Interview met kunstenares Fezila William
“Ik zie goud en diamant als symbool voor het menselijke karakter en de waarde die daaraan wordt gegeven.”
Fezila William staat op de MASTERS EXPO die van 18 tot en met 22 november 2021 in de Amsterdamse RAI wordt gehouden. Deze beurs is een vervolg op de succesvolle beurzen Masters of LXRY en de Miljonair Fair. Op MASTERS EXPO komt het meest bijzondere aanbod op het gebied van luxury en business samen. “Het was even spannend of de beurs met de aanscherping van de coronomaatregelen zou doorgaan, maar het mag. Ik kwam elk jaar als gast op de beurs. Nu mag ik er mijn eigen kunst tentoonstellen.” Fezila is er terecht trots op dat ze deze kans heeft gekregen. Zij werkt er ook hard voor. “Het is een aparte wereld. Je moet mensen kennen en mensen moeten je wat gunnen. Het is ook veel meer een eliteclub dan ik dacht. Je hoort vaak over het doorbreken van glazen plafonds. Als Surinaamse Hindostaan voel ik me echt een pionier. Terwijl wij uit een Indiaas/Perzische cultuur komen waar prachtige kunst is voortgebracht, ook schitterende gebouwen en kleding, is dat in Suriname niet gecultiveerd. Niet dat er geen talent was, maar het werd niet gestimuleerd. In Nederland kun je als niet-blanke wel in de sport, entertainment en literatuur doorbreken, maar de andere branches zijn nog een behoorlijk gesloten bolwerk.”
In het buitenland is Fezila geen onbekende. Haar werk is onder andere te bezichtigen in galeries in Zwitserland, Frankrijk, Engeland, Israël en Mallorca. Binnenkort neemt ze deel aan de Art Basel, een van de grootste en meest prestigieuze kunstevenementen ter wereld die sedert 1969 jaarlijks afwisselend in Basel, Hong Kong en Miami wordt gehouden. Van 4 tot en met 8 december zal een geselecteerde groep kunstenaars die naast fysieke kunstwerken ook cryptokunst aanbieden in South Beach, Miami hun werk tonen. Haar werk zal onder meer te zien zijn op een mega groot billIboard in South Beach en door de stad heen op digitale billboards.
Popart met goud en diamant
De kunststroming waarbinnen Fezila werkt is popart, een kleurrijke stroming in de moderne kunst die in de jaren zestig van de vorige eeuw grote bekendheid verwierf. Van alledaagse dingen begon men kunst te maken. Bekend zijn de voorbeelden van soepblikken, spaghettiverpakkingen, colaflessen en andere supermarktproducten. Maar ook bekende personen als Elvis Presley en Marilyn Monroe werden als kunstwerk uitgebeeld. “Ik heb daar een eigen draai aan gegeven door met luxer materiaal te werken, zoals diamantslijpsel, kleine (geplette) diamantjes en bladgoud. In mijn schilderijen zie je daarom heel vaak goud en glitter op de verf.” Het werken met diamant en goud heeft voor Fezila ook een diepere betekenis, naast gewoon glitter and glamour. “Ik zie goud en diamant als natuurproducten die na bewerking steeds mooier worden en in waarde stijgen. Dat is ook een proces dat je als mens doormaakt. Je maakt heel veel mee tijdens je leven en de keuzes die je maakt, vormen je als mens. Wat wil je van jezelf laten zien, hoe wil je in de maatschappij staan, hoe wil je dat anderen naar je kijken? Ik zie goud en diamant dan ook als symbool voor het menselijke karakter en de waarde die daaraan wordt gegeven.”
Met haar kunstwerken geeft Fezila ook graag een boodschap af. Een van haar eerste werken, The Social Game, draagt uit: ‘We leven in een digitale wereld, waar het sociale spel zonder enige genade wordt gespeeld. Likes worden verward met liefde. Dingen worden interessanter als we aardig gevonden worden en minder waardevol als we niet aardig gevonden worden. De nieuwe levensstandaard, kan je goud maken of je in tranen doen uitbarsten.’ Dit kunstwerk was te zien in een galerie in Tel Aviv en is door een Amerikaan gekocht. De boodschap achter de Chanelbag sculptuur is: ‘Het is niet het uiterlijk, het is de essentie. Het is niet het geld, het is de opleiding. Het zijn niet de kleren, het is de stijl.’
Tijdens de MASTERS EXPO in RAI zijn enkele van haar nieuwere werken te zien, zoals Lollipop life. “Dit is een schilderij in 3 D met diamantslijpsel. En LIFE magazine logo is een veelgebruikt onderdeel in popart, maar hier gebruik ik het als knipoog: het leven is zo voorbij, wees er zuinig op,” zo legt Fezila uit. Verder zijn te zien: What happened in Vegas,een schilderij met Marilyn Monroe, Audrey Hepburn en Brigitte Bardot vervaardigd met diamantsnippers en edelstenen zoals topaas en geslepen emerald, en Heart of Haring. “Dit is een wandsculptuur geïnspireerd door popartist Keith Haring maar dan met mijn lippen en woorden erbij.”
IJzererts, make-up en kleding
Fezila was anderhalf toen zij met haar ouders en broer in 1975 vanuit Suriname naar Nederland verhuisde. “Het was de tijd van de grote trek vanuit Suriname vanwege de aankomende onafhankelijkheid. We werden door familie opgevangen en daarna verhuisden we naar Voorhout (Bollenstreek).” Fezila is altijd in die omgeving blijven wonen. Na haar middelbare school deed zij grafische vormgeving en de Kunstacademie. Zij had altijd een drang om creatief bezig te zijn, maar na de Kunstacademie had ze nog geen goed beeld wat ze echt kon doen. En zoals vaker speelde een rol dat met kunst geen geld te verdienen is. Ze besloot daarom via een uitzendbureau te gaan werken en kwam als assistent salesmanager terecht bij een Braziliaans bedrijf dat ijzererts verkoopt. Zij bleek daar goede resultaten te boeken (‘You can even sell a fridge to a penguin,’ aldus haar leidinggevende) en werd gepromoveerd tot salesmanager en quality controller. “Met ijzererts had ik niets, maar het was een interessante baan waar ik veel voor heb gereisd en op internationale beurzen kon ik veel contacten leggen.”
Gedurende die periode bleef ze zich creatief ontplooien in make-up, kleding en werd veel gevraagd voor het opmaken van bruiden. Zelfs door families in Dubai en Hong Kong die bij haar terechtkwamen via connecties van de internationale beurzen. Voor het tweemaandelijkse tijdschrift Hindorama dat van 2000-2004 uitkwam, deed zij de rubriek Khubsurat over mode, gezondheid en uitstraling en op verzoek liet ze vrouwen door geheel andere kleding, make-up en haardracht een metamorfose ondergaan.Zij bekwaamde zich ook in binnenhuisarchitectuur en studeerde filosofie van de menselijke natuur. In 2017 besloot zij de stap te wagen en zich volledig op kunst toe te leggen. “Mensen die ik sprak zeiden dat ik in Nederland met mijn creaties op de zogenoemde miljonairs fair moet staan. Door de coronapandemie gingen de galeries in het buitenland dicht en eigenlijk ben ik toen pas begonnen mij in Nederland te oriënteren. Mijn buitenlandse ervaring was daarbij wel belangrijk. In Nederland is het wereldje erg klein en kom je er niet makkelijk bij.”
Kunst op maat
Volgens Fezila is Nederland niet echt een land waar de doorsnee burger kunst een must vindt in het interieur. Er wordt zelden werk van een kunstenaar betrokken. “Het is mij opgevallen dat in andere landen bij de inrichting van het huis naast een mooie keuken, een mooi bankstel ook direct naar een mooi kunstwerk wordt gekeken. De laatste tijd lijkt hier wel verandering in te komen, ook onder Surinaamse Nederlanders. Ik maak ook op bestelling kunstwerken. Er zijn stellen van wie de man, bijvoorbeeld, van de stijl van Picasso houdt en de vrouw van Dali. Ik kan dan een mix maken. Voordat ik mijn werk aflever kijk ik met de klanten via een rendering, dat is een digitale afbeelding van hun interieur, of het stuk goed past. Passen de kleuren goed, of zijn ze misschien te fel? Zo kan ik werk op maat leveren.”
Lippen als handelsmerk
Fezila heeft haar lippen tot haar handelsmerk gemaakt. “Als kind ben ik gepest met mijn grote lippen. Binnen de Hindostaanse gemeenschap werd ik vaker uitgemaakt voor “kafarni” (Afro-Surinaamse). Ook in Nederland en andere westerse landen werden grote lippen niet als schoonheidsideaal gezien en vaak juist belachelijk gemaakt. Daar is gaandeweg verandering in gekomen. Angelina Jolie is een ideaal voorbeeld waar veel vrouwen op willen lijken. Met Kim Kardashian worden de laatste tien jaar kunstmatig grote lippen erg gepromoot en zijn daardoor voor iedereen bereikbaar.” Fezila heeft 3D scans van haar eigen lippen gemaakt en gebruikt die regelmatig als basis voor haar kunst. “Voor mij is het nu een grote gok om op de MASTERS EXPO te gaan staan, maar de kans deed zich voor en die heb ik gepakt. Ik merk wel dat het veel inspanning vereist. Ik ben blij dat mijn ouders mij hebben bijgebracht dat je nooit moet opgeven. Zij zijn nu ook trots op mij.”
Tot slot vroegen we Fezila ter karakterisering nog het volgende.
Wat is je lievelingseten?
Surinaams-Javaans eten. Ik ben dol op saoto soep en pisang goreng.
Wat is je favoriete vakantiebestemming?
Japan. Ik ben er ongeveer 10 jaar geleden voor het eerst geweest voor projecten en behalve dat ik het een bijzonder mooi land vind, vind ik het indrukwekkend hoe modern en (extreem) traditioneel zonder probleem naast elkaar bestaan. Niets lijkt elkaar te bijten.
Wat is je favoriete activiteit om te ontspannen?
Languit op de bank liggen en naar een film kijken of in bad met chocolade en muziek.
Welk boek ligt op je nachtkastje?
Contagious – Why things catch on? van Jonah Berger, waarin principes worden uitgelegd die ideeën of producten aanstekelijk maken. Waarom krijgen sommige producten meer mond-op-mondreclame dan andere? Waarom gaat sommige online content viraal?
We is jouw inspiratiebron?
Mijn ouders. Zij hebben mij geleerd nooit op te geven; met de middelen die je hebt het beste ervan te maken; doorbijten, voortgaan, niet achteromkijken.
Wat is het beste advies dat je ooit hebt gekregen?
Dat zijn er twee. Van mijn moeder: ‘Het maakt niet uit wat er gebeurt, wat mensen zeggen, hou je rug recht!’ En van mijn Nani (oma van moederskant) die nu 92 is: ‘Als je ergens in gelooft en het lukt niet, betekent het niet dat je volledig hebt gefaald. Leer ervan, maar laat je leven niet door mislukkingen beheersen; er zijn ook altijd goede dingen.’
House of Art – House of Art (byfez.com)
Instagram House of Art by Fez https://instagram.com/house.of.art.by.fez
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, INTERVIEW, Khubsurat, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS
Kunnen Hindostanen de historische last van zich afschudden? – SHON
Martin Sitalsing, hoofdcommissaris van de Regionale Politie Eenheid Midden-Nederland, heeft tijdens de Divali-lezing 2021 de Hindostaanse gemeenschap opgeroepen, om hun groepsidentiteit en ambities in te zetten, om radicalisering en polarisatie in de Nederlandse samenleving te bestrijden.
Groot is hij niet terwijl hij op het podium staat van het nieuwe Theater Amare in Den Haag. Maar in zijn politiepak en daarbij schouderstukken met een blaadje, een wapen en een kroon, maken zijn woorden veel indruk. “Kunnen we vanuit onze kracht, talent en ambitie, een stap naar voren zetten om de brugfunctie te vervullen in een samenleving waarin velen met een migratieachtergrond achtergesteld worden of zich achtergesteld voelen?”
“Er zijn drie grote veiligheidsvraagstukken die zich in de duisternis voltrekken en de samenleving ernstig destabiliseren”, zegt Sitalsing. “Het gaat om de digitale onveiligheid, zoals fraude, fake nieuws en bedreigingen. Maar het gaat ook om de zware, georganiseerde criminaliteit, waarin extreem geweld plaatsvindt en aan de waarden van de rechtsstaat wordt getornd. En natuurlijk ook om polarisatie en radicalisering waarin verschillen worden uitvergroot en meningen boven feiten gaan.”
Bij de opening van de lezing met een gebed door Kolonel Pandit Komal Bisseswar, het nieuwe hoofd van de Dienst Hindoe Geestelijke verzorging (DHGV) bij de Nederlandse krijgsmacht, heeft het goede al het kwade vermoedelijk al uit de theaterzaal geleidt. Maar wie brengt daarbuiten het licht in de duisternis? Het koor van de bekende zanger Lucky Singh, met jongens en meisjes van de Shri Vishnu basisschool in kleurrijke traditionele Indiase kleding, zou een goede poging kunnen doen. Hun stemmen klinken tijdens deze lezing namelijk net zo mooi als een nachtegaal.
Maar voor Sitalsing is dat blijkbaar niet genoeg om de kwade geesten weg te jagen en het licht te brengen op alle plekken waar de duisternis heerst. De ambitie van de Hindostanen in Nederland richt zich, volgens hem, teveel op de eigen ontwikkeling. “Op zich niet verkeerd, maar er is meer”, benadrukt hij. “We kennen vanuit onze Indiase roots het kastenstelsel, de spanningen tussen hindoes en moslims en de tegenstelling tussen laag en hoog opgeleid. Kunnen wij als Hindostanen in de westerse wereld deze historische last van ons afschudden en met onze ambitie een bijdrage leveren om de samenleving naar een hoger niveau te tillen?”
Je kunt bijna een speld horen vallen als hij besluit met het gedicht ‘Nabij het lichtschip’ van zijn oom Martinus Lutchman, meer bekend als Shrinivasi. “Ik sta voor uw deur, laat mij niet zonder loods een hopeloze strijd voeren.”
Kijk hieronder de lezing van Martin Sitalsing terug. De divali lezing wordt jaarlijks georganiseerd door Stichting Hindoe Onderwijs Nederland (SHON) en Sanatan Hindoe Parishad Nederland (SHPN) samen met Amare als onderdeel van de Nationale Divali viering.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Satguru Sivaya Subramuniyaswami – Stichter van een baken van het hindoeïsme
Gedurende de laatste paar decennia wordt gestaag en op zeer toegewijde en zorgvuldige wijze gewerkt aan de bouw van een grote Shiva Tempel op het eiland Kauai (het groenste eiland van Hawaii). De tempel staat bekend als Iraivan Tempel. Iraivan is een oud Tamil-woord voor God en betekent “Hij die aanbeden wordt”. De Iraivan Tempel wordt gebouwd om de grootse visie te vervullen van Satguru Sivaya Subramuniyaswami (1927-2001), liefkozend Gurudeva genoemd door zijn duizenden discipelen, volgelingen en bewonderaars die over de hele wereld verspreid zijn. Twintig jaar geleden op 12 november 2001 overleed Gurudeva. Nadat hij in oktober van dat jaar vernam dat hij ongeneeslijk ziek was, besloot hij een oud hindoeïstisch en yogisch gebruik, prayopavesa, te volgen en nam vanaf die dag alleen nog water tot zich. Na 32 dagen vrijwillig te hebben gevast, bereikte hij mahasamadhi (de staat waarin een yogi binnentreedt wanneer hij bewust de beslissing neemt zijn lichaam te verlaten).
Kauai Aadheenam (Kauai Hindoeklooster)
Gurudeva gold als een lichtend voorbeeld van ontwaken en wijsheid en werd wereldwijd erkend als een van de meest vooraanstaande leermeesters van het hindoeïsme. Wat filosofen met moeite in ingewikkelde theorieën uitleggen, verwoordde hij in eenvoudige taal vanuit zijn eigen ervaring. Het uiteindelijke resultaat van zijn geïnspireerde gesprekken is de 3000 pagina’s tellende trilogie Dancing with Siva, Living with Siva en Merging with Siva, een allesomvattende Engelstalige verhandeling van Saiva Siddhanta, een vooral in Zuid-India en Sri Lanka voorkomende hindoetraditie die Shiva als het Opperwezen vereert. Gurudeva reisde veel om hindoegemeenschappen op elk continent te verheffen en hielp 37 tempels wereldwijd op te richten. In 1986 noemde het Wereld Parlement van Religies hem een van de vijf wereldleraren. Hij vertegenwoordigde zijn religie op wereldwijde conferenties. Zo behoorde hij tot de religieuze leiders die samen met politici en wetenschappers de toekomst van de planeet bespraken in 1988 in Oxford, in 1990 in Moskou en in 1992 in Rio de Janeiro.
Gurudeva werd als Robert Hansen geboren in Oakland, Californië. Nadat hij op 11-jarige leeftijd wees was geworden, werd hij opgevoed door een familievriend die was beïnvloed door de spiritualiteit van India. Opgeleid in klassieke oosterse en westerse dans en in de disciplines van yoga, werd Hansen op 19-jarige leeftijd de belangrijkste danser van het San Francisco Ballet. Op het hoogtepunt van zijn carrière deed hij echter afstand van de wereld en in 1947 zeilde hij naar India op zoek naar een spirituele meester. Hij kwam terecht in Sri Lanka waar hij in een afgelegen grot vastte en mediteerde en verlichting bereikte. Twee jaar later werd hij door Siva Yogaswami van Jaffna, een van meest opmerkelijke mystici van de 20ste eeuw, tot sanyassin gewijd en naar de VS gestuurd. Hij kreeg de naam Subramuniya en werd de geestelijk opvolger van Siva Yogaswami die in 1964 overleed. Hij was de 162e opvolger in de Nandinatha Kailasa-lijn en de stichter van Kauai Aadheenam, ook bekend als Kauai’s Hindoeklooster. Voor velen die Gurudeva over de hele wereld hebben ontmoet, was de gracieuze, 1 meter 80 lange, witharige guru de belichaming van Heer Shiva zelf. Zelfs vandaag nog, vanuit de innerlijke wereld, blijft Gurudeva, op magische wijze, allen leiden die zijn leringen omhelzen. Zo ook zijn team van meer dan twee dozijn monniken die zijn nalatenschap voortzetten via Kauai’s Hindoeklooster. Zijn licht leeft voort in hun streven naar waarheid.
Visioenen
De missie van Gurudeva, zoals ontvangen van zijn satguru Siva Yogaswami was het beschermen, behouden en promoten van de Saivitische hindoereligie zoals die tot uitdrukking komt via de drie pijlers: tempels, satguru’s en geschriften. Gurudeva, die een buitengewoon mysticus was, had vele visioenen van de hindoegoden. Hij las helderziend uit innerlijke geschriften en creëerde zijn eigen taal, Shum, om de diepgaande toestanden die hij in meditatie tegenkwam voor anderen in kaart te brengen. De bouw van de Iraivan Tempel is ook geïnspireerd door een reeks mystieke visioenen van Shiva die Gurudeva vroeg in de ochtend van 15 februari 1975 kreeg. Hij zag Heer Shiva zitten op een grote rotsblok die later werd ontdekt op het toen overwoekerde terrein in Kauai waar ook het Hindoeklooster is gevestigd. Dit klooster is een niet weg te denken onderdeel van het eiland. Hindoefamilies van over de hele wereld komen er voor darshan (zegening). Er worden voordrachten en discussiebijeenkomsten (satsangs) gehouden en elk jaar is er een speciaal evenement ter herdenking van de mahasamadhi van Gurudeva. Het klooster wordt geleid door Gurudeva’s opvolger Satguru Bodhinatha Veylanswami.
Tijdschrift Hinduism Today
Een andere belangrijke bijdrage van Gurudeva is het tijdschrift Hinduism Today. Het tijdschrift is een non-profit educatieve activiteit van de Himalayan Academy die ook is gevestigd in het klooster en wordt mogelijk gemaakt via het Hindu Heritage Endowment. Er is geen ander tijdschrift in de hindoewereld, zelfs niet in India, dat de statuur en populariteit van Hinduism Today evenaart. Voor Gurudeva gold dat de openbare dienstverlening van zijn Saiva Siddhanta Yoga Orde zich zou richten op het ondersteunen en aanmoedigen van alle hindoetradities via Hinduism Today. Zelden door het eigen verhaal te vertellen, maar eerder hindoesolidariteit aan te moedigen door zich te richten op de mensen, gebeurtenissen, filosofie, cultuur en tradities van de bredere hindoewereld. Dit, in tegenstelling tot de verschillende publicaties die worden uitgegeven door veel van de leidende hindoe-ashrams en -organisaties over de hele wereld die alleen of voornamelijk hun eigen guru’s, tradities en overleveringen promoten. Het klooster organiseert ook Innersearch Travel Study programma’s waar de directe begeleiding en zegeningen van Gurudeva beschikbaar zijn voor allen die aan dit programma deelnemen.
Hoog aanzien
De statuur en geloofwaardigheid van Gurudeva’s discipelen staan hoog aangeschreven. Satguru Bodhinatha Veylanswami wordt uitgenodigd om het openingsgebed te verrichten voor de zitting van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Toen in Amerika naar aanleiding van het klonen van schapen ook gesproken werd over het klonen van mensen, verzocht toenmalig president Clinton het Hindoeklooster van Kauai om de visie van het hindoeïsme hierop. Een ander voorbeeld betreft een kwestie rond McDonald’s in verband met het misleiden van het publiek door gebruik van rundvleesaroma’s in hun “vegetarische frieten”. Het concern werd aangeklaagd en trof een schikking van $10 miljoen. Het Hindu Heritage Endowment werd beschouwd als een van de weinige vegetarisch vriendelijke instellingen in Amerika en werd daarom gekozen als deel van de schikking van 10 miljoen dollar die door de rechtbank werd bevolen. Zo ontving het schenkingsfonds van Hinduism Today een cheque van $2.55.000. De supergrote schenking werd gebruikt om Amerikanen, vooral jongeren, voor te lichten over de verdiensten van een vegetarische levensstijl die al meer dan 6000 jaar een hindoeïstisch ideaal is. Het klooster was vereerd te worden gerekend tot enkele van Amerika’s meest gerespecteerde onderwijsinstellingen.
Hightech en natuur
Het klooster is een plaats van intense activiteit en wereldwijd bereik, waar de inwonende monniken de nieuwste hightech computers hanteren voor het tijdschrift Hinduism Today, boeken, websites, video’s, lesprogramma’s en het beheer van de Hindu Heritage Endowment. Tegelijkertijd wordt gewerkt met de krachten van de natuur. Naast het feit dat de monniken totaal zelfvoorzienend in voedsel zijn dat ze zelf planten, is op het terrein van het klooster Amerika’s enige Rudraksha (Eleacarpus) bos te vinden. Rudraksha betekent tranen van Shiva (Rudra is een ander naam voor Shiva). Gurudeva plantte in 1984 eigenhandig 108 bomen. Vandaag de dag zijn de bomen zo’n 60 meter hoog en produceren ze honderdduizenden vruchten per jaar. In de Ayurveda worden rudraksha zaden, gemalen met geneeskrachtige kruiden, gegeven aan patiënten met hartkwalen om de hartspier te versterken.
Gurudeva’s droomproject
Nu wordt reikhalzend uitgekeken naar de voltooiing van de Iraivan Tempel, Gurudeva’s droomproject. Een toegewijde groep van tempelbouwers heeft het Iraivan Tempelproject in leven gehouden, ondanks de vele ups en downs die de economie in de afgelopen decennia heeft gekend. Deze tempelbouwers hebben ervoor gezorgd dat er een minimumbedrag aan geld blijft komen als donatie, zodat het project voortgang blijft vinden. Vlak voor zijn mahasamadhi had Gurudeva gezegd: “Wanneer je de pelgrimstocht naar de Iraivan Tempel begint, laat je de karma’s van het verleden vallen en los je ze op. Dan geeft de tempel een nieuwe start, een nieuwe impuls voor een prachtige toekomst. Het is een zegengevende tempel, een levengevende tempel, een wensvervullende tempel.” Gelegen in het hart van een traditioneel hindoekloostercomplex dat doet denken aan oude kloosters in India, is Iraivan meer dan een tempel; het is een pelgrimsoord, een plaats van sadhana (discipline) en spirituele verjonging. Iraivan Tempel is een levend bouwwerk dat de oude traditie in de 21ste eeuw brengt, een stabiel anker dat de hindoedharma ondersteunt en versterkt voor huidige en toekomstige generaties. Het is een plaats waar hemel en aarde elkaar ontmoeten en waar het hindoeïsme zijn toekomst ontmoet.
Dit artikel is grotendeels ontleend aan het uitgebreide Engelstalige artikel van Rajiv Malik op deze site.
Foto’s: Rajiv Malik, Kauai Hindu Monastery en Sampreshan/Hindorama
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Religie & Levenswijze
Vrouwenorganisatie Sarita heeft nog altijd een stromende missie
Vrouwenorganisatie Sarita vierde onlangs haar 25-jarig jubileum. De organisatie zet zich in voor positieverbetering van vrouwen in de multiculturele samenleving in het algemeen en in het bijzonder in de Haagse samenleving waar er thans ook meer dan 170 nationaliteiten aanwezig zijn. De activiteiten van de organisatie richten zich onder meer op het ontwikkelen van een positief zelfbeeld van vrouwen en hen te stimuleren actief deel te nemen aan het maatschappelijke en economische leven. Zo worden er, bijvoorbeeld educatieve, sociale en culturele bijeenkomsten georganiseerd, alsook kadertrainingen en bewustwordingsactiviteiten gegeven. Het Hindi woord Sarita betekent een snelstromende rivier. Zoals een rivier mensen, dieren en planten van water voorziet, zo heeft de stichting als missie om aan eenieder die dat nodig heeft hulp te bieden.
Geen vrouwenemancipatie zonder mannen
Begonnen in de jaren ’90 van de vorige eeuw als een organisatie voor sociaal-maatschappelijke begeleiding van Hindostaanse vrouwen, heeft Sarita zich door de jaren heen ontwikkeld tot een volwaardige partnerorganisatie in Den Haag die zich op de kaart heeft gezet door onder meer trendzetter te zijn in het bespreekbaar maken van taboe-onderwerpen als huiselijk geweld (inclusief tegen mannen), mannenemancipatie, seksuele diversiteit (LHBTI) en empowerment van senioren. Vanaf het begin realiseerde Sarita zich dat er geen sprake kan zijn van vrouwenemancipatie zonder ook de mannen te betrekken. Deze zijn dan ook altijd bewust uitgenodigd mee te doen. Ook zijn er in toenemende mate contacten met andere culturele groepen om van elkaar te leren. In 2017 ontving Sarita een eervolle vermelding van de jury van de Kartiniprijs vanwege de bijzondere bijdrage aan de bevordering van een gelijkwaardige positie en een gelijkwaardige participatie van mannen en vrouwen in Den Haag. Voor de inclusieve aanpak werd de voorzitter van Sarita als bruggenbouwer naar diverse culturen in 2010 genomineerd voor de Humanistische Prijs Haaglanden. Ook ontving de organisatie tweemaal het Haags Keurmerk voor Vrijwilligersorganisaties. Dit is een erkenning dat het vrijwilligersbeleid op orde is en dat vrijwilligers hun taken met enthousiasme uitvoeren en dat hun inzet zodoende optimaal wordt benut.
Hoe het begon
De motor achter Sarita is voorzitter Henna Mathura-Dewkinandan die in de afgelopen periode voor haar inzet diverse prijzen heeft mogen ontvangen, zoals de Bijzondere Haagse Speld, de Hilda van Suylenburg prijs, Shakti Award, en ook koninklijk werd onderscheiden tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Zij zag de grote achterstanden van Hindostanen die in de jaren ‘70 van de vorige eeuw tijdens de grote verhuizing uit Suriname naar Nederland in Den Haag terechtkwamen. Vooral degenen die vanaf het Surinaamse platteland kwamen, waren nauwelijks gealfabetiseerd en moesten sociaal-maatschappelijk begeleid worden. Ze moesten de Nederlandse taal leren spreken en lezen en wegwijs worden gemaakt in de regelgeving en de normen en waarden van het nieuwe thuisland. Mathura werkte in die periode in de Haagse Schilderswijk als lerares, vertrouwenspersoon en schoolcontactpersoon voor Surinaamse en Antilliaanse kinderen. De ouders, met name de moeders kwamen op het spreekuur met hun eigen problemen: financiële problemen, problemen met de opvoeding van de kinderen, de cultuurschok waarmee zij te maken hadden. De kinderen kregen daardoor niet de nodige aandacht, waardoor zij niet goed konden meedoen in de klas.
Mathura ontwikkelde programma’s voor de kinderen en de ouders, zodat zij op eigen niveau aan de slag konden. Ook werden ze geïnformeerd over het onderwijssysteem, ouderraad en medezeggenschapsraad en gemotiveerd tot actieve deelname. Daarnaast organiseerde zij voor de ouders trainingen over opvoeding van basisschoolkinderen, assertiviteit, taallessen en huiswerkbegeleiding. Zij en een aantal vriendinnen besloten samen een werkgroep voor vrouwen te beginnen en binnen een paar weken waren er vijftien vrouwen in begeleiding. Naar aanleiding van de gesprekken met de vrouwen organiseerde de werkgroep bijeenkomsten over sociaal-maatschappelijke en educatieve thema’s, zoals opvoeden in twee culturen, communicatie in het gezin, seksuele intimidatie, partnerkeuze, huiselijk geweld (lichamelijk en psychisch). Er werden ook educatieve uitstapjes gemaakt naar de gemeentelijke instellingen, musea en bioscoop. En door korte reizen met de trein, tram en bus werd geleerd hoe het openbaar vervoer werkte. Samen met een agoog werden verdere programma’s en trainingen ontwikkeld.
Na een half jaar liep het contract van de agoog af, maar voor hij vertrok wilde hij een naam voor de werkgroep en vroeg iedereen om een toepasselijke naam te bedenken. Mathura herinnerde zich een dialoog tijdens haar Hindi lessen tussen Sar en Sarita, waarbij Sar opmerkte dat Sarita – als snelstromende rivier – altijd is voorzien van water en nooit stil staat. ‘Je doet goed werk, want je voorziet eenieder en alles van water. Ik kan dat niet, want als ik droogloop, kan ik niets meer betekenen.’ Toen Mathura de naam Sarita opperde met de uitleg erbij vond iedereen van de werkgroep dat de juiste naam. Om Sarita beter te kunnen organiseren, volgden de leden van de werkgroep bestuurstrainingen en trainingen over het verschil tussen stichting en vereniging, taken van bestuur en vrijwilligers etcetera. Zo is Vrouwenorganisatie Sarita ontstaan in 1990 en in 1994 officieel als stichting geregistreerd met als bestuursleden Henna Mathura-Dewkinandan (voorzitter), Dharmawatie Ghisai (secretaris), Sarodjenie Ramkisorsing (penningmeester) en Santa Garib (lid). De viering van het 25-jarig jubileum kon wegens omstandigheden niet in 2019 plaatsvinden en vond uiteindelijk op 31 oktober 2021 plaats. Mathura en Garib zijn nog steeds als voorzitter en secretaris pijlers van de organisatie.
Nieuwe uitdagingen
In de afgelopen periode is er veel bereikt. Inmiddels heeft de Hindostaanse gemeenschap ook een behoorlijke ontwikkeling doorgemaakt. Dat wil niet zeggen dat alle problemen zijn opgelost en dat vrouwen geen begeleiding meer nodig hebben. Denk aan huiselijk geweld, veiligheid, lage lonen en overbelasting. Elke vrouw ontwikkelt zich op haar eigen manier en investeert op eigen tempo in de vaardigheden waar ze interesse in heeft. Sarita zal daarom blijven investeren in de kracht van de vrouw. Vrouwen- en mannenemancipatie hebben blijvende aandacht nodig. Met de opkomst van digitale en sociale media heeft Sarita zich ingezet om senioren te leren omgaan met internet, e-mail, tablet en smartphone, facebook, WhatsApp, video- gesprekken en dergelijke. Hierdoor gaat een wereld voor hen open met virtuele vrienden, terwijl ze ook regelmatig contact kunnen hebben met de kinderen en kleinkinderen. In deze tijd van corona is het extra belangrijk dat ouderen niet geïsoleerd raken. Sarita zal de komende periode meer aandacht besteden aan nieuwe thema’s zoals klimaatverandering en duurzaamheid, in het bijzonder energietransitie, van het gas af en gebruikmaken van andere energiebronnen. Daarnaast blijven diversiteit en inclusie belangrijke aandachtsgebieden.
Stichting Sarita
Regentesselaan 148 • Den Haag
info@stichtingsarita.nl • www.stichtingsarita.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
Sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap – Chan Choenni
Inleiding
Een van de opvallende kenmerken binnen de Hindostaanse gemeenschap is de dynamiek met betrekking tot het ontstaan en al dan niet voortbestaan van sociale verschillen. Voorafgaand aan de migratie vanuit India naar Suriname waren er sociale verschillen tussen de contractarbeiders. Deze verschillen waren gebaseerd op kenmerken zoals kaste-achtergrond, religieuze achtergrond, beroep, regionale herkomst en huidskleur. In India waren deze verschillen relevant. Tijdens het verblijf in de zogeheten depots (opvangcentra) en de overtocht naar Suriname alsook tijdens de contracttijd (1873-1920) werd het belang en de betekenis van deze sociale verschillen ondergraven. Nieuwe banden werden gesmeed tussen depotgenoten (dipu bhai en dipu bahin) en scheepsgenoten (jaháji bhai en jaháji bahin) en in Suriname tussen dorpsgenoten (gánv ké nátá). Deze banden overstegen meestal de kaste-achtergrond, religieuze achtergrond (hindoe en moslim) alsook de regionale (Indiase) verschillen. De aantallen per scheepstransport waren immers relatief klein en men moest lief en leed met elkaar delen. Allen werden Kantraki en Kalkatiyá tijdens de contracttijd, omdat zij gebonden waren aan een contract en waren vertrokken uit de havenstad Calcutta. Deze nieuwe identiteit werd belangrijker dan de vroegere verschillen. Gelukkig duurde het harde bestaan in de contractperiode slechts vijf jaar. Na vijf jaar was men vrij en kon een eigen leven inrichten. Een derde koos vrijwillig voor een hercontract en ontving een premie van honderd gulden; zij hadden dus een contract van tien jaar. Van de ruim 34.000 Hindostaanse contractarbeiders is meer dan een kwart voorgoed teruggekeerd naar India. Bij de terugkeerders werden ten onrechte ook de in Suriname geboren kinderen die werden meegenomen opgeteld. Hun aantal moet worden afgetrokken van de ruim 12.000 terugkeerders. Onder de terugkeerders waren er personen die spijt kregen van deze stap. Onder hen waren er velen die het lukte om weer terug te gaan naar Suriname. Overigens hebben terugkeerders ook kinderen -vaak baby’s- achtergelaten voor hun familie in Suriname. Deze kinderen zijn stamouders worden van Hindostaanse families. Bij de 25.500 die zich vestigden in Suriname moeten 3.000 Hindostanen die zich tussen 1869-1920 uit het Caribisch gebied naar Suriname migreerden worden opgeteld.
Opmerkelijk is dat een groep van ongeveer 28.500 Hindostanen zich in ruim honderd jaar heeft vertienvoudigd tot een ruim 300.000 tellende Hindostaanse gemeenschap. Er wonen ongeveer 175.000 Hindostanen in Nederland, 150.000 in Suriname en enkele duizenden onder meer op de Antillen, in de Verenigde Staten en in België. Deze Hindostanen zijn dus nakomelingen van een relatief kleine groep Hindostanen. Bij de enorme bevolkingsgroei moeten wij ook in ogenschouw nemen dat de vrouwen een minderheid (van een derde) vormden onder de contractarbeiders. Er zijn overigens verhoudingsgewijs minder vrouwen naar India teruggekeerd dan mannen. De Hindostaanse vrouwen die zich vestigden in Suriname en vooral hun (klein)dochters hebben veel kinderen gekregen. Door de beschikbaarheid van gezond voedsel en goede gezondheidszorg voor Hindostanen was er een relatief lage kindersterfte.
Vestigingsplaatsen voor Hindostanen
Nadat de Hindostaanse contractarbeiders hun contractperiode van vijf of tien jaar hadden uitgediend, besloten de meesten zich permanent te vestigen in Suriname. De Surinaamse overheid had besloten om Hindostanen in te schakelen in de zogeheten kleinlandbouw. Zij konden een belangrijke bijdrage leveren aan de voedselvoorziening; vooral ten behoeve van de bevolking in Paramaribo. Na 1895 werden voor hen zogeheten (gouvernements) vestigingsplaatsen ingericht. Verschillende plantages en ‘buitens’ (Boiti’s) werden gekocht van particulieren en ‘op lozing gebracht’. Er werden wegen aangelegd en het land werd in landerijen/percelen verdeeld. Overigens waren plaatsen als Domburg al na de afschaffing van de slavernij aangekocht en ingericht als vestigingsplaats om vrijverklaarde slaafgemaakten te huisvesten. De uitgediende Hindostaanse contractarbeiders kregen op de vestigingsplaatsen 1,5 tot 2,5 hectare in bezit (domeingrond) met vrijstelling van grondhuur voor de eerste zes jaar. Enkele vestigingsplaatsen die werden ingericht voor Hindostanen waren bijvoorbeeld Paradise in het district Nickerie in 1998 (286 hectare), Laarwijk (Lálwiki) in het district Beneden Para in 1901 (238 hectare), Meerzorg (Hansu) in het district Commewijne in 1915 (1.238 hectare) en Groningen in het district Saramacca in 1914 (164 hectare). Eén van de grootste vestigingsplaatsen was de zogeheten Saramaccapolder (Kandál) nu gelegen in het district Wanica dat werd ingericht in 1906 (2.160 hectare).
Gouverneur T. Van Asch van Wijk heeft zich sterk gemaakt voor de totstandkoming van de zogeheten Saramaccapolder. Hij heeft 3 miljoen gulden losgekregen van de Nederlandse regering. Deze gouverneur heeft grote verdiensten gehad voor Suriname en is de enige gouverneur die een borstbeeld heeft in Suriname. In de Saramaccapolder werden zogeheten waterwegen / kanalen (de zogeheten Leidingen) aangelegd aan weerszijden van het Saramaccakanaal en deze werden genummerd, bijvoorbeeld Leiding 10, Leiding 10A, Leiding 11 enzovoorts. Vervolgens vestigden zich daar Hindostaanse kleinlandbouwers. Na verloop van tijd verlieten velen de vestigingsplaatsen en vestigden zich in de nieuwe gebieden die werden verkaveld en later op landerijen van landbouwprojecten die werden opgezet, zoals Lelydorp, Santo Boma en Jarikaba. Veel Hindostanen hadden overigens zelf landerijen (de zogeheten wilde gronden) verworven die zij zelf hebben ontgonnen; dat werden eigendomsgronden. Anderen hebben landerijen gekocht van de opgedoekte plantages en van Afro-Surinamers die zich steeds meer vestigden in Paramaribo.
Nieuwe sociale verschillen
Door de grote bevolkingsgroei en ook toename van het percentage vrouwen in de jaren dertig begonnen binnen de Hindostaanse groep bepaalde kenmerken, zoals kaste-achtergrond, inkomen, religie en huidskleur een belangrijke rol te spelen. Men had nu meer keuze bij het vinden van een partner en sociale verschillen werden relevant. Sterker nog: na de Tweede Wereldoorlog toen de vestiging van Hindostanen in Paramaribo een vlucht nam, begon gaandeweg het verschil tussen Paramaribo en de zogeheten districten (‘het platteland’) eveneens een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Veel Hindostanen uit Paramaribo en vooral degenen die werden geboren in Paramaribo, begonnen zich meerderwaardig te voelen tegenover de Hindostanen die in de districten woonden. De laatsten werden soms denigrerend ‘Boiti-koelies’ genoemd door de Sahariyá’s of Saharwálá’s, namelijk de Hindostanen van Paramaribo. Velen waren verwesterd en ‘gecreoliseerd’; sommigen waren Christen (geworden). Een deel beheerste het Sarnami niet of nauwelijks, maar dat werd toen niet als een gemis ervaren. Ook het bereikte opleidingsniveau, een hoger inkomen en de levensstijl begonnen steeds meer een rol te spelen in de onderlinge verhoudingen. Er vond ook elitevorming plaats. Maar binnen families bleef variatie bestaan; vaak was er een rijke en een arme tak binnen de grote families. Binnen grote gezinnen kwamen verschillen voor in opleidingsniveau; de ene broer werd bijvoorbeeld academicus en andere broer ontbeerde een hogere opleiding.
Er was tussen 1950-1980 sprake van vorming van sociale klassen binnen de Hindostaanse gemeenschap. Opvallend was echter dat de instroom in de middenklasse en hogere klasse niet was geblokkeerd. Door het verwerven een hoog inkomen en/of een hogere opleiding was sociale stijging binnen de Hindostaanse gemeenschap in een tijdsbestek van één of twee generaties mogelijk. Bovendien was er ook sprake van sociale daling; sommige rijke families raakten verarmd door faillissementen. Door onderlinge huwelijken binnen de Hindostaanse gemeenschap werden ook verschillen overbrugd. Kortom: de sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap voorkwam de bestendiging van sociale verschillen. Overigens: de Hindostanen in het westelijk gelegen district Nickerie die sterk waren beïnvloed door het nabijgelegen buurland Guyana werden als een aparte categorie beschouwd en onderlinge sociale verschillen waren daar niet groot.
Afkalving
De massale emigratie van Hindostanen naar Nederland en ontwikkelingen na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 zorgden voor een verdere afkalving van de ontstane sociale verschillen. Enerzijds kwamen voor de Hindostanen behorend tot de lagere klasse en van de districten nu meer ruimte en kansen in Suriname. Velen kochten de huizen en landerijen voor een spotprijs van degenen die Suriname verlieten. Anderen ‘pasten’ op deze bezittingen of kregen deze gratis. Dit leidde tot verhoging van inkomens en vergroting van hun bezit. Ook geldzendingen en goederen van familie uit Nederland droegen bij aan hun vooruitgang. Het opleidingsniveau steeg en sociale verschillen wat betreft opleidingsniveaus, inkomen en verschil tussen stad en districten werden minder relevant.
Anderzijds werden ook de onderlinge sociale verschillen tussen Hindostanen in Nederland minder relevant. Hindostanen van Paramaribo, de districten en ook van Nickerie kwamen bij elkaar in een stadswijk of dorp te wonen. Door de (onderwijs)mogelijkheden in Nederland was de sociale mobiliteit binnen de Hindostaanse groep heel hoog. Vooral de kinderen die in Nederland werden geboren pakten de kansen. Kinderen van Hindostaanse ouders die laaggeschoold waren, werden academici. Onderzoek van P. Liem uit 2000 toonde aan dat de zogeheten intergenerationele mobiliteit onder Hindostanen hoger was dan onder Creolen (zie: P. Liem (2000), Stapvoets voorwaarts; maatschappelijke status van Surinamers in Nederland). Kinderen van bijvoorbeeld Creoolse moeders die onderwijzeres waren, bereikten een mavoniveau, terwijl kinderen van Hindostaanse moeders met slechts de lagere school een hoog opleidingsniveau behaalden. Er werd beweerd in de eenentwintigste eeuw dat elke Hindostaanse familie een of meerdere academici telde. Al met al werden de ontstane sociale verschillen uit Suriname in Nederland minder relevant. Ook het verschil in huidskleur werd minder belangrijk, ook omdat een deel van de Hindostanen met Witten trouwde en gemengde kinderen kreeg. Bovendien werd binnen de tweede en derde generatie Hindostanen andere kenmerken, zoals communicatievaardigheden en persoonlijkheid veel belangrijker bij de partnerkeuze. Kortom: de sociale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap kalfden af in de eenentwintigste eeuw zowel in Nederland als in Suriname.
Boiti
Ik zal nu dieper ingaan op één verschil in Suriname dat ontstond en na verloop van tijd vooral door externe omstandigheden weer teniet werd gedaan. Het betreft het toenmalige verschil tussen Sahar en Boiti. De grootste vestigingsplaats voor Hindostanen was het Pad van Wanica/Parapassi die liefst 3.668 hectare groot was. Pad van Wanica werd ingericht in 1904. Veel Hindostanen vestigden zich aan de zijwegen die aan weerszijden van het Pad van Wanica liggen. Deze kregen in de volksmond vaak de naam Boiti. Deze zijwegen werden doorgetrokken en werden door de tijd heen kilometerslange zijstraten. De Hindostaanse bewoners deden aan landbouw en vaak tevens aan veeteelt. Het woord Boiti (in het Sranantongo) is als leenwoord in het Sarnámi ingeburgerd en zeer waarschijnlijk een verbastering van de Nederlandse term ‘buiten’ (buitenplaats, landgoed). Daarmee werd een gebied dat buiten de stad Paramaribo (Sahar) lag, aangeduid. Het woord Boiti heeft eigenlijk een specifiek geografische betekenis gekregen: het heeft betrekking op een vroeger agrarisch ingericht gebied in het huidige district Wanica, gelegen tussen de hoofdstad Paramaribo en Lelydorp (zie: Brish Mahabier 2018 op www.Caribisch blog).
In 1905 werd het eerste deel van de zogeheten Lawaspoorweg aangelegd. Deze in 1960 opgeheven oude spoorlijn verbond het centrum van Paramaribo met Lelydorp. De spoorlijn eindigde richting Zuidoosten van Suriname in Dam; dat was 137 kilometer verwijderd van Paramaribo. Deze spoorlijn werd aangelegd omdat er toen heel grote verwachtingen waren over de goudvoorraad en de goudexploitatie in het Lawagebied, gelegen ten Zuidoosten van Suriname. Er heerste destijds een goudkoorts in Suriname. Hoewel er relatief veel goud is gewonnen, werden de hoge verwachtingen niet waargemaakt. Maar door deze spoorlijn werd het omliggende gebied ontsloten. De plaats Kofidjompo werd omgedoopt in Lelydorp, naar Ir. C. Lely, die tussen 1902-1905 Gouverneur was van Suriname. Hij heeft het eerste gedeelte van de spoorlijn laten aanleggen.
Hij heeft overigens Hindostaanse contractarbeiders die werkloos werden op de cacaoplantages ingeschakeld bij de aanleg van de spoorlijn. Zij hebben het Tout luit faut kanaal gegraven, dat nodig was voor de afwatering van het Pad van Wanica waarlangs de spoorlijn werd aangelegd. De schrijver en voormalig contractarbeider Munshi Rahman vond dat uit dank daarvoor de naam van gouverneur Lely met ‘vergulde letters’ moest worden geschreven. Veel cacaoplantages gingen toentertijd failliet als gevolg van de heersende krullotenziekte. Rahman Khan was sardár (opzichter) op een cacaoplantage. De verbinding met Paramaribo werd onderhouden door de trein die vanuit het district Para naar Paramaribo vertrok en vice versa. Langs het eerste deel van de spoorlijn lag het Pad van Wanica, de hoofdweg naar Lelydorp. Deze weg werd in de volksmond Párápási genoemd en werd later het omgedoopt tot Indira Gandhiweg.
Vroeger hadden rijke Surinamers, en in het bijzonder van Joodse afkomst, wonende in Paramaribo een zogeheten buitenplaats; afgekort als buiten. Deze buitenplaatsen waren meestal gelegen aan weerszijden aan het Pad van Wanica. Toen waren er smalle zandwegen haaks gelegen aan dit Pad van Wanica. De term buiten komt bijvoorbeeld nog voor in de naam Pontbuiten -nu de zuidelijke wijk Paramaribo. Zo had bijvoorbeeld de rijke Joodse plantersfamilie De la Parra een aantal ‘buiten’s. De buiten Vredeslustweg werd bijvoorbeeld Laparra Boiti genoemd. De verder gelegen Abigaelslustweg ook bekend als Basawboiti was ook een ‘buiten’ en werd genoemd naar een dochter uit deze familie genaamd Abigael. De term Lust werd ook gebruikt voor een buitenplaats, zoals Hanna’s lust oftewel het lustoord van Hanna. Soms werd alleen de naam van een echtgenote of dochter gebruikt, zoals Helena Christina, onder Hindostanen ook bekend als Linakastina.
De smalle paden werden later verbrede zandwegen. Op de landerijen/percelen gelegen aan deze zandwegen die zich aan weerszijden het Pad van Wanica bevonden, vestigden zich vooral Hindostanen. Gemakshalve noemen wij de wegen oostelijk gelegen van het Pad van Wanica de oostelijke Boiti’s en de westelijke gelegen wegen de westelijke Boiti’s. Er was in deze Boiti’s toen geen sprake van een centraal gelegen plein of andere centrale plek vanwege de lintbebouwing. Toch was er een collectief gevoel en gaandeweg sprake van een lokale gemeenschap. Men vroeg vroeger vaak aan Hindostanen die in dit gebied woonden: van welke Boiti ben je (tu kon Boiti ké baté)? Sterker nog: de term Boiti werd zelfs dikwijls een Sarnámi benaming voor het platteland en fungeerde als tegenhanger van Sahar. Er werd onderscheid gemaakt tussen Saharwálá (Hindostanen van de stad) en Boitiwálá (plattelands Hindostanen). De termen parnási (voor plantage) en polder bleven naast de term Boiti bestaan. Vanaf de jaren zeventig hebben deze Boiti’s een zodanige transformatie ondergaan in velerlei opzicht dat de Boiti onder meer als landbouwgebied en primair verblijfsplaats van Hindostanen eigenlijk niet meer bestaat in de eenentwintigste eeuw. Bijna al deze wegen werden geasfalteerd. Mede hierdoor ondergingen deze Boiti’s een zodanige transformatie dat de Boiti’s in de oude betekenis van de twintigste eeuw niet meer bestaan: ab Boiti na hai (Boiti bestaat niet meer).
Vier perioden
Deze veranderingen kunnen worden ingedeeld in vier fasen van transformatie aan de hand van drie factoren, die in grote mate door de tijd heen het lot van de Boiti’s hebben bepaald. Het betreft de wijze van verwerving van de bestaansmiddelen, verandering van de bevolkingssamenstelling en van het landschap, met name de infrastructuur, die de karakteristiek van de Boiti’s bepaalden. De drie factoren hebben niet in evenredige mate in elke periode een rol gespeeld in het transformatieproces. Het gaat slechts om een schets van de veranderingen door de tijd heen. De vier perioden zijn: de periode van bloei, de periode van desintegratie, de periode van overgang en de periode van teloorgang.
1. Bloeitijd 1930-1960
In deze periode hadden zich al kleine lokale Hindostaanse gemeenschappen gevormd in deze Boiti’s. Er was toen sprake van een grote bevolkingsgroei onder Hindostanen. Velen leefden nog in het zogeheten jointfamilieverband. De getrouwde zonen woonden met hun echtgenoten en kinderen bij hun ouders. In veel gevallen woonden ook nog de in leven zijnde grootouders op de landerij; soms in aparte huisjes. Vermeldenswaard is dat in de Boiti’s de Hindostanen toen grotendeels zelfvoorzienend waren. De levensomstandigheden waren zwaar in de zin dat men hard werkte om de eindjes aan elkaar te knopen. Men spaarde ijverig; onder meer om later een betere woning te bouwen. Vaak waren de woningen toen nog van prasara (geplette palmboomstammen) met een pinadak en een lemen vloer. De ‘rijkere’ landbouwers hadden echter al huizen van planken met een zinken dak.
Men leefde toentertijd nog volgens de seizoenen en was grotendeels afhankelijk van het weer: de regentijd en de droge tijd. De groene rijstvelden tijdens de groeitijd, in het bijzonder in de grote regentijd in juni/juli, en de bruingele padi-aren in de grote droge tijd in september/oktober waren kenmerkend voor het toenmalige landschap. Na de padi-oogst in oktober was het spannend om vast te stellen hoeveel zakken rijst uiteindelijk waren geoogst. Was het genoeg om de hele familie het komende jaar te voeden? Belangrijker nog: was er een overschot? Dat kon dan worden verkocht aan de rijstopkopers en zo waren er voor de jointfamilie dan extra inkomsten. De volwassen geworden dochters trouwden en verlieten doorgaans hun Boiti om in te trekken bij hun schoonfamilie elders. Sommige bewoners verhuisden naar de stad Paramaribo. Maar over het algemeen was in deze periode nog sprake van een vrij stabiele Hindostaanse Boiti-gemeenschap.
De infrastructuur was toen nog slecht. Er waren ‘rulle’ zandwegen en al lopende werden de ‘lange kilometers’ afgelegd vaak in de felle zon en in de regen om de hoofdweg Pad van Wanica te bereiken. Sommigen hadden wel een fiets, maar bromfietsen en auto’s waren toen nauwelijks in het bezit van de Boitiwálá. Op de hoofdweg Pad van Wanica reed de stoomtrein. Men kon per trein Paramaribo-Centrum bereiken, maar de treinkaart was nogal prijzig voor velen. Er waren slechts enkele autobussen die op de hoofdweg reden. Daar stapte men in om Paramaribo te bereiken, waar vrijwel alle belangrijke voorzieningen waren. Voorts kon men voor de westelijke Boiti’s het noordelijk gelegen Saramaccakanaal gebruiken als waterweg. Voor de oostelijk gelegen Boiti’s was de toen nog bevaarbare Parakreek een verkeersader. Met de boot kon men Poelepantje of Paramaribo en andere plaatsen bereiken, bezoeken afleggen en boodschappen doen in Sahar. Vermeldenswaard is dat in 1956 het zogeheten vestigingsgebied Houttuin (groot: 885 hectare) werd ingericht aan de rechterkant van het Pad van Wanica. Daar vestigden zich veel Hindostanen.
De communicatie met de groter wordende Hindostaanse gemeenschap vond vaak nog via boodschappen (sanesá) plaats. Men bracht de boodschappen en wetenswaardigheden, zoals overlijden en huwelijksfeesten, via familieleden, kennissen en vrienden over. Er was in deze periode sprake van grote wederzijdse afhankelijkheid en solidariteit. Er was wel radio, maar de zenders Avros en later Rapar en Apintie zonden slechts enkele uren Hindostaanse programma’s uit. Televisie was er nog niet en slechts weinigen beschikten over een telefoon; vaak moest men naar een politiepost om te telefoneren. De grote bioscopen, De Paarl en Jasodra, werden in de jaren vijftig opgericht. Degenen die het zich konden permitteren konden Indiase films zien en liederen beluisteren via de grammofoon. Toch was er een bloeiend cultureel leven met huwelijksfeesten, herdenkingen en religieuze diensten. Al met al was in deze periode het leven op de Boiti’s vrij sober, maar er was sprake van een Boiti- gemeenschapsgevoel en cultureel leven.
2. Desintegratie 1961-1980
In de tweede periode begon de desintegratie van de Boiti-gemeenschappen. De levensomstandigheden verbeterden. Veel Hindostanen vonden werk buiten de landbouw. De rijstteelt op de eigen landerij werd minder en verdween gaandeweg. Het landschap in de Boiti’s veranderde hierdoor; er waren nog maar weinig rijstvelden en ook was er minder vee te ontwaren. Rijst werd namelijk op grote schaal efficiënter geproduceerd. Men kon rijst kopen, want dat was goedkoper dan zelf produceren. De prasara woningen met pinadak werden vervangen, tenzij deze fungeerden als schuur. Er kwamen steeds meer houten huizen met daken van zinkplaten. Veel Hindostanen namen ook de ambachten over van Afro-Surinamers en werden timmerlieden, metselaars, schilders, kleermakers, monteurs, etc. Er waren veel bouwactiviteiten. Hindostanen werden ook aannemers. Velen verhuisden naar Paramaribo.
Begin jaren zeventig ontstond etnische polarisatie op politiek niveau. Dat mondde uit in een traumatisch verloop van het leven van veel Hindostanen. Voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 emigreerden veel Hindostanen uit de Boiti’s naar Nederland; vaak hele families tegelijk. Bezittingen werden overhaast en dikwijls voor een appel en ei verkocht, waaronder ook landerijen. Families die achterbleven kregen ook landerijen en woningen in beheer. Soms werd de woning geschonken of onbeheerd achtergelaten. Er was sprake van enige ontvolking van de Boiti’s. Grootgrondbezitters verkavelden delen van hun landerijen. Vermeldenswaard is dat achter de westelijke Boiti’s het grote Santo Boma landbouwproject startte. Ook werd de Santo Boma gevangenis daar gevestigd. Dit leidde ertoe dat ook andere bevolkingsgroepen deze gebieden bezochten.
Toegenomen mobiliteit
De desintegratie van de lokale gemeenschappen in de Boiti’s werd ook versneld door de toegenomen mobiliteit als gevolg van de verbetering van de infrastructuur. Omstreeks 1960 werd de spoorbaan opgeheven en het reizen met de trein vervangen door steeds meer (wilde) PL (Paramaribo-Lelydorp) bussen. Er kwamen steeds meer auto’s en bromfietsen. Boiti-kinderen die de middelbare school in Paramaribo bezochten reisden dagelijks op en neer. Het Pad van Wanica werd omgedoopt in Indira Gandhiweg en werd verbreed en beter geasfalteerd. Het werd een verkeersader door de opening van de Van Hogerhuistraat en de Saramaccadoorsteekbrug in 1962. Overigens zorgde de aanleg van het Saramaccadoorsteekkanaal vanaf het begin van het Pad van Wanica naar de Surinamerivier voor een nieuwe barrière tussen de Boiti’s en Paramaribo. Midden jaren zestig zorgde de aanleg van de zogeheten highway (Maarten Luther King weg) vanaf de Saramaccadoorsteekbrug naar de bauxietstad Paranam dwars door de oostelijke Boiti’s voor ontsluiting van deze gebieden. Boiti’s als Vredenburg (Farijambhog) en Houttuin (Oitan) waren nu binnen een uur bereikbaar vanuit Paramaribo, terwijl men voorheen uren kwijt was om deze Boiti’s te bereiken (Ekdam bithar mé). Niettemin waren vrijwel alle Boiti’s in deze periode gelegen aan zandwegen. Vermeldenswaard is dat westelijke Boiti’s werden verbonden met Kandál (Leidingen) via de zogeheten kameelbrug over het Magentakanaal dat als het ware de oostelijke grens vormde van deze Boiti’s.
Ook de communicatiemogelijkheden verbeterden aanzienlijk. De Hindostaanse radiozender Radika kwam op, maar ook de zendtijd van Rapar werd uitgebreid. De lokale Hindostaanse gemeenschap werd nu veel beter en sneller op de hoogte gebracht over het wel en wee van de brede Hindostaanse gemeenschap. Ook televisie werd geïntroduceerd en er kwamen steeds meer bioscopen. De relatieve isolatie van de Boiti’s werd opgeheven en tegelijkertijd vond desintegratie plaats, doordat er veel meer interactie was met de brede Hindostaanse gemeenschap en de culturele oriëntatie werd verbreed. Ook de telefoon die nu breder beschikbaar was, speelde daarbij een rol.
3. Neergang 1981-2000
In de jaren tachtig en negentig voltrokken zich grote politieke en economische veranderingen die hebben geleld tot neergang van de Boiti’s en. de lokale Hindostaanse gemeenschappen. De militaire heerschappij en de opkomst van en machtsverwerving door de NDP (Nationale Democratische partij) onder leiding van D. Bouterse leidden enerzijds tot soberheid en schaarste. Anderzijds kwamen er mogelijkheden voor mensen die voorheen minder kansen hadden om vooruit te komen. Er werd beweerd dat vroeger alleen bepaalde Hindostanen met bekende familienamen en degenen die allerlei netwerken hadden -vooral Saharwálá’s– vergunningen kregen om zaken te doen en bijvoorbeeld landbouwproducten mochten exporteren. Veel Boiti-Hindostanen kregen echter in deze periode vergunningen en ook het aantal Hindostaanse ondernemers groeide. Er werd geld verdiend aan export van bijvoorbeeld hout en goud alsook export van groenten, zoals kool. Er werd ook gesignaleerd dat geld werd verdiend met cocaïnetransporten. Tevens werd verteld dat er cocaïne werd verstopt in groenten, zoals kool, en naar Europa getransporteerd. Een bekende stelling was dat er een coalitie was tussen de militaire leiders -en later de leiding van de NDP- en de nieuwe Hindostaanse ondernemers. Hoe dan ook: er ontstond zichtbare welvaart onder de Hindostaanse groep. Er werden nieuwe woningen gebouwd meestal van steen en deze huizen waren groter. Het Boiti-landschap veranderde langzamerhand ook in dit opzicht. Er was steeds meer Amerikaanse invloed te merken in de huizenbouw, maar ook veel meer import van bouwmaterialen. De bekende witte plastic stoelen in woningen en zalen waren exemplarisch voor deze ontwikkeling.
In de derde periode raakten steeds meer Boiti’s gaandeweg verstedelijkt. Sommige bewoners verhuisden naar Paramaribo en andere gebieden, terwijl anderen zich in de Boiti’s vestigden. Marrons vestigden zich in de jaren negentig -als gevolg van de binnenlandse oorlog- en ook Chinezen in de typische Hindostaanse woongebieden. Er werden steeds meer gebieden ontsloten en landerijen verkaveld waarop woningen werden gebouwd. Nieuwe bewoners vestigden zich. Het aantal Hindostaanse winkels nam af en werden vervangen door Chinese winkels.
Ondersteuning uit Nederland
Vermeldenswaard is dat de zichtbare welvaart of beter gezegd de ‘toegenomen bestedingsruimte’ onder veel Hindostanen ook verband hield met de ondersteuning uit Nederland door familie, vrienden en kennissen. Men stuurde geld en zogeheten pakketten met levensmiddelen en luxeartikelen. Velen konden het zich nu -mede daardoor- permitteren om een auto te kopen; meestal een tweedehands auto tegen relatief gunstige prijzen in Suriname. Dit verhoogde de mobiliteit. De infrastructuur verbeterde ook omdat er nieuwe wegen werden aangelegd. De Boiti’s gelegen aan de rand van Paramaribo raakten verstedelijkt en de Indira Gandhiweg werd een zeer drukke verkeersader. De invloed van de Hindostaanse gemeenschap in Nederland was ook merkbaar op cultureel gebied. Er werd veel gecommuniceerd met familie in Nederland; de telefoontarieven werden lager. Velen uit Nederland gingen met vakantie naar Suriname en/of familiebezoek; vaak in verband met begrafenissen of crematies en rouwverwerking. Door deze interactie werd de culturele oriëntatie van de Boiti-Hindostanen breder. Familieleden uit Nederland waren ’modern’ geworden. Hindostaanse vrouwen -ook van Boiti– begonnen in het openbaar te dansen. Het bezoek aan bioscopen liep terug door de introductie van videobanden. Bollywoodfilms konden nu thuis worden bekeken. Ook nieuwe radiozenders en de Hindostaanse televisie kwamen op. De verschillen tussen Hindostanen begonnen te vervagen, zoals het verschil tussen Boiti en Sahar. De vraag doemde op of er überhaupt nog sprake was van Boiti-Hindostanen. De nieuwe generatie Hindostanen was mobieler en breder georiënteerd dan de vorige generaties.
4. Teloorgang 2001-2021
In de laatste periode verbeterden de levensomstandigheden aanzienlijk. Suriname had zelfs een economische groei en de welvaart werd steeds zichtbaarder. De handel in goud, hout, geld uit Nederland en toerisme brachten geld in het laatje. De bevolkingssamenstelling veranderde in de zin dat de Marrongroep enorm toenam door een hoger geboortecijfer in deze bevolkingsgroep. Er waren ook steeds meer Chinezen, Brazilianen, Guyanezen en Haïtianen in Suriname. Velen vestigde zich op de voormalige Boiti’s. Er verrezen ook steeds meer moderne, grote woningen en sommige witgeverfde woningen van Hindostanen werden Bollywoodpaleizen (soms ook ‘Koeliepaleizen’) genoemd. Welhaast alle wegen van de Boiti’s werden geasfalteerd en nieuwe wegen werden aangelegd. Binnen een half en maximaal een uur was men vanuit Paramaribo in de voormalige Boiti’s. De nieuwe bruggen over het Saramaccakanaal zorgden ervoor dat de Boiti’s gemakkelijk bereikbaar werden. Sterker nog: vanuit de brug bij de Leysweg (vlakbij Kandál) werden als het ware de achterkant van de westelijke Boiti’s bereikbaar via de geasfalteerde Magentakanaalweg. En via de Helena Christinaweg kon men Lelydorp bereiken en daarna Zanderij en de Pengel luchthaven. Er kwam ook een oostelijke route via de zogeheten Highway, Tout lui Fautweg (Tilfo), Pandit Paltan Tewariweg, of Tjon A Kietweg en daarna Sumatraweg naar Lelydorp. Beide dienen om de files op de India Gandhiweg en de Highway te vermijden.
De verstedelijking van de Boiti’s grenzend aan Paramaribo was zodanig gevorderd dat bepaalde Boiti’s zoals Pontbuiten en Livorno werden geannexeerd door Paramaribo. Pontbuiten werd een zogeheten ressort en slokte enkele Boiti’s op. Dit gebied kreeg een steeds groter wordende Afro-Surinaamse en Marron bevolking en er werden rotondes aangelegd. Er kwamen ook nieuwe bedrijfsterreinen. Door de bebouwing en het drukke verkeer bestaat Boiti inderdaad niet meer.
De penetratie van Bollywood in de Hindostaanse huiskamers door de satelliettelevisie veranderde de culturele oriëntatie van veel Hindostanen. Er was nu consumentensoevereiniteit en vrijwel iedereen kon in zijn eigen culturele ‘bubbel’ leven. In de eenentwintigste eeuw werd de fysieke nabijheid minder belangrijk voor onderlinge communicatie door de beschikbaarheid van nieuwe communicatiemiddelen zoals de mobiele telefonie, internet en met name sociale media. Fysieke nabijheid garandeerde niet meer een onderlinge lokale of regionale oriëntatie en verbondenheid. Al met hebben vooral de verbetering van infrastructuur en penetratie van de moderne communicatie de teloorgang van de Boiti’s tot gevolg gehad alsook het verschil tussen Sahar en Boiti ondergraven.
Conclusie
Er bestonden in India sociale verschillen tussen de Hindostaanse contractarbeiders. Deze verschillen werden minder relevant tijdens het verblijf in de depots, de overtocht en de contracttijd in Suriname. Er ontstonden nieuwe banden en gaandeweg een Hindostaanse gemeenschap. Vanaf de jaren dertig werden echter bepaalde kenmerken als inkomen, religieuze achtergrond, huidskleur, opleiding en tot op zekere hoogte kaste-achtergrond weer relevant bij de partnerkeuze. De Hindostaanse groep was in aantal enorm gegroeid en het vrouwentekort werd gaandeweg opgeheven. Vooral na de Tweede Wereldoorlog werden sociale verschillen belangrijker. In het bijzonder was het verschil tussen Hindostanen van Sahar en Boiti opvallend. Ook andere verschillen zoals in opleidingsniveau en inkomen speelden een rol in de onderlinge verhoudingen. Er vond weliswaar elitevorming plaats, maar er was geen sprake van rigide klassen, omdat de mogelijkheden voor sociale mobiliteit groot waren. De massale emigratie en vestiging in Nederland in de jaren zeventig hebben bovendien de basis voor sociale verschillen ondergraven. In Suriname kwamen meer kansen voor mobiliteit onder Hindostanen van Boiti en de lagere klasse. Bijzonder is dat de regionale verschillen binnen de Hindostaanse gemeenschap als gevolg van sterk verbeterde infrastructuur en digitale communicatie afkalfde. In het egalitaire Nederland was de sociale mobiliteit onder Hindostanen hoog en de ontstane sociale verschillen uit Suriname werden irrelevant. Al met al kunnen wij concluderen dat er door de tijd heen sprake geweest van een grote sociale dynamiek binnen de Hindostaanse gemeenschap.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
Druk bezochte Suriname lezingen bij stichting EEKTA Den Haag – Safoera Sheik-Zahoeri
Op zondag 24 oktober organiseerde stichting EEKTA in het pand aan de Boylestraat 20 twee lezingen over Suriname; over het herinneringserfgoed in Paramaribo en de geschiedenis van Hindostanen van 1873 tot 2015. Voorzitter Priya Poeran heette iedereen welkom en stond kort stil bij de geschiedenis van deze vrijwilligersorganisatie. De stichting is sinds 50 jaar hét stedelijk- en sociaal cultureel centrum voor Hindostanen. EEKTA richt zich op de ouderen in de stad Den Haag, in het bijzonder de wijk Segbroek, en heeft als hoofdtaak het bevorderen van de participatie van ouderen. In het verleden ging het vooral om de Hindostaanse doelgroep, maar tegenwoordig is de opdracht breder en richt EEKTA zich ook op andere groepen. Met name de jongeren worden meer en meer betrokken.
Herinneringserfgoed voor het eerst beschreven
Dagvoorzitter Waheeda Amirkhan vertelde bevlogen over het belang en de kracht van cultuur in de samenleving. Daarna introduceerde ze Eric Kastelein, auteur van het boek Oog in oog met Paramaribo. Verhalen over het herinneringserfgoed (2020). Aan de hand van prachtige foto’s nam hij de aanwezigen mee langs veel vergeten geschiedenissen van bijzondere mensen en gebeurtenissen die de afgelopen 250 jaar een gedenkteken hebben gekregen. Want wie kent de verhalen (111 in totaal) over Lutchman Singh, over Monseigneur Wulfingh, over Bos-Visser, over dr. Steijnis, over Lodewijk Stumpf, over Johannes Nicolaas Helstone? Voor vele aanwezigen ging een wereld open, waar zij toen zij in Suriname woonden aan voorbij zijn gegaan. De boeken die de heer Kastelein nog in voorraad had, werden gretig afgenomen.
Geschiedenis van Hindostanen van 1873 tot 2015
Na de pauze ging professor Chan Choenni in op de migratie van de Hindostanen. Met op de muur geprojecteerde prachtige historische foto’s uit zijn nieuwe boek Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015 India Suriname Nederland stond hij vooral stil bij de kracht van contractarbeidsters. Sterke vrouwen die door hun ijver, doorzettingsvermogen en veerkracht voor voortuitgang hebben gezorgd. Ze hadden een eigen inkomen, zorgden voor hun man, voor hun kinderen en organiseerden het huishouden. Velen van hen stonden aan het hoofd van grote families en zorgden voor behoud van de Hindostaanse cultuur. De heer Choenni presenteert de Hindostaanse geschiedenis grotendeels als een succesverhaal, maar uiteraard zijn er kanttekeningen te plaatsen. Enkele aanwezigen vroegen ook aandacht voor de zware tijd van de contractarbeiders en van de vrouwen, in het bijzonder, van wie ook veel fysieke inspanning werd geëist.
Wethouder Kavita Parbhudayal en het belang EEKTA
Stichting EEKTA ontving voor de gastvrijheid twee cadeaus. Eric Kastelein overhandigde aan Priya Poeran en Savitri Changoe (organisator van de bijeenkomst) een speciaal gemaakt kwartetspel van zijn boek. Heel geschikt en speels-educatief voor de dagrecreatie. Uit handen van Chan Choenni ontvingen ze een gesigneerd exemplaar van zijn boek. Choenni constateerde met genoegen dat stichting EEKTA nu door sterke vrouwen van de latere generaties wordt gerund en hoopte dat een sluiting van het centrum aan de Boylestraat waar mogelijk sprake van is, kon worden voorkomen. De Haagse wethouder Kavita Parbhudayal van Zorg, Jeugd en Volksgezondheid, die samen met haar ouders aanwezig was, benadrukte in haar woord het belang Stichting EEKTA voor de stad en van sterke vrouwen in de maatschappij. Chan Choenni overhandigde haar een exemplaar van zijn boek en aan haar moeder de brochure Hindostaanse contractarbeidsters in woord en beeld. Het slotwoord was aan Priya Poeran die het belang van dergelijke activiteiten onderstreepte.
Terwijl de bezoekers napraatten en zich te goed deed aan heerlijke cake, koekjes en bara’s waren de auteurs druk bezig met het signeren – met vaak een speciale opdracht – van hun boeken. Een bezigheid die ze met veel plezier deden. Op de achtergrond werd een speciale video afgespeeld – gemaakt door Eric Kastelein en gefilmd met een speciaal gemonteerde camera – die de aanwezigen meenam langs mooie gebouwen, chaotische pleinen, onverharde wegen en andere bijzonder plekken in Paramaribo. Het was een mooie zondag waarop de gedeelde Surinaams/Nederlandse geschiedenis kon worden herleefd.
Foto’s: Eric Kastelein en Safoera Sheik-Zahoeri
Bekijk de fotogalerie door te klikken op een foto.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Geslaagde boekpresentatie Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015 – Eric Kastelein
Op 9 oktober organiseerde Stichting Asha in samenwerking met uitgeverij Sampreshan/Hindorama en het Jnan Adhin Instituut (JAI) een bijeenkomst voor de presentatie van het nieuwe boek van professor Chan Choenni over de geschiedeins van de Hindostanen. De gezellige en geslaagde bijeenkomst was in buurtcentrum Oase in Utrecht en werd door meer dan vijftig belangstellenden bijgewoond.
Voorzitter Ronald Kalka heette iedereen welkom en stond kort stil bij de ruim veertigjarige geschiedenis van Stichting Asha. Deze vrijwilligersorganisatie richt zich naast de Hindostaanse gemeenschap op alle groepen in de Utrechtse samenleving. De activiteiten zijn zeer divers, van bijles tot cultuur, van ouderenbegeleiding tot huiswerkbegeleiding voor kinderen, van sport tot hulp bij sollicitaties. (Vermeldenswaard is dat Stichting Asha eerder dit jaar de Utrechtse Diversiteitsprijs kreeg. De jury meende dat Stichting Asha bruggen slaat naar andere groepen Utrechters en zichtbaar heeft bijgedragen aan emancipatie van de eigen doelgroep en de bevordering van leefbaarheid in het pluriforme Utrecht).
Radj Ramcharan, bestuurslid van JAI, vertelde over het instituut en de naamgever Jnan Adhin. Een Surinaamse rechtsgeleerde, filosoof, econoom, politicus en schrijver. Zijn ‘eenheid in verscheidenheid’ roept op samen te werken met behoud van de eigen waarden, als grondslag voor de multiculturele samenleving in Suriname. Vanuit JAI wordt het boek met de vele foto’s als een waardevol geschenk gezien om aan kinderen en kleinkinderen, die weinig afweten van de Hindostaanse geschiedenis, te geven.
Na uitgever Radjin Thakoerdin die ook aandacht vroeg voor het prachtige prentenboekje voor kinderen Divali Liefde voor elkaar van Regina Ramdas en Renske Koens (illustraties) nam professor Chan Choenni het woord.
Met vaart, bevlogenheid en liefde vertelde hij over zijn wens een geschiedenisboek over de Hindostanen te schrijven met heel veel historische foto’s. In zijn presentatie legde hij de nadruk op de Hindostaanse contractarbeidsters. Sterke vrouwen die door hun ijver, doorzettingsvermogen en veerkracht zorgden voor vooruitgang. Ze hadden een eigen inkomen, zorgden voor hun man, voor hun kinderen en organiseerden het huishouden. Velen van hen stonden aan het hoofd van grote families en zorgden voor behoud van de Hindostaanse cultuur. Deze vrouwen staan ook centraal in de brochure Hindostaanse contractarbeidsters in woord en beeld.
Na het boeiende betoog van Chan Choenni was er ook aandacht voor auteur Roline Redmond en haar nieuwe boek De Doorsons (Arbeiderspers), een indrukwekkend verhaal over haar eigen tot slaaf gemaakte familie met een belangrijke rol voor drie sterke vrouwen. Zij en Chan Choenni namen elkaars boeken in ontvangst.
Terwijl de bezoekers zich aan het eind te goed deed aan de heerlijke bara’s en andere hapjes en drankjes en nog lang bleven napraten, was Chan Choenni druk bezig met het signeren van de tientallen boeken die de aanwezigen hadden gekocht. Al met al een middag die veel voldoening gaf.
Foto’s: Safoera Sheik-Zahoeri en Radj Ramcharan
Bekijk de fotogalerie door te klikken op een foto.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Suriname, Taal & Literatuur
Kinderprentenboek DIVALI Liefde voor elkaar – Regina Ramdas
Wat is er mooier dan elementen van je geloof en cultuur door te geven aan je eigen kind(eren) of kleinkind(eren)? Vaak is het moeilijk om de juiste woorden te vinden om dit aan de jongste kinderen uit te leggen. Ze feesten mee, kennen bepaalde rituelen, maar snappen niet de gedachtegang van een viering. Middels mijn prentenboek probeer ik aan het jonge kind uit te leggen waar de Divali viering onder andere voor staat. Door een verhaal te schrijven, dat past in hun belevingswereld, zullen zij snappen wat wij ze willen meegeven over deze feestdag.
Wanneer wij kinderen op jonge leeftijd betrekken en uitleg geven over de rituelen en tradities van het hindoeïsme, zal de interesse gewekt worden om op verder onderzoek te gaan en al het geleerde voort te zetten.
In dit verhaal wordt uitgelegd wat er bedoeld wordt met het kiezen van positieve gedachten in plaats van negatieve gedachten en wat voor effect het heeft als je liefde verspreidt. Mijn boodschap is dan ook, dat het belangrijk is om erachter te komen waarom iemand een bepaald gedrag vertoont. Door begrip te tonen en liefde te geven, maken we iedereen blij.
Verkrijgbaar bij Sampreshan.com en Bol.com
ISBN/EAN 9789083199603
Regina Ramdas | Divali Liefde voor elkaar | Zoetermeer 2021: Sampreshan |
ISBN 9789083199603 | paperback, 32 pagina’s | prijs €14
RECENSIE https://www.kinderboekenjuf.nl/ideeen-mini-leesles/onderbouw/divali/
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Suriname, Taal & Literatuur
Lezenswaardige hedendaagse literatuur over slavernij in Suriname – Chan E.S. Choenni
Het jaar 2023 wordt een belangrijk herdenkingsjaar voor de Surinaamse gemeenschap in Suriname én in Nederland. Het is dan 160 jaar geleden dat de slavernij in Suriname werd afgeschaft. Tevens is het 150 jaar geleden dat de eerste lichting Hindostaanse contractarbeiders uit India in Suriname arriveerde. Voorts is het 170 jaar geleden dat de eerste Chinese contractarbeiders in Suriname aankwamen. Er zullen verschillende activiteiten zijn en ook publicaties verschijnen. Er is immers een toenemende behoefte aan kennis en inzicht, vooral ook over de impact van de wrede slavernij die in Suriname heeft geheerst en de ontwikkelingen na de afschaffing op 1 juli 1863.
De laatste tijd verschijnen steeds meer artikelen en boeken die hier nader licht op werpen. Het betreft zowel boeken over de geschiedenis als historische romans. Vermeldenswaard in dit verband is een belangwekkend artikel dat is verschenen over de baten van de slavernij voor Nederland. In het verleden werd vaak gesteld dat Nederland niet zou hebben geprofiteerd van de slavernij in Suriname. Uit een onderzoek van de historici Pepijn Brandon en Ulbe Bosma van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) in Amsterdam, blijkt echter dat deze opvatting onjuist is. Nederland was in de tweede helft van de achttiende eeuw een van de meest ontwikkelde economieën en slavernij speelde daarin een belangrijke rol. Een op de vijf producten die Nederland destijds verhandelde, zoals suiker, koffie en tabak, werden geteeld door slaven in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. In hun goed gedocumenteerde artikel stellen deze historici: De grootste verdiensten ….maakte Nederland niet in de slavenhandel, maar in handel van door slaven geproduceerde artikelen. Maar liefst 5,2 procent van het Nederlandse Bruto Binnenlands Product, en zelfs 10,36 procent van het BBP van Nederlands rijkste provincie Holland, was in 1770 op slavernij gebaseerd (Brandon & Bosma 2019: 43). Er is recent ook onderzoek gedaan naar de rol van de grote steden als Amsterdam en Rotterdam met betrekking tot de Surinaamse slavernij. Deze onderzoeken bevestigen het beeld van de winsten die er werden gemaakt en de bijdrage daarvan aan de economie van deze steden.
In deze bijdrage wordt aandacht besteed aan een aantal boeken van de volgende auteurs: Leo Balai, Roline Redmond, Tessa Leuwsha, Marcel van Kanten en Rihana Jamaludin.
Leo Balai: Slavenschip Leusden (2013); Herengracht 526 (2021)
Balai is een van de nakomelingen van de zogeheten slaafgemaakten die hun eigen geschiedenis analyseert en beschrijft. Hij promoveerde in 2013 op een diepgaand onderzoek verricht in verschillende archieven. Balai heeft de tocht van een slavenschip vanuit West-Afrika naar Suriname uitvoerig beschreven. Op 1 januari 1738 verging voor de monding van de Marowijnerivier in Suriname het slavenschip Leusden, eigendom van de West-Indische Compagnie (WIC), met aan boord honderden Afrikaanse gevangenen. Toen het zeilschip in de buurt van Suriname was, dacht de kapitein ten onrechte dat hij de diepe Surinamerivier in het vizier had. Hij zeilde daarnaartoe, maar het bleek de oostelijker gelegen relatief ondiepe Marowijnerivier te zijn. Toen het zeilschip kwam vast te zitten, besloot de witte bemanning het luik van het scheepsruim waar de Afrikaanse gevangenen in zaten dicht te spijkeren, zodat deze niet konden ontsnappen. Zij waren immers ‘kostbare koopwaar’ en zouden worden verkocht in Paramaribo om vervolgens ‘tot slaaf’ te worden gemaakt en gebrandmerkt. Het schip verging echter. Van de 680 Afrikaanse gevangenen aan boord overleefden slechts 16 de ramp. Deze scheepsramp geldt als een grote moordpartij tijdens de gehele periode van de slavenhandel. Balai publiceerde hierover het lezenswaardige boek getiteld Het slavenschip Leusden (2013) dat werd uitgegeven door de Walburg Pers. Het boek over dit waar gebeurde verhaal is ook in een populaire editie uitgebracht.
De onderzoeker Balai heeft ook het boek Geschiedenis van de Amsterdamse slavenhandel (2013) gepubliceerd en onlangs verscheen zijn boek getiteld Herengracht 526 dat handelt over de kapitale burgemeesterswoning gelegen aan deze dure Amsterdamse gracht. Dit pand was eigendom van de heer Paulus Godin, bewindvoerder van de West Indische Compagnie en tevens directeur van de sociëteit van Suriname. Godin was in die functies verantwoordelijk voor het opkopen en verkopen van Afrikanen die werden vervoerd naar het Caribisch gebied, waar zij tot slaaf werden gemaakt. Het pand Herengracht 526 werd in 1927 na een schenking door de Nederlandse Handelsmaatschappij (NHM) -eigenaar van onder meer de suikerplantage Mariënburg in Suriname – bezit van de gemeente Amsterdam. In dit boek zijn ook de namen te vinden van de Amsterdamse eigenaren/rechthebbenden en de uitkeringen (de ‘compensatie’) die zij in 1863 ontvingen voor vrijverklaarde slaafgemaakten die hun eigendom waren. Zo ontving de firma Insinger en Co., bijvoorbeeld, toen f 252.000,- voor 64 slaafgemaakten van de plantage Kroonenburg. Deze en andere wetenswaardigheden zijn te lezen in het fraai uitgegeven Herengracht 526.
Roline Redmond: De Doorsons (2021)
Naast kennis over het slavernijverleden en het leven van de slaafgemaakten is er ook veel belangstelling voor het wel en wee van de directe nakomelingen van de slaafgemaakten na de afschaffing van de slavernij in Suriname. In dit verband is onlangs een zeer lezenswaardig boek verschenen van de hand van de Afro-Surinaamse cultureel antropologe Roline Redmond. Zij had in de jaren tachtig naam gemaakt met haar onderzoek naar racisme in Nederlandse schoolboeken. Ja, zij is de nicht van de bekende Surinaamse arts Sophie Redmond naar wie een belangrijke straat in Paramaribo is vernoemd. Redmond is op zoek gegaan naar haar maternale familie die bij de afschaffing van de slavernij de achternaam Doorson kregen. Voor zoveel mogelijk reconstrueert zij deze familiegeschiedenis ten tijde van en na de afschaffing van de slavernij. De titel van haar boek luidt De Doorsons met op de cover een mooie foto van Afro-Surinaamse vrouwen in hun traditionele klederdracht (zogeheten kotomisi’s). Redmond’s zoektocht heeft bijkans tien jaar geduurd en haar maternale familiegeschiedenis omspant liefst twee eeuwen. De naspeuringen werden danig bemoeilijkt omdat voorouders in alle archieven ontbreken. De slaafgemaakten waren immers niet meer dan onroerend goed. Na de afschaffing van de slavernij en na afloop van het tienjarig Staatstoezicht in 1873 moesten de Doorsons een zelfstandig bestaan opbouwen zonder eerder daartoe in staat te zijn gesteld. Dankzij de enorme werkkracht in deze familie lukte het veelal onder leiding van de vrouwen om vooruit te komen.
Redmond geeft op pagina 25 de volgende toelichting: Mijn interesse voor mijn familie is gevoed door onze drie voormoeders. Mijn overgrootmoeder Constantia Augustina Doorson, de marktvrouw, mijn grootmoeder Paulina Magdalena Wijks, de wasvrouw, en haar dochter, mijn moeder, Annette Josephine Wilson, de naaister, matriarchen uit drie generaties. De Doorson-Wijks-familie. Veel levenservaringen zijn echter verdrongen en het blijkt dat veel ouderen de jongere generaties niet wilden belasten met het hun aangedane leed. Er is ook (valse) schaamte over armoede en lijden. Redmond stelt dat meer nog dan kennis van feiten over de familie ‘hebben ze ons een sfeer doorgegeven, en wel een van verlies en van verlangen naar verbinding met verwanten. Die verlangens werden niet concreet uitgesproken, maar sluimerden op een hoge plank in een hoekje van mijn bewustzijn. Mijn moeder is het meest uitgesproken geweest in haar streven om contact te zoeken met familieleden. Zowel met de levenden als met de gestorvenen.’ De cultureel antropologe Redmond vertelt ook uitgebreid over het onderzoeksproces en de vele belemmeringen waar zij tegen aanliep. Soms zijn documenten achtergehouden of vernietigd om het pijnlijke verleden te doen vergeten.
Tessa Leuwsha: Fansi’s stilte (2015)
Het zwijgen over vroeger bij de oudere generaties Afro-Surinamers komt uitvoerig aan bod in een boek dat al in 2015 werd gepubliceerd door de schrijfster Tessa Leuwsha onder de veelzeggende titel Fansi’s Stilte. De naam Leuwsha is overigens een verschrijving van St. Lucia, het Caribisch eiland waar haar grootvader werd geboren. Hij vestigde zich in Suriname. De ambtenaar verstond de naam van het geboorteland niet goed en schreef Leuwsha als achternaam, terwijl haar grootvader de naam Prince voerde. Tessa Leuwsha vertelt hierover en onder meer over kwesties als opo yu kloro (verbeter je huidskleur) door relaties aan te gaan met lichter gekleurden en het uitschelden personen met een zwarte huidskleur (blaka tara – zwarte pek). Zij heeft na 2015 verschillende boeken gepubliceerd, zoals Parbo-Blues en Solo, een liefde alsook een uitgebreide reisgids getiteld Wereldwijzer Suriname.
Oma Fansi, officieel Fancelyne Evelyne Cummings, is de grootmoeder van de schrijfster. Leuwsha heeft tevergeefs geprobeerd haar oma te verleiden over vroeger te vertellen, vandaar de titel Fansi’s stilte. Oma Fansi bleef ongetrouwd en kreeg negen kinderen uit verschillende relaties. Het gezin leefde in de jaren dertig van de vorige eeuw in Paramaribo in armoedige omstandigheden, dicht op elkaar. Fansi had, als wasvrouw voor de blanken, weinig opleiding en stond er eigenlijk helemaal alleen voor. Om de armoede te ontvluchten, vertrokken bijna al haar kinderen in de jaren zestig naar Nederland. In 1970 vertrekt ook Fansi naar Nederland waar zij tot haar dood in 1979 is blijven wonen. Leuwsha verhaalt over de speurtocht die zij onderneemt langs allerlei archieven en geeft scherpe observaties over het dagelijkse leven Suriname en Guyana.
Marcel van Kanten: Wortelzucht (2021)
De diepe wonden die zijn geslagen in de waardigheid, het welzijn en bewustzijn vanwege de slavernij werken door in de volgende generaties nakomelingen van de slaafgemaakten. De behoefte om meer te weten over deze verzwegen geschiedenis blijft knagen. Sommigen proberen via DNA-onderzoek hun roots (wortels) te traceren om zo hun familiegeschiedenis te reconstrueren. In Suriname is echter veel raciale vermenging geweest. Vaak kwamen daaruit buitenechtelijke kinderen voort. Sommigen werden later door hun vader erkend; maar velen niet. Een van de Gemengde families in Suriname is de familie Van Kanten. Marcel van Kanten heeft zijn familieverhaal gereconstrueerd en vertelt daarover in het onlangs verschenen boek getiteld Wortelzucht, zoals hij de drang naar het traceren van de roots noemt. Marcel van Kanten blijkt af te stammen van slavenhouders, slaafgemaakten, Chinezen, Portugezen en heeft ook Indonesische roots. Hij draagt, zoals hij schrijft ‘liefst dertien etniciteiten’ in zich. Er staan mooie foto’s in zijn boek. Er is een bepaalde techniek gebruikt om de zwart-wit foto van plantage Brouwerslust (broroe) gelegen tussen de Commewijnerivier en de Cotticarivier in te kleuren. De kleurenfoto op de cover geeft een levensecht beeld van de kreek, de fiere palmbomen aan weerszijden en de mensen in witte kleding op plantage Brouwerslust.
Rihana Jamaludin: De Zwarte Lord (2009); Geheimen van het tuinhuis (2021)
Tenslotte vestigen wij de aandacht op de schrijfster Rihana Jamaludin die vanuit een ander perspectief over de nadagen van de slavernij in Suriname verhaalt. Zij is een literair talent van Hindostaans-Javaanse afkomst en heeft zich goed ingelezen in de Surinaamse geschiedenis. In 2009 kwam haar debuutroman De Zwarte Lord uit dat zich afspeelt in de negentiende eeuw. Het jaar is 1848, een woelig jaar voor de wereld met de opkomst van het socialisme, volksopstanden en de roep om vrijheid, in Europa maar ook in het Caribisch gebied. Suriname zit dicht bij het vuur met de buurlanden Frans-Guyana, waar de slavernij dat jaar nog wordt afgeschaft, en Brits-Guyana, waar al bijna 15 jaar eerder (in 1833) de slaafgemaakten vrij werden verklaard. Een centrale figuur in het boek is Regina Winter, een Brabantse gouvernante die naar Suriname gaat om een jonge plantage-eigenaar met de bijnaam De Zwarte Lord onderricht te geven. Hij is van Gemengde (witte vader en zwarte moeder) afkomst. In dit veelomvattend boek geeft Jamaludin een beeld van de toenmalige Surinaamse geschiedenis, de overweldigende natuur, de Surinaamse beschaving en de kleurrijke cultuur. Ook filosofische gesprekken, een verhandeling over flora en fauna, een liefdesverhaal en een aanklacht tegen koloniale onderdrukking en de exploitatie van slaafgemaakten komen aan bod. Jamaludin’s roman is geschreven vanuit de toplaag van de toenmalige samenleving en niet vanuit het perspectief van de slaafgemaakten. Niettemin geeft het boek een lezenswaardig inzicht in de periode van de slavernij. Helaas heeft De Zwarte Lord niet de aandacht gekregen die het verdient. Deze lijvige historische roman is fraai uitgegeven en telt 525 bladzijden, inclusief bijlage en verklarende woorden- en begrippenlijst.
Onlangs publiceerde Rihana Jamaludin wederom een zeer lezenswaardige roman, Geheimen van het tuinhuis. Het is een spannende, historische roman voor jongeren die zich afspeelt in 1870, zeven jaar na de afschaffing van de slavernij. Twee meisjes en een jongen werken in een oud tuinhuis in Commewijne aan een uitvinding. De achtergrond wordt bepaald door allerlei veranderingen die op dat moment in Suriname plaatsvinden sinds de slavernij in 1863 is afgeschaft. Ook in deze roman ligt de nadruk niet op de slaafgemaakten, maar op de zogeheten Kleurlingenelite. Behalve spannend, is de roman een zeer leerzame inkijk in de verhoudingen tussen de blanken, kleurlingen en zwarten in een periode waarin de vrijgemaakten nog hun weg zochten naar echte vrijheid. Behalve jongeren zullen ook ouderen veel baat hebben van de wijze waarop Jamaludin hen door de geschiedenis voert.
De zestienjarige Alex(andra) Belgrave groeit op als dochter van een familie behorende tot de Kleurlingenelite. Haar vader werkt als ambtenaar voor het Nederlandse gouvernement. Een leven in slavernij is haar familie door hun witte voorouder bespaard gebleven, maar toch is het toekomstperspectief van Alex beperkt. Goed onderwijs in de kolonie is geen prioriteit van de Nederlands overheid. Als meisje zal Alex nooit kunnen studeren, hoe intelligent ze ook is. Tijdens de vakantie die ze samen met haar beste vriendin Jo op plantage Het Schoone Land doorbrengt, ontmoet ze Ernst Martzil, eveneens een Kleurling. Hij werkt aan een geheime uitvinding. Alex ontdekt dit geheim, maar Ernst zit niet direct te springen om een meisje dat hem daarmee wil helpen. Hij merkt wel hoe slim en vindingrijk Alex is. Zouden Ernst en Alex met de nieuwe uitvinding hun eigen toekomst kunnen veranderen? De afloop is spannend. Het avontuur is fictie, maar Ernst – later bekend als Earnst Jan Matzeliger – is een bestaande historische figuur die in Amerika een beroemd uitvinder werd. Hij werd in 1852 in Suriname in slavernij geboren uit een blanke plantage-eigenaar en een zwarte slavin en in 1862, een jaar voor de afschaffing van de slavernij, door een zus van zijn vader in vrijheid gesteld (gemanumitteerd). De auteur besteed ook aandacht aan het verhaal van de eerste Indiërs in Suriname, nog vóór de komst van het schip Lalla Rookh in 1873. Via de Britse koloniën, met name Brits-Guyana, waren er al Indiase arbeiders in Suriname. Er kwamen ook Indiërs naar Suriname die geen arbeiders waren. In het verhaal raken de meisjes bevriend met een Indiase immigrant.
Net als in haar vorige historische roman betrekt Jamaludin uitvoerig de omringende natuur en het leven op plantages bij het verhaal. Beide boeken zijn mooie literaire producten.
Tot slot
Al met al ontstaat er een steeds scherper beeld over de slavernij in Suriname, de rol van Nederland(ers) en de ontwikkelingen direct na de afschaffing van de slavernij. Dit beeld zal met de tijd nog scherper worden door publicaties die zullen verschijnen. Nederland moet evenwel in het reine komen met zijn slavernijverleden en er is ook genoegdoening nodig. In dit verband is al een zogeheten slavernijmuseum in Amsterdam in het vooruitzicht gesteld. Een goed initiatief. Echter, als het om een gedeeld verleden Nederland-Suriname gaat moet de aandacht niet uitsluitend op de slavernij zijn gericht maar ook op de ontwikkelingen na de afschaffing van de slavernij. Het aantrekken van contractarbeiders uit Azië en de multi-etnische samenleving die in Suriname ontstond verdienen eveneens aandacht. Het is daarom van belang bij dergelijke initiatieven ook Surinaamse deskundigen te betrekken en de fouten te vermijden die bijvoorbeeld zijn gemaakt bij Suriname tentoonstelling van 2020. Toen werden Hindostanen, Javanen en Chinezen die na de Tweede Wereldoorlog de helft van de Surinaamse bevolking uitmaakten in onvoldoende mate in beeld gebracht.
Literatuur
• Brandon, P.& Bosma, U. (2019). De betekenis van de Atlantische slavernij voor de Nederlandse economie in de tweede helft van de achttiende eeuw. TSEG – The Low Countries Journal of Social and Economic History, 16(2), 5–46. https://doi.org/10.18352/tseg.1082
• Balai, Leo (2013), Het slavenschip Leusden, Deventer: Walburg Pers.
• Balai, Leo (2013/2020), Geschiedenis van de Amsterdamse slavenhandel, Amsterdam: Amsterdam University Press.
• Balai, Leo (2021), Herengracht 526, L Edam: LM Publishers.
• Redmond, Roline (2021). De Doorsons, Amsterdam: Arbeiderspers.
• Leuwsha, Tessa (2015), Fansi’s stilte, Amsterdam: Uitgeverij Augustus.
• Marcel Van Kanten, (2021), Wortelzucht, Edam: LM Publishers.
• Jamaludin, Rihana (2009), De Zwarte Lord, Amsterdam: LM Publishers.
• Jamaludin, Rihana (2021), Geheimen van het tuinhuis, Blossom Books.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname, Taal & Literatuur
Unieke collectie boeken Amsterdamse bibliotheek – Eric Kastelein
Zaterdagmiddag 4 september 2021 namen voorzitter Tanja Jadnanansing van stadsdeel Zuidoost en directeur Martin Berendse van de Openbare Bibliotheek Amsterdam (OBA) / Huis van alle Talen in de vestiging Bijlmer een unieke collectie boeken in gebruik over de Hindostaanse en Indiase kunst en cultuur. Frank Kishna van Saraswati Art-SA Uitgeverij heeft hiervoor in nauwe samenwerking met de bibliothecaris 74 titels geselecteerd. Een unicum voor een Nederlandse bibliotheek, vertelde hij in zijn inleiding. Maar het zal hier niet bij blijven. OBA maakt jaarlijks een budget vrij om nieuwe titels toe te voegen. Een initiatief dat door andere grote bibliotheken – denk aan Den Haag, Rotterdam, Almere, Zoetermeer – gevolgd kan en moet worden.
Veel belangstelling was er voor de korte lezing van emeritus professor Chan Choenni over zijn nieuwe boek Geschiedenis van Hindostanen 1873-2015, dat onlangs is verschenen bij Sampreshan/Hindorama. Hij overhandigde aan Frank Kishna een exemplaar als dank voor zijn inspanningen voor het behoud van de Hindostaanse en Indiase kunst en cultuur in Nederland. Een exemplaar van de brochure Hindostaanse contractarbeidsters in woord en beeld was er voor zangeres Nisha Krishna. Namita Mathura, jurist en bekende Odissi danseres, vertelde over haar jeugd en opgroeien in Nederland. Gevangen in een web van zwarte letters is de nieuwe roman van Ruud Chander. Hij verhaalt hierin de reis en avonturen van een contractarbeider van India naar Suriname. Later ging pandit Suraj Biere nog in op het belang van de hindoeboeken in Nederlandse bibliotheken.
De bijeenkomst werd feestelijk omlijst met verschillende optredens. Saniya Kishna speelde basuri en werd op de tabla begeleid door Aaryan Kisha. Leden van dansschool Nupur Almere en van Thaka Thimi Tha Dance School gaven een prachtig voorstelling. Later op de dag namen de topmuzikanten S. Kishna, M. Baaijens en G. Ramnath het publiek mee in de wereld van de Indiase klassieke muziek.
Foto’s: Safoera Sheik-Zahoeri
Bekijk de fotogalerie door te klikken op een foto.
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Taal & Literatuur