (ver)
e zoals in tel (olie)
ai zoals in aisan (zo)
o zoals in os (dauw)
au zoals in kaun (welk)
Nasaal
n zoals in men (in)
ng zoals in rang (kleur)
nk zoals in ánkhi (oog), pankhá (waaier)
Klinkercombinaties
ái zoals in gái (koe)
áu zoals in náu (barbier)
oi zoals in oisan (zo’n)
ui zoals in sui (naald)
ew zoals in newtá (uitnodiging)
iw zoals in jiw (leven)
áe zoals in jáe (gaan)
áo zoals in jáo (ga)
ei zoals in deis (heeft gegeven)
eo zoals in leo (ach, neem)
Medeklinkers
k zoals in kakahi (haarkam)
kh zoals in khel (spel)
g zoals in gos (vlees)
gh zoals in ghar (huis)
n(g), nk zoals in rang (kleur), pankhá (waaier)
c zoals in cár (vier)
ch zoals in chau (zes)
j zoals in jiwan (leven)
jh zoals in jháru (bezem)
t zoals in tatká (vers)
th zoals in thik (goed)
d zoals in dorá (garen)
dh zoals in dher (veel)
t zoals in tor (jouw)
th zoals in thaili (zak)
d zoals in din (dag)
dh zoals in dhire (zacht)
n zoals in nám (naam)
p zoals in páp (zonde)
ph zoals in phul (bloem)
b zoals in bandar (aap)
bh zoals in bharal (vol)
m zoals in muh (mond)
y zoals in yár (vriend)
r zoals in rát (nacht)
l zoals in lál (rood)
w zoals in wajá (reden)
s zoals in sál (jaar)
sh zoals in shánti (vrede)
h zoals in ham (ik)
r zoals in per (boom)
rh zoals in parhe (lezen)
f zoals in fáidá (voordeel)
Het geromaniseerde alfabet, geordend op de lettervolgorde volgens het Romaanse Alfabet:
Klinkers
a (kort) zoals in bal (kracht)
á (lang) zoals in dám (prijs)
ai zoals in aisan (zo)
au zoals in kaun (welk)
e zoals in tel (olie)
i (kort) zoals in dil (hart)
i (lang) zoals in tin (drie)
o zoals in os (dauw)
u (lang) zoals in kul (geslacht)
u (kort) zoals in dur (ver)
Nasaal
n zoals in men (in)
ng zoals in rang (kleur)
nk zoals in ánkhi (oog), pankhá (waaier)
Klinkercombinaties
áe zoals in jáe (gaan)
ái zoals in gái (koe)
áo zoals in jáo (ga)
áu zoals in náu (barbier)
ei zoals in deis (heeft gegeven)
eo zoals in leo (neem)
ew zoals in newtá (uitnodiging)
iw zoals in jiw (leven)
oi zoals in oisan (zo’n)
ui zoals in sui (naald)
Medeklinkers
b zoals in bandar (aap)
bh zoals in bharal (vol)
c zoals in cár (vier)
ch zoals in chau (zes)
d zoals in din (dag)
d zoals in dorá (garen)
dh zoals in dher (veel)
dh zoals in dhire (zacht)
f zoals in fáidá (voordeel)
g zoals in gos (vlees)
gh zoals in ghar (huis)
h zoals in ham (ik)
j zoals in jiwan (leven)
jh zoals in jháru (bezem)
k zoals in kakahi (haarkam)
kh zoals in khel (spel)
l zoals in lál (rood)
m zoals in muh (mond)
n zoals in nám (naam)
n(g), nk zoals in rang (kleur, pankhá (waaier)
p zoals in páp (zonde)
ph zoals in phul (bloem)
r zoals in rát (nacht)
r zoals in per (boom)
rh zoals in parhe (lezen)
s zoals in sál (jaar)
sh zoals in shánti (vrede)
t zoals in tor (jouw)
t zoals in tatká (vers)
th zoals in thaili (zak)
th zoals in thik (goed)
w zoals in wajá (reden)
y zoals in yár (vriend)
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
Sarnámi, een taal in Suriname en Nederland – R. Baldewsingh
Inleiding
Het Sarnámi is de moedertaal van de meeste Hindustanen in Suriname en Nederland. De taal is ontstaan uit diverse Indiase talen die door Brits-Indische contractarbeiders in de periode 1873-1916 uit het noordelijk deel van India werden overgebracht naar Suriname. In die periode werden 64 schepen met 34.304 immigranten vanuit Brits-Indië naar Suriname gebracht om te werken op de plantages in de kolonie. Dit, vanwege de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863. Tien jaar na de afschaffing van de slavernij bleek er een enorm tekort aan arbeidskrachten om de plantages draaiende te houden. De eerste pogingen om arbeidskrachten uit Nederland en China te laten werken op de plantages mislukten en zocht de koloniale overheid haar heil in Brits-Indië, het huidige India. Na onderhandelingen met de Britten (zij waren reeds in 1843 begonnen met het importeren van contractarbeiders in hun koloniën) mocht de Nederlandse overheid in het noorden van India contractarbeiders werven, met name in de streken United Provinces (Uttar Pradesh) Oudh en Bihar. En zo geschiedde het dat dankzij een strak wervingssysteem duizenden contractarbeiders via Calcutta naar Suriname werden verscheept. Met hun arbeidskracht werden ook hun eigenheden als taal, cultuur, klederdracht, voedsel en religie in dit deel van het Koninkrijk ingevoerd.
Het Sarnámi
Omdat de contractarbeiders geworven werden in een vrij uitgestrekt gebied, verspreid over honderden dorpen, betekende dit dat de mensen niet uit een homogeen taalgebied kwamen. Alhoewel het Bhojpuri in deze streken wel de dominante taal was, spraken de migranten verschillende talen en dialecten die in de depots, tijdens de overtocht op het schip en op de plantages langzaam maar zeker samensmolten tot één omgangstaal die wij thans als het Sarnámi kenmerken.
De Noord-Indiase talen die aan de basis stonden van het ontstaan van het Sarnámi zijn Bhojpuri, Awadhi en het Hindustani (Hindi/Urdu). Echter, vooral het Bhojpuri is van groot belang voor de basis van het Sarnámi, omdat de meeste contractarbeiders uit Uttar Pradesh kwamen waar deze taal de gangbare taal was en nog steeds is. In Suriname werd de taal vermengd en verder ontwikkeld met invloeden van het Sranantongo, Nederlands en Engels. Vooral in het district Nickerie, in het westen van Suriname, werd de Engelse woordenschat belangrijk in de Nickeriaanse variant van het Sarnámi. Deze invloed kwam vanuit Guyana, vooral uit het Guyanees-Engels. Er ontstonden nieuwe woorden die al dan niet in een versarnámiseerde vorm in het Sarnámi werden opgenomen. Ook het uitspreken van zinnen en woorden werden door het Guyanees-Engels gedeeltelijk beïnvloed. Zo is het Sarnámi een unieke taal geworden, met vormen die afkomstig zijn uit de verschillende Indiase talen en een aantal eigen vormen die in de loop der jaren op Surinaamse bodem zijn ontstaan.
Deze taal verrijkte zich vooral met veel invloeden op het vocabulaire, terwijl de syntaxis (de grammaticale vormen van de diverse brontalen) in Suriname werd vereenvoudigd en/of vermengd. Zo zijn de vrouwelijke en mannelijke uitgangen van zelfstandige naamwoorden verdwenen, zijn zinsconstructies op soms wel vijf verschillende manieren samen te stellen, spraakklanken zijn veranderd en hebben er bijzondere werkwoordvervoegingen plaatsgevonden die het Bhojpuri vermengt met het Awadhi. Ook worden sommige klinkers bij het uitspreken van zelfstandige naamwoorden vaak ingeslikt, en worden veel woorden anders uitgesproken dan oorspronkelijk het geval was (en nog steeds is) in de brontalen.
Het Hindi en het Urdu zijn steeds belangrijker geworden voor de vocabulaire rijkdom van het Sarnámi. Als gevolg van de intensievere contacten met India en de populariteit van de Bollywood films zijn de laatste jaren steeds meer Hindi en Urdu woorden in het Sarnámi dominanter geworden, soms zelfs in een versarnámiseerde vorm. Dit betreft vooral ook op het hindoeïsme en de islam gebaseerde culturele uitingen die vooral uit het Hindi en in mindere mate uit het Urdu in het Sarnámi geïncorporeerd zijn en de taal op deze manier verrijkt hebben.
Naast omgangstaal op straat en in huiselijke kring is het, het Sarnámi niet gelukt een positie te verwerven in het onderwijs of bij officiële momenten op podia, in de media of in de tempels en moskeeën. Dankzij een emancipatie impuls die in Den Haag in 1977 begon, onder aanvoering van de emancipatiebeweging Kollektief Jumpa Rajguru (en die ook overwaaide naar Suriname), heeft de taal een status gekregen als een volwaardige Surinaamse taal. In 1986 is het Sarnámi bij Ministerieel Besluit gestandaardiseerd en heeft de taal ook een literaire positie verworven, omdat enkele schrijvers en dichters er gedichten en prozastukken in begonnen te schrijven. Helaas heeft de taal nog altijd een onderdrukte positie ten opzichte van het Nederlands, het Hindi en het Sranantongo. Deze onderdrukking manifesteert zich zowel in Suriname als in Nederland de laatste tijd steeds nadrukkelijker, zodat zo langzaamaan gevreesd moet worden voor de toekomst van deze bijzondere taal. Eigenlijk kan het Sarnámi anno 2019 gerekend worden tot een van de bedreigde talen in de wereld!
Bekijk een video met een gedicht (kawitá) van Rabin Baldewsingh: Bhásá
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
- 1
- 2