Hindoejongeren voor hindoegevangenen!
We staan er niet graag bij stil, maar ook hindoes doen foute dingen en worden tot een gevangenisstraf veroordeeld. In de Nederlandse gevangenissen zijn er op dit moment ongeveer twee honderd hindoes.
Meestal schamen families zich ervoor dat iemand van hen in de gevangenis zit. De familiecontacten nemen vaak af, waardoor de gevangene er alleen voor komt te staan. Maar we moeten de gevangenen toch helpen om een beter leven op te bouwen? Dat is toch de hindoe sewa?
Enkele hindoejongeren hebben samen met de vrijwilligersorganisatie Surant het initiatief genomen om inspirerende levenslessen voor de hindoegevangenen te schrijven. Ze willen gevangenen inspireren om hun leven op een goede manier op te pakken, nadat ze uit de gevangenis komen. Dit doen de jongeren door het vertellen van verhalen hoe andere mensen omgaan met obstakels in het leven.
Voor deze verhalen houden de jongeren interviews met ouderen uit hun eigen familie en kennissenkring. In deze interviews vertellen ouderen over hun eigen obstakels/uitdagingen in het leven en hoe ze hiermee zijn omgegaan. Dus, zij delen hun levenslessen.
Deze verhalen worden daarna in een korte brief voor de gevangenen geschreven, zodat zij daar inspiratie uit halen om een beter leven te gaan leiden. In de teksten worden er geen namen genoemd, het is allemaal anoniem; de namen van de schrijvers en geïnterviewden zijn alleen bij de organisatie bekend.
Samen met de studentenvereniging HSFN zijn er nu meer dan tien jongeren al bezig met dit project. We zoeken nog meer vrijwilligers. Ons streven is om 25 vrijwilligers te hebben, die elk ongeveer vier verhalen willen schrijven. Per verhaal ben je (met interview en schrijven) ongeveer twee uur bezig. We willen totaal 108 inspirerende verhalen schrijven. Deze verhalen zullen later ook in boekvorm worden uitgegeven.
Heb je geen ervaring? Geen probleem! Alle vrijwilligers krijgen begeleiding en ondersteuning voor het interviewen en schrijven.
Wil jij zo’n inspirerende vrijwilliger worden en sewa doen voor onze hindoegevangenen?
Ben je minimaal 18 jaar oud en kun je aardig schrijven? Dan ben jij onze ideale kandidaat! Kom ons helpen, verrijk jezelf en help ook andere mensen! Aarzel niet en meld je vandaag nog aan! E-mail: jayshri@surant.nu
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Traditie
Verlaten Verleden: een lezenswaardig boek over het wel en wee van een Hindostaanse migrant – Prof. Chan E.S. Choenni
Op Hindorama.com verscheen een korte beschrijving van het boek van Shardhanand Harinandan Singh getiteld Verlaten Verleden. In deze recensie ga ik uitgebreider in op de inhoud van deze autobiografie en plaats het in een breder perspectief. In het kader van de geschiedschrijving van Hindostanen heb ik interviews gehouden met verschillende zogeheten sleutelpersonen. Sleutelpersonen zijn informanten die in dit verband geacht worden relevante kennis te bezitten alsook veelzeggende levenservaringen. Sommige informanten lieten mij echter weten dat zij (nog) niet veel konden vertellen of prijsgeven, want zij waren zelf bezig een boek te schrijven. Het schrijven van een boek is echter geen sinecure. Men moet beschikken over schrijfkwaliteiten, doorzettingsvermogen, discipline en natuurlijk moeten er voldoende interessante levenservaringen zijn die het rechtvaardigen om een boek eraan te wijden. In veel gevallen lukt het betrokkenen echter niet om een goed boek te schrijven. Soms verschijnt wel een autobiografisch boek, maar de inhoud is niet of nauwelijks relevant voor een breder lezerspubliek. Het zijn egodocumenten waarin meestal verschillende familieleden worden genoemd en hun verdiensten en de eigen verdiensten worden gememoreerd.
In enkele gevallen blijkt echter dat jaren later wel een lezenswaardig boek verschijnt. Zo heeft de -inmiddels- 76-jarige onderwijskundige Shardhanand Harinandan Singh die ik jaren geleden heb geïnterviewd onlangs zijn autobiografie gepubliceerd. Het is een lezenswaardig boek dat interessant is voor een breed lezerspubliek. Hij noemt het ietwat deftig zijn mémoires en gebruikt de mysterieuze titel Verlaten Verleden. Daarmee bedoelt hij het verleden dat zijn voorouders in India hebben achtergelaten en zijn eigen verleden in Suriname dat hij heeft ‘verlaten’. Vanwege zijn lange voor- en achternaam staat S. Harinandan Singh alom bekend als Harry en gebruikt hij de laatste jaren S.H. Singh als naam.
Lalla Rookh
Harry is geen onbekende binnen de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap in Nederland. Vooral in de jaren zeventig van de vorige eeuw was hij maatschappelijk zeer actief. Het waren toen de hoogtijdagen van het zogeheten Surinaams welzijnswerk in verband met de grote emigratie naar Nederland en, in het bijzonder, van de integratie van Hindostanen in Nederland. De energieke en kleurrijke Harry – hij rookte pijp, had een ‘martiale snor’ en lang haar- heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Hij is namelijk een van de oprichters van de landelijke organisatie Lalla Rookh. De voorganger van deze organisatie was de Federatie van Hindostaanse organisatie (FHON). Harry was de grote motor en ik heb als student het ontstaan van de FHON in 1976 in Utrecht meegemaakt.
Harry vond terecht dat het toenmalige Surinaamse welzijnswerk, dat werd gedomineerd door Creolen, de Hindostaanse emigranten niet adequaat kon begeleiden, vooral diegenen die afkomstig waren uit de Surinaamse districten. Zijn pleidooi voor een aparte landelijke Hindostaanse gesubsidieerde organisatie werd gehonoreerd door de Nederlandse overheid. De FHON werd omgezet in de Stichting Lalla Rookh. Dr. Krish Sietaram werd voorzitter en Harry werd secretaris. Onder leiding van Sew Rambocus die directeur werd van de Stichting Lalla Rookh, heeft deze professionele organisatie grote verdiensten gehad met betrekking tot de integratie van Hindostanen in Nederland. Harry trok zich echter naderhand vanwege bestuurlijke conflicten terug uit Lalla Rookh. Wellicht is het adagium ’de goede opbouwers zijn niet de beste instandhouders’ in dit verband van toepassing. Later werd met de overgebleven middelen van de Stichting Lalla Rookh een leerstoel ingericht. Deze leerstoel heeft onder leiding van Rajendre Khargi -de huidige ambassadeur van Suriname in Nederland- een groot deel van de Hindostaanse geschiedenis te boek gesteld.
Harry bleef echter actief in het welzijnswerk in de regio Rotterdam Hij hield zich ook bezig met het ICO (InterCultureel Onderwijs) en schreef een brochure over het ICO. Het ICO is overigens later als een nachtkaars uitgegaan. Ondanks het enthousiasme en de inzet van velen heeft het ICO immers -achteraf beschouwd- geen noemenswaardige invloed gehad op het Nederlandse onderwijs. Toen de staatsgreep in 1980 in Suriname plaatsvond, ontpopte Harry zich als een grote criticus van de militaire heerschappij in zijn geboorteland. Hij schreef kritische columns in Surinaamse kranten. In januari 1989 werd hij -op voordracht van de toenmalige secretaris Radjin Thakoerdin- voorzitter van de VHP (sympathisanten) Nederland (later VHP Nederland).
Verkeersongeluk
In het najaar van 1988 was tot verbazing van velen de dynamische Harry Harinandan Singh vrij abrupt van het (politieke) toneel verdwenen. Pas na lezing van zijn autobiografie kwam ik er achter wat de oorzaak hiervan was. Op pagina 284 van het boek Verlaten Verleden lezen wij:
Op de koop toe werd ik in het najaar van 1988 op een zebrapad in het hart van Rotterdam door een dronken automobilist geschept. Door het verkeersincident moest ik langdurig in het toenmalige Dijkzigt-ziekenhuis worden behandeld en verpleegd. Het overgehouden letsel was van dien aard dat ik in de rolstoel terechtkwam. Ik kon niet meer werken. Na bijna twee jaar van herstel werd ik volledig arbeidsongeschikt verklaard. Daarna volgde een grote omwenteling in mijn leven.
Harry wilde actief blijven en is op een bewonderingswaardige wijze, ondersteund door zijn zorgzame echtgenote, op zoek gegaan naar therapie in Aziatische landen. Hij werd deels genezen en bekwaamde zich in de Ayurvedische geneeskunst. In 1991 besloot hij voor langere perioden in Suriname te verblijven en oefende daar een praktijk uit als Ayurvedische therapeut. Later vestigde hij zich in het noorden van Portugal aan de kust van de Atlantische Oceaan. Dat laatste heeft te maken met zijn jeugd in Suriname. Harry is namelijk in het district Saramacca dichtbij de Atlantische Oceaan geboren en getogen. Hij ging al op jonge leeftijd vissen op zee met zijn vader, die van beroep (garnalen)visser was. Het was bij de brede monding van de Coppename- en Saramaccarivier, meer bekend als ‘boromofo’, waar het water brak is en de smakelijke jarabaka vis werd gevangen. Harry heeft een fascinatie voor de zee en wilde al op zeer jonge leeftijd tot verbazing van zijn vader ook visser worden. Dus geen arts of advocaat, ondanks zijn ontluikende intelligentie en doorzettingsvermogen. Deze en vele wetenswaardigheden van zijn bijzondere levensloop en levenswandel heeft hij uitvoerig en op toegankelijke wijze opgeschreven.
Rake observaties en mooi tijdsbeeld
Het boek omvat 336 pagina’s en is opgedeeld in acht hoofdstukken en talloze paragrafen verluchtigd hier en daar met enkele foto’s. Ik zal niet verder uitweiden over de inhoud, maar beveel een ieder aan om dit boek te lezen. Ik heb het in één ruk uitgelezen, omdat het spannend blijft om erachter te komen wat van de vissersjongen is terechtgekomen ondanks allerlei tegenslagen. Want Harry heeft een heel bijzondere levensloop. Enkele thema’s die aan bod komen zijn: tegenwerking door de onderwijzer op de lagere school in het district Saramacca, problemen als districtsjongen in Paramaribo op de muloschool, zoals veel moeite met de Nederlandse taal en in het bijzonder het gebruik van lidwoorden. Harry woonde in bij zijn zus en zwager in Paramaribo. Aangrijpend is de beschrijving van zijn oudere zus die al op heel jonge leeftijd de rol van didi (oudere zus in het Sarnámi), deels vervangster van de moeder op zich neemt. Ook de wederzijdse verplichtingen tussen broers en zussen die vroeger zo kenmerkend was onder Hindostanen komt aan bod. Harry koos voor de onderwijzersopleiding op de toenmalige Kweekschool. Daar heeft hij onder meer in de klas gezeten met de bekende schrijfster Astrid Roemer.
Als 23-jarige leerkracht kwam Harry in het najaar van 1967 voor verdere studie naar Nederland. Na het behalen van de hoofdakte studeerde hij pedagogische en andragogische wetenschappen aan de Universiteit van Leiden. In Nederland werd hij geconfronteerd met allerlei vraagstukken rond discriminatie en integratie van wat toen heette de etnische minderden (tegenwoordig aangeduid als mensen met een migratieachtergrond). Als onderwijspedagoog en (vrijwillige) welzijnswerker heeft Harry zich in het bijzonder ingezet voor de integratie van Hindostanen. In zijn boek passeren allerlei problemen de revue, zoals de overkomst van gezinsleden, de huisvestingsituatie en financiële problemen in Nederland eind jaren zestig. Ook de inzet om de banden met de achtergebleven familie in Suriname levend te houden, het overlijden van zijn ouders, terugkeer in 1970 naar Suriname en daarna opnieuw vestiging in Nederland komen aan bod. Zijn levensloop verdeelt Harry in verschillende fasen en het boek is in talloze paragrafen opgedeeld. Toch leest het makkelijk en er staan rake observaties in. Het is eigenlijk een boek over het wel en wee van een Hindostaanse migrant en geeft een mooi tijdsbeeld.
Kanttekening
Een belangrijke kanttekening bij dit boek is op zijn plaats. Harry heeft zich in het begin van zijn autobiografie gewaagd aan een beschrijving van de contracttijd én een verklaring voor de Hindostaanse emigratie van India naar Suriname. Hij is echter geen deskundige op dit terrein en er staan dan ook diverse onjuistheden in de betreffende paragrafen. Ik noem slechts enkele voorbeelden. Ten onrechte stelt Harry dat in 1884 Barnet Lyon agent-generaal der immigratie was. De agent-generaal was toen de zachtmoedige en humane Cateau van Rosevelt. Hij werd door de Hindostaanse contractarbeiders ‘koeliepapa’ genoemd. Zijn opvolger Barnet Lyon werd weliswaar ook koeliepapa -als Hindostaanse benaming voor agent-generaal- genoemd, maar hij was minder populair. De eigenlijke koeliepapa was dus Cateau van Rosevelt. Wat Harry over Barnet Lyon schrijft op pagina 51 is tegen deze achtergrond dus niet juist: ’Het bevreemdt mij eens te meer dat hij ‘koeli papa’ werd genoemd. Dat was hij echt niet.’ Ten onrechtebeweert Harry ook dat Barnet Lyon opdracht zou hebben gegeven tijdens de opstand van 1884 op plantage Zorg en Hoop om de activiste Janey Tetary dood te schieten (pagina 55). In 1884 was Barnet Lyon wel waarnemend procureur-generaal, maar hij is niet meegegaan met de militairen naar plantage Zorg en Hoop. Harry heeft het op pagina 51 over de ‘uithongering in de donkere cellen van de gevangenissen’ van Hindostaanse klagers. Dit schrijft hij echter zonder deze bewering te staven. En op pagina 50 heeft hij het over ‘onnozele Brits-Indiërs die werden misleid en ‘voor vertrek naar het beloofde land Suriname onder strenge controle naar een afgesloten, zwaarbewaakte terminal’ werden ‘afgevoerd’. Dergelijke beschrijvingen duiden niet alleen op onvoldoende kennis en inzicht ten aanzien van het wervingssysteem in India, maar ook ten aanzien van het toezicht op naleving van het in 1870 gesloten immigratietraktaat, waarvoor een Britse consul in Suriname was gestationeerd. Over de opstand op plantage Mariënburg die eind juli 1902 plaatsvond, vermeldt hij op pagina 205 dat deze opstand plaatsvond ‘in de tweede helft van de negentiende eeuw’.
Harry staat niet alleen stil bij de Hindostaanse contractarbeid maar probeert -zoals gezegd- ook een verklaring te geven voor de emigratie vanuit India naar Suriname. Maar ook hier wreekt zich zijn kennislacune. Hij beweert ten onrechte dat een van de zogeheten pushfactoren van de Hindostaanse emigratie de onafhankelijkheidsstrijd van Mahatma Gandhi in India was. Mahatma Gandhi arriveerde echter pas in 1915 vanuit Zuid-Afrika in India. Het laatste immigrantenschip -de Dewa- kwam in 1916 naar Suriname met de laatste 303 Hindostaanse immigranten. Het overgrote deel van de Hindostaanse contractarbeiders was dus allang vóór 1915 in Suriname. De onafhankelijkheidstrijd van Gandhi was geen pushfactor en sowieso was de onafhankelijkheidsstrijd in India nauwelijks een factor in de Indiase emigratie. Harry schotelt een zwartgallig beeld voor van wat de contractarbeiders bij aankomst in Suriname aantroffen en illustreert dit onder meer met foto’s. Zo staat op pagina 24 een foto afgedrukt over de vermeende ‘Belabberde huisvesting van de kantrakis’ waarop 10 contractarbeiders zittend of staand voor ‘pinahutten’ te zien zijn. De immigrantenwoningen waren echter van hout en hadden geen ‘pinadak’. Na hun contractperiode woonden velen eerst wel in hun eigengebouwde hutten van prasara met pinadak, maar bijna iedereen had landerijen en woonden als echtpaar of enkelingen in deze woningen. In elk geval niet in grote aantallen collectief samen. Ik betwijfel dan ook of deze foto een Surinaams tafereel representeert; hetzelfde geldt voor de foto op pagina 49 na aankomst van een lichting contractarbeiders in Suriname. Er bestaat ook geen foto van de ’aankomst van het eerste schip Lalla Rookh’; de foto’s op pagina 23 en 48 zijn van andere immigrantenschepen. Voorts is het goed erop te wijzen dat het proefschrift van R. Bhagwanbali over het ’indentured labour systeem’ niet in 2014 is gepubliceerd, maar al in 1996. Het is jammer dat Harry in zijn boek onzorgvuldig omgaat met de Hindostaanse geschiedenis. Hopelijk kunnen bij een volgende druk de onjuistheden en fouten worden rechtgetrokken.
Onderzoek nodig
Maar nogmaals: de autobiografie van Shardhanand Harinandan Singh is zeer lezenswaardig, ondanks deze onvolkomenheden. Hij verdient een compliment dat hij open en eerlijk zijn levenspad en levenswandel heeft beschreven. Hij geeft ons immers een goede inkijk in de migratie van Suriname naar Nederland en de terugkeer naar Suriname alsook de problemen met betrekking tot inpassing in beide landen. Binnen een paar jaar zal het een halve eeuw (50 jaar) geleden zijn dat de grote Hindostaanse emigratie tussen 1974-1975 naar Nederland plaatsvond. Een grote groep van de toenmalige geëmigreerde volwassenen (de eerste generatie) is al overleden. In het kader van de geschiedschrijving over Hindostanen in Nederland is het zaak dat de toenmalige emigratie-ervaringen en de inburgering in Nederland worden vastgelegd. Er is onderzoek nodig en belangrijke vragen zijn: Hoe is men opgevangen in Nederland? Hoe was het leven in de zogeheten opvangcentra? Hoe heeft men huisvesting en werk verkregen? Helaas zijn er tegenwoordig weinig Hindostanen die geschiedenis of sociale wetenschappen studeren. Er wordt ook weinig empirisch onderzoek gedaan. Wellicht kunnen Hindostaanse ouderen die wonen in de voorzieningen voor groepswonen alsnog worden geïnterviewd. Egodocumenten zoals van Harinandan Singh vullen deze leemte deels in. Ruben Gowricharn heeft in 2020 een roman gepubliceerd getiteld De prijs van geluk die een beeld geeft van de inburgering. Laten wij hopen dat ook anderen publiceren over de emigratie en inburgering van Hindostanen in Nederland en dat er ook meer onderzoek wordt verricht.
Verlaten verleden. Memoires van Shardhanand Harinandan Singh • ISBN 9789403611044 • Rotterdam (2021) • paperback 336 pp en staand 170 x 240 mm • Prijs: €34,54. Bestellink: Verlaten Verleden
Ingekomen reactie
De recensie van Prof. Dr. Chan Choenni waardeer ik, vooral omdat hij het boek in een breder perspectief plaatst, waarbij het algemeen belang van individuele geschiedschrijving wordt benadrukt. Dat was inderdaad de intentie om dit boek uit te geven. Wellicht kunnen lezers met een migratieachtergrond hierdoor meer geïnspireerd raken hun levensverhalen en familieachtergronden voor de nakomelingen in diaspora samenlevingen op papier na te zetten. Hij geeft een aardig beeld van hetgeen ik in het boek vermeld. Daarvoor mijn dank.
Drie opmerkingen wil ik wel erbij plaatsen:
- De FHON werd inderdaad onder mijn leiding opgericht, waarbij Dr. Kries Sietaram uit Utrecht als voorzitter en ik als secretaris uit Rotterdam werden benoemd. In de loop van 1976 werd deze naam omgedoopt in Stichting Lalla Rookh Nederland na een weekendconferentie van de gezamenlijke organisaties van de Hindostaanse migranten in Nederland. Van de welzijnsstichting Lalla Rookh Nederland werd ik de eerste voorzitter. Sietaram werd na mijn vertrek in 1981 de volgende voorzitter. De wisseling stond in verband met mijn kritische houding ten opzichte van het militaire dictatuur in Suriname.
- Dat een van de zogeheten pushfactoren van de Hindostaanse emigratie de onafhankelijkheidsstrijd van Mahatma Gandhi in India was heb ik inderdaad ten onrechte opgeschreven. In plaats van Bapu Gandhi Ji moest hebben gestaan “de patriotten die in die tijd strijd tegen het Britse Bewind leverden.
- Inderdaad ben ik geen deskundige op het terrein van de Hindostaanse geschiedenis in Suriname. Zijn persoonlijk advies om het betreffende hoofdstuk te herschrijven zal ik bij de volgende editie zeker opvolgen.
Overigens heeft Prof. Dr Michel van Kempen onlangs ook melding gemaakt van het boek op Caraïbische letteren. Hij vond het boek ook aanbevelenswaard. Wel tipte hij me om bij de volgende druk een betere corrector te zoeken. Dat zal zeker gebeuren.
Dank voor de publicatie en ik hoop dat de Hindorama weer bekendheid aan mijn volgend boek “Vedanta in wetenschappelijk perspectief “ zal willen geven.
Drs. S. Harinandan Singh
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
Typisch Hindostaans: Gastvrijheid
Vorig jaar schreef Hans Ramsoedh een artikel Wat is typisch Hindostaans? Hierin ging hij in op een paar voorbeelden van wat als de Hindostaanse volksaard kan worden gezien, waaronder het verschijnsel van enorme aantallen gasten bij een huwelijk, uitgenodigd of niet, het kan allemaal. Ramsoedh nodigde lezers uit om ook met voorbeelden te komen van wat zij als typisch Hindostaans zien, waarmee een collage zou kunnen worden gemaakt. De typische kenmerken moeten daarbij vooral niet altijd zeer serieus worden opgevat maar dienen meer als vorm van humor. Het is namelijk belangrijk dat een volk/gemeenschap ook om zichzelf kan lachen als een vorm van zelfreflectie. De uitnodiging van Ramsoedh leidde echter niet tot spontane reacties. Dat ontlokte bij een Hindostaanse man de opmerking: “Typisch Hindostaans. Ze kunnen wel een hoop praten, maar daadwerkelijk iets opschrijven, ho maar.”
Verzameling van typische kenmerken
Hindorama heeft zelf een aantal mensen, zowel Hindostanen als niet-Hindostanen, benaderd om te vragen wat zij typisch Hindostaans vinden. Niet-Hindostanen noemden vooral:
- gastvrij, bescheiden en familie-georiënteerd;
- Hindostaanse gerechten als roti, bará en masalagerechten (zowel vlees als groente); en
- Bollywoodmuziek, -dans en –kleding (glitter and glamour/bling bling).
Ook Hindostanen brachten deze punten, al dan niet meer genuanceerd naar voren, maar er werden ook nog andere punten genoemd:
- erg statusgevoelig met als voorbeelden: tuk op academische titels, mooie auto, grote feesten, veel mensen uitnodigen, dure drank schenken en veel te veel eten (laten zien dat je niet gierig bent);
- bescheiden, maar meer in de zin van naar buiten toe geen activistisch gedrag tonen of weerwoord geven, want in de beslotenheid van eigen huis/familie/vrienden ventileert men wel flinke meningen. Sommigen typeerden dit als lafheid. Anderen noemden in dit verband ook de term tej (zichzelf erg belangrijk vinden of betweterig doen);
- ‘manai ka boli’ (wat zullen de mensen zeggen) met als opmerking dat dit op selectieve wijze wordt gehanteerd wat ook de typering “hypocriet” ontlokte bij een aantal personen;
- eetcultuur van pittig en vrij vet en zout voedsel, veel masala, doks, rode sardien en een of twee dagen per week vegetarisch voedsel;
- religieus in de zin dat men vaak puja’s doet, een eigen pujaruimte of godenafbeeldingen in huis heeft;
- zeer serieus omgaan met zaken als najar (‘het boze oog’), juthá (bevuiling door een ander van eten, bijvoorbeeld, door met gebruikte lepel of met de hand ervan te nemen).
- entertainment waar jong en oud van genieten: Indiase films en muziek maar ook baithak gáná.
- Gefocust op huidskleur, niet per se om een donkere huidskleur af te keuren, maar wel erg oplettend op de precieze tint.
Het mag duidelijk zijn dat het hier om een informele verzameling van kenmerken gaat die beslist niet is gestoeld op (semi)wetenschappelijk onderzoek. Een aantal van de genoemde kenmerken is wellicht ook niet alleen typisch Hindostaans. Maar het leek toch aardig om dit summiere beeld van hoe niet-Hindostanen tegen Hindostanen aankijken en hoe Hindostanen tegen hun eigen mensen aankijken hier te schetsen.
Gastvrijheid
In deze bijdrage wordt stilgestaan bij het kenmerk gastvrijheid vanuit verschillende invalshoeken. Hoe bijvoorbeeld misbruik wordt gemaakt van de veelgeprezen gastvrijheid, maar ook hoe binnen de gemeenschap met gastvrijheid wordt omgegaan en de interactie met sommige andere typische kenmerken zoals bescheidenheid (geen weerwoord geven) en statusgevoeligheid.
“Ik kom roti bij je eten”
Niet-Hindostanen memoreerden veelal dat je heel makkelijk kunt aanschuiven bij een feestje of dat je te eten wordt uitgenodigd. In Suriname was bekend dat Creolen zichzelf vaak uitnodigden. Een Hindostaanse vrouw vertelde: “Altijd kwamen ze tegen mij zeggen als het Holi was ‘Ik kom roti bij je eten’. Maar omgekeerd verwachtten ze niet dat ik pom bij hen kom eten op 1 juli of met Kerst. Maar ja, zo was het. Wij Hindostanen gingen niet graag bij anderen eten, omdat wij niet alles eten, zoals zoutvlees enzo.”
Toen Hindostanen in grote getalen naar Nederland kwamen en verspreid over Nederland kwamen te wonen, hebben zij ook te maken gehad met Nederlanders die maar al te graag op het eten bij de Hindostaans buren kwamen. In het begin vond men dat niet erg. Het was zelfs goed voor de vriendschappelijke verhoudingen. Maar op een gegeven ogenblijk was het wel erg opvallend dat ze altijd tijdens etenstijd verschenen wetend dat er wel een hapje eten zou zijn. Een vrouw: “We vonden het wel vervelend, maar wilden hen niet wegsturen. Mijn man zei dat ik extra peper in het eten moest doen, maar dat vond ik zielig. Toen ik begon te werken, heb ik wel laten merken dat ik niet zo vaak bezoek kan hebben en zo is het opgelost, zonder ruzie.”
Lekker rommelen bij de buren
Dan heb je ook gevallen dat de kinderen uit de buurt altijd te vinden waren bij hun Hindostaanse vriendjes. De ouders vonden dat gezellig voor hun kinderen, totdat ze merkten dat de Nederlandse buren hun huis graag piekfijn in orde houden en de kinderen dus maar graag ergens anders laten rommelen. De moeder: “Ik vond dat niet leuk, maar ik kon niet aan die kinderen zeggen dat ze niet welkom zijn. Ik begon wel op te letten dat er bij mij niet te veel troep werd gemaakt en dat ik dus maar moest blijven sloven. Als er te veel rommel was, moesten ze zelf samen met mijn kinderen opruimen.”
Aftroeven
Hindostanen pakken graag goed uit bij een feestje. Er wordt veel eten en drank geserveerd. Onderling willen ze elkaar soms graag aftroeven. Als de een nasi en bami met kip had geserveerd, dan doet de ander daar ook nog roti met doks bij, bijvoorbeeld. En daarnaast zijn er altijd nog allerlei hapjes. Soms ben je nog van je bara aan het genieten of de loempia komt eraan en direct daarna roze kipsalade of ghugri. En uiteraard kun je niet weg alvorens ook nog een volledige maaltijd te nuttigen. Een Nederlandse vrouw: “Bij Nederlanders wordt je uitgenodigd voor koffie met gebak of voor een borrel, een aangeklede borrel of voor het eten. Bij Hindostanen is het alles ineen.”
Kwestie van eer
Dat er een overdaad aan eten wordt aangeboden is op zich niet zo een punt als je zelf kunt bepalen wat je allemaal wel of niet neemt. Maar soms wordt je continu achter de vodden gezeten en wordt het als het ware door de gastvrouw/-heer niet geaccepteerd dat je niet alles neemt. Gastvrijheid verandert in een vorm van tirannie. Het gaat niet meer om wat de gast graag heeft, maar om de eer van de gastvrouw of -heer. Dit is op komische wijze uitgebeeld in een sketch uit de BBC-serie Goodness Gracious Me die over Indiërs in Engeland gaat: https://youtu.be/RJaRh6QTTfU
Status en snoeverij
Bij bruiloften of andere grote feesten heeft het aantal gasten en alles eromheen ook te maken met status binnen de familie. Bij een huwelijk heeft het soms vooral te maken met het laten zien aan de ‘tegenpartij’, de familie van de bruidegom. Die moet vooral niet denken dat de familie van de bruid niet goed kan uitpakken. Er wordt soms geld bij de familie geleend om het huwelijk zo groots mogelijk te kunnen vieren.
Bij hoogopgeleide Hindostanen lijkt het er soms op dat die zich graag alleen tussen mensen van hun eigen niveau willen ophouden en hun uitnodigingsbeleid bij feestjes in die zin beperken. Die lopen dan weer het risico dat ‘men erover praat’ dat ze vrekkig zijn.
Welgestelde Hindostanen in Suriname kunnen ook uitpakken onder meer bij bruiloften om te laten zien dat zij goed in de slappe was zitten. Deze bruiloften hebben vooral het karakter van het ten toon spreiden of showen van rijkdom waarbij de ene familie de andere probeert te overtreffen. Er is security bij de ingang en het tonen van de uitnodiging is verplicht. Dit soort bruiloften is duidelijk geïnspireerd door tentoongespreide weelde in Bollywoodfilms. Het is ook de bedoeling dat mensen het na maanden nog hebben over de pracht en praal bij dat huwelijk van desbetreffende familie.
Typically Hindostani: Hospitality
Last year, Hans Ramsoedh wrote an article What is typically Hindostani? In it, he discussed a few examples of what can be seen as the Hindostani national character, including the phenomenon of huge numbers of guests at weddings, invited or not, it is all possible. Ramsoedh invited readers to also come up with examples of what they see as typically Hindostani, with which a collage could be made. It must be understood that the typical characteristics should not always be taken very seriously but should serve more as a form of humour. It is, after all, important that a people or community can also laugh at itself as a form of self-reflection. Ramsoedh’s invitation, however, did not lead to spontaneous reactions which elicited a Hindostani man to comment: “Typical Hindostani. They can talk a lot, but they can’t write anything down.
Collection of typical characteristics
Hindorama itself approached a number of people, both Hindostani and non-Hindostani people, to ask what they thought was typical of Hindostani’s. Non-Hindostani’s mainly mentioned:
- Hospitable, modest and family-oriented;
- Hindostani dishes such as roti, bará and masala dishes (both meat and vegetables); and
- Bollywood music, dance and clothes (glitter and glamour/bling bling).
Hindostani people also raised these points, sometimes more nuanced, but they also mentioned other points:
- very status-sensitive with as examples: keen on academic titles, nice car, big parties, inviting a lot of people, serving expensive drinks and way too much food (showing that you are not stingy);
- modest, but more in the sense of lack of activism or not speaking out, because in the privacy of one’s own home/family/friends, Hindostani’s do ventilate strong opinions. Some characterised this as cowardice. Others also mentioned the term Hindostani term tej, meaning that someone considers him/herself very important or that someone is pretentious);
- Manai ka boli’ (‘what will people say’) with the remark that this is used selectively, which also elicited the description “hypocrite” from some people;
- food culture of spicy and rather fatty and salty food, a lot of masala (curry), duck, red sardines (sarines in tomato sauce) and one or two days a week vegetarian food;
- religious in the sense that they often do pujas, have their own puja room or depictions of Hindu gods in their homes;
- very serious about things like najar (’the evil eye’), juthá (defilement by another person of food, for example, by taking it with a used spoon or with the hand).
- entertainment enjoyed by young and old: Indian films and music but also baithak gáná.
- focused on skin colour, not necessarily to disapprove of darker skin, but very attentive to its exact shade.
It should be clear that this is an informal collection of characteristics that is certainly not based on (semi)scientific research. Some of the characteristics mentioned are probably not only typically Hindostani. But it still seemed a good idea to sketch this brief picture of how non-Hindostani people view Hindostani people and how Hindostani’s view their own people.
Hospitality
This article will look into the characteristic of hospitality from various angles. For example, how the much-praised hospitality is abused, but also how hospitality is dealt with within the community itself and the interaction with some of the other typical characteristics such as modesty (not speaking out) and status sensitivity.
“I’ll come and eat roti.”
Non-Hindostani people often recalled that it was very easy to join a party or be invited for dinner by Hindostani people. In Suriname, Creoles were known to invite themselves often. A Hindostani woman told: “They always came and said to me when it was Holi, ‘I’ll come to your house and eat roti’. But the other way round, they didn’t expect me to eat pom (a Creole-Surinamese dish) with them on their 1 July or Christmas festivities. But yes, that’s how it was. We Hindostani’s didn’t like to eat at other people’s houses, because we don’t eat everything, like pickled meat and so on.”
When Hindostani people migrated to the Netherlands in large numbers and came to live scattered across the country, they also had to deal with Dutch people who were only too happy to go to the Hindostani neighbours’ houses for dinner. In the beginning, they did not mind. It was even good for friendly relations. But at one point, it was quite conspicuous that the Dutch always turned up at dinner time, knowing that there would be a bite to eat. A Hindostani woman: “We found it annoying, but did not want to send them away. My husband told me to put extra pepper in the food, but I thought that would not be right. When I started working outdoors, I did let on that I couldn’t have visitors so often, and that’s how it was resolved, without arguments.”
Mess at the neighbours’ place
There were also cases where the children from the neighbourhood could always be found with their Hindostani friends. The Hindostani parents thought that this was nice for their children, until they noticed that the Dutch neighbours like to keep their house in perfect order and therefore like to let the children mess around somewhere else. The mother: “I did not like that, but I could not tell the children that they were not welcome. I did start to pay attention that they did not make too much mess at my place. If this was the case, they had to clean it up themselves together with my children.”
Outdo each other
Hindostani people like to go all the way when having a party. A lot of food and drinks are served. Sometimes the aim is to outdo each other. If one person had served fried rice and noodles with chicken, the other would add roti with curry duck, for example. And then there are always all kinds of snacks. Sometimes, you are still enjoying your bara or the spring roll is coming, and right after that, pink chicken salad or ghugri. And of course, you can’t leave before having a full meal as well. A Dutch woman: “With the Dutch, you are invited for coffee and cake or for a drink, whether or not with snacks, or for dinner. With Hindostani people, it’s all in one.”
A question of honour
The fact that there is an excess of food on offer is not such a problem if you can decide for yourself what you will or will not eat. But sometimes, you are constantly being chased and it is as if the host/hostess does not accept that you do not take everything. Hospitality turns into a form of tyranny. It is no longer about what the guest likes, but about the honour of the host or hostess. This is hilariously portrayed in a sketch from the BBC series Goodness Gracious Me which is about Indians in England: https://youtu.be/RJaRh6QTTfU
Status and showing off
At weddings or other large parties, the number of guests and all the splendour surrounding it also has to do with status within the family. At a wedding, it is sometimes mainly a matter of showing off to the ‘other party’, the groom’s family. The latter must not think that the bride’s family cannot go all the way. Money is sometimes borrowed from the family in order to be able to celebrate the marriage with as much grandeur as possible.
With highly educated Hindostani people, it sometimes seems that they prefer to be among people of their own status and when having a party they limit their invitation policy accordingly. They, however, run the risk that they are considered stingy and that people will talk about them that way.
Well-to-do Hindostani people in Suriname can also show off at weddings to demonstrate that they are well-to-do. These weddings are mainly about displaying wealth, with one family trying to outdo the other. There is security at the entrance and showing the invitation is mandatory. This kind of wedding is clearly inspired by the wealth displayed in Bollywood films. The idea is that months later people will still be talking about the splendour of that family’s wedding.
Ayurveda: De toepassing van niem
Al meer dan vierduizend jaar gebruiken Indiërs het geneeskrachtige Azadirachta indica oftewel niem. De toepassingsmogelijkheden zijn bijna grenzeloos. Niem-medicatie is dan ook een belangrijk element in de ayurvedische geneeskunde. De uit Suriname afkomstige farmacognost en emeritus hoogleraar prof. dr Rudie Paul Labadie (tot mei 1999 verbonden aan de Universiteit van Utrecht) was een van de eersten in Europa die onderzoek deed naar deze eeuwenoude Indiase geneeswijze. Farmacognosie is een onderdeel van de farmacie, dat zich bezighoudt met de geneeskrachtige werking van biologisch materiaal, zoals planten. Naar Labadie’s stellige overtuiging is ayurveda een nuttige aanvulling op de westerse geneeskunde.
In India wordt de niemboom ook wel de dorpsapotheek genoemd. De boom bevat namelijk een groot aantal geneeskrachtige stoffen die geschikt zijn voor de bestrijding van de meest uiteenlopende kwalen. De stoffen worden uit alle onderdelen ervan gehaald: blad, tak, bast, wortels, vrucht, zaad, sap en olie. Alles wordt gebruikt. In India wordt niem verwerkt in producten als thee, tonicum, poeder, zeep, zalf en tandpasta. Tegenwoordig wordt de niemboom, die oorspronkelijk alleen in Azië voorkwam, in vrijwel alle tropische streken geplant. Voor inwoners van arme landen, die geen dure medicijnen kunnen betalen, is deze knoestige apotheek een zegen.
Velerlei toepassingen: tegen ontstekingen tot anticonceptie
In de ayurveda wordt niem het meest gebruikt voor de bestrijding van ontstekingen. Labadie: “Niem bevat een enorm aantal verbindingen: polysacharide, terpenen, fenolen. Deze hebben dermatologische en antiseptische eigenschappen. Niem werkt ontstekingsremmend, doodt schadelijke micro-organismen en verlaagt de koorts. Als tonicum bevordert het middel herstel na ziekte.” Niem werkt goed bij spijsverteringsstoornissen als diarree, dysenterie, braken en constipatie. Deze stoornissen zijn vaak het gevolg van ontstekingen in mond, keel, maag, darmkanaal, lever of gal. Ook reumatische ontstekingen en ontstekingen aan lucht- of urinewegen zijn goed te behandelen. Niem’s antibacteriële eigenschappen worden voorts goed gebruikt om uiteenlopende huidaandoeningen te bestrijden. Een geschikte toepassing betreft ook de mondhygiëne. In India zie je mensen die hun tanden met de twijgen poetsen, maar dit kan ook met niempoeder of -tandpasta. Daarnaast blijken virale aandoeningen als herpes, wratten en bepaalde soorten pokken goed behandeld te kunnen worden.
In de ayurvedische literatuur wordt ook de toepassing als anticonceptie genoemd. Niemolie heeft namelijk een sterk spermadodend effect. Het gedurende vijftien minuten voorafgaand aan de geslachtsgemeenschap in de vagina houden van een in niemolie doorweekt stukje watten, is een eenvoudige, goedkope en in de praktijk effectief gebleken methode van geboortebeperking. Niem is ook een doeltreffend en milieuvriendelijk bestrijdingsmiddel in de landbouw. Schadelijke insecten en ander ongedierte vluchten weg, worden onvruchtbaar of raken totaal in de war. Dit dankzij de anti-feedend eigenschap van niem (niet geschikt om als voedsel te dienen). Ook bij het opslaan van voedsel is deze eigenschap nuttig. Bijvoorbeeld, door niembladeren in een baal rijst te doen wordt voorkomen dat er insecten in komen. Een ander agrarisch gebruik van niem is als kunstmest.
Onderzoek
Na zijn promotie in 1971 kwam Labadie terecht bij de Universiteit van Utrecht, waar hij de ruimte kreeg om onderzoek te doen naar de werking van geneeskrachtige planten. De gangbare westerse opvatting dat één enkele stof verantwoordelijk is voor de medicinale werking waarna die geïsoleerd en gesynthetiseerd wordt, vond Labadie niet overtuigend. “Je kunt niet stellen dat uit al die honderden complexe verbindingen maar één stof effectief is, maar dat meerdere stoffen in samenhang met elkaar werken. Deze gecombineerde werking is effectief. Niem, bijvoorbeeld, heeft een groot aantal complexe verbindingen. Daarom werkt het ook tegen vele uiteenlopende aandoeningen.”
Voor zijn wetenschappelijk onderzoek had Labadie ook een idealistisch motief. “Mensen in arme landen kunnen geen dure medicijnen kopen. Maar ze hebben wel een vorm van medicatie ontwikkeld die gebaseerd is op de natuur. De eeuwenoude kennis wordt van generatie op generatie doorgegeven. Deze kennis wilde ik verder ontwikkelen. Vooral de planten die op het immuunsysteem werken hadden mijn belangstelling. Dit systeem wordt door ondervoeding verzwakt, waardoor men vatbaar voor ziektes wordt.” In de ayurveda vond hij een alomvattende vorm van traditionele geneeskunde. Hij deed onderzoek in Sri Lanka naar de siddha, de plaatselijke variant van ayurveda. Samen met Nederlandse collega’s legde hij als eerste de grondslag voor het onderzoek naar de versterkende werking van planten en plantaardige stoffen op het menselijk immuunsysteem (immuunmodulatie). Dit leverde hem wereldfaam op en een professoraat in Utrecht. Zijn expertise werd ook in India erkend waar hij op uitnodiging van de Indiase regering het onderzoek aan de instituten aldaar beoordeelde.
Niem in Suriname
Niem werd naar Suriname gebracht door de Hindostaanse immigranten. Ter gelegenheid van 75 jaar immigratie werd in 1948 een speciaal uit India gehaalde niemboom aan de Waterkant geplant. Ook in Suriname wordt niem traditioneel voor de bestrijding van talrijke aandoeningen gebruikt. Zo wordt thee van gedroogde bladeren, bijvoorbeeld, gedronken om de bloeddruk te verlagen, om diabetes tegen te gaan en tegen malaria. Niem heeft een koortswerend effect, maar kan tevens preventief worden gebruikt om de muskieten op een afstand te houden. Hindostanen gebruiken de bladeren van niem ook bij religieuze ceremonies en voor een ritueel kruidenbad.
Naast de uit India afkomstige niem is er de inheemse variant, krapa, die in het drassig bosgebied van Suriname voorkomt. De twee voorkomende soorten, Carapa guianensis en Carapa procera, zijn familie van de Azadirachta indica. Professor Labadie had graag onderzoek bevorderd naar de werkzame stoffen in deze Surinaamse familie van de Indiase wonderboom. Want de uit de zaden van de krapa gemaakte olie wordt veelvuldig gebruikt om wondjes te ontsmetten en tegen diverse huidaandoeningen (eczeem, uitslag, jeuk, huidschimmel pigmentvlekken enzovoort). In het binnenland is het niet ongebruikelijk dat men ter preventie het hele lichaam insmeert met de olie. Kleine beetjes van de olie worden ook ingenomen tegen constipatie en andere buikklachten of als een preventieve periodieke reiniging van de darmen. Ook de bast van de boom wordt gebruikt tegen diverse aandoeningen. Volgens Ayurveda expert Amrika Anroedh van Swasthya Ayurvedic Health Consultancy in Suriname wordt er, ondanks de vele toepassingen van krapa, op wetenschappelijk gebied weinig aan gedaan. Niem is wel wetenschappelijk onderzocht (in India en onder meer in Nederland); hij merkt dat niemolie populairder is dan krapa-olie.
Anroedh betreurt in het algemeen dat er in Suriname weinig animo is voor wetenschappelijk onderzoek naar de aanwezige geneeskrachtige kruiden. Terwijl alle bevolkingsgroepen in Suriname zo hun eigen traditionele geneeswijzen hebben waarvan de effectiviteit door de jaren heen is gebleken, valt de medische belangstelling in Suriname tegen. “En dat terwijl er ongeveer 2000 medicinale planten in Suriname zijn, waarvan naar schatting zo een 500 tot 600 ayurvedische planten die ook gedocumenteerd zijn in India en waarvan sommige na gedegen wetenschappelijk onderzoek zelfs een belangrijk exportproduct zijn. India heeft ook alle medewerking toegezegd om Suriname te helpen met de ontwikkeling van deze sector. In januari 2020 werd daartoe een Memorandum of Understanding getekend.” In diverse westerse landen, waaronder Nederland, worden ayurvedische behandelingen vergoed door zorgverzekeraars. In Suriname is dat nog steeds een uphill battle. Volgens Anroedh zit het probleem niet in de culturele erkenning van de verschillende gebruiken. Ook is er sprake van transculturele erkenning. Uit alle bevolkingsgroepen laat men zich, bijvoorbeeld, jháre (Hindostaans ritueel om ‘het boze oog’ weg te nemen) of wordt een wasi gedaan (reinigingsritueel uit de Winti cultuur). Het knelpunt zit in de economische erkenning. Anroedh is secretaris van de stuurgroep die zich inzet voor de ontwikkeling van de Traditionele Medische Systemen (TMS) en industrie in Suriname. Niet alleen ayurveda, maar alle traditionele geneeswijzen moeten op eenzelfde wijze in overeenstemming met de normen van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) worden gereguleerd. Hij is voorstander van integrative medicine waarbij sprake is van synergie met andere geneeswijzen.
Dit artikel is deels ontleend aan het eerder in het tijdschrift Hindorama gepubliceerde artikel Dr Labadie: “Ayurved levert waardevolle bijdrage aan de moderne geneeskunde” – De toepassing van niem (Hindorama, januari-februari 2001).
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Religie & Levenswijze, Suriname, Traditie
Kauai Hindu Monastery – Where Heaven Meets Earth & Hinduism Meets Its Future! – Rajiv Malik
Time has come for the Hindu World to officially accord the status of a Hindu Shankaracharya to Gurudeva!
Government of India must confer highest civilian award of Bharat Ratna or an equivalent on Gurudeva posthumously for his contribution towards promotion of the essence of Indian heritage, culture and values worldwide through his monastery!
Hindus all over the world, more so in India, the land of Lord Siva and Sanatan Dharma, are amazed to know that a mammoth Siva Temple is being built in Hawaii, so far away from India, in a dedicated and painstaking manner for the past several decades. The temple is known as Iraivan Temple. Iraivan is an ancient Tamil word for God, meaning “ He who is worshipped.” Even more surprising is the fact that Iraivan Temple is being built to fulfill the grand vision of Satguru Sivaya Subramuniyaswami [1927-2001], lovingly called as Gurudeva by his thousands disciples, followers and admirers who are spread all over the world. In the line of successorship, he was the 162nd Jagadacharya of the Nandinatha Sampradaya’s Kailasa Parampara and the founding Guru Mahasannidhanam of Kauai Aadheenam, also known as Kauai’s Hindu Monastery. Gurudeva’s mission, received from his satguru Siva Yogaswami of Jaffna, Sri Lanka, was to protect, preserve and promote the Saivite Hindu religion as expressed through its three pillars: temples, satgurus and scripture. This temple was inspired by a series of mystical visions of Siva that came to Gurudeva early in the morning of February 15, 1975, in which he saw Lord Siva seated on a large boulder that was later discovered on the then overgrown property. It is these visions that inspired Gurudeva to begin this exquisite temple, unlike anywhere in the world.
Story of Kauai’s Hindu Monastery is completely woven around the story of its founder beloved Gurudeva who touched the hearts of thousands of people he met all over the world, open heartedly and lovingly. Gurudeva was a shining example of awakening and wisdom, recognised worldwide as one of Hinduism’s foremost masters. Born in California, orphaned at age 11, Gurudeva was raised by a family friend influenced by the spirituality of India, who brought him into the culture and beliefs of Hinduism.
Trained in classical Eastern and Western dance and in the disciplines of yoga, Gurudeva became the premier danseur of the San Francisco Ballet at the age of 19. However at the height of his career he renounced the world and in 1947 he sailed to India in quest of a spiritual master. In a remote Sri Lankan Cave, he fasted and meditated until he burst into enlightenment. Soon after, he met Siva Yogaswami, who gave him the name Subramuniya and initiated him into Hindu monasticism. From there on, the great truths flooded through him like a torrent. What philosophers struggle to explain in complex theories, he articulated in simple language from his own experience. Ultimately, the cream of his inspired talks became the 3000 page trilogy of Dancing, Living and Merging with Siva, the first cogent, comprehensive expression of monistic Saiva Siddhanta in the English language.
Gurudeva’s biggest gift to the Hindu World is the world class magazine Hinduism Today. After being associated with it for over two decades and having represented it in many parts of the world I can say that there is no other magazine in the Hindu world that matches its stature and popularity. Imagine India the motherland of Sanatan Dharma does not publish something even close to the kind of content that is offered by Hinduism Today. Gurudeva ordained that the public service focus of his Saiva Siddhanta Yoga Order would be to support and encourage all traditional Hindu lineages through Hinduism Today- seldom telling their own story but rather fostering Hindu solidarity by focusing on the people, events, philosophy, culture and traditions of the broader Hindu world. Now this was in contrast with the various publications that are published by many of the leading Hindu ashrams and organisations all over the world which only promote their own gurus, traditions and lineages.
Gurudeva widely traveled to uplift Hindu communities on every continent, represented his religion at global conferences and helped establish 37 temples worldwide. An extraordinary mystic, that he was, Gurudeva had many visions of the Hindu deities. He read clairvoyantly from inner plane scriptures and created his own language, Shum, to map for others the profound states he encountered in meditation.
After the mahasamadhi of Gurudeva, Kauai’s Hindu Monastery is headed by his successor Satguru Bodhinatha Veylanswami, who is also called the Guru Mahasannidhanam. When not travelling, Satguru trains the monks, leads the pre dawn meditation, presides at the weekly fire ritual, gives initiation to monks and members, give a weekly inspired talk in the Kadavul Temple and receives visitors. Hindu families come from all over the world for his darshan. During our visit to the monastery, we too were blessed by his darshan and participated in the talks he delivered and satsangs he held for all those attending the annual Gurudeva’s mahasamadhi event which was taking place during the time we were visiting the monastery. Each one of the devotees of Gurudeva I have met whether during my visit to Kauai Monastery or during my different trips to many countries on Hinduism Today assignments, I found them highly devoted to their guru and lineage. They follow the commandments of their guru religiously and are extremely powerful soldiers when it comes to fulfilling the vision of building of a magnificent Siva Temple in Kauai. It is such army of temple builders which has kept the Iravian Temple project alive despite the many ups and downs the world economy has seen in the past many decades. These temple builders have ensured that a minimum amount of money keeps coming as donation so that the project keeps progressing. I must mention that during our visit to Kauai a very loving couple Ishani and her (late) husband Durvasa, dedicated disciples of Gurudeva, offered us accommodation and food at their own home and took care of us so well making our stay in Kauai extremely memorable and comfortable.
I met most beloved and highly charismatic Gurudeva for the first time sometime in 1990’s at Delhi’s Chelmsford Club where he was the chief guest at a gathering organised by the prestigious DAV group which runs thousands of educational institutions all over India. At that time I was a trainee journalist working under the mentorship of my journalistic guru Shri BM Sinha, who was the chief correspondent of Hinduism Today in India. As was perhaps destined, Sinha ji left for his heavenly abode in the hands of Paramacharya Sadasivanatha ji, the second most senior disciple of Gurudeva, during their trip to Bengaluru and this sad development eventually led me to take over the role of India correspondent of Hinduism Today.
During my very first darshan of Gurudeva, I was completely mesmerised by his persona and was immensely fortunate to have been chosen by him to work for and represent his magazine Hinduism Today, for which he assigned me not just with the coverage of all the four Purna Kumbha Melas held in India but also the state of Hindus and Hinduism in over half a dozen countries of South Asia! As India & South Asia, chief correspondent of Hinduism Today I had the honor of interviewing and interacting with the top notch Hindu saints of India not only during the coverage of Kumbh Melas but also when I was assigned to cover their ashrams & highlight their contributions to the Hindu world and Hinduism. What gave me the biggest honor during my over two decades of association with Hinduism Today and Kauai’s Hindu Monastery was when I was assigned to present the prestigious Hindu of the Year Award to some of the great Hindu saints of India. Besides this some of the top saints whom I profiled and interviewed for Hinduism Today were later on conferred with this prestigious award.
To me like many others who met Gurudeva, the world over, the graceful, six foot two, white haired guru was the embodiment of Lord Siva Himself. Even today from the inner world, Gurudeva continues to guide, in magical ways, all who embrace his teachings and his team of over two dozen monks that carries forward his legacy through Kauai’s Hindu Monastery. His light lives on in their spirit and their striving for truth.
After my over two decades of close association with Gurudeva and his team and having personally seen how collectively, along with their dedicated team of disciples, they have promoted and are still promoting the values of Sanatan Dhrama all over the world, I would like to say that Gurudeva, informally, always enjoyed the status of a Shankaracharya of Hinduism. In fact in view of his contribution to the propagation and promotion of Sanatan Dharma all over the world, he deserves to be honored by the Hindu world by being officially ordained as fifth Shankaracharya heading the Kailasa Mutt that today exists as Kauai’s Hindu Monastery in Hawaii. In fact the time to do this has already come. Kailasa Mutt to me will be most appropriate name given to Gurudeva’s Mutt as his guru Yogaswami was an enlightened sage and preceptor of the line of masters known as the Kailasa Parampara which extends back over 2,200 years to Maharishi Nandinatha and his eight famous disciples. The name of the Mutt could also be Nandi Mutt or Nandinatha Mutt in consultation with the present head of the monastery. Not just this, I am sure the time has also come when Gurudeva should be considered by the Hindu World and Government of India for the highest civilian award of Bharat Ratna or an equivalent to be conferred on him posthumously for his contribution towards promotion of the essence of Indian heritage, culture and values worldwide through his monastery with the help of his dedicated team of monks.
Kauai Hindu Monastery, with which i was associated with for over two decades and observed them from very close quarters, i never saw them hobnobbing with politicians of any country or those in power seeking any favors. Their total focus is on promotion & propagation of sanatan dharma, all over the world. Such high level of purity is very rare in today’s times. However the monastery has been maintaining good relationship with the top notch Hindu saints and Hindu organisations, here too the intention is to help them, promote them and their activities through their magazine Hinduism Today and not to seek any personal favors from them. Besides many deserving hindu organisations & leaders were offered financial grants through the monastery’s Hindu Heritage Endowment. Following this laid down policy of keeping away from politics and politicians, me too always kept a guarded distance with the political personalities and focused on building a close working relationship with hindu saints, leaders and organisations all over the world and in India. I must share here that the top most hindu saints of India have very high regard & respect for Hinduism Today and the editorial team of monks managing it. No wonder I always got audience and appointments on a priority basis from some of the extremely busy top hindu saints when I was assigned the job of coverage of all the four kumbh melas and many ardh kumbh melas.
The level of stature and credibility of Gurudeva’s disciples is so high that Satguru Bodhinatha Veylanswami, heading Kauai Aadheenam Hindu Monastery is invited for rendering the opening prayer for the session of the US House of Representatives. The monks help the Hindu Americans in dealing with the issue of California textbooks where in the school textbooks the Hindus were shown in poor light. So much so that when America was confronted with the issues relating to cloning of sheep and the in that context cloning of human beings was also being discussed, the then president of America, Bill Clinton had requested Kauai Hindu Monastery to provide them viewpoint on cloning based on the material available on this subject in the Hindu scriptures. I remember interviewing many top Hindu saints on this subject when me too was assigned to ascertain the Hindu or Hinduism point of view on this highly sensitive and controversial matter. Another great example of the high credentials & credibility of Gurudeva’s team was when Mcdonald’s supersized Hindu Heritage Endowment by mailing them a cheque for $ 2,55,000 for Hinduism Today. It so happened that Mcdonalds deceived the public about beef flavorings in their “vegetarian fries”. They got caught. They were sued. They settled in the court. Hinduism Today’s endowment fund was considered as one of the handful of elite vegetarian friendly institutions in America and therefore chosen as part of the court ordered $ 10 million settlement. The supersized endowment used the fund to educate Americans, especially youth, about the merits of a veggie lifestyle, which has been a Hindu ideal for 6000 years or more. The monastery were humbled to be counted among some of America’s most respected educational institutions.
My personal association with Gurudeva was something I will always cherish not just in this life time but all my future births or even if I am granted shelter in the holy feet of Lord Siva Himself. Gurudeva’s love for Hinduism and Hindu cultural heritage was so deep that he always directed his disciples to wear traditional Hindu dresses. I will always fondly remember my one to one chat with him when I was a part of his entourage to Parmarth Niketan at Rishikesh and he took a few of us out for a cup of tea at the famous Chotiwala Restaurant there. It is this meeting with Gurudeva that inspired me to adorn the Hindu traditional dress of kurta payjama for all the twenty five years that I represented him and his mission all over the world.
I am also tempted to share another very personal incident related to Gurudeva. One night, would be early morning in USA, as a pleasant surprise, I received a call from Hawaii and was connected directly to Gurudeva as he wished to speak to me. He just wanted to check my welfare and convey his blessings for my family. My little four year daughter Palak, who is around 30 years and a journalist now, has written articles for Hinduism Today, that night jumped with joy and said – “Papa God himself spoke to you on phone today.” She said this because we had taught her that Guru in our tradition is to be treated like God himself. That was the only time I had a telephonic conversation with Gurudeva. My only regret in life is that despite being invited I could not visit Kauai during Gurudeva’s life time. However my life long dream of visiting Kauai was fulfilled when wife Renu and myself were invited to Kauai to attend the mahasamadhi of beloved Gurudeva in the year 2017.
Unfoldment of the curtain of a very big glass window at the media studio of Kauai Hindu Monastery by most revered Paramacharya Sadasivanatha Palaniswami, the second senior most disciple of beloved Gurudeva and editor in chief of prestigious world class publication, Hinduism Today resulted in fulfillment of my life long desire and dream of viewing the gold leafed domes of Indian design shimmering in the sunlight, with majestic Mount Waialeale in the background. In sheer ecstasy and wonderment in a split second I was beholding the towers of Iraivan Temple, a pure and powerful white granite wonderment carved in Bengaluru in South India by hand and erected ten thousand miles away on this Garden Island by India’s master stonemasons. During my visits to Bengaluru I had the privilege to visit the site where for many decades now the shilpis have been working almost round the clock in connection with the building of Iraivan Temple.
This spectacular view of Iraivan Temple was savored innumerable times by wife Renu and myself during our five day sojourn in Kauai island. Before visiting Kauai and many other parts of USA during our trip on the invitation of monastery and Hinduism Today team, we were honored for our long association with the monastery and Hinduism Today at a glittering function held in the campus of Victoria University in Victoria, Canada where a few chosen ones including myself were conferred with life time achievement awards owing to our contribution to taking further the mission of beloved Gurudeva of serving Sanatan Dharma in different ways under the direction of the top monks at the helm of affairs of the Kauai Hindu Monastery. Renu and myself are immensely grateful to Victoria, Canada based disciples of Gurudeva, Shamini and Rajan Ramanujan for inviting us to Victoria for the grand function held at Victoria University and taking care of us so well during our stay in Victoria.
Most of us including myself had the honor to be chosen by beloved Gurudeva himself to carry forward his mission as soldiers of Sanatan Dharma. It was a very special day for my wife Renu as well because her contribution for allowing me to use our bedroom in New Delhi’s modest apartment as the office of Hinduism Today from where I was almost working round the clock as a full time reporter, was also so graciously recognised by the Hinduism Today team. I must share that it was quite a challenge for me all through my association with Hinduism Today to keep pace with the speed of my boss, managing editor, Hinduism Today, Acharya Arumuganathaswami who was master in the art of getting his deadlines met by me for each and every feature and cover story assigned to me. At the same time I will always be indebted to him for extending his total and unflinching support and guidance to me for dozens of feature & cover stories assigned to me for which i traveled extensively within India and half a dozen countries of south east asia.
As I walked on the sacred grounds of the South Indian Monastery in Kauai, which is spread out over around 382 acres of gardens, groves, paths, ponds, waterways and forests, I felt as if I had visited it many times before in the past few decades, though it was my very first visit to it. The reason was that I had been in touch with the monks here almost everyday for over twenty years. As Renu and myself walked the grounds accompanied by Acharya Arumuganathaswami, I could feel the rarefied spiritual vibration created by the presence of beloved Gurudeva, who lived here for 31 years, and by his monks’ decades of meditation, worship, single minded harmony and mystic experiences. During our stay for multiple times, we visited the two Saivite Hindu temples, that is Kadavul Temple and the San Marg Iraivan Temple, a rare, all granite Chola style temple currently being carved in Bengaluru, India and assembled on Kauai at the property of Kauai Monastery. Besides that we were taken on a guided tour of the lush temple grounds that are home to granite murtis of Dakshinamurti, Hanuman, Shanmugam, Narmada Lingam, Murugan’s Shakti Vel, Ganesha, Nandi, the Guru Parampara and more.
A typical monks’ day beings with a 5.30 am worship service in Kadavul Temple, followed by a one hour yogic meditation guided by Satguru. Anchored by his contemplative discipline, they turn to their assigned duties: running two temples, caring for the property, publishing, construction, growing food, hosting pilgrims and guiding seekers around the world. Acharya Arumuganathaswami in addition to all this had a special duty of taking care of a hi tech plant where noni juice was being produced. We were presented a bottle of noni juice in our first meeting with him after landing in the monastery, which we consumed throughout our stay in Kauai. It boosted our immunity levels and kept us refreshed and full of unending energy. Paramacharya Sadasivanathaswami has special interest in taking care of the sacred temple gardens which has many sacred and ayurvedic plants from India and Srilanka. Many patches of the garden are so beautifully and imaginatively landscaped. Tropical flowers here include 300 varieties of heliconia and ginger, 250 kinds of ti plants, hundreds of exotic palms, a copious collection of aroids and bromeliads- and even, not far from the wettest spot on earth, an arid garden with cacti, agaves and desert succulents. The garden is one of the biggest attraction for the devotees and tourists visiting the monastery.
We found the monastery also the site of intense activity and global religious outreach, where the resident monks wield the latest high tech computing power to produce Hinduism Today Magazine, books, websites, videos, teaching programs and managing Hindu Heritage Endowment. The monastery also organises Innersearch Travel Study programs where the direct guidance and blessings of Satguru, a highly realised master are available to all those who join this program. Hinduism Today’s article are allowed to be freely published by any publication that helps propagate and promote Sanatan Dharma. Hindorama Magazine, for which I write this article is one such magazine being published from The Netherlands. Now it is in a digital avatar but earlier when it was published as a printed magazine it used to freely reproduce articles of Hinduism Today which fortunately included many of my articles as well.
It is indeed amazing to see how nestled within the monastery’s luxuriant greenery is another world, a high tech media workshop where dedicated celibate monks in hand spun cotton robes, spend their nights, sleeping on the floors, in small concrete structures very much like the caves of ancient times, in the forest area of the monastery, where even electricity is not available. However during the day time they work using their latest model Macintosh with widescreen display – writing, editing, designing and directing by email a skilled international cadre of journalists, artists and photographers, who help create the quarterly journal Hinduism Today. It is distributed to 62 nations and treasured by 1,00,000 readers around the globe. To supplement the in-depth magazine articles, the monks broadcast a daily news feed called Hindu Press International, summarizing a constant stream of short news stories about Hinduism from the world press.
The life of the monks’ revolves around Kadavul Temple, where they perform morning disciplines and hold rotating three hour vigils, 24 hours a day, 365 days a year. The monks grow much of their own food and keep a small herd of cows for milk, butter, ghee, yogurt and cheese. The wood creations are made from island trees.
During our visits to the monastery, we too like other pilgrims and devotees of Gurudeva performed many sadhanas including meditating on the banks of the Wailua River, walking the Straight Path to God, attending the morning puja at the Swayambhu Lingam, performing abhishekam to the Narmada Lingam on the Path of the Saiva Satgurus, meditating atop Muruga Hill, wandering through the sanctuary and attending pujas at Kadavul Temple.
On the issue of dress code we found that here in Kauai Monastery they were extremely strict, even ahead of many temples in India who are quite liberal in comparison. Guests are encouraged to dress in traditional Hindu clothing when visiting. Alternatively only modest clothing is permitted. No shorts, short dresses, tight fitting yoga pants, t-shirts or tank tops. However polo shirts and long shorts that cover the knees are okay.
Acharya Arumuganathaswami accompanied us to America’s only rudraksha forest located in the monastery where in 1984 Gurudeva planted 108 trees with his own hands. Today the trees are fifty feet tall and produce hundreds of thousands of fruits each year. In Ayurveda, Rudraksha seeds, ground with healing herbs, are given to patients of heart disease to strengthen the cardiac muscle. Here in rudraksha garden, I fulfilled my life time dream of hugging a rudraksha tree and felt spiritually uplifted. I am fortunate that immediately after my association with Hinduism Today, I was gifted malas made out of rudraksha beads of this very rudraksha forest which had the blessings of Gurudeva himself. I have been wearing these malas for the past many decades now!
Devotees and visitors visiting Kauai Hindu Monastery would not like to miss the Mini Mela Gift Shop which displays Gurudeva’s and Satguru’s books, scriptural works of Nandinatha tradition and other carefully selected books, including vegetarian cookbooks, Vedic astrology, health and children’s books. I was surprised to see the mind boggling range of hindu deity murtis of various sizes in granite, semiprecious stone and brass, all imported from India. What I really loved and Renu and myself bought many items that were made using the rudraksha beads grown at the monastery and prepared by temple devotees to support Iraivan Temple. Mini Mela Shop matched the best of variety that is offered in some of the most prestigious Indian emporiums that I have visited and covered for Hinduism Today. Mini Mela also offers altar supplies, crystals, greeting cards, quality incense, posters, jewelry, music CDs, DVDs and a variety of gift items.
Regarding weddings, the policy is that it being a cloistered monastery for monastics, they do not participate in or have weddings on the property. However many couples do come here for blessings in Kadavul Hindu Temple after they are married elsewhere. I would like to mention here that with the blessings of Gurudeva many of his disciples belonging to different nationalities, went for both arranged and assisted marriages of their children among the disciples themselves following the hindu rituals. I found Gurudeva’s book How to Become A Hindu, quite revolutionary as it not only clearly laid down the path to how anyone could become a Hindu, Gurudeva and his team practically converted a large number of seekers and aspirants who wanted to become Hindus by offering them absolutely clear guidelines on this subject on which sometimes there is so much lack of clarity and confusion. I must point out here that many of the monks of the monastery too come from different nations.
Finally the whole world is now keenly awaiting the completion of Gurudeva’s dream project Iraivan Temple. Just before his mahasamadhi Gurudeva had said, “ When you begin the pilgrimage to Iraivan Temple, you drop off and dissolve the karmas of the past. Then because of the direction the temple is facing, the temple gives a new start, a new impetus for a wonderful future. It is a boon giving temple, a life giving temple, a wish fulfilling temple.”
Located in the heart of a traditional Hindu monastery complex reminiscent of ancient mathas and aadheenams of India, Iraivan is more than a temple; it is a pilgrimage destination, a place of sadhana and spiritual rejuvenation. Iraivan Temple is a living edifice that brings ancient tradition into the 21st century, a stable anchor sustaining and strengthening Hindu dharma for our children, their children and generations to come. It is indeed a place where heaven meets earth and Hinduism meets its future!
Photos: courtesy Rajiv Malik and Kauai Hindu Monastery
***
Kauai, July 2000 – Some photos of the visit of Radjin Thakoerdin (publisher), Kanta Adhin (editor in chief) and son Akash on the occasion of the signing of a cooperation agreement between Hinduism Today and Hindorama magazine of The Netherlands. Hindorama is now an online magazine, please visit this informative and inspiring website www.hindorama.com.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Religie & Levenswijze
Holi (Phagwá) – beleving op de Algemene Hindoe Basisschool, VAHON, Den Haag
29 maart was het Holi oftewel Phagwá (lente- en nieuwjaarsfeest). Zoals gebruikelijk werd dit op 28 maart voorafgegaan door Holika Dahan (verbranding van het negatieve). Dit werd wereldwijd gevierd. Wij kennen allen het verhaal van Prahlad, zoon van koning Hiranyakashipu. Deze koning waande zich god en kon niet verdragen dat zijn zoon een bhakt (devoteling) was van Ram, incarnatie van God Vishnu. Toen zijn pogingen om Prahlad van zijn devotie af te brengen mislukten, riep hij de hulp van zijn zus Holika in om Prahlad de vuurdood te laten sterven. Ook dit mislukte en in plaats van Prahlad kwam zijn phuá (tante) Holika zelf om in de vlammen. Prahlad werd vanwege zijn sterke geloof gered. Dit staat symbool voor de overwinning van het goede op het kwade, van het positieve op het negatieve.
De Algemene Hindoe Basisschool, VAHON, gevestigd te Den Haag, heeft dit jaarlijkse festival ingeluid met een Hawandienst, waarbij er extra is gebeden voor welvaart en gezondheid van de leerlingen en leerkrachten in verband met de Covid-19 pandemie. De leerkrachten hebben allen meegedaan aan de dienst met daaropvolgend de Holikaverbranding op het terrein van de school. De aangepaste brandstapel, de Holika, werd met de nodige ceremonies en onder het zingen van chautál liederen en kabirs in brand gestoken. Er werd prasád geofferd en gezamenlijk een vegetarische maaltijd genuttigd, die zelf door de leerkrachten op school werd bereid.
Met inachtneming van de coronaprotocollen hebben alle groepen van de school op 29 maart hun eigen culturele opvoering gedaan, die zij enkele dagen tevoren in plezierige sfeer al hadden geoefend. Elke groep deed een opvoering in de aula en deze was in alle klassen te zien via streaming op de smartboard. De docent Dharma (godsdienst) liet ook een heel leuk toneelstuk over Prahlad, Holika, Koning Hiranyakashipu en Narad Moeni opvoeren. Hierna mochten de leerlingen een uurtje met gekleurde phagwá poeder spelen op het schoolerf. Binnen de mogelijkheden die er waren hebben ze het Holifeest op vreugdevolle wijze gevierd.
Algemene Hindoe Basisschool: www.vahon.nl
Bekijk ook op youtube een video-opname van deze holi-viering (met dank aan: Ranjan Akloe).
Bekijk de fotogalerie door te klikken op 1 van de foto’s (Ranjan Akloe).
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Traditie
De eeuwenlange uitdaging van etnische en religieuze diversiteit – Walter Palm
Drie mogelijke beleidsmatige antwoorden
Jaren geleden maakte ik samen met mijn lieve vrouw Orchida een indrukwekkende reis naar India. Haar familie komt daar oorspronkelijk ook vandaan. We bezochten onder meer Mumbai, Goa en Kochi (vroeger bekend als Cochin). Ik was diep onder de indruk van Goa, want de oude wijk van deze stad, de Fontainhas Quarter, herinnerde mij met zijn pastelkleurige huizen aan de schilderachtige wijk Otrobanda op mijn geboorte-eiland Curaçao. Kochi dat nu het decor is van de populaire BBC-serie The Real Marigold Hotel, staat bekend om zijn lucratieve specerijenhandel. Het was deze stad die Columbus (1451-1506) wou bereiken toen hij de Atlantische Oceaan overstak en abusievelijk Amerika aanzag voor India.
Kochi is sinds 562 v.Chr. ook een van de oudste centra van de Joodse diaspora. De synagoge in deze stad speelt een belangrijke rol speelt in een van mijn favoriete romans namelijk De laatste zucht van de moor (1995) van de Indiase auteur Salman Rushdie. Een andere prachtige roman van deze auteur is ook Middernachtskinderen (1989) over de bloedige scheiding van India en Pakistan op 15 augustus 1947 om klokslag twaalf uur. India bleef overwegend hindoe maar met de grootste islamitische bevolking ter wereld met 172 miljoen moslims, en Pakistan werd een islamitische staat. Omgang met etnische en religieuze diversiteit is al eeuwenlang een uitdaging, maar het is ook een bijzonder actueel onderwerp want in de huidige geglobaliseerde wereld is niet één land dat geen grote etnische of religieuze diversiteit kent. Suriname kan er ook over meepraten.
Op basis van mijn jarenlange ervaring op het terrein van integratiebeleid, waardoor ik zelfs de eretitel van ‘Mister Integratie’ verwierf, zie ik drie mogelijke beleidsmatige antwoorden op etnische en religieuze diversiteit, namelijk: streven naar etnische en religieuze homogeniteit; onderdrukken van etnische en religieuze minderheden en bruggen slaan naar etnische en religieuze minderheden. Mijn voorkeur gaat uit naar de laatste variant.
Streven naar etnische en religieuze homogeniteit
Een barbaarse ‘oplossing’ is het streven naar etnische homogeniteit. Dit eindigt vaak in een bloedbad zoals de burgeroorlog in Rwanda in 1994, de ‘etnische zuivering’ in 1995 in Srebrenica, de Rohingya Genocide in Myanmar van oktober 2016 tot januari 2017 en uiteraard de Holocaust in de Tweede Wereldoorlog.
Als etnische homogeniteit een perverse reactie is op etnische diversiteit, dan is het streven naar een monoreligieuze samenleving een krampachtig antwoord op een samenleving die religieus divers is. Het realiseren van een monoreligieuze samenleving is een eeuwenoud idee. Koning Philips de Tweede (1556-1598) wou in de zestiende eeuw het katholicisme opleggen aan Nederland wat leidde tot de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Een eeuw later zegde in 1685 Koning Lodewijk de Veertiende (1643-1715) het Edict van Nantes op, wat betekende dat in Frankrijk maar één religie werd toegestaan, namelijk het katholicisme.
Mijn voorouders die Hugenoten waren, zagen zich na de intrekking van het Edict van Nantes, genoodzaakt om Frankrijk te ontvluchten en zij hebben zich eerst in Nederland en daarna op Curaçao gevestigd. Overigens zijn de hoofdfiguren in de bekende roman De stille plantage (1931) van Albert Helman, uit Frankrijk gevluchte Hugenoten die een plantage stichten in Suriname.
Onderdrukken van etnische en religieuze minderheden
Een andere minder extreme reactie op etnische en religieuze diversiteit is onderdrukking van etnische en religieuze minderheden. In mijn essay Het sluipend gif van islamofobie, 1989-2019 (Uitgeverij In de Knipscheer; ISBN 978 90 6265 769 8) (2019) beschrijf ik uitvoerig het fenomeen van politieke islamofobie binnen de Nederlandse politiek. Politieke islamofobie wil zeggen dat politieke partijen de angst voor ‘de islam’ en ‘de moslim’ om electoraal opportunistische redenen inzetten in verkiezingscampagnes. Het fenomeen van politieke islamofobie is naar mijn waarneming, in 2002 ontstaan toen de islamofobe LPF ruim een half jaar na de dramatische Al Qaida aanslagen in de Verenigde Staten, bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer op 15 mei 2002 zo maar uit het niets 26 Kamerzetels behaalde met een islamofobe insteek. De angst voor ‘de islam’ en ‘de moslim’ werd na 11 september 2001 verder aangewakkerd met de eindeloze rij intimiderende aanslagen ‘in naam van de islam’.
Toen mijn vrouw en ik in Mumbai waren hebben wij het imponerende Taj Mahal Hotel bezocht dat op 26 november 2008 doelwit was van een aanslag door islamitische terroristen. Terroristische aanslagen kwamen voor mij heel dichtbij toen op 22 maart 2016 aanhangers van de Islamitische Staat een bloedige aanslag pleegden op metrostation Maalbeek in Brussel. Het was een metrostation dat ik vaak frequenteerde als ik voor mijn werk bij de Europese Commissie moest zijn. Met andere woorden. Ik had ook slachtoffer kunnen zijn
Politieke islamofobie hoort helaas tot de werkelijkheid. De islamofobe PVV, die moskeeën wil verbieden, is het beste voorbeeld van een politieke partij die vanuit een opportunistische electorale strategie de angst voor ‘de islam’ en ‘de moslim’ inzet voor winst bij de stembus.
Andere politieke partijen distantieerden zich na 11 september 2001 nadrukkelijk van minderheden. Het afstand nemen van minderheden was het meest duidelijk zichtbaar bij de PvdA, de partij waar traditioneel veel minderheden op stemden. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 7 maart 2006, waarbij minderheden in overgrote meerderheid op deze partij gestemd hadden, en daarmee een belangrijke bijdrage hadden geleverd in het eclatante electorale succes van deze partij, maakte de toenmalige partijleider Wouter Bos een onverwachte wending toen hij zich publiekelijk grote zorgen maakte dat de PvdA de ‘Partij van de Allochtonen’ zou worden. In plaats van zich te verheugen op de electorale steun die hij gekregen had van minderheden, leek hij het te betreuren. Minderheden voelden zich in de steek gelaten en verraden door de PvdA.
Politieke islamofobie is geen marginaal verschijnsel in het Nederlandse politieke landschap. Integendeel het is een significant fenomeen. De islamofobe PVV is na de verkiezingen op 17 maart 2021 de derde grootste politieke partij in Nederland. Na de verkiezingen op 17 maart 2017 was het zelfs de tweede grote politieke partij in Nederland. Andere politieke partijen pikken, de uitzonderingen daargelaten, graag een graantje mee van dit electorale succes waardoor politieke islamofobie in de Nederlandse politiek besmettelijker is dan de Braziliaanse variant van Covid-19. Het gevolg van deze politieke islamofobie is dat de politiek in algemene zin niet meer opkomt voor belangen van minderheden, waardoor er wetten tot stand komen die de religieuze vrijheden van de islamitische minderheid in Nederland beperken zoals bijvoorbeeld het omstreden boerkaverbod dan wel bedreigen zoals het voorgenomen verbod op ritueel slachten.
Amerika is een goed voorbeeld van onderdrukking van etnische minderheden, meer in het bijzonder de zwarte bevolking. De dood van George Floyd op 25 mei 2020 als gevolg van zijn arrestatie is nog vers in ons geheugen, net als de Black Lives Matter demonstraties. In Amerika moest er een burgeroorlog (1861-1865) aan te pas komen om de slavernij af te schaffen. Na de afschaffing van de slavernij was er vanaf 1877 in het Zuiden van de Verenigde Staten de Jim Crow wetgeving van kracht die feitelijk een soort apartheid inhield. Dit hield stand tot in 1964 de Civil Rights Act in werking trad.
Hebben we in Nederland politieke islamofobie, in de Verenigde Staten weigerde oud-president Trump om electorale redenen afstand te nemen van white supremacy bewegingen als neonazi’s, Proud Boys, Oathkeepers en Klu Klux Klan. Na de Unite-the-Right Rally in Charlottesville op 11 en 12 augustus 2017 waarbij door toedoen van een extreemrechtse betoger een tegendemonstrant omkwam, nam hij geen afstand van neonazi’s, neoconfederalen en blanke racisten. Toen hij in september 2020 in een verkiezingsdebat door zijn tegenkandidaat Joe Biden werd gevraagd wat zijn boodschap was voor de rechtsextremistische Proud Boys antwoordde hij ‘Stand back and stand by’. Op 6 januari 2021 bestormden aanhangers van toenmalig President Trump het Capitool. Ik keek er met ontzetting naar. De bestorming van het Capitool illustreerde hoe kwetsbaar democratie is. Ook daar weet Suriname alles van, na de militaire coup op 25 februari 1980 in Suriname.
De consequenties van een onverdraagzame samenleving kunnen onvoorzien zijn. In 1893 werd Mahatma Gandhi (1869-1948) uit de trein van Durban naar Pretoria gezet omdat hij als niet-blanke plaats had genomen in een wagon die uitsluitend bestemd was voor blanken. Hij had een treinkaartje voor de eerste klas en daarom weigerde hij om in de derde klas te gaan zitten. Als gevolg van dit racistisch incident radicaliseerde Mahatma Gandhi en in 1947 verloor onder zijn leiding het Britse Rijk zijn kroonjuweel.
Bruggen slaan naar etnische en religieuze minderheden
Op 1 augustus 1982 had ik het voorrecht om aan te mogen treden bij de directie minderhedenbeleid van het prestigieuze ministerie van Binnenlandse Zaken. De eerste opdracht van de directie was om een beleidsmatig antwoord te formuleren op de etnische en religieuze diversiteit van de Nederlandse samenleving als gevolg van vier migratiestromen. Drie van deze migratiestromen vloeiden voort uit het koloniaal verleden van Nederland, namelijk de stroom personen uit de Molukken, uit voormalig Nederlandse Indië en uit Suriname. De vierde migratiestroom was het gevolg van arbeidsmigratie uit eerst de Noordelijke helft van de Middellandse Zee (Spanje, Portugal, Italië en Joegoslavië) en vervolgens arbeidsmigranten uit de Zuidelijke en Oostelijke helft van de Middellandse Zee (Turkije, Marokko en Tunesië).
De eerste Minderhedennota verscheen op 15 september 1983 en het sloeg op drie manieren een brug naar minderheden, namelijk (1) bestrijding van maatschappelijke achterstanden van minderheden op drie cruciale beleidsterreinen, namelijk onderwijs, arbeidsmarkt en huisvesting; (2) bestrijding van achterstelling van minderheden; (3) bevordering dialoog van de overheid met minderheden. Binnen de directie minderhedenbeleid werd ik projectleider van de Wet overleg minderhedenbeleid. In 1997 had ik tot mijn trots het wetgevingsproces succesvol afgerond met de publicatie in het Staatsblad van de Wet overleg minderhedenbeleid (Staatsblad 1997, 335). Helaas werd vijftien jaar later deze uitstekend functionerende wet om politieke redenen ingetrokken (Staatsblad 2013, 299). Politiek vandalisme dus in optima forma.
De Minderhedennota is na bijna veertig jaar nog verrassend actueel. Het heeft de tand des tijds uitstekend doorstaan en het is een classic geworden. Neem de eerste beleidsprioriteit uit de Minderhedennota. Ik vrees dat als de gevolgen van de Covid-19 pandemie zichtbaar worden, dat het dan meer dan ooit, noodzakelijk is om de maatschappelijke ongelijkheid van minderheden op onderwijs, arbeidsmarkt en huisvesting te bestrijden. Met de opkomst van de Black Lives Matter in 2019 werd de roep om diversiteit luider in de zin dat minderheden niet automatisch worden overgeslagen voor banen en stageplekken. Instellingen moeten een evenwichtig personeelsbestand hebben. Sinds enige tijd is er Diversiteit in bedrijf een project gericht op het bevorderen van diversiteit en inclusie op de werkvloer. Het maakt deel uit van een infrastructuur bij de Sociaal Economische Raad die bedrijven actief helpt bij het opzetten, uitvoeren en monitoren van hun diversiteitsplannen.
Bestrijding van racisme, de tweede beleidsprioriteit in de Minderhedennota, is meer dan ooit actueel met zowel horizontaal racisme (tussen mensen onderling bijvoorbeeld racistische uitingen op social media) als verticaal racisme (door instituties, bijvoorbeeld in het politieoptreden). Na de dramatische toeslagenaffaire waarbij levens van onschuldige burgers zijn geruïneerd door de overheid, is er een duidelijke roep om de relatie tussen de burger en de overheid te verbeteren. Ik zou het toejuichen als conform de derde beleidsprioriteit in de Minderhedennota, er opnieuw een gemoderniseerde vorm van overleg van het kabinet met minderheden in het leven geroepen zou worden.
In de huidige Nederlandse multi-etnische en multireligieuze samenleving moet de overheid ook bruggen slaan naar het koloniaal en het gastarbeiders- en slavernijverleden want de Nederlandse multi-etnische en multireligieuze samenleving is een product van de eeuwenlange slavenhandel, het koloniaal verleden en van de wervingsverdragen gericht op het verwerven van gastarbeiders. ‘We are here because You were there’.
Aangezien de Nederlandse overheid zowel bij de wervingsverdragen, de slavenhandel als het koloniaal verleden nauw betrokken was, heeft zij daarom een bijzondere verantwoordelijkheid bij het bevorderen dat deze multi-etnische en multireligieuze samenleving die door hun optreden is ontstaan, vreedzaam verloopt. Dat betekent bruggen slaan en dit verleden niet langer te ontkennen.
Dus vind ik dat de overheid haar excuses moet aanbieden voor haar rol in het schandalige slavernijverleden. En in het verlengde hiervan vind ik ook dat Nederlandse overheid haar excuses moet aanbieden voor de behandeling die contractarbeiders ten deel viel op de plantages. Ook vind ik dat het kabinet excuses moet aanbieden aan de Molukse gemeenschap voor hun kille ontvangst in Nederland zeventig jaar geleden. Bij aankomst kregen de Molukse militairen te horen dat ze collectief ontslagen waren uit militaire dienst waardoor de Nederlandse overheid hen op botte wijze hun eer en waardigheid ontnam. Het moet een ijskoude douche zijn geweest voor deze loyale militairen die aan Nederlandse zijde hadden gevochten tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van Indonesië.
Je hoeft geen hogere wiskunde gestudeerd te hebben om uit te kunnen rekenen dat de substantiële migratiegolven in de jaren zeventig, decennia later een ingrijpende demografische verandering als consequentie zouden hebben. Deze drastische demografische verandering heeft niet alleen gevolgen voor de overheid. Het heeft ook consequenties voor instellingen. Zorg-, jeugd- en onderwijsinstellingen die een lelieblank bestuur en personeelssamenstelling hebben zijn natuurlijk niet meer van deze tijd. Deze instellingen moeten zowel qua samenstelling van hun bestuur als van hun personeel een afspiegeling zijn van de etnische en religieuze diversiteit, willen ze de boot niet missen. Maar ook niet door de overheid gesubsidieerde instellingen doen er wijs aan om zorg te dragen voor etnische en religieuze diversiteit in hun bestuur en personeel. De tijden veranderen. Het proces van grotere etnische en religieuze diversiteit is met de globalisering onontkoombaar. Instellingen die niet tijdig de bakens verzetten lopen kans om in de toekomst naar ademsnakkende dinosaurussen te worden die verdwaald ronddwalen in een etnisch en religieus diverse samenleving.
Rajendre Khargi, de Surinaamse ambassadeur in Nederland, attendeerde mij op een indrukwekkende toespraak van dr. Shashi Tharoor over diversiteit en nationalisme bij de Jawaharlal Nehru University in Delhi op 21 maart 2016. Shashi Tharoor besloot zijn toespraak met de mooie parabel van een goeroe die aan zijn leerlingen vroeg wanneer de nacht is geëindigd. De leerling uit het tropische Zuiden van India antwoordde dat de dageraad begint als de zon begint te schitteren op de palmtakken van de palmbomen. De goeroe vond dat niet het goede antwoord. De leerling uit Noordelijk India zei dat de nacht voor hem geëindigd is als de zon uitsteekt boven de Himalaya. Ook dat vond de goeroe niet het goede antwoord. Hij zei dat de nacht geëindigd is als twee volstrekte vreemdelingen zich bij dageraad realiseren dat ze onder dezelfde hemel hebben geslapen en dat ze mensenbroeders zijn.
Foto’s Walter Palm: Jeroen van der Meyde (header) en Yvette Wolterinck (zittend)
Walter Palm, Het sluipend gif van islamofobie, 1989-2019. In de Knipscheer (2019). ISBN 9789062657698, 230 pp, €19,50.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur
The age-old challenge of ethnic and religious diversity – Walter Palm
Three possible policy responses
Years ago, together with my dear wife Orchida, I made an impressive trip to India. Her family is originally from there as well. We visited Mumbai, Goa and Kochi (formerly known as Cochin) among others. I was deeply impressed by Goa, because the old quarter of this city, the Fontainhas Quarter, with its pastel-coloured houses, reminded me of the picturesque Otrobanda district on my native island of Curaçao. Kochi, which is now the setting for the popular BBC series The Real Marigold Hotel, is known for its lucrative spice trade. It was this city that Columbus (1451-1506) wanted to reach when he crossed the Atlantic and mistook America for India.
Kochi has also been one of the oldest centres of the Jewish Diaspora since 562 BC. The synagogue in this city plays an important role in one of my favourite novels, The Moor’s Last Sigh (1995) by Indian author Salman Rushdie. Another wonderful novel by this author is Midnight’s Children (1981) about the bloody separation of India and Pakistan on 15 August 1947 at the stroke of midnight. India remained predominantly Hindu but with the largest Muslim population in the world at 172 million Muslims, and Pakistan became an Islamic state. Dealing with ethnic and religious diversity has been a challenge for centuries, but it is also a particularly topical subject because in today’s globalised world, there is not one country that does not have great ethnic or religious diversity. Suriname also has something to say about this.
Based on my years of experience in the field of integration policy, which even earned me the honorary title of ‘Mister Integration’, I see three possible policy responses to ethnic and religious diversity, namely: striving for ethnic and religious homogeneity; suppressing ethnic and religious minorities; and building bridges to ethnic and religious minorities. My preference is for the last variant.
Striving for ethnic and religious homogeneity
A barbaric ‘solution’ is to strive for ethnic homogeneity. This often ends in a bloodbath like the civil war in Rwanda in 1994, the ‘ethnic cleansing’ in Srebrenica in 1995, the Rohingya Genocide in Myanmar from October 2016 to January 2017 and, of course, the Holocaust in World War II.
If ethnic homogeneity is a perverse response to ethnic diversity, then the pursuit of a mono-religious society is a knee-jerk response to a society that is religiously diverse. The realisation of a mono-religious society is an ancient idea. In the 16th century, King Philip the Second (1556-1598) wanted to impose Catholicism on the Netherlands, which led to the Eighty Years’ War (1568-1648). A century later, in 1685, King Louis the Fourteenth (1643-1715) cancelled the Edict of Nantes, which meant that only one religion was permitted in France, namely Catholicism.
My Huguenot ancestors were forced to flee France after the repeal of the Edict of Nantes, and they settled first in the Netherlands and then in Curaçao. Incidentally, the main characters in Albert Helman’s famous novel De Stille Plantage (The Silent Plantation) (1931) are Huguenots who fled from France and set up a plantation in Surinam.
Oppression of ethnic and religious minorities
Another less extreme reaction to ethnic and religious diversity is suppression of ethnic and religious minorities. In my essay Het sluipend gif van Islamofobie,1989-2019 (The creeping poison of Islamophobia, 1989-2019) (In de Knipscheer Publishers; ISBN 978 90 6265 769 8) (2019), I describe in detail the phenomenon of political Islamophobia within Dutch politics. Political Islamophobia means that political parties deploy the fear of ‘Islam’ and ’the Muslim’ for electorally opportunistic reasons in election campaigns. The phenomenon of political Islamophobia arose in 2002 when, more than half a year after the dramatic Al-Qaeda attacks in the United States, the Islamophobic LPF suddenly, out of the blue, won 26 seats in parliament in the elections for the Lower House on 15 May 2002, with an Islamophobic approach. The fear of ‘Islam’ and ’the Muslim’ was further fuelled after 11 September 2001 by the endless series of intimidating attacks ‘in the name of Islam’.
When my wife and I were in Mumbai, we visited the imposing Taj Mahal Hotel which was the target of an attack by Islamic terrorists on 26 November 2008. Terrorist attacks came very close for me when on 22 March 2016 supporters of Islamic State carried out a bloody attack at Maelbeek metro station in Brussels. It was a metro station that I often frequented when I had to be at the European Commission for work. In other words. I could have been a victim too
Political Islamophobia is unfortunately part of reality. The Islamophobic PVV, which wants to ban mosques, is the best example of a political party that, based on an opportunistic electoral strategy, uses the fear of ‘Islam’ and ’the Muslim’ to win at the ballot box.
Other political parties emphatically distanced themselves from minorities after 11 September 2001. This distancing of minorities was most clearly visible in the PvdA, the party that traditionally attracted many minorities. After the municipal elections of 7 March 2006, in which minorities had voted overwhelmingly for the party, thus making a significant contribution to its resounding electoral success, the party leader at the time, Wouter Bos, took an unexpected turn when he publicly expressed deep concern that the PvdA would become the ‘Party of the Ethnic Minorities’. Instead of rejoicing in the electoral support he had received from minorities, he seemed to regret it. Minorities felt abandoned and betrayed by the PvdA.
Political Islamophobia is not a marginal phenomenon in the Dutch political landscape. On the contrary, it is a significant phenomenon. The Islamophobic PVV is the third largest political party in the Netherlands after the elections on 17 March 2021. After the elections on 17 March 2017, it was even the second largest political party in the Netherlands. Other political parties, with the exceptions, are happy to take a slice of this electoral success, making political Islamophobia in Dutch politics more contagious than the Brazilian variant of Covid-19. The consequence of this political Islamophobia is that politics in a general sense no longer stands up for the interests of minorities, as a result of which laws are enacted that restrict the religious freedoms of the Islamic minority in the Netherlands, such as the controversial burka ban or threaten them, such as the proposed ban on ritual slaughter.
America is a good example of oppression of ethnic minorities, more specifically the black population. The death of George Floyd on 25 May 2020 as a result of his arrest is still fresh in our minds, as are the Black Lives Matter demonstrations. In America, it took a civil war (1861-1865) to abolish slavery. After the abolition of slavery, Jim Crow legislation was in force in the Southern United States from 1877 onwards, which effectively constituted a kind of apartheid. This lasted until the Civil Rights Act of 1964.
While in the Netherlands we have political Islamophobia, in the United States former President Trump refused for electoral reasons to distance himself from white supremacy movements such as neo-Nazis, Proud Boys, Oathkeepers and Klu Klux Klan. After the Unite-the-Right Rally in Charlottesville on 11 and 12 August 2017 in which a counter-demonstrator was killed by a far-right protester, he did not distance himself from neo-Nazis, neo-Confederates and white racists. When asked in an election debate in September 2020 by his opposing candidate Joe Biden what his message was for the right-wing extremist Proud Boys, he replied ‘Stand back and stand by’. On 6 January 2021, supporters of then President Trump stormed the Capitol. I watched it with dismay. The storming of the Capitol illustrated how vulnerable democracy is. Suriname knows all about that too, after the military coup on 25 February 1980 in Suriname.
The consequences of an intolerant society can be unforeseen. In 1893, Mahatma Gandhi (1869-1948) was expelled from the train from Durban to Pretoria because, as a non-white, he had taken a seat in a carriage reserved exclusively for white people. He had a first class train ticket and therefore refused to sit in third class. As a result of this racist incident, Mahatma Gandhi became radicalised and in 1947, under his leadership, the British Empire lost its crown jewel.
Building bridges to ethnic and religious minorities
On 1 August 1982, I had the privilege of joining the Minorities Policy Directorate of the prestigious Dutch Ministry of Home Affairs. The first assignment of the Directorate was to formulate a policy response to the ethnic and religious diversity of Dutch society as a result of four migration flows. Three of these migration flows resulted from the colonial past of the Netherlands, namely the flow of people from the Moluccas, from the former Dutch East Indies and from Suriname. The fourth migration flow was the result of labour migration from first the Northern half of the Mediterranean Sea (Spain, Portugal, Italy and Yugoslavia) and then labour migration from the Southern and Eastern half of the Mediterranean Sea (Turkey, Morocco and Tunisia).
The first white paper on minorities policy was published on the 15th of September of 1983 and it addressed minorities in three ways, namely (1) combating social disadvantages of minorities in three crucial policy areas, namely education, labour market and housing; (2) combating disadvantages of minorities; (3) promoting dialogue of the government with minorities. Within the minorities policy department, I became project leader of the Minorities Policy Consultation Act. To my pride, I had successfully completed the legislative process in 1997 with the publication in the Bulletin of Acts and Decrees of the Minorities Policy Consultation Act (Bulletin of Acts and Decrees 1997, 335). Unfortunately, fifteen years later this excellent law was repealed for political reasons (Bulletin of Acts and Decrees 2013, 299). Political vandalism at its best.
After almost forty years, the first white paper on minorities policy is still surprisingly topical. It has stood the test of time very well and has become a classic. Take the first policy priority from the first white paper on minorities policy. I fear that when the consequences of the Covid-19 pandemic become visible, it will be more necessary than ever to combat the social inequality of minorities in education, employment and housing. With the rise of Black Lives Matter in 2019, the call for diversity became louder in the sense that minorities are not automatically passed over for jobs and internships. Institutions should have a balanced workforce. For some time now, there has been Diversity in Business a project aimed at promoting diversity and inclusion in the workplace. It is part of an infrastructure at the Social and Economic Council that actively helps companies to set up, implement and monitor their diversity plans.
Fighting racism, the second policy priority in the first white paper on minorities policy, is more topical than ever with both horizontal racism (between people, for example racist statements on social media) and vertical racism (by institutions, for example in police action). After the dramatic benefits affair in which the lives of innocent citizens were ruined by the government, there is a clear call to improve the relationship between citizens and the government. I would welcome it if, in accordance with the third policy priority in the first white paper on minorities policy,, a modernised form of consultation between the government and minorities would be re-established.
In the present-day Dutch multi-ethnic and multi-religious society, the government should also build bridges to the colonial and guest worker and slavery past, because the Dutch multi-ethnic and multi-religious society is a product of the centuries-old slave trade, the colonial past and the recruitment treaties aimed at acquiring guest workers. We are here because you were there’.
Since the Dutch government was closely involved in the recruitment treaties, the slave trade and the colonial past, it therefore has a special responsibility to promote the peaceful development of this multi-ethnic and multi-religious society that was created by their actions. That means building bridges and no longer denying this past.
So I think the government should apologise for its role in the shameful history of slavery. And by extension, I also think that the Dutch government should apologise for the treatment meted out to contract workers on the plantations. I also think that the government should apologise to the Moluccan community for their cold reception in the Netherlands seventy years ago. Upon arrival, the Moluccan soldiers were told that they had been collectively discharged from military service, which meant that the Dutch government brutally deprived them of their honour and dignity. It must have been an ice-cold shower for these loyal soldiers who had fought on the Dutch side during the Indonesian war of independence.
You do not need to have studied higher mathematics to be able to calculate that the substantial migration waves in the 1970s, decades later, would have a drastic demographic change as a consequence. This drastic demographic change does not only have consequences for the government. It also has consequences for institutions. Health care, youth and educational institutions with a lily-white management and staff composition are obviously a thing of the past. These institutions must reflect ethnic and religious diversity in the composition of their board and staff if they are not to miss the boat. But even institutions that are not subsidised by the government would be wise to ensure ethnic and religious diversity in their management and staff. Times are changing. With globalisation, the process of greater ethnic and religious diversity is inescapable. Institutions that do not change course in time run the risk of becoming breathing dinosaurs in the future, wandering around lost in an ethnically and religiously diverse society.
Rajendre Khargi, the Surinamese Ambassador to the Netherlands, drew my attention to an impressive speech by Dr Shashi Tharoor on diversity and nationalism at the Jawaharlal Nehru University in Delhi on 21 March 2016. Shashi Tharoor concluded his speech with the beautiful parable of a guru who asked his disciples when the night ended. The disciple from the tropical South of India replied that dawn begins when the sun starts shining on the palm branches of the palm trees. The Guru did not consider that the right answer. The disciple from Northern India said that for him, the night has ended when the sun rises above the Himalayas. The Guru did not think that was the right answer either. He said that night is ended when two complete strangers realise at dawn that they have slept under the same sky and that they are brothers in human beings.
Photos Walter Palm: Jeroen van der Meyde (header) and Yvette Wolterinck (seated)
Walter Palm, Het sluipend gif van islamofobie, 1989-2019. In de Knipscheer (2019). ISBN 9789062657698, 230 pp, €19,50.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur
Literair actueel
Prijs der Nederlandse Letteren voor Astrid Roemer
De Surinaamse schrijfster Astrid Roemer (1947) ontvangt dit najaar uit handen van de Belgische koning de Prijs der Nederlandse Letteren 2021. Deze prijs heeft als doel de Nederlandstalige cultuur binnen en buiten het taalgebied onder de aandacht te brengen. De prijs wordt om de drie jaar toegekend en wordt afwisselend uitgereikt door de Nederlandse en de Belgische koning. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden van €40.000.
Volgens de jury slaagt Roemer erin ‘thema’s uit de recente grote geschiedenis, zoals corruptie, spanning, schuld, kolonisatie en dekolonisatie, te verbinden met de kleine geschiedenis, het verhaal op mensenmaat’. Met haar romans, toneelteksten en gedichten bekleedt Astrid Roemer een unieke positie in het Nederlandstalige literatuurlandschap’. Haar werk is onconventioneel, poëtisch en doorleefd’, aldus de jury.
In 2016 ontving Roemer al de prestigieuze P.C. Hooft-prijs, een oeuvreprijs en een van de belangrijkste literaire prijzen van Nederland waaraan een bedrag is verbonden van €60.000.
Roemers belangrijkste werken zijn haar Surinaamse ‘dekolonisatieromans’ en trilogie Gewaagd Leven (1996), Lijken op Liefde (1997) en Was Getekend (1999) die in 2001 in één band onder de titel Het onmogelijke moederland verscheen. Deze trilogie handelt over de militaire dictatuur van het regime-Bouterse. In 2019 publiceerde zij haar roman Gebroken Wit. Astrid Roemer is de eerste auteur van Caraïbische oorsprong die zowel de P.C. Hooftprijs als de Prijs der Nederlandse Letteren heeft ontvangen.
8e editie van standaardwerk over Suriname: De geschiedenis van Suriname
Van De geschiedenis van Suriname van Hans Buddingh’ is inmiddels de 8e editie recentelijk verschenen. De eerste druk verscheen in 1995. Deze 8e editie is een herziene en geactualiseerde pocketuitgave. In de oudere hoofdstukken onder meer over slavernij , de koloniale samenleving en de koloniale economie zijn er aanpassingen gedaan waarbij gebruik is gemaakt van nieuw onderzoek en nieuw verschenen publicaties. Daarnaast zijn in deze editie de ontwikkelingen in Suriname tot 2021 verwerkt.
In deze publicatie beschrijft de auteur vier eeuwen geschiedenis van Suriname: sinds de eerste kolonisatie aan het begin van de zeventiende eeuw tot de verkiezing van Santokhi als president in juli 2020. De vier eeuwen komen in zeventien hoofdstukken aan de orde en de aanpak is chronologisch-thematisch. Wat betreft de koloniale periode (1600-1863) bespreekt de auteur de volgende thema’s: oorspronkelijke bewoners en de eerste kolonisatie, de Geoctroyeerde Sociëteit, schets van de blanke koloniale samenleving, slavernij, marronage, bewoners van het binnenland, emancipatie van de slaven en de economie tussen 1651-1863). Aan de post-slavernijperiode (1863-1942) wijdt de auteur twee hoofdstukken: transformatie van de koloniale maatschappij (1863-1942), transformatie van de plantage-economie. Wat betreft de moderne geschiedenis van Suriname zijn de thema’s: naar autonomie en onafhankelijkheid, economische ontwikkeling (1945-1980), het militaire bewind (1980-1987), terugkeer naar een burgerbewind, contouren van informele macht en narcocratie en Suriname in de 21e eeuw. Het laatste hoofdstuk (hoofdstuk 17) is een slothoofdstuk waarin de auteur reflecteert op een aantal ontwikkelingen in Suriname na de onafhankelijkheid zoals etnische sentimenten, de etnische consensus democratie, politiek leiderschap, het politiek activisme van jongeren et cetera. De auteur beschrijft heel treffend dat de zeden van nu in Suriname niets anders zijn dan een voortzetting van de zeden van toen onder het Nederlandse bewind. In Suriname ligt het vredige en het wrede altijd vlak naast elkaar. Achter de façade van Suriname als Switi Sranan gaat volgens de auteur een andere werkelijkheid schuil.
Baseert de auteur zich voor de ontwikkelingen tot 1980 primair op secundaire bronnen, voor de periode na 1980 put hij vooral uit eigen journalistieke waarneming. Voor geïnteresseerden in moeizame processen van natievorming, de pijnlijke naweeën van dekolonisatie en de persistentie van de Surinaams-Nederlandse omstrengeling is De Geschiedenis van Suriname een vlot en inzichtelijk boek en daarmee ook voor een breed publiek toegankelijk. Deze publicatie geldt nog steeds als een standaardwerk over Suriname en is daarmee tevens een van de beste boeken over de geschiedenis van Suriname. Hans Buddingh’ is in het dagelijks leven eindredacteur bij NRC Handelsblad en geldt als een Suriname-kenner bij uitstek. Van deze publicatie verschijnt eind dit jaar een Engelstalige versie.
Hans Buddingh’, De geschiedenis van Suriname. Amsterdam 2021: Rainbow. ISBN 9789041712516, 604 pp, €12.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Suriname, Taal & Literatuur