Centrum voor Wereldvrede in Poona (India): wetenschap en spiritualiteit gaan hand in hand

Prof.dr. Pushpita Awasthi
In Den Haag kennen we het Vredespaleis als een icoon van vrede. Wereldvrede door middel van recht. Het is de plek waar twee internationale hoven -het Permanent Hof van Arbitrage en het Internationaal Gerechtshof – De Haagsche Academie voor Internationaal Recht en een bibliotheek gespecialiseerd in internationaal recht zijn gevestigd. Het Vredespaleis werd gebouwd met een gift van de Amerikaanse filantroop Andrew Carnegie en werd in 1913 geopend. Een heel andere benadering van wereldvrede is te zien in de “World Peace Dome” (Wereld Vredeskoepel) in India. Dit monumentaal vredescentrum is tot stand gekomen door de grote toewijding en inzet van pedagoog en voorvechter van vrede prof. Vishwanath Karad, een toegewijde volgeling van de heilige Dnyaneshwara (1275–1296). De Wereld Vredeskoepel is opgedragen aan het publiek als een centrum van wijsheid, kennisverspreiding en sociale transformatie. Met zijn Sant Shri Dnyaneshwara Wereld Vredesgebedshal en de Wereld Vredesbibliotheek wordt beoogd de massa’s te onderwijzen en zo te helpen bouwen aan een harmonieuze en vredelievende samenleving. De Wereld Vredeskoepel praktiseert de filosofie van Vasudhaiva Kutumbakam– De Wereld als één Familie- Een Werelddorp (Global Village). Deze grootste vredeskoepel ter wereld staat op de campus van het Maharashtra Institute of Technology (MIT) in Poona en werd op 2 oktober 2018 geopend om de geboortedag van Mahatma Gandhi te herdenken.
Volgens prof. Pushpita Awasthi is dit vredescentrum een levende pijler van de spiritualiteit van de wetenschap of, zo je wilt, van de wetenschap van de spiritualiteit. In een Engelstalig proza The World Peace Centre Pune, India, schrijft zij onder meer het volgende.
Oeroude geest van universele mensheid
De hele wereld leeft onder de angst voor oorlogen, terrorisme en vernietiging waarmee we de laatste decennia te maken hebben. Geen mens zou ooit willen dat nucleaire rampen, zoals in Hiroshima, zich op deze aarde herhalen. Het is dringend noodzakelijk dat de positieve krachten worden gewekt, zodat de negatieve krachten die onze mooie planeet proberen te overheersen, worden weggenomen. Om wereldvrede tot stand te brengen is het nodig dat mensen wereldburgers worden met een humanistische religie door zich ertoe te zetten hun bekrompen geloofssystemen te overstijgen.
Vandaag de dag moeten we wetenschap, spiritualiteit en de daarin besloten positiviteit tot onze vitale kracht maken, zodat de wereld kan worden gered van geweld. De wereld moet dringend op zoek naar een weg van geweldloosheid, liefde en humanisme met de kwaliteiten van onbevreesdheid, onpartijdigheid, vriendelijkheid en zelfafhankelijkheid. De afgelopen tweehonderd jaar is de wetenschap gebruikt om egoïstische belangen en geweld te dienen. Om de wetenschap van deze destructieve richting te bevrijden moet zij onder de bescherming van de spiritualiteit komen en tegelijkertijd moet de spiritualiteit bevrijd worden van haar bekrompen rituelen. De bekrompenheid van de spiritualiteit kan worden weggenomen door een wetenschappelijke geesteshouding en evenzeer kunnen de ethische waarden die de wetenschap ontbeert, worden bereikt door spiritualiteit. Vrede is de basis van de ethiek van spiritualiteit.
De Indiase geest is in wezen een belichaming van de universele mensheid met vrede als de kern en heeft daarom het potentieel voor wereldwijde eenheid. De filosofie van één wereld, één cultuur is de kernidentiteit. Deze universele visie van “Bharatiyata” (Indiaas-zijn) heeft zich sinds de oudheid ontwikkeld via verschillende stromingen die hun oorsprong vinden in de Veda’s, Upanishads en de tradities van het jainisme, boeddhisme, de sanatan dharma, arya samaj, sant, islam en het christendom. Deze holistische filosofie is tot bloei gekomen in de vorm van de “World Peace Dome” in Poona. Er is een gebed van een oude wijze uit India: “O Moeder Aarde! U bent begiftigd met zovele kwaliteiten. Zoveel stemmen en talen stromen door uw hart.” Deze eenheid in verscheidenheid is de basisnatuur van de Indiase geest. Daarom is het zo natuurlijk dat het fundament van de wereldreligie gemakkelijk in India kan worden gelegd.
Moderne ontwikkelingen
De mensheid heeft de kennis van de wereld geërfd in de vorm van verschillende religies. In de huidige tijd wordt de wereld verblind door oppervlakkig materialisme. De moderne Indiase cultuur, die wordt beïnvloed door de verlangens van de elite, ontwikkelt zich snel op het paard van de communicatierevolutie. Een nieuw metropool-materialisme beheerst het wereldscenario en de waarden van het ware humanisme gaan verloren. Deze waarden kunnen worden herwonnen met de hulp van de ware Indiase geest. Mahatma Gandhi zette de kracht van het humanisme in voor de onafhankelijkheidsbeweging en bevrijdde het land te midden van complexe uitdagingen. De kracht van het humanisme is de ware kracht op elk gebied – of het nu in een natie of in de wereld is.
In het proces van de moderne evolutie, dat zich concentreert rond de ontwikkeling van machines en technologie, is de hedendaagse mens slechts veranderd in een intellectuele machine in een lichaam, gereduceerd tot een machine die weet hoe hij andere machines moet besturen. Doordat de menselijke waarden afnemen, blijft er slechts een beeltenis van de mens over, niet de echte mens.
Het is betreurenswaardig dat de moderne interpretaties van de wetenschap de kracht van de spiritualiteit hebben teruggedrongen in de oude tijden van bijgeloof. Integendeel, de waarheid is dat alleen de bewuste kracht van spiritualiteit de wetenschap kan behoeden voor haar misbruik ten behoeve van geweld en onmenselijke activiteiten. De aarde, de natuur, het universum en de kosmos zijn evenzeer onderwerpen van spiritualiteit als van wetenschap. Daarom wordt een wetenschapper die zich werkelijk met wetenschap bezighoudt, indirect ook betrokken bij de spirituele dimensie van de wetenschap.
Samenvloeiing van religie en wetenschap
Brandende vragen die voor ons liggen zijn dan ook: hoe kunnen we het humanisme en de aarde beschermen en in stand houden? Hoe de krachten te zoeken en te organiseren die in staat zijn deze waarden te beschermen? Zonder het totstandbrengen van wederzijds vertrouwen en liefde, zonder het grondvesten van de niet-verdelende kracht van het humanisme, is er nauwelijks hoop voor het overleven van de mensheid.
De Wereld Vredeskoepel op de MIT World Peace University is een levende belichaming van de zowel wetenschappelijke als spirituele prestatie van prof. Vishwanath Karad. Deze grootste en unieke koepel ter wereld is geïnspireerd door de wetenschappelijke, spirituele en religieuze waarden van de mensheid. U kunt de stemmen van alle stichters van alle religies van de wereld in de koepel horen, zoals de eerste preek van Boeddha gehouden in Sarnath. Tegelijkertijd helpen de beelden van wetenschappers in deze koepel ons om de samenvloeiing van wetenschap en religie te zien. De kern van alle religies is hier voelbaar in de vorm van humanisme en vrede. Alle uiterlijke scheidingen zijn oppervlakkig. Vrede staat centraal in alle religies van de wereld. Het chanten van Shanti (vrede) is een onderdeel van het hindoeïsme. Moslims begroeten met Assalamualaikum (Vrede zij met u). Christenen zeggen “Genade zij met u.”
Het algemene effect van deze enorme en unieke koepel is dat het individu moeiteloos voorbij alle dualiteiten wordt getranscendeerd en een realisatie van een diepe vrede ervaart. Alleen het individu dat innerlijke vrede realiseert, kan een ware verbreider van vrede in de wereld zijn.
De veertig jaar toegewijde dienst van prof. Karad heeft aangetoond dat in een spiritueel land als India een wetenschappelijke benadering nodig is, gekoppeld aan spirituele wijsheid, zodat spiritualiteit wordt bevrijd van haar enge rituelen en tegelijkertijd de wetenschap de geest van geweldloosheid krijgt. Beide krachten zullen helpen bij het bereiken van het doel van wereldvrede. Dit is waarschijnlijk het enige epicentrum van universele wetenschappelijkheid, spiritualiteit, en humanistische religiositeit.
Prof. dr. Pushpita Awasthi is verbonden aan de World Peace Dome als Wereldambassadeur. Zij is onder meer ook voorzitter van de Hindi Universe Foundation Nederland. Zij is tevens schrijfster en dichteres. Zij heeft een aantal jaren in Suriname gewerkt als diplomaat op de Indiase ambassade en heeft in India boeken gepubliceerd met proza en poëzie over Suriname. Haar werk heeft een spirituele uitstraling met veel aandacht voor mens en natuur.
Website Prof. dr. Pushpita Awasthi: https://pushpitaawasthi.in/
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, NIEUWS, Religie & Levenswijze
Centre for World Peace in Pune (India): science and spirituality go hand in hand

Prof. Dr. Pushpita Awasthi
In The Hague, we know the Peace Palace as an icon of peace. World peace through law. It is the home of two international courts – the Permanent Court of Arbitration and the International Court of Justice – the Hague Academy of International Law and a library specialised in international law. The Peace Palace was built with a gift from the American philanthropist Andrew Carnegie and opened in 1913. A very different approach to world peace can be seen in the “World Peace Dome” in India. This monumental peace centre was built through the great dedication and commitment of educator and peace advocate Prof. Vishwanath Karad, a devoted follower of Saint Dnyaneshwara (1275-1296). The World Peace Dome is dedicated to the public as a centre of wisdom, knowledge dissemination and social transformation. With its Sant Shri Dnyaneshwara World Peace Prayer Hall and the World Peace Library, it strives to educate the masses and help build a harmonious and peaceful society. The World Peace Dome practices the philosophy of Vasudhaiva Kutumbakam -The World as One Family- A Global Village. This largest peace dome in the world is located on the campus of Maharashtra Institute of Technology (MIT) in Pune and was inaugurated on 2 October 2018 to commemorate the birth anniversary of Mahatma Gandhi.
According to Prof. Pushpita Awasthi, this peace centre is a living pillar of the spirituality of science or as one can say, the science of spirituality. The following is taken from a prose she wrote about the World Peace Dome.
The ancient Indian spirit
The entire globe is living under the fear of wars, terrorism and destruction which the world has been facing during the last many decades. No human would ever want that the nuclear disasters such as that happened in Hiroshima are ever repeated on this earth. There is an urgent need for the positive forces to be awakened so that the negative forces trying to dominate our beautiful planet are removed. In order to establish world-peace it is required for people to become the global citizens with humanistic religion by transcending their narrow belief systems.
Today we need to make science, spirituality and its positivity as our vital force so that world can be saved from the calamities of violence. The world needs to urgently look for a path of non-violence, love and humanism with the qualities of fearlessness, impartiality, friendliness and self-dependence. For the past two hundred years science has been used to serve selfish interests and violence and in order for science to be free from this destructive direction it needs to come under the shelter of spirituality and at the same time spirituality needs to be free from its narrow rituals. The narrowness of spirituality can be removed through a scientific mind-set and it is equally true that the ethical values that science is lacking can be achieved through spirituality. Peace is the basis of the ethics of spirituality.
Universal brotherhood is born in the womb of the Indian spirit. The philosophy of one world, one culture is its core identity. This universal spirit of “Bharatiyata” (Indian-ness) has evolved since ancient times through various streams originating from the Vedic, Upanishadic, Jain, Bauddha, Sanatan, Arya Samaj, Sant, Islamic and Christian traditions. This holistic philosophy has flowered in the form of “World Peace Dome” in Pune. There is a prayer of an ancient sage of India: “O Mother Earth! You are gifted with so many qualities. So many voices and languages flow through your heart.” This unity in diversity is the basic nature of the Indian spirit. That is why it is so natural that the foundation of the World-Religion can be easily laid in India. Here lies the true identity of the spirit of India.
Modern evolution
Humanity has inherited the knowledge of the world in the form of various religions. In current times the world is dazzled by the superficial materialism. The modern Indian culture which is being influenced by the elite desires is fast developing by riding the horse of communication revolution. A new metropolis materialism is dominating the global scenario and the values of true humanism is getting lost. This values can be regained with the help of the true Indian spirit.
In the process of modern evolution which is centred around the development of machines and technology, contemporary humans have merely turned into intellectual machines embodying bodies. Today’s human is reduced into a machine which knows how to drive other machines. Human values are diminishing rapidly. Therefore he remains only as an effigy of humans, not the real human.
It is unfortunate that the modern interpretations of science has pushed the power of spirituality back into the old ages of superstitions. On the contrary the truth is that the conscious power of spirituality alone can save science from its misuse for the cause of violence and inhuman activities. Earth, nature, universe and cosmos are as much the subjects of spirituality as of science. Therefore when a scientist truly engages in a scientific pursuit he also indirectly gets associated with the spiritual dimension of science.
Confluence of science and religion
So these are the burning questions in front of us: how to protect and conserve humanism and the earth? How to search for the forces and organize them which are able to protect these values? Without establishing mutual trust and love, without founding the non-divisive power of humanism, there is hardly any hope for the survival of global humanity.
The great dome of Saint Jnaneshwara at the MIT World Peace University is a living embodiment of the scientific as well as spiritual accomplishment of Prof. Vishwanath Karad. Moral values of a structure is the source of limitless power whether in the field of science or spirituality. The source of such a power is based on truth and morality.
This is a biggest unique dome in the world inspired by the scientific, spiritual and the religious values of humanity. You can hear the voices of all the founders of all the religions of the world in the dome. The voice of the first sermon of the Buddha given in Sarnath can be heard here. At the same time the images of scientists in this dome help us to see the confluence of science and religion. The core of all religions can be felt in the form of humanism and peace here. All outer divisions are superficial – this can be realized here. Chanting of Shanti mantra is part of Hinduism. Muslims greet with “Assalamualaikum” which literary means “Peace be upon you”. Christians say, “Grace be unto you…”. Therefore peace is central to all the religions of the world.
The overall impact of this huge and unique dome is that the individual is effortlessly transcended beyond all dualities and there is a realization of a deep peace. Only that individual who realizes peace within can be a true propagator of peace in the world.
The forty years of dedicated service of Prof. Karad has shown that in a spiritual country like India scientific approach coupled with spiritual wisdom is necessary so that spirituality is freed from its narrow rituals and at the same time science gets the spirit of non-violence. Both the forces are going to help in achieving the goal of world-peace. This is probably the only epicenter of universal scientificness, spirituality, and humanistic religiosity.
Prof. Dr. Pushpita Awasthi is associated with the World Peace Dome as World Ambassador. She is a.o. also President of the Hindi Universe Foundation, the Netherlands. Furthermore, she is a writer and a poet. She worked in Suriname for a number of years as a diplomat at the Indian Embassy and published books of prose and poetry about Suriname in India. Her work has a spiritual aura with much attention to people and nature.
Website Prof. Dr. Pushpita Awasthi: https://pushpitaawasthi.in/
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, NIEUWS, Religie & Levenswijze
Het zoeken en vinden van roots in India: beperkingen en mogelijkheden – Prof. Chan Choenni

Prof. Chan Choenni
De laatste jaren gaan steeds meer Hindostanen uit Nederland naar India om hun zogeheten roots te zoeken. Anderen hebben het voornemen hiertoe en zijn naarstig op zoek naar achtergrondgegevens van hun voorouders. Af en toe word ik gebeld en/of ontvang ik e-mails of whatsapp berichten met het verzoek om informatie te verstrekken over relevante historische gegevens. De meeste geïnteresseerden (b)lijken evenwel niet over voldoende achtergrondgegevens te beschikken om hun roots te kunnen traceren, laat staan eventueel hun familie in India te vinden. Sommigen hebben enkele achtergrondgegevens over hun (over)grootouders verzameld. Anderen hebben tevens ‘verhalen’ gehoord van en/of over hun voorouders wat betreft hun achtergrond en de redenen om naar Suriname te emigreren. Maar in de meeste gevallen hebben de (over)grootouders weinig of niets verteld over hun achtergrond. Ook vanuit Suriname is er veel belangstelling om de roots te vinden en familie van de (over)grootouders in India te achterhalen. Een reis vanuit Suriname naar India is echter duur en slechts weinigen zijn in staat zich een reis en verblijf in India te veroorloven.
Wat betreft de emigratieredenen werd vroeger soms volstaan met het verhaal over emigratie naar Sri Rám: het land van de heilige God Rámá. De naam Suriname werd op deze wijze uitgesproken door sommige illegale wervers (arkáthiyá’s) in India. Er werd de beoogde emigranten voorgehouden dat in het land van Rámá veel geld kon worden verdiend. Er zou ook zijn beweerd dat men uit gouden schalen zou eten en uit gouden bekers drinken. Het is inmiddels genoegzaam bekend dat deze zogeheten mythe van misleiding (Bharmái deis) vaak diende als rationalisatie achteraf. Er bleken namelijk uiteenlopende redenen te zijn om contractarbeid te verrichten voor vijf jaar in een ver land. Deze varieerden van armoede en onderdrukking tot familieruzies. Voorts bestond er een uitgekiend systeem van werving en selectie, opvang en voorbereiding van de maandenlange zeereis. De meeste Hindostaanse contractarbeiders waren van plan om na vijf jaar contractarbeid in Suriname en met medeneming van het gespaarde geld terug te keren naar India. Ruim een kwart heeft dat ook daadwerkelijk gedaan, maar de meerderheid heeft zich gevestigd in Suriname vanwege de mogelijkheden op een betere toekomst.

De meerderheid van de Hindostaanse contractarbeiders was afkomstig uit de Noord-Indiase staat Uttar Pradesh; in het bijzonder van het oostelijk deel grenzend aan de staat Bihar.
Een andere reden voor het ontbreken van voldoende achtergrondgegevens was doorgaans het zwijgen van de voorouders over hun emigratie. Het was ook niet gebruikelijk in de toenmalige verhoudingen binnen de Hindostaanse gemeenschap dat (klein)kinderen hun (groot)ouders konden bevragen over hun verleden. Ook mochten kinderen zich niet de buurt van de Hindostaanse contractarbeiders ophouden om zo naar hun onderlinge gesprekken te luisteren. Het is dan ook jammer dat veel ’verhalen’ van de Hindostaanse contractarbeiders niet schriftelijk zijn vastgelegd en verloren zijn gegaan.
Het traceren van de roots en het vervolgens opsporen van familie in India blijkt daarom zeer lastig. Ik noem tien redenen die deze zoektocht vanwege ontoereikende gegevens bemoeilijken. Ik sta daarna uitgebreid stil bij één geval waar met succes de roots zijn getraceerd en er zelfs intensief contact is met de gevonden familie. Vervolgens geef ik enkele voorbeelden van personen die relaties onderhielden met hun familie dan wel hun familie -na lang zoeken- hebben gevonden in India. Tot slot wordt het belang van kaste en regio in India behandeld.
Ontoereikende achtergrondgegevens
Ruim 20 jaar geleden kwam een zogeheten database beschikbaar over de Hindostaanse contractarbeiders met hun achtergrondgegevens. Deze Hindostaanse database is te raadplegen bij het Nationaal Archief in Nederland en het Nationaal Archief in Suriname. Deze database is ook digitaal toegankelijk (zie www.Gahetna). Het voorwerk is gedaan door de historici Sandew Hira en Maurits Hassankhan die in 1998 ook een namenboek hebben gepubliceerd met enkele achtergrondgegevens van Hindostaanse contractarbeiders. Als men beschikt over het registratienummer -dat is hetzelfde als het contractnummer- van de contractarbeiders dan zijn de namen van de schepen en het jaar van aankomst in Suriname alsook andere gegevens te traceren. Ook de laatste woonplaats in India (dorp of stad), de opgegeven naam en vaak de (geslachts)naam alsook de jaartallen van de contractperiode en de plantage zijn meestal vermeld op het registratieformulier van de betreffende contractarbeider. Deze informatie is terug te vinden in de Hindostaanse database. Helaas zijn de achtergrondgegevens van ongeveer een kwart van de contractarbeiders verloren gegaan. De namen van de schepen waarvan de gegevens verloren zijn gegaan, zijn ook terug te vinden in de Hindostaanse database alsook de bijbehorende registratienummers. Deze staan ook vermeld in het boek van C. Choenni uit 2021 getiteld Geschiedenis van Hindostanen (zie: pagina 307). Maar de informatie achter de registratienummers is in deze gevallen helaas niet te achterhalen.
- De achtergrondgegevens in de Hindostaanse database zijn vaak niet compleet of kunnen onjuistheden bevatten. Met de beschikbare gegevens komt men echter een heel eind, indien men beschikt over het registratienummer. Dit registratienummer bestaande uit één of twee letters en een cijfer staan vermeld in de zogeheten (oude) familieboekjes. De letters staan voor de naam van het schip en het nummer voor het contractnummer van de betreffende contractarbeider. Soms zijn de namen van personen of dorpen evenwel verkeerd gespeld. Bovendien komen sommige dorpsnamen voor in verschillende staten van India.
- Op grond van de aangenomen familienaam kan men vaak geen familie in India traceren. Velen die het eerdergenoemde namenboek raadpleegden zijn dan ook teleurgesteld, omdat zij hun familienaam niet zijn tegengekomen. Vanaf 1916 werden Hindostanen in Suriname in de gelegenheid gesteld om een geslachtsnaam (familienaam) en een voornaam te kiezen. De expert van de Hindostaanse immigratie pater De Klerk vermeldt in 1953:
als regel leidt het personeel van het Immigratie-Kantoor het daarheen, dat een man zijn register naam (doorgaans op zich voornaam) als geslachtsnaam aanneemt en de naam van zijn vader als voornaam (zie verder: C.J.M. De Klerk (1953), De Immigratie der Hindostanen in Suriname, pagina’s 182-184).
Dat wil zeggen dat velen een familienaam hebben die de voornaam was van de naamgever (de contractarbeider). Veel Hindostanen hadden toentertijd geen haast om een familienaam te kiezen. Het zou tot ongeveer 1950 duren alvorens vrijwel alle Hindostanen een familienaam hadden laten registreren. - Voorts hebben sommigen niet de naam van de paternale kant, maar van de maternale kant als familienaam. Tevens is sprake van verschrijving van namen. Bepaalde contractarbeiders hebben valse namen aangenomen om niet teruggevonden te worden door de familie die zij stiekem hadden verlaten om te kunnen emigreren. Er bestaan ook geconstrueerde familienamen (zie verder: C. Choenni, Het ontstaan van Surinaamse familienamen, Hindorama.com). Daarom zijn veel namen niet de originele namen die deze contractarbeiders in India hadden.
- Sommige familienamen zijn veelvoorkomend, zoals namen afgeleid van de geboortedag): Boedhoe / Budhu (woensdag) of Soekhoe/Sukhu (vrijdag). Anderen hebben familienamen die refereren aan plaatsnamen, zoals Brindaban, Mathoera/Mathura, Ganga, Ajodhia of Hardwar/Hardoar. Het is vrijwel onmogelijk om uitsluitend op grond van dergelijke familienamen de roots en familie in India te traceren.
- Een deel van de familienamen met de naam of achtervoegsel Sing(h), Khan of Ali zijn dermate algemeen dat het ook lastig is om een familierelatie te traceren. Dat geldt ook voor aangenomen toevoegingen of namen -veelal Brahmaanse namen- als Panday, Tewari, Sharma, Misier/Mishre, Sukul of Dube. Voor personen met veel voorkomende familienamen als Ramlal of Narain is het ook heel lastig om de roots te traceren op grond van deze familienaam. Vaak blijkt dat in Suriname velen die deze vaak voorkomende familienamen hebben niet dezelfde (over) grootouders hebben. In India komen trouwens deze familienamen veelvuldig voor.
- In India zijn in de loop der tijd veel dorpsnamen en plaatsnamen veranderd. Sommige dorpsnamen waren bij de inschrijving van de Hindostaanse contractarbeiders verkeerd geschreven. Ook zijn families in India door de tijd heen vaak verhuisd. Voorts was de bevolkingsadministratie in India niet volledig. Deze is over het algemeen nog steeds niet makkelijk toegankelijk.
- Om in India de roots te traceren is vaak de kaste belangrijker dan de familienaam. Een deel van de kaste van Hindostaanse contractarbeiders is wel opgeschreven en in de Hindostaanse database te vinden. Maar soms is gewoon ‘hindoe’ of ‘geen kaste’ vermeld. Bij moslims staat gewoon ‘moslim’ vermeld. En het is ook voorgekomen dat de kaste bij inschrijving is gewijzigd.
- Het zoeken naar de roots via Indiase netwerken, experts of bureaus blijkt doorgaans problematisch. Vaak wil de zogenaamde expert gewoon geld verdienen zonder dat een garantie bestaat dat de roots kunnen worden getraceerd. Tevens blijkt dat bepaalde Indiërs graag een familierelatie willen om economische voordelen en contact te hebben met Hindostanen in Nederland en in Suriname.
- Tenslotte dunt het aantal levende personen wiens ouder(s) als contractarbeider(s) uit India zich in Suriname hebben gevestigd sterk uit. Bij de overgrote meerderheid van de Hindostanen gaat het thans om hun grootouders en in de meeste gevallen om één of meerdere (bet)overgrootouders. Uitgaande van het jaar van vertrek uit India en gerekend vanaf 2022 gaat het om een tijdbestek van minimaal 105 jaar geleden en maximaal zelfs 148 geleden. Het laatste schip (het stoomschip Dewa) met Hindostaanse contractarbeiders vertrok namelijk in 1916 naar Suriname en het eerste schip vertrok in 1873 (het zeilschip Lalla Rookh). Er ligt een periode van 43 jaar daartussen. Indien de terugkeerders onder de Hindostaanse contractarbeiders worden betrokken dan is het ruim 100 jaar geleden. Het laatste schip (het stoomschip Sutlej) vertrok in 1921 uit Suriname met 886 terugkeerders naar India. Daarna zijn heel kleine aantallen via Brits-Guyana naar India vertrokken. Zij betaalden hun eigen terugreis en meestal betrof het oudere mannen die naar India ging om daar te sterven. Met het verstrijken der jaren van de aankomst van Hindostaanse contractarbeiders in Suriname en het vertrek naar India wordt het lastiger om op grond van mondeling overgeleverde informatie en herinneringen de roots te traceren.
Verhaal van familie Jipat
Ondanks deze beperkingen is het enkelen gelukt om hun familie terug te vinden. Een vermeldenswaardig geval vormt de familie Jipat, in het bijzonder mevrouw Padma Ratan-Jipat. Zij is geboren in 1943 in het district Nickerie en woont in Nederland. Padma is de paternale kleindochter van contractarbeider Paltoo Jipat (registratienummer Ji/1427) die in 1907 met het stoomschip Indus I arriveerde in Suriname. Paltoo werd tewerkgesteld op plantage Waterloo in het district Nickerie. Padma heeft haar ájá (paternale grootvader) goed gekend. Gelukkig waren naast zijn registratienummer ook enkele andere achtergrondgegevens bewaard gebleven, zoals de naam van het dorp en de naam van de politiepost in de staat Bihar waar Paltoo uit afkomstig was. Haar ájá gaf haar les in het Hindi en beschermde haar tegen het strenge optreden van haar ouders. Zij bleef daarom ook na zijn overlijden interesse houden in haar roots in India, evenals haar oudere broer. Hij is met de gegevens over de dorpsnaam en naam van de politiepost in 1993 naar India gegaan. Hij heeft de staat Bihar bezocht en het dorp Eraura van hun ájá kunnen vinden. Dit dorp ligt ongeveer 30 kilometer verwijderd van de hoofdplaats Arrah, die ook bekend staat als Ara van het district Bhojpur.

Veel Hindostanen zijn geëmigreerd vanuit het oostelijk deel van de staat Bihar.
Ten westen van de hoofdplaats Patna ligt het district Bhojpur en daarnaast het district Buxar. Dit district grenst van het district Balia dat in de staat Uttar Pradesh is gelegen. Vroeger werd het gebied ten westen van Patna Shahabad genoemd. Uit het gebied Shahabad zijn relatief veel Hindostaanse contractarbeiders afkomstig. In 2006 noemde de Indiase regering Bhojpur een van de 250 meest achtergebleven districten van het land (op een totaal van 640 ). De taal in dit gebied is het Bhojpuri en afgeleid van de naam Bhojpur. Bhojpuri is de belangrijkste brontaal van het Sarnámi (-hindi), waardoor Sarnámi sprekers goed kunnen communiceren met Bhojpuri sprekers.
Bij zijn bezoek aan het dorp van de familie kwam de broer van Padma te weten dat hun ájá was getrouwd, maar geen kinderen had. Hij had twee broers en kleinkinderen van één van de broers wonen in dit dorp. Men kende het verhaal over Paltoo, die werk was gaan zoeken in de stad Arrah en nooit meer teruggekeerde in het dorp. De broer van Padma werd echter geconfronteerd met zoveel schrijnende armoede in het dorp Eraura, dat hij de ontmoeting voor de familie heeft verzwegen. Hij heeft geld gegeven aan de getraceerde familie, maar verder geen contact met hen onderhouden.
Brief uit Bihar
In 2003 bezocht Padma de Hindi wereldconferentie die in Paramaribo werd gehouden. Zij gaf toentertijd Hindi-les aan kinderen in Nederland. Zij ontmoette tijdens deze wereldconferentie een groep afgevaardigden uit de staat Bihar in Paramaribo. Zij nam hen mee naar haar woning in Suriname.

Contractarbeider Paltoo Jipat.

Het ouderlijk huis van Paltoo in het dorp Eraura.
Daar is toen gesproken over haar roots en deed zij het verzoek om haar te helpen haar roots te traceren. Alle beschikbare gegevens over haar ájá werden uitgewisseld. In 1998 was het eerdergenoemde namenboek verschenen over de Hindostaanse contractarbeiders en daarin waren meer gegevens beschikbaar gekomen over Paltoo Jipat. Er werd aan Padma beloofd dat men op zoek zou gaan naar informatie in het dorp Eraura en de familie van haar ájá. Dat haar broer de roots had gevonden, was toen nog niet bekend. Na een half jaar ontving Padma een brief in het Hindi uit het dorp Eraura. In de brief werd informatie over haar ájá en zijn familie vermeld. In de brief werd ook vermeld dat haar broer daar was geweest. Zij trok dit na bij haar broer en toen wist zij dat het een en ander klopte. Er werd vermeld dat de moeder van Paltoo jarenlang had gewacht op haar zoon en dagelijks voor haar huis had zitten treuren. Eén verhaal was dat Paltoo was ontvoerd en ergens naar toe verbannen. Een ander verhaal was dat Paltoo een yogi was geworden. Als er yogi’s naar het dorp Eraura kwamen, klampte zijn moeder hen aan. Uit verdriet is zij doodgegaan, maar het verhaal over de verloren zoon Paltoo ging niet verloren. De briefschrijver was Ramnaumi, een kleinzoon van een broer van Paltoo. Padma kwam met hem telefonisch in contact met hulp van een van de afgevaardigden. Er was toen geen telefoon in het dorp Eraura. Ramnaumi moest naar het grotere dorp Dularpur om te telefoneren. Nadat er over en weer veel werd gecommuniceerd, besloot Padma met haar toenmalige partner Dien Sardjoe om in 2005 het dorp Eraura te bezoeken en de familie te ontmoeten.
Bezoek dorp Eraura
In India aangekomen reisden Padma en Dien naar de hoofdstad Patna. Daar werden zij ontvangen door familieleden en enkele dorpelingen. Zij reisden naar de hoofdplaats Arrah waar ze een paar dagen logeerden. Daarna vertrokken ze gezamenlijk naar het dorp Eraura. In het dorp werd Padma met veel ceremonieel ontvangen. Iedereen noemde haar phuwá (zus van vader) en zij scandeerden de naam Paltoo, de voornaam van haar ájá.

Padma met drie vlaggen wordt in 2005 ontvangen op het vlieghaven Patna.
Padma en Dien waren echter geschokt door de erbarmelijke armoede die zij aantroffen in het dorp. Zij besloten toch in het ouderlijk huis te logeren. Padma heeft met sári’s (Indiase kleding voor vrouwen) en stokken op het erf van haar ájá een badhok ingericht. Er was geen wc en het huis had een pairá (rieten) dak. Alles was primitief. De vrouwen droegen sluiers en kwamen nauwelijks uit hun huisjes. Ze leefden als het ware in het donker. Padma vertelt dat de sfeer haar deed denken aan haar jeugd in Nickerie. Zij herkende de saamhorigheid zoals die vroeger in Suriname bestond. Zij liet de eerste dag het voorgeschotelde eten vanwege infectiegevaar staan en at alleen fruit. De dorpelingen aten alleen rijst met een heel klein beetje toespijs. Er was ook watertekort. Padma bleef een tijdje in het dorp logeren. Zij spoorde de vrouwen aan om actiever te worden en bijvoorbeeld alles op te ruimen en schoon te maken rondom hun huizen. Dien sprak uren met de oudere mannen.

Padma met dorpelingen van het dorp Eraura.
Padma vertelt verder: Ik spreek hun taal goed, het Bhojpuri. Overal werden wij door de kinderen oom en tante genoemd. Ik heb ook een lezing gegeven aan de universiteit van Patna over vrijwilligerswerk. Ik heb uitgelegd dat wij dit werk uit onszelf doen en geen subsidie hebben. Ik heb aangegeven dat je zelf actief moet zijn om vooruit te komen. Ze hebben daar een tekort aan ideeën. Op een gegeven moment zei iemand dat ik uit Europa kom en geen armoede ken en dus hun armoede niet kon begrijpen. Wel: ik heb daar met felheid gesproken! Ik heb hun verteld dat ik ook armoede heb gekend in Suriname. Ik had maar twee jurken. Als het regende werd je jurk nat. Mijn náni (maternale grootmoeder) was overleden. Ik heb niet mee kunnen gaan naar de begrafenis omdat mijn beide jurken nat waren. Ik heb geprobeerd om boven de chulhá (lemen kookoven) mijn jurk te drogen, maar het lukte niet omdat het vochtig was in de grote regentijd. Het enige verschil met Bihar was dat in Suriname Hindostanen allemaal een stuk grond hadden en eigen huisje en toilet op het achtererf. In Bihar was toen nog steeds alles heel onhygiënisch; men ging gewoon naar het veld om hun behoefte te doen. Ik was helemaal vermagerd toen ik terugkwam naar Nederland.

Padma bij de waterpomp die is aangelegd.
Waterpompen
Padma en Dien zijn daarna verschillende keren naar India geweest en naar het dorp Eraura om de dorpelingen te helpen. Zij hebben de Hindostaanse stichting Apna Dasi (eigen dienstbaarheid) die was opgericht door een actieve Hindostaanse vrouw die bekend stond als Mataji, gereactiveerd. Deze inmiddels overleden mevrouw Mangal woonde in Den Haag en was actief in ASAN (Arya Samaj Nederland). Mataji hielp met hulp uit Nederland arme mensen in Bihar. Zij had al een waterpomp cadeau gedaan aan een dorp. Maar zij was tijdens een van haar bezoeken aan Bihar in de stad Arrah beroofd. Padma en Dien hebben op verzoek van de dorpelingen van Eraura besloten om waterpompen aan te leggen. Namens deze stichting hebben zij geld ingezameld en aangevuld met eigen geld. Ze besloten hiermee 15 waterpompen te laten aanleggen. Zij wisten dat ze voorzichtig moesten zijn in Bihar en zelf alles moesten kopen alsook ter plekke toezicht houden. De waterpompen werden toentertijd handmatig aangelegd en de dorpelingen moesten meehelpen om de kosten te drukken. Later werden er nog eens 10 waterpompen aangelegd bij scholen. De kinderen hadden op school nauwelijks water en onderweg was er geen water. Padma vertelt dat zij aan haar eigen jeugd moest denken toen zij naar school ging. Er was toen in haar dorp in Nickerie geen elektriciteit. ‘s Avonds moest zij op haar buik liggen om bij het schijnsel van een olielamp boeken te lezen. Overdag moest zij helpen met het huishouden.

De vader van Padma, zoon van contractarbeider Paltoo Jipat, die politieagent werd in Nickerie.
Padma heeft haar neef Ramnaumi geadopteerd als haar zoon en hem ondersteund met het betalen van schoolgeld en het aanschaffen van een bromfiets. Telkens wanneer ze naar India ging en Eraura bezocht, nam zij allerlei spullen en gereedschappen mee. Bijvoorbeeld harken om bladeren op te vegen. Zij heeft de dorpelingen geïnstrueerd om de omgeving schoon te houden. Zij heeft ook een kleine guesthouse en toilet ingericht om daar te kunnen logeren. Ze heeft ook zaden meegenomen en de vrouwen geleerd verschillende groenten te planten en ook delen van de erven af te rasteren zodat kippen niet overal liepen, ook in de huizen. Zij heeft tevens banken laten maken waar ze op kunnen zitten in plaats van op de grond. De dorpelingen accepteerden alles wat ze aan hen opdroeg.
Wensdroom
De laatste jaren is Padma vanwege de coronapandemie niet naar India geweest. Zij heeft nu echter whatsapp contact met Ramnaumi, die na 17 jaar een volwassen man is geworden. Zij belt hem vrij regelmatig en is op de hoogte dat er veel ten goede is veranderd in het dorp Eraura. Mede door het beleid van Premier Narendra Modi zijn er openbare toiletten geplaatst. De vrouwen zijn actiever geworden en ook beter geschoold. Padma vertelt:
Ik denk bijna elke dag aan Bihar en het dorp Eraura. Ik wil in november 2022 weer naar India en het dorp Eraura bezoeken. ik heb genoeg geld gespaard om de dorpelingen te ondersteunen. Ik verlang heel erg ernaar om het dorp en de dorpelingen weer te zien. ik ben straks bijna 80 jaar. Ik zou graag iemand mee willen die alles van mijn bezoek op een camera kan vastleggen. Het is straks 150 jaar Hindostaanse immigratie in 2023. Kan misschien een Hindostaanse televisieploeg mee om alles vast te leggen? Dat is mijn sapná (wensdroom).

De áji (patenale grootmoeder) van Padma geboren in India.

Padma bij de politiepost in Kanpur op zoek naar roots van haar áji.
Padma heeft ook gepoogd de roots van haar áji (paternale grootmoeder) in India te traceren. Zij was afkomstig uit de stad Kanpur (Cawnpur) en ook de naam van de politiepost en het jaar van vertrek (in 1907) zijn bekend. Padma heeft de politiepost in Kanpur bezocht in Uttar Pradesh en heeft in het Hindi gesproken met de politieagenten. De vriendelijke politieagenten hebben onderling een beetje gelachen en zeiden dat Kanpur een miljoenenstad is. De mensen kennen niet eens hun buren en er is veel verhuizing in Kanpur. Ze lieten haar weten dat een persoon die meer dan honderd jaar geleden uit Kanpur is vertrokken niet is te traceren. Padma heeft zwaar teleurgesteld daarom deze zoektocht gestaakt. Ze koestert de herinneringen aan haar áji. Zij heeft verschillende liederen, zoals sohars (doopliederen; zie www.hamár Sarnámi Bhásá) van haar geleerd. Zij zingt zelf veel en zegt dat zingen helpt om leed te verwerken. Dat is beter dan te zitten treuren. In India vroeg men haar vaak om het lied Kalkattá se jhutá jaháj (het schip vertrok uit Calcutta) te zingen. Padma vertelt dat zij de kinderen van Eraura veel liederen heeft geleerd; ook enkele Hindostaanse liederen en zij hebben samen veel gezongen.

Dien en Padma in het dorp Eraura bij een plakkaat van haar vader, de politiegent Paltoo geboren in Suriname.
Andere familiecontacten
Ook andere Hindostanen hebben hun roots en hun familie in India gevonden. Sommigen hadden contacten behouden en hadden de mogelijkheden om India te bezoeken. De paternale grootvader van de financieel expert Amresh Tewarie was vanwege een familieruzie naar Suriname geëmigreerd. Hij was afkomstig uit de stad Agra in Uttar Pradesh. Hij had via brieven het contact onderhouden en Amresh Tewarie bezoekt de familie als hij in India is. De bekende en rijke pandit Jagdew Paragh had ook contact met de familie in India behouden. Hij was grootgrondbezitter en had een bioscoop aan de Indra Gandhiweg (Pad van Wanica). Hij heeft in India herhaaldelijk donaties gedaan. Zo heeft hij een grote donatie gedaan aan de bouw van een hindoetempel in India. Zijn naam staat op een plakkaat. Hij heeft overigens ook het aan de Dr. S. Redmondstraat gevestigde crematorium in Suriname gefinancierd (het Jagdew Paragh Crematorium). Anderen is het na een lange zoektocht gelukt om de roots de traceren in India (zie voor een overzicht: Sandew Hira, Terug naar Uttar Pradesh, 2000). Zo vond de taalkundige en Sarnámi pionier Moti Marhé zijn roots -hij kende de naam van het dorp van zijn paternale grootvader- na lang zoeken. Overigens bleek dat Marhé een bijnaam was van zijn grootvader. Hij heeft contact met zijn Indiase familie behouden. De voormalig ambassadeur van Suriname Evert Gonesh (voorheen Azimullah) beschikte ook over de naam van het dorp van zijn maternale grootvader. Het lukte hem het dorp te vinden. Er bestond ook een brief van de familie waarin men om geld vroeg. Hij heeft een familielid 100 Amerikaanse dollars in het dorp Ameethi gegeven in 1986. Het contact is echter verwaterd.

Enthousiaste dorpelingen die ook op de foto willen.
De familie Wazir beschikte over een foto van enkele Indiase familieleden in Suriname die was meegenomen uit India. Jozef Wazir, de bandleider van de bekende Veena Orchestra die in 1958 was opgericht heeft de familie gevonden. De documentairemaker Ruben Wazir heeft een ontmoeting van zijn familie gefilmd. De foto’s in India en uit Suriname werden met elkaar vergeleken. Hij vertelt dat zijn familie in India zeer behoudende moslims zijn. ‘De vrouwen zijn gesluierd en ik ben dankbaar dat mijn dádá (paternale grootvader) de beslissing heeft genomen om naar Suriname te gaan. In Suriname hebben ze een veel beter leven gekregen dan in India’, aldus Ruben Wazir.
Een bijzonder voorbeeld is Ghaseeta Ramsahai die in 1914 als vierjarige jongen met zijn vader Persadi naar Suriname kwam. Ramsahai is met zijn dochter Norine in 2000 naar India op zoek gegaan naar zijn roots. Zij hebben wel het dorp teruggevonden, maar geen familie gevonden. Zijn verhaal is verfilmd en uitgezonden op de Nederlandse televisie door de VPRO. Norine Ramsahai raakte echter zo begaan met de dorpsbewoners dat zij 38 naaimachines heeft meegenomen in 2018 voor de weduwen van het dorp. Zij had geld via familie en vrienden ingezameld om deze naaimachines te bekostigen (zie: Volkskrant, 16 maart 2022).

Hindostaanse contractarbeiders met hun kinderen in Suriname.

Paltoo Jipat registratie
Kaste
Vermeldenswaard is dat op 9 februari 2005 een kort artikel -online- werd gepubliceerd in het Engels in India waarin verslag werd gedaan van het bezoek van Padma en Dien aan het dorp Eraura (HindustanTimes.com States Bihar, Patna 9 februari 2005). Als reden voor de emigratie van Paltoo Jipat werd daarin vermeld dat hij betrokken was geweest bij de vrijheidsstrijd van het gebied Bhojpur tegen de lokale Britse overheid en had deelgenomen aan een bomaanslag. De overheid zou hem daarom hebben verbannen naar het buitenland. Padma zegt niks hierover te weten en haar ájá had nooit iets verteld over zijn emigratie. Er werd ook gemeld dat ’Paltu Jeepat was born Paltu Kahar, a member of a backward caste’ (Paltoo Jipat was geboren als Kahar, een achtergestelde kaste van dragers/sjouwers). Padma vertelt dat men haar af en toe in India vraagt tot welke kaste zij behoort. Zij reageert dan geïrriteerd en antwoordt dat zij niet weet wat kaste is. Zij vermeldt dan vervolgens dat zij niet gelooft in kasten en dat zij tot de stroming van Árya Samáj behoort die het kastenstelsel verwerpt. Kaste speelt echter nog steeds een belangrijke rol in het bewustzijn van veel Indiërs. India is een groot land en men wil de persoon die men niet kent ’plaatsen’. Kaste en ook de regio zijn daarbij belangrijke kenmerken. Ik heb ervaren dat men in India vaak naar mijn kasteachtergrond informeert. Zo was ik bijna tien jaar geleden (in 2013) in de stad Allahabad – tegenwoordig Prajagraj genoemd. Bij deze stad niet ver van de heilige stad Benares (Varanasi) komen de heilige rivieren Ganges en Yamuna samen. Ik hield in Allahabad onder meer een lezing over de Hindostaanse emigratie aan het Pant Institute/Museum dat gelieerd is aan de Universiteit van Allahabad. In dit museum was ook een tentoonstelling over de Hindostaanse emigratie te zien. Ik werd de volgende dag geïnterviewd door een journalist van de lokale krant. Hij wilde per se weten tot welke kaste ik behoor. Op mijn opmerking dat ik niet tot een kaste behoor, merkte hij op dat iedereen een bepaalde kaste heeft. Ik heb op zijn aandringen en om irritatie te voorkomen medegedeeld dat mijn paternale grootvader afkomstig uit India had verteld dat hij Aggarwal bania (een subkaste van de handelarenkaste) was. In het interviewartikel met mijn foto in de krant van Allahabad werd vermeld dat ik behoor tot de Aggarwal bania. Een mevrouw Aggarwal belde mij op in het hotel en beweerde dat wij familie zijn. Zij nodigde mij uit om een lezing te geven op de girls college (middelbare school) waar zij doceerde. Mijn echtgenote Bina en ik werden met alle égards ontvangen op deze school en zij behandelde ons als familie. Wij moesten dia’s aansteken voordat ik mijn inleiding voor ongeveer 80 scholieren hield. Op een conferentie overkwam mij hetzelfde: een student die het waardeerde dat ik als professor mij niet afstandelijk gedroeg wilde coûte que coûte weten tot welke kaste ik behoor. Toen ik na zijn aandringen zei dat mijn paternale overgrootvader Aggarwal bania was, was hij verguld. Hij was ook Aggarwal en noemde mij daarna cácá (oom). Ik was als het ware familie, maar in beide gevallen voelde ik helemaal geen familieband. Blijkbaar bestaat nog steeds een soort stambewustzijn of afstammingsbewustzijn dat meestal naast beroep de inhoud vormt van een kaste.
Mahatma Gandhi noemde het kastenstelsel echter de vloek van India. Het onderdrukkende kastenstelsel heeft ontwikkeling van India achtergehouden. Door moderne ontwikkelingen, zoals digitalisering, worden de hiërarchische kasteverhoudingen gelukkig ondergraven en wordt kaste minder relevant. Ook het beleid van Premier Narendra Modi zorgt ervoor dat het kastenstelsel langzaamaan aan het verslijten is. In de Indiase diaspora is dit proces gelukkig veel sneller opgetreden. Degenen die hun roots willen traceren in India moeten echter rekening houden met dit kastebewustzijn.

Padma houdt een toespraak op een school in Bihar.
Regio
In India vraagt men naast kaste meestal ook uit welke regio jouw voorouders afkomstig zijn. Daarmee bedoelt men de staat en vaak het district en eventueel de plaats of het dorp. Dit is echter lastig vast te stellen. In veel gevallen zijn -zoals eerder gezegd- de gegevens verloren gegaan of is bijvoorbeeld de naam van het dorp verkeerd gespeld. Als men wel weet waar de (over)grootouders zijn geboren / getogen in India dan doemt een nieuw probleem op. In het geval van grootouders betreft het vier personen en bij overgrootouders zelfs acht personen, waar men van afstamt. Deze (over)grootouders waren meestal afkomstig uit verschillende regio’s, plaatsen en dorpen. Men kan bijvoorbeeld tegelijk roots hebben in Uttar Pradesh en in Bihar. Vaak kiest men de regio van de paternale kant en meestal paternale (over)grootvader omdat zijn (voor)naam de familienaam is geworden. Een minderheid van de Hindostaanse contractarbeiders is afkomstig uit Bihar. Omdat bij de eerste lichtingen van Hindostaanse contractarbeiders personen uit Bihar verhoudingsgewijs oververtegenwoordigd waren, hebben zij een grote invloed gehad op de vorming van de Hindostaanse cultuur en gemeenschap. De staat Bihar heeft echter nog steeds een slechte naam vanwege de armoede, achterlopende ontwikkeling en corruptie. Menig Hindostaan heeft in India gemerkt dat de vermelding dat je voorouders uit Bihar afkomstig zijn, leidt tot statusdaling. Statusgevoelige Indiërs hebben de neiging na deze informatie op je neer te kijken. Bij het zoeken naar de roots in India moet men dan ook rekening houden met dergelijke bejegeningen. Trouwens als je het Bhojpuri bezigt, daalt vaak jouw status bij de moderne Indiërs. Het gebruik van Hindi verhoogt jouw status en vooral het bezigen van Engels wordt gewaardeerd. Helaas heeft het Engels nog steeds een hogere status dan het Hindi in India.
Ondanks al deze beperkingen om de roots in India te vinden zullen meer mogelijkheden ontstaan als gevolg van de digitalisering en ontsluiting van archieven. Er zijn initiatieven van onder meer het Indiase Ministry of Overseas Indians (MOIA) op dit terrein. Het traceren van de roots vereist veel geduld, doorzettingsvermogen en nieuwsgierigheid. Uiteraard is een gedegen voorbereiding nodig. In dit verband verwijs ik naar een boek van Gaiutra Bahadur, een journalist van Indo-Guyanese afkomst, uitgekomen in 2013. Haar boek is getiteld Coolie Woman en beschrijft uitgebreid de zoektocht naar haar paráji (paternale grootmoeder). Zij heeft hoogstwaarschijnlijk haar familie in Bihar gevonden, maar blijft een beetje twijfelen. Een analyse van haar DNA en matching met de gevonden familie zou het definitieve uitsluitsel geven. Maar opmerkelijk genoeg weigert Gaiutra Bahadur dat. Zij wil het zo houden en de twijfel blijft. Haar zoektocht was kennelijk belangrijker dan het resultaat.
Foto’s: Padma Ratan-Jipat
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
PANI BARSE – Een soap gericht op de Hindostanen in Nederland
Vandaag vrijdag 18 maart 2022 is het Holi, het nieuwjaars- en lentefeest van hindoes. Stichting Samen Maakt Sterk lanceert op deze dag de soap Pani Barse. Een mooi moment om de vele kleuren van het leven met elkaar te vieren. Waar Holi in het teken staat van het bestrijden van het kwade, zien we in de soap ook de familie Doerga worstelen met diverse uitdagingen in het leven.

De makers Rajiv Girwar en Jimmy Autar
Pani Barse vertelt de verhalen van drie broers en hun gezin. De oudste broer kwam in de jaren ’70 van de vorige eeuw als eerste vanuit Suriname naar Nederland om te studeren. Zijn twee jongere broers volgden daarna. Jaren later hebben de broers jongvolwassen kinderen. De kijker wordt meegenomen in actuele thema’s die een belangrijke rol spelen binnen de Surinaams-Hindostaanse gemeenschap. Denk aan uitdagingen rondom geld, liefde, drugs- en drankgebruik, stiekem uitgaan en dergelijke.
20 acteurs, allemaal vrijwilligers, brengen deze – soms taboedoorbrekende – verhalen. De makers, Rajiv Girwar en Jimmy Autar, hopen op deze wijze de vaak nog lastige thema’s bespreekbaar te maken in gezinnen en het gesprek tussen ouder en kind, vader en moeder, oom en tante, neef en nicht, oma en kleinkind te bevorderen. Elke aflevering duurt ongeveer 20 minuten. Het eerste seizoen bestaat uit 13 afleveringen.
Vanaf vandaag is de soap wekelijks te zien op www.panibarse.nl. De eerste keer zijn er twee afleveringen te zien, daarna wekelijks een aflevering op de vrijdag.
Acteurs
Chan Ramlal – Sharda Boedhoe – Wicky Girwar – Soebhaas Ramadhin – Shalini Rai – Danish Rajasekaram – Nandini Bindadin – Sagar Pawan Bhageloe – Ishwardatt Badrie – Sharmila Dewoe – Maureen Bechoe – Sharina Dwarka – Tariq Akram – Faziel Wagid Hosain – Robert Isri – Hassan Oumhamed – Guner Guven – Oneal Ganpat – Nelly Girwar – Tessa Hoenselaar – Jean Pierre Nshimyumuremyi – Miisz Gracie – D-Wack Hiralal
Bekijk de eerste twee afleveringen:
Aflevering 1: Ontmoet de familie Doerga>>
Aflevering 2: Suresh confronteert zijn broers >>
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Entertainment, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
Vinod Busjeet over STILLE WINDEN, DROGE ZEEËN – Een roman over Indiase identiteit in een multiraciale samenleving
Vinod Busjeet, geboren in Mauritius is woonachtig in de Verenigde Staten waar hij heeft gestudeerd en 29 jaar actief is geweest in de wereld van economische ontwikkeling, internationale financiën en diplomatie met functies bij de Wereldbank, de International Finance Corporation, een zusterorganisatie van de Wereldbank, en de ambassade van Mauritius in Washington. Vorig jaar debuteerde hij op zijn 71ste met de roman Silent winds, dry seas.
“Kort na mijn aankomst als student in de VS ging ik naar een voetbalwedstrijd in Hartford, Connecticut. Tijdens de rust stond de jongen die voor mij op de bank zat op en draaide zich om, bierblikje in de hand, zijn halve shirt over zijn spijkerbroek hangend.
“Waar kom je vandaan? India of Pakistan?” vroeg hij.
“Geen van beide. Ik kom uit Mauritius.” Ik heb het gespeld. “M.A.U.R.I.T.I.U.S.”
“Mo..Mori…Waar ligt dat?”
“Het is een eiland in de Indische Oceaan.”
“Dus het is een deel van India.”
“Nee, het ligt voor de kust van Zuid-Afrika, 2500 mijl van Kaapstad.”
“Afrika,” zei hij en pauzeerde even. Hij slurpte wat bier naar binnen. “Wat voor regering hebben jullie daar? Een stammenregering?”
Ik bleef kalm en antwoordde: “Het is een parlementaire democratie, gebaseerd op het Britse systeem. Jullie hebben een president, wij hebben een premier.”
De man nam nog een slok en ging zitten.
Een paar minuten later was hij weer op de been met een andere vraag. “Wie heeft jullie volk beschaafd gemaakt?”
Dit soort voorvallen en hoe Busjeet ermee omging, vormden de inspiratie voor zijn roman Silent Winds, Dry Seas, een coming-of-age-verhaal over een nakomeling van Indiase contractarbeiders. Het begon als memoires, maar werd fictie waarin de auteur zijn verbeelding kon gebruiken om de personages te ontwikkelen. Het verhaal begint in 1949, zijn geboortejaar, en eindigt met de onafhankelijkheid van Mauritius in 1968. Daarna is er nog een laatste hoofdstuk in Amerika. “De hoofdpersoon, Vishnu Bhushan, gaat de confrontatie aan met een autoritaire vader, een familievete en corrupte politici terwijl hij een toekomst probeert te smeden. Het verhaal begint in het multiraciale en meertalige Mauritius tijdens een periode van politieke beroering en eindigt in Yale.” De auteur is er trots op dat zijn boek goed is ontvangen. Het werd door National Public Radio (USA) uitgeroepen tot een van de Beste Boeken van 2021 en kreeg lovende recensies, onder andere van Pulitzerprijswinnaar Edward P. Jones (auteur van The Known World) die het volgende zegt: ‘De schoonheid van Busjeets prachtige, vaak adembenemende boek is, net als in de beste verhalen over reizen naar jongvolwassenheid, de kostbare en goed waargenomen en hartverscheurende details van het dagelijkse leven.’

Dance showcase van Vinod Busjeet met danslerares Daria Zotova
Het verhaal van Busjeet is herkenbaar voor nakomelingen van Indiase contractarbeiders. “Mijn voorvader van vaderskant kwam in 1853 op zeventienjarige leeftijd vanuit India naar Mauritius. Zoals de meeste van de 454.000 Indiase contractarbeiders die tussen 1835 en 1910 naar het eiland kwamen na de afschaffing van de slavernij in het Britse Rijk, werd hij naar een suikerplantage gezonden. De voorvader van mijn moeder kwam in 1873 aan, toen hij negentien jaar oud was. Vandaag de dag zijn veel Indiërs niet langer werkzaam op de velden van de blanke suikerbaronnen, maar bezitten zij hun eigen stukken land en hebben zij zich ontwikkeld tot ambtenaar, beoefenaar van een vrij beroep en zakenman. In tegenstelling tot de Creolen, nakomelingen van Afrikaanse slaven die eerder tijdens de Franse kolonisatie naar Mauritius werden gebracht, mochten de Indiërs van de Britten hun naam, taal, godsdienst en tradities behouden. Zij behielden een sterk gevoel van Indiase culturele identiteit, ook al hebben de meesten het land van hun voorouders nooit gezien. Ik was de eerste nakomeling van mijn voorouders die India bezocht, in 1978.
Ik groeide op te midden van verschillende tradities – Indiaas, Frans, Creools en Chinees, een unieke culturele mix die het decor vormt voor Silent Winds, Dry Seas. Net als de hoofdpersoon staan Mauritianen van Indiase afkomst voor de vraag: welke tradities geven we door aan de volgende generatie en welke veranderen of verwerpen we? Een vraag die resoneert met de Indiase diaspora wereldwijd en een van de belangrijkste bronnen van conflict in het boek is.”
De auteur denkt dan ook dat het boek voor Surinaamse Hindostanen veel herkenning oproept. “Door het leven van wat een recensent ‘een geweldige reeks personages’ heeft genoemd, maak je kennis met de mensen, plaatsen en politiek van een land met een levendige Indiase diaspora.”
Foto’s: Vinod Busjeet en Sushant Sehgal
Nederlandse editie: Stille Winden, Droge Zeeën, Zoetermeer: Sampreshan 2023, ISBN 9789083199665, 300 pp.
inclusief een voorwoord van de auteur bij de Nederlandse uitgave, prijs € 24,95
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, INTERVIEW, Migratiegeschiedenis, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur, Traditie
IN MEMORIAM: de Indiase nachtegaal Lata Mangeshkar – Chan Choenni
Op zondag 6 februari 2022 overleed de Indiase zangeres Lata Mangeshkar na een lang ziekbed. Lata Mangeshkar was een van de grootste zangeressen van India en stond bekend als de Indiase nachtegaal. Sterker nog: gelet op de talloze liederen die zij heeft gezongen gedurende meer dan zes decennia en haar immense populariteit die zich uitstrekte over meerdere generaties, kan Lata Mangeshkar worden beschouwd als de belangrijkste zangeres. Zij werd het muzikale icoon van India. Zowel als playbackzangeres verbonden van wat tegenwoordig bekend staat als Bollywood -de Indiase film en muziekcultuur- en als zangeres van devotinele liederen heeft zij een formidabele prestatie neergezet. Volgens het Guinness Book of World Records was zij de artiest met wie de meeste liederen zijn opgenomen (recorded). Er waren tussen 1948 en 1987 niet minder dan 30.000 solo-, duet- en koor-ondersteunde nummers opgenomen in 20 Indiase talen. Daarna heeft zij nog meer liederen gezongen. Zij heeft in totaal ongeveer 40.000 liederen gezongen in ruim 60 jaar (zie: Volkskrant, 7 februari 2022). Lata Mangeshkar heeft dan ook als zanger het hoogste aantal liederen gezongen en dus een welhaast bovenmenselijke prestatie geleverd. Als wij uitgaan van 40.000 liederen gedurende 60 jaar dan komt dat neer op gemiddeld beschouwd 667 liederen per jaar. Dat is bij wijze van spreken gelijk aan twee liederen per dag. Voorwaar een toprestatie die getuigt van grote discipline en ongekende werkkracht. Lata Mangeshkar bereikte ook nog de zeer respectabele leeftijd van 92 jaar. De laatste jaren zong zij niet zo vaak, maar zij heeft in 2021 nog een nummer opgenomen. Lata Mangeshkar ontving voor haar verdiensten in 2001 de Bharat Ratna: de hoogste civiele onderscheiding in India. Ook ontving zij in 2007 van Frankrijk de hoogste civiele onderscheiding: de legion d’honneur. In India ontving zij voorts talloze prijzen en onderscheidingen.

Jong meisje Lata Mangeshkar.
Zij werd een muzikaal icoon van India en van vele hindi films in het bijzonder. Haar voice (stemgeleid) fungeerde als de ‘drager’ van talloze films en kon vooral de verbeelde melodramatische sfeer uistekend weergeven. De legendarische Lata Mangeshkar stond immers bekend om haar onderscheidende voice en een vocaal bereik dat zich uitstrekte over meer dan drie octaven. Het gemiddelde bereik van een menselijke geschoolde zangstem beslaat ongeveer twee tot twee en een halve octaaf. Dat komt overeen met ongeveer 24 à 30 tonen. De bekende Afro-Amerikaanse zangeres Whitney Houston bereikte met haar hoge voice bijvoorbeeld drie octaven. Lata Mangeshkar had een herkenbare hoge voice en werd dan ook terecht de Indiase nachtegaal genoemd. Zij zong meestal in het Hindi, maar ook in andere talen, zoals Marathi. Dat was de taal waarmee zij opgroeide. Naast filmliederen zong zij onder meer ook devotionele liederen, zoals de bekende Meera bhadjans. Zij heeft ook vele duetten gezongen met de verschillende bekende indiase zangers, zoals Mohamed Rafi, Mukesh en Kishore Kumar. Zij overleefde deze zangers door de hoge leeftijd die zij heeft berekt en werd liefdevol aangeduid als didi; in het Hindi betekent dat gerespecteerde grote zus.

Zangers Mukesh, Kishore Kumar, Manna Dey en Mohamed Rafi.
Achtergrond
Lata Mangeshkar werd geboren op 28 september 1929 in de stad Indore; de tweede stad van de staat Madya Pradesh gelegen in het midden van India. Deze staat grenst westelijk aan de grote staat Maharastra, de zuidwestlijke staat van India met de miljoenenstad Mumbai -vroeger aangduid als Bombay- als hoofdplaats. Bombay stond al in de jaren dertig bekend als de stad van de film- en muziekindustrie van India. In deze eeuw is de term Bollywood dat een samentrekking is van Bombay en Hollywood echter de eigentijdse term geworden voor de bruisende Indiase film- en muziekindustrie. Lata was de oudste van vier zusters en een broer. Haar vader was Pandit Deenanath Mangeshkar en haar moeder heette Shevanti. Haar vader had een eigen theater waar toneelstukken werden opgevoerd. Hij was een bekende podiumpersoonlijkheid en stond in de volksmond bekend als Master Dinanath. Haar geboortenaam was Hema; dat betekent ‘van de sneeuw’ met als associatie schoon/wit. Later hernoemden haar ouders haar Lata, naar de vrouwelijk personage Latika. Latika trad op in een van de toneelstukken van haar vader. De namen van haar broers en zussen in geboorte volgorde zijn: Meena, Asha, Usha en Hridaynath. Asha werd later de tweede populaire zangeres van Bollywood. Zij staat bekend als Asha Bhosle en is 88 jaar oud, maar nog steeds actief. Zij heeft een geheel eigen voice. Hun zuster Usha werd ook een bekende zangeres.

Lata Mangeshkar met haar familie.
Lata Mangeshkar maakte al op jonge leeftijd kennis met muziek en kreeg haar eerste muziekles van haar vader. Toen ze vijf jaar oud was, begon ze op te treden als actrice in de musicals van haar vader. Men kan stellen dat zij al op jonge leeftijd een door God gegeven muzikale gave bezat. Al op heel jonge leeftijd kreeg zij de vocale oefeningen onder de knie. Op 13-jarige leeftijd nam zij (In 1942) haar eerste lied ‘Naachu Yaa Gade, Khelu Saari Mani Haus Bhaari’ op voor een Marathi-film getiteld Kiti Hasaal van regisseur Vasant Joglekar. Helaas werd dit lied uit de finale versie van de film geschrapt. Bovendien overleed in hetzelfde jaar (1942) haar geliefde vader aan een hartaanval. Gelukkig ontfermde Master Vinayak Damodar Karnataki, de eigenaar van Navyug Chitrapat filmbedrijf, zich daarna over de familie Mangeshkar. Hij was namelijk een goede vriend van de familie Mangeshkar. Het moge duidelijk zijn dat het leven van Lata Mangeshkar in deze periode niet over rozen is gegaan. Master Vinayak hielp Lata aan een carrière als zangeres en actrice. Lata kreeg een kleine rol in de Marathi film Pahli Mangalaa-gaur. Haar eerste lied in het Hindi was ‘Mata Ek Sapoot Ki Duniya Badal De Tu’, terwijl ze als tiener haar familie ondersteunde. In de film Badi Maa in 1945 speelden Lata en haar zus Asha kleine rollen. In deze film zong ze ook een devotioneel lied in het Hindi ‘Mata Tere Charnon Mein’. In 1945 verhuisde zij als 16-jarige naar de filmstad Bombay. Daar werd zij een zogeheten playbackzangeres in de Hindi-filmindustrie. Dat wil zeggen dat door haar gezongen liederen werden nagebootst door acteurs (sychronisatie door de lippen te bewegen bij de tekst van het lied) in films. En zij begon ook lessen te nemen van Ustad Aman Ali Khan, een bekende specialist in Indiase klassieke muziek. Voor de film Aap Ki Seva Mein (1946) zong ze het lied ‘Paa Lagoon Kar Jori’. De eerdergenoemde vriend van de familie Master Vinayak stierf echter in 1948. Gelukkig kwam Lata onder de hoede van de music director (muziekregisseur) Ghulam Haider die haar begeleidde als zangeres.

Meena, Asha, Lata, Hridaynath en Usha Mangeshkar
Maar zij maakte haar intrede in de filmindustrie van Bombay (tegenwoordig Mumbai) op het verkeerde moment. Eind jaren veertig waren zangeressen met zware nasale stemmen, zoals Noor Jehan en Shamshad Begum populair. Een andere bekende zangeres was Geeta Dutt. Zij had ook een andere voice dan die van Lata Mangeshkar. Lata Mangeshkar werd destijds daarom vaak afgewezen als playbackzangeres omdat men toen vond dat haar voice te hoog en te dun was.
Doorbraak
Zoals bekend waren in de film- en muziekindustrie van India toen het hebben van relaties belangrijk om door te breken. Gelukkig kwam Lata Mangeshkar in contact met de filmmaker Sashadhar Mukherjee. In 1949 was haar doorbraak met het lied ‘Uthaye ja unke sitam’ in de film Andaz. Deze film werd een hit en haar ongewoon hoge voice keerde de trend van de voorkeur voor de zwaar nasale stemmen van die tijd. Binnen een jaar werd zij het gezicht van de playbackzangeres door de drie films in 1949, namelijk Mahal, Dulari en Barsaat. Eigenlijk was haar grote doorbraak het lied ‘Aayega Aanewala’ uit de film Mahal. Haar stem had immers een bijzondere veelzijdige kwaliteit. De muziekcomponisten konden dan ook hun creatieve experimenten ten volle gestalte geven met deze nieuwe voice van India. Van de verschillende componisten waren C. Ramchandra en Madan Mohan die het beste uit haar voice haalden. Haar voice werd gaandeweg als het ware een benchmark (maatstaf) van vrouwelijke zang in Bollywood. Haar zus Asha Bhosle kwam op in de late jaren vijftig met een eigen stijl. Samen werden beide zusters de koninginnen van de Indiase playbackliederen in talloze films.

Op de plank een krijttekening van Nat King Cole, een van de favoriete zangers van Lata.
Het voert echter te ver om de talloze liederen die Lata Mangeshkar heeft gezongen en de films te noemen. Ik noem hier slechts een paar, waarbij met name bekende filmactrices zoals Nargis, Madhubala en Waheeda Rehman die haar liederen ‘zongen’ (sychronisatie met de lippen) in de jaren vijftig en zestig aan bod komen. Het dramatische lied ‘Oh mere lale aaja’ in de film Mother India (1957), het lied ‘Pyar Kiya To Darna Kya’ in de film Mughal-e-Azam (1960) en ‘Piya Tose’ in de film Guide (1965) zijn onvergetelijk. Het muzikaal gezien complexe lied ‘Ajeeb Dastaan Hai Yeh’ van de film Dil Apna Aur Preet Parai (1960) is bijvoorbeeld ook prachtig gezongen en gecomponeerd door het duo Shankar-Jaikishan. Ik breng in herinnering ook nog de liederen ‘Tu Jahan Jahan Chalega’ van de film Mera Saaya (1966) en ‘Teri Aankho Ke Siva van de film Chirag (1969). Van de jaren zeventig mogen niet onvermeld blijven de prachtige liederen, zoals ‘Chalte Chalte’ in de film Pakeezah (1972) met de actrice Meena Kumari en het lied ‘Satyam Shivan Sundaram’ uit de gelijknamige film uit 1978 met de actrice Zeenat Aman.

Didi hield veel haar honden.
Culturele lifeline
De Indiase films waren en zijn ongekend populair in de Indiase diaspora mede door de liederen van Lata Mangeshkar die -zoals gezegd- vaak subliem werden nagesynchroniseerd door de bekende actrices. Lata Mangeshkar heeft dan ook haar stempel gedrukt op het wel en wee in de Hindostaanse gemeenschap in Suriname en later ook in Nederland. De melodramatische alsook de romantische liederen werden afhankelijk van de behoefte intensief beluisterd en vaak geneuried en soms ook nagezongen. Het is niet overdreven om te stellen dat de culturele lifeline die de Hindostaanse gemeenschap in Suriname na de Tweede Wereldoorlog met India onderhield voor een deel bestond uit de liederen van Lata Mangeshkar. Eerst werden deze beluisterd via de grammofoon (van het merk Vitrola) met 78 toeren plaat (meestal his masters voice), waarbij de draaischijf eerst handmatig moest worden opgewonden. De Hindostanen beluisterden deze liederen vaak op zondagmiddag bij degenen die destijds konden beschikken over zo’n prijzig muziekapparaat. Ze bewonderden het wonder der techniek waaruit de hoge karakteristieke stem van Lata galmde. De Hindostaanse radiozenders speelden haar liederen af in de jaren zestig. Vaak stond de radio heel luid aan. In Paramaribo moesten de niet-Hindostaanse buren ook kennisnemen van de voice van Lata. Voor de hardwerkende landbouwers was zondag een rustdag en in de ochtend werd geluisterd naar de liederen van Lata Mangeshkar. Door haar liederen kwam als het ware de nostalgie gelieerd aan hun (voor)ouders en de Indiase cultuur hun huiskamer binnen. Later kwamen grote taperecorders in omloop en werden voorafgaand en/of tijdens (huwelijks)feesten haar liederen afgedraaid en het geluid versterkt met hulp van een zogeheten loudspeaker. Daarna kwamen cassettebandjes in omloop en haar liederen konden nu vaker worden beluisterd. Vervolgens verschenen de langspeelplaatjes (LP’s) en Cd’s waardoor zonder veel kosten de liederen konden worden afgespeeld en frequenter worden beluisterd.

Optreden van Lata en Usha Mangeshkar en Nitin Mukesh in het Suriname Stadion (vr. 10 – za. 11 oktober 1980).

Kenneth Rambali (fotograaf), vader Rambali en rechts John Rambali (organisator) met Lata Mangeshkar.
Mij blijft het beeld bij tijdens de vakanties in de Hindostaanse districten (tijdens ’vakantie khái’ in de zogeheten boiti’s) in de schemering wanneer de schreeuwende kinderen werden gebaad, terwijl de voice van Lata Mangeshkar er doorheen galmde. Lata Mangeshkar heeft gelukkig ook Suriname bezocht in 1980. Dat was tijdens de militaire overheersing en er was de zogeheten avondklok ingesteld. Bij uitzondering werd de avondklok voor twee optredens in het Suriname Stadion in Paramaribo verschoven. De bezoekers kwamen met bussen uit de Hindostaanse districten om naar haar liederen te luisteren en vooral ook om deze legendarische zangeres te zien, die onderdeel van hun muzikaal genoegen was.

Lata Mangeshkar en Nitin Mukesh tijdens een persmeeting op het vliegveld Zanderij.

Lata Mangeshkar krijgt een warm onthaal in Nederland.
Onze didi
Het is niet overdreven om te stellen dat de emigratie en vestiging van Hindostanen In Nederland als het ware mede is begeleid door de liederen van Lata Mangeshkar. Door het beluisteren van haar liederen werd de migratie en aanpassing in Nederland dragelijk. Eerst via cassettebanden met haar opgenomen liederen die werden meegenomen naar Nederland. Ook in de Indiase films die in collectief verband werden bekeken in de bioscopen waren vrijwel altijd liederen van Lata Mangeshkar opgenomen. Tijdens de vele autoritten in Nederland werden haar liederen afgespeeld, maar ook uit de krappe huiskamers was de voice van Lata te horen in de streken van Nederland waar Hindostanen waren gehuisvest. En in 1974 bezocht Lata Mangeshkar Nederland! In de Jaap Edenhal in Amsterdam gaf ze een concert. Daar stond zij dan in het midden van de zaal gehuld in een witte sari heel statig en slechts 1,55 meter lang. Zij oogde welhaast kwetsbaar en sereen, maar wat een voice toen zij de microfoon beetpakte en begon te zingen! Ik kreeg kippevel toen zij het emotoionele en plechtige lied ‘Ehsaan hoga muje’ (ik zal compassie hebben) ten gehore bracht. Eigenlijk was Lata Mangeshkar ook onze didi en een didi van verschillende generaties.

John Rambali (promotor), Lata Mangeshkar en Nitin Mukesh in Nederland.
Lata heeft ook prachtige romatische liederen gezongen. Enkele zijn ook buiten de Hindostaanse gemeenschap in Suriname bekend geworden. Het duet ‘Sohani raat dhal jhuke’ samen met Mohamed Rafi van de film Dulari is populair geworden en wordt vaak door verschillende bands ten gehore gebracht. Maar ook het sublieme romantische lied ‘Ek pyar ka naghma hai’ van de film Shor (1972) is in breder verband bekend geworden. Ik heb zelfs op dit lied met mijn echtgenote mogen walsen in hotel Torarica in Paramaribo in 2010. Dit lied werd nagezongen door een Creoolse zangeres begeleid door een Creoolse band. Een ander romantisch duet samen met Mukesh is ‘Kabhi, Kabhi mere dil mein’ uit de gelijknamige film uit 1976 is zeer populair tijdens bruiloften. Meestal opent het getrouwde paar de dans met dit liefdeslied. Helaas moet ik constateren dat de liederen van Lata een deel van de Hindostaanse jongeren behorend tot de zogeheten tweede en derde generatie niet kan bekoren. Maar meer dan vroeger worden haar liederen door mogelijkheden van de mobiele telefoon frequenter beluisterd door de liefhebbers in de Indiase diaspora.
Zachtmoedig en sociaal
Lata Mangeshkar is niet getrouwd en vrijgezel gebleven. Zij heeft haar leven helemaal gewijd aan zang. Zij was een zachtmoedige vrouw, die veel mededogen en bescheidenheid uitstraalde. Zij heeft opgetreden op verschillende liefdadigheidsconcerten en veel van haar inkomsten gedoneerd. In 1974 was haar eerste concert in de Royal Albert Hall in Londen. In 1985 trad Lata Mangeshkar op in Toronto (Canada) in de Maple Leaf Gardens. Ze zong ook het Engelse nummer ‘You Needed Me’. Dit concert werd bijgewoond door ongeveer 12.000 mensen. In 1999 werd ook een parfummerk gelanceerd met de naam Lata Eau de Parfum. In hetzelfde jaar richtte ze ook het Master Deenanath Mangeshkar Hospital op in Pune (Poona) in de staat Maharastra. Het werd beheerd door de Lata Mangeshkar Medical Foundation. Zij doneerde ook geld aan de slachtoffers van de aardbeving in 2005 in de staat Kashmir. Kortom: zij was een sociaal mens en een voorbeeldstellende persoonlijkheid.

Premiers van India met Lata Mangeshkar.
In 1962 woedde een oorlog tussen India en China. India heeft deze oorlog verloren. Lata Mangeshkar zong in januari 1963 een patriottisch lied tegen de achtergrond van de dramatische afloop van de Chinees-Indiase oorlog in aanwezigheid van Jawaharlal Nehru, toen de premier van India. Nehru kon zijn tranen niet in bedwang houden bij het lied ‘Ay Mere Watan Ke Logo’. Het lied was gecomponeerd door C. Ramchandra en geschreven door de dichter Pradeep. De eerste strofe luidt: Ay mere watan ke log. Djara bhar le agho me ansu. Djo shaheed howe djara jaad karo kurbani. (Oh landgenoten. Geef de tranen uit uw ogen de vrije loop. Degenen die martelaar zijn geworden sta stil bij de offers die zij hebben gebracht).
Tijdens een van mijn bezoeken aan India bezocht ik Navi Mumbai (Nieuw Mumbai) om ‘booming’ India te aanschouwen. Er waren daar moderne hoge flats verrezen en er was een modern en luxe winkelcentrum opgetrokken. Dit vaderlandslievende lied galmde door het centrale plein. Ik werd emotioneel en tegelijkertijd trots. Lata Mangeshkar heeft lang genoeg geleefd om ‘booming ‘India en de opheffing van een groot deel van de schrijnende armoede mee te kunnen maken. De invloed van de voice van Lata is diepgaand. Tijdens de wereldconferentie van de Indiase diaspora in 2012 in de stad Jaipur (in de staat Rajahstan) waar ongeveer 3.000 deelnemers aanwezig waren, heb ik hiervan mogen getuigen. Voor de opening, toen vrijwel iedereen zittend met elkaar zat te keuvelen, werd een lied van Lata Mangeshkar voorafgaand aan de openingspeeech afgespeeld. Het was aangrijpend om te zien hoe de emotie bezit van ons nam. Ondanks alle verschillen tussen de delegatieleden uit de verschillende landen en de Indiërs luisterden wij verstild naar de voice van de Indiase nachtegaal. Prachtig en waardig! Lata Mangeshkar roept dezelfde emoties op als de zangeres Umm Khalsoum in de Arabische wereld, de fadozangeres Amalia Rodrigues in de Portugese landen, de chanson zangeres Edith Piaff in de Franse wereld en de zangeres Aretha Franklin met haar soulliederen in Afro-Amerikaanse gemeenschap.

Narendra Modi en Lata Mangeshkar.
Terecht stelde de Indiase premier Narendra Modi in een eerbetoon aan de Indiase nachtegaal: ‘De komende generaties zullen zich haar herinneren als een trouwe en hardwerkende icoon van de Indiase cultuur, wiens melodieuze stem een ongeëvenaard vermogen had om mensen te betoveren. Ze laat een leegte achter in onze natie die niet kan worden opgevuld’. Maar gelukkig kan men altijd en op elk gewenst moment de meeste van haar liederen beluisteren en de films zien. Lata didi heeft een onmisbare bijdrage geleverd aan de Hindostaanse cultuur en gemeenschap en onze aan dank aan haar is immens.
Maar zij had ook een moederlijke uitstraling. Haar sentimentele lied ‘Oh ma, tu kitni achi ai’ is een ode aan het moederschap. Evenals zovelen onder ons is ook Lata Mangeshkar uiteindelijk bezweken aan de gevolgen van een corona infectie; eigentijdser kan het niet. Bahut dhanyabaad (heel veel dank), didi!!! Ik besluit dan ook dit in memoriam voor onze Lata didi met het neuriën haar evergreen afscheidsnummer: Lag ja gale…
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, LIFESTYLE, NIEUWS, Taal & Literatuur
Niet doen wat je zegt en niet zeggen wat je doet: Over politici en hun imago – Hans Ramsoedh

In het sociaal verkeer is doen wat je zegt of belooft een belangrijke omgangsregel. Je aan deze regel bezondigen leidt niet zelden tot een vertrouwensbreuk. De persoon die zich hieraan schuldig maakt wordt beschouwd als onbetrouwbaar en geassocieerd met iemand met een slecht imago. Dit geldt zeer zeker voor de politiek omdat kiezers vertrouwen stellen in politici op wie zij stemmen.
Voor een politicus geldt dat succes in belangrijke mate afhangt van een goed of positief imago. Een politicus die het vertrouwen van kiezers schaadt, wordt beschouwd als onbetrouwbaar en heeft een serieus imagoprobleem.
Imago is het beeld dat we hebben van een persoon of een organisatie. In de politiek kan het stemgedrag van de burger hierdoor worden beïnvloed. Een imago dat te veel verschilt van wie je eigenlijk bent, levert narigheid op. Naast inhoud moet de relevantie van imago in de politiek (political brands of branding) niet worden onderschat. De beeldvorming en het imago van politici zijn sinds het televisietijdperk een steeds belangrijkere rol gaan spelen en zeker sinds de opkomst van sociale media. In deze bijdrage ligt de focus op president Chan Santokhi die met een serieus imagoprobleem kampt. Alvorens hierop in te gaan bespreek ik een aantal voorbeelden van de rol van imago in de politiek.

Chan Santokhi op verkiezingscampagne bij de verkiezingen in mei 2020.
Imago als politieke factor
Een krachtige illustratie van imago is het optreden van de Britse premier Margaret Thatcher (premier van 1979 tot 1990) in de Falklandoorlog dat haar naast electorale winst ook een versterking van haar imago als Iron Lady opleverde. Ook bij de Amerikaanse verkiezingen 2016 was imago een doorslaggevende factor. Tegen de verwachting in werd niet Hillary Clinton maar Donald Trump gekozen als president van de Verenigde Staten. Alle signalen (waaronder opiniepeilingen) wezen in de richting van een walk over voor Hillary. De overwinning leek haar niet te kunnen ontgaan. Maar het liep anders. Dat Hillary de verkiezingen verloor, heeft alles te maken met imago. Ze werd gezien als kil, afstandelijk, onderdeel van het Amerikaanse politieke establishment en iemand die weinig op had met de Amerikaanse onderklasse. De aanhangers van Trump typeerde zij als ‘a basket of deplorables’. Trump daarentegen presenteerde zich als de anti-establishment kandidaat die Amerika weer groot zou maken (Make America Great Again-MAGA).
Ook in de Nederlandse politiek zien we de cruciale factor van imago terug bij de premiers Ruud Lubbers en Mark Rutte. Lubbers (premier tussen 1982-1994) had het imago van een manager met een no-nonsense stijl. Mark Rutte (premier sinds 2010) had lange tijd het imago van joviale man (Hoe is het? Is het leuk? Enig. Super) die regelmatig op de fiets en casual gekleed met de muts op naar het Catshuis gaat. Hij heeft het imago van een leuke buurman die toevallig premier van dit land is. Zijn imago heeft zijn partij (VVD) de afgelopen twaalf jaar geen windeieren gelegd. Echter, zijn imago heeft het afgelopen jaar een behoorlijke deuk opgelopen. Naar aanleiding van een aantal affaires (Toeslagenaffaire bij de belastingdienst, de kwestie Pieter Omzigt ‘functie elders’) kleeft aan hem het imago van een premier die als het hem uitkomt lijdt aan selectieve amnesie (‘Ik heb er geen actieve herinnering aan’) en een rubberen ruggengraat heeft.
Imago Surinaamse politici
Surinaamse politici kampen sinds de jaren vijftig van de twintigste eeuw met een slecht imago. Uit diverse opiniepeilingen, commentaren, columns en ingezonden stukken in de dagbladen en internetmedia in Suriname blijkt dat een overgrote meerderheid van de burgers al decennialang geen vertrouwen heeft in de politiek en politici. Kiezers hebben ook geen geloof in de eerlijkheid van politici. Bij de bevolking hebben zij een imago van ‘straatvechters en analfabeten’. In het parlement (De Nationale Assemblée-DNA) worden zaken vaak met een minimum aan kennis en een maximum aan stemmingmakerij besproken. Zorgen voor hilariteit is de norm geworden en in plaats van hoogwaardige discussie gaat het vooral om ‘ordinaire ruzies en laag-bij-de-gronds viswijf geschreeuw’ zoals het dagblad De Ware Tijd schreef (2 februari 2022, Beschouwing: Rusland zal moeten kiezen). Het gevolg is dat er over DNA een deken van negativisme hangt en dat het vertegenwoordigend college tekortschiet in haar wetgevende en controlerende taak. Het wekt daarom ook geen verbazing dat dit college door pers en bevolking wordt gekwalificeerd als ‘circus stupido, een poppenkast, markttafereel, kesikesi sani [apekuren] of leba yuru [bijeenkomst van dolende geesten]’, een college dat door niemand nauwelijks nog serieus wordt genomen.
Terug naar president Chan Santokhi en zijn imago. Hij was oud-commissaris van politie en minister van Justitie en Politie (2005-2010). Als politiecommissaris leidde hij in 2000 het onderzoek naar de Decembermoorden. Als justitieminister pakte hij de drugsmaffia in Suriname aan. Santokhi beijverde zich als justitieminister verder voor de start van het 8 Decemberstrafproces in 2007 met Bouterse als hoofdverdachte. Bouterse gaf Santokhi vanwege zijn imago als crime fighter honend de bijnaam ‘de Sheriff’. In 2011 werd Santokhi gekozen als politiek leider van de Vooruitstrevende Hervormingspartij (VHP).
Santokhi als crime fighter en redder van Suriname
Santokhi en zijn VHP wierpen zich bij de verkiezingen in mei 2020 op als de redder van Suriname. Het Surinaamse volk had alle hoop gevestigd op de belangrijkste uitdager van Desi Bouterse, sheriff Chan Santokhi. Hij beloofde een eind te maken aan tien jaar wanbeleid van de Surinostra-regering van Desi Bouterse. Wo set’en [wij gaan orde op zaken stellen] was de belofte van Santokhi en zijn partij aan het Surinaamse volk. Santokhi wist een belangrijk deel van het electoraat te overtuigen dat hij weer orde op zaken zou stellen. De kiezers beloonden hem en zijn partij met een eclatante verkiezingsoverwinning. Bij zijn inauguratie als president in juli 2020 zei hij tegen het Surinaamse volk: ‘Geef mij uw vertrouwen en ik geef u een prachtig land terug’. Daarnaast deed hij nog de volgende beloftes: ‘Het zal goed komen met Suriname, het volk zal uit de crisis worden gehaald, we gaan werken voor het volk, wij zijn een volksregering, wij zullen blijven communiceren met het volk, het vertrouwen zal niet beschaamd worden en bij alles wat ondernomen wordt, moet afgevraagd worden of het goed is voor het land en volk’.

President Santokhi en vicepresident Brunswijk (l)
Deuk in imago President Santokhi
Het imago van de crime fighter en de man die zich presenteerde als de redder van het Surinaamse volk liep vrij snel na zijn aantreden als president een deuk op. Dit is opmerkelijk aangezien het zelden is voorgekomen in de politieke geschiedenis van Suriname dat een Surinaamse regeringsleider al kort na de verkiezingen het vertrouwen van de bevolking heeft verkwanseld. Het begon toen de president instemde met een nadrukkelijke rol voor Ronnie Brunswijk (die in Nederland en Frankrijk is veroordeeld voor handel in drugs) in het politieke bestel als vicepresident. Ook toen Brunswijk vervolgens bezig was Suriname om te turnen in het persoonlijk wingewest van de familie Brunswijk zweeg de president in alle talen. Zijn zwijgen geldt ook voor de strapatsen (ontslag van een eigen minister die weigerde mee te werken aan corruptie), het onbehouwen gedrag (vanuit een auto of helikopter geld strooien naar de bevolking) en de vele driftige uitbarstingen (mishandeling van een journalist door zijn veiligheidsmensen) van de vicepresident die geldt als een ongeleid projectiel in de Surinaamse politiek.
Het beeld dat vervolgens is ontstaan is dat de president vanaf dag één, zoals de woordkunstenaar Paul Middellijn het stelt, in een aboma-brasa [omhelzing door een boa] van Brunswijk terecht is gekomen en er maar niet in slaagt zich hieraan te ontworstelen.
Daarnaast is er de kritiek dat zijn beleid wordt gekenmerkt door een gebrek aan communicatie, ondoorzichtige besluitvormingsprocessen en onbegrijpelijke besluiten en een benoemingsbeleid waarbij gekozen wordt voor family, friends en partij-loyalisten (nepotisme) in plaats van mensen met kennis en ervaring. Zo benoemde hij zijn echtgenote in verschillende functies die op haar beurt op sociale media het mikpunt is geworden van spot, satire en sarcasme en daarmee, zoals de columnisten Sookhlall en Mahabier schrijven (SRHerald, 30 januari 2022), de partij VHP enorme imagoschade berokkent.
Van cohesie binnen de coalitie is geen sprake. Het lijkt alsof Suriname de facto twee regeringen kent: de regering Brunswijk en de regering Santokhi. Bovendien is de NPS, de natuurlijke bondgenoot van de VHP, al enige tijd ontevreden over haar ondergewaardeerde positie binnen de coalitie. Het betekent dat de samenwerking binnen de coalitie dan ook danig aan het wankelen is.
De president heeft een kijk op de sociaaleconomische ontwikkelingen in Suriname die contrasteert met de realiteit. In zijn Kerstboodschap in december 2021 zei Santokhi dat zijn regering op veel gebieden het licht heeft gebracht naar de bevolking en dat het gelukt is om binnen 1.5 jaar tijd ‘s lands financieel huishouden op orde te krijgen. Op de nieuwjaarsreceptie van de Vereniging van Economisten in Suriname (VES) in januari 2022 sprak de president over bereikte financieel-economische stabiliteit en dat Suriname uit de crisis is, terwijl het land nog steeds in een diepe crisis verkeert. Zo kent het op dit moment een inflatie van rond de vijfenzestig procent. Volgens de VES heeft de regering-Santokhi slecht negentien procent van haar plannen uit haar Herstelplan weten te realiseren. Van licht voor de bevolking is absoluut geen sprake en de crisis zal de komende jaren in Suriname alleen maar in hevigheid toenemen als gevolg van de uitvoering van een IMF-programma waarbij er pijnlijke maatregelen zullen worden doorgevoerd en de bevolking zware offers zal moeten opbrengen. Als de president stelt dat Suriname uit de crisis is, dan is dat bezijden de waarheid hetgeen een belangrijke aantasting betekent van zijn geloofwaardigheid. Op sociale media wordt de president inmiddels dan ook ‘jokkebrok Chan’ genoemd.
Partijloyalisten worden door de president royaal onderscheiden met staatsonderscheidingen (lintjes-sibibusi / tropische lintjesbui) kennelijk als doel om daarmee verzekerd te zijn van de loyaliteit van het partijkader. Het komt feitelijk neer op misbruik van staatsdecoraties voor partijdoeleinden. Het betekent dan ook dat het met de staatsdecoraties dezelfde kant opgaat als met de Surinaamse dollar (SRD): aan devaluatie onderhevig en van generlei waarde.
Van de door Santokhi en zijn partij verkondigde bromkidyari-filosofie [filosofie van de veelkleurige bloementuin] wordt in de praktijk weinig gepraktiseerd. Wat we zien is dat de president in zijn benoemingenbeleid vooral vrienden en familie van hem en partijleden accommodeert hetgeen neerkomt op het selectief koesteren van bloemen in de door hem zo geroemde Surinaamse bromkidyari.
Het heeft wel tot gevolg dat hierdoor raciale ressentimenten de laatste tijd weer de kop op steken in Suriname.
Kortom het verwijt aan de president is dat hij niet doet wat hij zegt of beloofd heeft tijdens de verkiezingscampagne in 2020 en dat zijn regering weer in de aloude politieke onhebbelijkheden vervalt. Hij is een president die vooral grossiert in mooie woorden en valse beloften. Op sociale media en in de nieuwsbladen vormen ontgoocheling en diepe teleurstelling de teneur van de kritieken. Het optreden van de regering-Santokhi wordt vergeleken met de herhaling van een theatervoorstelling maar nu met andere acteurs. Het overheersende beeld is dat van een ‘besluiteloze Chan’ die excelleert in het vermijden van het nemen van beslissingen en over heikele kwestie zwijgt. Hoop heeft bij de bevolking langzamerhand plaatsgemaakt voor vrees; vrees voor een pur bruku, wer bruku–scenario [lood om oud ijzer] of zoals de eerdergenoemde woordkunstenaar Paul Middellijn het stelde: A srefi kaka, nanga tra frey frey [dezelfde shit, maar nu van andere vogels].
Kritiek en tegenspraak bij leiderschap
President Santokhi’s imago is fors gebutst geraakt. Van zijn imago als crime fighter en redder van Suriname is bij een belangrijk deel van de bevolking weinig meer over. Zou hij maar één seconde over zijn imago nadenken? Zijn presidentschap dreigt een totale mislukking te worden. Is het tij nog te keren door hem? Een leider die zich omringt met vertrouwelingen en loyalisten loopt het risico dat ze hem naar de mond praten. Bij hen gaat het vooral om het veiligstellen van hun eigen plaats aan de ‘vleespotten’. Een aspect van goed leiderschap is het organiseren van kritiek en tegenspraak. Hiermee worden blunders voorkomen, wordt tunnelvisie tegengegaan en wordt gestimuleerd om continu te blijven leren. Als kritiek en tegenspraak ontbreken dan bestaat het gevaar dat leiders sterk in zichzelf gaan geloven. De Surinaamse bevolking zal grote offers moeten brengen voor de komende noodzakelijke saneringsmaatregelen. Het is een ongekende Augiasstal die de regering-Bouterse achterliet en het is voor de regering-Santokhi een herculestaak om die op te ruimen. Een vertrouwensbreuk tussen politieke leider en kiezers is echter een sta in de weg voor het genereren van steun van de bevolking hiervoor. Het betekent dat president Santokhi zal moeten waarmaken dat hij moreel-ethisch leiderschap hoog in zijn vaandel heeft staan, want zoals de Amerikaanse oud-president Abraham Lincoln in 1858 zei:
You can fool some people all of the time,
You can fool all people some of the time,
But you cannot fool all people all of the time.
Foto’s: Ra1 Photography (1 en 2) en CDS (3)
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname
Je naam is het symbool van je identiteit – Pandit Bhasker Rewti

Pandit Bhasker Rewti
Wanneer we naar de geschiedenis kijken dan zien we dat India (hierna ‘Bhārat’ genoemd omdat deze naam de officiële naam is) ongeveer 900 jaar is leeggeplunderd door invallers, bezetters en onderdrukkers die continu hebben getracht de lokale cultuur te vernietigen. De invallers, bezetters en onderdrukkers kwamen uit het noorden en namen de Islam en de Koran mee. Daarna is Bhārat ingevallen, bezet en onderdrukt door Portugezen, Fransen, Nederlanders en Engelsen. Wil men een volk vernietigen dan moet men de afkomst, cultuur, alle eigen namen en alle herinneringen die aan de afkomst verbonden zijn vernietigen. Het vernietigen en afpakken van de cultuur en godsdienst van de Indiase (hierna Bhāratse) inwoners hebben de moslims continu tijdens de bezettingsperiode uitgevoerd. De Engelsen vielen vanuit de oostkust Bhārat binnen en de vernietiging van de Bhāratse levenswijze en cultuur werd voortgezet. De Engelsen namen de Bijbel mee en er werden duizenden kerken gebouwd. Zowel de moslims als de Engelsen hebben de veranderingen en de vernietigingen naar hun eigen zin en stijl doorgevoerd. We zien dat hierdoor onder andere plaatsnamen in Bhārat zijn veranderd.
De namen van plaatsen werden veranderd
Enkele voorbeelden: Karṇavatī werd Ahmedabad, Saṁbhajī Nagar werd Aurangabad, Ānand Nagar werd Ahmed Nagar, Mumbai werd Bombay, Kōlkātā werd Calcutta, Chēnnai werd Madras. Agrāvan werd veranderd in Agra, Prayāgrāj werd veranderd in Allahabad, et cetera.
Tempels werden veranderd in moskeeën
Maar ook onze Bhāratse tempels werden afgebroken en op dezelfde plaatsen werden dan moskeeën gebouwd. Enkele voorbeelden. De naam van bijvoorbeeld de Śiva mandir in Agra die Tējō Mahālaya heette werd veranderd in Taj Mahal. De Rāma Janmabhūmi tempel in Ayōdhiyā werd de Babri Mahdjid, de Kāśī Viśvanāth tempel werd de Gyanvapi Moskee, de Kṛṣṇa bhūmi tempel werd de Shah Idgah moskee, Ādināth tempel werd de Adina Moskee, de Bhadrakālī tempel werd de Jama Mahdjid, et cetera.
De namen van land en volk werden veranderd
Ook de naam van het land, cultuur en godsdienst zijn na de invasie veranderd.
Het vernietigen van het kenniscentrum van de Bhāratse inwoners
Takṣaśilā was de eerste en grootste internationale universiteit ter wereld, gevestigd rond 500 jaar voor Christus in het oude onverdeelde noorden van Bhārat. Tegenwoordig is de plaats waar het gebouwd was Pakistan geworden. Takṣaśilā is door de Hunnen vernietigd. De Vēdische Nālandā Universiteit in Bihār is door de Turkse moslims onder leiding van Bakhtiyar Khilji geplunderd, de studenten werden verkracht en onthoofd, alle boeken zijn verbrand en uiteindelijk is de universiteit vernietigd en platgebrand.
Bekeringen en verandering van de eigen naam
- De moslims hebben gedwongen bekeringen toegepast. U had de keuze tussen vermoord worden of moslim worden. Of, als niet moslim moest u zware belastingen betalen. Vele arme mensen waren toen door de Belastingmaatregel gedwongen om moslim te worden. De eigen hindoenaam werd dan gelijk veranderd in een moslimnaam.
- De Puranische Sanātana pandit baba’s, die het kastenstelsel hebben gebracht, hebben ook ertoe bijgedragen dat de allerlaagste kasten vrij snel werden overgehaald om moslim te worden. Immers bij de Purāṇische Sanātana Dharma hadden ze helemaal geen rechten. De Purāṇische pandit baba’s hadden bepaald dat de spijtoptanten niet het recht hadden om terug te keren naar de Sanātana Dharma. Zij vonden dat bekeerde arme mensen tot Islam onrein waren geworden.
- De Engelsen brachten het Macaulayisme en er werden duizenden kerken gebouwd. Bhāratse mensen werden bekeerd tot het christendom. Deze bekeringen gaan tot en met heden in volle vaart nog door. Als je een christen wordt dan wordt je naam ook veranderd in een christelijke naam.
Wat is Macaulayisme? Engeland heeft de vraag gesteld “Hoe kunnen we de inwoners van India zodanig veranderen dat ze uiterlijk op Indiërs lijken maar van binnen Engelsen worden? Het antwoord is gegeven door Lord Macaulay: “Pak hun taal, cultuur, namen en hun identiteit af en geef Indiërs het gevoel dat wanneer ze Engels praten, dat ze dan superieur zijn”. Het plan van Lord Macaulay werd letterlijk uitgevoerd. Gurukula’s (kostscholen waar naast wetenschap ook Sanskriet lessen werden gegeven) werden vernietigd en de taal Sanskriet werd verboden. Verder zijn ze ook doorgegaan met het zoveel mogelijk veranderen van (plaats) namen in Bhārat. Dit beleid hebben ze trouwens ook in Brits-Guyana toegepast. Onze broeders in Guyana kunnen bijna geen Hindi meer spreken.
In Bhārat wordt soms de term “Macaulay’s Children” gebruikt om te verwijzen naar mensen van puur autochtone afkomst die de westerse cultuur als hun eigen levensstijl hebben overgenomen. Een “halfbloed” kind voelt zich superieur in Bhārat. Onze Bhāratse inwoners zijn inderdaad geworden zoals de Mahā-guru Lord Macaulay het had gewild, namelijk geen Bhāratse maar Hindoestaanse Indiërs met een bruine huidskleur en wonend in Bhārat. Daardoor uiten veel mensen in en uit Bhārat zich in het Engels, soms vooral om aan te geven dat ze beter ontwikkeld zijn dan mensen die alleen Hindi of hun eigen moedertaal spreken. Het is zelfs zo ver gekomen dat veel mensen in Bhārat geen zuiver Hindi meer kennen of hun moedertaal niet meer kunnen spreken. Er zijn in Bhārat ongeveer 415 levende talen. De trots dat ze bruine Engelsen zijn raast al een sneltrein nog steeds voort in Bhārat en bij Bhāratse mensen in het buitenland.
Bij de bekeringen door moslims en christenen worden nog steeds de hindoenamen veranderd in moslim- of christelijke namen. Deze verandering heeft ten doel je verleden te doen vergeten en je identiteit te vernietigen. Tegenwoordig mogen in Bharat bekeerde christenen geen contact meer hebben met hindoes omdat de christenen bang zijn dat ze weer hindoes worden.
India is op 15 augustus 1947 onafhankelijk geworden. Na de onafhankelijkheid is het land geregeerd door moslims en christenen, namelijk de Nehrū-Gandhi clan. De vernietiging van de Sanātana Dharma dendert na de onafhankelijkheid van Bhārat nog steeds voort. Onze geleerde pandits werden in 1990 uit Kashmir verdreven. De overheid geleid door de Nehrū-Gandhi clan deed niets om dit te voorkomen. Maar wanneer een bewuste Indiër deze christelijke en moslimbekeringen in Bhārat een halt wil toeroepen, 900 jaar vernietiging van Bhārat wil corrigeren, dan word je gebombardeerd tot niet seculiere, nationalistische, fundamentalistische en fanatieke hindoe die moslims en christenen vervolgt. Voor de wereld doen de moslims en christenen zich dan zielig voor. Dit is kennelijk de reden dat er weinig positief nieuws door westerse journalisten in Europa wordt verspreid. Zodra er echter iets negatiefs gebeurt dan komt het nieuws in grote krantenkoppen in heel Europa.
Mensen in Bharat zijn ongeveer 900 jaar onderdrukt en gehersenspoeld. Het lijkt alsof deze onderdrukking in onze genen is gaan zitten. “Wij vinden alles goed en alle goden zijn hetzelfde” is ons karakter geworden. We komen niet meer op voor onze cultuur en levenswijze. We schamen ons om te zeggen: “Ik ben Bhāratīya of mijn voorouders komen uit Bhārat en mijn godsdienst (het woord religie en godsdienst is gebonden aan Islam en het Christendom) is, neen, mijn levenswijze is de Sanātana Dharma. Hebben wij geen Vēdische ruggengraat meer? Wordt het nu geen tijd om als Sanātana Dharma met de Vēda’s (de ware bron van Sanātana Dharma) in de hand, bewuster in het leven te staan? Wordt het geen tijd om uw gedrag en de effecten van uw gedrag te bekijken? Wordt het geen tijd om over je gevoelens te praten en over wat 900 jaar onderdrukking heeft opgeleverd? Wordt het geen tijd om uw achtergrond en uw eigen geschiedenis te onderzoeken? Wordt het geen tijd om na te denken hoe we minimaal kunnen bijdragen aan de bewustwording van onszelf en onze kinderen? Kunnen we deze bewustwording ook thuis beginnen met de opvoeding van onze kinderen? Wordt het geen tijd om onze kinderen te laten groeten door met de handen bijeengebracht voor het hart het woord namastē te zeggen? Het is verbazingwekkend dat zelfs kinderen van 5 jaar oud zich schamen om de handen bijeen te brengen en geen namastē willen zeggen. Wordt het geen tijd om onze kinderen hun identiteit te geven door de juiste namen bij de geboorte mee te geven waarop ze trots kunnen zijn? Onze kinderen verdienen het om hun eigen identiteit te hebben.
Namen aan onze kinderen geven
Een van de 16 Vēdische saṁskāra’s is de “Nāmakaraṇam Saṁskāra”. Dit is de 5e saṁskāra. De Nāmakaraṇam saṁskāra is een ceremonie om het kind een voornaam te geven. Niet zomaar een willekeurige naam, maar een naam met betekenis. Een naam die de wens van de ouders uitdrukt en gedragen kan worden door de maatschappij. Een naam die het kind stimuleert de doelen te bereiken die de naam suggereert. Ik zal het duidelijk maken aan de hand van 2 voorbeelden waarom een betekenisvolle naam zo belangrijk is:
- Stel dat u een bedrijf wilt oprichten maar u geeft het geen naam. Hoe wilt u dan bekend worden? Een passende naam geven is essentieel voor uw bedrijf. Stel u wilt een advocatenkantoor beginnen en uw kantoor heet “Advocatenkantoor belazeren”. Stel dat u een olifant cadeau hebt gekregen. U noemt uw olifant “mijn kaboutertje”. Voelt u dat deze namen niet kloppen?
- Stel dat de wetenschapper Newton aan zijn ontdekking geen naam zou geven. Is dan deze kennis niet begrensd en alleen beschikbaar voor hemzelf. Door een naam te geven en te vertellen wat zwaartekracht is, heeft hij de wereld verteld wat hij heeft ontdekt.
Inderdaad. Als er iets nieuws in ons leven komt moet daar een passende naam aan worden gegeven. Als u bekendheid wilt geven aan uw vinding zult u er een naam aan moeten geven en vertellen wat het doet en waarvoor u het kunt gebruiken. In de wereld is er zelfs een octrooi op namen. Als u dit doet, dan komt er bekendheid in de samenleving, de maatschappij en de hele wereld. Dit veroorzaakt een herkenning bij alle mensen. De naam vertelt iets over uw bedrijf en het product.
Als we deze gedachte doortrekken naar de namen van onze kinderen dan zouden we ook mooie, passende namen kunnen geven die de wens van de ouders uitdrukken. De maatschappij krijgt dan een indruk van wat voor identiteit de persoon heeft. Er zijn heel veel mooie namen die in de Vēda’s en in alle overige Vēdisch gerelateerde boeken voorkomen. Er zijn mooie namen te vinden in onze geschiedenisboeken zoals de Ramāyana en Mahābhārata. Deze namen bepalen uw identiteit. Het zegt iets over wie u bent, wat uw achtergrond is, wat de wensen zijn geweest van de ouders en wat van u verwacht kan worden. Het geeft je een identiteitsgevoel. Het zegt iets over je geschiedenis, je voorouders en waar je vandaan komt.
Is er een reden te verzinnen waarom u uw eigen identiteit zou willen verliezen door uw kind een naam te geven die niet uit uw eigen cultuur komt? Zijn we dan niet trots op onze eigen namen, cultuur en gewoontes? Zou u deze trots niet door willen geven aan uw kind zodat u de identiteit van uw kind niet afpakt? Door geen naam uit uw eigen cultuur te geven brengt u uw kind later in verlegenheid en u pakt de identiteit van het kind af. Het klopt gewoon niet wanneer later iemand vraagt “hoe heet je” en het antwoord is “Kees”, terwijl uw kind bruin is en daal, bhaat, roti en chutney eet. Er zijn verschillende psychologen, zoals de Duitse psycholoog de heer Jochen Gebauer, die het bovenstaande bevestigen. Hij zegt dat de naam iets vertelt over wie u bent. Uw naam is sterk verbonden met uw identiteit. Een passende naam maakt u gelukkiger.
Een naam is slechts een woord, maar een woord kan behoorlijk krachtig zijn. Een naam geven aan het kind is het schenken van een woord met een bijzondere betekenis dat voortaan levenslang als roepnaam zal worden gebruikt. Iedere keer wanneer het kind wordt aangesproken met de voornaam zullen, bewust of onbewust, de gevoelens van het kind positief worden geraakt. De betekenis daarvan zal het kind inspireren om te begrijpen wat de wensen zijn van de ouders. Dit inspireert het kind om een goed mens te zijn. Het zal de gevoelens en het karakter van het kind beïnvloeden.
Zouden namen van dieren en dingen het kind inspireren? Namen als Gaṅgā (de Ganges rivier) of Tōtā (papegaai) zijn weinig inspirerend. Namen om niet trots op te zijn en die het kind in verlegenheid kunnen brengen dienen ook te worden vermeden.
Aan welke eisen zou een naam dan moeten voldoen?
- De naam moet het kind positief inspireren, een goed gevoel geven en prikkelen om na te denken wat van hem/haar wordt verwacht.
- De naam moet niet te lang en gemakkelijk uit te spreken zijn.
Voornamen met mooie volle beginletters, die in de dagelijkse omgang zo weinig mogelijk misvormd kunnen worden zijn geschikt om te dienen als roepnaam. Deze naam moet het liefst 2 tot 4 lettergrepen bevatten. Het belangrijkste is dat de namen kort, krachtig en gemakkelijk uitspreekbaar moeten zijn. Tevens dient het mooi te klinken en een positieve, inspirerende betekenis te hebben.
***
Saṁskāra Bhāskara – de zestien Vedische Saṁskāra’s en de vier levensdoelen dharma, artha, káma en móksha | Auteur/uitgave Bhaskar Rewti 2021 Zoetermeer | ISBN 9789082710649 | hardcover pp. 288 | prijs 15 euro (excl. verzendkosten). U kunt dit boek bestellen via brewti@gmail.com
De opbrengst van dit boek gaat naar de Stichting voor Armen en Wezen ten behoeve van de inrichting van een in aanbouw zijnde polikliniek voor de allerarmsten in het dorpje Padampur (Órisa, India). Voor meer informatie over SAW zie: www.armenenwezen.nl
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Religie & Levenswijze, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
Sarnami hai als klassieker in de Surinaamse literatuur – Hans Ramsoedh
Ruim vijftig jaar na verschijning is Sarnami, hai (1969) van de Surinaamse schrijfster Bea Vianen opnieuw herdrukt. Deze roman, evenals Strafhok (1971) van dezelfde schrijfster, wordt beschouwd als een klassieker in de Surinaamse literatuur. Opvallend daarbij is de uitgebreide positieve recensies in de recensierubrieken van de Nederlandse kwaliteitskranten en weekbladen. Kreeg Sarnami, hai bij verschijning in 1969 al enthousiaste literaire kritieken in Nederland, ook bij deze herdruk overheersen de lovende literaire kritieken: ‘Een beklemmende maar tegelijk ook vitale roman‘ (De Groene Amsterdammer, 4 november 2021); ‘Heruitgave van Sarnami hai is een voltreffer’ (de Volkskrant, 18 november 2021); ‘Een roman die je met een klap in het gezicht achterlaat’ (NRC, 10 december 2021), ‘Haar nu heruitgegeven debuut is koortsig sensueel en prachtig’ (Tijdgeest, Trouw 22 januari 2022).
Deze uitgebreide recensies bij deze herdruk zijn echter niet verrassend, aangezien de aandacht in Nederland voor het slavernijverleden en het kolonialisme sterk is toegenomen sinds de opkomst van Black Lives Matter. Langzamerhand is er inmiddels geen enkel boek in Nederland over, bijvoorbeeld, slavernij dat aan de aandacht van Nederlandse recensenten ontsnapt. Het is alsof zij hun ‘blinde vlek’ hebben ontdekt.
Bea Vianen (Paramaribo, 6 november 1935 – aldaar 6 januari 2019) geldt als een van de belangrijkste Surinaamse proza-auteurs van de jaren zeventig. Op de middelbare en kweekschool in Suriname was zij in die jaren en nog lange tijd daarna Surinames meest gelezen auteur. Er was geen leerling/student die niet één van haar eerste twee romans gelezen had. Ik moet gelijk hieraan toevoegen dat er in de jaren zeventig weinig prozaschrijvers in Suriname waren. Albert Helman was eveneens een veelgelezen schrijver, maar die woonde sinds de jaren twintig van de twintigste eeuw buiten Suriname.
Vianen was van gemengd etnische afkomst (moeder Hindostaans, vader Creools) en in haar werk is het vooral de Hindostaanse levenssfeer die overheerst. Zij is de eerste Surinaamse schrijfster van wie het werk bij de vooraanstaande Nederlandse uitgeverij Querido verscheen.
Haar moeder overleed op jonge leeftijd en de toen achtjarige Bea werd op het internaat bij de soeurs geplaatst, een verblijf dat, zoals zij in interviews vertelde, voor haar een sterk traumatisch periode zou worden. Voor het tijdschrift Avenue schreef zij in 1969 haar verhaal over de streng katholieke opvoeding in het internaat. Dit verhaal is in het kerstnummer van de Groene Amsterdammer (16 december 2021) integraal herdrukt. Na de mulo rondde Vianen de kweekschool af. Vervolgens vestigde zij zich in 1957 in Nederland waar zij als onderwijzeres werkzaam was. Het was echter geen permanent vertrek, want ze leefde sedertdien voortdurend gedurende periodes aan beide zijden van de oceaan. Ze ontwikkelde een haat-liefdeverhouding met Suriname en was kritisch over de verstikkende cultuur, de maatschappelijke verhoudingen en de etnische scheidslijnen. Haar geboorteland was een Strafhok met gesloten kamers voor de verschillende etnische groepen. Tussendoor woonde zij met onderbrekingen in landen als Bolivia, Columbia, Ecuador en Peru. De laatste jaren vóór haar overlijden woonde ze in een verzorgingstehuis in Suriname.
Bea Vianen debuteerde in de eerste helft van de jaren zestig met poëzie en proza in het in Suriname uitgegeven literaire tijdschrift Soela. In 1965 kwam haar eerste dichtbundel Cautal uit die liefdesliederen aan Krishna bevatte en waarin de migrantenpsyche eveneens een thema is.

Eerste druk Sarnami, hai 1969
Haar romandebuut volgt in 1969, Sarnami, hai. Deze roman is het verhaal van het meisje S. (Sita) dat op achtjarige leeftijd haar jonge moeder verliest. Zij komt vervolgens bij de soeurs in het internaat. Tijdens de pubertijd als zij inmiddels op het mulo zit, woont zij weer bij haar autoritaire en nurkse Creoolse vader die nauwelijks in haar is geïnteresseerd en haar jongere broertje. Het is het Paramaribo van de jaren vijftig van de vorige eeuw. In de multi-etnische Surinaamse samenleving heerst verdeeldheid en armoede en zijn tradities belangrijker dan individuele wensen. Zeker voor meisjes en vrouwen. Ze kan goed leren en is meer geïnteresseerd in boeken dan in jongens. Het is haar ambitie om biologie in Nederland te studeren.
Het verhaal begint als Sita zestien jaar is en op zoek gaat naar haar (maternale) grootouders die als contractarbeiders met het laatste transport in 1916 vanuit Brits-Indië naar Suriname zijn gekomen. Sita kent haar verleden en dat van haar voorouders echter niet, ze is ‘iemand zonder geschiedenis’. Deze grootouders hadden een dochter, Radjkumari geheten, de moeder van Sita. De grootmoeder van Sita pleegde zelfmoord waarna haar grootvader naar Brits-Indië terugkeerde met achterlating van zijn dochter als wees in Suriname. Sita wil weten waarom haar grootvader zijn dochter aan een vreemde, ontwortelde en drankzuchtige vrouw te Lelydorp had toevertrouwd. Met uitzondering van enkele foto’s van haar grootouders die zij krijgt van de ‘weesmoeder’ van haar moeder komt zij echter nauwelijks iets te weten over haar grootouders. Haar moeder zweeg over de jaren die zij als kind bij haar weesmoeder had doorgebracht.

Sarnami, hai 2021
Haar ambitie om verder te studeren raakt op een zijspoor als ze zwanger raakt. Ze trouwt met haar vriend op zijn islamitisch. Hij begrijpt echter weinig van haar verlangen om zichzelf te ontwikkelen. Het huwelijk wordt voor haar een ongelukkige periode waarin zij vooral op zichzelf is aangewezen. Uiteindelijk besluit Sita van haar vriend die meer af- dan aanwezig is te scheiden. De prijs die zij daarvoor moet betalen is het zoontje afstaan aan haar ex-man, een voorwaarde die hij stelde voor de echtscheiding. Uiteindelijk staat ze haar zoontje af aan haar man om vrij te kunnen zijn. Haar individuele vrijheid kon zij slechts opeisen door naar Nederland te vluchten.
Met deze stap verbindt zij zich met de door haar zo vervloekte grootvader die met achterlating van zijn dochter terugging naar Brits-Indië en die wellicht eveneens verlangde naar vrijheid. Zo schrijft zij over haar grootvader: Ik haat je, grootvader. Je hoeft mij niet te vergeven dat ik je een hond noem. Een zwijn. Een smerige wegloper. Maar wat heb ik aan deze beschuldigingen? We zijn uit hetzelfde hout gesneden. Ook ik vervloek deze wildernis. En ook ik zal een kind achterlaten! (p. 190).
Met haar besluit verzet Sita zich tegen de benauwende tradities en kiest zij voor vrijheid, zelfbevrijding en de eigen identiteit. Vrijheid betekent voor Vianen het doorsnijden van alle banden en het aangaan van geen enkele verplichting. Degene die zich bindt, wordt de gevangene van zijn omstandigheden, of zoals zij aan het eind van haar roman schrijft: Omdat ik weet wat ik niet wil: Stikken! Stikken! Stikken! (p. 213)

Bea Vianen op oudere leeftijd.
Na Sarnami, hai en Strafhok schreef Vianen nog een aantal andere romans (Ik eet, ik eet, tot ik niet meer kan, 1972; Het paradijs van Oranje, 1973, 1985; Geen onderdelen, 1979). In haar romans spelen de thema’s (ingeperkte) vrijheid, hypocrisie, gekonkel, vooroordelen, de kleinsteedsheid van de Surinaamse samenleving en de uitzichtloosheid een allesoverheersende rol. De scherpte in haar twee eerste romans zou echter, zoals Michiel van Kempen schreef, gaandeweg ‘oplossen in het gruis van haar bestaan’ (De Groene Amsterdammer, 23 januari 2019). Haar overige romans zouden dan ook nooit de populariteit van haar twee eerste boeken halen.
In Sarnami, hai schildert Bea Vianen, zoals Xandra Schutte in haar recensie schrijft, een genadeloos beeld van de man-vrouw-verhouding in het Suriname van de jaren vijftig, de knoet van achterdochtige vaders en daarna die van de echtgenoten (De Groene Amsterdammer, 4 november 2021). Afgelopen vijftig jaar is er weliswaar in dat opzicht het nodige veranderd, maar veel van wat Bea Vianen in Sarnami, hai beschrijft heeft vijftig jaar na dato nauwelijks aan actualiteit ingeboet. Dat maakt deze roman terecht tot een klassieker en de moeite waard om te lezen.
Voor een uitgebreid overzicht van de poëzie en proza van Bea Vianen, zie wikipedia>Bea Vianen
Bea Vianen, Sarnami, hai. Suriname, ik ben.
Amsterdam 2021: uitgeverij Cossee. 222 pp. € 22,99
Foto’s Bea Vianen: (1) Michiel van Kempen, Geschiedenis van de Surinaamse literatuur en (2) Literatuurgeschiedenis.org
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname, Taal & Literatuur
Subhas Chandra Bose: de militante leider van de onafhankelijkheidsstrijd van India – Prof. Chan Choenni

Gharietje Choenni
Ik draag dit artikel op aan mijn zus Gharietje Ghargiwati Choenni (Paramaribo, 1951) die op 17 januari 2022 na een lang ziekbed overleed. Zij was een Hindostaans-Surinaamse feminist en andragoog die met volle teugen van het leven heeft genoten. Zij voerde de emancipatie van de Hindostaanse vrouw hoog in haar vaandel en was een rolmodel voor velen van haar generatie. Zij vond het prachtig dat Subhas Chandra Bose het regiment van vrouwelijke militairen Jhansi ke Rani had opgericht. Dat Indiase vrouwen toen al moderne militaire uniformen (lange broeken) droegen en geweren om strijd te voeren voor de bevrijding van India had haar bewondering. Ik liet haar twee dagen voor haar heengaan een foto van dit regiment zien; er verscheen een glimlach op haar gezicht.

Jhansi ke Rani-regiment
***
Inleiding
Het is vandaag 23 januari 2022 precies 125 jaar geleden dat een van de tot verbeelding sprekende helden van de Indiase onafhankelijkheidstrijd, Subhas Chandra Bose, werd geboren. Vroeger prijkten in menig sobere voorkamer van woningen van Hindostanen -in Suriname voorzaal genoemd- (ingelijste) posters van Mahatma Gandhi en/of van Subhas Chandra Bose. Beiden waren bekende helden van de onafhankelijkheidsstrijd in India. Dergelijke posters hadden na de onafhankelijkheid van India in 1947 tot de jaren zeventig een grote historische waarde in Suriname. De digitale media speelde toen nog geen rol en ook de televisie die vanaf 1964 in zwart-wit uitzond, had slechts een bescheiden rol in relatie tot verhalen over de Indiase geschiedenis. Wel bestonden er al Indiase films waarin de Indiase onafhankelijkheidsstrijd en de rol van de prominente strijders aan bod kwam. De tragische onafhankelijkheidstrijd van India lag destijds nog fris in het geheugen van veel van de toenmalige Hindostaanse volwassenen. Mahatma Gandhi werd na de moeizaam en bloedig verkregen onafhankelijkheid immers op 30 januari 1948 doodgeschoten door Nathuram Godse. Deze radicale hindoe was van mening dat Gandhi zich te toegeeflijk had opgesteld tegenover de radicale moslims. Zijn toegeeflijke houding zou mede hebben bijgedragen tot de splitsing van het toenmalige India in India en Pakistan. Gandhi werd echter vanwege zijn geweldloze strijd en zijn morele standpunten hoog gewaardeerd in Suriname. Sterker nog: van Mahatma Gandhi werd op zijn geboortedag (2 oktober) in 1959 een standbeeld in Paramaribo onthuld. De derde held was pandit Jawaharlal Nehru, die de eerste premier van het onafhankelijke India werd. Omdat hij toentertijd nog in leven was, waren er minder posters van hem in omloop. Zijn nakomelingen hebben decennialang India geregeerd; onder wie zijn dochter Indira Gandhi. Zij was overigens geen familie van Mahatma Gandhi. Zij werd de eerste vrouwelijke premier van India. Van de populaire held Subhas Chandra Bose die in 1945 verongelukte, waren er verschillende posters in de toenmalige Hindostaanse gemeenschap in omloop. Hij was en is echter buiten India minder bekend, terwijl hij tijdens de onafhankelijkheidsstrijd (1917-1947) zowel in India alsook in de Indiase diaspora werd bewonderd om zijn moedige en heldhaftige strijd tegen de Britse overheersers van India. Hij was een charismatische leider die een gewelddadige strijd tegen de Britse overheersers voorstond en deze later ook heeft gevoerd. Hij groeide vanwege zijn veelbewogen leven uit tot een mythische held. Net als Gandhi en Nehru heeft Subhas Chandra Bose verschillende boeken geschreven en was een intellectueel van hoog kaliber. Naast deze drie zijn er andere prominente helden, zoals de stichter van Pakistan: Mohamed Ali Jinnah. Ook Sardár Vallabhai Patel was een bekende held. Voor hem is in 2018 in de Indiase westelijke staat Gujarat -waar hij werd geboren- een standbeeld van liefst 181 meter opgericht. En natuurlijk moet ook dr. B.R. Ambedkar, de leider van de kastelozen worden genoemd. Hij heeft de Indiase grondwet ontworpen.
In dit artikel geef ik een schets van de levensloop van Subhas Chandra Bose en zijn ideeën alsook zijn verdiensten. Ik beperk mij tot een Hindostaans-Surinaams perspectief en laat niet alle aspecten van de langdurige en veelvormige onafhankelijkheidsstrijd de revue passeren. Subhas Chandra Bose heeft veel gepubliceerd en er is veel over hem geschreven. Op het internet is veel informatie over hem te vinden. Ik baseer mij grotendeels op zijn belangrijkste boek getiteld The Indian Struggle dat voor het eerst in 1942 integraal werd gepubliceerd. Subhas Chandra Bose was een fotogenieke man met een lengte van 1,80 meter en had een rijzig postuur. Hij torende uit boven zijn meeste Indiase landgenoten en was destijds met name voor veel jongemannen een rolmodel. Op de meeste posters die in Suriname van Subhas Chandra Bose in omloop waren, werd hij afgebeeld in militair tenue en in heroïsche stijl. Hij draagt een militaire topi (Indiase muts) en bril. Dit reflecteert echter slechts de laatste periode uit zijn leven: namelijk de periode van de Tweede Wereldoorlog. Hij werd opperbevelhebber van de door hem opgerichte Azad Hind Fauj (Indian National Army/Indiaas nationaal leger) waarmee hij een gewelddadige strijd heeft gevoerd tegen de Britse overheersers met ondersteuning van (nazi) Duitsland en Japan.

Poster van Subhas Chandra Bose in militair tenue. Hij gebruikte vaak de slogan Jai Hind (Leve India).
Tijdens zijn niet aflatende strijd tegen de Britse overheersing representeerde hij de radicale stroming en werd gaandeweg, als het ware, de tegenhanger van Mahatma Gandhi. Zo vond Subhas Chandra Bose het schandalig dat 200.000 Britten in India een bevolking van 300 miljoen konden knechten. Bovendien was India een grote civilisatie en verdiende het om onafhankelijk te zijn en een prominentere plaats op het wereldtoneel te hebben. Om dat te promoten reisde hij door de belangrijke Europese landen in de jaren dertig van de vorige eeuw. Hij werd begin jaren veertig Netaji genoemd, dat vrij vertaald gerespecteerde leider / volksvertegenwoordiger betekent.
Achtergrond en loopbaan
Subhas Chandra Bose werd geboren op 23 januari 1897 in de stad Cuttack, gelegen in de oostelijke staat Orissa/Odisha. Deze staat ligt ten zuiden van de huidige staat West Bengalen en ten oosten van de staat Bihar. De staat Orissa is nog steeds een van de achtergebleven staten van India. De hoofdstad is Bhabhaneswar; daar staat de bekende grote tempel van Jaganath / Juggernauth. Cuttack is de tweede grote stad. Subhas Chandra Bose is dus niet geboren in de staat Bengalen en evenmin in Calcutta (tegenwoordig Kolkata), zoals vaak ten onrechte wordt verondersteld. Zijn familie is wel van Bengaalse oorsprong. Daarom was hij heel poplulair in de toenmalige grote staat Bengalen. Deze staat werd na de onafhankelijkheid gesplitst in West Bengalen (in India) en Oost-Pakistan. In 1970 werd Oost-Pakistan na een oorlog met West-Pakistan de nieuwe staat Bangladesh. Subhas Chandra Bose was afkomstig uit een groot gezin. Hij was het negende kind van veertien broers en zussen. Vader Janakinath Bose was een bekende en welvarende advocaat. Zijn moeder Prabhavati Devi was een vrome, religieuze vrouw. Hij was van jongs af aan een briljante leerling. Vanaf 1902 zat hij op een protestantse Europese school en in 1909 ging hij naar een school van de Baptisten –eveneens een school met een christelijke grondslag. Hij vervolgde zijn opleiding aan de Ravenshaw Collegiate School, een middelbare overheidsschool in Cuttack en verhuisde daarna naar Calcutta voor verdere studie. Subhas Chandra Bose behaalde in 1918 zijn Bachelor of Arts (B.A.) aan het Scottish Church College van de Universiteit van Calcutta.
Om de wensen van zijn ouders te vervullen vertrok hij in 1919 naar Engeland om in Cambridge de ICS (Indian Civil Service) opleiding te volgen. Dit was een zeer prestigieuze opleiding. De afgestudeerden van ICS vervulden de hoogste bestuurlijke functies in het toenmalige British Raj. British Raj was de naam voor het Engelse bestuur over het toenmalige India (nu: India, Pakistan en Bangladesh). Subhas Chandra Bose slaagde voor het zware eindexamen in 1920 als de vierde beste kandidaat.

Subhas Chandra Bose helemaal rechts staand. In het midden zittend: vader Jankinath en moeder Prabhavati met kinderen op hun schoot.
Voorstander van totale onafhankelijkheid
In 1919 werd in het park Jallianwalla Bagh in de stad Amritsar gelegen in de westelijke staat Punjab van India een bloedbad onder weerloze Indiase demonstranten aangericht door Britse troepen. De demonstranten eisten vrijlating van twee nationalistische leiders die waren gevangengenomen door de Brits-Indiase regering. Hoewel Subhas Chandra Bose toen in England verbleef, was hij echter diep verontrust over het gewelddadige optreden van de Britse overheersers. Halverwege 1921 keerde hij terug naar India. Na zijn terugkeer kwam hij onder de invloed van Mahatma Gandhi die een geleidelijke onafhankelijkheid van India voorstond. Het zogeheten Indian National Congress leidde deze onafhankelijkheidsbeweging. Deze naam werd afgekort tot Congres en later omgezet in de Congress Party. Subhas Chandra Bose richtte een krant op, getiteld de Swaraj (zelfbestuur). Het Congres had regionale afdelingen over heel India en Subhas Chandra Bose begon zijn politieke carrière in de Bengaalse afdeling van het (Indiase Nationale) Congres. In 1923 werd hij gekozen tot voorzitter van de jongerenafdeling (All India Youth Congress) en ook tot secretaris van het Bengaalse Nationale Congres. Subhas Chandra Bose werd populair om zijn patriottische standpunten en zijn resolute afwijzing van de Britse overheersing van India. Hij was een felle voorstander van snelle en totale onafhankelijkheid (purna swaraj) van India. Hij vond Mahatma Gandhi daarom te gematigd. Volgens hem was Gandhi voor zelfbestuur binnen het verband het Britse Rijk. Subhas Chandra Bose behoorde tot de zogeheten linkervleugel van het Congres en werkte toen samen met de opkomende leider Jawaharlal Nehru, zoon van de invloedrijke advocaat Motilal Nehru, die toen voorzitter was van het Congres. Dit was de hoogste functie en het standpunt van de voozitter was beeldbepalend voor de oppositie tegen de Britse overheersing. De verkiezing van de voorzitter (President) van het Congres vond regelmatig plaats door afgevaardigden van heel India.
De leden van deze linkervleugel waren jonger en minder enthousiast over constitutionele hervormingen binnen het bestuurlijk kader van het Britse Rijk waartoe India behoorde. Subhas Chandra Bose stond bovendien meer open voor het socialisme en streefde naar meer economische gelijkheid tussen mensen; hij was echter geen communist. Hij was voor een confrontatiepolitiek ten opzichte van de Britse overheersers om de totale onafhankelijkheid van India tot stand te brengen, terwijl Jawaharlal Nehru voorstander was van een overlegmodel. Subhas Chandra Bose voorzag toen al dat er geen vreedzame overdracht van de politieke macht door Britten aan de Indiase leiders zou plaatsvinden. India was immers ‘the Jewel in the British crown’ oftewel het belangrijkste land waarop de Britse imperiale macht was gestoeld. De Britten zouden dan ook niet gemakkelijk afstand doen van hun grootste en rijkste kolonie.
Tegenhanger van Gandhi
Subhas Chandra Bose was in veel opzichten een tegenhanger van Mahatma Gandhi die 18 jaar ouder was en zeer sober ingesteld. Gandhi was voorstander van geweldloos verzet om de onafhankelijkheid van India te bereiken. Hij was ook voorstander van een pastoraal leven en niet enthousiast over economische modernisering. Hij wilde, bijvoorbeeld, geen gebruikmaken van machines en moderne middelen voor de landbouw. Subhas Chandra Bose hield van moderne kleding en uniformen en was -indien nodig- voor gebruik van geweld om de Britten uit India te krijgen. Hij gebruikte termen als Quit India (verlaat India) en was een modernist die vond dat India juist moderne middelen moest gebruiken om zich economisch te ontwikkelen. Tenslotte was Gandhi religieus geïnspireerd, terwijl Subhas Chandra Bose wars was van religie. Mede daardoor had hij aanhang onder alle religeuze groepen in het toenmalige India.

Subhas Chandra Bose met Mahatma Gandhi en Bose samen met Jawarlal Nehru.
De politieke goeroe van Subhas Chandra Bose was Deshabandhu Chittaranjan Das die politiek links was georiënteerd en in 1924 voorzitter van het Congres werd. Deshabandhu werd in 1924 ook gekozen tot burgemeester van Calcutta. Hij was voor eenheid tussen hindoes en moslims. Hij overleed echter in 1925 vrij plotseling aan een hartaanval. De hindoe-moslim rivaliteit in verband met de machtsdeling in het toekomstige onafhankelijke India werd sterker. Subhas Chandra Bose was toen pas 27 jaar en zeer actief; hij werd de leider van politiek links in India. Er bestond ook een communistische partij in India, maar hun aanhang was niet zo groot en geconcentreerd in bepaalde staten, zoals Bengalen. Opvallend was dat Subhas Chandra Bose goed bevriend was met de leiders van de verschillende religieuze stromingen en werd bewonderd om zijn gedurfde opstelling tegen de Britse overheersers. Hij bezigde felle bewoordingen, bijvoorbeeld dat Indiërs geen Angrez ke ghulam (geen knechten van Britten) moesten zijn.
Gevangenis
Zowel de gematigden, zoals Mahatma Gandhi, als radicale Indiase politici riepen regelmatig op tot boycotacties, bijvoorbeeld tegen de koop van bepaalde Engelse importproducten. Er werden ook werkstakingen (hartál in het Hindi) georganiseerd om het streven naar een onafhankelijkheid kracht bij te zetten. De Brits-Indiase regering arresteerde deze leiders regelmatig. Zij werden in de gevangenis opgesloten, onder wie ook Mahatma Gandhi. De gevangen leiders gingen daarna vaak als protest in hongerstaking. Daarop volgden weer acties van de bevolking om hun vrijlating en werden zij alleen maar populairder. Zo werd ook Subhas Chandra Bose in oktober 1925 tegelijk met veel andere nationalisten gearresteerd vanwege opruiing. Hij kwam in een gevangenis in Birma (tegenwoordig Myanmar) terecht dat ook behoorde tot het Britse imperium. In 1927 werd hij -onder meer vanwege gezondheidsredenen- vrijgelaten en begon intensiever samen te werken met Jawaharlal Nehru om de totale onafhankelijkheid van India na te streven. In 1928 sprak het Motilal Nehru-comité van het Congres zich echter uit voor een zogeheten dominionstatus. India zou een onafhankelijk land worden, maar wel onderdeel van het Britse Rijk moeten blijven. Subhas Chandra Bose en Jawaharlal Nehru verzetten zich fel hiertegen. Zij zouden met niets minder dan een volledige onafhankelijkheid van India genoegen nemen. Subhas Chandra Bose kondigde daarom de oprichting van een Independence League aan om oppositie te voeren tegen de gematigden in het Congres. Als radicale leider stelde hij In 1929 voor om een parallelle Indiase regering samen te stellen naast de officiële regering. Hij mobiliseerde een grote groep aanhangers en verkondigde met verve zijn linkse idealen voor meer gelijkheid en economische ontwikkeling. Hij werd opnieuw gearresteerd wegens ‘wangedrag’ en weer vrijgelaten. Hij werd populairder en werd in 1930 gekozen tot burgemeester van de miljoenenstad Calcutta. Tijdens een zogeheten Burgerlijke Ongehoorzaamheidsactie tegen de regering werd Subhas Chandra Bose weer gevangengezet. Hij werd opnieuw vrijgelaten in 1931 nadat het zogeheten Gandhi-Irwin pact was ondertekend. Dit hield een dominionstatus voor India in, oftewel een onafhankelijk India, maar als onderdeel van het Britse Koninkrijk. Lord Irwin was de Viceroy (de onderkoning) van India. De inmiddels militant geworden Subas Chandra Bose protesteerde hevig hiertegen en bekritiseerde Gandhi. Toen in 1931 de ‘revolutionair’ Bhagat Singh en zijn medestanders als represaille werden opgehangen door de Brits-Indiase regering, omdat zij onder meer een politie-inspecteur hadden omgebracht, was voor Subhas Chandra Bose de maat vol. Er onstond ook een verwijdering tussen hem en Jawaharlal Nehru, die voorzitter van het Congres was geworden. Nehru was nu meer op de hand van Mahatma Gandhi.
Opvattingen
Subhas Chandra Bose werd na zijn vrijlating op ‘medische gronden’ uit India verbannen. Hij vertrok naar Europa waarvandaan hij vanaf 1932 oppositie voerde tegen de Britse imperiale regering. Maar hij legde ook contacten met linkse Britse poltici, zoals Clement Attlee die na de Tweede Wereldoorlog premier van Groot-Brittannië werd. Subhas Chandra Bose had echter vooral contacten in (nazi) Duitsland, Italië, Rusland en Japan. Hij ondernam stappen om centra op te richten in verschillende Europese hoofdsteden om politiek-culturele contacten tussen India en Europa te intensiveren. Hij gedroeg zich als leider van de India Freedom Movement als het ware als het hoofd van een Indiase regering in ballingschap. De verwijdering met Jawaharlal Nehru werd steeds groter. Hij bekritiseerde Nehru omdat die tijdens zijn Europese reis als voorzitter van het Indiase Congres niet de anti-Britse landen als Ierland en het communistische Rusland bezocht. Ook bekritiseerde hij Mahatma Gandhi die in dhoti (Indiase lendendoek) en op sandalen Europa bezocht. Hij vond als modernist dat er zo ten onrechte een armoedig beeld werd gegeven van India. Bovendien was de stelling van Subhas Chandra Bose dat het doel de middelen heiligt. Hij meende dat de vijand van jouw vijand jouw vriend kon zijn. Als de vijanden van het Britse Rijk konden helpen de totale onafhankelijkheid van India te bewerkstelligen, dan moest daar goed gebruik van worden gemaakt. Daarom werkte hij samen met (nazi) Duisland, Japan en Italië. Er wordt door sommigen beweerd dat Subhas Chandra Bose een nazi of zelfs een fascist was, omdat hij heulde met deze toenmalige totalitaire regiems. Hij was echter politiek links georiënteerd en in bepaalde opzichten socialistisch, maar onderschreef de nazi-ideologie niet. In een ontmoeting met Adolf Hitler bekritiseerde hij bepaalde passages in het boek Mein Kampf en hij had meningsverschillen met Hitler. Hij bleek later een grote tegenstander te zijn van de Duitse inval in Rusland. Hij was ook populair in Japan. Wel kan worden gezegd dat Subhas Chandra Bose samenwerking met autoritaire regiems geen probleem vond en zich liet gebruiken om Groot-Brittannië tijdens de Tweede Wereldoorlog alsook de Geallieerden de voet dwars te zetten. Hij dacht dat met hulp van de zogeheten Asmogendheden (Duitsland, Italië en Japan) India met geweld kon worden bevrijd. Achteraf gezien was dat een grote misrekening van Subhas Chandra Bose; hij heeft dat met de dood moeten bekopen.

Subhas Chandra Bose met de filosoof Rabindranath Tagore. Bose met Ali Jinnah, de stichter van Pakistan.
Gekozen Voorzitter Congrespartij
Subhas Chandra Bose trotseerde het verbod op toegang tot India en keerde in 1936 terug naar India. Hij werd daar opnieuw gearresteerd en voor een jaar gevangengezet. Toen hij weer werd vrijgelaten, vertrok hij opnieuw naar Europa. In Wenen -de hoofdstad van Oostenrijk- begon hij zijn boek The Indian Struggle te schrijven. Hij werd daarbij geholpen door zijn Weense secretaresse, Emilie Schenkl (1910-1996), met wie hij in 1937 een hindoehuwelijk (zonder priester of getuigen) sloot. Op de terugweg van Wenen naar India ging hij naar Rome, waar hij onder meer met de Italiaanse dictator Benito Mussolini besprekingen voerde. In 1938 was Subhas Chandra Bose weer in India en werd opnieuw lid van het Congres. Kort daarna werd hij verkozen tot voorzitter van de Haripura Congress Session en richtte in oktober 1938 een nationaal planningscomité op voor de economische ontwikkeling van India. Sterker nog: zeer verrassend werd hij in januari 1939 door de Indiase afgevaardigden gekozen tot Voorzitter van het Congres! Hij won de verkiezingen van Dr. Pattabhi Sitaramayya, die werd gesteund door Mahatma Gandhi en de staf van het Congres (het Congress Working Committee). Mahatma Gandhi en ook Jawaharlal Nehru waren het echter niet eens met deze keus. Zij vonden Subhas Chandra Bose te radicaal en onbesuisd. De angst voor de Tweede Wereldoorlog doemde op. De pas gekozen Congresvoorzitter Subhas Chandra Bose stelde in een resolutie voor om de Britten zes maanden te geven om India over te dragen aan de Indiërs; anders zou er een opstand komen tegen de Britse overheersing. Mahatma Gandhi trok echter op de achtergrond aan de touwtjes van het Congres en had veel gezag als Bapuji (een soort vader des vaderlands). Congresvoorzitter Subhas Chandra Bose werd op allerlei manieren tegengewerkt en de staf van de Congrespartij boycotte hem. Subhas Chandra Bose zag zich dan ook gedwongen om ontslag te nemen als Congresvoorzitter (President). Hij wilde, zoals hij zei, geen ‘puppet President’ zijn. Zijn tegenkandidaat Sitaramayya werd daarna alnog Congresvoorzitter. Op 22 juni 1939 richtte Subhas Chandra Bose het All India Forward Bloc op, een factie binnen het Congres gericht op een directe en totale onafhankelijkheid van India en met een politiek links programma voor het ontwikkelen van het onafhankelijk geworden India.
Spectaculaire vlucht
In juli 1940 werd hij opnieuw gearresteerd vanwege een protest, dat hij aanvoerde. Hij kreeg nu huisarrest en werd onder strikte politiebewaking geplaast in zijn ouderlijk huis aan de toenmalige Elginroad in het centrum van Calcutta. Hij werd dag en nacht streng bewaakt. De Tweede Wereldoorlog woedde volop in Europa. Half januari 1941 ontsnapte Subhas Chandra Bose op spectaculaire wijze uit India. Een paar dagen voor zijn ontsnapping zonderde hij zich af zogenaamd om te mediteren. Onder dit voorwendsel vermeed hij zich dagelijks te moeten melden bij de Britse bewakers. Hij liet een baard groeien. Op de avond van zijn ontsnapping kleedde hij zich als een Pathaanse moslim-geleerde om te voorkomen dat hij herkend zou worden. Hij ontsnapte op 16 januari 1941 uit de woning in Calcutta in een auto bestuurd door zijn neef Sisir Kumar Bose. Na een vermomming als een Pashtun verzekeringsagent (Ziaudddin) bereikte hij Afghanistan. Vandaaruit begon hij op 26 januari 1941 een reis om Rusland te bereiken. Het lukte hem met hulp van de Duitse geheime dienst en hulpvaardige Indiërs Rusland te bereiken, terwijl door de Britten jacht op hem werd gemaakt. Vanuit Moskou reisde hij met het Italiaanse paspoort van een Italiaanse edelman “Graaf Orlando Mazzotta” naar Rome en vervolgens naar Duitsland. Begin april 1941 was hij in Berlijn, waar hij een ontmoeting had met de Duitse Minister Joachim von Ribbentrop en ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken gelegen aan de Wilhelmstrasse in het centrum van Berlijn. Duitsland leek toen aan de winnende hand in de Tweede Wereldoorlog. Hij ontmoette ook Hitler, maar ze zouden het niet met elkaar eens zijn geworden over bepaalde kwesties. Subhas Chandra Bose was -zoals gezegd- tegen de Duitse aanval op Rusland. Maar (nazi)Duitsland stond wel zeer sympathiek tegenover de directe onafhankelijkheid van India. Dat zou immers leiden tot een aanzienlijke verzwakking van het Brise rijk. Subhas Chandra Bose richtte eerst het Sonderreferat Indien (Speciaal India Bureau) op en in november 1941 werd met Duitse fondsen een Free India Centre in Berlijn geopend. Ook werd een Free India Radio opgezet, waar hij elke avond uitzendingen verzorgde die in India waren te beluisteren.

Zittend Subhas Chandra Bose. Staand de INA\officieren A. C. Chatterjee, generaal-majoor Mohamed Kiani (de hoogste militair) en Habibur Rahman. Cover van het boek CHALO DELHI.
Azad Hind Fauj
Het voorstel van Subhas Chandra Bose om een militair geleide landinvasie in India te starten vond gehoor bij de Duitse en Japanse leiders. Eind november 1941 werd het Free India Legion opgericht, vooral bestaande uit (Indiase) krijgsgevangenen die door veldmaarschalk Rommel in Afrika van het Britse leger waren overgenomen. Dit legioen bestond eind 1941 al uit 3.000 mannen en stond onder het bevel van Subhas Chandra Bose. Een klein deel van deze Indiase militairen was toen ook gelegerd in Nederland. Nadat de Japanners begin 1942 enkele overwinningen in Zuidoost-Azië hadden behaald, wilde Subhas Chandra Bose naar Zuidoost-Azië om India te veroveren met hulp van de Japanners. Hij identificeerde zich sterk met de vijanden van het Britse Rijk en wilde een heldhaftige strijd voeren. In februari 1943 ging hij aan boord van een Duitse onderzeeër en werd bij het eiland Madagaskar afgezet. Hij werd daarna overgeplaatst op een Japanse onderzeeër. In mei 1943 bereikte hij het Indonesische eiland Sumatra dat door Japan was bezet. Zijn vrouw en de 3.000 Indiase militairen had hij overigens achtergelaten in Duitsland.
Met Japanse steun werd Azad Hind Fauj (Indian National Army-afgekort INA) opgericht. Ook werd de ‘Voorlopige Regering van Vrij India’ met Subhas Chandra Bose aan het hoofd gevormd. Als hoofd van deze regering kon hij alvast de door Japan bezette Andaman- en Nicobareilanden die tot India behoorden, besturen. De Azad Hind Fauj bestond voornamelijk uit Indiase krijgsgevangenen die aanvankelijk in het Britse leger dienden en uit Indiase vrijwilligers woonachtig in Zuidoost-Azië (Maleisië, Singapore en Birma). Dit gebied was toen door Japan veroverd op de Britten. Subhas Chandra Bose werd opperbevelhebber en hulde zich in militair tenue hoewel hij geen militaire opleiding had. Hij gebruikte populaire Indiase slogans, zoals “Jai Hind” (leve India) en “Chalo Delhi” (opmars naar Delhi, de hoofdstad van India) en ook heroïsche slogans, zoals:
Tum mujhe apna khoon dedo. Ham tumko azadi de den ge. (Geef mij jouw bloed. Dan zal ik jou de Indiase onafhankelijkheid bezorgen).
Hij formeerde een inclusief leger; er was sprake van diversiteit naar religieuze achtergrond en regio. Naast hindoes waren moslims en sikhs alsook Zuid-Indiërs en Noord-Indiërs vertegenwoordigd in de Azad Hind Fauj. Bijzonder vernieuwend was dat hij een vrouwelijk regiment oprichtte in juli 1943. Het Jhansi ke Rani Regiment was een vrouwenregiment onder leiding van kapitein Lakshmi Swaminathan – beter bekend als Lakhsmi Senghal. Deze militiare eenheid was vernoemd naar Rani Lakshmi Bai, de beroemde Indiase Rani (koningin) van het Koninkrijk Jhansi. Onder haar leiding was strijd gevoerd tegen de Britse overheersing.

Subhas Chandra Bose inspecteert samen met kapitein Senghal de Jhansi ke Rani regiment.
Het hoofdkantoor van de Azad Hind Fauj werd in januari 1944 van Singapore verplaatst naar de hoofdplaats Rangoon in Birma, dat dichterbij India ligt. Op 18 maart 1944 lukte het de Azad Hind Fauj samen met hulp van het Japanse leger India in het noordoosten binnen te dringen.

De staat Manipur, Kohima en Imphal: de gebieden waar Azad Hind Fauj heeft gestreden en is verslagen.
Op het Indiase vasteland in de plaats Moirang in de huidige staat Manipur werd voor het eerst een Indiase Tiranga (Indiase driekleurige vlag), gemodelleerd naar die van het (Indiase Nationale) Congres geheven. De steden Kohima en Imphal werden belegerd door divisies van het Japanse Leger en de Azad Hind Fauj. Deze zogenoemde Operatie U-GO mislukte echter. Het Britse leger behield beide steden (Kohima en Imphal) en ging over tot een tegenaanval. Het Japanse leger en de Azad Hind Fauj werden teruggedrongen tot Birma. Erger nog: door bombardementen sneuvelden bijna de helft van de Japanse en Azad Hind Fauj militairen. Subhas Chandra Bose werd met zijn gehavende leger over het Maleisische schiereiland gedreven. Toen de Britten na hun opmars Singapore weer veroverden, gaf de Azad Hind Fauj zich over. Subhas Chandra Bose werd overigens door de Japanse legerleiding beschouwd als militair ongeschoold; desondanks werd hij bevelhebber van Azad Hind Fauj.
Mythe
Subhas Chandra Bose koos ervoor om naar Mantsjoerije – het noordelijk deel van China dat door Japan was bezet- te ontsnappen met het doel zich in Rusland te vestigen. Hij meende dat Rusland anti-Brits was, want de Britten maakten jacht op hem. Op zijn vlucht in augustus 1945 richting Japan maakte zijn vliegtuig een tussenstop op het vliegveld van Saigon.

Laatste foto voor zijn dood. Aankomst op 17 augustus 1945 op het vliegveld van Saigon.
Vervolgens vloog hij met zijn piloot richting Japan, maar op 18 augustus 1945 verongelukte zijn vliegtuig boven Taipeh, de hoofdstad van Taiwan (toen Formosa geheten). Hij liep derdegraads brandwonden op toen zijn vliegtuig neerstortte. De oorzaak van het ongeluk is echter niet bekend. Werd het vliegtuig gebombardeerd? Hoewel algemeen wordt aangenomen dat hij na de vliegramp nog leefde, is daarover niet veel informatie te vinden. Subhas Chandra Bose werd volgens bepaalde bronnen gedood of stierf, maar zijn lijk is niet gevonden. Er ontstond daarna een mythe: hij zou nog zijn blijven leven en pas in 1964 zijn overleden. Veel Indiërs geloofden echter niet dat de crash had plaatsgevonden. En velen onder hen, vooral in Bengalen, geloofden dat Netaji Subhas Chandra Bose zou terugkeren om alsnog de onafhankelijkheid van India op te eisen.
In Suriname zei men: Subhas aloop hoi ge (Subhas is plotseling verdwenen). Ook werd beweerd dat hij was ondergedoken in Brazilië. Vermeldenswaard is dat tijdens de Tweede Wereldoorlog Subhas Chandra Bose populair was in Suriname door de berichten die doorsijpelden over hem. Ook de heldhaftige Duitsers (Girmans, den Duisrie) werden bewonderd. De bekende pandit Soekram Hindori die zich in propagandistische termen uitliet over Subhas Chandra Bose werd zelfs gevangengenomen en na verhoor weer vrijgelaten. Eveneens vermeldenswaard is dat op 29 november 1942 Subhas Chandra Bose met Emilie Schenkl in Oostenrijk een dochter kreeg. Er vond later een hereniging plaats van de familie Bose met de weduwe Schenkl. Hun dochter koos later als naam Anita Bose Pfaff. Zij werd een Duits econoom en lid van het Duitse parlement.

Dochter Anita Bose Pfaff die de Indiase President Pranab Mukerjee een boek over Subhas Chandra Bose aanbiedt (2013). Foto onder: Weduwe Emilie Schenkll en dochter Anita met de familie Bose.
Subhas Chandra Bose heeft de dramatische episode voorafgaand aan de Indiase onafhankelijkheid niet meegemaakt. Het bloedbad tussen hindoes en moslims en de splitsing van India in India en Pakistan alsook de moord op Mahatma Gandhi zijn hem bespaard gebleven.
Netaji Bhavan
Deze militante leider Subhas Chandra Bose is slechts 48 jaar geworden, maar heeft veel documenten achtergelaten. Naast zijn eigen boeken en de brieven die zijn gepubliceerd, heeft met name zijn achterneef dr. Sisir Kumar Bose veel over Subhas Chandra Bose gepubliceerd. In Calcutta/Kolkata bestaat het Netaji Research Bureau. Dit onderzoeksbureau en documentatiecentrum is gevestigd in het Netaji Bhavan. Dit grote huis aan de Lala Lajpat Sarani -vroeger de Elginroad- in het centrum van Kolkata is het ouderlijk huis van Subhas Chandra Bose. Het is tevens een museum gewijd aan het leven van Netaji Subhas Chandra Bose. Dit huis werd gebouwd door zijn vader in 1909. Er staat een marmeren plaquette met de naam van JN Bose (Janakinath) Bose. Ik heb in januari 2015 na de Bharatiya Pravasi Divas (de Indiase diaspora conferentie) die gehouden werd in Ahmedabad in de westelijke staat Gujarat het Netaji Bhavan in Kolkata bezocht. Ik heb onder meer de vluchtauto gezien, zijn winterjas en militaire uniformen. Ik heb daar negen boeken gekocht tegen een schappelijke prijs. Daarnaast heb ik ook een fotoboek met honderden zwart-wit foto’s alsook enkele Cd’s over zijn levensverhaal aangeschaft. Het was een indrukwekkend bezoek; ook in het licht van de ingelijste poster van Subhas Chandra Bose die in de voorkamer van ons ouderlijk huis prijkte. Als jongeman aanschouwde ik vaak deze mythische held en kwam in 2015 pas het echte verhaal te weten.
In India is de herinnering aan hem springlevend gebleven. In verschillende steden staan er standbeelden van hem. Tevens wordt jaarlijks op 23 januari zijn geboortedag gevierd. Deze viering staat bekend als Netaji Subhas Chandra Bose Jayanti afgekort Netaji Jayanti en wordt ook aangeduid als Deshprem Divas (viering van vaderlandsliefde). Deze dag is een officiële feestdag in de staten West-Bengalen, Jharkhand, Tripura en Assam. De regering van India brengt op deze dag ook jaarlijks hulde aan Netaji. Dit jaar is door Premier Narendra Modi aangekondigd dat de festiviteiten van de jaarlijkse viering van de Indiase Dag van de Republiek op 26 januari al zullen starten op 23 januari. Deze dag zal worden aangeduid als de Parkaram dag: dag als een eerbetoon aan Subhas Chandra Bose.

Het Netaji Bhavan in Kolkata is te bezoeken tegen een geringe toegangsprijs.
Geen familie
Er zijn drie internationaal zeer bekende personen die de achternaam Bose hebben, maar ten onrechte als familie van Subhas Chandra Bose worden beschouwd. Soms denkt men dat het zijn broers zijn. Allereerst Satyendra Nath Bose die een briljante wetenschapper was. Deze Indiase natuurkundige werd bekend door zijn onderzoek op het gebied van de kwantummechanica begin jaren twintig van de vorige eeuw. Hij legde de basis legde van de Bose-Einsteinstatistiek en de theorie van de Bose-Einsteincondensaat. Satyendra Nath Bose werd geboren te Calcutta op 1 januari 1894 en overleed op 4 februari 1974. Zijn vader Surendranath Bose was bediende in het technologie departement van de East India Railway. Het is dan ook vermeldenswaard dat een van de beste wetenschappers die India heeft voortgebracht, namelijk Satyendra Nath Bose geen ‘hoge afkomst’ had, zoals velen denken. Hij was ook niet lichtgekleurd, maar een donkergekleurde man. Hij is de ontdekker en naamgever van een klein deeltje van een atoom, de naar hem vernoemde boson.

Satyendra Nath Bose, Jagdish Chandra Bose en Amar Gopal Bose
De tweede persoon is Jagdish Chandra Bose geboren in India (Bikrampur) op 30 november 1858 en overleden op 23 november 1937. Hij was een Indiase wetenschapper en science-fictionauteur en heeft zich onderscheiden in wiskunde, biologie, biofysica, fysica en archeologie. Jagdish Chandra Bose is een van de pioniers van bestudering van de gevoeligheid van planten. Hij is ook de uitvinder van de crescograaf, een toestel om de groei van planten te meten.
De derde persoon is Amar Gopal Bose geboren op 2 november 1929 en overleden op 12 juli 2013. Hij was geboren in de Verenigde Staten. Zijn vader was van Indiase afkomst en zijn moeder was van Frans-Duitse afkomst. Hij was een Amerikaanse entrepreneur en academicus. Als elektrotechnisch ingenieur en geluidstechnicus was hij ook meer dan 45 jaar professor aan het bekende Massachusetts Institute of Technology. Hij was de oprichter en voorzitter van de Bose Corporation. De Bose sound system staat bekend om de superieure kwaliteit.
Foto’s: Waldo Koendjbiharie (foto Gharietje Choenni) en Netaji Research Bureau, Kolkata (India)
Er zijn verschillende films over Subhas Chandra Bose, zoals de prachtige film van regisseur Shyam Benegal uit 2004. Bekijk de video op youtube https://youtu.be/WczVepo7fKw
- Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, NIEUWS, Suriname