Typisch Hindostaans: Bescheidenheid (?)
Naar aanleiding van een informele verzameling door Hindorama van kenmerken die als typisch Hindostaans kunnen worden aangemerkt, verscheen eerder een bijdrage over gastvrijheid. Ditmaal zullen we het over bescheidenheid hebben, ook een kenmerk dat vaak wordt genoemd als men het over Hindostanen heeft. Nederlanders typeren Hindostanen als een bescheiden groep, ze treden niet erg op de voorgrond, zijn daardoor niet erg zichtbaar. Ze hebben geen issues waar ze de barricades voor opgaan. Als Nederlanders het over Surinamers hebben, doelen ze meestal op de Afro-Surinamers. Sterker, in reclames van Knorr voor roti (het bekende Surinaamse gerecht uit de Hindostaanse keuken) worden Afro-Surinamers opgevoerd. Ook op de werkvloer in Nederland is het algemene beeld dat Hindostaanse werknemers rustig hun werk doen zonder veel aandacht op te eisen of grootpraats te hebben.

Bekijk op youtube de Knorr reclame Surinaamse Roti (gevulde roti-pannenkoeken). Klik op de afbeelding.
Het grappige is dat als je met Hindostanen spreekt, je een ander beeld krijgt. Dan wordt heel vaak gezegd dat Hindostanen graag opscheppen, gewichtig doen en heel erg op uiterlijk vertoon zijn gesteld. In de Nederlandse context wordt ‘opschepperigheid’ of ‘pronkerigheid’ beschouwd als not done. ‘Doe maar normaal, dan doe je al gek genoeg’ is, bijvoorbeeld, een bekende Nederlandse uitdrukking. Het betekent dan ook dat het opscheppen of pronken onder Hindostanen vooral op de eigen groep (intern) gericht is. Hiermee wordt vooral het ‘succes’ van de familie geëtaleerd waardoor kwalificaties ontstaan als ‘het is een rijke of intellectuele familie’. Dat succes wordt graag breed uitgedragen. Het is niet ongebruikelijk onder Hindostanen om, bijvoorbeeld, bij het behalen van een universitair diploma door een zoon of dochter via de radio felicitaties over te brengen waarbij verzoekplaten worden afgedraaid en de ouders, broers en zusters uitvoering worden genoemd. Dit soort aankondigingen komen we ook regelmatig in de kranten in Suriname tegen, in het verleden was dit in Nederland in de Weekkrant Suriname. Hiermee hoopt de familie respect en waardering af te dwingen. Het strooien met titels is niet ongebruikelijk onder Hindostanen. Bescheidenheid van Hindostanen lijken we dus vooral tegen te komen in de externe omgeving. Binnen de eigen gemeenschap is het beeld anders.
Lafheid
“Hindostanen bescheiden? Laf zul je bedoelen”, zegt een oudere man. “Iedereen loopt over ons heen. Hier gebruiken ze onze goden als versiering voor wc-brillen, badslippers en allerlei nonsensspullen. Zouden ze dat durven met moslims? In de politiek in Suriname werden altijd Creolen naar voren geschoven door de VHP (politieke partij). Om de rust in het land te bewaren. Ik kon me daar zo boos over maken. Vroeger pestten die Creolen ook Hindostanen. In onze buurt hadden wij er ook last van, maar ik heb ze een keer met een paar neven van me flink gerammeld, toen lieten ze ons met rust. Ik heb ook goede vrienden gehad onder Creolen, hoor. Je moet laten merken dat je niet alles pikt.”
Lawaai en bling bling
“Als ik op een feestje van Hindostanen ben, merk ik niet veel van bescheidenheid”, zegt een andere man. Die luide muziek, de manier waarop ze dansen, erger dan indertijd die Creolen in Suriname. En die kleding! Te pas en te onpas dragen ze allerlei glimmende kleren alsof ze zo uit een Bollywooddansfilm komen.”
Geldingsdrang
Hij doelt blijkbaar op een feestje in de schoonfamilie, want zijn vrouw reageert een beetje gepikeerd: “Ik zou ook meer bescheidenheid van jouw moeder prettig hebben gevonden. Nu is ze oud en een beetje rustig, maar ze probeerde altijd ons leven te bepalen. Ik moest alles op haar manier doen, anders keek ze misprijzend. Op een familiefeestje kon ze nooit toegeven dat het eten lekker was als zij niet had gekookt. Ze kon zichzelf nooit wegcijferen en een ander de eer geven.”
Niet alleen in familiesfeer wil men zich laten gelden, ook in Hindostaanse organisaties is het fenomeen bekend van een voorzitter die alles wil bepalen; andere bestuursleden lijken er maar voor de sier te zijn. Een vrouw die in verschillende Hindostaanse organisaties heeft meegedraaid, vertelt: “Je ziet zelfs dat die man – ja, het is altijd een man! – de organisatie als zijn eigendom beschouwt waar alleen hij het voor het zeggen heeft. Ik heb zelf als bestuurslid een keer meegemaakt dat er iemand was aangenomen zonder dat de voorgeschreven procedure voor de aanstelling van personeelsleden was gevolgd. Toen dit in het bestuur ter sprake was, zei de voorzitter letterlijk: ‘Ik had haar vader beloofd dat zij die aanstelling zou krijgen’. Het ging mij niet zozeer om de capaciteiten van de bewuste persoon, maar het was toch te gek voor woorden hoe die man dacht te kunnen opereren. Ik heb toen meteen besloten uit het bestuur te stappen.”
Gewichtigheid en opschepperij
Het beeld dat Hindostanen misschien naar buiten toe bescheiden overkomen, maar dat je daar in familie-, vrienden- en kennissenkring niet veel merkt, wordt door diverse personen bevestigd. “Je weet hoe Hindostanen kunnen djaffen (opscheppen). Ze hebben geweldige connecties, doen alsof ze alles voor je kunnen regelen, maar puntje bij paaltje blijkt daar niet veel van. Ze houden van gewichtig doen.” Hierbij kunnen ook kanttekeningen worden geplaatst.
“Hindostanen djaffen over hun relatie met die en die en dan ga je je soms ook een bepaald beeld van die betreffende persoon vormen, ook iemand die graag tej (gewichtig, betweterig) doet. Maar als je die persoon tegenkomt, merk je dat die best bescheiden is. Doet helemaal niet alsof ie alles weet en kun je een heel prettig gesprek hebben. Dat is een andere gewaarwording en je moet dus oppassen om te snel een beeld van iemand te vormen”, aldus een veertiger.
Sommige mensen hebben het nodig om zichzelf groter voor te doen dan ze zijn. Ze merken ook dat andere Hindostanen daar erg van onder de indruk zijn en dan versterkt dat elkaar. “Je moet er soms ook doorheen kunnen prikken”, zegt een studente. “Het is niet altijd zo negatief. Er zijn mensen die djaffen over een familielid uit trots over wat die heeft bereikt. Uit ervaring weet ik, bijvoorbeeld, dat mijn oudste broer, vooral als hij wat op heeft, goed kan opscheppen over mijn andere broer omdat die zijn studie heel snel heeft afgemaakt en een heel goede baan heeft. Op mij is hij ook trots, maar dat uit hij weer anders. Hij vindt het, geloof ik, niet netjes over mij te praten met die vrienden met wie hij samen drinkt, ha ha.”
Rustig je dingen doen
Een onderwijzeres: “Dat gedoe over Hindostanen en hun bescheidenheid doet mij niet veel. Wat is er mis met bescheiden zijn? Je kunt liever rustig je dingen doen dan over alles een heisa lopen maken, alleen maar om op te vallen. Ik bedoel niet dat als je slecht behandeld wordt, je dat maar ondergaat zonder iets te zeggen, maar om de straat voor alles op te gaan, vind ik niet nodig. Ze zeggen toch dat wijze mensen bescheiden zijn. Met veel kabaal los je niet alles op. Er is een Sarnámi spreekwoord Bát se pet ná bhare hai– Met praten vul je je maag niet. Hindostanen willen misschien door werken iets bereiken en besteden liever niet te veel tijd aan andere dingen. Als dat je aard is, moet je je dan gaan forceren om je anders te gedragen?”
Een jongeman die de Black Lives Matter beweging (BLM) in de VS volgt, gaat nog verder. “Je moet je inderdaad niet gek laten maken door al dat activisme. Het wordt soms in stand gehouden door mensen met een eigen agenda die niet altijd is gericht op fundamentele verbetering van de situatie van degenen voor wie ze opkomen. Als de situatie wordt verbeterd, hebben zij geen broodwinning meer. Die slachtoffers van politiegeweld zijn over het algemeen geen onschuldige personen. Het is bekend dat er veel criminaliteit is onder personen die uit een onstabiele gezinssituatie komen. Er zijn daarom zwarte politici die graag aandacht willen voor een stabiele gezinsstructuur, maar dat boeit die activisten niet. Voor Hindostanen is goed zorgen voor het gezin nog altijd een belangrijke drijfveer en daar gaan ze voor, met allerlei minder positieve dingen als opschepperij en dergelijke eromheen.”
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE, Nederland
Immigratie bewustwording op de Algemene Hindoe Basisschool te Den Haag
De Algemene Hindoe Basisschool aan de Mackaystraat te Den Haag heeft op 5 juni jl. een geslaagde Immigratieherdenking gehad.
“Aangezien we een bijzondere basisschool zijn met nagenoeg 99% Hindostaanse leerlingen konden we het niet nalaten om 148 jaar Hindostaanse Immigratie te memoreren en kinderen bewust te maken van hun roots”, zegt waarnemend directeur Soelin Biharie.
Speciale lessen
In de week voor 5 juni hebben de leerkrachten in alle groepen extra geschiedenislessen onderwezen en verhalen laten vertellen over de periode van de Hindostaanse immigratie. De datum van 5 juni 1873, het zeilschip Lalla Rookh, contractarbeiders, het harde werk van de contractanten, kortom zaken die normaal niet in het lesprogramma van de school zijn, hebben de leerkrachten aan de orde gesteld om bij de leerlingen een bepaalde bewustwording te creëren of bewustwording te vergroten.
Videoclips met nostalgische beelden over die periode, liedjes over de immigratie zijn vaker in deze immigratieweek op het smartboard verschenen. Voorts hebben de leerkrachten creatieve werkjes laten maken door de leerlingen, waarbij het vooral ging om bootjes vouwen, zeilschepen en huizen uit Suriname tekenen. De immigratie in Nederland rondom de onafhankelijkheid van Suriname is ook tot uitdrukking gekomen. Zo zijn ook vliegtuigen geïllustreerd. De Indiase, Surinaamse en Hollandse vlag zijn naast elkaar getekend en opgehangen. In de bovenbouw werd een tekenwedstrijd georganiseerd met het thema Immigratie. De kinderen moesten een tekening maken door alleen gebruik te maken van een potlood. Geen kleuren.
Open dag
De school heeft de heugelijke dag van 5 juni gecombineerd met een open dag. Ouders van de leerlingen en ook toekomstige leerlingen zijn langsgekomen om de school van binnen te bezichtigen. Alle ouders zijn door de leerkrachten opgevangen, door het schoolgebouw rondgeleid. Zij vertelden wat de school allemaal doet in het kader van Hindostaanse identiteitsvorming, dharma en cultuur. In het voorprogramma waren er kinderactiviteiten zoals bouwen met blokjes, darten, mehndi (henna)-versieringen op de huid aanbrengen, techniekspelletjes en dammen.
Leerlingen en leerkrachten hebben samen een gevarieerd podiumprogramma met zang en mode gepresenteerd. De bekende tieneridolen, zangeres/entertainer Sanjana Malhoe en zanger/muzikant Shivam Rajaram (een oud-leerling van de Vahonschool), hebben de aanwezigen met mooie optredens vermaakt.
Aanvankelijk zou het programma in de buitenlucht op het ruime schoolplein plaatsvinden, maar het weer van zaterdag 5 juni liet dit helaas niet toe. Gelukkig boden de gymzaal en het schoolgebouw voldoende ruimte om het programma naar binnen te verplaatsen. Uiteraard ontbraken de hapjes niet en werden leerlingen en gasten getrakteerd op lekker vegetarisch eten, popcorn, suikerspin, bará en schaafijs.
Vermeldenswaard is nog dat speciaal voor deze 5 juni herdenking een zeilschip dat de Lalla Rookh moet voorstellen, op het terrein is opgezet. Dit 7 x 6 meter lange schip (tijdelijke kunstwerk van Ranjan Akloe) heeft veel aandacht getrokken van de leerlingen en ook van de buurt.
De school hoopt dat met deze activiteiten de leerlingen bewuster zijn geworden van de geschiedenis van hun voorouders. Immers, het feit dat zij in Nederland opgroeien, moet niet betekenen dat zij hun afkomst vergeten.
Algemene Hindoe Basisschool: www.vahon.nl
Bekijk ook op youtube een video-opname van deze Immigratieherdenking (met dank aan: Ranjan Akloe).
Bekijk de fotogalerie door te klikken op 1 van de foto’s (Ranjan Akloe).
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Traditie
Recensie boek Ruben Gowricharn: De Goudsmid. Marginalisering en veerkracht van een Hindostaanse familie – Dr. Hans Ramsoedh
Veel (wetenschappelijke) boeken over, bijvoorbeeld, Hindostanen blijven steken in het Grote Verhaal met daarbij veel tabellen en grafieken. Deze werken richten zich op de grootste gemene deler en zijn over het algemeen vooral generalisaties. Personen krijgen geen gezicht en hun strijd om het bestaan wordt nauwelijks in beeld gebracht. Waar personen wel een gezicht krijgen is in mijn visie sprake van Kleine Verhalen. Kleine verhalen kunnen ook grote verhalen worden van kleine mensen zoals in het boek De Goudsmid van Ruben Gowricharn.
De Goudsmid is een geschiedenis van de familie Parmeswar Gowricharn (ook geschreven als Parmessar) en handelt in hoofdzaak over vader Parmeswar en zijn zoon, de auteur Ruben Gowricharn. Zijn vader was een gerespecteerde goudsmid die na een succesvolle start later marginaliseerde, aan alcohol verslaafd raakte en uiteindelijk door suïcide een eind aan zijn leven maakte. Daarnaast is ook moeder Soersatie Gowricharn-Ramdajal in beeld, zij het minder prominent dan vader en zoon.
Goudsmid Parmeswar
Vader Parmeswar (1921-1989) is opgegroeid te Langadam (Weg naar Uitkijk) waar hoofdzakelijk kleinlandbouwers wonen. Hij heeft echter weinig affiniteit met de landbouw en na in de leer te zijn geweest bij een goudsmid in de buurt, vestigt hij zich begin jaren vijftig met zijn vrouw en dochter in een huurwoning aan de Willemstraat in Paramaribo-Zuid in de omgeving van Poelepantje. In de hoofdstad worden later nog vier kinderen geboren. Hier gaat Parmeswar als goudsmid aan de slag waarbij de woonkamer als goudsmederij dienst doet. Ook moeder Soersatie is actief in de smederij. Zij doet voornamelijk het lichte werk, evenals het inmiddels zevenjarige (!) tweede kind en oudste zoon Ruben. Vanaf zijn elfde jaar zou Ruben als zelfstandig werkende goudsmid functioneren. In de Willemstraat bouwt Parmeswar zijn smederij uit. Klanten en collega’s in de goudsmidbranche prijzen hem om zijn vakmanschap en hulpvaardigheid. Zijn reputatie als goede goudsmid is primair gebaseerd op zijn vakmanschap en minder op zijn ondernemerschap. Dat laatste is volgens de auteur zijn zwakke kant hetgeen hem later parten zou spelen.
Het gaat Parmeswar, altijd een vilthoed op en witte kleren aan, goed met de smederij. In 1961 verhuist het gezin naar de Calcuttastraat, enkele kilometers verderop. Deze verhuizing is echter een misrekening. In tegenstelling tot de Willemstraat is de Calcuttastraat met het openbaar vervoer moeilijk te bereiken. Hij verliest een groot deel van zijn klanten en er komen geen nieuwe klanten erbij. Uit nood begint Parmeswar naast zijn werk als goudsmid aan huis een ‘Ons belang’, een winkeltje voor de verkoop van groente en fruit. Dit leidt echter niet of nauwelijks tot een verbetering van de financiële situatie van het gezin. Langzaam neemt de alcoholconsumptie van Parmeswar toe. Tot overmaat van ramp staat op een avond een neef van hem voor de deur die het aan Parmeswar geleende bedrag van dertigduizendgulden (het equivalent van Nf zestigduizendgulden in die jaren) komt ophalen en dreigt met beslaglegging op het huis. Dit is een onaangename verrassing voor Soersatie die niet op de hoogte is van de lening: was de lening bedoeld om het erf aan de Calcuttastraat te kopen en het huis te bouwen of was het bedoeld om de inkomensval te compenseren? Ondanks haar aandringen krijgt Soersatie geen duidelijkheid over de lening. Aanhoudende ruzie en spanning zijn het gevolg. De alcoholconsumptie van Parmeswar neemt toe en voor het gezin Gowricharn raakt de spiraal naar beneden in een hogere versnelling. Duidelijk is dat het erf en het huis moeten worden verkocht om de schuld af te betalen. Soersatie neemt vervolgens het drastische besluit om Parmeswar te verlaten. Het wordt geen formele, maar een sociale scheiding. Ze kan terug naar de Willemstraat maar niet in de woning die ze eerder bewoonde, want die was al verhuurd. De eigenaar, die blijkbaar met Soersatie en haar vijf kinderen te doen heeft, laat in hoog tempo een kleine woning op het erf bouwen, een houten barak van vijf bij drie meter. Het huis aan de Calcuttastraat wordt verkocht en Parmeswar verandert in een zwerver. Hij slaapt op toonbanken van de noodmarkt. Zijn oude klanten op de fiets bezoekend probeert hij nog geld te verdienen , maar het gebeurt ook dat hij meegenomen sieraden verpandt om zijn alcoholverslaving te kunnen betalen. Daarnaast probeert hij nog op andere manieren aan geld te komen door lege flessen te verzamelen en het statiegeld te innen of door allerlei klusjes uit te voeren.
Na de sociale scheiding ontstaat er vanuit de directe sociale omgeving langzaam druk op Soersatie om Parmeswar weer in huis te nemen. Dat gebeurt ook, maar alleen niet in het gezinshuis. Hij installeert zich op het erf achter de gezinswoning in een oud gebouwtje van drie bij twee meter. Zo nu en dan heeft hij werk als goudsmid maar hij stelt ook nu veel klanten teleur doordat hij sieraden verpandt voor zijn alcoholverslaving. De ruzies tussen Soersatie en Parmeswar nemen toe en de politie moet er soms aan te pas komen. De kinderen generen zich voor hun vader en de schaamte groeit bij hen soms uit tot een ‘verlammende intensiteit’ (p. 88). Hierover schrijft de auteur: ‘Wij wilden een vader, maar tegelijkertijd schaamden we ons voor hem. Wij groetten hem niet, maakten geen praatje en gaven geen blijk van herkenning of blijdschap. Wij negeerden hem zoveel mogelijk. Zijn aanwezigheid was echter in ons gedrag gegrift, zij het in negatieve zin, als iemand met wie we niet blij waren, en erger, als iemand die niet bestond (p. 90/91). Jaren later, na de zoveelste ruzie en nadat hij wederom door de politie is meegenomen krijgt hij op het politiebureau last van heftige krampen in de maagstreek. Hij wordt overgebracht naar het ziekenhuis en daar vertelt hij Soersatie dat hij zoutzuur heeft ingenomen. De hulp in het ziekenhuis komt echter te laat en hij overlijdt op 9 februari 1989, een dood die de auteur als een ‘verlossing’ beschouwt, in de eerste plaats voor de goudsmid, daarna voor zijn echtgenoot en rest van de familie (p. 136).
Zoon Ruben
Zoon Ruben (1952) is de andere hoofdpersoon in dit boek. Vanwege zijn werkzaamheden in de smederij van zijn vader is bij hem sinds zijn zevende jaar van een onbekommerde jeugd geen sprake. De dagelijkse praktijk betekent voor hem na schooltijd eten, op adem komen, huiswerk maken en vervolgens aanschuiven aan de werktafel van de smederij in de woonkamer: het is niet zozeer een arbeidslust die Ruben ontwikkelt maar eerder een arbeidsplicht zoals hij schrijft. Als Soersatie met haar vijf kinderen in 1963 Parmeswar verlaat en terug gaat naar de Willemstraat betekent dat voor haar een enorme last om voor haar gezin zorg te dragen. Het is een periode van hosselen en pinaren. Soersatie kan niet terugvallen op sociale bijstand en zij heeft nauwelijks inkomsten. Eten is er niet altijd. Over deze periode schrijft de auteur dat het enige dat langdurige en diepe sporen in hem achterliet was de honger en de schaamte die hij daarbij voelde: ‘Die schaamte grensde aan een soort vernedering, alsof je je voor je armoede moest schamen en die zoveel mogelijk voor anderen moest verbergen’ (p. 74). Het gezin overleeft die periode door hulp van buren en familie en doordat de oudste zus na afronding van de muloschool een jaar later gaat werken als leerling-verpleegster. Een groot deel van haar salaris draagt zij vervolgens aan het gezin af. Op elfjarige leeftijd gaat Ruben (hij zit inmiddels in de eerste klas van de mulo) na schooltijd en op de zaterdagen werken als goudsmid bij een Chinese juwelier. Zijn inkomen, in het begin een weekloon van Sf 2,50 en later oplopend tot Sf 5, betekent een tweede inkomstenbron voor de familie. Nadat hij de mulo heeft afgerond heeft hij verschillende banen en in de avond volgt hij lessen judo en taekwondo. Doordat hij een van de beste leerlingen is mag hij van de leraar eigen schooltjes draaien waardoor hij wat extra geld kan verdienen.
Ruben wil verder met zijn opleiding. Hij vraagt de exameneisen voor het havo op, koopt de boeken die in het examenjaar worden behandeld en bereidt zich voor op het eindexamen havo dat hij met succes afrondt. Hetzelfde doet hij met het atheneum. In 1973 behaalt hij zijn atheneumdiploma en vertrekt vervolgens naar Nederland om sociologie te studeren. Het is aanvankelijk tegen de wil van zijn moeder. Ze voelt zich misschien niet alleen in de steek gelaten, zoals de auteur schrijft, ze zal een deel van de gezinsinkomsten missen en de bescherming tegen haar echtgenoot zal ook wegvallen. Voor Ruben is het belangrijkste motief, naast de studie, om te ontsnappen aan de situatie thuis; een vlucht. Dankzij de studie sociologie krijgt hij, zoals hij schrijft, inzicht in hoe zijn ouderlijk gezin zo fragiel is geworden. En wat belangrijker is: hij voelt zich steeds meer solidair worden met zijn vader: ‘Ik begreep beter wat hij had moeten incasseren, hoeveel veerkracht dat hem gekost moest hebben, hoe hard en teleurstellend het leven voor hem geweest moest zijn’ (p. 109). Hij rondt zijn studie sociologie af en doet daarnaast de masterstudie economie. Vervolgens werkt hij naast zijn baan in de avonduren aan een proefschrift. De familie is trots op hem. Die trots blijkt ook als hij in 1991 promoveert. Hij hoort zijn moeder tegen zijn zus zeggen: ‘Hij gaat de naam van de familie hoog houden’, een opmerking waarin, zoals de auteur schrijft, ‘de behoefte aan compensatie voor de geschonden familienaam tot uiting komt’ (p. 157). Na de studie heeft hij verschillende banen waaronder die van onderzoeker bij de Sociale Dienst in Rotterdam. Hij bekleedt later als hoogleraar verschillende leerstoelen, waaronder in die in Tilburg en aan de VU in Amsterdam. De goudsmid die het uiteindelijk schopt tot professor. Mooier kan het verhaal niet zijn.

Prof. Ruben Gowricharn en prof. Louk De La Rive Box
Moeder Soersatie
Naast de hierboven beschreven twee hoofdpersonen is moeder Soersatie (1928- 2001) ook een van de hoofdpersonen in dit boek, zij het dat zij minder prominent aanwezig is. Dit hangt samen met het feit dat in dit boek de focus ligt op de herwaardering van de goudsmid Parmeswar. Soersatie is een religieuze persoon met een zachtaardig karakter. Zij kan echter ook ontvlammen als zij zich door haar man in de hoek gedrukt voelt. In de loop van de jaren wordt ze steeds minder expressief. Ze gedraagt zich steeds meer als iemand die geslagen is door het leven. Soersatie verwacht ook weinig van de toekomst. Zij ondergaat haar lot gelaten. Dit schrijft zij toe aan karma. Zij komt ook naar voren als een persoon die ondanks alle pijn en vernedering loyaal is gebleven aan haar echtgenoot. Die loyaliteit blijkt ook uit het feit dat zij het, ondanks alles, belangrijk vindt dat haar kinderen van hun vader houden. Soersatie als slachtoffer van het drama van haar echtgenoot is slechts de ene kant van de medaille. De andere kant is Soersatie als de krachtige vrouw die haar vijf kinderen door de stormen weet te loodsen en dankzij haar sociale netwerk (buren en familie) het hoofd boven water weet te houden. Als zij terugkeert naar de Willemstraat spaart zij in een havermoutblik van Quaker Oatesletterlijk dubbeltje voor dubbeltje. Het sparen gebeurt in het diepste geheim. Met het gespaarde geld slaagt zij erin in een andere wijk een erfje te kopen en een huisje neer te zetten, ‘een ongelooflijke prestatie van zuinigheid, spaarzaamheid en doelgerichtheid’, zoals de auteur schrijft (p. 87). Haar steun en toeverlaat is haar oudste dochter Elsje die na de muloschool afziet van verder studeren en besluit te gaan werken in de verpleging, een verplichting die ze als oudste kind voelt en waaraan zij moeiteloos gevolg geeft. Na de dood van Parmeswar lukt het de kinderen, die zich inmiddels in Nederland hebben gevestigd, hun moeder naar Nederland over te laten komen. Vanwege allerlei ziektes wordt zij uiteindelijk in een verzorgingstehuis opgenomen. In dit tehuis is ze echter alles kwijt wat nog zin gaf aan haar leven. Ze overlijdt op 6 juli 2001.
Schrijven als een vorm van bevrijding
Dertig jaar na de dood van Parmeswar (circa 2020) neemt de auteur het initiatief om een boek te schrijven over vader Parmeswar. Er is bij hem langzamerhand sprake van een kentering waarbij schaamte verandert in acceptatie en in zekere mate ook in waardering. Op een familiebijeenkomst bespreekt hij de eerste versie van het manuscript. Er tekenen zich binnen de familie verschillen af, verschillen die samenhangen met leeftijd, beleving en identificatie. Twee kwesties houden de gemoederen bezig: de kwestie van zelfdoding en of het boek wel of niet gepubliceerd moet worden. De laatste kwestie is direct verbonden met de angst voor geroddel in de Hindostaanse gemeenschap. Door die bespreking is het beeld van de vader een beetje gunstiger geworden, uitgezonderd de twee dochters. Dit geldt met name voor de auteur zelf die van zijn vader een positief beeld ontwikkelt dat voortkomt uit de erkenning dat hij ondanks diens val ook goede eigenschappen bezat. Deze positieve eigenschappen heeft hij van hem geërfd en geleerd en zijn hem in zijn latere leven ten goede gekomen: voldoening bij geleverde prestaties, werklust en doorzettingsvermogen. Hij vindt de ‘straf’ die de rest van het gezin de vader oplegde ‘ronduit wreed’ en dat zijn vader van het gezin meer medeleven en ondersteuning verdiende dan hij heeft gekregen. Maar of hij het dan gered zou hebben is voor de auteur onzeker.
Ik ontkom niet aan de indruk dat het schrijven van dit boek voor de auteur een vorm van bevrijding (catharsis) is geweest en daarmee ook voor hem een louterend proces was: schrijven als traumaverwerking en om met terugwerkende kracht grip te krijgen op zijn jeugd en de relatie met zijn vader. Een schrijfproces dat de auteur zelf omschrijft als een ‘intense emotionele reis’ (p. 140). Hij wilde niet geknakt en vol schaamte door het leven gaan. Het schrijven van dit boek bevrijdde hem, zoals hij schrijft, van het schaamtegevoel waarmee hij lange tijd had rondgelopen (p. 141). Al die jaren heeft de familie Gowricharn geleefd met de wetenschap en het gevoel dat zij gestigmatiseerd was: de marginalisering van het gezin en de armoede die hiervan het gevolg was, het alcoholisme en het zwerversbestaan van de vader, zijn suïcide en vooral de schaamte die hieruit voortvloeide. De kinderen namen de vader als persoon kwalijk dat hij ‘schande’ over de familie had gebracht, zijn gezin sociaal en moreel daardoor klein was gemaakt en op achterstand gezet. De kinderen zwegen hem dood.
Meer dan alleen een familiegeschiedenis
Wat de auteur ook duidelijk wil maken is dat De goudsmid meer is dan alleen maar een geschiedenis van de familie Gowricharn. Met andere woorden, het is geen particulier verhaal omdat dergelijke familietragedies geen individuele ervaringen zijn maar zich in allerlei vormen breder in de samenleving voordoen. Binnen veel gemeenschappen worden pijnlijke zaken eerder doodgezwegen dan dat zij in alle openheid en zonder gene worden besproken. Tapu sjén [bedek je schande/de vuile was binnen houden] en manái ká bolí [wat zullen de mensen niet zeggen] zijn daarbij normerend. De auteur bestempelt de Hindostaanse gemeenschap als een ‘mooi-weer-gemeenschap’ (p.162). Met dit boek over zijn vader wil de auteur het taboe onder Hindostanen onder meer over marginalisering, armoede, sociale val, alcoholisme, suïcide doorbreken.
Na het lezen van De goudsmid moest ik terugdenken aan de met literaire prijzen bekroonde boeken als Angela’s ashesuit 1996 [Ned vertaling De as van mijn moeder] van de Iers-Amerikaanse schrijver Frank Mc Court en Shuggie Bain uit 2020 van de Schots-Amerikaanse schrijver Douglas Stuart waarin opgroeien in een cultuur van armoede en aan alcohol verslaafde ouder(s) in respectievelijk New York/Ierland in de jaren dertig en Schotland in de jaren tachtig de centrale thema’s zijn. Voor mij persoonlijk onderscheidt De Goudsmid zich van bovengenoemde boeken doordat het heel dichtbij komt omdat haast iedere Surinaams-Hindostaanse familie wel ‘een Parmeswar’ kent.
Tot slot
De auteur hanteert bij de beschrijving van zijn familiegeschiedenis de sociologische lens. Hij plaatst daarbij een aantal ontwikkelingen (zoals vormen van kapitaal, stijging en daling op de sociale ladder, suïcide, stigmatisering en stereotypering) in een wetenschappelijk kader. Dit gebeurt in mijn optiek op een wijze die de leesbaarheid voor een breed lezerspubliek niet negatief beïnvloedt.
De Goudsmid is een moedig, openhartig en intrigerend boek dat een breed lezerspubliek verdient, zeker binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap. Het leest vlot waarbij je het zo nu en dan opzij moet leggen om even op adem te komen. Het is vooral een boek over de liefde en waardering van een zoon voor zijn vader ondanks diens sociale val en de schaamte die zijn gezin ten deel viel. Met dit boek heeft Ruben Gowricharn zijn vader en goudsmid Parmeswar een tweede leven gegeven.
Ruben Gowricharn, De goudsmid. Marginalisering en veerkracht van een Hindostaanse familie. Zutphen 2021: Walburgpers. 176 pp. € 19,99. Behalve in de boekhandel te koop, ook via bol.com te bestellen.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Khubsurat, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Suriname, Taal & Literatuur
Hindoejongeren voor hindoegevangenen!
We staan er niet graag bij stil, maar ook hindoes doen foute dingen en worden tot een gevangenisstraf veroordeeld. In de Nederlandse gevangenissen zijn er op dit moment ongeveer twee honderd hindoes.
Meestal schamen families zich ervoor dat iemand van hen in de gevangenis zit. De familiecontacten nemen vaak af, waardoor de gevangene er alleen voor komt te staan. Maar we moeten de gevangenen toch helpen om een beter leven op te bouwen? Dat is toch de hindoe sewa?
Enkele hindoejongeren hebben samen met de vrijwilligersorganisatie Surant het initiatief genomen om inspirerende levenslessen voor de hindoegevangenen te schrijven. Ze willen gevangenen inspireren om hun leven op een goede manier op te pakken, nadat ze uit de gevangenis komen. Dit doen de jongeren door het vertellen van verhalen hoe andere mensen omgaan met obstakels in het leven.
Voor deze verhalen houden de jongeren interviews met ouderen uit hun eigen familie en kennissenkring. In deze interviews vertellen ouderen over hun eigen obstakels/uitdagingen in het leven en hoe ze hiermee zijn omgegaan. Dus, zij delen hun levenslessen.
Deze verhalen worden daarna in een korte brief voor de gevangenen geschreven, zodat zij daar inspiratie uit halen om een beter leven te gaan leiden. In de teksten worden er geen namen genoemd, het is allemaal anoniem; de namen van de schrijvers en geïnterviewden zijn alleen bij de organisatie bekend.
Samen met de studentenvereniging HSFN zijn er nu meer dan tien jongeren al bezig met dit project. We zoeken nog meer vrijwilligers. Ons streven is om 25 vrijwilligers te hebben, die elk ongeveer vier verhalen willen schrijven. Per verhaal ben je (met interview en schrijven) ongeveer twee uur bezig. We willen totaal 108 inspirerende verhalen schrijven. Deze verhalen zullen later ook in boekvorm worden uitgegeven.
Heb je geen ervaring? Geen probleem! Alle vrijwilligers krijgen begeleiding en ondersteuning voor het interviewen en schrijven.
Wil jij zo’n inspirerende vrijwilliger worden en sewa doen voor onze hindoegevangenen?
Ben je minimaal 18 jaar oud en kun je aardig schrijven? Dan ben jij onze ideale kandidaat! Kom ons helpen, verrijk jezelf en help ook andere mensen! Aarzel niet en meld je vandaag nog aan! E-mail: jayshri@surant.nu
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Traditie
Verlaten Verleden: een lezenswaardig boek over het wel en wee van een Hindostaanse migrant – Prof. Chan E.S. Choenni
Op Hindorama.com verscheen een korte beschrijving van het boek van Shardhanand Harinandan Singh getiteld Verlaten Verleden. In deze recensie ga ik uitgebreider in op de inhoud van deze autobiografie en plaats het in een breder perspectief. In het kader van de geschiedschrijving van Hindostanen heb ik interviews gehouden met verschillende zogeheten sleutelpersonen. Sleutelpersonen zijn informanten die in dit verband geacht worden relevante kennis te bezitten alsook veelzeggende levenservaringen. Sommige informanten lieten mij echter weten dat zij (nog) niet veel konden vertellen of prijsgeven, want zij waren zelf bezig een boek te schrijven. Het schrijven van een boek is echter geen sinecure. Men moet beschikken over schrijfkwaliteiten, doorzettingsvermogen, discipline en natuurlijk moeten er voldoende interessante levenservaringen zijn die het rechtvaardigen om een boek eraan te wijden. In veel gevallen lukt het betrokkenen echter niet om een goed boek te schrijven. Soms verschijnt wel een autobiografisch boek, maar de inhoud is niet of nauwelijks relevant voor een breder lezerspubliek. Het zijn egodocumenten waarin meestal verschillende familieleden worden genoemd en hun verdiensten en de eigen verdiensten worden gememoreerd.
In enkele gevallen blijkt echter dat jaren later wel een lezenswaardig boek verschijnt. Zo heeft de -inmiddels- 76-jarige onderwijskundige Shardhanand Harinandan Singh die ik jaren geleden heb geïnterviewd onlangs zijn autobiografie gepubliceerd. Het is een lezenswaardig boek dat interessant is voor een breed lezerspubliek. Hij noemt het ietwat deftig zijn mémoires en gebruikt de mysterieuze titel Verlaten Verleden. Daarmee bedoelt hij het verleden dat zijn voorouders in India hebben achtergelaten en zijn eigen verleden in Suriname dat hij heeft ‘verlaten’. Vanwege zijn lange voor- en achternaam staat S. Harinandan Singh alom bekend als Harry en gebruikt hij de laatste jaren S.H. Singh als naam.
Lalla Rookh
Harry is geen onbekende binnen de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap in Nederland. Vooral in de jaren zeventig van de vorige eeuw was hij maatschappelijk zeer actief. Het waren toen de hoogtijdagen van het zogeheten Surinaams welzijnswerk in verband met de grote emigratie naar Nederland en, in het bijzonder, van de integratie van Hindostanen in Nederland. De energieke en kleurrijke Harry – hij rookte pijp, had een ‘martiale snor’ en lang haar- heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Hij is namelijk een van de oprichters van de landelijke organisatie Lalla Rookh. De voorganger van deze organisatie was de Federatie van Hindostaanse organisatie (FHON). Harry was de grote motor en ik heb als student het ontstaan van de FHON in 1976 in Utrecht meegemaakt.
Harry vond terecht dat het toenmalige Surinaamse welzijnswerk, dat werd gedomineerd door Creolen, de Hindostaanse emigranten niet adequaat kon begeleiden, vooral diegenen die afkomstig waren uit de Surinaamse districten. Zijn pleidooi voor een aparte landelijke Hindostaanse gesubsidieerde organisatie werd gehonoreerd door de Nederlandse overheid. De FHON werd omgezet in de Stichting Lalla Rookh. Dr. Krish Sietaram werd voorzitter en Harry werd secretaris. Onder leiding van Sew Rambocus die directeur werd van de Stichting Lalla Rookh, heeft deze professionele organisatie grote verdiensten gehad met betrekking tot de integratie van Hindostanen in Nederland. Harry trok zich echter naderhand vanwege bestuurlijke conflicten terug uit Lalla Rookh. Wellicht is het adagium ’de goede opbouwers zijn niet de beste instandhouders’ in dit verband van toepassing. Later werd met de overgebleven middelen van de Stichting Lalla Rookh een leerstoel ingericht. Deze leerstoel heeft onder leiding van Rajendre Khargi -de huidige ambassadeur van Suriname in Nederland- een groot deel van de Hindostaanse geschiedenis te boek gesteld.
Harry bleef echter actief in het welzijnswerk in de regio Rotterdam Hij hield zich ook bezig met het ICO (InterCultureel Onderwijs) en schreef een brochure over het ICO. Het ICO is overigens later als een nachtkaars uitgegaan. Ondanks het enthousiasme en de inzet van velen heeft het ICO immers -achteraf beschouwd- geen noemenswaardige invloed gehad op het Nederlandse onderwijs. Toen de staatsgreep in 1980 in Suriname plaatsvond, ontpopte Harry zich als een grote criticus van de militaire heerschappij in zijn geboorteland. Hij schreef kritische columns in Surinaamse kranten. In januari 1989 werd hij -op voordracht van de toenmalige secretaris Radjin Thakoerdin- voorzitter van de VHP (sympathisanten) Nederland (later VHP Nederland).

Voorzitter Harinandan Singh (VHPSN) met loopkruk samen met de bestuursleden Radjin Thakoerdin (m) en drs. Albert Ramdin (2e van links)
Verkeersongeluk
In het najaar van 1988 was tot verbazing van velen de dynamische Harry Harinandan Singh vrij abrupt van het (politieke) toneel verdwenen. Pas na lezing van zijn autobiografie kwam ik er achter wat de oorzaak hiervan was. Op pagina 284 van het boek Verlaten Verleden lezen wij:
Op de koop toe werd ik in het najaar van 1988 op een zebrapad in het hart van Rotterdam door een dronken automobilist geschept. Door het verkeersincident moest ik langdurig in het toenmalige Dijkzigt-ziekenhuis worden behandeld en verpleegd. Het overgehouden letsel was van dien aard dat ik in de rolstoel terechtkwam. Ik kon niet meer werken. Na bijna twee jaar van herstel werd ik volledig arbeidsongeschikt verklaard. Daarna volgde een grote omwenteling in mijn leven.
Harry wilde actief blijven en is op een bewonderingswaardige wijze, ondersteund door zijn zorgzame echtgenote, op zoek gegaan naar therapie in Aziatische landen. Hij werd deels genezen en bekwaamde zich in de Ayurvedische geneeskunst. In 1991 besloot hij voor langere perioden in Suriname te verblijven en oefende daar een praktijk uit als Ayurvedische therapeut. Later vestigde hij zich in het noorden van Portugal aan de kust van de Atlantische Oceaan. Dat laatste heeft te maken met zijn jeugd in Suriname. Harry is namelijk in het district Saramacca dichtbij de Atlantische Oceaan geboren en getogen. Hij ging al op jonge leeftijd vissen op zee met zijn vader, die van beroep (garnalen)visser was. Het was bij de brede monding van de Coppename- en Saramaccarivier, meer bekend als ‘boromofo’, waar het water brak is en de smakelijke jarabaka vis werd gevangen. Harry heeft een fascinatie voor de zee en wilde al op zeer jonge leeftijd tot verbazing van zijn vader ook visser worden. Dus geen arts of advocaat, ondanks zijn ontluikende intelligentie en doorzettingsvermogen. Deze en vele wetenswaardigheden van zijn bijzondere levensloop en levenswandel heeft hij uitvoerig en op toegankelijke wijze opgeschreven.
Rake observaties en mooi tijdsbeeld
Het boek omvat 336 pagina’s en is opgedeeld in acht hoofdstukken en talloze paragrafen verluchtigd hier en daar met enkele foto’s. Ik zal niet verder uitweiden over de inhoud, maar beveel een ieder aan om dit boek te lezen. Ik heb het in één ruk uitgelezen, omdat het spannend blijft om erachter te komen wat van de vissersjongen is terechtgekomen ondanks allerlei tegenslagen. Want Harry heeft een heel bijzondere levensloop. Enkele thema’s die aan bod komen zijn: tegenwerking door de onderwijzer op de lagere school in het district Saramacca, problemen als districtsjongen in Paramaribo op de muloschool, zoals veel moeite met de Nederlandse taal en in het bijzonder het gebruik van lidwoorden. Harry woonde in bij zijn zus en zwager in Paramaribo. Aangrijpend is de beschrijving van zijn oudere zus die al op heel jonge leeftijd de rol van didi (oudere zus in het Sarnámi), deels vervangster van de moeder op zich neemt. Ook de wederzijdse verplichtingen tussen broers en zussen die vroeger zo kenmerkend was onder Hindostanen komt aan bod. Harry koos voor de onderwijzersopleiding op de toenmalige Kweekschool. Daar heeft hij onder meer in de klas gezeten met de bekende schrijfster Astrid Roemer.

Harry (met bril) en Astrid Roemer (links) zittend; leerlingen van de Kweekschool jaren zestig
Als 23-jarige leerkracht kwam Harry in het najaar van 1967 voor verdere studie naar Nederland. Na het behalen van de hoofdakte studeerde hij pedagogische en andragogische wetenschappen aan de Universiteit van Leiden. In Nederland werd hij geconfronteerd met allerlei vraagstukken rond discriminatie en integratie van wat toen heette de etnische minderden (tegenwoordig aangeduid als mensen met een migratieachtergrond). Als onderwijspedagoog en (vrijwillige) welzijnswerker heeft Harry zich in het bijzonder ingezet voor de integratie van Hindostanen. In zijn boek passeren allerlei problemen de revue, zoals de overkomst van gezinsleden, de huisvestingsituatie en financiële problemen in Nederland eind jaren zestig. Ook de inzet om de banden met de achtergebleven familie in Suriname levend te houden, het overlijden van zijn ouders, terugkeer in 1970 naar Suriname en daarna opnieuw vestiging in Nederland komen aan bod. Zijn levensloop verdeelt Harry in verschillende fasen en het boek is in talloze paragrafen opgedeeld. Toch leest het makkelijk en er staan rake observaties in. Het is eigenlijk een boek over het wel en wee van een Hindostaanse migrant en geeft een mooi tijdsbeeld.

Leerkracht Harinandan Singh te midden van zijn leerlingen in Rotterdam (1978)
Kanttekening
Een belangrijke kanttekening bij dit boek is op zijn plaats. Harry heeft zich in het begin van zijn autobiografie gewaagd aan een beschrijving van de contracttijd én een verklaring voor de Hindostaanse emigratie van India naar Suriname. Hij is echter geen deskundige op dit terrein en er staan dan ook diverse onjuistheden in de betreffende paragrafen. Ik noem slechts enkele voorbeelden. Ten onrechte stelt Harry dat in 1884 Barnet Lyon agent-generaal der immigratie was. De agent-generaal was toen de zachtmoedige en humane Cateau van Rosevelt. Hij werd door de Hindostaanse contractarbeiders ‘koeliepapa’ genoemd. Zijn opvolger Barnet Lyon werd weliswaar ook koeliepapa -als Hindostaanse benaming voor agent-generaal- genoemd, maar hij was minder populair. De eigenlijke koeliepapa was dus Cateau van Rosevelt. Wat Harry over Barnet Lyon schrijft op pagina 51 is tegen deze achtergrond dus niet juist: ’Het bevreemdt mij eens te meer dat hij ‘koeli papa’ werd genoemd. Dat was hij echt niet.’ Ten onrechtebeweert Harry ook dat Barnet Lyon opdracht zou hebben gegeven tijdens de opstand van 1884 op plantage Zorg en Hoop om de activiste Janey Tetary dood te schieten (pagina 55). In 1884 was Barnet Lyon wel waarnemend procureur-generaal, maar hij is niet meegegaan met de militairen naar plantage Zorg en Hoop. Harry heeft het op pagina 51 over de ‘uithongering in de donkere cellen van de gevangenissen’ van Hindostaanse klagers. Dit schrijft hij echter zonder deze bewering te staven. En op pagina 50 heeft hij het over ‘onnozele Brits-Indiërs die werden misleid en ‘voor vertrek naar het beloofde land Suriname onder strenge controle naar een afgesloten, zwaarbewaakte terminal’ werden ‘afgevoerd’. Dergelijke beschrijvingen duiden niet alleen op onvoldoende kennis en inzicht ten aanzien van het wervingssysteem in India, maar ook ten aanzien van het toezicht op naleving van het in 1870 gesloten immigratietraktaat, waarvoor een Britse consul in Suriname was gestationeerd. Over de opstand op plantage Mariënburg die eind juli 1902 plaatsvond, vermeldt hij op pagina 205 dat deze opstand plaatsvond ‘in de tweede helft van de negentiende eeuw’.
Harry staat niet alleen stil bij de Hindostaanse contractarbeid maar probeert -zoals gezegd- ook een verklaring te geven voor de emigratie vanuit India naar Suriname. Maar ook hier wreekt zich zijn kennislacune. Hij beweert ten onrechte dat een van de zogeheten pushfactoren van de Hindostaanse emigratie de onafhankelijkheidsstrijd van Mahatma Gandhi in India was. Mahatma Gandhi arriveerde echter pas in 1915 vanuit Zuid-Afrika in India. Het laatste immigrantenschip -de Dewa- kwam in 1916 naar Suriname met de laatste 303 Hindostaanse immigranten. Het overgrote deel van de Hindostaanse contractarbeiders was dus allang vóór 1915 in Suriname. De onafhankelijkheidstrijd van Gandhi was geen pushfactor en sowieso was de onafhankelijkheidsstrijd in India nauwelijks een factor in de Indiase emigratie. Harry schotelt een zwartgallig beeld voor van wat de contractarbeiders bij aankomst in Suriname aantroffen en illustreert dit onder meer met foto’s. Zo staat op pagina 24 een foto afgedrukt over de vermeende ‘Belabberde huisvesting van de kantrakis’ waarop 10 contractarbeiders zittend of staand voor ‘pinahutten’ te zien zijn. De immigrantenwoningen waren echter van hout en hadden geen ‘pinadak’. Na hun contractperiode woonden velen eerst wel in hun eigengebouwde hutten van prasara met pinadak, maar bijna iedereen had landerijen en woonden als echtpaar of enkelingen in deze woningen. In elk geval niet in grote aantallen collectief samen. Ik betwijfel dan ook of deze foto een Surinaams tafereel representeert; hetzelfde geldt voor de foto op pagina 49 na aankomst van een lichting contractarbeiders in Suriname. Er bestaat ook geen foto van de ’aankomst van het eerste schip Lalla Rookh’; de foto’s op pagina 23 en 48 zijn van andere immigrantenschepen. Voorts is het goed erop te wijzen dat het proefschrift van R. Bhagwanbali over het ’indentured labour systeem’ niet in 2014 is gepubliceerd, maar al in 1996. Het is jammer dat Harry in zijn boek onzorgvuldig omgaat met de Hindostaanse geschiedenis. Hopelijk kunnen bij een volgende druk de onjuistheden en fouten worden rechtgetrokken.

Voor o.a. zijn boek Verlaten Verleden. Memoires van Shardhanand Harinandan Singh kreeg de auteur op 17 maart 2021 een erespeld opgespeld door minister Albert Ramdin (BIBIS) in het bijzijn van ambassadeur Rajendre Khargi (Den Haag).
Onderzoek nodig
Maar nogmaals: de autobiografie van Shardhanand Harinandan Singh is zeer lezenswaardig, ondanks deze onvolkomenheden. Hij verdient een compliment dat hij open en eerlijk zijn levenspad en levenswandel heeft beschreven. Hij geeft ons immers een goede inkijk in de migratie van Suriname naar Nederland en de terugkeer naar Suriname alsook de problemen met betrekking tot inpassing in beide landen. Binnen een paar jaar zal het een halve eeuw (50 jaar) geleden zijn dat de grote Hindostaanse emigratie tussen 1974-1975 naar Nederland plaatsvond. Een grote groep van de toenmalige geëmigreerde volwassenen (de eerste generatie) is al overleden. In het kader van de geschiedschrijving over Hindostanen in Nederland is het zaak dat de toenmalige emigratie-ervaringen en de inburgering in Nederland worden vastgelegd. Er is onderzoek nodig en belangrijke vragen zijn: Hoe is men opgevangen in Nederland? Hoe was het leven in de zogeheten opvangcentra? Hoe heeft men huisvesting en werk verkregen? Helaas zijn er tegenwoordig weinig Hindostanen die geschiedenis of sociale wetenschappen studeren. Er wordt ook weinig empirisch onderzoek gedaan. Wellicht kunnen Hindostaanse ouderen die wonen in de voorzieningen voor groepswonen alsnog worden geïnterviewd. Egodocumenten zoals van Harinandan Singh vullen deze leemte deels in. Ruben Gowricharn heeft in 2020 een roman gepubliceerd getiteld De prijs van geluk die een beeld geeft van de inburgering. Laten wij hopen dat ook anderen publiceren over de emigratie en inburgering van Hindostanen in Nederland en dat er ook meer onderzoek wordt verricht.
Verlaten verleden. Memoires van Shardhanand Harinandan Singh • ISBN 9789403611044 • Rotterdam (2021) • paperback 336 pp en staand 170 x 240 mm • Prijs: €34,54. Bestellink: Verlaten Verleden
Ingekomen reactie
De recensie van Prof. Dr. Chan Choenni waardeer ik, vooral omdat hij het boek in een breder perspectief plaatst, waarbij het algemeen belang van individuele geschiedschrijving wordt benadrukt. Dat was inderdaad de intentie om dit boek uit te geven. Wellicht kunnen lezers met een migratieachtergrond hierdoor meer geïnspireerd raken hun levensverhalen en familieachtergronden voor de nakomelingen in diaspora samenlevingen op papier na te zetten. Hij geeft een aardig beeld van hetgeen ik in het boek vermeld. Daarvoor mijn dank.
Drie opmerkingen wil ik wel erbij plaatsen:
- De FHON werd inderdaad onder mijn leiding opgericht, waarbij Dr. Kries Sietaram uit Utrecht als voorzitter en ik als secretaris uit Rotterdam werden benoemd. In de loop van 1976 werd deze naam omgedoopt in Stichting Lalla Rookh Nederland na een weekendconferentie van de gezamenlijke organisaties van de Hindostaanse migranten in Nederland. Van de welzijnsstichting Lalla Rookh Nederland werd ik de eerste voorzitter. Sietaram werd na mijn vertrek in 1981 de volgende voorzitter. De wisseling stond in verband met mijn kritische houding ten opzichte van het militaire dictatuur in Suriname.
- Dat een van de zogeheten pushfactoren van de Hindostaanse emigratie de onafhankelijkheidsstrijd van Mahatma Gandhi in India was heb ik inderdaad ten onrechte opgeschreven. In plaats van Bapu Gandhi Ji moest hebben gestaan “de patriotten die in die tijd strijd tegen het Britse Bewind leverden.
- Inderdaad ben ik geen deskundige op het terrein van de Hindostaanse geschiedenis in Suriname. Zijn persoonlijk advies om het betreffende hoofdstuk te herschrijven zal ik bij de volgende editie zeker opvolgen.
Overigens heeft Prof. Dr Michel van Kempen onlangs ook melding gemaakt van het boek op Caraïbische letteren. Hij vond het boek ook aanbevelenswaard. Wel tipte hij me om bij de volgende druk een betere corrector te zoeken. Dat zal zeker gebeuren.
Dank voor de publicatie en ik hoop dat de Hindorama weer bekendheid aan mijn volgend boek “Vedanta in wetenschappelijk perspectief “ zal willen geven.
Drs. S. Harinandan Singh
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
Typisch Hindostaans: Gastvrijheid

© Ashvin Ghisyawan (totaalfotografie.nl)
Vorig jaar schreef Hans Ramsoedh een artikel Wat is typisch Hindostaans? Hierin ging hij in op een paar voorbeelden van wat als de Hindostaanse volksaard kan worden gezien, waaronder het verschijnsel van enorme aantallen gasten bij een huwelijk, uitgenodigd of niet, het kan allemaal. Ramsoedh nodigde lezers uit om ook met voorbeelden te komen van wat zij als typisch Hindostaans zien, waarmee een collage zou kunnen worden gemaakt. De typische kenmerken moeten daarbij vooral niet altijd zeer serieus worden opgevat maar dienen meer als vorm van humor. Het is namelijk belangrijk dat een volk/gemeenschap ook om zichzelf kan lachen als een vorm van zelfreflectie. De uitnodiging van Ramsoedh leidde echter niet tot spontane reacties. Dat ontlokte bij een Hindostaanse man de opmerking: “Typisch Hindostaans. Ze kunnen wel een hoop praten, maar daadwerkelijk iets opschrijven, ho maar.”
Verzameling van typische kenmerken
Hindorama heeft zelf een aantal mensen, zowel Hindostanen als niet-Hindostanen, benaderd om te vragen wat zij typisch Hindostaans vinden. Niet-Hindostanen noemden vooral:
- gastvrij, bescheiden en familie-georiënteerd;
- Hindostaanse gerechten als roti, bará en masalagerechten (zowel vlees als groente); en
- Bollywoodmuziek, -dans en –kleding (glitter and glamour/bling bling).
Ook Hindostanen brachten deze punten, al dan niet meer genuanceerd naar voren, maar er werden ook nog andere punten genoemd:
- erg statusgevoelig met als voorbeelden: tuk op academische titels, mooie auto, grote feesten, veel mensen uitnodigen, dure drank schenken en veel te veel eten (laten zien dat je niet gierig bent);
- bescheiden, maar meer in de zin van naar buiten toe geen activistisch gedrag tonen of weerwoord geven, want in de beslotenheid van eigen huis/familie/vrienden ventileert men wel flinke meningen. Sommigen typeerden dit als lafheid. Anderen noemden in dit verband ook de term tej (zichzelf erg belangrijk vinden of betweterig doen);
- ‘manai ka boli’ (wat zullen de mensen zeggen) met als opmerking dat dit op selectieve wijze wordt gehanteerd wat ook de typering “hypocriet” ontlokte bij een aantal personen;
- eetcultuur van pittig en vrij vet en zout voedsel, veel masala, doks, rode sardien en een of twee dagen per week vegetarisch voedsel;
- religieus in de zin dat men vaak puja’s doet, een eigen pujaruimte of godenafbeeldingen in huis heeft;
- zeer serieus omgaan met zaken als najar (‘het boze oog’), juthá (bevuiling door een ander van eten, bijvoorbeeld, door met gebruikte lepel of met de hand ervan te nemen).
- entertainment waar jong en oud van genieten: Indiase films en muziek maar ook baithak gáná.
- Gefocust op huidskleur, niet per se om een donkere huidskleur af te keuren, maar wel erg oplettend op de precieze tint.
Het mag duidelijk zijn dat het hier om een informele verzameling van kenmerken gaat die beslist niet is gestoeld op (semi)wetenschappelijk onderzoek. Een aantal van de genoemde kenmerken is wellicht ook niet alleen typisch Hindostaans. Maar het leek toch aardig om dit summiere beeld van hoe niet-Hindostanen tegen Hindostanen aankijken en hoe Hindostanen tegen hun eigen mensen aankijken hier te schetsen.
Gastvrijheid
In deze bijdrage wordt stilgestaan bij het kenmerk gastvrijheid vanuit verschillende invalshoeken. Hoe bijvoorbeeld misbruik wordt gemaakt van de veelgeprezen gastvrijheid, maar ook hoe binnen de gemeenschap met gastvrijheid wordt omgegaan en de interactie met sommige andere typische kenmerken zoals bescheidenheid (geen weerwoord geven) en statusgevoeligheid.
“Ik kom roti bij je eten”
Niet-Hindostanen memoreerden veelal dat je heel makkelijk kunt aanschuiven bij een feestje of dat je te eten wordt uitgenodigd. In Suriname was bekend dat Creolen zichzelf vaak uitnodigden. Een Hindostaanse vrouw vertelde: “Altijd kwamen ze tegen mij zeggen als het Holi was ‘Ik kom roti bij je eten’. Maar omgekeerd verwachtten ze niet dat ik pom bij hen kom eten op 1 juli of met Kerst. Maar ja, zo was het. Wij Hindostanen gingen niet graag bij anderen eten, omdat wij niet alles eten, zoals zoutvlees enzo.”
Toen Hindostanen in grote getalen naar Nederland kwamen en verspreid over Nederland kwamen te wonen, hebben zij ook te maken gehad met Nederlanders die maar al te graag op het eten bij de Hindostaans buren kwamen. In het begin vond men dat niet erg. Het was zelfs goed voor de vriendschappelijke verhoudingen. Maar op een gegeven ogenblijk was het wel erg opvallend dat ze altijd tijdens etenstijd verschenen wetend dat er wel een hapje eten zou zijn. Een vrouw: “We vonden het wel vervelend, maar wilden hen niet wegsturen. Mijn man zei dat ik extra peper in het eten moest doen, maar dat vond ik zielig. Toen ik begon te werken, heb ik wel laten merken dat ik niet zo vaak bezoek kan hebben en zo is het opgelost, zonder ruzie.”
Lekker rommelen bij de buren
Dan heb je ook gevallen dat de kinderen uit de buurt altijd te vinden waren bij hun Hindostaanse vriendjes. De ouders vonden dat gezellig voor hun kinderen, totdat ze merkten dat de Nederlandse buren hun huis graag piekfijn in orde houden en de kinderen dus maar graag ergens anders laten rommelen. De moeder: “Ik vond dat niet leuk, maar ik kon niet aan die kinderen zeggen dat ze niet welkom zijn. Ik begon wel op te letten dat er bij mij niet te veel troep werd gemaakt en dat ik dus maar moest blijven sloven. Als er te veel rommel was, moesten ze zelf samen met mijn kinderen opruimen.”
Aftroeven
Hindostanen pakken graag goed uit bij een feestje. Er wordt veel eten en drank geserveerd. Onderling willen ze elkaar soms graag aftroeven. Als de een nasi en bami met kip had geserveerd, dan doet de ander daar ook nog roti met doks bij, bijvoorbeeld. En daarnaast zijn er altijd nog allerlei hapjes. Soms ben je nog van je bara aan het genieten of de loempia komt eraan en direct daarna roze kipsalade of ghugri. En uiteraard kun je niet weg alvorens ook nog een volledige maaltijd te nuttigen. Een Nederlandse vrouw: “Bij Nederlanders wordt je uitgenodigd voor koffie met gebak of voor een borrel, een aangeklede borrel of voor het eten. Bij Hindostanen is het alles ineen.”
Kwestie van eer
Dat er een overdaad aan eten wordt aangeboden is op zich niet zo een punt als je zelf kunt bepalen wat je allemaal wel of niet neemt. Maar soms wordt je continu achter de vodden gezeten en wordt het als het ware door de gastvrouw/-heer niet geaccepteerd dat je niet alles neemt. Gastvrijheid verandert in een vorm van tirannie. Het gaat niet meer om wat de gast graag heeft, maar om de eer van de gastvrouw of -heer. Dit is op komische wijze uitgebeeld in een sketch uit de BBC-serie Goodness Gracious Me die over Indiërs in Engeland gaat: https://youtu.be/RJaRh6QTTfU
Status en snoeverij
Bij bruiloften of andere grote feesten heeft het aantal gasten en alles eromheen ook te maken met status binnen de familie. Bij een huwelijk heeft het soms vooral te maken met het laten zien aan de ‘tegenpartij’, de familie van de bruidegom. Die moet vooral niet denken dat de familie van de bruid niet goed kan uitpakken. Er wordt soms geld bij de familie geleend om het huwelijk zo groots mogelijk te kunnen vieren.
Bij hoogopgeleide Hindostanen lijkt het er soms op dat die zich graag alleen tussen mensen van hun eigen niveau willen ophouden en hun uitnodigingsbeleid bij feestjes in die zin beperken. Die lopen dan weer het risico dat ‘men erover praat’ dat ze vrekkig zijn.
Welgestelde Hindostanen in Suriname kunnen ook uitpakken onder meer bij bruiloften om te laten zien dat zij goed in de slappe was zitten. Deze bruiloften hebben vooral het karakter van het ten toon spreiden of showen van rijkdom waarbij de ene familie de andere probeert te overtreffen. Er is security bij de ingang en het tonen van de uitnodiging is verplicht. Dit soort bruiloften is duidelijk geïnspireerd door tentoongespreide weelde in Bollywoodfilms. Het is ook de bedoeling dat mensen het na maanden nog hebben over de pracht en praal bij dat huwelijk van desbetreffende familie.
Typically Hindostani: Hospitality

© Ashvin Ghisyawan (totaalfotografie.nl)
Last year, Hans Ramsoedh wrote an article What is typically Hindostani? In it, he discussed a few examples of what can be seen as the Hindostani national character, including the phenomenon of huge numbers of guests at weddings, invited or not, it is all possible. Ramsoedh invited readers to also come up with examples of what they see as typically Hindostani, with which a collage could be made. It must be understood that the typical characteristics should not always be taken very seriously but should serve more as a form of humour. It is, after all, important that a people or community can also laugh at itself as a form of self-reflection. Ramsoedh’s invitation, however, did not lead to spontaneous reactions which elicited a Hindostani man to comment: “Typical Hindostani. They can talk a lot, but they can’t write anything down.
Collection of typical characteristics
Hindorama itself approached a number of people, both Hindostani and non-Hindostani people, to ask what they thought was typical of Hindostani’s. Non-Hindostani’s mainly mentioned:
- Hospitable, modest and family-oriented;
- Hindostani dishes such as roti, bará and masala dishes (both meat and vegetables); and
- Bollywood music, dance and clothes (glitter and glamour/bling bling).
Hindostani people also raised these points, sometimes more nuanced, but they also mentioned other points:
- very status-sensitive with as examples: keen on academic titles, nice car, big parties, inviting a lot of people, serving expensive drinks and way too much food (showing that you are not stingy);
- modest, but more in the sense of lack of activism or not speaking out, because in the privacy of one’s own home/family/friends, Hindostani’s do ventilate strong opinions. Some characterised this as cowardice. Others also mentioned the term Hindostani term tej, meaning that someone considers him/herself very important or that someone is pretentious);
- Manai ka boli’ (‘what will people say’) with the remark that this is used selectively, which also elicited the description “hypocrite” from some people;
- food culture of spicy and rather fatty and salty food, a lot of masala (curry), duck, red sardines (sarines in tomato sauce) and one or two days a week vegetarian food;
- religious in the sense that they often do pujas, have their own puja room or depictions of Hindu gods in their homes;
- very serious about things like najar (’the evil eye’), juthá (defilement by another person of food, for example, by taking it with a used spoon or with the hand).
- entertainment enjoyed by young and old: Indian films and music but also baithak gáná.
- focused on skin colour, not necessarily to disapprove of darker skin, but very attentive to its exact shade.
It should be clear that this is an informal collection of characteristics that is certainly not based on (semi)scientific research. Some of the characteristics mentioned are probably not only typically Hindostani. But it still seemed a good idea to sketch this brief picture of how non-Hindostani people view Hindostani people and how Hindostani’s view their own people.
Hospitality
This article will look into the characteristic of hospitality from various angles. For example, how the much-praised hospitality is abused, but also how hospitality is dealt with within the community itself and the interaction with some of the other typical characteristics such as modesty (not speaking out) and status sensitivity.
“I’ll come and eat roti.”
Non-Hindostani people often recalled that it was very easy to join a party or be invited for dinner by Hindostani people. In Suriname, Creoles were known to invite themselves often. A Hindostani woman told: “They always came and said to me when it was Holi, ‘I’ll come to your house and eat roti’. But the other way round, they didn’t expect me to eat pom (a Creole-Surinamese dish) with them on their 1 July or Christmas festivities. But yes, that’s how it was. We Hindostani’s didn’t like to eat at other people’s houses, because we don’t eat everything, like pickled meat and so on.”
When Hindostani people migrated to the Netherlands in large numbers and came to live scattered across the country, they also had to deal with Dutch people who were only too happy to go to the Hindostani neighbours’ houses for dinner. In the beginning, they did not mind. It was even good for friendly relations. But at one point, it was quite conspicuous that the Dutch always turned up at dinner time, knowing that there would be a bite to eat. A Hindostani woman: “We found it annoying, but did not want to send them away. My husband told me to put extra pepper in the food, but I thought that would not be right. When I started working outdoors, I did let on that I couldn’t have visitors so often, and that’s how it was resolved, without arguments.”
Mess at the neighbours’ place
There were also cases where the children from the neighbourhood could always be found with their Hindostani friends. The Hindostani parents thought that this was nice for their children, until they noticed that the Dutch neighbours like to keep their house in perfect order and therefore like to let the children mess around somewhere else. The mother: “I did not like that, but I could not tell the children that they were not welcome. I did start to pay attention that they did not make too much mess at my place. If this was the case, they had to clean it up themselves together with my children.”
Outdo each other
Hindostani people like to go all the way when having a party. A lot of food and drinks are served. Sometimes the aim is to outdo each other. If one person had served fried rice and noodles with chicken, the other would add roti with curry duck, for example. And then there are always all kinds of snacks. Sometimes, you are still enjoying your bara or the spring roll is coming, and right after that, pink chicken salad or ghugri. And of course, you can’t leave before having a full meal as well. A Dutch woman: “With the Dutch, you are invited for coffee and cake or for a drink, whether or not with snacks, or for dinner. With Hindostani people, it’s all in one.”
A question of honour
The fact that there is an excess of food on offer is not such a problem if you can decide for yourself what you will or will not eat. But sometimes, you are constantly being chased and it is as if the host/hostess does not accept that you do not take everything. Hospitality turns into a form of tyranny. It is no longer about what the guest likes, but about the honour of the host or hostess. This is hilariously portrayed in a sketch from the BBC series Goodness Gracious Me which is about Indians in England: https://youtu.be/RJaRh6QTTfU
Status and showing off
At weddings or other large parties, the number of guests and all the splendour surrounding it also has to do with status within the family. At a wedding, it is sometimes mainly a matter of showing off to the ‘other party’, the groom’s family. The latter must not think that the bride’s family cannot go all the way. Money is sometimes borrowed from the family in order to be able to celebrate the marriage with as much grandeur as possible.
With highly educated Hindostani people, it sometimes seems that they prefer to be among people of their own status and when having a party they limit their invitation policy accordingly. They, however, run the risk that they are considered stingy and that people will talk about them that way.
Well-to-do Hindostani people in Suriname can also show off at weddings to demonstrate that they are well-to-do. These weddings are mainly about displaying wealth, with one family trying to outdo the other. There is security at the entrance and showing the invitation is mandatory. This kind of wedding is clearly inspired by the wealth displayed in Bollywood films. The idea is that months later people will still be talking about the splendour of that family’s wedding.
Ayurveda: De toepassing van niem

Immigratie Niemboom met op de achtergrond de Surinamerivier (Paramaribo)
Al meer dan vierduizend jaar gebruiken Indiërs het geneeskrachtige Azadirachta indica oftewel niem. De toepassingsmogelijkheden zijn bijna grenzeloos. Niem-medicatie is dan ook een belangrijk element in de ayurvedische geneeskunde. De uit Suriname afkomstige farmacognost en emeritus hoogleraar prof. dr Rudie Paul Labadie (tot mei 1999 verbonden aan de Universiteit van Utrecht) was een van de eersten in Europa die onderzoek deed naar deze eeuwenoude Indiase geneeswijze. Farmacognosie is een onderdeel van de farmacie, dat zich bezighoudt met de geneeskrachtige werking van biologisch materiaal, zoals planten. Naar Labadie’s stellige overtuiging is ayurveda een nuttige aanvulling op de westerse geneeskunde.
In India wordt de niemboom ook wel de dorpsapotheek genoemd. De boom bevat namelijk een groot aantal geneeskrachtige stoffen die geschikt zijn voor de bestrijding van de meest uiteenlopende kwalen. De stoffen worden uit alle onderdelen ervan gehaald: blad, tak, bast, wortels, vrucht, zaad, sap en olie. Alles wordt gebruikt. In India wordt niem verwerkt in producten als thee, tonicum, poeder, zeep, zalf en tandpasta. Tegenwoordig wordt de niemboom, die oorspronkelijk alleen in Azië voorkwam, in vrijwel alle tropische streken geplant. Voor inwoners van arme landen, die geen dure medicijnen kunnen betalen, is deze knoestige apotheek een zegen.

Prof. Rudie Paul Labadie (1935)
Velerlei toepassingen: tegen ontstekingen tot anticonceptie
In de ayurveda wordt niem het meest gebruikt voor de bestrijding van ontstekingen. Labadie: “Niem bevat een enorm aantal verbindingen: polysacharide, terpenen, fenolen. Deze hebben dermatologische en antiseptische eigenschappen. Niem werkt ontstekingsremmend, doodt schadelijke micro-organismen en verlaagt de koorts. Als tonicum bevordert het middel herstel na ziekte.” Niem werkt goed bij spijsverteringsstoornissen als diarree, dysenterie, braken en constipatie. Deze stoornissen zijn vaak het gevolg van ontstekingen in mond, keel, maag, darmkanaal, lever of gal. Ook reumatische ontstekingen en ontstekingen aan lucht- of urinewegen zijn goed te behandelen. Niem’s antibacteriële eigenschappen worden voorts goed gebruikt om uiteenlopende huidaandoeningen te bestrijden. Een geschikte toepassing betreft ook de mondhygiëne. In India zie je mensen die hun tanden met de twijgen poetsen, maar dit kan ook met niempoeder of -tandpasta. Daarnaast blijken virale aandoeningen als herpes, wratten en bepaalde soorten pokken goed behandeld te kunnen worden.
In de ayurvedische literatuur wordt ook de toepassing als anticonceptie genoemd. Niemolie heeft namelijk een sterk spermadodend effect. Het gedurende vijftien minuten voorafgaand aan de geslachtsgemeenschap in de vagina houden van een in niemolie doorweekt stukje watten, is een eenvoudige, goedkope en in de praktijk effectief gebleken methode van geboortebeperking. Niem is ook een doeltreffend en milieuvriendelijk bestrijdingsmiddel in de landbouw. Schadelijke insecten en ander ongedierte vluchten weg, worden onvruchtbaar of raken totaal in de war. Dit dankzij de anti-feedend eigenschap van niem (niet geschikt om als voedsel te dienen). Ook bij het opslaan van voedsel is deze eigenschap nuttig. Bijvoorbeeld, door niembladeren in een baal rijst te doen wordt voorkomen dat er insecten in komen. Een ander agrarisch gebruik van niem is als kunstmest.

Niem datun (twijgje) wordt gebruikt als tandenborstel
Onderzoek
Na zijn promotie in 1971 kwam Labadie terecht bij de Universiteit van Utrecht, waar hij de ruimte kreeg om onderzoek te doen naar de werking van geneeskrachtige planten. De gangbare westerse opvatting dat één enkele stof verantwoordelijk is voor de medicinale werking waarna die geïsoleerd en gesynthetiseerd wordt, vond Labadie niet overtuigend. “Je kunt niet stellen dat uit al die honderden complexe verbindingen maar één stof effectief is, maar dat meerdere stoffen in samenhang met elkaar werken. Deze gecombineerde werking is effectief. Niem, bijvoorbeeld, heeft een groot aantal complexe verbindingen. Daarom werkt het ook tegen vele uiteenlopende aandoeningen.”
Voor zijn wetenschappelijk onderzoek had Labadie ook een idealistisch motief. “Mensen in arme landen kunnen geen dure medicijnen kopen. Maar ze hebben wel een vorm van medicatie ontwikkeld die gebaseerd is op de natuur. De eeuwenoude kennis wordt van generatie op generatie doorgegeven. Deze kennis wilde ik verder ontwikkelen. Vooral de planten die op het immuunsysteem werken hadden mijn belangstelling. Dit systeem wordt door ondervoeding verzwakt, waardoor men vatbaar voor ziektes wordt.” In de ayurveda vond hij een alomvattende vorm van traditionele geneeskunde. Hij deed onderzoek in Sri Lanka naar de siddha, de plaatselijke variant van ayurveda. Samen met Nederlandse collega’s legde hij als eerste de grondslag voor het onderzoek naar de versterkende werking van planten en plantaardige stoffen op het menselijk immuunsysteem (immuunmodulatie). Dit leverde hem wereldfaam op en een professoraat in Utrecht. Zijn expertise werd ook in India erkend waar hij op uitnodiging van de Indiase regering het onderzoek aan de instituten aldaar beoordeelde.

Immigratie Niemboom – Suriname
Niem in Suriname
Niem werd naar Suriname gebracht door de Hindostaanse immigranten. Ter gelegenheid van 75 jaar immigratie werd in 1948 een speciaal uit India gehaalde niemboom aan de Waterkant geplant. Ook in Suriname wordt niem traditioneel voor de bestrijding van talrijke aandoeningen gebruikt. Zo wordt thee van gedroogde bladeren, bijvoorbeeld, gedronken om de bloeddruk te verlagen, om diabetes tegen te gaan en tegen malaria. Niem heeft een koortswerend effect, maar kan tevens preventief worden gebruikt om de muskieten op een afstand te houden. Hindostanen gebruiken de bladeren van niem ook bij religieuze ceremonies en voor een ritueel kruidenbad.

Niemboom
Naast de uit India afkomstige niem is er de inheemse variant, krapa, die in het drassig bosgebied van Suriname voorkomt. De twee voorkomende soorten, Carapa guianensis en Carapa procera, zijn familie van de Azadirachta indica. Professor Labadie had graag onderzoek bevorderd naar de werkzame stoffen in deze Surinaamse familie van de Indiase wonderboom. Want de uit de zaden van de krapa gemaakte olie wordt veelvuldig gebruikt om wondjes te ontsmetten en tegen diverse huidaandoeningen (eczeem, uitslag, jeuk, huidschimmel pigmentvlekken enzovoort). In het binnenland is het niet ongebruikelijk dat men ter preventie het hele lichaam insmeert met de olie. Kleine beetjes van de olie worden ook ingenomen tegen constipatie en andere buikklachten of als een preventieve periodieke reiniging van de darmen. Ook de bast van de boom wordt gebruikt tegen diverse aandoeningen. Volgens Ayurveda expert Amrika Anroedh van Swasthya Ayurvedic Health Consultancy in Suriname wordt er, ondanks de vele toepassingen van krapa, op wetenschappelijk gebied weinig aan gedaan. Niem is wel wetenschappelijk onderzocht (in India en onder meer in Nederland); hij merkt dat niemolie populairder is dan krapa-olie.

Drs. Amrika Anroedh
Anroedh betreurt in het algemeen dat er in Suriname weinig animo is voor wetenschappelijk onderzoek naar de aanwezige geneeskrachtige kruiden. Terwijl alle bevolkingsgroepen in Suriname zo hun eigen traditionele geneeswijzen hebben waarvan de effectiviteit door de jaren heen is gebleken, valt de medische belangstelling in Suriname tegen. “En dat terwijl er ongeveer 2000 medicinale planten in Suriname zijn, waarvan naar schatting zo een 500 tot 600 ayurvedische planten die ook gedocumenteerd zijn in India en waarvan sommige na gedegen wetenschappelijk onderzoek zelfs een belangrijk exportproduct zijn. India heeft ook alle medewerking toegezegd om Suriname te helpen met de ontwikkeling van deze sector. In januari 2020 werd daartoe een Memorandum of Understanding getekend.” In diverse westerse landen, waaronder Nederland, worden ayurvedische behandelingen vergoed door zorgverzekeraars. In Suriname is dat nog steeds een uphill battle. Volgens Anroedh zit het probleem niet in de culturele erkenning van de verschillende gebruiken. Ook is er sprake van transculturele erkenning. Uit alle bevolkingsgroepen laat men zich, bijvoorbeeld, jháre (Hindostaans ritueel om ‘het boze oog’ weg te nemen) of wordt een wasi gedaan (reinigingsritueel uit de Winti cultuur). Het knelpunt zit in de economische erkenning. Anroedh is secretaris van de stuurgroep die zich inzet voor de ontwikkeling van de Traditionele Medische Systemen (TMS) en industrie in Suriname. Niet alleen ayurveda, maar alle traditionele geneeswijzen moeten op eenzelfde wijze in overeenstemming met de normen van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) worden gereguleerd. Hij is voorstander van integrative medicine waarbij sprake is van synergie met andere geneeswijzen.
Dit artikel is deels ontleend aan het eerder in het tijdschrift Hindorama gepubliceerde artikel Dr Labadie: “Ayurved levert waardevolle bijdrage aan de moderne geneeskunde” – De toepassing van niem (Hindorama, januari-februari 2001).
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Religie & Levenswijze, Suriname, Traditie
Kauai Hindu Monastery – Where Heaven Meets Earth & Hinduism Meets Its Future! – Rajiv Malik
Time has come for the Hindu World to officially accord the status of a Hindu Shankaracharya to Gurudeva!

Satguru Sivaya Subramuniyaswami (1927-2001)
Government of India must confer highest civilian award of Bharat Ratna or an equivalent on Gurudeva posthumously for his contribution towards promotion of the essence of Indian heritage, culture and values worldwide through his monastery!
Hindus all over the world, more so in India, the land of Lord Siva and Sanatan Dharma, are amazed to know that a mammoth Siva Temple is being built in Hawaii, so far away from India, in a dedicated and painstaking manner for the past several decades. The temple is known as Iraivan Temple. Iraivan is an ancient Tamil word for God, meaning “ He who is worshipped.” Even more surprising is the fact that Iraivan Temple is being built to fulfill the grand vision of Satguru Sivaya Subramuniyaswami [1927-2001], lovingly called as Gurudeva by his thousands disciples, followers and admirers who are spread all over the world. In the line of successorship, he was the 162nd Jagadacharya of the Nandinatha Sampradaya’s Kailasa Parampara and the founding Guru Mahasannidhanam of Kauai Aadheenam, also known as Kauai’s Hindu Monastery. Gurudeva’s mission, received from his satguru Siva Yogaswami of Jaffna, Sri Lanka, was to protect, preserve and promote the Saivite Hindu religion as expressed through its three pillars: temples, satgurus and scripture. This temple was inspired by a series of mystical visions of Siva that came to Gurudeva early in the morning of February 15, 1975, in which he saw Lord Siva seated on a large boulder that was later discovered on the then overgrown property. It is these visions that inspired Gurudeva to begin this exquisite temple, unlike anywhere in the world.

Iraivan Temple
Story of Kauai’s Hindu Monastery is completely woven around the story of its founder beloved Gurudeva who touched the hearts of thousands of people he met all over the world, open heartedly and lovingly. Gurudeva was a shining example of awakening and wisdom, recognised worldwide as one of Hinduism’s foremost masters. Born in California, orphaned at age 11, Gurudeva was raised by a family friend influenced by the spirituality of India, who brought him into the culture and beliefs of Hinduism.
Trained in classical Eastern and Western dance and in the disciplines of yoga, Gurudeva became the premier danseur of the San Francisco Ballet at the age of 19. However at the height of his career he renounced the world and in 1947 he sailed to India in quest of a spiritual master. In a remote Sri Lankan Cave, he fasted and meditated until he burst into enlightenment. Soon after, he met Siva Yogaswami, who gave him the name Subramuniya and initiated him into Hindu monasticism. From there on, the great truths flooded through him like a torrent. What philosophers struggle to explain in complex theories, he articulated in simple language from his own experience. Ultimately, the cream of his inspired talks became the 3000 page trilogy of Dancing, Living and Merging with Siva, the first cogent, comprehensive expression of monistic Saiva Siddhanta in the English language.
Gurudeva’s biggest gift to the Hindu World is the world class magazine Hinduism Today. After being associated with it for over two decades and having represented it in many parts of the world I can say that there is no other magazine in the Hindu world that matches its stature and popularity. Imagine India the motherland of Sanatan Dharma does not publish something even close to the kind of content that is offered by Hinduism Today. Gurudeva ordained that the public service focus of his Saiva Siddhanta Yoga Order would be to support and encourage all traditional Hindu lineages through Hinduism Today- seldom telling their own story but rather fostering Hindu solidarity by focusing on the people, events, philosophy, culture and traditions of the broader Hindu world. Now this was in contrast with the various publications that are published by many of the leading Hindu ashrams and organisations all over the world which only promote their own gurus, traditions and lineages.
Gurudeva widely traveled to uplift Hindu communities on every continent, represented his religion at global conferences and helped establish 37 temples worldwide. An extraordinary mystic, that he was, Gurudeva had many visions of the Hindu deities. He read clairvoyantly from inner plane scriptures and created his own language, Shum, to map for others the profound states he encountered in meditation.

Satguru Bodhinatha Veylanswami
After the mahasamadhi of Gurudeva, Kauai’s Hindu Monastery is headed by his successor Satguru Bodhinatha Veylanswami, who is also called the Guru Mahasannidhanam. When not travelling, Satguru trains the monks, leads the pre dawn meditation, presides at the weekly fire ritual, gives initiation to monks and members, give a weekly inspired talk in the Kadavul Temple and receives visitors. Hindu families come from all over the world for his darshan. During our visit to the monastery, we too were blessed by his darshan and participated in the talks he delivered and satsangs he held for all those attending the annual Gurudeva’s mahasamadhi event which was taking place during the time we were visiting the monastery. Each one of the devotees of Gurudeva I have met whether during my visit to Kauai Monastery or during my different trips to many countries on Hinduism Today assignments, I found them highly devoted to their guru and lineage. They follow the commandments of their guru religiously and are extremely powerful soldiers when it comes to fulfilling the vision of building of a magnificent Siva Temple in Kauai. It is such army of temple builders which has kept the Iravian Temple project alive despite the many ups and downs the world economy has seen in the past many decades. These temple builders have ensured that a minimum amount of money keeps coming as donation so that the project keeps progressing. I must mention that during our visit to Kauai a very loving couple Ishani and her (late) husband Durvasa, dedicated disciples of Gurudeva, offered us accommodation and food at their own home and took care of us so well making our stay in Kauai extremely memorable and comfortable.

Rajiv and Renu Malik
I met most beloved and highly charismatic Gurudeva for the first time sometime in 1990’s at Delhi’s Chelmsford Club where he was the chief guest at a gathering organised by the prestigious DAV group which runs thousands of educational institutions all over India. At that time I was a trainee journalist working under the mentorship of my journalistic guru Shri BM Sinha, who was the chief correspondent of Hinduism Today in India. As was perhaps destined, Sinha ji left for his heavenly abode in the hands of Paramacharya Sadasivanatha ji, the second most senior disciple of Gurudeva, during their trip to Bengaluru and this sad development eventually led me to take over the role of India correspondent of Hinduism Today.

Interviewing late Pramukh Swami ji Maharaj, head of Swaminarayan baps.
During my very first darshan of Gurudeva, I was completely mesmerised by his persona and was immensely fortunate to have been chosen by him to work for and represent his magazine Hinduism Today, for which he assigned me not just with the coverage of all the four Purna Kumbha Melas held in India but also the state of Hindus and Hinduism in over half a dozen countries of South Asia! As India & South Asia, chief correspondent of Hinduism Today I had the honor of interviewing and interacting with the top notch Hindu saints of India not only during the coverage of Kumbh Melas but also when I was assigned to cover their ashrams & highlight their contributions to the Hindu world and Hinduism. What gave me the biggest honor during my over two decades of association with Hinduism Today and Kauai’s Hindu Monastery was when I was assigned to present the prestigious Hindu of the Year Award to some of the great Hindu saints of India. Besides this some of the top saints whom I profiled and interviewed for Hinduism Today were later on conferred with this prestigious award.

Acharya Mahamandaleshwar of Juna Akhara, Swami Avadheshananda ji Maharaj
To me like many others who met Gurudeva, the world over, the graceful, six foot two, white haired guru was the embodiment of Lord Siva Himself. Even today from the inner world, Gurudeva continues to guide, in magical ways, all who embrace his teachings and his team of over two dozen monks that carries forward his legacy through Kauai’s Hindu Monastery. His light lives on in their spirit and their striving for truth.

Swami Chidananda Saraswati ji of Parmarth Niketan (Rishikesh)
After my over two decades of close association with Gurudeva and his team and having personally seen how collectively, along with their dedicated team of disciples, they have promoted and are still promoting the values of Sanatan Dhrama all over the world, I would like to say that Gurudeva, informally, always enjoyed the status of a Shankaracharya of Hinduism. In fact in view of his contribution to the propagation and promotion of Sanatan Dharma all over the world, he deserves to be honored by the Hindu world by being officially ordained as fifth Shankaracharya heading the Kailasa Mutt that today exists as Kauai’s Hindu Monastery in Hawaii. In fact the time to do this has already come. Kailasa Mutt to me will be most appropriate name given to Gurudeva’s Mutt as his guru Yogaswami was an enlightened sage and preceptor of the line of masters known as the Kailasa Parampara which extends back over 2,200 years to Maharishi Nandinatha and his eight famous disciples. The name of the Mutt could also be Nandi Mutt or Nandinatha Mutt in consultation with the present head of the monastery. Not just this, I am sure the time has also come when Gurudeva should be considered by the Hindu World and Government of India for the highest civilian award of Bharat Ratna or an equivalent to be conferred on him posthumously for his contribution towards promotion of the essence of Indian heritage, culture and values worldwide through his monastery with the help of his dedicated team of monks.
Kauai Hindu Monastery, with which i was associated with for over two decades and observed them from very close quarters, i never saw them hobnobbing with politicians of any country or those in power seeking any favors. Their total focus is on promotion & propagation of sanatan dharma, all over the world. Such high level of purity is very rare in today’s times. However the monastery has been maintaining good relationship with the top notch Hindu saints and Hindu organisations, here too the intention is to help them, promote them and their activities through their magazine Hinduism Today and not to seek any personal favors from them. Besides many deserving hindu organisations & leaders were offered financial grants through the monastery’s Hindu Heritage Endowment. Following this laid down policy of keeping away from politics and politicians, me too always kept a guarded distance with the political personalities and focused on building a close working relationship with hindu saints, leaders and organisations all over the world and in India. I must share here that the top most hindu saints of India have very high regard & respect for Hinduism Today and the editorial team of monks managing it. No wonder I always got audience and appointments on a priority basis from some of the extremely busy top hindu saints when I was assigned the job of coverage of all the four kumbh melas and many ardh kumbh melas.

Satguru Bodhinatha Veylanswami & team of monks of Kauai Hindu Monastery with the team of artisans engaged in building of Iraivan Temple.

Satguru Bodhinatha Veylanswami addressing the US House.
The level of stature and credibility of Gurudeva’s disciples is so high that Satguru Bodhinatha Veylanswami, heading Kauai Aadheenam Hindu Monastery is invited for rendering the opening prayer for the session of the US House of Representatives. The monks help the Hindu Americans in dealing with the issue of California textbooks where in the school textbooks the Hindus were shown in poor light. So much so that when America was confronted with the issues relating to cloning of sheep and the in that context cloning of human beings was also being discussed, the then president of America, Bill Clinton had requested Kauai Hindu Monastery to provide them viewpoint on cloning based on the material available on this subject in the Hindu scriptures. I remember interviewing many top Hindu saints on this subject when me too was assigned to ascertain the Hindu or Hinduism point of view on this highly sensitive and controversial matter. Another great example of the high credentials & credibility of Gurudeva’s team was when Mcdonald’s supersized Hindu Heritage Endowment by mailing them a cheque for $ 2,55,000 for Hinduism Today. It so happened that Mcdonalds deceived the public about beef flavorings in their “vegetarian fries”. They got caught. They were sued. They settled in the court. Hinduism Today’s endowment fund was considered as one of the handful of elite vegetarian friendly institutions in America and therefore chosen as part of the court ordered $ 10 million settlement. The supersized endowment used the fund to educate Americans, especially youth, about the merits of a veggie lifestyle, which has been a Hindu ideal for 6000 years or more. The monastery were humbled to be counted among some of America’s most respected educational institutions.

Monks waiting for the arrival of their beloved master and Satguru Bodhinatha Veylanswami for an event related to mahasamadhi of Gurudeva.
My personal association with Gurudeva was something I will always cherish not just in this life time but all my future births or even if I am granted shelter in the holy feet of Lord Siva Himself. Gurudeva’s love for Hinduism and Hindu cultural heritage was so deep that he always directed his disciples to wear traditional Hindu dresses. I will always fondly remember my one to one chat with him when I was a part of his entourage to Parmarth Niketan at Rishikesh and he took a few of us out for a cup of tea at the famous Chotiwala Restaurant there. It is this meeting with Gurudeva that inspired me to adorn the Hindu traditional dress of kurta payjama for all the twenty five years that I represented him and his mission all over the world.

Participating in the mahasamadhi celebrations of beloved Gurudeva along with the devotees who had flocked at Kauai Monastery from all over the world for this annual event.
I am also tempted to share another very personal incident related to Gurudeva. One night, would be early morning in USA, as a pleasant surprise, I received a call from Hawaii and was connected directly to Gurudeva as he wished to speak to me. He just wanted to check my welfare and convey his blessings for my family. My little four year daughter Palak, who is around 30 years and a journalist now, has written articles for Hinduism Today, that night jumped with joy and said – “Papa God himself spoke to you on phone today.” She said this because we had taught her that Guru in our tradition is to be treated like God himself. That was the only time I had a telephonic conversation with Gurudeva. My only regret in life is that despite being invited I could not visit Kauai during Gurudeva’s life time. However my life long dream of visiting Kauai was fulfilled when wife Renu and myself were invited to Kauai to attend the mahasamadhi of beloved Gurudeva in the year 2017.

It is from the huge window of media studio, I was shown the spectacular view of Iravian Temple by Paramacharya Sadasivanathaswami immediately after our arrival at Kauai Monastery.
Unfoldment of the curtain of a very big glass window at the media studio of Kauai Hindu Monastery by most revered Paramacharya Sadasivanatha Palaniswami, the second senior most disciple of beloved Gurudeva and editor in chief of prestigious world class publication, Hinduism Today resulted in fulfillment of my life long desire and dream of viewing the gold leafed domes of Indian design shimmering in the sunlight, with majestic Mount Waialeale in the background. In sheer ecstasy and wonderment in a split second I was beholding the towers of Iraivan Temple, a pure and powerful white granite wonderment carved in Bengaluru in South India by hand and erected ten thousand miles away on this Garden Island by India’s master stonemasons. During my visits to Bengaluru I had the privilege to visit the site where for many decades now the shilpis have been working almost round the clock in connection with the building of Iraivan Temple.

Life time achievement award given to Rajiv and Renu Malik for their contribution to Hinduism Today magazine at a glittering ceremony held at Victoria University, Victoria in Canada.
This spectacular view of Iraivan Temple was savored innumerable times by wife Renu and myself during our five day sojourn in Kauai island. Before visiting Kauai and many other parts of USA during our trip on the invitation of monastery and Hinduism Today team, we were honored for our long association with the monastery and Hinduism Today at a glittering function held in the campus of Victoria University in Victoria, Canada where a few chosen ones including myself were conferred with life time achievement awards owing to our contribution to taking further the mission of beloved Gurudeva of serving Sanatan Dharma in different ways under the direction of the top monks at the helm of affairs of the Kauai Hindu Monastery. Renu and myself are immensely grateful to Victoria, Canada based disciples of Gurudeva, Shamini and Rajan Ramanujan for inviting us to Victoria for the grand function held at Victoria University and taking care of us so well during our stay in Victoria.

Paramacharya Sadasivanathaswami with the families of some of the award winners who were honored at Victoria University, Victoria in Canada.
Most of us including myself had the honor to be chosen by beloved Gurudeva himself to carry forward his mission as soldiers of Sanatan Dharma. It was a very special day for my wife Renu as well because her contribution for allowing me to use our bedroom in New Delhi’s modest apartment as the office of Hinduism Today from where I was almost working round the clock as a full time reporter, was also so graciously recognised by the Hinduism Today team. I must share that it was quite a challenge for me all through my association with Hinduism Today to keep pace with the speed of my boss, managing editor, Hinduism Today, Acharya Arumuganathaswami who was master in the art of getting his deadlines met by me for each and every feature and cover story assigned to me. At the same time I will always be indebted to him for extending his total and unflinching support and guidance to me for dozens of feature & cover stories assigned to me for which i traveled extensively within India and half a dozen countries of south east asia.

Acharaya Arumuganathaswami having a round of rudraksha gardens at Kauai’s Hindu Monastery.
As I walked on the sacred grounds of the South Indian Monastery in Kauai, which is spread out over around 382 acres of gardens, groves, paths, ponds, waterways and forests, I felt as if I had visited it many times before in the past few decades, though it was my very first visit to it. The reason was that I had been in touch with the monks here almost everyday for over twenty years. As Renu and myself walked the grounds accompanied by Acharya Arumuganathaswami, I could feel the rarefied spiritual vibration created by the presence of beloved Gurudeva, who lived here for 31 years, and by his monks’ decades of meditation, worship, single minded harmony and mystic experiences. During our stay for multiple times, we visited the two Saivite Hindu temples, that is Kadavul Temple and the San Marg Iraivan Temple, a rare, all granite Chola style temple currently being carved in Bengaluru, India and assembled on Kauai at the property of Kauai Monastery. Besides that we were taken on a guided tour of the lush temple grounds that are home to granite murtis of Dakshinamurti, Hanuman, Shanmugam, Narmada Lingam, Murugan’s Shakti Vel, Ganesha, Nandi, the Guru Parampara and more.

Acharya Arumuganathaswami introduces me to his favorite cows. Was surprised to see that they came rushing to him when they saw him.
A typical monks’ day beings with a 5.30 am worship service in Kadavul Temple, followed by a one hour yogic meditation guided by Satguru. Anchored by his contemplative discipline, they turn to their assigned duties: running two temples, caring for the property, publishing, construction, growing food, hosting pilgrims and guiding seekers around the world. Acharya Arumuganathaswami in addition to all this had a special duty of taking care of a hi tech plant where noni juice was being produced. We were presented a bottle of noni juice in our first meeting with him after landing in the monastery, which we consumed throughout our stay in Kauai. It boosted our immunity levels and kept us refreshed and full of unending energy. Paramacharya Sadasivanathaswami has special interest in taking care of the sacred temple gardens which has many sacred and ayurvedic plants from India and Srilanka. Many patches of the garden are so beautifully and imaginatively landscaped. Tropical flowers here include 300 varieties of heliconia and ginger, 250 kinds of ti plants, hundreds of exotic palms, a copious collection of aroids and bromeliads- and even, not far from the wettest spot on earth, an arid garden with cacti, agaves and desert succulents. The garden is one of the biggest attraction for the devotees and tourists visiting the monastery.

Acharya Arumuganathaswami
We found the monastery also the site of intense activity and global religious outreach, where the resident monks wield the latest high tech computing power to produce Hinduism Today Magazine, books, websites, videos, teaching programs and managing Hindu Heritage Endowment. The monastery also organises Innersearch Travel Study programs where the direct guidance and blessings of Satguru, a highly realised master are available to all those who join this program. Hinduism Today’s article are allowed to be freely published by any publication that helps propagate and promote Sanatan Dharma. Hindorama Magazine, for which I write this article is one such magazine being published from The Netherlands. Now it is in a digital avatar but earlier when it was published as a printed magazine it used to freely reproduce articles of Hinduism Today which fortunately included many of my articles as well.

One of the sadhakas showing us the guha or cave where he spends his nights. Monks live in these caves as the rishis and munis used to live in ancient times. These caves have no electricity or other modern amenities.
It is indeed amazing to see how nestled within the monastery’s luxuriant greenery is another world, a high tech media workshop where dedicated celibate monks in hand spun cotton robes, spend their nights, sleeping on the floors, in small concrete structures very much like the caves of ancient times, in the forest area of the monastery, where even electricity is not available. However during the day time they work using their latest model Macintosh with widescreen display – writing, editing, designing and directing by email a skilled international cadre of journalists, artists and photographers, who help create the quarterly journal Hinduism Today. It is distributed to 62 nations and treasured by 1,00,000 readers around the globe. To supplement the in-depth magazine articles, the monks broadcast a daily news feed called Hindu Press International, summarizing a constant stream of short news stories about Hinduism from the world press.
The life of the monks’ revolves around Kadavul Temple, where they perform morning disciplines and hold rotating three hour vigils, 24 hours a day, 365 days a year. The monks grow much of their own food and keep a small herd of cows for milk, butter, ghee, yogurt and cheese. The wood creations are made from island trees.

Performing sadhana in the forest area of the Kauai Monastery.
During our visits to the monastery, we too like other pilgrims and devotees of Gurudeva performed many sadhanas including meditating on the banks of the Wailua River, walking the Straight Path to God, attending the morning puja at the Swayambhu Lingam, performing abhishekam to the Narmada Lingam on the Path of the Saiva Satgurus, meditating atop Muruga Hill, wandering through the sanctuary and attending pujas at Kadavul Temple.

Acharaya Arumuganathaswami taking us around the dense rudraksha gardens which is one of the biggest centre of attraction at the Kauai Monastery.
On the issue of dress code we found that here in Kauai Monastery they were extremely strict, even ahead of many temples in India who are quite liberal in comparison. Guests are encouraged to dress in traditional Hindu clothing when visiting. Alternatively only modest clothing is permitted. No shorts, short dresses, tight fitting yoga pants, t-shirts or tank tops. However polo shirts and long shorts that cover the knees are okay.
Acharya Arumuganathaswami accompanied us to America’s only rudraksha forest located in the monastery where in 1984 Gurudeva planted 108 trees with his own hands. Today the trees are fifty feet tall and produce hundreds of thousands of fruits each year. In Ayurveda, Rudraksha seeds, ground with healing herbs, are given to patients of heart disease to strengthen the cardiac muscle. Here in rudraksha garden, I fulfilled my life time dream of hugging a rudraksha tree and felt spiritually uplifted. I am fortunate that immediately after my association with Hinduism Today, I was gifted malas made out of rudraksha beads of this very rudraksha forest which had the blessings of Gurudeva himself. I have been wearing these malas for the past many decades now!

Vegetables are grown for consumption at the monastery.
Devotees and visitors visiting Kauai Hindu Monastery would not like to miss the Mini Mela Gift Shop which displays Gurudeva’s and Satguru’s books, scriptural works of Nandinatha tradition and other carefully selected books, including vegetarian cookbooks, Vedic astrology, health and children’s books. I was surprised to see the mind boggling range of hindu deity murtis of various sizes in granite, semiprecious stone and brass, all imported from India. What I really loved and Renu and myself bought many items that were made using the rudraksha beads grown at the monastery and prepared by temple devotees to support Iraivan Temple. Mini Mela Shop matched the best of variety that is offered in some of the most prestigious Indian emporiums that I have visited and covered for Hinduism Today. Mini Mela also offers altar supplies, crystals, greeting cards, quality incense, posters, jewelry, music CDs, DVDs and a variety of gift items.

The Monastic Editorial Team Hinduism Today
www.hinduismtoday.com
Regarding weddings, the policy is that it being a cloistered monastery for monastics, they do not participate in or have weddings on the property. However many couples do come here for blessings in Kadavul Hindu Temple after they are married elsewhere. I would like to mention here that with the blessings of Gurudeva many of his disciples belonging to different nationalities, went for both arranged and assisted marriages of their children among the disciples themselves following the hindu rituals. I found Gurudeva’s book How to Become A Hindu, quite revolutionary as it not only clearly laid down the path to how anyone could become a Hindu, Gurudeva and his team practically converted a large number of seekers and aspirants who wanted to become Hindus by offering them absolutely clear guidelines on this subject on which sometimes there is so much lack of clarity and confusion. I must point out here that many of the monks of the monastery too come from different nations.

Procession related to Mahasamadhi of beloved Gurudeva.
Finally the whole world is now keenly awaiting the completion of Gurudeva’s dream project Iraivan Temple. Just before his mahasamadhi Gurudeva had said, “ When you begin the pilgrimage to Iraivan Temple, you drop off and dissolve the karmas of the past. Then because of the direction the temple is facing, the temple gives a new start, a new impetus for a wonderful future. It is a boon giving temple, a life giving temple, a wish fulfilling temple.”
Located in the heart of a traditional Hindu monastery complex reminiscent of ancient mathas and aadheenams of India, Iraivan is more than a temple; it is a pilgrimage destination, a place of sadhana and spiritual rejuvenation. Iraivan Temple is a living edifice that brings ancient tradition into the 21st century, a stable anchor sustaining and strengthening Hindu dharma for our children, their children and generations to come. It is indeed a place where heaven meets earth and Hinduism meets its future!
Photos: courtesy Rajiv Malik and Kauai Hindu Monastery
***
Kauai, July 2000 – Some photos of the visit of Radjin Thakoerdin (publisher), Kanta Adhin (editor in chief) and son Akash on the occasion of the signing of a cooperation agreement between Hinduism Today and Hindorama magazine of The Netherlands. Hindorama is now an online magazine, please visit this informative and inspiring website www.hindorama.com.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Religie & Levenswijze
Holi (Phagwá) – beleving op de Algemene Hindoe Basisschool, VAHON, Den Haag

Soelin Biharie (waarnemend directeur) en Dhroeh Nankoe (zanger)
29 maart was het Holi oftewel Phagwá (lente- en nieuwjaarsfeest). Zoals gebruikelijk werd dit op 28 maart voorafgegaan door Holika Dahan (verbranding van het negatieve). Dit werd wereldwijd gevierd. Wij kennen allen het verhaal van Prahlad, zoon van koning Hiranyakashipu. Deze koning waande zich god en kon niet verdragen dat zijn zoon een bhakt (devoteling) was van Ram, incarnatie van God Vishnu. Toen zijn pogingen om Prahlad van zijn devotie af te brengen mislukten, riep hij de hulp van zijn zus Holika in om Prahlad de vuurdood te laten sterven. Ook dit mislukte en in plaats van Prahlad kwam zijn phuá (tante) Holika zelf om in de vlammen. Prahlad werd vanwege zijn sterke geloof gered. Dit staat symbool voor de overwinning van het goede op het kwade, van het positieve op het negatieve.
De Algemene Hindoe Basisschool, VAHON, gevestigd te Den Haag, heeft dit jaarlijkse festival ingeluid met een Hawandienst, waarbij er extra is gebeden voor welvaart en gezondheid van de leerlingen en leerkrachten in verband met de Covid-19 pandemie. De leerkrachten hebben allen meegedaan aan de dienst met daaropvolgend de Holikaverbranding op het terrein van de school. De aangepaste brandstapel, de Holika, werd met de nodige ceremonies en onder het zingen van chautál liederen en kabirs in brand gestoken. Er werd prasád geofferd en gezamenlijk een vegetarische maaltijd genuttigd, die zelf door de leerkrachten op school werd bereid.
Met inachtneming van de coronaprotocollen hebben alle groepen van de school op 29 maart hun eigen culturele opvoering gedaan, die zij enkele dagen tevoren in plezierige sfeer al hadden geoefend. Elke groep deed een opvoering in de aula en deze was in alle klassen te zien via streaming op de smartboard. De docent Dharma (godsdienst) liet ook een heel leuk toneelstuk over Prahlad, Holika, Koning Hiranyakashipu en Narad Moeni opvoeren. Hierna mochten de leerlingen een uurtje met gekleurde phagwá poeder spelen op het schoolerf. Binnen de mogelijkheden die er waren hebben ze het Holifeest op vreugdevolle wijze gevierd.
Algemene Hindoe Basisschool: www.vahon.nl
Bekijk ook op youtube een video-opname van deze holi-viering (met dank aan: Ranjan Akloe).
Bekijk de fotogalerie door te klikken op 1 van de foto’s (Ranjan Akloe).
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Traditie