Jnan Adhin Instituut (JAI)
Inleiding
Het Jnan Adhin Instituut (JAI) is op 2 april 2004 opgericht. De algemene doelstelling van JAI is om aan alles wat verband houdt met de Surinaams-Hindostaanse, cultuur bekendheid te geven, alsook dit te verzamelen, te documenteren en te doen uitgeven. Zodoende wordt mede bijgedragen aan vergroting van kennis over de achtergrond van Hindostanen en hun evenwichtige integratie in de brede Nederlandse samenleving.
Vanaf 2000 is de toon in Nederland met betrekking tot de multiculturele samenleving negatiever geworden. De integratie van culturele minderheden zou zijn mislukt omdat deze groepen te veel in staat zouden zijn gesteld hun eigen cultuur te behouden ten koste van hun integratie in de Nederlandse samenleving. Het überhaupt kunnen bestaan van een multiculturele samenleving wordt door sommigen in twijfel getrokken. Een dergelijk uitgangspunt wordt niet zinvol geacht. Immers, als naar de feitelijke situatie wordt gekeken, kan de aanwezigheid van groepen met een andere cultuur niet worden ontkend. In grote steden in Nederland zijn er al gauw tientallen groepen met een eigen culturele bagage te vinden. Uit Suriname afkomstige personen behoren tot een van deze groepen. Het is bekend dat zij zich in hoge mate aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Tegelijk zijn de verschillende uit Suriname afkomstige bevolkingsgroepen, waaronder de Hindostanen, zich bewust van hun eigen cultuur en beleven die ook al dan niet in groepsverband. De Hindostaanse feestdagen Holi (lente-/nieuwjaarsfeest) en Diváli (lichtjesfeest) hebben inmiddels de status van immaterieel Nederlands erfgoed verkregen. Deze feesten worden met name in grote steden in de openbaarheid gevierd (bijvoorbeeld fontein in Rotterdam met gekleurd water tijdens Holi en fakkeloptochten tijdens Diváli).
Visie en missie
Beleving van de eigen cultuur door minderheden in een samenleving is een van rechten van de mens zoals vervat in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en het VN-verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten. Het uitgangspunt is dat in een democratische samenleving geen uniformiteit kan worden geëist. De uitdaging is om beleving van de eigen cultuur en interactie met de heersende cultuur op harmonieuze wijze te laten plaatsvinden. Betrokken groeperingen hebben daar zelf een grote rol in te spelen. Niet alles is afhankelijk van de overheid; elke groepering heeft haar eigen verantwoordelijkheid waaraan op constructieve wijze invulling moet worden gegeven met inachtneming van de heersende rechtsorde. Kennis van en reflectie op de eigen cultuur en tradities zijn daartoe essentieel. De missie van JAI is dan ook om informatie en kennis over de Hindostaanse cultuur te verspreiden en aan te moedigen tot weloverwogen cultuurbeleving.
De visie en missie zijn nauw verbonden met de naamgever van de stichting. Dr.mr.drs. Jnan Adhin (1927-2002) staat bekend om zijn bijzondere verdiensten voor het behoud en ontwikkeling van de Hindostaanse cultuur in Suriname. Als groot kenner van de hindoefilosofie, met name de Vedanta, introduceerde hij de vedantische visie van Eenheid in verscheidenheid in Suriname in een tijd dat vertegenwoordigers van het Creools (Afro-Surinaams) nationalisme de Surinaamse cultuur wensten gelijk te stellen met de Creoolse cultuur, daarbij voorbijgaand aan de belangrijke aanwezigheid van andere bevolkingsgroepen. Met steun van anderen is de opvatting dat Suriname een bloementuin is waarin alle soorten bloemen kunnen bloeien nu gemeengoed geworden. Door middel van colleges, lezingen en publicaties heeft Jnan Adhin zich tot het laatst ingezet om zijn kennis over te dragen. Hij wilde anderen graag op weg helpen, maar men moest zelf verantwoordelijkheid dragen voor te maken keuzes. Zijn boodschap was: “Lees en luister maar neem niet klakkeloos aan wat anderen zeggen. Denk vooral zelf goed na!” Adhin waarschuwde ook altijd tegen het verstarren van tradities en gewoonten. Met behoud van de kern moet men openstaan voor aanpassingen al naar gelang tijd en plaats. Het logo van JAI, een lotus en een potlood, staat symbolisch voor de missie. In het oude India werd op lotusbladeren geschreven en zodoende informatie overgedragen. De lotus staat op zichzelf voor voorspoed, zuiverheid en vernieuwing.
Strategie
JAI vindt het van belang om:
– constructief bij te dragen aan debatten in de samenleving die aan de positie van minderheden raken;
– kennis van de Hindostaanse geschiedenis en cultuur, als onderdeel van de Surinaamse geschiedenis en cultuur, te vergaren en te verspreiden o.a. middels onderzoek, artikelen, lezingen, uitgave van boeken en brochures en het opzetten van een documentatiecentrum;
– samen te werken met andere organisaties.
JAI werkt voornamelijk met vrijwilligers. Waar nodig en mogelijk wordt subsidie aangevraagd. Voor de publicaties wordt samengewerkt met Sampreshan, uitgever van diverse publicaties op het gebied van Hindostaanse cultuur en geschiedenis. Een overzicht van uitgebrachte publicaties is HIER te vinden. Samen met Sampreshan onderhoudt JAI de website Hindorama.com die sinds 2019 operationeel is (en kan worden gezien als een vervolg op het tweemaandelijkse magazine Hindorama dat van 2000-2004 verscheen). De exploitatie is in handen van Sampreshan en JAI levert vooral inhoudelijke expertise. Op deze website worden informatieve artikelen alsook opinies gepubliceerd. Lezingen alsook thema- en studiemiddagen worden gehouden in samenwerking met Hindostaanse organisaties in diverse steden.
In de komende periode zal primair langs bovengenoemde lijn blijven worden gewerkt aan digitale informatie- en kennisoverdracht via de website Hindorama.com en daaraan gekoppelde sociale media en het uitbrengen van hard copy publicaties.Daarnaast zullen de activiteiten in het teken staan van het herdenkingsjaar 2023, wanneer het 150 jaar geleden is dat de eerste Hindostaanse contractarbeiders vanuit het toenmalige Brits-Indië in Suriname aankwamen. Tevens is het dan 160 jaar geleden dat de slavernij in Suriname formeel werd afgeschaft, maar de voormalige slaven nog werden geacht tien jaren op de plantages te werken onder staatstoezicht. Deze periode wordt tegenwoordig ook tot de slavernij gerekend en aldus spreekt men van 150 jaar afschaffing in 2023. Over de slavernij van Afrikanen is in Nederland steeds meer bekend en er is een tendens om de Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis gelijk te stellen aan het slavernijverleden. Dit doet geen recht aan de geschiedenis van de andere bevolkingsgroepen die, op de Inheemsen na, door de koloniale machthebbers naar Suriname werden overgebracht. De slavernij in Suriname begon met de zogenoemde ‘rode slavernij’ van de Inheemsen – toen Indianen genoemd. Omdat zij het harde werk op de plantages niet aankonden, is men begonnen met de slavernij van Afrikanen. Daarna werden contractarbeiders uit Azië (China, India, Indonesië) naar Suriname verscheept.
In de komende periode wil JAI een meer inclusieve benadering van de gedeelde Nederlands-Surinaamse koloniale geschiedenis voor het voetlicht brengen, onder andere door:
- een tweede herziene druk van het in 2021 in samenwerking met uitgeverij Sampreshan uitgebrachte boek De geschiedenis van de Hindostanen 1873-2015, voorzien van talrijke historische foto’s, van auteur Chan Choenni;
- een tweede herziene druk van het boek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed van Eric Kastelein;
- een publicatie over de ontwikkeling van Afro-Surinamers na de afschaffing van de slavernij in 1863;
- een (kinder)prentenboek over de slavernij en de Hindostaanse contractarbeid;
- een serie van artikelen op de website Hindorama.com over de geschiedenis van andere Surinaamse bevolkingsgroepen alsook een handzaam boek over deze bevolkingsgroepen;
- binnen de website Hindorama.com een aparte, voor scholieren toegankelijke webpagina te ontwikkelen over de Hindostaanse migratiegeschiedenis;
- lezingen, voordrachtbijeenkomsten e.d. – in samenwerking met plaatselijke Hindostaanse organisaties en bibliotheken in diverse steden – aan de hand van de hierboven genoemde boeken en artikelen met gebruikmaking van (educatief) beeldmateriaal, zoals fotopanelen met tekst, educatieve kleurplaten, roll-up banners, flyers, posters e.d.
Terugblik 2017-2021
De ambitie van JAI wordt geleid door kwaliteit, niet door kwantiteit. Vanaf 2017 heeft JAI de omslag gemaakt om naast hard copy publicaties te werken aan digitale informatie- en kennisoverdracht. Met uitgeverij Sampreshan is gewerkt aan het in 2019 operationeel maken van de website www.hindorama.com. Naast nieuwe artikelen zijn reeds bestaande publicaties, met name publicaties van naamgever Jnan Adhin, digitaal toegankelijk gemaakt.
Voorts is in augustus 2020 in Den Haag een studiemiddag georganiseerd met als centrale vraag wat de invloed van eigentijdse communicatiemedia is voor de sociale cohesie binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap.
In augustus 2021 is in samenwerking met JAI de publicatie (368 pagina’s) uitgebracht van dr. Chan Choenni, voormalig bijzonder hoogleraar Hindostaanse migratie op de Lalla Rookh leerstoel aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Dit boek is voorzien van talrijke historische foto’s mede verzameld naar aanleiding van een eerder gedane oproep van JAI daartoe. In oktober 2021 is aan de presentatie van het boek een studiemiddag in Utrecht gekoppeld in samenwerking met de Utrechtse stichting Asha.
Op basis van het verzamelde materiaal voor bovengenoemde publicatie De geschiedenis van de Hindostanen 1873-2015 zijn twee brochures gemaakt: een waarin de geschiedenis in vogelvlucht wordt weergegeven en een toegespitst op de verdiensten van vrouwelijke Hindostaanse contractarbeiders.
Met een in 2021 van stichting Welsuria ontvangen waarderingssubsidie van EUR 2000,- is een aanvang gemaakt met informatie over andere Surinaamse bevolkingsgroepen op de website Hindorama.com.
Het bestuur
Het bestuur bestaat uit:
Kanta Adhin – voorzitter
Yashvir Sukul – secretaris
Akash Baboeram – penningmeester
Raj Ramcharan – lid/tweede secretaris
E-mailadres: adhin-instituut@ziggo.nl
Website: www.adhin-instituut.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Dharm-Karm, JAI, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Sarnámi, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
Heeft het Sarnámi nog een toekomst? (3) Taalverlies – Rabin S. Baldewsingh
Taal is dynamisch, dat weten we allemaal. Dit betekent dat taal steeds verandert op basis van invloeden uit de omgeving waarin hij is terechtgekomen. Dat geldt ook voor het Sarnámi. Deze taal heeft zich de afgelopen bijna 150 jaar op een bijzondere manier op Surinaamse bodem ontwikkeld, zichzelf verrijkt met invloeden van andere talen, en is nog steeds een taal die door velen gesproken wordt. Maar ondanks de ‘levendigheid’ van de taal zie je dat deze, als gevolg van de verdrukking door vooral het Nederlands en het Sranantongo, veel verliest. Een van de meest in het oog springende zaken die het taalverlies kenmerkt is het verlies van woorden en begrippen die vroeger mainstream waren, maar nu nauwelijks of niet meer gebruikt worden. Erg jammer, omdat het schitterende woorden zijn die oorspronkelijk meegenomen zijn uit de streken waar de vroegere contractarbeiders vandaan kwamen. Ook gaat het om woorden die op basis van situationele creativiteit wel degelijk in Suriname zelf zijn ontstaan. Maar ik zei het al, taal is dynamisch en dus onderhevig aan het creëren of overnemen van nieuwe woorden, en soms ook het kwijtraken van oorspronkelijk gangbare woorden. Het Nederlands bijvoorbeeld gebruikt sommige woorden niet meer, die nog wel in het Suriname voorkomen. Woorden als wied (onkruid), halteren (stoppen), voeteren (lopen), bekken (wasteil), peer (gloeilamp), schel (bel) en schaften (lunchpauze) zijn geen gangbare woorden meer in het Nederlands dat in Nederland gesproken wordt, maar nog wel zeer gangbaar in het Surinaams-Nederlands. Ook het in Zuid-Afrika gesproken Afrikaans kent enkele bijzondere woorden die oorspronkelijk in het Nederlands voorkwamen, maar in Nederland of Vlaanderen niet meer gebezigd worden.
Taal verdwijnt echter niet plotseling. Het is een geleidelijk proces. In eerste instantie zie je dat langzaam leenwoorden uit andere (dominante of hooggewaardeerde) talen worden overgenomen en naast het bestaande woord worden gebruikt. Maar op een gegeven moment domineren de leenwoorden en worden ze langzaam mainstream. Dat gebeurt natuurlijk onder invloed van de dominantie van andere talen waarmee de taal in contact komt en de bereidheid van sprekers om in een integratieproces die dominantere talen over te nemen voor hun dagelijkse communicatie. Naast pragmatisme spelen vaak ook status en prestige hierbij een belangrijke rol. Woorden als kási in plaats van almári; leti in plaats van sah; fodo in plaats van lattá zijn op een natuurlijke wijze uit het Sranantongo in het Sarnámi binnengeslopen. Woorden als tás in plaats van jhori of thaili/thailá; klár in plaats van don of samápt; slepar in plaats van cappal zijn uit het Nederlands nu zeer gangbare woorden in het Sarnámi.
Het proces van taalverlies manifesteert zich indringend ook in zinsconstructies die weliswaar in de eigen taal uitgesproken worden, maar wel met zoveel leenwoorden dat er sprake is van ‘code-switching’. Enkele voorbeelden van Sarnámi-zinnen die zo geconstrueerd worden zijn de volgende zinnen.
Ham toke haldi bel karab.
(Ik zal je gauw bellen.)
Ham gaili winkel kare aur bajár se boodschap laili hai.
(Ik ben gaan winkelen en heb boodschappen gehaald op de markt.)
Ham feestwá par khub geniet karli.
(Ik heb heerlijk genoten op het feest.)
Enkele voorbeelden van zinsconstructies met Sranantongo invloeden in het Sarnámi kun je zien in de volgende zinsconstructies.
Ham firi karli ki ná moi hai.
(Ik voelde dat het niet goed is.)
Ham apan kám kabá karke sab cij seti karli hai.
(Ik heb mijn werk afgemaakt en heb daarna alles netjes geregeld.)
U bier pike bahut drungu hoi gail raha.
(Hij is behoorlijk dronken geworden van het bier.)
Ook worden zowel het Nederlands als het Sranantogo als dominante en hooggewaardeerde talen tegelijk in een zinsconstructie gebruikt:
Ham gaili feest firi kare.
(Ik ben gaan feesten.)
U bigin karil hai hamke bahut irriteer kare ke.
(Hij is begonnen mij erg te irriteren.)
Schoolpleinwá par larkawan doti bigke khub rollebolle karlen.
(Op het schoolplein hebben de kinderen gerollebold door met vuil op elkaar te gooien.)
Wat je ook ziet is dat door invloeden van het Sarnámi het gebruik van de overgenomen taal ook veranderd. Het gaat dan hier niet alleen om verschillen in accenten of intonaties, maar ook het vormen van zinnen die (vaak onbewust) uit de oorspronkelijke moedertaal letterlijk zijn vertaald. Ik geef twee voorbeelden van Nederlandse zinsconstructies die door Hindustanen worden uitgesproken.
Heb je medicijn gedronken?
(Heb je medicijn ingenomen?)
Ga je schoenen dragen.
(Ga je schoenen aantrekken.)
En dan nu het fenomeen van het verlies van oorspronkelijke woorden en begrippen. Om aan te geven hoe taalverlies optreedt, heb ik hieronder een vijftiental woorden opgesomd die verdwenen zijn uit het dagelijks gebruik van het Sarnámi. Woorden die nog enkele jaren geleden heel gangbaar waren maar nu vervangen zijn door leenwoorden uit andere talen. Ik zal enkele ‘verloren gegane woorden’ beschrijven en verklaren hoe het komt dat ze niet meer gebruikt worden.
Bardekhi betekent letterlijk ‘het zien van de bruidegom’.
Vroeger, voordat een huwelijk plaatsvond, werd voor de echte chenkái (verloving) de familie van de bruidegom eerst bezocht door de ouders van de bruid. Hierbij werd eerst de bruidegom als het ware ‘gekeurd’ door de ouders. Pas dan kon de chenkái plaatsvinden. Dit ritueel heette bardekhi: het zien van de bruidegom. Nu gebeurt dit niet meer en is het woord archaïsch geworden en wordt het niet meer gebruikt.
Bhantuliyá is afgeleid van het woord bhántá (aubergine) en betekent ‘kleine aubergine’.
Maar dit woord werd ook gebruikt om iemand negatief aan te duiden. Vooral als het ging om een kort iemand die men brutaal of mondig vond. In beide betekenissen wordt het nauwelijks meer benut. Kleine aubergine wordt nu aangeduid als chotá bhántá. Om iemand negatief te bejegenen zijn er tal van andere woorden beschikbaar.
Bharsattá betekent ‘contant’.
Dit woord is samengesteld uit de werkwoorden bhare (betalen) en sake (kunnen): ik kan betalen. Dit woord is ontstaan in de periode waarin vaak op de pof (op krediet) werd gekocht. Na economische vooruitgang kon men normaal hun rekeningen voldoen en raakte dit woord buiten gebruik.
Chatnár wordt gebruikt om te beschrijven dat iets ‘breed vertakt’ is, zoals bomen.
Nu wordt dit woord nauwelijks meer gebruikt. Om te beschrijven dat iets breed vertakt is wordt eerder het woorden pasaral gebruikt.
Ghariyál is een Sarnámi woord voor ‘gong’.
Dit woord was vroeger zeer gangbaar, zeker bij kerkdiensten thuis. Om onverklaarbare wijze is het woord langzaam maar zeker veranderd in het woord ghanti dat het oorspronkelijke woord volledig heeft vervangen.
Gharohi is een soort ‘woonterp op laagland’.
Vooral in de districten had je plekken op het land die laaggelegen waren en vaak overstroomden. Sommige plekken werden toen opgehoogd om er een huis of schuur op te bouwen. Deze ophogingen werden gharohi genoemd, afgeleid van het woord ghar. Met andere woorden, een huis gebouwd op laagland. Omdat dit fenomeen nauwelijks meer in Suriname voorkomt is het woord uit schwung geraakt.
Habsi is een Arabisch woord (hebsi) voor Afrikaan.
In het Sarnámi heeft het woord een negatieve connotatie gekregen om Creolen op een racistische wijze te bejegenen. Je zou nu het woord kunnen vertalen als ‘neger’. Dit woord is geen synoniem van het woord kaphari, dat ‘Creool’ betekent. Kaphari is afgeleid van het Arabisch woord káfar (káfir) en betekent dus ‘ongelovige’. In het Sranantongo wordt het woord uitgesproken als káfri en heeft een negatieve connotatie, terwijl het woord kaphari een neutrale aanduiding is van het woord ‘Creool’. Echter, wordt dit woord als káphar uitgesproken, dan is dat inderdaad zeer discriminerend.
Jábá kan worden vertaald als ‘muilkorf’.
Het was een soort korf die gebonden werd op de snuit van een os of stier. Soms werd de korf ook gebruikt om de poep van de os en de stier op te vangen. Het woord is uit schwung geraakt omdat landbouw steeds minder een rol speelt in het dagelijks leven van Hindustanen. Hierdoor zijn veel meer ‘landbouwtermen’ buiten gebruik geraakt.
Janwás kun je vertalen als ‘gastenverblijf’.
Met dit schitterend woord wordt de plek van de gasten van de bruidegom (baratiyá’s) aangeduid op het erf (onder de feesttent) waar een huwelijk plaatsvindt. Deze plaats kregen ze in de feesttent door de vader van de bruid aangewezen nadat de huwelijksstoet (barát) was aangekomen en na de ontvangstceremonie. Letterlijk betekent het woord ‘vrienden van de bruidegom’. Tegenwoordig krijgen de baratiyá’s geen plek in de tent toegewezen. Ze kunnen zitten waar ze willen en hiermee verdwijnt langzaam dit woord ook uit het Sarnámi.
Jharokhá werd gebruikt om een luik (klein raampje) te identificeren.
Vroeger had je met planken betimmerde huizen die veel luiken hadden die functioneerden als ramen. Inmiddels zijn deze huizen vervangen door grotere huizen met de zogenaamde shutters. Hierdoor is het woord in verval geraakt. Indien men tegenwoordig een luik wil benoemen, dan wordt het Sranantongo leenwoord loiki gebruikt.
Phrákit betekent ‘poep’.
Tegenwoordig wordt voor ’poep’ de zeer gangbare woorden ‘guh’ of lenr (drol) gebruikt. Phrákit wordt nog altijd gebruik, vooral door ouderen, maar sterft langzaam uit.
Sánr is een bijzonder woord voor ‘stier’.
Het woord bul wordt vaker gebruikt en is een leenwoord uit het Engels, soms ook uitgedrukt als bail. Het oorspronkelijk woord is helemaal in vergetelheid geraakt.
Sauri is een schitterend woord om ‘kraamkamer’ aan te duiden.
Dit woord werd ook gebruikt voor de de zesde dag na de bevalling. Vroeger stond dit woord symbool voor een festiviteit op de zesde dag na de bevalling, ter ere van moeder en kind. Nu wordt deze ceremonie niet meer uitgevoerd. Hierdoor is het woord ‘uit de mode’ geraakt en wordt nu de zesde dag van de geboorte van een kind aangeduid als chatthi.
Tambu betekent ‘tent’.
Het gaat hier om een bijzonder woord dat afkomstig is uit de brontalen van de contractarbeiders. In het Sarnámi zijn de woorden tenti en marai gangbaar voor het woord ‘tent’. Tenti is de Sranantongo invloed en marai komt van het Hindi.
Thitholi betekent ‘grap’.
Dit woord is oorspronkelijk afkomstig van het Bhojpuri. Het werd ook in het Hindustáni gebruikt. Lange tijd is dit woord op grote schaal gebruikt in Suriname. Maar langzaam werd dit woord van zijn ‘gangbare positie’ verstoten door twee andere woorden: khelwár en maják. Beide woorden komen uit het Hindi. In Nederland wordt het woord ‘grap’ vaker gebruikt, soms verwisseld met het Engelse woord joke dat ook in Suriname gangbaar is.

Tijdens presentatie van het boek Sarnámi Sanskirti. Foto: Waldo Image
Zoals aan het begin van dit artikel vermeld komen woorden in een taal voor door taalerfenis, eigen creatie, maar ook door ‘ontmoeting’ van een taal met andere talen. Woorden verdwijnen uit een taal omdat andere woorden die een gelijke betekenis hebben in gebruik populairder worden. Deze zogenaamde leenwoorden domineren dan op een bepaald moment het taalgebruik. Ondanks het feit dat dit een natuurlijk proces is, is het verstandig om de oude oorspronkelijke woorden op te tekenen en te preserveren in een etymologisch woordenboek. Immers, deze woorden vertellen op een pregnante wijze hoe een samenleving er vroeger uitzag, hoe mensen met elkaar omgingen en welke betekenis men hechte aan sociale of intermenselijke relaties. Helaas zijn we in de taalontwikkeling met betrekking tot het Sarnámi nog niet zover om middels etymologisch onderzoek dat nader vast te stellen. Nu is het vooral zaak om het Sarnámi van uitsterven te behoeden. Dit is een belangrijke opgave aan alle potentiele Sarnámi sprekers. Want, het zijn juist de oorspronkelijke Sarnámi sprekers die door afstand te nemen van de eigen moedertaal die taal om zeep helpen. Milder kan ik het helaas niet uitdrukken. De klok tikt!
Sarnámi leren? Waar kun je terecht? – Prem Dihal
Naar aanleiding van een vraag uit de regio Eindhoven ben ik op zoek gegaan naar een goede cursus Sarnámi.
Het blijkt dat zulke vragen leven bij personen die op een of andere manier een band hebben met Hindostanen van Surinaamse origine. Bijvoorbeeld, een (klein)kind van Hindostaanse (groot)ouders dat in Nederland is geboren en de taal wel gewend is uit de omgeving maar deze niet spreekt. Of niet-Hindostaanse partners van Hindostanen die deze taal willen leren, want ze willen ook een keer verstaan waar de anderen het over hebben. Wat dacht u van Hindostaanse nazaten uit Nederland die een tijdje naar Suriname gaan? Ook in Suriname zelf zou het handig kunnen zijn; personen/instellingen die veel met Hindostanen werken of voor de Hindostanen zelf bij wie Sarnámi steeds meer op de achtergrond is komen te staan.
Of men inderdaad de taal gaat leren, is een andere kwestie. Daar ga ik niet over, maar de mogelijkheid om te leren is er, want er zijn minstens twee goede aanbieders van cursussen.
Al googelend en na een aantal gesprekken met aanbieders, kwam ik tot een overzichtje van materialen en cursussen dat ik graag wil delen. De cursussen verschillen soms behoorlijk in aanpak. De opzet en de gebruikte leermaterialen (boeken, audio/film etc.) kun je terugvinden op hun website. De genoemde websites zijn doorgelinkt.
Vooralsnog lijken Sarnamibhasa.nl en Sarnamihuis.nl de aanraders te zijn. Lees hieronder wat ik tegenkwam. Heeft iemand anders andere ideeën en/of aanvullingen?
BOEKEN
Leerboeken Sarnámi
Welke leerboeken zijn er beschikbaar? Na een korte zoektocht vond ik de volgende:
- Er is een leerboek Sarnámi, in 1987 geschreven door Theo Damsteegt en Jit Narain. Dit schijnt nog altijd het beste leerboek te zijn dat er is. Eenvoudig en op een praktische wijze kan men de taal leren. Het boek kost rond 15 euro maar is momenteel niet verkrijgbaar behalve via de auteur in Suriname (Jit Narain).
Ká Hál
Jit Narain en Theo Damsteegt, leerboek Sarnámi Surinaams Hindostaans, 154 pagina’s, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, Den Haag, 1987
- Twee jaar geleden is er een taalgids gemaakt door Rabin Baldewsingh in pocketvorm. Dit boekje is ook geschikt om op praktische wijze het Sarnámi te leren, alhoewel het leerboek van Theo Damsteegt en Jit Narain voor cursussen zeer aan te bevelen is. Deze taalgids kost 5 euro. Om deze taalgids te bestellen kan men zich het beste wenden tot Sarnamibhasa.nl
Sarnámi woordenboeken
Het was mij lang niet duidelijk welk woordenboek aan te raden was. Er is een aantal op de markt/in omloop. Kijk ook op Bibliotheek.nl en Bol.com voor andere boeken.
- Door Sampreshan (de uitgeverij van Hindorama) is een eenvoudig woordenboek van Santokhi en Nienhuis uitgegeven. Dit schijnt tot nu toe het beste woordenboek te zijn dat gebruikt kan worden. Het is eigenlijk een uitgebreide woordenlijst, maar eenvoudig te hanteren en wel in de juiste spelling, inclusief een bijlage met vervoegingen van werkwoorden! Dus zeer aan te bevelen. Het is te bestellen bij Hindorama.com
Sarnámi woordenboek
Eline Santokhi en Lydius Nienhuis, een tweetalig woordenboek van het Surinaams Hindostaans, 225 pagina’s, Communicatiebureau Sampreshan, Den Haag, 2004
- Rabin Baldewsingh heeft zelf een idioomboek uitgebracht in 2 delen. Het is een woordenboek waarin de woorden thematisch gerangschikt zijn. Bijvoorbeeld op de thema’s huis, politie, recreatie, samenleving, het weer, de aarde, etc. In gebruik kan dit ook handig zijn. Het is in twee delen en heet Sarnámi Woordenschat. Deel 1 (452 pagina’s) kost 20 euro en deel 2 (561 pagina’s) kost 25 euro. Om het te bestellen kan men zich het beste wenden tot Sarnamibhasa.nl
WEBSITES
Anda Suriname
Is een woordenlijst, digitaal benaderbaar, maar geen cursus.
Bibliotheek.nl
Hier staan de bovengenoemde boeken, en nog een paar andere, genoemd/beschreven. Ze bieden geen cursus aan.
Hindorama.com
En eventueel verder op de site zoeken. Zo kom je dan ook de twee eerdergenoemde Sarnámi woordenboeken tegen. Zij verzorgen zelf geen cursus.
ohm-ookhindoestaansmeepraten.nl
OHM staat voor Ook Hindoestaans Meepraten? Het is niet duidelijk of het nog actief is.
Er worden drie cursuspakketten aangeboden waar kosten aan verbonden zijn.
OHM Suriname
Waarschijnlijk is er een begin gemaakt om het Sarnámi zelf onder de aandacht te brengen. Het is geen cursus. Er is alleen een spellingsgids op de site geplaatst.
Reena.nl
Sarnami Bol valt hieronder en is via Facebook en Instagram te volgen.
Aardig om te volgen, voor andere onderwerpen, maar gebruiken ze de juiste spelling?
Sarnámibhasa.nl (Baldewsingh’s website)
Indien men op een makkelijke manier online de cursussen wil volgen dan kan dat op deze website. Het is gratis en bovendien vind je hier ook andere informatie en verhalen over en in het Sarnámi.
Sarnamihuis.nl
Op deze site kun je ook een degelijke cursus afnemen. Het is een cursus van 12 lessen (€10/st)
Door deze informatiebrochure krijg je een prima inzicht. Het is een goed opgezette cursus.
Stichting Lalla Rookh
Het is een verwijzing naar Sarnamibhasa.nl
Suriname-languages.sil.org
Handig om digitaal woorden op te zoeken maar het is geen taalcursus.
SAMENVATTEND
Het is misschien wel verwarrend dat de sites verschillen in informatie en aanpak. Vooralsnog lijkt het, als je Sarnámi wil leren, het beste om dat te doen bij Sarnamibhasa.nl (gratis) of bij Sarnamihuis.nl. Ben je vlot met social media, kijk dan op Facebook en Instagram naar Sarnami Bol. Ik geef hierbij aan dat mijn zoektocht wel beperkt van aard was.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, NIEUWS, Sarnámi, Taal & Literatuur
Heeft het Sarnámi nog een toekomst? (2) Cross-linguïstische invloeden in het Sarnámi – Rabin Baldewsingh
Dat cultuur iets dynamisch is weten we onderhand wel. Hij is onderhevig aan allerlei invloeden, zeker wanneer die zich manifesteren in een diverse omgeving. Als die in tijd niet verandert dan is die cultuur dood. Cultuur bestaat uit tradities, maar ook de taal vormt een inherent onderdeel ervan. Sterker nog, taal is cultuur en bepaalt in belangrijke mate mede de culturele identiteit van een bevolkingsgroep.
Surinaamse Hindustanen hebben altijd in een diverse omgeving geleefd. Of het nu in Suriname is of in Nederland, ze hebben zich altijd weten te omringen door mensen met een diverse culturele achtergrond. Deze contacten hebben ervoor gezorgd dat over en weer een uitwisseling is van ideeën, culturele eigenheden, culinaire gewoonten en taalkundige uitdrukkingsvormen. Kenmerkend in die taalkundige uitdrukkingsvormen is de meertaligheid van Hindustanen. En die meertaligheid heeft nu ervoor gezorgd dat de eigen moedertaal, het Sarnámi, afhankelijk is geworden van andere talen in de directe omgeving, vooral van het Nederland en het Sranantongo. En hoe dominanter de ene taal ten opzichte van het Sarnámi, hoe groter de afhankelijkheid in manifestatie en ontwikkeling in dat multi-linguaal context. Dit verklaart waarom na ruim honderd jaar ontwikkeling het Sarnámi nu in rap tempo terrein verliest ten opzichte van de omringende dominantere talen. Je ziet dat in Suriname vooral het Sranantongo (en bij de jongste generatie misschien ook wel het Nederlands) een dominantere vorm heeft aangenomen bij Sarnámi sprekers, terwijl in Nederland overwegend het Nederlands zeer dominant is bij Sarnámi sprekers.
Meertaligheid brengt met zich mee dat talen niet in een geïsoleerde vorm opgeslagen zijn in de hersenen van een spreker (het zogenaamde cognitieve veld). In de hersenen van de mens vinden er bewust en onbewust ontmoetingen (en soms zelfs samensmeltingen) van woorden plaatsen. In de taalkunde wordt dit fenomeen aangeduid als “cross-linguïstische invloeden”. Deze cross-linguïstische invloeden worden ook wel gezien als invloeden van de kennis (taalverwerving) van een persoon voor een bepaalde taal op de invloeden van diezelfde persoon op een andere taal. Dit betekent dat de invloeden heel nadrukkelijk plaatsvinden in de gedachten van de spreker. Cross-linguïstische invloeden kunnen leiden tot veranderingen in taalgebruik. Dat kan zich onmiddellijk voordoen of gedurende een bepaalde periode. Een belangrijk verschijnsel hierbij is dat bijvoorbeeld bij vertalingen van woorden heel makkelijk geleend wordt uit een andere taal, zoals uit het Nederlands: telefisi (televisie) in plaats van durdarsan; forsál (woonkamer) in plaats van baithak kamará; bánkstel (bankstel) in plaats van baithaká. Of uit het Engels: computer, dashboard, bus. En ook uit het Sranantongo: kurkuru (korf), fáyá (vuur, hevig) in plaats van ág; morsu (vuil, vuiligheid) in plaats van mailá.
Veranderingen die gedurende een langere tijd plaatsvinden, gaan gepaard met een vorm van een samensmelting waarbij kenmerken van beide talen in die woorden terecht kunnen komen. Voorbeeld hiervan zijn de volgende woorden: lambá bruku (lange broek), kariyá kot (smoking), mocaipan (hoererij), kolpátu (koolpot), sitalgrás (citroengras). Ook kunnen er woorden worden overgenomen en in een eigen jasje worden gegoten, waardoor er een nieuw woord wordt gecreëerd. Dit fenomeen staat bekend als leenwoorden: kopcháp (cookshop), biskut (beschuit), baisikli (bicycle), wasummá(wasplank), klèp (wasknijper) en bokit (bucket).
Veranderingen in taalverwerving en taalgebruik kunnen heel onbewust plaatsvinden. De dominante taal beïnvloedt de heritage-language, in dit geval Sarnámi. Dit betekent dat heritage-sprekers vaak switchen van de heritage-language naar de dominante taal. Hierdoor raakt de eigen taal in verdrukking. Het is immers makkelijker geworden om woorden uit de dominante taal over te nemen en die in een zinsconstructie te plaatsen. Dit gebeurt reeds op jonge leeftijd. Je hoeft daarvoor de grammatica niet helemaal te beheersen. Het proces gaat vanzelf en blijf aan de spreker ‘kleven’, zeker wanneer die niet gecorrigeerd wordt. Dus, als ouders hun kinderen niet bewust de eigen taal leren en hen hun gang laten gaan met het adapteren van woorden uit de dominante taal in plaats van gebruik van bestaande woorden, dan krijg je in plaats van taalverrijking taalverlies. En dit proces zal moeilijk te stoppen zijn, zeker wanneer er geen ondersteuning (vangnet) is vanuit bijvoorbeeld het regulier onderwijs.
Cross-linguïstische invloeden is inmiddels een waar fenomeen in het Sarnámi. Je ziet nu dat veel Sarnámi sprekers niet meer in staat zijn de eigen taal compleet te verwerven. En dat is erg jammer, want talrijke woorden verdwijnen in rap tempo en worden vervangen door woorden uit de dominante talen. Enkele bijzondere voorbeelden zijn woorden als titholi (grap), jábá (muilkorf), batakkar (redenaar, praatgrage), sitpitáe (teleurgesteld raken), etc. Dus, wat je nu ziet is dat het Sarnámi situationeel gewoon wel gesproken wordt, maar onder stevige invloeden van de dominante taal. Dit is heel erg manifest bij de jongste generatie die de traditionele taal langzaam loslaat (en soms zelfs helemaal heeft losgelaten) en overgaat tot het bezigen van de dominante taal. Geleidelijk aan zal dit proces leiden tot het verdwijnen van de taal, in eerste instantie in de dagelijkse omgang en over een langere periode tot uiteindelijk het uitsterven van de taal. Kijk maar naar bekende voorbeelden als Guyana, Trinidad en Mauritius. En nog dichterbij, het proces dat het Surinaams Javaans op dit moment ondergaat, zowel in Suriname als in Nederland. In Nederland hoor je het nauwelijks om je heen klinken, behalve onder ouderen van de eerste generatie.
Is het dan nu te laat om onze kleine taal weerbaar te maken tegen de enorme druk van buiten. Het wordt heel erg lastig, maar te laat is het zeker niet. Er zijn genoeg mensen die de taal nog goed spreken. In hen moeten we juist inspiratie vinden om het Sarnámi verder te blijven ontwikkelen. Maar alleen gaan we dit op onze eigen houtje niet kunnen doen. We hebben daarvoor institutionele steun nodig; steun van de politiek en van het onderwijs. Misschien zal het verschil niet meer gemaakt kunnen worden in Nederland, maar Suriname heeft alles in zich om de reddende boei toe te werpen naar het Sarnámi. Waar wachten we op? Let’s get started!
Succesvolle boekpresentatie Verhalenbundel in het Sarnámi
apan-apan dhaplá apan-apan awáj
verhalenbundel in het Sarnámi
Op zondag 12 juli vond de presentatie plaats van de eerste verhalenbundel in het Sarnámi waaraan 13 verschillende auteurs hebben meegewerkt. Het is voor het eerst dat er een boek in het Sarnámi is verschenen waaraan 13 schrijvers hun bijdrage hebben geleverd. De boekpresentatie werd georganiseerd tijdens een literair café in samenwerking met Stichting Eekta. Vanwege de Coronamaatregelen kon een beperk aantal mensen de presentatie bijwonen. Ongeveer 50 mensen waren aanwezig en hebben genoten van een middag met zang, muziek, een inleiding over de stand van zaken over het Sarnámi en de officiële lancering van het boek. Daarna was er een informeel samenzijn met een drankje en heerlijke bará’s.
Voorzitter Mahender Autar van Stichting Eekta was erg enthousiast over de presentatie: “Het was werkelijk een mooie middag. Na een lange periode van een soort van lockdown hebben we deze activiteit kunnen organiseren. Uiteraard met in achtneming van alle veiligheidsregels die er gelden. De sfeer was uitstekend en de inhoud van het programma heeft veel mensen enthousiast gemaakt. Dit snakt naar meer!”

Rabin Baldewsingh (rechts) overhandigt het verhalenbundel aan de aanwezige auteurs
Door uitgever Rabin Baldewsingh werd de eerste exemplaren uitgereikt aan enkele aanwezige schrijvers. Hij sprak alle aanwezige auteurs persoonlijk toe en bood hen een exemplaar van het boek aan. “Ik ben erg trots op jullie en jullie bijdrage. Jullie hebben onbaatzuchtig een belangrijke bijdrage geleverd om onze moedertaal verder te emanciperen”, aldus Baldewsingh die ook een bijdrage heeft geleverd in het boek met zijn verhaal “Dhokhá”.
Na ontvangst van het boek vertelden de aanwezige schrijvers wat het Sarnámi voor hen persoonlijk betekent, hoe ze in aanraking zijn gekomen met de taal en waarover ze hun verhaal hebben geschreven. Vervolgens hebben ze een passage uit hun verhaal voorgelezen voor het publiek dat laaiend enthousiast reageerde.
Het gaat hier dus om een uniek boek met mooie verhalen. Vaak zijn het herinneringen aan het leven van vroeger, de eigen belevenissen, het verhaal van de Hindustaanse immigratie en verhalen die het eenvoudige leven beschrijven.
apan-apan dhaplá apan-apan awáj
ISBN 987-90-71995-22-5
196 pagina’s
Uitgeverij Surinen, Den Haag
Prijs in Nederland: € 17,50 (excl. verzendkosten)
In Nederland is het boek verkrijgbaar via elk erkende boekhandel of kan worden besteld via het e-mailadres: uitgeverijsurinen@gmail.com
In Suriname bij boekhandel VACO aan de Domineestraat of bij Stichting OHM
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, NIEUWS, Sarnámi
De toekomst van het Sarnámi (1) Het Sarnámi als ‘heritage language’ – Rabin Baldewsingh
De verdere ontwikkeling van het Sarnámi anno 2020 in zowel Suriname als in Nederland is best wel een grote uitdaging aan het worden. Vooral in Nederland is de taal een zogenaamde heritage language geworden. Een heritage language is een taal die enkel thuis of in de eigen kring gesproken wordt, terwijl die niet omschreven kan worden als de dominante taal in een samenleving. Met andere woorden, het gaat hier om een taal waarin de sprekers wel zijn opgegroeid, maar die voor hen niet de dominante taal is. Zij zijn hierdoor in feite bi-linguaal (tweetalig). In het geval van het Sarnámi in Nederland zou je kunnen zeggen: Nederlandse Hindustanen die overwegend het Nederlands spreken en ook een beetje het Sarnámi als geërfde taal. Deze ontwikkeling is in toenemende mate ook waar te nemen in Suriname, waar men in de officiële en in onderlinge communicatie eveneens meer en meer het Nederlands gebruikt (naast het Sranantongo als de lingua franca) in plaats van het Sarnámi. Over het algemeen zijn Surinaamse Hindustanen in Nederland (nog) tweetalig, terwijl ze in Suriname tri-linguaal (drietalig) zijn, omdat ze naast de beheersing van het Sarnámi ook het Sranantongo en het Nederlands machtig zijn.
De tweetaligheid of drietaligheid van Surinaamse Hindustanen is niet eenduidig te noemen. Sommigen spreken de geërfde taal beter dan anderen. Dit zorgt ervoor dat de positie van het Sarnámi best wel dynamisch is, waardoor het erg lastig is om echt vat te hebben op de toekomstige ontwikkeling van deze taal. Langzaam maar zeker zie je in sommige Hindustaanse gezinnen dat hun moedertaal niet meer het Sarnámi is, maar het Nederlands. Immers, de ouders spreken de taal niet (op enkele cultureel bepaalde woorden na, zoals benamingen van familieleden en van culturele en religieuze plechtigheden) en dragen die dus niet over aan hun kinderen. Veel Hindustanen zijn inmiddels heritage speakers geworden, nu de tweede en de derde of vierde generatie sprekers van het Sarnámi steeds minder wordt. Dit is het meest manifest in Nederland.
Langzamerhand gaat het Sarnámi nu meer dan ooit gebukt gaat onder de dominantie van het Nederlands (en in Suriname ook van het Sranantongo). Het gevolg hiervan is dat zowel het Nederlands als het Sranantongo steeds belangrijker gaat worden als brontalen voor het Sarnámi, misschien meer dan de oorspronkelijke brontalen Bhojpuri, Awadhi en het Hindi/Urdu. Het is nu van groot belang om in te zetten op verbetering van de situatie van het Sarnámi, willen wij deze taal een kans geven om te overleven. Deze taal is sinds het ontstaan op Surinaamse bodem in en na de periode van de contractarbeid steeds in verdrukking geraakt, eerst ten opzichte van het Hindi, later ten opzichte van het Nederlands en het Sranantongo. Maar de ‘ontmoeting’ met deze talen heeft echter ook mooie taalontwikkeling gebracht. Zo zijn nogal wat zinsconstructies als het ware vernederlandst en is het vocabulaire van het Sarnámi verrijkt met zowel Sranantongo als Nederlandse (en in mindere mate Engelse) woorden.
Het is tijd voor een georganiseerde interventie te plegen, zodat het Sarnámi niet verdwijnt, zoals dat bijvoorbeeld het geval is geweest voor Bhojpuri-varianten in Trinidad, Guyana, Fiji, Zuid-Afrika en Mauritius. Binnen de landsgrenzen van Suriname is het Surinaams-Javaans illustratief voor deze ontwikkeling. Deze taal verliest met rasse schreden terrein ten opzichte van het Nederlands en het Sranantongo. Ook de positie van het Sranantongo lijkt niet zo sterk als in het het verleden, zeker niet in Nederland. Van belang is nu om de Surinaamse talen op een goed georganiseerde en gestroomlijnde manier op te krikken. Daarvoor moet de taalkwestie weer op de agenda geplaatst worden, in Suriname zelfs op de politieke agenda!
Voor de ‘overleving’ van het Sarnámi is het van groot belang dat bijvoorbeeld scholen de mogelijkheid krijgen om mee te helpen. In Suriname zou het Sarnámi op middelbare scholen een keuzevak kunnen zijn. Ook op de universiteit zou de mogelijkheid gecreëerd moeten worden om deze taal te doceren. In Nederland zou het Sarnámi een vast onderdeel moeten zijn van het lesaanbod op hindoe- en islamitische scholen. Daarnaast zou het een studierichting (bijvak) kunnen zijn bij academische taalopleidingen op diverse universiteiten, waar veel aandacht en expertise is voor Indologie of Zuidoost-Aziatische talen en letterkunde.
Het zou prachtig zijn indien Suriname de mogelijkheid zou bieden om op de Anton de Kom Universiteit van Suriname (AdeKUS) een leerstoel “Sarnámi Taal, Letterkunde en Erfgoed” te realiseren. Deze zou dan de mogelijkheid bieden om niet alleen de taal te doceren, maar ook om onderzoek te doen naar taalvariaties van het Sarnámi in de diverse districten, en ook in steden in Nederland met een grote concentratie Hindustanen. Deze studie is van eminent belang voor de beschrijving van de geschiedenis en sociaal-culturele en maatschappelijke ontwikkelingen van de Surinaamse Hindustanen. Het Sarnámi Instituut Nederland (SiN) is voornemens het initiatief te nemen om een voorstel ter zake in te dienen. Hopelijk zal Suriname hiervoor openstaan en kan er in goed overleg met de initiatiefnemer, de beleidmakers op de Universiteit van Suriname én ambtenaren op het Ministerie van Onderwijs, Wetenschappen en Cultuur een leerstoel worden gerealiseerd. Immers, er is inmiddels veel materiaal ontwikkeld en beschikbaar, zoals grammaticaboeken, leerboeken, woordenboeken en is er zelfs redelijk veel literaire proza- en poëzieteksten voor handen. Ook zijn er gratis toolkits en lesmaterialen beschikbaar. Bovendien zal de komende periode sterk worden ingezet op het ontwikkelen van meer materialen (op schrift én digitaal), zoals leerboekjes, eenvoudige grammatica- en leesboeken en miniwoordenboeken. Ook zal voor jonge kinderen boekjes worden vervaardigd om op een eenvoudige en speelse manier Sarnámi woorden te leren. De komende tijd zal ook benut worden om de taal verder te standaardiseren en ook een heldere Schrijfwijzer te ontwikkelen. Materiaal zat dus, om een poging te doen voor heritage speakers om zich nog beter te bekwamen in hun geërfde taal en voor niet-heritage speakers om een mooie nieuwe taal te leren. Zo kan het Sarnámi op een natuurlijke wijze gedijen als heritage language in een door een andere taal (of talen) gedomineerde omgeving. Met regels en publicaties alleen lukt het niet. Maar als we erin slagen om een breed gedragen beweging op gang te brengen, dan komen we een heel eind en kunnen we een belangrijk Surinaams erfgoed preserveren.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
Gedichten in het Sarnámi – R. Baldewsingh
Bekijk een video met een gedicht (kawitá) van Rabin Baldewsingh: Pyár nasá men náce hai
Bekijk een video met een gedicht (kawitá) van Rabin Baldewsingh: Dil men pyár sulge hai, sáthi
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
Akelápan uit bundel “Der hoi gail” ~ R. Baldewsingh
Ham jab aili birdhálaywá men, tab baithaká ekdam bharal rahá. Ek se ek burh-puraniyan apan-apan kamará chorke nicce áil rahin eksab se bhent-mulákát kare khát aur sáthe bhi khái khát. Baithaká men bahut hallá rahá. Sab koi apane men jor se bát-cit karat rahin aur ek sangit samáj jor se bájá bajáwat rahá. Sab koi ek sanskirtik tiwhár ke uplac par manoranjan men dubal rahen. Jab ham bhittar aili, tab sab jor se thapori pitlen hamár khát.
‘Dekh meester ái gail, dekh meester ái gail’, ek burhuwá jor se bolil. Ab sab aur jor se thapori pite laglen. Ham thorá se sarmindhá hoi gaili. Hamme baithe se pahile ek burhiyá áge áil aur microfoon pakarke kará awáj se bolil: ‘Gáná…gáná.’
‘Are ego chor de ná’, okar ek saheli hamár kán men bolil. ‘Ápke sohar bahut moi lage hai. Áp hamesá hamlog ke soce hai aur hamlog ke lage áwe hai. Áp ke dil men hamlog hai aur áp bhi hamlogke dil men báte’.
I bát sunke ham sabhan ke cirauri ab jarur inkár ná kar paili. Ham apan jagahán par se uthke biná bahut kuch bole hausilá men bhág le leli aur ek purána sohar, jaun hamme yád rahá, sabhan khát gái deli. Gaite men ham parakhli atná cilgohár, ki janán ki ab sab koi hausilá men dub gailen.
Git gáte hamár ánkhi paral ek burhiyá par, je ekdam piche, thorá ánre men, apan rolstoel menbaithal rahá aur hausilá ke tyágke dhyán men dubal rahá aur báhar tákat rahá. Bahire ghám khub acchá se nikaral rahá aur ghamiyá jaun moi se okar cehará par giral rahá. Ham dekhi ki okar cehará par bahut musibat ke cinhá. U lácár men bahut becain dekháe.
Jab ham gáná gáike aur kuch bhasan deike apan ples par mangli jáike baithe, tab auratiyá phir hamár dhyán men áil. Ham bardás ná kar paili oke huwán atná akelápan men baithale dekhte. Ham hadas ke okar lage jáike baith gaili.
‘Kaise báto, mái?’ ham ose bolli.
Burhiwá bin caunke hamme tákil aur muskiyáil. Hamme janán ki u hamme pehacánil aur ohi ke máre thorá se muskiyá deil hamár khát.
‘Ká batái betá. Aisahin to jindagi katat hai, ná. Ká batái. Kuch ná acchá lage hai’.
‘Ká bhail, mái? Are atná hausilá hiyán aur tohe ná acchá lage hai?’ ham oke jabáb deli.
U hamme tákke phir muskiyái lagal.
‘Hausilá to hai bahut, baki bahut soc hai, betá. Hamme bahut soc hai.’
‘I káhen, mái. Atná to sab cij hai hiyán, katná jantá hai, gán-baján hai. Káhen ná bhi bhág le lo hai eman. Moi hai ápke dimág khartin.’
Ham burhiwá ke háth ab pakar leli aur hathwá ab dhire-dhire sugharáwe lagli.
‘Hausilá to hai. Ná ki ná hai, hiyán sab cij hai betá, kháik-páni, sab moi se dekh-bhál kare hai. Baki jiw kaccái gail. Ab dhire-dhire ham thak gaili hai. Tandrusti bhi ná thik hai aur bahut soc hai hamme hamár larkan ke. Sab ná áwe hai to. Hamme chau larkan hai, baki moksar ná hai sab se thik se bát kare ke.’
‘I kaise, mái? Sabhan áwe hai to hiyán par?’
‘Koi-koi áwe hai, kuch kháik lá de hai. Baki kháik pahuncáike phir jaldi se cal já hai. Ná mile sab se baithke thorá bát-cit kare ke. Ná acchá lage hai to. Jiw ekdam kaccái gail, betá. Ham ab bahut thak gaili, ná jáni kab chutkárá mil jái, betá.’
Ham ab dekhi ki burhiwá ab ekdam udás hoi gail. Ab u bhi dhire-dhire rowandhá howe lagal. Ham parakhli ki u sacmuc ekdam se akel hai. Hamme bahut hánt lagal. Baki ham janli ki ham kuch ná kar pábe.
‘Áw mái, áw tani kuch khái lewal jái sáthe aur thorá hausilá manáwal jái.’
Auratiyá hamme tákke hamár gál sugharáwe lagal.
‘Thik hai, betá, thik hai. Tu já apan kám kar. Dekh katná milá toke agore hai. Thik hai aise, jindagi dhire-dhire kat jái. Kat jái, betá, kat jái.’
Ham burhiwá ke chorke phir apan ples par jáike baith gaili. Ab dhire-dhire dher admi gáná-bajáná ke sáj par náce lagal rahá. Ek milá hamár khát kuch piye ke láil. Ham ek ghut leike phir takli burhiwá kait. Ham dekhi ki okar ples ab edam kháli rahá. Ham kosis karli apan ankhi se sab alang táke ke, ki u kahán hai. Baki u kahun ná dekháe. Janán ki becári i bhir men ekdam se alop hoi gail.
Uit: Der hoi gail, 2016. ISBN 9789071995040
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
Het Sarnámi is een bedreigde taal geworden! – R. Baldewsingh
Zo langzaamaan kom ik tot de conclusie dat het Sarnámi, de moedertaal van veel Hindustanen in Suriname en Nederland, een bedreigde taal is geworden. Natuurlijk is het proces van onderdrukking van de taal al enige tijd gaande, maar nu, bijna 150 jaar na het ontstaan van de taal op Surinaamse bodem, kan ik niets anders concluderen dan dat de taal niet alleen in een onderdrukte positie verkeert ten opzichte van het Nederlands en het Sranantongo, maar dat de taal aanzienlijk minder prestige heeft dan het Hindi. Onze, ja ónze moedertaal Sarnámi is een laag gewaardeerde taal geworden en het ziet er niet naar uit dat dit in de toekomst zal veranderen. Ik kom tot deze conclusie, vanwege het feit dat ik de laatste jaren niet veel ontwikkeling zie als het gaat om het actief willen spreken van deze mooie taal. Ook al zijn er voldoende grammaticaboeken, lesmaterialen, woordenlijsten, proza en poëzie beschikbaar, toch hoor je veel Hindustanen eerder lyrisch doen over het Hindi dan over de eigen moedertaal. Vreemd! Observatie in Suriname en Nederland leert mij dat Hindustanen helaas niet bereid zijn om actief het Sarnámi te bezigen; ze zijn niet bereid om te vechten voor de verdere ontwikkeling en actieve promotie van hun eigen taal. Dit op zich is een zeer treurige constatering.
Ik denk dat het een gezamenlijke opgave is van alle Hindustanen, zowel in Suriname als in Nederland, om tenminste een poging te doen om het Sarnámi te behoeden van uitsterven. Vorig jaar, 2019, was het Internationaal Jaar van de Inheemse Talen, uitgeroepen door de Verenigde Naties. De bedoeling was om aandacht te vragen voor alle talen in de wereld en sommige te behoeden van verdwijning. In februari van dat jaar heb ik de ambassade van Bangladesh geholpen om een taalmonument (Shahid Minar) neer te zetten in het Zuiderpark in Den Haag. Het monument staat er op een schitterende locatie, niet ver van de grote speelweide, in de buurt van het zwembad en het openluchttheater. Ondanks de publiciteit was er bij de onthulling behalve mijn persoon geen Surinaamse Hindustaan te bekennen. Tot op de dag van vandaag hoor ik niemand erover spreken. Ik vind dit werkelijk intriest. Vooral ook omdat het afgelopen jaar weer enkele bijzondere talen in de wereld zijn verdwenen, omdat de laatste sprekers zijn overleden. Naar schatting kent de wereld op dit moment zo’n 7000 talen. Volgens taalwetenschappers zullen over een eeuw ongeveer een derde ervan overblijven. Een van de talen die het misschien niet gaat overleven is ons Sarnámi. Technisch gezien zijn er ongeveer 350.000 sprekers van het Sarnámi. De meeste sprekers zijn passieve sprekers, die zich voor communicatiedoeleinden in eerste instantie vooral wenden tot het Nederlands en het Sranantongo. Bij culturele en religieuze gebeurtenissen en in de specifieke Hindustaanse media (radio en televisie) wordt een vorm van het Hindi gebezigd. In tempels en moskeeën worden religieuze diensten eerder in het Nederlands uitgevoerd (of uitgelegd) dan in het Sarnámi.
Wat nu? Ik denk dat ik persoonlijk op een cruciaal punt sta om een heldere keuze te maken: blijven schrijven in het Sarnámi of toch maar overschakelen naar een andere taal, bijvoorbeeld het Nederlands? De wandelende encyclopedie van de Surinaamse literatuur, prof. dr. Michiel van Kempen, zei laatst in een interview tegen mij: ‘Ben je niet bang dat je jezelf zult isoleren door steeds in het Sarnámi te schrijven?’ Ik antwoordde nogal stoer: ‘Nee hoor, dat kan mij niet schelen. Wat er ook gebeurt, ik zal de spraak van mijn voorouders in ere houden. Ik zal ermee doorgaan.’
Maar toch heeft die vraag van Van Kempen mij de laatste tijd enorm beziggehouden. Als ik om mij heen kijk dan zie ik steeds minder mensen die geïnteresseerd zijn in het Sarnámi. Ook ontwaar ik heel weinig actieve sprekers ervan. Sterker nog, soms ontmoet ik Hindustanen die mij in mijn taalgebruik corrigeren en zeggen dat ik geen Sarnámi schrijf of spreek, maar het Hindi, omdat ze mijn taalgebruik niet meer kunnen volgen. Ze herkennen het eigen Sarnámi niet meer en kwalificeren dat als Hindi. Werkelijk de wereld op z’n kop! Maar dit is wel de realiteit anno 2020, drie jaar voor de viering en herdenking van 150 jaar Hindustaanse Immigratie in het Koninkrijk der Nederlanden.
Aan de andere kant, als ook ik stop om het Sarnámi te spreken en te schrijven, dan denk ik dat ook ik een bijdrage zal leveren aan het feit dat straks de taal uitsterft. Een bijzonder dilemma. Maar waarom zou ik dat willen? Het beheersen en spreken van diverse talen is toch geen probleem op zich! Sterker nog, het kan een enorme pré zijn in de eigen ontwikkeling. Zowel in Suriname als in Nederland ben ik meertalig opgegroeid. Dat heeft mij nooit een probleem opgeleverd bij mijn verdere ontwikkeling. Kinderen zijn heel goed in staat om verschillende talen tegelijk te leren en te spreken. Dat is zelfs wetenschappelijk bewezen. Het was vroeger in Suriname geen probleem om thuis het Sarnámi te spreken, op school het Nederlands en op straat het Sranantongo. We groeiden tri linguaal op. Als je kijkt naar een land als India, dan zie je dat Indiërs altijd meertalig opgroeien. Immers, het Hindi, eigenlijk nog een jonge taal, wordt daar niet door iedereen gezien als hún moedertaal. Er zijn zelfs deelstaten waar het Hindi helemaal niet onderwezen wordt, zoals in Tamil Nadu.
Indiërs groeien vaak tri linguaal op, namelijk in hun eigen taal (zoals Bengali, Punjabi of Marathi), ze leren ook het Hindi omdat dit de lingua franca (een taal die als gemeenschappelijk communicatiemiddel wordt gebruikt tussen mensen met verschillende moedertalen) is in het land, en het Engels (voor hen die naar school gaan). Bovendien zie je dat er vaak grote variaties zijn van de eigen moedertaal, omdat dit gepaard gaat met taalvariaties per streek (dialecten). Niemand doet hier moeilijk over. In het land is het Engels inmiddels ook uitgeroeid tot een lingua franca. Maar het gebruik van de eigen moedertaal is levendig, zowel in de eigen streek als in door emigratie gevormde leefgemeenschappen daarbuiten, ook in diaspora!
Indien het Sarnámi binnen afzienbare tijd (één generatie) uitsterft, dan zal dit voor de gemeenschap grote invloed hebben op het Hindi dat we coûte que coûte ten koste van het Sarnámi willen behouden, spreken en promoten. Het zal moeilijk worden om het Hindi te volgen en zullen de Sarnámi woorden (eigen namen en ook benamingen van familieleden) op z’n Nederlands worden uitgesproken. Dat gebeurt nu al, zowel in Suriname als in Nederland. En zie het resultaat hiervan in landen als Zuid-Afrika, Mauritius, Trinidad en Guyana. Daar is de eigen moedertaal compleet verdwenen. Wel erg jammer, toch? Immers, taal is niet alleen iets om ermee te communiceren, maar taal is heel sterk verbonden met de identiteit van een groep of een volk. De vraag is dan: kunnen wij de eigen identiteit blijven ontwikkelen als wij de eigen taal laten uitsterven, en daarmee niet alleen een stukje cultuur laten verdwijnen maar ook de toegang tot vele culturele uitingen? Ik denk het niet. In dat geval zullen we genoodzaakt zijn om verlangend te blijven happen naar datgene wat India, en vooral Bollywood, ons voorschotelt. Onze kopie-cultuur zal nog intensievere vormen aannemen!
Het jaar 2020 is net begonnen. Een goed voornemen is altijd goed. Er is nog tijd, er is nog hoop. Laten we met z’n allen het jaar 2020 een keerpunt laten zijn voor het voortbestaan van ons Sarnámi. Vanaf nu kunnen we onze best doen om de taal wat actiever te spreken en met vereende krachten de taal zelfs te promoten en verder te ontwikkelen. Ben benieuwd welke Hindustaan nu de vinger opsteekt, naar voren stapt, en vooruit begint te lopen. Ik ben in ieder geval wel begonnen te lopen!
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
De spelling van het Sarnámi – R. Baldewsingh
Het Sarnámi is sinds 1986 een gestandaardiseerde Surinaamse taal. In oktober 1984 werd een nationale ‘Spellingscommissie Sarnámi’ geïnstalleerd om tot een ‘fonematisch verantwoorde en praktisch hanteerbare spelling van het Sarnámi’ te komen. Dit op initiatief van de Surinaamse overheid. In juli 1986 werd de spelling van het Sarnámi door de toenmalige regering van Suriname officieel gestandaardiseerd, vastgelegd in de Resolutie van 15 juli 1986, no. 4920, S.B. 1986 no. 41. Maar ondanks deze standaardisering van het Sarnámi wordt de taal helaas niet eenduidig door een ieder gespeld en geschreven. Er zijn talrijke spellingswijzen in omloop, gebaseerd op fonetische klanken van het Nederlands of onder invloed van het Hindi, gebaseerd op fonetische klanken van het Engels. Dit betekent dat door sprekers en gebruikers van deze taal eenzelfde woord op twee of meer verschillende wijzen worden gespeld.
Het Sarnámi is verwant aan Indiase talen en dus onderhevig aan een syllabeschrift. Dit betekent dat een klank twee letters omvatten. Omdat het Sarnámi niet in het Devánágari Schrift wordt geschreven, is de taal fonetisch in het Romaanse alfabet op schrift gesteld. Dit betekent dat de woorden fonetisch zijn getranscribeerd. Echter, in de omgangstaal worden sommige woorden verschillend uitgesproken. Soms fonetisch op klank gebaseerd en soms worden enkele klanken ingeslikt.
Nasale klanken
In mijn bijdragen zal ik de officiële spelling van het Sarnámi hanteren, zoals die door de Surinaamse overheid is vastgesteld, zijnde de officiële spelling van deze Surinaamse taal. Echter, om praktische redenen wordt hiervan slechts in een enkel geval afgeweken. Dit is het geval bij de nasale klanken. Ik kies ervoor om de nasale klanken te voorzien van een diakritisch teken onder de ‘n’ om grote verwarring te voorkomen. Immers, gevreesd wordt dat de nasale klanken dan letterlijk op z’n Nederlands zullen worden uitgesproken, waardoor het woord een totaal andere betekenis krijgt, die zelfs niet te herleiden is op het Sarnámi.
Geaspireerde medeklinkers
In het Sarnámi zijn er medeklinkers die niet in het Nederlands bestaan. Dat zijn de zogenaamde geaspireerde medeklinkers. Het verschil tussen de geaspireerde klanken en de niet-geaspireerde klanken betreft de ‘t’ in ‘tan’ en de ‘t’ in ‘than’. Wanneer je je hand voor je mond zet bij het uitspreken van deze woorden, dan zul je voelen dat bij het uitspreken van ‘than’ lucht uit je mond geperst wordt. Aspiratie in het Sarnámi is dus erg belangrijk, net als in het Hindi/Urdu, maar niet in het Nederlands.
Retroflexe medeklinkers
Verder kent het Sarnámi de zogenaamde retroflexe klanken. Deze klanken bestaan niet in het Nederlands, wel in het Engels. Retroflex (ook wel bekend als cerebraal) betekent in de taalkunde de vorming van een klank die wij uitspreken door het tongpunt verticaal omhoog in contact te houden met het verhemelte. Retro betekent in het Latijn ’terug’, flex betekent ‘buiging’. De retroflexe klanken hebben betrekking op slechts 6 medeklinkers: t, th, d, dh, r, rh. Je hebt dus twee soorten van deze 6 medeklinkers. Zeg maar, de zachte en de harde medeklinkers.
De zachte t, th, d, dh, r, rh spreek je uit met het tongpunt tegen het tandvlees (vlak boven je tanden) aan te drukken. Dus, zoals in de onderstaande tekening goed duidelijk wordt gemaakt:
Maar nu de retroflexe t, th , d, dh, r, en rh.
Deze medeklinkers spreek je uit door het tongpunt als het ware te krullen en met het punt van de tong je verhemelte aan te raken. Druk het tongpunt hard tegen het verhemelte (zodat dat een beetje krult) en pers dan het geluid uit. Je merkt direct het verschil. Het is van groot belang om deze klanken in het Sarnámi goed te blijven oefenen.
Zo spreek je dus de t, th , d, dh, r, en rh uit. Het punt van de tong tegen het verhemelte drukken, waardoor dat een beetje krult!
Arabische en Perzische medeklinkers
De niet-geaspireerde Arabische of Perzische medeklinkers ‘g’ (klinkt als de Nederlandse ‘g’) en ‘q’ bestaan niet in het Sarnámi. In het Sarnámi wordt de ‘g’ uitgesproken zoals in het Engels achter in de keel (good), en de ‘q’ wordt uitgesproken zoals de Nederlandse ‘k’, voor in de mond (kawwáli i.p.v. qawáli).
Voor de duidelijkheid:
Een streep onder de n is een aanduiding van een nasale klank. Een streep onder de medeklinkers t, th, d, dh, r, rh, illustreert een retroflexe klank. Dat wil zeggen dat deze letters uitgesproken worden met een gekrulde tong. Het Sarnámi wordt uitgesproken zoals het geschreven is. Dit betekent dat in tegenstelling tot het Nederlands, dubbele medeklinkers ook dubbel worden uitgesproken.
De aanduiding van de lange ‘i’ en de lange ‘u’ worden conform de spellingvoorschriften uit 1986 niet in schrift gehanteerd. Hierbij wordt aangenomen dat de spreker of lezer van het Sarnámi hiervan zelf bewust zal zijn en de uitspraak zal herkennen omdat het verschil met de korte ‘i’ en ‘u’ relatief niet zo vaak voorkomt. Voor de korte ‘a’ en de lange ‘á’ ligt dat anders. Immers, vanwege de fonetische spelling van een letter die twee klanken bevatten, komt de ‘a’ vrij vaak voor en is niet altijd even gemakkelijk te onderscheiden van de lange ‘á’.
Verder worden de nasale klanken vóór de medeklinker ‘g’ eveneens niet aangeduid met een diakritisch teken. De combinatie van de medeklinker ‘n’ met de medeklinker ‘g’ tot een ‘ng’-spelling leidt automatisch tot een nasale klank. Dit geldt ook voor een ‘n’ vóór de medeklinker ‘k’, maar hier wordt wel gekozen om een diakritisch teken te gebruiken omdat anders de woorden bij het nadrukkelijk uitspreken van de ‘n’ leidt tot een andere (soms ook niet bestaande) betekenis en archaïsch taalgebruik.
Het Sarnámi alfabet (Sarnámi warnamálá)
Het geromaniseerde alfabet, geordend op de lettervolgorde volgens het Devánágari Schrift:
Klinkers
a (kort) zoals in bal (kracht)
á (lang) zoals in dám (prijs)
i (kort) zoals in dil (hart)
i (lang) zoals in tin (drie)
u (kort) zoals in kul (geslacht)
u (lang) zoals in dur (ver)
e zoals in tel (olie)
ai zoals in aisan (zo)
o zoals in os (dauw)
au zoals in kaun (welk)
Nasaal
n zoals in men (in)
ng zoals in rang (kleur)
nk zoals in ánkhi (oog), pankhá (waaier)
Klinkercombinaties
ái zoals in gái (koe)
áu zoals in náu (barbier)
oi zoals in oisan (zo’n)
ui zoals in sui (naald)
ew zoals in newtá (uitnodiging)
iw zoals in jiw (leven)
áe zoals in jáe (gaan)
áo zoals in jáo (ga)
ei zoals in deis (heeft gegeven)
eo zoals in leo (ach, neem)
Medeklinkers
k zoals in kakahi (haarkam)
kh zoals in khel (spel)
g zoals in gos (vlees)
gh zoals in ghar (huis)
n(g), nk zoals in rang (kleur), pankhá (waaier)
c zoals in cár (vier)
ch zoals in chau (zes)
j zoals in jiwan (leven)
jh zoals in jháru (bezem)
t zoals in tatká (vers)
th zoals in thik (goed)
d zoals in dorá (garen)
dh zoals in dher (veel)
t zoals in tor (jouw)
th zoals in thaili (zak)
d zoals in din (dag)
dh zoals in dhire (zacht)
n zoals in nám (naam)
p zoals in páp (zonde)
ph zoals in phul (bloem)
b zoals in bandar (aap)
bh zoals in bharal (vol)
m zoals in muh (mond)
y zoals in yár (vriend)
r zoals in rát (nacht)
l zoals in lál (rood)
w zoals in wajá (reden)
s zoals in sál (jaar)
sh zoals in shánti (vrede)
h zoals in ham (ik)
r zoals in per (boom)
rh zoals in parhe (lezen)
f zoals in fáidá (voordeel)
Het geromaniseerde alfabet, geordend op de lettervolgorde volgens het Romaanse Alfabet:
Klinkers
a (kort) zoals in bal (kracht)
á (lang) zoals in dám (prijs)
ai zoals in aisan (zo)
au zoals in kaun (welk)
e zoals in tel (olie)
i (kort) zoals in dil (hart)
i (lang) zoals in tin (drie)
o zoals in os (dauw)
u (lang) zoals in kul (geslacht)
u (kort) zoals in dur (ver)
Nasaal
n zoals in men (in)
ng zoals in rang (kleur)
nk zoals in ánkhi (oog), pankhá (waaier)
Klinkercombinaties
áe zoals in jáe (gaan)
ái zoals in gái (koe)
áo zoals in jáo (ga)
áu zoals in náu (barbier)
ei zoals in deis (heeft gegeven)
eo zoals in leo (neem)
ew zoals in newtá (uitnodiging)
iw zoals in jiw (leven)
oi zoals in oisan (zo’n)
ui zoals in sui (naald)
Medeklinkers
b zoals in bandar (aap)
bh zoals in bharal (vol)
c zoals in cár (vier)
ch zoals in chau (zes)
d zoals in din (dag)
d zoals in dorá (garen)
dh zoals in dher (veel)
dh zoals in dhire (zacht)
f zoals in fáidá (voordeel)
g zoals in gos (vlees)
gh zoals in ghar (huis)
h zoals in ham (ik)
j zoals in jiwan (leven)
jh zoals in jháru (bezem)
k zoals in kakahi (haarkam)
kh zoals in khel (spel)
l zoals in lál (rood)
m zoals in muh (mond)
n zoals in nám (naam)
n(g), nk zoals in rang (kleur, pankhá (waaier)
p zoals in páp (zonde)
ph zoals in phul (bloem)
r zoals in rát (nacht)
r zoals in per (boom)
rh zoals in parhe (lezen)
s zoals in sál (jaar)
sh zoals in shánti (vrede)
t zoals in tor (jouw)
t zoals in tatká (vers)
th zoals in thaili (zak)
th zoals in thik (goed)
w zoals in wajá (reden)
y zoals in yár (vriend)
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Sarnámi
- 1
- 2