Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • HOME
  • ACTUEEL
  • CULTUUR
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • JAI
    • JNAN ADHIN INSTITUUT (JAI)
    • BIBLIOTHEEK
      • INFOSITE / EEN OVERZICHT
      • JNAN HANSDEV ADHIN
      • MIGRATIEGESCHIEDENIS
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • WEBSHOP Sampreshan.com
    • VRIENDEN van HINDORAMA
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
WEBSHOP

Je naam is het symbool van je identiteit – Pandit Bhasker Rewti

zondag, 06 februari 2022 by Redactie Hindorama

Pandit Bhasker Rewti

Wanneer we naar de geschiedenis kijken dan zien we dat India (hierna ‘Bhārat’ genoemd omdat deze naam de officiële naam is) ongeveer 900 jaar is leeggeplunderd door invallers, bezetters en onderdrukkers die continu hebben getracht de lokale cultuur te vernietigen. De invallers, bezetters en onderdrukkers kwamen uit het noorden en namen de Islam en de Koran mee. Daarna is Bhārat ingevallen, bezet en onderdrukt door Portugezen, Fransen, Nederlanders en Engelsen. Wil men een volk vernietigen dan moet men de afkomst, cultuur, alle eigen namen en alle herinneringen die aan de afkomst verbonden zijn vernietigen. Het vernietigen en afpakken van de cultuur en godsdienst van de Indiase (hierna Bhāratse) inwoners hebben de moslims continu tijdens de bezettingsperiode uitgevoerd. De Engelsen vielen vanuit de oostkust Bhārat binnen en de vernietiging van de Bhāratse levenswijze en cultuur werd voortgezet. De Engelsen namen de Bijbel mee en er werden duizenden kerken gebouwd. Zowel de moslims als de Engelsen hebben de veranderingen en de vernietigingen naar hun eigen zin en stijl doorgevoerd. We zien dat hierdoor onder andere plaatsnamen in Bhārat zijn veranderd.

De namen van plaatsen werden veranderd
Enkele voorbeelden: Karṇavatī werd Ahmedabad, Saṁbhajī Nagar werd Aurangabad, Ānand Nagar werd Ahmed Nagar, Mumbai werd Bombay, Kōlkātā werd Calcutta, Chēnnai werd Madras. Agrāvan werd veran­derd in Agra, Prayāgrāj werd veranderd in Allaha­bad, et cetera.

Tempels werden veranderd in moskeeën
Maar ook onze Bhāratse tempels werden afgebroken en op dezelfde plaatsen werden dan moskeeën gebouwd. Enkele voorbeelden. De naam van bijvoorbeeld de Śiva mandir in Agra die Tējō Mahālaya heette werd veranderd in Taj Mahal. De Rāma Janmabhūmi tempel in Ayōdhiyā werd de Babri Mahdjid, de Kāśī Viśvanāth tempel werd de Gyanvapi Moskee, de Kṛṣṇa bhūmi tempel werd de Shah Idgah moskee, Ādināth tempel werd de Adina Moskee, de Bhadrakālī tempel werd de Jama Mahdjid, et cetera.

De namen van land en volk werden veranderd
Ook de naam van het land, cultuur en godsdienst zijn na de invasie veranderd.

Het vernietigen van het kenniscentrum van de Bhāratse inwoners
Takṣaśilā was de eerste en grootste internationale universiteit ter wereld, gevestigd rond 500 jaar voor Christus in het oude onverdeelde noorden van Bhārat. Tegenwoordig is de plaats waar het gebouwd was Pakistan geworden. Takṣaśilā is door de Hunnen vernietigd. De Vēdische Nālandā Universiteit in Bihār is door de Turkse moslims onder leiding van Bakhtiyar Khilji geplunderd, de studenten werden verkracht en onthoofd, alle boeken zijn verbrand en uiteindelijk is de universiteit vernietigd en platgebrand.

Bekeringen en verandering van de eigen naam

  • De moslims hebben gedwongen bekeringen toegepast. U had de keuze tussen vermoord worden of moslim worden. Of, als niet moslim moest u zware belastingen betalen. Vele arme mensen waren toen door de Belastingmaatregel gedwongen om moslim te worden. De eigen hindoe­naam werd dan gelijk veranderd in een moslimnaam.
  • De Puranische Sanātana pandit baba’s, die het kastenstelsel hebben gebracht, hebben ook ertoe bijgedragen dat de allerlaagste kasten vrij snel werden overgehaald om moslim te worden. Immers bij de Purāṇische Sanātana Dharma hadden ze helemaal geen rechten. De Purāṇische pandit baba’s hadden bepaald dat de spijt­optanten niet het recht hadden om terug te keren naar de Sanātana Dharma. Zij vonden dat bekeerde arme mensen tot Islam onrein waren geworden.
  • De Engelsen brachten het Macaulayisme en er werden duizenden kerken gebouwd. Bhāratse mensen werden bekeerd tot het christendom. Deze bekeringen gaan tot en met heden in volle vaart nog door. Als je een christen wordt dan wordt je naam ook veranderd in een christelijke naam.

Wat is Macaulayisme? Engeland heeft de vraag gesteld “Hoe kunnen we de inwoners van India zodanig veranderen dat ze uiterlijk op Indiërs lijken maar van binnen Engelsen worden? Het antwoord is gegeven door Lord Macaulay: “Pak hun taal, cultuur, namen en hun identiteit af en geef Indiërs het gevoel dat wanneer ze Engels praten, dat ze dan superieur zijn”. Het plan van Lord Macaulay werd letterlijk uitgevoerd. Gurukula’s (kostscholen waar naast wetenschap ook Sanskriet lessen werden gegeven) werden vernietigd en de taal Sanskriet werd verboden. Verder zijn ze ook doorgegaan met het zoveel mogelijk veranderen van (plaats) namen in Bhārat. Dit beleid hebben ze trouwens ook in Brits-Guyana toegepast. Onze broeders in Guyana kunnen bijna geen Hindi meer spreken.

In Bhārat wordt soms de term “Macaulay’s Children” gebruikt om te verwijzen naar mensen van puur autochtone afkomst die de westerse cultuur als hun eigen levensstijl hebben overgenomen. Een “halfbloed” kind voelt zich superieur in Bhārat. Onze Bhāratse inwoners zijn inderdaad geworden zoals de Mahā-guru Lord Macaulay het had gewild, namelijk geen Bhāratse maar Hindoestaanse Indiërs met een bruine huidskleur en wonend in Bhārat. Daardoor uiten veel mensen in en uit Bhārat zich in het Engels, soms vooral om aan te geven dat ze beter ontwikkeld zijn dan mensen die alleen Hindi of hun eigen moedertaal spreken. Het is zelfs zo ver gekomen dat veel mensen in Bhārat geen zuiver Hindi meer kennen of hun moedertaal niet meer kunnen spreken. Er zijn in Bhārat ongeveer 415 levende talen. De trots dat ze bruine Engelsen zijn raast al een sneltrein nog steeds voort in Bhārat en bij Bhāratse mensen in het buitenland.

Bij de bekeringen door moslims en christenen worden nog steeds de hindoenamen veranderd in moslim- of christelijke namen. Deze verandering heeft ten doel je verleden te doen vergeten en je identiteit te vernietigen. Tegenwoordig mogen in Bharat bekeerde christenen geen contact meer hebben met hindoes omdat de christenen bang zijn dat ze weer hindoes worden.

India is op 15 augustus 1947 onafhankelijk geworden. Na de onafhankelijkheid is het land geregeerd door moslims en christenen, namelijk de Nehrū-Gandhi clan. De vernietiging van de Sanātana Dharma dendert na de onafhankelijkheid van Bhārat nog steeds voort. Onze geleerde pandits werden in 1990 uit Kashmir verdreven. De overheid geleid door de Nehrū-Gandhi clan deed niets om dit te voorkomen. Maar wanneer een bewuste Indiër deze christelijke en moslimbekeringen in Bhārat een halt wil toeroepen, 900 jaar vernietiging van Bhārat wil corrigeren, dan word je gebombardeerd tot niet seculiere, nationalistische, fundamentalistische en fana­tie­ke hindoe die moslims en christenen vervolgt. Voor de wereld doen de moslims en christenen zich dan zielig voor. Dit is kennelijk de reden dat er weinig positief nieuws door westerse journalisten in Europa wordt verspreid. Zodra er echter iets negatiefs gebeurt dan komt het nieuws in grote krantenkoppen in heel Europa.

Mensen in Bharat zijn ongeveer 900 jaar onderdrukt en gehersenspoeld. Het lijkt alsof deze onderdrukking in onze genen is gaan zitten. “Wij vinden alles goed en alle goden zijn hetzelfde” is ons karakter geworden. We komen niet meer op voor onze cultuur en levenswijze. We schamen ons om te zeggen: “Ik ben Bhāratīya of mijn voorouders komen uit Bhārat en mijn godsdienst (het woord religie en godsdienst is gebonden aan Islam en het Christendom) is, neen, mijn levenswijze is de Sanātana Dharma. Hebben wij geen Vēdische ruggen­graat meer? Wordt het nu geen tijd om als Sanātana Dharma met de Vēda’s (de ware bron van Sanātana Dharma) in de hand, bewuster in het leven te staan? Wordt het geen tijd om uw gedrag en de effecten van uw gedrag te bekijken? Wordt het geen tijd om over je gevoelens te praten en over wat 900 jaar onderdrukking heeft opgeleverd? Wordt het geen tijd om uw achtergrond en uw eigen geschiedenis te onderzoeken? Wordt het geen tijd om na te denken hoe we minimaal kunnen bijdragen aan de bewustwording van onszelf en onze kinderen? Kunnen we deze bewustwording ook thuis beginnen met de opvoeding van onze kinderen? Wordt het geen tijd om onze kinderen te laten groeten door met de handen bijeengebracht voor het hart het woord namastē te zeggen? Het is verbazingwekkend dat zelfs kinderen van 5 jaar oud zich schamen om de handen bijeen te brengen en geen namastē willen zeggen. Wordt het geen tijd om onze kinderen hun identiteit te geven door de juiste namen bij de geboorte mee te geven waarop ze trots kunnen zijn? Onze kinderen verdienen het om hun eigen identiteit te hebben.

Namen aan onze kinderen geven
Een van de 16 Vēdische saṁskāra’s is de “Nāmakaraṇam Saṁskāra”. Dit is de 5e saṁskāra. De Nāmakaraṇam saṁskāra is een ceremonie om het kind een voornaam te geven. Niet zomaar een willekeurige naam, maar een naam met betekenis. Een naam die de wens van de ouders uitdrukt en gedragen kan worden door de maatschappij. Een naam die het kind stimuleert de doelen te bereiken die de naam suggereert. Ik zal het duidelijk maken aan de hand van 2 voorbeelden waarom een betekenisvolle naam zo belangrijk is:

  1. Stel dat u een bedrijf wilt oprichten maar u geeft het geen naam. Hoe wilt u dan bekend worden? Een passende naam geven is essentieel voor uw bedrijf. Stel u wilt een advocatenkantoor beginnen en uw kantoor heet “Advocatenkantoor bela­ze­ren”. Stel dat u een olifant cadeau hebt gekregen. U noemt uw olifant “mijn kaboutertje”. Voelt u dat deze namen niet kloppen?
  2. Stel dat de wetenschapper Newton aan zijn ontdekking geen naam zou geven. Is dan deze kennis niet begrensd en alleen beschikbaar voor hemzelf. Door een naam te geven en te vertellen wat zwaartekracht is, heeft hij de wereld verteld wat hij heeft ontdekt.

Inderdaad. Als er iets nieuws in ons leven komt moet daar een passende naam aan worden gegeven. Als u bekendheid wilt geven aan uw vinding zult u er een naam aan moeten geven en vertellen wat het doet en waarvoor u het kunt gebruiken. In de wereld is er zelfs een octrooi op namen. Als u dit doet, dan komt er bekendheid in de samenleving, de maatschappij en de hele wereld. Dit veroorzaakt een herkenning bij alle mensen. De naam vertelt iets over uw bedrijf en het product.

Als we deze gedachte doortrekken naar de namen van onze kinderen dan zouden we ook mooie, passende namen kunnen geven die de wens van de ouders uitdrukken. De maatschappij krijgt dan een indruk van wat voor identiteit de persoon heeft. Er zijn heel veel mooie namen die in de Vēda’s en in alle overige Vēdisch gerelateerde boeken voorkomen. Er zijn mooie namen te vinden in onze geschiedenisboeken zoals de Ramāyana en Mahābhārata. Deze namen bepalen uw identiteit. Het zegt iets over wie u bent, wat uw achtergrond is, wat de wensen zijn geweest van de ouders en wat van u verwacht kan worden. Het geeft je een identiteitsgevoel. Het zegt iets over je geschiedenis, je voorouders en waar je vandaan komt.

Is er een reden te verzinnen waarom u uw eigen identiteit zou willen verliezen door uw kind een naam te geven die niet uit uw eigen cultuur komt? Zijn we dan niet trots op onze eigen namen, cultuur en gewoontes? Zou u deze trots niet door willen geven aan uw kind zodat u de identiteit van uw kind niet afpakt? Door geen naam uit uw eigen cultuur te geven brengt u uw kind later in verlegenheid en u pakt de identiteit van het kind af. Het klopt gewoon niet wanneer later iemand vraagt “hoe heet je” en het antwoord is “Kees”, terwijl uw kind bruin is en daal, bhaat, roti en chutney eet. Er zijn verschillende psychologen, zoals de Duitse psycholoog de heer Jochen Gebauer, die het bovenstaande bevestigen. Hij zegt dat de naam iets vertelt over wie u bent. Uw naam is sterk verbonden met uw identiteit. Een passende naam maakt u gelukkiger.

Een naam is slechts een woord, maar een woord kan behoorlijk krachtig zijn. Een naam geven aan het kind is het schenken van een woord met een bijzondere betekenis dat voortaan levenslang als roepnaam zal worden gebruikt. Iedere keer wanneer het kind wordt aangesproken met de voornaam zullen, bewust of onbewust, de gevoelens van het kind positief worden geraakt. De betekenis daarvan zal het kind inspireren om te begrijpen wat de wensen zijn van de ouders. Dit inspireert het kind om een goed mens te zijn. Het zal de gevoelens en het karakter van het kind beïnvloeden.

Zouden namen van dieren en dingen het kind inspi­reren? Namen als Gaṅgā (de Ganges rivier) of Tōtā (papegaai) zijn weinig inspirerend. Namen om niet trots op te zijn en die het kind in verlegenheid kunnen brengen dienen ook te worden vermeden.

Aan welke eisen zou een naam dan moeten voldoen?

  1. De naam moet het kind positief inspireren, een goed gevoel geven en prikkelen om na te denken wat van hem/haar wordt verwacht.
  2. De naam moet niet te lang en gemakkelijk uit te spreken zijn.

Voornamen met mooie volle beginletters, die in de dagelijkse omgang zo weinig mogelijk misvormd kunnen worden zijn geschikt om te dienen als roepnaam. Deze naam moet het liefst 2 tot 4 lettergrepen bevatten. Het belangrijkste is dat de namen kort, krachtig en gemak­kelijk uitspreekbaar moeten zijn. Tevens dient het mooi te klinken en een positieve, inspirerende betekenis te hebben.

***

Saṁskāra Bhāskara – de zestien Vedische Saṁskāra’s en de vier levensdoelen dharma, artha, káma en móksha | Auteur/uitgave Bhaskar Rewti 2021 Zoetermeer | ISBN 9789082710649 | hardcover pp. 288 | prijs 15 euro (excl. verzendkosten). U kunt dit boek bestellen via brewti@gmail.com

De opbrengst van dit boek gaat naar de Stichting voor Armen en Wezen ten behoeve van de inrichting van een in aanbouw zijnde polikliniek voor de allerarmsten in het dorpje Padampur (Órisa, India). Voor meer informatie over SAW zie: www.armenenwezen.nl

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Religie & Levenswijze, Suriname, Taal & Literatuur, Traditie
No Comments

Sarnami hai als klassieker in de Surinaamse literatuur – Hans Ramsoedh

donderdag, 27 januari 2022 by Redactie Hindorama

Ruim vijftig jaar na verschijning is Sarnami, hai (1969) van de Surinaamse schrijfster Bea Vianen opnieuw her­drukt. Deze roman, evenals Strafhok (1971) van dezelfde schrijfster, wordt beschouwd als een klassieker in de Surinaamse literatuur. Opvallend daarbij is de uitge­brei­de positieve recensies in de recensierubrieken van de Nederlandse kwaliteitskranten en weekbladen. Kreeg Sarnami, hai bij verschijning in 1969 al enthou­siaste literaire kritieken in Nederland, ook bij deze herdruk overheersen de lovende literaire kritieken: ‘Een be­klemmende maar tegelijk ook vitale roman‘ (De Groene Amsterdammer, 4 november 2021); ‘Heruitgave van Sarnami hai is een voltreffer’ (de Volkskrant, 18 november 2021); ‘Een roman die je met een klap in het gezicht achterlaat’ (NRC, 10 december 2021), ‘Haar nu heruitgegeven debuut is koortsig sensueel en prachtig’ (Tijdgeest, Trouw 22 januari 2022).
Deze uitgebreide recensies bij deze herdruk zijn echter niet verrassend, aangezien de aandacht in Nederland voor het slavernijverleden en het kolonialisme sterk is toegenomen sinds de opkomst van Black Lives Matter. Langzamerhand is er inmiddels geen enkel boek in Nederland over, bijvoorbeeld, slavernij dat aan de aandacht van Nederlandse recensenten ontsnapt. Het is alsof zij hun ‘blinde vlek’ hebben ontdekt.

Bea Vianen (Paramaribo, 6 november 1935 – aldaar 6 januari 2019) geldt als een van de belangrijkste Surinaamse proza-auteurs van de jaren zeventig. Op de middelbare en kweekschool in Suriname was zij in die jaren en nog lange tijd daarna Surinames meest gelezen auteur. Er was geen leerling/student die niet één van haar eerste twee romans gelezen had. Ik moet gelijk hieraan toevoegen dat er in de jaren zeventig weinig proza­schrijvers in Suriname waren. Albert Helman was eveneens een veelgelezen schrijver, maar die woonde sinds de jaren twintig van de twintigste eeuw buiten Suriname.
Vianen was van gemengd etnische afkomst (moeder Hindostaans, vader Creools) en in haar werk is het vooral de Hindostaanse levenssfeer die overheerst. Zij is de eerste Surinaamse schrijfster van wie het werk bij de vooraanstaande Nederlandse uitgeverij Querido ver­scheen.
Haar moeder overleed op jonge leeftijd en de toen achtjarige Bea werd op het internaat bij de soeurs geplaatst, een verblijf dat, zoals zij in interviews vertelde, voor haar een sterk traumatisch periode zou worden. Voor het tijdschrift Avenue schreef zij in 1969 haar verhaal over de streng katholieke opvoeding in het internaat. Dit verhaal is in het kerstnummer van de Groene Amsterdammer (16 december 2021) integraal herdrukt. Na de mulo rondde Vianen de kweekschool af. Vervolgens vestigde zij zich in 1957 in Nederland waar zij als onderwijzeres werkzaam was. Het was echter geen permanent vertrek, want ze leefde sedertdien voort­durend gedurende periodes aan beide zijden van de oceaan. Ze ontwikkelde een haat-liefdeverhouding met Suriname en was kritisch over de verstikkende cultuur, de maatschappelijke verhoudingen en de etnische scheidslijnen. Haar geboorteland was een Strafhok met gesloten kamers voor de verschillende etnische groepen. Tussendoor woonde zij met onder­brekingen in landen als Bolivia, Columbia, Ecuador en Peru. De laatste jaren vóór haar overlijden woonde ze in een verzorgingstehuis in Suriname.

Bea Vianen debuteerde in de eerste helft van de jaren zestig met poëzie en proza in het in Suriname uitgegeven literaire tijdschrift Soela. In 1965 kwam haar eerste dichtbundel Cautal uit die liefdesliederen aan Krishna bevatte en waarin de migrantenpsyche even­eens een thema is.

Eerste druk Sarnami, hai 1969

Haar romandebuut volgt in 1969, Sarnami, hai. Deze roman is het verhaal van het meisje S. (Sita) dat op achtjarige leeftijd haar jonge moeder verliest. Zij komt vervolgens bij de soeurs in het internaat. Tijdens de pubertijd als zij inmiddels op het mulo zit, woont zij weer bij haar autoritaire en nurkse Creoolse vader die nauwelijks in haar is geïnteresseerd en haar jongere broertje. Het is het Paramaribo van de jaren vijftig van de vorige eeuw. In de multi-etnische Surinaamse samenleving heerst verdeeldheid en armoede en zijn tradities belangrijker dan individuele wensen. Zeker voor meisjes en vrouwen. Ze kan goed leren en is meer geïnteresseerd in boeken dan in jongens. Het is haar ambitie om biologie in Nederland te studeren.
Het verhaal begint als Sita zestien jaar is en op zoek gaat naar haar (maternale) grootouders die als contract­arbeiders met het laatste transport in 1916 vanuit Brits-Indië naar Suriname zijn gekomen. Sita kent haar verleden en dat van haar voorouders echter niet, ze is ‘iemand zonder geschiedenis’. Deze grootouders hadden een dochter, Radjkumari geheten, de moeder van Sita. De grootmoeder van Sita pleegde zelfmoord waarna haar grootvader naar Brits-Indië terugkeerde met achterlating van zijn dochter als wees in Suriname. Sita wil weten waarom haar grootvader zijn dochter aan een vreemde, ontwortelde en drankzuchtige vrouw te Lelydorp had toevertrouwd. Met uitzondering van enkele foto’s van haar grootouders die zij krijgt van de ‘weesmoeder’ van haar moeder komt zij echter nauwelijks iets te weten over haar grootouders. Haar moeder zweeg over de jaren die zij als kind bij haar weesmoeder had doorgebracht.

Sarnami, hai 2021

Haar ambitie om verder te studeren raakt op een zijspoor als ze zwanger raakt. Ze trouwt met haar vriend op zijn islamitisch. Hij begrijpt echter weinig van haar verlangen om zichzelf te ontwikkelen. Het huwelijk wordt voor haar een ongelukkige periode waarin zij vooral op zichzelf is aangewezen. Uiteindelijk besluit Sita van haar vriend die meer af- dan aanwezig is te scheiden. De prijs die zij daarvoor moet betalen is het zoontje afstaan aan haar ex-man, een voorwaarde die hij stelde voor de echtscheiding. Uiteindelijk staat ze haar zoontje af aan haar man om vrij te kunnen zijn. Haar individuele vrijheid kon zij slechts opeisen door naar Nederland te vluchten.
Met deze stap verbindt zij zich met de door haar zo vervloekte grootvader die met achterlating van zijn dochter terugging naar Brits-Indië en die wellicht eveneens verlangde naar vrijheid. Zo schrijft zij over haar grootvader: Ik haat je, grootvader. Je hoeft mij niet te vergeven dat ik je een hond noem. Een zwijn. Een smerige wegloper. Maar wat heb ik aan deze be­schul­digingen? We zijn uit hetzelfde hout gesneden. Ook ik vervloek deze wildernis. En ook ik zal een kind achter­laten! (p. 190).

Met haar besluit verzet Sita zich tegen de benauwende tradities en kiest zij voor vrijheid, zelfbevrijding en de eigen identiteit. Vrijheid betekent voor Vianen het doorsnijden van alle banden en het aangaan van geen enkele verplichting. Degene die zich bindt, wordt de gevangene van zijn omstandigheden, of zoals zij aan het eind van haar roman schrijft: Omdat ik weet wat ik niet wil: Stikken! Stikken! Stikken! (p. 213)

Bea Vianen op oudere leeftijd.

Na Sarnami, hai en Strafhok schreef Vianen nog een aantal andere romans (Ik eet, ik eet, tot ik niet meer kan, 1972; Het paradijs van Oranje, 1973, 1985; Geen onder­delen, 1979). In haar romans spelen de thema’s (ingeperkte) vrijheid, hypocrisie, gekonkel, vooroordelen, de kleinsteedsheid van de Surinaamse samenleving en de uitzichtloosheid een allesoverheersende rol. De scherpte in haar twee eerste romans zou echter, zoals Michiel van Kempen schreef, gaandeweg ‘oplossen in het gruis van haar bestaan’ (De Groene Amsterdammer, 23 januari 2019). Haar overige romans zouden dan ook nooit de populariteit van haar twee eerste boeken halen.

In Sarnami, hai schildert Bea Vianen, zoals Xandra Schutte in haar recensie schrijft, een genadeloos beeld van de man-vrouw-verhouding in het Suriname van de jaren vijftig, de knoet van achterdochtige vaders en daarna die van de echtgenoten (De Groene Amster­dammer, 4 november 2021). Afgelopen vijftig jaar is er weliswaar in dat opzicht het nodige veranderd, maar veel van wat Bea Vianen in Sarnami, hai beschrijft heeft vijftig jaar na dato nauwelijks aan actualiteit ingeboet. Dat maakt deze roman terecht tot een klassieker en de moeite waard om te lezen.
Voor een uitgebreid overzicht van de poëzie en proza van Bea Vianen, zie wikipedia>Bea Vianen

Bea Vianen, Sarnami, hai. Suriname, ik ben.
Amsterdam 2021: uitgeverij Cossee. 222 pp. 
€ 22,99

Foto’s Bea Vianen:  (1) Michiel van Kempen, Geschiedenis van de Surinaamse literatuur en (2) Literatuurgeschiedenis.org

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Suriname, Taal & Literatuur
No Comments

Subhas Chandra Bose: de militante leider van de onafhankelijkheidsstrijd van India – Prof. Chan Choenni

zondag, 23 januari 2022 by Redactie Hindorama

Gharietje Choenni

Ik draag dit artikel op aan mijn zus Gharietje Ghar­gi­­wati Choenni (Parama­ri­bo, 1951) die op 17 januari 2022 na een lang ziekbed overleed. Zij was een Hin­do­staans-Suri­naam­se fe­mi­­nis­t en andragoog die met volle teugen van het leven heeft genoten. Zij voerde de emancipatie van de Hindostaanse vrouw hoog in haar vaandel en was een rolmodel voor velen van haar generatie. Zij vond het prachtig dat Subhas Chandra Bose het regiment van vrouwelijke militairen Jhansi ke Rani had opgericht. Dat Indiase vrouwen toen al moderne militaire uniformen (lange broeken) droegen en geweren om strijd te voeren voor de bevrijding van India had haar be­won­dering. Ik liet haar twee dagen voor haar heengaan een foto van dit regiment zien; er verscheen een glimlach op haar gezicht.

Jhansi ke Rani-regiment

***

Inleiding
Het is vandaag 23 januari 2022 precies 125 jaar geleden dat een van de tot verbeelding sprekende helden van de Indiase onafhankelijkheidstrijd, Subhas Chandra Bose, werd geboren. Vroeger prijkten in menig sobere voor­kamer van woningen van Hindostanen -in Suriname voorzaal genoemd- (ingelijste) posters van Mahatma Gandhi en/of van Subhas Chandra Bose. Beiden waren bekende helden van de onafhankelijkheidsstrijd in India. Derge­lijke posters hadden na de onafhankelijkheid van India in 1947 tot de jaren zeventig een grote historische waarde in Suriname. De digitale media speelde toen nog geen rol en ook de televisie die vanaf 1964 in zwart-wit uitzond, had slechts een bescheiden rol in relatie tot verhalen over de Indiase geschiedenis. Wel bestonden er al Indiase films waarin de Indiase onafhankelijk­heids­strijd en de rol van de prominente strijders aan bod kwam. De tragische onafhankelijkheidstrijd van India lag destijds nog fris in het geheugen van veel van de toenmalige Hindostaanse volwassenen. Mahatma Gandhi werd na de moeizaam en bloedig verkregen onafhankelijkheid immers op 30 januari 1948 dood­geschoten door Nathuram Godse. Deze radicale hindoe was van mening dat Gandhi zich te toegeeflijk had opgesteld tegenover de radicale moslims. Zijn toegeeflijke houding zou mede hebben bijgedragen tot de splitsing van het toenmalige India in India en Pakistan. Gandhi werd echter vanwege zijn geweldloze strijd en zijn morele standpunten hoog gewaardeerd in Suriname. Sterker nog: van Mahatma Gandhi werd op zijn geboortedag (2 oktober) in 1959 een standbeeld in Paramaribo onthuld. De derde held was pandit Jawaharlal Nehru, die de eerste premier van het onafhankelijke India werd. Omdat hij toentertijd nog in leven was, waren er minder posters van hem in omloop. Zijn nakomelingen hebben decennialang India geregeerd; onder wie zijn dochter Indira Gandhi. Zij was overigens geen familie van Mahatma Gandhi. Zij werd de eerste vrouwelijke premier van India. Van de populaire held Subhas Chandra Bose die in 1945 verongelukte, waren er verschillende posters in de toenmalige Hindostaanse gemeenschap in omloop. Hij was en is echter buiten India minder bekend, terwijl hij tijdens de onafhankelijkheidsstrijd (1917-1947) zowel in India alsook in de Indiase diaspora werd bewonderd om zijn moedige en heldhaftige strijd tegen de Britse overheersers van India. Hij was een charismatische leider die een gewelddadige strijd tegen de Britse overheersers voorstond en deze later ook heeft gevoerd. Hij groeide vanwege zijn veelbewogen leven uit tot een mythische held. Net als Gandhi en Nehru heeft Subhas Chandra Bose verschillende boeken geschreven en was een intellectueel van hoog kaliber. Naast deze drie zijn er andere prominente helden, zoals de stichter van Pakistan: Mohamed Ali Jinnah. Ook Sardár Vallabhai Patel was een bekende held. Voor hem is in 2018 in de Indiase westelijke staat Gujarat -waar hij werd geboren- een standbeeld van liefst 181 meter opgericht. En natuurlijk moet ook dr. B.R. Ambedkar, de leider van de kastelozen worden genoemd. Hij heeft de Indiase grondwet ontworpen.

In dit artikel geef ik een schets van de levensloop van Subhas Chandra Bose en zijn ideeën alsook zijn verdiensten. Ik beperk mij tot een Hindostaans-Surinaams perspectief en laat niet alle aspecten van de langdurige en veelvormige onafhankelijkheidsstrijd de revue passeren. Subhas Chandra Bose heeft veel gepubliceerd en er is veel over hem geschreven. Op het internet is veel informatie over hem te vinden. Ik baseer mij grotendeels op zijn belangrijkste boek getiteld The Indian Struggle dat voor het eerst in 1942 integraal werd gepubliceerd. Subhas Chandra Bose was een foto­ge­nieke man met een lengte van 1,80 meter en had een rijzig postuur. Hij torende uit boven zijn meeste Indiase landgenoten en was destijds met name voor veel jongemannen een rolmodel. Op de meeste posters die in Suriname van Subhas Chandra Bose in omloop waren, werd hij afgebeeld in militair tenue en in heroïsche stijl. Hij draagt een militaire topi (Indiase muts) en bril. Dit reflecteert echter slechts de laatste periode uit zijn leven: namelijk de periode van de Tweede Wereldoorlog. Hij werd opperbevelhebber van de door hem opgerichte Azad Hind Fauj (Indian National Army/Indiaas nationaal leger) waarmee hij een gewelddadige strijd heeft gevoerd tegen de Britse overheersers met onder­steu­ning van (nazi) Duitsland en Japan.

Poster van Subhas Chandra Bose in militair tenue. Hij gebruikte vaak de slogan Jai Hind (Leve India).

Tijdens zijn niet aflatende strijd tegen de Britse overheersing representeerde hij de radicale stroming en werd gaandeweg, als het ware, de tegenhanger van Mahatma Gandhi. Zo vond Subhas Chandra Bose het schandalig dat 200.000 Britten in India een bevolking van 300 miljoen konden knechten. Bovendien was India een grote civilisatie en verdiende het om onafhankelijk te zijn en een prominentere plaats op het wereldtoneel te hebben. Om dat te promoten reisde hij door de belangrijke Europese landen in de jaren dertig van de vorige eeuw. Hij werd begin jaren veertig Netaji genoemd, dat vrij vertaald gerespecteerde leider / volks­vertegen­woordiger betekent.

Achtergrond en loopbaan
Subhas Chandra Bose werd geboren op 23 januari 1897 in de stad Cuttack, gelegen in de oostelijke staat Orissa/Odisha. Deze staat ligt ten zuiden van de huidige staat West Bengalen en ten oosten van de staat Bihar. De staat Orissa is nog steeds een van de achtergebleven staten van India. De hoofdstad is Bhabhaneswar; daar staat de bekende grote tempel van Jaganath / Juggernauth. Cuttack is de tweede grote stad. Subhas Chandra Bose is dus niet geboren in de staat Bengalen en evenmin in Calcutta (tegenwoordig Kolkata), zoals vaak ten onrechte wordt verondersteld. Zijn familie is wel van Bengaalse oorsprong. Daarom was hij heel poplulair in de toenmalige grote staat Bengalen. Deze staat werd na de onafhankelijkheid gesplitst in West Bengalen (in India) en Oost-Pakistan. In 1970 werd Oost-Pakistan na een oorlog met West-Pakistan de nieuwe staat Bangladesh. Subhas Chandra Bose was afkomstig uit een groot gezin. Hij was het negende kind van veertien broers en zussen. Vader Janakinath Bose was een bekende en welvarende advocaat. Zijn moeder Prabhavati Devi was een vrome, religieuze vrouw. Hij was van jongs af aan een briljante leerling. Vanaf 1902 zat hij op een protestantse Europese school en in 1909 ging hij naar een school van de Baptisten –eveneens een school met een christelijke grondslag. Hij vervolgde zijn opleiding aan de Ravenshaw Collegiate School, een middelbare overheidsschool in Cuttack en verhuisde daarna naar Calcutta voor verdere studie. Subhas Chandra Bose behaalde in 1918 zijn Bachelor of Arts (B.A.) aan het Scottish Church College van de Universiteit van Calcutta.

Om de wensen van zijn ouders te vervullen vertrok hij in 1919 naar Engeland om in Cambridge de ICS (Indian Civil Service) opleiding te volgen. Dit was een zeer prestigieuze opleiding. De afgestudeerden van ICS vervulden de hoogste bestuurlijke functies in het toenmalige British Raj. British Raj was de naam voor het Engelse bestuur over het toenmalige India (nu: India, Pakistan en Bangladesh). Subhas Chandra Bose slaagde voor het zware eindexamen in 1920 als de vierde beste kandidaat.

Subhas Chandra Bose helemaal rechts staand. In het midden zittend: vader Jankinath en moeder Prabhavati met kinderen op hun schoot.

Voorstander van totale onafhankelijkheid
In 1919 werd in het park Jallianwalla Bagh in de stad Amritsar gelegen in de westelijke staat Punjab van India een bloedbad onder weerloze Indiase demonstranten aangericht door Britse troepen. De demonstranten eisten vrijlating van twee nationalistische leiders die waren gevangengenomen door de Brits-Indiase regering. Hoewel Subhas Chandra Bose toen in England verbleef, was hij echter diep verontrust over het gewelddadige optreden van de Britse over­heer­sers. Halverwege 1921 keerde hij terug naar India. Na zijn terugkeer kwam hij onder de invloed van Mahatma Gandhi die een geleidelijke onafhankelijkheid van India voorstond. Het zogeheten Indian National Congress leidde deze onafhankelijkheidsbeweging. Deze naam werd afgekort tot Congres en later omgezet in de Congress Party. Subhas Chandra Bose richtte een krant op, getiteld de Swaraj (zelfbestuur). Het Congres had regionale afdelingen over heel India en Subhas Chandra Bose begon zijn politieke carrière in de Bengaalse afdeling van het (Indiase Nationale) Congres. In 1923 werd hij gekozen tot voorzitter van de jongerenafdeling (All India Youth Congress) en ook tot secretaris van het Bengaalse Nationale Congres. Subhas Chandra Bose werd populair om zijn patriottische standpunten en zijn resolute afwijzing van de Britse overheersing van India. Hij was een felle voorstander van snelle en totale onaf­hanke­lijkheid (purna swaraj) van India. Hij vond Mahatma Gandhi daarom te gematigd. Volgens hem was Gandhi voor zelfbestuur binnen het verband het Britse Rijk. Subhas Chandra Bose behoorde tot de zogeheten linkervleugel van het Congres en werkte toen samen met de opkomende leider Jawaharlal Nehru, zoon van de invloedrijke advocaat Motilal Nehru, die toen voorzitter was van het Congres. Dit was de hoogste functie en het standpunt van de voozitter was beeldbepalend voor de oppositie tegen de Britse overheersing. De verkiezing van de voorzitter (President) van het Congres vond regelmatig plaats door afgevaardigden van heel India.

De leden van deze linkervleugel waren jonger en minder enthousiast over constitutionele hervormingen binnen het bestuurlijk kader van het Britse Rijk waartoe India behoorde. Subhas Chandra Bose stond bovendien meer open voor het socialisme en streefde naar meer economische gelijkheid tussen mensen; hij was echter geen communist. Hij was voor een confrontatiepolitiek ten opzichte van de Britse overheersers om de totale onafhankelijkheid van India tot stand te brengen, terwijl Jawaharlal Nehru voorstander was van een over­leg­model. Subhas Chandra Bose voorzag toen al dat er geen vreedzame overdracht van de politieke macht door Britten aan de Indiase leiders zou plaatsvinden. India was immers ‘the Jewel in the British crown’ oftewel het belangrijkste land waarop de Britse imperiale macht was gestoeld. De Britten zouden dan ook niet gemakkelijk afstand doen van hun grootste en rijkste kolonie.

Tegenhanger van Gandhi
Subhas Chandra Bose was in veel opzichten een tegenhanger van Mahatma Gandhi die 18 jaar ouder was en zeer sober ingesteld. Gandhi was voorstander van geweldloos verzet om de onaf­hankel­ijkheid van India te bereiken. Hij was ook voorstander van een pastoraal leven en niet enthousiast over economische moderni­sering. Hij wilde, bijvoorbeeld, geen gebruik­maken van machines en moderne middelen voor de landbouw. Subhas Chandra Bose hield van moderne kleding en uniformen en was -indien nodig- voor gebruik van geweld om de Britten uit India te krijgen. Hij gebruikte termen als Quit India (verlaat India) en was een modernist die vond dat India juist moderne middelen moest gebruiken om zich economisch te ontwikkelen. Tenslotte was Gandhi religieus geïnspi­reerd, terwijl Subhas Chandra Bose wars was van religie. Mede daardoor had hij aanhang onder alle religeuze groepen in het toenmalige India.

Subhas Chandra Bose met Mahatma Gandhi en Bose samen met Jawarlal Nehru.

De politieke goeroe van Subhas Chandra Bose was Deshabandhu Chittaranjan Das die politiek links was georiënteerd en in 1924 voorzitter van het Congres werd. Deshabandhu werd in 1924 ook gekozen tot burgemeester van Calcutta. Hij was voor eenheid tussen hindoes en moslims. Hij overleed echter in 1925 vrij plotseling aan een hartaanval. De hindoe-moslim rivaliteit in verband met de machtsdeling in het toekomstige onafhankelijke India werd sterker. Subhas Chandra Bose was toen pas 27 jaar en zeer actief; hij werd de leider van politiek links in India. Er bestond ook een communistische partij in India, maar hun aanhang was niet zo groot en geconcentreerd in bepaalde staten, zoals Bengalen. Opvallend was dat Subhas Chandra Bose goed bevriend was met de leiders van de verschillende religieuze stromingen en werd bewonderd om zijn gedurfde opstelling tegen de Britse overheersers. Hij bezigde felle bewoordingen, bij­voor­beeld dat Indiërs geen Angrez ke ghulam (geen knechten van Britten) moesten zijn.

Gevangenis
Zowel de gematigden, zoals Mahatma Gandhi, als radicale Indiase politici riepen regelmatig op tot boycotacties, bijvoorbeeld tegen de koop van bepaalde Engelse importproducten. Er werden ook werkstakingen (hartál in het Hindi) georganiseerd om het streven naar een onafhankelijkheid kracht bij te zetten. De Brits-Indiase regering arresteerde deze leiders regelmatig. Zij werden in de gevangenis opgesloten, onder wie ook Mahatma Gandhi. De gevangen leiders gingen daarna vaak als protest in hongerstaking. Daarop volgden weer acties van de bevolking om hun vrijlating en werden zij alleen maar populairder. Zo werd ook Subhas Chandra Bose in oktober 1925 tegelijk met veel andere nationalisten gearresteerd vanwege opruiing. Hij kwam in een gevangenis in Birma (tegenwoordig Myanmar) terecht dat ook behoorde tot het Britse imperium. In 1927 werd hij -onder meer vanwege gezond­heids­redenen- vrijgelaten en begon intensiever samen te werken met Jawaharlal Nehru om de totale onafhankelijkheid van India na te streven. In 1928 sprak het Motilal Nehru-comité van het Congres zich echter uit voor een zogeheten dominionstatus. India zou een onafhankelijk land worden, maar wel onderdeel van het Britse Rijk moeten blijven. Subhas Chandra Bose en Jawaharlal Nehru verzetten zich fel hiertegen. Zij zouden met niets minder dan een volledige onafhankelijkheid van India genoegen nemen. Subhas Chandra Bose kondigde daarom de oprichting van een Independence League aan om oppositie te voeren tegen de gematigden in het Congres. Als radicale leider stelde hij In 1929 voor om een parallelle Indiase regering samen te stellen naast de officiële regering. Hij mobiliseerde een grote groep aanhangers en verkondigde met verve zijn linkse idealen voor meer gelijkheid en economische ontwikkeling. Hij werd opnieuw gearresteerd wegens ‘wangedrag’ en weer vrijgelaten. Hij werd populairder en werd in 1930 gekozen tot burgemeester van de miljoenenstad Calcutta. Tijdens een zogeheten Burgerlijke Ongehoor­zaam­heidsactie tegen de regering werd Subhas Chandra Bose weer gevangengezet. Hij werd opnieuw vrijgelaten in 1931 nadat het zogeheten Gandhi-Irwin pact was ondertekend. Dit hield een dominionstatus voor India in, oftewel een onafhankelijk India, maar als onderdeel van het Britse Koninkrijk. Lord Irwin was de Viceroy (de onderkoning) van India. De inmiddels militant geworden Subas Chandra Bose protesteerde hevig hiertegen en bekritiseerde Gandhi. Toen in 1931 de ‘revolutionair’ Bhagat Singh en zijn medestanders als represaille werden opgehangen door de Brits-Indiase regering, omdat zij onder meer een politie-inspecteur hadden omgebracht, was voor Subhas Chandra Bose de maat vol. Er onstond ook een verwijdering tussen hem en Jawaharlal Nehru, die voorzitter van het Congres was geworden. Nehru was nu meer op de hand van Mahatma Gandhi.

Opvattingen
Subhas Chandra Bose werd na zijn vrijlating op ‘medische gronden’ uit India verbannen. Hij vertrok naar Europa waarvandaan hij vanaf 1932 oppositie voerde tegen de Britse imperiale regering. Maar hij legde ook contacten met linkse Britse poltici, zoals Clement Attlee die na de Tweede Wereldoorlog premier van Groot-Brittannië werd. Subhas Chandra Bose had echter vooral contacten in (nazi) Duitsland, Italië, Rusland en Japan. Hij ondernam stappen om centra op te richten in verschillende Europese hoofdsteden om politiek-culturele contacten tussen India en Europa te intensiveren. Hij gedroeg zich als leider van de India Freedom Movement als het ware als het hoofd van een Indiase regering in ballingschap. De verwijdering met Jawaharlal Nehru werd steeds groter. Hij bekritiseerde Nehru omdat die tijdens zijn Europese reis als voorzitter van het Indiase Congres niet de anti-Britse landen als Ierland en het communistische Rusland bezocht. Ook bekritiseerde hij Mahatma Gandhi die in dhoti (Indiase lendendoek) en op sandalen Europa bezocht. Hij vond als modernist dat er zo ten onrechte een armoedig beeld werd gegeven van India. Bovendien was de stelling van Subhas Chandra Bose dat het doel de middelen heiligt. Hij meende dat de vijand van jouw vijand jouw vriend kon zijn. Als de vijanden van het Britse Rijk konden helpen de totale onafhankelijkheid van India te bewerkstelligen, dan moest daar goed gebruik van worden gemaakt. Daarom werkte hij samen met (nazi) Duisland, Japan en Italië. Er wordt door sommigen beweerd dat Subhas Chandra Bose een nazi of zelfs een fascist was, omdat hij heulde met deze toenmalige totalitaire regiems. Hij was echter politiek links georiënteerd en in bepaalde opzichten socialistisch, maar onderschreef de nazi-ideologie niet. In een ontmoeting met Adolf Hitler bekritiseerde hij bepaalde passages in het boek Mein Kampf en hij had meningsverschillen met Hitler. Hij bleek later een grote tegenstander te zijn van de Duitse inval in Rusland. Hij was ook populair in Japan. Wel kan worden gezegd dat Subhas Chandra Bose samenwerking met autoritaire regiems geen probleem vond en zich liet gebruiken om Groot-Brittannië tijdens de Tweede Wereldoorlog alsook de Geallieerden de voet dwars te zetten. Hij dacht dat met hulp van de zogeheten Asmogendheden (Duitsland, Italië en Japan) India met geweld kon worden bevrijd. Achteraf gezien was dat een grote misrekening van Subhas Chandra Bose; hij heeft dat met de dood moeten bekopen.

Subhas Chandra Bose met de filosoof Rabindranath Tagore. Bose met Ali Jinnah, de stichter van Pakistan.

Gekozen Voorzitter Congrespartij
Subhas Chandra Bose trotseerde het verbod op toegang tot India en keerde in 1936 terug naar India. Hij werd daar opnieuw gearresteerd en voor een jaar gevangengezet. Toen hij weer werd vrijgelaten, vertrok hij opnieuw naar Europa. In Wenen -de hoofdstad van Oostenrijk- begon hij zijn boek The Indian Struggle te schrijven. Hij werd daarbij geholpen door zijn Weense secretaresse, Emilie Schenkl (1910-1996), met wie hij in 1937 een hindoehuwelijk (zonder priester of getuigen) sloot. Op de terugweg van Wenen naar India ging hij naar Rome, waar hij onder meer met de Italiaanse dictator Benito Mussolini besprekingen voerde. In 1938 was Subhas Chandra Bose weer in India en werd opnieuw lid van het Congres. Kort daarna werd hij verkozen tot voorzitter van de Haripura Congress Session en richtte in oktober 1938 een nationaal planningscomité op voor de economische ontwikkeling van India. Sterker nog: zeer verrassend werd hij in januari 1939 door de Indiase afgevaardigden gekozen tot Voorzitter van het Congres! Hij won de verkiezingen van Dr. Pattabhi Sitaramayya, die werd gesteund door Mahatma Gandhi en de staf van het Congres (het Congress Working Committee). Mahatma Gandhi en ook Jawaharlal Nehru waren het echter niet eens met deze keus. Zij vonden Subhas Chandra Bose te radicaal en onbesuisd. De angst voor de Tweede Wereldoorlog doemde op. De pas gekozen Congresvoorzitter Subhas Chandra Bose stelde in een resolutie voor om de Britten zes maanden te geven om India over te dragen aan de Indiërs; anders zou er een opstand komen tegen de Britse overheersing. Mahatma Gandhi trok echter op de achtergrond aan de touwtjes van het Congres en had veel gezag als Bapuji (een soort vader des vaderlands). Congresvoorzitter Subhas Chandra Bose werd op allerlei manieren tegengewerkt en de staf van de Congrespartij boycotte hem. Subhas Chandra Bose zag zich dan ook gedwongen om ontslag te nemen als Congresvoorzitter (President). Hij wilde, zoals hij zei, geen ‘puppet President’ zijn. Zijn tegen­kan­di­daat Sitaramayya werd daarna alnog Congres­voorzitter. Op 22 juni 1939 richtte Subhas Chandra Bose het All India Forward Bloc op, een factie binnen het Congres gericht op een directe en totale on­afhan­kelijkheid van India en met een politiek links programma voor het ontwikkelen van het onaf­hanke­lijk geworden India.

Spectaculaire vlucht
In juli 1940 werd hij opnieuw gearresteerd vanwege een protest, dat hij aanvoerde. Hij kreeg nu huisarrest en werd onder strikte politiebewaking geplaast in zijn ouderlijk huis aan de toenmalige Elginroad in het centrum van Calcutta. Hij werd dag en nacht streng bewaakt. De Tweede Wereldoorlog woedde volop in Europa. Half januari 1941 ontsnapte Subhas Chandra Bose op spectaculaire wijze uit India. Een paar dagen voor zijn ontsnapping zonderde hij zich af zogenaamd om te mediteren. Onder dit voorwendsel vermeed hij zich dagelijks te moeten melden bij de Britse bewakers. Hij liet een baard groeien. Op de avond van zijn ontsnapping kleedde hij zich als een Pathaanse moslim-geleerde om te voorkomen dat hij herkend zou worden. Hij ontsnapte op 16 januari 1941 uit de woning in Calcutta in een auto bestuurd door zijn neef Sisir Kumar Bose. Na een vermomming als een Pashtun verze­kerings­­agent (Ziaudddin) bereikte hij Afghanistan. Vandaaruit begon hij op 26 januari 1941 een reis om Rusland te bereiken. Het lukte hem met hulp van de Duitse geheime dienst en hulpvaardige Indiërs Rusland te bereiken, terwijl door de Britten jacht op hem werd gemaakt. Vanuit Moskou reisde hij met het Italiaanse paspoort van een Italiaanse edelman “Graaf Orlando Mazzotta” naar Rome en vervolgens naar Duitsland. Begin april 1941 was hij in Berlijn, waar hij een ontmoeting had met de Duitse Minister Joachim von Ribbentrop en ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken gelegen aan de Wilhelmstrasse in het centrum van Berlijn. Duitsland leek toen aan de winnende hand in de Tweede Wereldoorlog. Hij ontmoette ook Hitler, maar ze zouden het niet met elkaar eens zijn geworden over bepaalde kwesties. Subhas Chandra Bose was -zoals gezegd- tegen de Duitse aanval op Rusland. Maar (nazi)Duitsland stond wel zeer sympathiek tegenover de directe onaf­han­ke­lijkheid van India. Dat zou immers leiden tot een aanzienlijke verzwakking van het Brise rijk. Subhas Chandra Bose richtte eerst het Sonderreferat Indien (Speciaal India Bureau) op en in november 1941 werd met Duitse fondsen een Free India Centre in Berlijn geopend. Ook werd een Free India Radio opgezet, waar hij elke avond uitzendingen verzorgde die in India waren te beluisteren.

Zittend Subhas Chandra Bose. Staand de INA\officieren A. C. Chatterjee, generaal-majoor Mohamed Kiani (de hoogste militair) en Habibur Rahman. Cover van het boek CHALO DELHI.

Azad Hind Fauj
Het voorstel van Subhas Chandra Bose om een militair geleide landinvasie in India te starten vond gehoor bij de Duitse en Japanse leiders. Eind november 1941 werd het Free India Legion opgericht, vooral bestaande uit (Indiase) krijgsgevangenen die door veldmaarschalk Rommel in Afrika van het Britse leger waren over­ge­nomen. Dit legioen bestond eind 1941 al uit 3.000 mannen en stond onder het bevel van Subhas Chandra Bose. Een klein deel van deze Indiase militairen was toen ook gelegerd in Nederland. Nadat de Japanners begin 1942 enkele overwinningen in Zuidoost-Azië hadden behaald, wilde Subhas Chandra Bose naar Zuidoost-Azië om India te veroveren met hulp van de Japanners. Hij identificeerde zich sterk met de vijanden van het Britse Rijk en wilde een heldhaftige strijd voeren. In februari 1943 ging hij aan boord van een Duitse onderzeeër en werd bij het eiland Madagaskar afgezet. Hij werd daarna overge­plaatst op een Japanse onderzeeër. In mei 1943 bereikte hij het Indonesische eiland Sumatra dat door Japan was bezet. Zijn vrouw en de 3.000 Indiase militairen had hij overigens achter­gelaten in Duitsland.

Met Japanse steun werd Azad Hind Fauj (Indian National Army-afgekort INA) opgericht. Ook werd de ‘Voorlopige Regering van Vrij India’ met Subhas Chandra Bose aan het hoofd gevormd. Als hoofd van deze regering kon hij alvast de door Japan bezette Andaman- en Nicobar­eilanden die tot India behoorden, besturen. De Azad Hind Fauj bestond voornamelijk uit Indiase krijgs­gevan­genen die aanvankelijk in het Britse leger dienden en uit Indiase vrijwilligers woonachtig in Zuidoost-Azië (Maleisië, Singapore en Birma). Dit gebied was toen door Japan veroverd op de Britten. Subhas Chandra Bose werd opperbevelhebber en hulde zich in militair tenue hoewel hij geen militaire opleiding had. Hij gebruikte populaire Indiase slogans, zoals “Jai Hind” (leve India) en “Chalo Delhi” (opmars naar Delhi, de hoofdstad van India) en ook heroïsche slogans, zoals:

Tum mujhe apna khoon dedo. Ham tumko azadi de den ge. (Geef mij jouw bloed. Dan zal ik jou de Indiase onafhankelijkheid bezorgen).

Hij formeerde een inclusief leger; er was sprake van diversiteit naar religieuze achtergrond en regio. Naast hindoes waren moslims en sikhs alsook Zuid-Indiërs en Noord-Indiërs vertegenwoordigd in de Azad Hind Fauj. Bijzonder vernieuwend was dat hij een vrouwelijk regiment oprichtte in juli 1943. Het Jhansi ke Rani Regiment was een vrouwenregiment onder leiding van kapitein Lakshmi Swaminathan – beter bekend als Lakhsmi Senghal. Deze militiare eenheid was vernoemd naar Rani Lakshmi Bai, de beroemde Indiase Rani (koningin) van het Koninkrijk Jhansi. Onder haar leiding was strijd gevoerd tegen de Britse overheersing.

Subhas Chandra Bose inspecteert samen met kapitein Senghal de Jhansi ke Rani regiment.

Het hoofdkantoor van de Azad Hind Fauj werd in januari 1944 van Singapore verplaatst naar de hoofdplaats Rangoon in Birma, dat dichterbij India ligt. Op 18 maart 1944 lukte het de Azad Hind Fauj samen met hulp van het Japanse leger India in het noordoosten binnen te dringen.

De staat Manipur, Kohima en Imphal: de gebieden waar Azad Hind Fauj heeft gestreden en is verslagen.

Op het Indiase vasteland in de plaats Moirang in de huidige staat Manipur werd voor het eerst een Indiase Tiranga (Indiase driekleurige vlag), gemodelleerd naar die van het (Indiase Nationale) Congres geheven. De steden Kohima en Imphal werden belegerd door divisies van het Japanse Leger en de Azad Hind Fauj. Deze zogenoemde Operatie U-GO mislukte echter. Het Britse leger behield beide steden (Kohima en Imphal) en ging over tot een tegenaanval. Het Japanse leger en de Azad Hind Fauj werden teruggedrongen tot Birma. Erger nog: door bombardementen sneuvelden bijna de helft van de Japanse en Azad Hind Fauj militairen. Subhas Chandra Bose werd met zijn gehavende leger over het Maleisische schiereiland gedreven. Toen de Britten na hun opmars Singapore weer veroverden, gaf de Azad Hind Fauj zich over. Subhas Chandra Bose werd overigens door de Japanse legerleiding beschouwd als militair ongeschoold; desondanks werd hij bevelhebber van Azad Hind Fauj.

Mythe
Subhas Chandra Bose koos ervoor om naar Mantsjoerije – het noordelijk deel van China dat door Japan was bezet- te ontsnappen met het doel zich in Rusland te vestigen. Hij meende dat Rusland anti-Brits was, want de Britten maakten jacht op hem. Op zijn vlucht in augustus 1945 richting Japan maakte zijn vliegtuig een tussenstop op het vliegveld van Saigon.

Laatste foto voor zijn dood. Aankomst op 17 augustus 1945 op het vliegveld van Saigon.

Vervolgens vloog hij met zijn piloot richting Japan, maar op 18 augustus 1945 verongelukte zijn vliegtuig boven Taipeh, de hoofdstad van Taiwan (toen Formosa geheten). Hij liep derdegraads brandwonden op toen zijn vliegtuig neerstortte. De oorzaak van het ongeluk is echter niet bekend. Werd het vliegtuig gebombardeerd? Hoewel algemeen wordt aangenomen dat hij na de vliegramp nog leefde, is daarover niet veel informatie te vinden. Subhas Chandra Bose werd volgens bepaalde bronnen gedood of stierf, maar zijn lijk is niet gevonden. Er ontstond daarna een mythe: hij zou nog zijn blijven leven en pas in 1964 zijn overleden. Veel Indiërs geloofden echter niet dat de crash had plaatsgevonden. En velen onder hen, vooral in Bengalen, geloofden dat Netaji Subhas Chandra Bose zou terugkeren om alsnog de onafhankelijkheid van India op te eisen.

In Suriname zei men: Subhas aloop hoi ge (Subhas is plotseling verdwenen). Ook werd beweerd dat hij was ondergedoken in Brazilië. Vermeldenswaard is dat tijdens de Tweede Wereldoorlog Subhas Chandra Bose populair was in Suriname door de berichten die doorsijpelden over hem. Ook de heldhaftige Duitsers (Girmans, den Duisrie) werden bewonderd. De bekende pandit Soekram Hindori die zich in propagandistische termen uitliet over Subhas Chandra Bose werd zelfs gevangengenomen en na verhoor weer vrijgelaten. Eveneens vermeldenswaard is dat op 29 november 1942 Subhas Chandra Bose met Emilie Schenkl in Oostenrijk een dochter kreeg. Er vond later een hereniging plaats van de familie Bose met de weduwe Schenkl. Hun dochter koos later als naam Anita Bose Pfaff. Zij werd een Duits econoom en lid van het Duitse parlement.

Dochter Anita Bose Pfaff die de Indiase President Pranab Mukerjee een boek over Subhas Chandra Bose aanbiedt (2013). Foto onder: Weduwe Emilie Schenkll en dochter Anita met de familie Bose.

Subhas Chandra Bose heeft de dramatische episode voorafgaand aan de Indiase onafhankelijkheid niet meegemaakt. Het bloedbad tussen hindoes en moslims en de splitsing van India in India en Pakistan alsook de moord op Mahatma Gandhi zijn hem bespaard gebleven.

Netaji Bhavan
Deze militante leider Subhas Chandra Bose is slechts 48 jaar geworden, maar heeft veel documenten achter­gelaten. Naast zijn eigen boeken en de brieven die zijn gepubliceerd, heeft met name zijn achterneef dr. Sisir Kumar Bose veel over Subhas Chandra Bose gepubliceerd. In Calcutta/Kolkata bestaat het Netaji Research Bureau. Dit onderzoeksbureau en documen­tatie­centrum is gevestigd in het Netaji Bhavan. Dit grote huis aan de Lala Lajpat Sarani -vroeger de Elginroad- in het centrum van Kolkata is het ouderlijk huis van Subhas Chandra Bose. Het is tevens een museum gewijd aan het leven van Netaji Subhas Chandra Bose. Dit huis werd gebouwd door zijn vader in 1909. Er staat een marmeren plaquette met de naam van JN Bose (Janakinath) Bose. Ik heb in januari 2015 na de Bharatiya Pravasi Divas (de Indiase diaspora conferentie) die gehouden werd in Ahmedabad in de westelijke staat Gujarat het Netaji Bhavan in Kolkata bezocht. Ik heb onder meer de vluchtauto gezien, zijn winterjas en militaire uniformen. Ik heb daar negen boeken gekocht tegen een schappelijke prijs. Daarnaast heb ik ook een fotoboek met honderden zwart-wit foto’s alsook enkele Cd’s over zijn levensverhaal aangeschaft. Het was een indruk­wek­kend bezoek; ook in het licht van de ingelijste poster van Subhas Chandra Bose die in de voorkamer van ons ouderlijk huis prijkte. Als jongeman aanschouwde ik vaak deze mythische held en kwam in 2015 pas het echte verhaal te weten.

In India is de herinnering aan hem springlevend gebleven. In verschillende steden staan er standbeelden van hem. Tevens wordt jaarlijks op 23 januari zijn geboortedag gevierd. Deze viering staat bekend als Netaji Subhas Chandra Bose Jayanti afgekort Netaji Jayanti en wordt ook aangeduid als Deshprem Divas (viering van vaderlandsliefde). Deze dag is een officiële feestdag in de staten West-Bengalen, Jharkhand, Tripura en Assam. De regering van India brengt op deze dag ook jaarlijks hulde aan Netaji. Dit jaar is door Premier Narendra Modi aangekondigd dat de festiviteiten van de jaarlijkse viering van de Indiase Dag van de Republiek op 26 januari al zullen starten op 23 januari. Deze dag zal worden aangeduid als de Parkaram dag: dag als een eerbetoon aan Subhas Chandra Bose.

Het Netaji Bhavan in Kolkata is te bezoeken tegen een geringe toegangsprijs.

Geen familie
Er zijn drie internationaal zeer bekende personen die de achternaam Bose hebben, maar ten onrechte als familie van Subhas Chandra Bose worden beschouwd. Soms denkt men dat het zijn broers zijn. Allereerst Satyendra Nath Bose die een briljante wetenschapper was. Deze Indiase natuurkundige werd bekend door zijn onderzoek op het gebied van de kwantummechanica begin jaren twintig van de vorige eeuw. Hij legde de basis legde van de Bose-Ein­stein­statistiek en de theorie van de Bose-Einsteincondensaat. Satyendra Nath Bose werd geboren te Calcutta op 1 januari 1894 en overleed op 4 februari 1974. Zijn vader Surendranath Bose was bediende in het technologie departement van de East India Railway. Het is dan ook vermeldenswaard dat een van de beste wetenschappers die India heeft voortgebracht, namelijk Satyendra Nath Bose geen ‘hoge afkomst’ had, zoals velen denken.  Hij was ook niet lichtgekleurd, maar een donker­gekleurde man. Hij is de ontdekker en naamgever van een klein deeltje van een atoom, de naar hem vernoemde boson.

Satyendra Nath Bose, Jagdish Chandra Bose en Amar Gopal Bose

De tweede persoon is Jagdish Chandra Bose geboren in India (Bikrampur) op 30 november 1858 en overleden op 23 november 1937. Hij was een Indiase wetenschapper en science-fictionauteur en heeft zich onderscheiden in wiskunde, biologie, biofysica, fysica en archeologie. Jagdish Chandra Bose is een van de pioniers van bestudering van de gevoeligheid van planten. Hij is ook de uitvinder van de crescograaf, een toestel om de groei van planten te meten.

De derde persoon is Amar Gopal Bose geboren op 2 november 1929 en overleden op 12 juli 2013. Hij was geboren in de Verenigde Staten. Zijn vader was van Indiase afkomst en zijn moeder was van Frans-Duitse afkomst. Hij was een Amerikaanse entrepreneur en academicus. Als elektro­tech­nisch ingenieur en geluids­technicus was hij ook meer dan 45 jaar professor aan het bekende Massachusetts Institute of Technology. Hij was de oprichter en voorzitter van de Bose Corporation. De Bose sound system staat bekend om de superieure kwaliteit.

Foto’s: Waldo Koendjbiharie (foto Gharietje Choenni) en Netaji Research Bureau, Kolkata (India)

Er zijn verschillende films over Subhas Chandra Bose, zoals de prachtige film van regisseur Shyam Benegal uit 2004. Bekijk de video op youtube https://youtu.be/WczVepo7fKw

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Migratiegeschiedenis, NIEUWS, Suriname
No Comments

Feest- en Hoogtijdagen 2022

zaterdag, 01 januari 2022 by Redactie Hindorama

ALGEMENE FEESTDAGEN

Nieuwjaarsdag   1 januari

Valentijnsdag   14 februari

Carnaval   27 februari

Internationale Vrouwendag   8 maart

Zomertijd 2022   27 maart

1 April   1 april

Dag van Arbeid   1 mei

Dodenherdenking   4 mei

Bevrijdingsdag   5 mei

Moederdag   8 mei

Hindostaanse Immigratiedag (SME/NL)   5 juni

Vaderdag   19 juni

Ketie Kotie (SME/NL)   1 juli

Prinsjesdag   20 september

Dierendag   4 oktober

Wintertijd 2022   30 oktober

Haloween   31 oktober

Sinterklaas   5 december

Oudejaarsdag  31 december

CHRISTELIJKE FEESTDAGEN

Drie Koningen   6 januari

Goede Vrijdag   15 april

1e Paasdag   17 april

2e Paasdag   18 april

Koningsdag   27 april

Hemelvaartsdag   26 mei

1e Pinksteren   5 juni

2e Pinksteren   6 juni

Sint Maarten   11 november

1e Kerstdag   25 december

2e Kerstdag   26 december

HINDOE FEESTDAGEN

Makar Sankranti   14 januari

Vasant Panchami   5 februari

Maha Shivratri   1 maart

Holika Dahan   17 maart

Holi   18 maart

Hindoe Nieuwjaar   2 april

Navratri (1e  periode) 2 t/m 10 april

Rama Navami   10 april

Hanuman Jayanti   16 april

Ratha Yatra   1 juli

Guru Purnima   13 juli

Nag Pantsjami (I)  2 augustus

Raksha Bandhan   11 augustus

Nag Pantsjami (II)  16 augustus

Krishna Janamashtmi   18 t/m 19 augustus

Ganesh Chaturthi   30 augustus

Pitra Paksj   10 t/m 25 september

Navratri (2e periode)   26 sept. t/m 4 oktober                                  

Divali   24 oktober

Gita Jayanti   3 december

Pancha Ganapati   21 t/m 25 december

ISLAM FEESTDAGEN

Regaib Kandili   3 februari

Lailat-ul-Meraj   28 februari

Lailat-ul-Baraat   18 maart

Ramadan (Vastenmaand)   2 april t/m 2 mei

Lailat-ul-Qadr   28 april

Eid-ul-Fitr (Suikerfeest)   2 t/m 4 mei

Hadj   7 t/m 12 juli

Arafat   8 juli

Eid-ul-Adha (Offerfeest)  9 t/m 11 juli

Muharram (Nieuwjaar)   30 juli

Ashura   8 augustus

Eid-ul-Maulid   8 oktober

Kalender FEEST- en HOOGTIJDAGEN 2022 ONDER VOORBEHOUD VAN maanstanden en typefouten.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, Religie & Levenswijze, Suriname
No Comments

Suriname en Dubai – Chan Choenni

zondag, 26 december 2021 by Redactie Hindorama

President Santokhi en delegatie tijdens Dubai Expo 2020. Projectie Surinaamse vlag op het dak van centrale expo-hal.

In november 2021 heeft de Surinaamse President Chan(drikapersad) Santokhi met zijn delegatie een succesvol bezoek gebracht aan Dubai. Dubai is momen­teel één van de rijkste en modernste landen ter wereld. Met de overvloedige inkomsten uit olie is een wereld­wonder tot stand gebracht. Vrijwel iedereen die Dubai heeft bezocht dan wel via de media Dubai kent, spreekt doorgaans in euforische termen over dit land. En terecht: in bijna een halve eeuw is een woestijngebied omgetoverd in een metropool met wolken­krabbers en optimale voorzieningen voor de burgers. Dubai heeft één van de grootste vlieghavens ter wereld en de wereldtentoonstelling Expo 2020 (1 oktober 2021 tot en met 31 maart 2022) alsook verschillende wereldcon­fe­ren­ties vinden momenteel in de Stadstaat Dubai plaats. Liefst 190 landen hebben een paviljoen op het uitgestrekte tentoonstellingsterrein. Dit terrein is speciaal hiervoor aangelegd en is een tiental kilometers ver verwijderd van het centrum. De super efficiënte metrolijn is doorgetrokken naar dit nieuwe woestijn­gebied in ontwikkeling. De metro rijdt groten­deels bovengronds op ongeveer 15 meter hoogte zonder een bestuurder; af en toe zie je een conducteur lopen door de coupés die het een en ander controleert. Vanuit de ramen van de automatisch (op afstand bestuurde) rijdende metrowagons heb je goed zicht op de wolken­krabbers en voortgaande bouwactiviteiten. Je ziet ook braakliggende zandgebieden die als het ware baden in het overvloedige zonlicht. Maar ook deze dorre gebieden zullen binnen korte tijd worden omgetoverd in groene gebieden met bebouwing. Dat is het wonder van Dubai. Er zijn ook snelwegen aangelegd; het is mogelijk om zowel met de bus (dat duurt bijna één uur vanuit het centrum)als met de auto naar het tentoonstellings­terrein te gaan.

De skyline van booming Dubai en het hoogste gebouw ter wereld: de Burj Khalifah.

Eind oktober 2021 heb ik Dubai bezocht. Ik heb de imposante Expo 2020 tweemaal bezocht. Je hebt eigenlijk meer dagen nodig om daar te verpozen en alles te zien. De temperatuur tijdens de zogenoemde koele periode (november tot en met maart) is uitstekend. Het wordt er niet warmer dan 30 graden. In de warme periode (juni tot en met augustus), maar ook in de overgangsperiode (april-mei en september-oktober) is het echter in Dubai buiten nauwelijks uit te houden in de verzengende hitte. Dan loopt de tempe­ratuur dikwijls op naar boven de 40 graden.

Het Suriname paviljoen
Op het Expo 2020 terrein worden in de landenpaviljoens de economische prestaties en ambities alsook de culturele karakteristieken van land en volk tentoon­gesteld. Ik heb uiteraard het Suriname paviljoen bezocht en werd daar hartelijk ontvangen. Met onverholen trots merkte ik dat het kleine land Suriname met een bevolking van amper 600.000 inwoners vrij prominent aanwezig is. Het Suriname paviljoen (nummer 211) is dichtbij het centrale Al Wasl Plaza. Dat is de grote overkoepelde ruimte waar tentoonstellingen en ontvangsten plaatsvinden. De delegaties van de landen worden daar ontvangen en presenteren zich. De vlag van het betreffende land wordt geprojecteerd op de grote koepelwand. Suriname heeft zich daar gepresenteerd en de Surinaamse president heeft een indrukwekkende rede gehouden. Een dissonant was helaas het voornemen van beoogd spreekster Tanuya Manichand om lezingen te houden over drie Surinaamse vrouwen in historisch perspectief. Het betrof de wrede slaven­eigenaar Suzanna du Plessis, de slavenhoudster Elizabeth Samson en de prostituee Maxi Lindner. Zeer terecht is tegen dit bedenkelijke voornemen van leer getrokken. Het getuigde van weinig historisch besef en daarbij werden de gevoelens van veel Afro-Surinamers nodeloos  gekwetst. Juist bij dergelijke kwesties moeten in Suriname terzake deskundigen worden geraadpleegd. Het is helaas een bekend euvel dat de experts dikwijls worden genegeerd en minder competente personen beeldbepalende functies in Suriname vervullen. Als men verdienstelijke vrouwelijke historische figuren ten voorbeeld wil stellen dan is een betere keuze mogelijk. Waarom viel de keuze niet op de sociaal ingestelde arts Sophie Redmond, de kordate en verdienstelijke gezond­heids­zorg inspectrice Grace Howard-Schneiders of de ijverige Mata Gauri, die haar landerij aan de Kwattaweg heeft geschonken aan de Surinaamse gemeenschap? Ook was het een slechte keus om iemand behorende tot een andere bevolkings­groep als Inheemse (‘Indiaanse’) op te voeren. Waarom geen echte Inheemse?

Chan Choenni, Bina Makhan samen met enkele vertegenwoordigers van het Suriname paviljoen. Op de achtergrond het tentoongestelde Surinaamse bos.  De Surinaamse vlag werd geprojecteerd op het Al Wasl Plaza.

Maar over het algemeen is het Suriname paviljoen evenwichtig vormgegeven en de etnische diversiteit alsmede het harmonieus samenleven van de verschil­lende bevolkingsgroepen krijgt voldoende aandacht. Ook de nadruk op het bos of beter gezegd de thema’s ecologie en duurzaamheid zijn goed gekozen. Duur­zaam­heid en ecologie (een groen Suriname dus) zijn in het kader van klimaatverandering de toekomst. Sterker nog: in de jaren twintig van deze eeuw zal klimaat­(verandering) het grote beleidsthema worden. In dit kader zou Suriname juist het innovatieve mangrove project voor kustverdediging en landaanwinst moeten etaleren. Prof. Sieuwnath Naipal en zijn team verrichten onder moeilijke omstandigheden in dit verband zeer verdienstelijk werk in Suriname. Het Suriname paviljoen is gelegen in de groene zone en het ‘gebied mangrove’. Het etaleren van dit aansprekende project zou niet misstaan in de Suriname tentoonstelling. Veel Surina­mers staan doorgaans niet bekend om hun affiniteit met innovatie en implementatie van de nieuwste technieken en willen alles liever op de oude manier blijven doen. Wellicht kan juist daarom in het kader van ‘change of the mind’ dit project alsnog aandacht krijgen in het Suriname paviljoen. De Expo 2020 duurt nog tot 31 maart 2022.

Dubai ambitie
Al met al heeft de overheid van Dubai alles uitstekend georganiseerd. Dubai levert dus prestaties van formaat op verschillende gebieden. Ik moest tijdens mijn bezoek dan ook herhaaldelijk een glimlach onderdrukken denkend aan de Dubai ambitie van André Misiekaba. Deze voormalige fractieleider van de thans tot de oppositie behorende NDP (Nationale Democratische Partij) en gewezen minister zou samen met zijn kompanen van Suriname een nieuw Dubai maken. Ja, dat beweerde Misiekaba met grote stelligheid! Hij werd schertsend Mr. Dubai genoemd. Deze groteske bewering was uiteraard te wijten aan een gebrek aan beoorde­lings­vermogen en een tekortschietend inzicht in de kwaliteiten en competenties die zijn vereist van bestuurders en burgers om dergelijke prestaties neer te zetten. Er is bijvoorbeeld een zogeheten Miracle Garden in Dubai die tijdens de koele periode elk jaar opnieuw wordt ingericht met meer dan één miljoen bloemen. In de warme periode zou dat vanwege de zeer hoge temperaturen niet kunnen. Deze bloemen worden continu bewaterd. Dat vereist continu (dag en nacht) onderhoud, veel discipline en ijver. Er wordt dus keihard gewerkt. Dit zijn allemaal voorwaarden die er moeten worden vervuld alvorens überhaupt een dergelijke prestatie kan worden neergezet.

De Miracle Garden in Dubai met meer dan één miljoen bloemen.

De Dubai ambitie is niet realistisch. Suriname zal geen nieuwe Dubai kunnen worden. Dat is te hoog gegrepen. Dat heeft President Santokhi onlangs in zijn rede -refererend aan de vooruitzichten van 2022 – ook toegegeven. Suriname hoeft ook geen nieuwe Dubai te worden, maar gelet op het Surinaamse achterland dat voor 85% uit bos bestaat kan het zich ontwikkelen tot een duurzame welvaarstaat. Suriname heeft als een van de weinige landen een overschot aan zuurstof en een negatieve emissie van CO2 (broeikasgassen). Met een juiste visie, competent leiderschap, discipline en hard werken kan Suriname door een evenwichtige exploitatie van de natuur en de vruchtbare bodem welvaart genereren voor alle burgers. Met andere woorden: een duurzame welvaarstaat worden.

Profiel Dubai
Om te illustreren dat de Dubai ambitie niet realistisch is schets ik kort het profiel van het land Dubai. Ik baseer mij voornamelijk op Wikipedia als bron. Het land Dubai vormt samen met enkele kleine omringende landen de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). De VAE is een federatie van zeven onafhan­ke­lijke emiraten. Naast Dubai is een ander bekend land Abu Dhabi. De VAE liggen op het Arabische Schiereiland aan de Perzische golf tegenover Iran. De oorspronkelijke bevolking noemt zich Emirati en alleen zij hebben deze nationaliteit die hen recht geeft op allerlei privileges, die worden onthouden aan de overige inwoners. De Emirati vormen evenwel een kleine minderheid van de bevolking, want de meerderheid bestaat uit ‘buiten­landers’.

Dubai is het kleinste land van de VAE en heeft een oppervlakte van slechts 4.114 vierkante kilometers. Suriname is wat betreft oppervlakte bijna veertig maal groter. Maar Dubai is wel het bekendste en rijkste land van de VAE. Begin 1800 woonde slechts een stam bestaande uit 600 personen in dit gebied. De bevolking was veelal in de handel, veeteelt, visserij en het parelduiken actief. De huizen waren primitief en gemaakt van hout en modder. Rond 1850 woonden er 8.000 mensen. De Emirati zijn hun afstammelingen en de huidige sjeiks die aan de macht zijn, stammen af van de leiders van deze stam. In 1968 woonden al 59.000 inwoners in Dubai. Na de vorming van de Verenigde Arabische Emiraten en door de vondst van olie verdrievoudigde dit aantal tot ruim 183.000 inwoners. In het jaar 2000 waren in Dubai al ruim 862.000 inwoners door de stormachtige ontwikkeling die het land doormaakte.

In 2010 bedroeg het een inwoneraantal 1,9 miljoen. De verdeling man-vrouw was echter bijzonder scheef; in 2010 waren er 420.000 vrouwen en 1,5 miljoen mannen. In deze grote groep mannen zaten veel buitenlanders die permanent in het land mogen verblijven. Maar er waren ook nog ruim 1 miljoen tijdelijke werknemers. Als deze mee worden geteld dan had Dubai circa 3 miljoen inwoners in 2010. Daarnaast waren er 288.000 perso­nen, die in collectieve arbeidersaccommodaties verblijven. Zij werden niet geïdentificeerd naar etniciteit, maar de meesten waren afkomstig uit Azië. Ongeveer 10-15% van de inwoners was Emirati; de rest bestond uit buitenlanders, voor wie vaak de term expats wordt gehanteerd.

Tabel: Etnische samenstelling van de inwoners van Dubai in 2010 (bron: Wikipedia).

Ongeveer 85% van de expats was Aziatisch, voornamelijk afkomstig uit India (51%), Pakistan (16%), Bangladesh (9%) en Filippijnen (3%). Er is ook een gemeenschap van Somaliërs. Tot de categorie Overig behoren Wester­lingen en onder andere migranten uit Indonesië, Maleisië en China. Veel migranten uit de Filippijnen, Maleisië en Sri Lanka zijn werkzaam als au-pair en nanny’s. Zij wonen in bij een gezin en zorgen voor de kinderen. Zij verrichten licht huishoudelijk werk, zoals schoonmaakwerk­zaam­heden, wassen en koken.

De Indiërs, Pakistanen en Bengalezen (afkomstig uit Bangladesh) vormden bij elkaar de meerderheid van de bevolking van Dubai in 2010. Personen afkomstig uit het ‘oude India’ oftewel het Indiase subcontinent zijn dan ook zeer zichtbaar in het straatbeeld van Dubai. Zij werken voornamelijk als goedkope arbeiders, maar een deel is ook werkzaam in de professionele beroepen, zoals medici, ingenieurs en financiële specialisten. Zij hebben in grote mate Dubai (op)gebouwd en zorgen dat het land draaiende wordt gehouden. Natuurlijk hebben de leiders van Dubai, ondersteund door vooral Westerse experts, de plannen gemaakt en de gebouwde omgeving ontworpen, maar het handwerk wordt gedaan door Aziaten.

De Sjeik van Dubai, Sjeik Mohammed bin Rashid al-Maktoem

Sjeik Mohammed bin Rashid al-Maktoem
Hoewel Dubai één van de meest liberale landen van de VAE is, wordt het wel autocratisch bestuurd. Rond 1830 werden Dubai en Abu Dhabi overgenomen door de Maktoem-familie. Zij regeren nog steeds over de emiraten. Aan het hoofd van iedere Emiraat staat een Sjeik. De sjeiks van de zeven emiraten en de gekozen vertegenwoordigers uit de Raad van Ministers vormende de Hoge Raad van leiders. Het parlement bestaat uit een Kamer met 40 leden. De helft van de leden wordt aangewezen door deze Hoge Raad. De andere helft wordt sinds 2006 gekozen door de mannelijke inwoners. Vrouwen hebben nog steeds heel weinig te brokkelen in de bestuurlijke melk van de VAE, inclusief Dubai.
Deze Sjeik is vanaf 2006 is de Minister-President van de Verenigde Ara­bische Emiraten. Hij heeft ervoor gezorgd dat Dubai zich de afgelopen 15 jaar enorm heeft ontwikkeld op zowel economisch als cultureel gebied.

Modernisering en liberalisatie
Dubai heeft een imposante ontwikkeling en trans­for­matie doorgemaakt tijdens en vooral na de zogeheten ‘oilboom’. Op weg naar India heb ik ruim veertig jaar geleden -in augustus 1980- heen en terug een stopover gemaakt op Dubai. Daarna ben ik enkele keren in Dubai geweest. In 1980 droegen vrijwel alle Arabische mannen de bekende witte hoofddeksel en de lange witte jurken. Bijna alle vrouwen waren zwaar gesluierd in de zwarte hijab (lange jurk) en nikab (hoofddeksel die het gezicht bedekt op de ogen na). De meeste van deze vrouwen keken schichtig uit hun ogen en veel Arabische mannen waren zeer kortaf. Er heerste destijds een ’unhei­mische’ sfeer. Het douanepersoneel was onvriendelijk; om niet te zeggen vrij onbeschoft. Zij waren Emirati en vanuit de hun toegekende machtspositie oefenden zij hun macht uit door bijvoorbeeld traag de paspoorten ‘af te handelen’ en op je neer te kijken. Ruim 40 jaar later -in 2021- is Dubai getransformeerd tot een toeristische bestemming. Emirati vrouwen horen nu ook tot het douanepersoneel. Zij zijn vriendelijk, maar dragen nog steeds de zwarte hoofdoek en zwarte kleding. Je kunt nu hun gezicht wel aanschouwen en velen beheersen het Engels. Er zijn relatief weinig mannen in de Arabische witte dracht te ontwaren en ook de manlijke controleurs zijn vriendelijk. De sfeer is ‘relaxt’. Dubai richt zich immers op het toerisme en de vlieghaven fungeert als ‘hub’ (tussenstop). Dat vereist efficiëntie en klantvriendelijkheid. In ons hotel kregen de gasten een tas cadeau om bijvoorbeeld hun kleding in te stoppen voor als ze gaan ‘braden in de zon’ bij de stranden. Dat laatste deden vooral Westerse blanke toeristen. Vrouwen in bikini die liggen te zonnen aan de stranden is een normaal beeld tijdens de koele periode in Dubai.

Er is veel geliberaliseerd. Deels ook op het terrein van godsdienst. De oproep tot het gebed klinkt nog steeds op gezette tijden, maar het dagelijks leven gaat gewoon door. De winkels gaan niet dicht, zoals in sommige islamitische landen als bijvoorbeeld Egypte. Ik heb nauwelijks groepen mensen gezien die massaal naar de moskee gaan om te bidden. Ik zag een Emirati man in de metro in traditionele kleding met een klein apparaatje in zijn handpalm. Hij drukte continu op het knopje. Dit vervangt de bekende bidkraal die wordt gebruikt tijdens het prevelen van gebeden. Men mag in huis de eigen godsdienst beoefenen, maar buitenshuis is dat verboden. Er zijn nog steeds geen hindoetempels, ondanks de aanwezigheid van een groot aantal Hindoes. De bedoeling is echter dat binnen een paar jaar een grote mandir wordt gebouwd in Dubai. Een maquette daarvan is te bezichtigen in het imposante en enkele verdiepingen tellende India paviljoen op de Expo 2020.

Eerlijk gezegd voelde ik niet dat ik in een islamitisch land was. Trouwens: er lijkt zich een liberalisatie te voltrekken in het hartland van de Islam. Saoedi-Arabië heeft aangekondigd dat televisieprogramma’s over de Mahabharat en Ramayan zullen worden uitgezonden. De reden is dat in deze heilige hindoeboeken moraal en deugden op aansprekende wijze aan bod komen. Terwijl in de klassieke landen van de Islam dus sprake is van liberalisering zien we dat in de periferie juist radicalisering gaande is. Naast Iran en Afghanistan en tot op zekere hoogte Indonesië is er islamitische radica­lisering in enkele landen in Zwart Afrika. Gedacht kan worden aan Somalië waar Al Shabab de economische ontwikkeling blokkeert. Nigeria dat als grootste land van Zwart Afrika met veel olievoorraden het voorbeeld zou moeten zijn van competent bestuur en welvaart zwicht onder de terreur van Boko Haram. Het is opmerkelijk dat herhaaldelijke ontvoeringen van schoolmeisjes niet effectief door de regering en het grote leger wordt aangepakt.

Invloed India en Bollywood
Het meest bijzonder tijdens mijn recente bezoek aan Dubai vond ik de toegenomen invloed van het Indiase subcontinent en Bollywood. Het begon al op Schiphol in het grote vliegtuig van The Emirates. In deze supergrote A380 Airbus zijn de zitplaatsen in de economy class ruim en het amusementsprogramma is zeer uitgebreid. Er werd aangekondigd dat je de keuze hebt tussen films van Hollywood en Bollywood. Tijdens een vlucht van zes uur heb ik twee klassieke (oude) Bollywood films opnieuw gekeken, namelijk Pakeezah en Neel Kamal. Het leek alsof ik in de bioscoop zat ruim meer dan 40 jaar geleden. Het opnieuw bekijken van films heeft het voordeel dat je dingen waarneemt die eerder niet waren opgevallen. Oude herinneringen kwamen voorbij door prachtige liederen die een nostalgische sfeer opriepen. Mijn echtgenote Bina Makhan heeft drie moderne Bollywood films verslonden. Mij kunnen deze moderne films niet bekoren, omdat de inhoud niet beklijft en de prachtige liederen die klassieke Bollywood films ‘dragen’, ontbreken. De vlieguren waren voorbijgevlogen. Bolly­wood films en series zijn razend populair in dit deel van de Arabische wereld. Alles wordt nagesynchro­ni­seerd in het Arabisch. Veel manlijke filmsterren in Bollywood films zijn trouwens moslim (hebben de naam Khan) en de behandelde onderwerpen spreken de Emirati aan. India, en in het bijzonder Mumbai, ligt enkele uren reizen met het vliegtuig verwijderd van Dubai. Zoals gezegd is meer dan de helft van de inwoners van Dubai afkomstig van het Indiase subcontinent. Als je om je heen kijkt zie je mensen die op je lijken (met dank aan de politicus Paul Somohardjo die deze ‘twist’ hanteerde om de etnische aanduiding te omzeilen).

Straatbeeld: Indiërs in Dubai

Ik kon echter Indiërs, Pakistani en Bangladeshi’s amper van elkaar onderscheiden. Bovendien wordt gedrag en kleding steeds meer eenvormig. In sommige wijken had ik het gevoel dat ik in modern India was terecht­ge­komen. Zo was het een bijzondere ervaring om in grote moderne supermarkets oude Bollywood liederen te horen. Tijdens rondvaarten ’s avonds met boten langs de feeëriek verlichte gebouwen zijn recente Bollywood liederen te horen. Je ziet blanke westerlingen ‘Bollywood­moves’ nadoen. Het Indiase eten en Indiase artefacten zijn populair. In de cocktail van moderni­sering, efficiëntie, glitter en glamour domineren niet de blanke Westerlingen, maar mensen afkomstig uit het Indiase subcontinent.

Dit was een bijzondere ervaring voor mij. Temeer als ik het vergelijk met het beeld van ruim 40 jaren geleden toen ik na de stopover in Dubai terechtkwam in Bombay (tegenwoordig Mumbai). Op weg van de vlieghaven van Bombay naar het hotel had ik in 1980 een ontluisterende ervaring. Ik zag schrijnende armoede, gedeformeerde mensen en de stank van poep afkomstig uit de sloppenwijken was niet te harden. Ik bleef twee dagen grotendeels in het hotel (eigenlijk een beetje schuilen) om alles te verwerken. Toen was India een arm land en het mensonterende kastenstelsel, de oplichterij en obsessie met hiërarchie waren deprimerend. Natuurlijk was ik trots op de glorieuze geschiedenis en de monumenten. India is echter na 40 jaar een redelijk goed ontwikkeld land geworden, maar nog lang niet een world power, zoals veel Indiase nationalisten onterecht beweren.

Opvallend is dat in Dubai en eigenlijk in de hele zogeheten Indiase diaspora de van oorsprong Indiase migranten na verloop van tijd vooruitgang boeken. In Dubai zie je uitbuiting en zelfs moderne slavernij. De talloze manlijke Indiase arbeiders werken in de verzengende hitte. In de avonduren zie je hen achter de hotels en in de buurt van de woonbarakken gebroe­der­lijk en elkaar ondersteunend rondhangen. Vorige generaties hebben dat ook gedaan en zijn uitgebuit. Maar de meerderheid is door ijver en het vooruit­­gangs­­streven in economische zin relatief succesvol geworden. Dit ethos gecombineerd met het Indiase culturele erfgoed is blijkbaar in grote mate een succesformule. Heb ik last van etnisch chauvinisme? Nee, want ik heb veel landen waar de zogeheten Indiase diaspora zich heeft gevestigd, bezocht en de migratiegeschiedenis bestudeerd. In de Verenigde Staten, Canada, Groot-Brittannië, Nieuw-Zeeland, maar ook in Zuid-Afrika, Mauritius, Maleisië, Trinidad, Fiji en Guyana zijn de meeste mensen van Indiase afkomst ondanks onderdrukking, discriminatie en uitbuiting vooruit gekomen.

Foto’s: Chan en Bina Choenni

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Suriname
No Comments

In memoriam: Brij Lal, de leidende Girmitya-historicus van zijn tijd – Ruben Gowricharn

zaterdag, 25 december 2021 by Redactie Hindorama

Vandaag, 25 december 2021, bereikte mij het bericht dat Brij Lal in zijn woonplaats in Brisbane (Australië) is overleden. Brij was de leidende historicus van zijn generatie op het terrein van de immigratie van Brits-Indische contractarbeiders. Voor deze contractarbeiders gebruikte hij bij voorkeur het Bhojpuri woord Girmitya. Hij beschreef zichzelf ook trots als een kleinzoon van deze Girmitya’s. Op Wikipedia staat dat hij in 1952 is geboren. In Surinaamse kring is Brij Lal weinig bekend, hoewel hij enkele keren Suriname en Nederland heeft bezocht. Wie was Brij Lal? Hoe was hij? En wat was zijn betekenis voor Surinaamse en Nederlandse Hindo­stanen?

Professor Brij Vilash Lal
(21 augustus 1952 – 25 december 2021)

Bij Lal was geboren en getogen in het plaatsje Labasa op het eiland Vanua Levu (Fiji). Hij studeerde Engelse literatuur en geschiedenis aan de University of South Pacific, University of British Columbia en National University of Australia. Aan deze laatste universiteit was hij lange tijd als hoogleraar verbonden.

Brij heeft zowel een politieke als een academische loopbaan gekend die gedurende enige tijd parallel liepen. Tijdens de politieke loopbaan streed hij vooral voor de gelijke rechten van de Girmitya’s (de contract­arbeiders en hun nazaten) op Fiji. Dat land onderscheidt zich van andere Girmitya-landen doordat de grond behoort aan de oorspronkelijke bewoners waardoor immigranten alleen grond konden huren. De oorspron­ke­lijke Fijianen controleren ook de staatsmacht en het leger. Die blokkering van de toegang tot de grond en controle van de overheidssector heeft geresulteerd in langdurige etnische spanningen en vanaf de jaren 1980 tot verschillende staatsgrepen door de oorspronkelijke Fijianen. Brij was betrokken bij de strijd voor demo­cratisering van Fiji en gelijke rechten voor de Girmitya’s. In 2009 werd hij gearresteerd en tot persona non grata verklaard. Hij vestigde zich met zijn vrouw Padma en twee kinderen in Brisbane, Australië. Die verbanning is hij nooit te boven gekomen.

Global Conference on Indian Diaspora Studies 5-7 October 2017 – ISS, The Hague

Brij Lals academische loopbaan was zeer verscheiden. Opvallend was zijn betrokkenheid bij universiteiten in de Pacific Ocean. Hij was ook redacteur van verschillende tijdschriften die zich vooral richten op de Pacific. Maar niet minder belangrijk is zijn stimulerende invloed geweest op een jongere generatie Girmitya-onder­zoekers. Ik kan me herinneren dat hij op een conferentie op Trinidad werd uitgenodigd om een paar woorden tot de aanwezigen te richten. Hij stond aarzelend op en begon te vertellen hoe lang het duurde om van van Australië naar Trinidad te vliegen. Dat deed hem beseffen hoe lang en vermoeiend de reis van de Girmitya’s van Calcutta naar het Caraïbisch gebied per zeilschip moet zijn geweest. En toen hij uit het vliegtuig stapte zag hij ‘onbekende mensen die zijn mousies en kaka’s zouden kunnen zijn’. Tijdens deze bezoeken aan gemeenschappen in de Girmitya-diaspora, zo vertelde hij, werd hij zich ervan bewust dat wij een soort familie vormden.

Ik begreep die opmerking beter toen ik hem sprak op een conferentie die ik in 2017 in Den Haag had georganiseerd. Hij vertelde dat hij de Indiase diaspora conferenties de leukste conferenties vond omdat die direct of indirect over jezelf en je naasten gaan. Dat gevoel had ik ook. Brij had het vermogen om beleving en ervaring in concepten om te zetten en die op een zeer aansprekende manier te verwoorden. Door zijn onver­moei­bare persoonlijke inzet in woord en geschrift heeft hij ook helpen bouwen aan de Girmitya diaspora en om die ‘zichtbaar’ te maken.

Prof. Brij Lal en Prof. Ruben Gowricharn

Brij hield van grapjes. Een van zijn favoriete vertellingen begon met de vraag ‘Waarom ging de zon in het Britse rijk nooit ten onder?’ Zijn antwoord: ‘Omdat God de Engelsen in het donker niet vertrouwde’. Maar hij was ook scherp in zijn stellingnames. Hij was absoluut niet ontvankelijk voor kastenverschillen, de heerschappij van de Hindutva (een wereldwijde Hindoe-nationalistische beweging waarvan de regering Modi de politieke uitdrukking is), de marginalisering van Moslims, de ongelijke behandeling en denigrerende portrettering van vrouwen. Over de positie van vrouwen tijdens de contractarbeiders schreef hij enkele prachtige en lezenswaardig essays met mooie titels als Veil of dishonour: Sexual jealousy and suicide on Fiji plantations en Kunti’s cry: Indentured women on Fiji’s planta­tions (beide opgenomen in zijn boek Chalo Jahaji, On a journey through Indenture in Fiji, 2000).

Brij Lals oeuvre is zeer omvangrijk, hoewel hij vooral over de Girmitya schreef. Zijn wetenschappelijk werk had enkele bijzondere kenmerken. Ik noem er drie:

  1. Hij was één van de eerste historici die in zijn proefschrift (1981) statistieken gebruikte om details van de individuele Girmitya’s in beeld te brengen, met name de aantallen, kasteafkomst, geslacht, woonplaats, taalgebied en dergelijke. Dat was uniek voor zijn generatie die weliswaar cijfers niet schuwde, maar zelden een diepe duik nam in de archieven om cijfers te verzamelen. Dat voorbeeld is helaas door Girmitya-auteurs niet nagevolgd, behalve in de constructie van data­bases.
  2. In latere geschriften verliet Brij de cijfermatige benadering van geschiedschrijving. Hij meende dat de cijfermatige benadering te veel ‘van boven’ naar de mensen keek en bepleitte daarom de uitingen van de mensen zelf – het gebruik van vertellingen, literatuur en dergelijke – te gebruiken om hun leven in beeld te brengen. Dat uitgangspunt heeft geresulteerd in een groot aantal literair geschreven essays over verschil­lende aspecten van het Girmitya-bestaan op de plantages waarvan enkele zijn verzameld in zijn boek Chalo Jahaji.
  3. Een bijzondere prestatie was de redactie van een monumentaal boekwerk Encyclopedia of the Indian Diaspora (2006), samen met Peter Reeves en Rajesh Rai. De productie van dit rijk geïl­lustreerd werk moet een gigantische klus zijn geweest. Het bevat een haast volledig overzicht van de complexe geschiedenis van de ver­schil­lende Indiase diaspora’s naar landen in Azië, Afrika, Oceanië, het Caraïbisch gebied, en Westerse landen. Met name de stukken over de Girmitya diaspora laten zien hoe verschillend deze geschiedenis is geweest, zowel qua kenmerken van de emigranten als qua later verworven posities in de verschillende landen.

Begin dit jaar vertelde Brij mij minder te willen reizen omdat het hem steeds meer moeite kostte. Wij hadden juist vorig en dit jaar vaak contact omdat ik een hoofdstuk had ge­schre­ven in z’n laatste boek en hij een hoofdstuk had in één van mijn laatste werken. Ik had niet kunnen vermoeden dat hij ons zo vlug zou komen te ontvallen. Brij zal ons bijblijven als een icoon van de Girmitya diaspora, een eloquente spreker, een scherpzinnig denker, een productief schrijver, een moedige strijder en een warm mens. Hij was onmisbaar, zijn verscheiden zal lange tijd voelbaar blijven.

Foto’s: Stichting Diaspora Leerstoel Lalla Rookh

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
No Comments

In memoriam: Brij Lal, the leading Girmitya historian of his time – Ruben Gowricharn

zaterdag, 25 december 2021 by Redactie Hindorama

Today, 25 December 2021, I received the message that Brij Lal has passed away at his residence in Brisbane, Australia. Brij was the leading historian of his generation in the field of British-Indian indentured labourers. For these workers he preferred to use the Bhojpuri word Girmitya’s, that referred to labourers under contract. He proudly described himself as a grandson of Girmityas. Wikipedia mentions 1952 as his birth year. In Surinamese circles Brij Lal is hardly known, although he has visited Suriname and the Netherlands a few times. Who was Brij Lal? What kind of person was he? And what was his significance for Surinamese and Dutch Hindustani’s?

Professor Brij Vilash Lal
(21 August 1952 – 25 December 2021)

Brij Lal was born and raised in Labasa on the island of Vanua Levu (Fiji). He studied English literature and history at the University of South Pacific, the University of British Columbia and the National University of Australia. Until his retirement he was professor of history at this last mentioned university.

Brij Lal had both a political and an academic career that ran parallel for some time. His political career was dominated by his fight for equal rights of the Girmityas (the indentured labourers and their descendants) in Fiji. The situation there differs from other Girmitya societies in that the land belongs to the native Fijians. Thus, immigrants could only rent land. The native Fijians also control the state and specifically the army. This blocking of access to land and control of the public sector has resulted in long-standing ethnic tensions and, from the 1980s onwards, in several coups d’états by the native Fijians. Brij was involved in the struggle for democratisation of Fiji and equal rights for the Girmityas. In 2009, he was arrested and declared persona non grata. He then settled with his wife Padma and two children in Brisbane, Australia. He has never recovered from this exile.

Global Conference on Indian Diaspora Studies 5-7 October 2017 – ISS, The Hague

Brij Lal’s academic career was diverse. His involvement with universities in the Pacific Ocean was notable. He was also editor of various journals that mainly focused on the Pacific region. But no less important has been his stimulating influence on a younger generation of Girmitya researchers. I recall that at a conference in Trinidad he was invited to address the audience briefly. He hesitantly stood up and began to outline how long it took to fly from Australia to Trinidad. This made him realise how long and tiring the journey of the Girmityas from Calcutta to the Caribbean by sailing ship must have been. And when he stepped off the plane, he saw ‘unknown people who could be his mousies and kaka’s‘ (aunts and uncles).  During these visits to communities in the Girmitya diaspora, he became aware that we were like a family, so he said.

I understood that remark better during a chitchat at a conference I organised in The Hague in 2017. He told me that he liked the Indian Diaspora conferences the best because they are directly or indirectly about yourself and your loved ones. I shared that feeling. Brij had the ability to transform perception and experience into concepts and to express them in a very appealing way. Through his tireless personal commitment in speech and writing, he also helped build the Girmitya diaspora and make it ‘visible’.

Prof. Brij Lal and Prof. Ruben Gowricharn

Brij loved jokes. One of his favourite stories began with the question ‘Why did the sun never set on the British Empire?’ His answer: ‘Because God did not trust the English in the dark’. But he was also sharp in his statements. He was absolutely impervious to caste differences, the rule of the Hindutva (a global Hindu nationalist movement of which the Modi government is a political expression), the marginalisation of Muslims, the unequal treatment and derogatory portrayal of women. On the position of women under indentured labour, he wrote some beautiful and worth reading essays with great titles like Veil of dishonour: Sexual jealousy and suicide on Fiji plantations and Kunti’s cry: Indentured women on Fiji’s plantations (both included in his book Chalo Jahaji, On a journey through Indenture in Fiji, 2000).

Brij Lal’s oeuvre is extensive, although he wrote mainly about the Girmitya experience. His scholarly work had some special features. I will mention three of them:

  1. He was one of the first historians to use statistics in his PhD thesis (1981) to depict details of the individual Girmityas, especially numbers, caste origin, gender, place of residence, language area, district of recruitment, place of registration and so on. This was unique for his generation, which, while not shy of numbers, rarely took a deep dive into archives to collect figures. Unfortunately, this example has not been followed by Girmitya authors, except in the construction of databases.
  2. In later writings, Brij abandoned the numerical and archival approach to historiography. He believed that the numerical approach and the reliance on archives looked too much at people ‘from above’ and therefore advocated the use of expressions of the people themselves – their narratives, literature and the like – to depict their lives. That starting point resulted in a large number of literary essays on various aspects of Girmitya life on the plantations, some of which are collected in his book Chalo Jahaji.
  3. A special achievement was the editing of a monumental Encyclopedia of the Indian Diaspora (2006), together with Peter Reeves and Rajesh Rai. The production of this richly illustrated work must have been a huge task. It contains an almost complete overview of the complex history of the various Indian diasporas to countries in Asia, Africa, Oceania, the Caribbean and Western countries. In particular, the sections on the Girmitya diaspora show how different this history has been in terms of the characteristics of the emigrants as well as in terms of the positions later acquired in the various countries of settlement.

At the beginning of this year, Brij told me he wanted to travel less because it was becoming increasingly difficult for him. We had frequent contact just last year and this year because I had written a chapter in his latest book and he had a chapter in one of my latest works. I could not have imagined that he would be gone so soon. Brij will be remembered as an icon of the Girmitya diaspora, an eloquent speaker, an astute thinker, a prolific writer, a courageous fighter and a warm person. He was indispensable, his demise will be felt for a long time.

Photos: courtesy Foundation Diaspora Chair Lalla Rookh

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Migratiegeschiedenis, Nederland, NIEUWS, Suriname
No Comments

Nieuw verschenen: Hindoes in zicht – ontwikkelingen binnen het hindoeïsme in Nederland

maandag, 20 december 2021 by Redactie Hindorama

Het hindoeïsme in Nederland is zeer gevarieerd geworden. Voorheen kende men hier alleen de Sanatan Dharm en de Arya Samaj, de twee stromingen van het Surinaams hindoeïsme. Maar in de loop van de afgelopen jaren zijn ook grote groepen hindoes uit Sri Lanka en India naar Nederland gekomen. Zij brachten andere uitingsvormen van deze religieuze traditie met zich mee. Verder is er veel veranderd onder de Surinaamse hindoes zelf. Zo beleven jongvolwassenen de religie op een andere manier dan hun ouders. Het boek Hindoes in zicht geeft een helder beeld van al deze ontwikkelingen binnen het hindoeïsme in Nederland.

Wat wordt behandeld is bepaald door de deskundigheid en het specialisme van de auteurs die aan het woord komen. Niettemin heeft men na lezing van dit boek een goede indruk van wat er op het gebied van het hindoeïsme in Nederland gaande is. Maar voordat de huidige ontwikkelingen worden besproken, schetst Jan Peter Schouten in hoofdstuk 2 de geschiedenis van het hindoeïsme in Nederland. Hij neemt de lezer mee naar de Sterkampen in Ommen waar Jiddu Krishnamurti in augustus 1928 voor het eerst een belangrijke rede houdt. Deze bijeenkomsten waren de eerste hindoe­ïstische vormen van samenzijn in Nederland (de toenmalige koloniën uitgezonderd). Vanaf dat moment is de aanwezigheid van hindoes in Nederland alleen maar groter geworden; het begon bij de grote migratie van Surinamers en liep via de komst van de Tamil hindoes door tot aan de huidige instroom van kenniswerkers uit India.

Het boek werd aangeboden aan de Ambassadeur van India, de heer Pradeep Kumar Rawat door Bikram Lalbahadoersing.

Daarna volgen in het boek drie delen die ieder een aantal hoofdstukken omvatten. Het eerste deel heet ‘Huis’ en staat stil bij wat er bij de hindoes thuis gebeurt. Het eerste hoofdstuk daarvan, geschreven door Dineesh Lalbahadoersing, geeft een indruk van de zoektocht van jongvolwassen hindoes naar een eigen moderne hindoe levensstijl die recht doet aan zowel de eigen religieuze traditie als de eisen van een leven in Nederland vandaag de dag. Hoofdstuk 4, geschreven door Sharda Balla, laat zien hoe belangrijk Bollywoodfilms zijn voor het hindoeïsme thuis en hoe deze films invloed uitoefenen op de positie van de vrouw in deze omgeving.

Daarna komt het tweede deel met de titel ‘Geloofs­gemeenschap’. Het eerste hoofdstuk van deze sectie, van Freek Bakker, gaat over de tempelbouw in de lage landen, terwijl Amresh Tewarie in het volgende hoofdstuk laat zien welke moeilijkheden hindoes moeten overwinnen om met succes een nieuw hindoe bedehuis te bouwen. Hoofdstuk 7, geschreven door Pieter van der Woude, laat de ontwikkeling zien die de hindoe processies in ons land doormaakten. Bedacht moet worden dat de hindoes in Nederland hun eerste processies hielden toen in Nederland nog steeds een processieverbod gold. Nu kijkt niemand er meer van op.

Kavita Parbhudayal (Haagse wethouder Zorg, Jeugd en Volksgezondheid en 1e locoburgemeester) ontving ook een exemplaar.

Het derde deel gaat over de ‘Samenleving’. Dit onderdeel gaat namelijk in op hoe de hindoes zich manifesteren in de Nederlandse samenleving. Het begint met een hoofdstuk geschreven door Bikram Lalbahadoersing, die aandacht schenkt aan enkele hindoe vrouwen op vooraanstaande posities in Nederland. Daarna beschrijft Soerish Jaggan de ontwikkeling van de hindoeïstische geestelijke verzorging in het leger, de gevangenissen, de ziekenhuizen en de verpleegtehuizen. In hoofdstuk 10 geeft Victor van Bijlert een interessante inkijk in de wereld van de indologen aan de universiteiten in de lage landen. Daar was namelijk nauwelijks aandacht voor wat zich afspeelde onder de hindoes in hun directe omgeving. Freek Bakker staat in hoofdstuk 11 stil bij de omgang van hindoes met andersgelovigen, in het bijzonder de moslims en de christenen.

Het boek wordt afgesloten met een nabeschouwing waarin de auteurs van deze bundel nog één keer terugblikken en een poging doen de essentie te pakken van de ontwikkeling die de hindoe religie in de lage landen gedurende de laatste decennia heeft door­gemaakt. Daarna proberen zij te ontdekken welke veranderingen zich in de komende jaren zullen voltrekken in het Nederlands hindoeïsme.

Het boek begint met een voorwoord van de Z.E. Chandrikapersad Santokhi, President van de Republiek Suriname. Hij schrijft: ‘De banden tussen Nederlandse hindoes en Suriname zijn heel intensief. Dit maakt dat ontwikkelingen in Nederland ook van invloed zijn op hindoes in Suriname. Vandaar dat ik met heel veel belangstelling kennis heb genomen van de inhoud van dit boek.’

Hindoes in zicht – Recente ontwikkelingen onder hindoes in Nederland | Bikram Lalbahadoersing en Freek L. Bakker (red.) | Uitgeverij Parthenon 2021 | ISBN 9789083214320 | pp. 254 | prijs 24,90 euro (excl. verzendkosten). Te bestellen via de site van de uitgeverij Parthenon of bij Bol.com

Foto’s: Bikram Lalbahadoersing

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur
No Comments

Nickeriaan beklimt de Kilimanjaro – Rajeev Mahabier

vrijdag, 17 december 2021 by Redactie Hindorama

Precies in de week dat de Verenigde Naties het zesde klimaatrapport van het expertpanel IPCC uitbracht over onder andere het verdwijnen van de gletsjers in Afrika, stond de in Nickerie geboren en getogen Akhielesh Mahabier aan de voet van de Kilimanjaro om deze berg te beklimmen. Het ging niet zonder slag of stoot, maar op 26 oktober, na een klim van 8 dagen, om 12:30uur, bereikte hij de Uhuru Peak op een hoogte van 5895m. Met trots liet hij even de Surinaamse vlag wapperen op het ‘dak’ van Afrika, tussen de nog bestaande gletsjers.

De Kilimanjaro
De Kilimanjaro is een groep bergen in de gelijknamige regio in het noordoosten van Tanzania, aangeduid als een bergmassief. Het massief bestaat uit drie aaneen­gesloten kegelvormige vulkanen (stratovulkanen) die in de periode van 2,5 miljoen tot 150.000 jaar geleden zijn ontstaan: de Shira, de Mawenzi en de Kibo. De Shira is de oudste van deze drie. Deze uitgedoofde vulkaan is voor een groot deel ingestort en bestaat enkel nog uit een gekartelde bergkam. De later ontstane Mawenzi, inmiddels eveneens uitgedoofd, is de op twee na hoogste berg in Afrika. De jongste vulkaan van de Kilimanjaro is de Kibo, een slapende vulkaan. Met 5895 meter is dit de hoogste berg van Afrika. Ter vergelijking: dat is ongeveer vijf keer zo hoog als de Julianatop en vijfentwintig keer zo hoog als de Voltzberg in Suriname. De top van de Kibo is over een oppervlakte van ruim elf vierkante kilometer bedekt met gletsjers en ijsvelden. Om de top te bereiken klimt men ook langs vijf klimaatzones, te beginnen met de gecultiveerde zone (bewoond gebied met boerderijen), vervolgens het regen­woud, het maquislandschap (overgang van regenwoud naar heidelandschap), de afroalpienezone (op alpenhoogte met een landschap van rotsen en zand) en tot slot de arctische zone met gletsjers en sneeuw en temperaturen tot ver onder nul. Al in 2007, in het vierde klimaatrapport van de Verenigde Naties werd voorspeld dat door de opwarming van de aarde de gletsjers en de ijsvelden binnen enkele decennia zouden verdwijnen. Voor Mahabier was dit aanleiding om de Kilimanjaro op zijn wensenlijst te zetten, het kunnen zien en aanraken van natuurijs in de ‘tropen’.

Akhielesh Mahabier

Jeugd ranger
Mahabiers interesse voor de natuur vond perfecte aansluiting toen eind jaren ’70 op de Mulo­school zijn aardrijks­kunde­leraar, de heer Donk, naar leer­lingen zocht die zich als jeugd rangers wilden aan­slui­ten bij STINASU (Stich­ting Natuurbe­­houd Suri­na­me). Vanaf dat moment ging bijna geen enkele vakantie voorbij of Mahabier deed samen met andere rangers uit Nickerie enkele dagen vrijwilligerswerk in diverse natuurreservaten, zoals Brownsberg, Raleigh­vallen en Matapica. Door de binnenlandse oorlog raakten de werkzaamheden van STINASU tijdelijk in verval. Op latere leeftijd raakte de heer Mahabier ook steeds meer geïnteresseerd in geologische activiteiten, met name vulkanologische activiteiten.

Gezonde levensstijl
De beklimming van de Kilimanjaro is afhankelijk van drie belangrijke factoren: fysieke conditie, mentale gesteld­heid en de grote onvoorspelbare factor, namelijk het aanpassingsvermogen van het lichaam op grote hoogte, vooral vanaf 2500m, met weinig zuurstof en lage atmosferische druk. Mahabier (57), in het dagelijks leven werkzaam als Coördinator Lucht­vaart­veilig­heid, had alle vertrouwen in zijn fysieke conditie en zijn mentale kracht, maar het aanpassings­vermogen van zijn lichaam op arctische hoogte bleef de grote onzekere factor. Al vanaf zijn tienerjaren houdt hij er bewust een gezonde levensstijl op na, zoals gevarieerd eten, niet meer eten dan verbranding, niet drinken om dronken te worden en wekelijks op de weegschaal om zijn gewicht te monitoren. Toen hij zo een vijf jaar geleden merkte dat hij door drukte te onregelmatig de fitnessschool bezocht, besloot hij een deel van zijn bureauwerk in te ruilen voor fysieke arbeid bij een groot internationaal logistiek bedrijf. Hij fietst dagelijks ongeveer 12 km met flinke sprintjes tussendoor en loopt twee tot drie uren per avond. Ook bij slecht weer laat hij de auto staan. Verder laat hij zich regelmatig medisch checken, de zogenaamde jaarlijkse medische ‘APK-keuring’. Hij raadt dit eenieder aan. “Je kan niet alles meehebben met je gezondheid, maar je kan een hoop onwenselijkheden voorkomen!”.

Beklimming toch niet zonder gevaar
De beklimming van de Kilimanjaro is niet zonder gevaar. Jaarlijks vallen gemiddeld zo’n tiental doden als gevolg van uitlopende oorzaken. Vanaf de 2500m wordt de lucht steeds ijler, waarbij de zuurstof steeds minder wordt. Ook de atmosferische druk neemt snel af. Vanaf de 4000m is het lichaam helemaal overgeleverd aan de grillen van de natuur. De top van de Kilimanjaro ligt ruim boven de hoogte waarop levensbedreigend long- of hersenoedeem kan optreden. Geleidelijk klimmen om het lichaam goed te laten acclimatiseren is noodzakelijk, maar ook dan is er geen garantie dat het goed gaat. In het algemeen stijgt namelijk op 4000m de hartslag zelfs in ‘slaapstand’ boven de 100 hartslagen per minuut en daalt het zuurstofgehalte in het bloed naar ongeveer 75%. Dit varieert per persoon.

Mahabier begon op 26 oktober tegen 03:00 uur in de ochtend samen met zijn (verplichte) lokale gids vanaf de base camp, op een hoogte van ruim 4600m, aan de laatste etappe naar de top. Het weer was vrij onstuimig met een windsnelheid van bijna 90km/uur en een gevoelstemperatuur van -20 C. Tegen 12:30 ’s middags bereikte hij de top en haalde de Surinaamse vlag uit zijn backpack. De ontlading was enorm, een levensdroom kwam in vervulling. Zijn lichaam had het tot dan toe keurig volgehouden, maar bij terugtocht merkte hij dat het zicht van zijn rechteroog steeds doffer werd. Dit is High Altitude Blindness. Als gevolg van laag zuurstof­gehalte en lage atmosferische druk zetten de hersenen uit en in zeldzame gevallen raken intern de oogzenuwen bedrukt, wat kan leiden tot tijdelijke uitval van het zicht. De enige remedie hiertegen is om zo snel mogelijk af te dalen. Mahabier kon pas de volgende ochtend, toen hij inmiddels was afgedaald tot een hoogte van ongeveer 4000m, weer helemaal helder zien.

Surinaamse trots
Mahabier had de Surinaamse vlag al langer dan een jaar al in zijn backpack liggen. De reis naar Tanzania was vanwege de coronabeperkingen uitgesteld. Toen de vooruitzichten maar somber bleven, besloot Mahabier, volledig gevaccineerd, toch de reis te maken. Daarvoor moest hij een aparte verzekering afsluiten omdat de reguliere maatschappijen geen dekking gaven in ‘oranje-gekleurde’ landen. Dat hij op de Uhuru-peak de Surinaamse vlag liet wapperen, deed hij uit liefde voor zijn vaderland dat momenteel moeilijke tijden doormaakt. Niet alleen op economisch gebied. Het land is gedeeltelijk ook in moreel en ethisch verval geraakt. Zijn gebaar dient als aanmoediging voor de duizenden Surinamers zowel in als buiten Suriname, die geloof hebben in het herstel en met positieve energie vooruitkijken. Het is ook bedoeld voor diegenen die als volksvertegenwoordiger of lid van de regering het landsbelang boven hun privébelang stellen. “Niet voor alles is geld nodig, maar een stukje goodwill en het opzij schuiven van storende ego’s kunnen wonderen verrichten.” Hij wil zonder voorbehoud Suriname positief uitdragen. “De trots moet vertaald worden in positieve daadkracht en een nationale opstelling. De mooie Surinaamse glimlach moet terugkomen, zonder pijn.” Uhuru betekent in het Swahili: vrijheid! Mahabier, zelf oprichter van Nickerie.Net, moedigt in het bijzonder journalistieke vrijheid aan om de regeerders continu een spiegel voor te houden.

Foto’s: Akhielesh Mahabier

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS
No Comments

Boek Jane Mahalini Haridat: Vrede sluiten met je afkomst

maandag, 13 december 2021 by Redactie Hindorama

Onlangs is het boek Vrede sluiten met je afkomst – Mijn werkelijke waarde als vrouw van Jane Mahalini Haridat uitgekomen. Jane is een spirituele coach / schrijver / spreker / multidi­mensionaal medium. Haar werkwijze is erop gericht mensen te begeleiden naar een bezield leven. Het schrijven van dit boek heeft haar in staat gesteld ook met zichzelf in het reine te komen. Terwijl zij zich eerder afkeerde van haar Hindostaanse afkomst omdat zij deze associeerde met misbruik, pijn en verdriet, omarmt zij nu haar werkelijke waarde als vrouw en als Hindostaanse. Zij overstijgt de pijnlijke jeugd­ervaringen en sluit vrede met haar familie waardoor zij innerlijke bevrijding ervaart. Ze ziet haar jeugd­ervaringen als een bron van kracht die haar in staat hebben gesteld zich spiritueel te ontwikkelen. Met haar boek wil zij anderen lessen aanbieden om een pad naar liefde en compassie voor zichzelf te volgen dat uiteindelijk naar innerlijke bevrijding leidt. Naast haar eigen levensverhaal bevat het boek enkele verhalen van personen die zij heeft begeleid op de weg naar een bezield leven. Ook zijn er (korte) recensies in opge­nomen van Irene van Gent (auteur van het boek Volg je eigen weg), Roy Martina (holistisch arts en auteur van de internationale bestseller Emotioneel Evenwicht) en Kanta Adhin (voorzitter Jnan Adhin instituut en columnist Hindorama). Het boek is als onderdeel van een driedelig boekenpakket in eigen beheer uitgegeven. De andere twee delen zijn een aantal startoefeningen voor degenen die zelf naar een bezield leven willen toewerken en een helende meditatie met de kracht van Hawaii (Aloha-meditatie).

Het boek werd door Jane Haridat o.a. aangeboden aan Kavita Parbhudayal (Haagse wethouder Volksgezondheid), Kanta Adhin en prof. Chan Choenni. Linksonder: ceremoniemeester Joy Bindraban

 Levensverhaal
In het boek vertelt Jane over haar leven. Zij is als jongste kind opgegroeid in een groot Hindo­staans gezin dat in Suriname op Blauwgrond woont. Haar vader werkt bij OGEM (Surinaamse energiemaat­schappij) en is voor­zitter van een voetbal­vereniging. Haar moeder is niet geschoold. Alhoewel ze met elf kinderen zijn (drie meisjes en acht jongens) voelt Jane zich een eenling die er niet echt bij hoort. Ze voelt geen verbondenheid en dat heeft onder meer te maken met het feit dat blijkbaar niemand door heeft wat zij doormaakt, namelijk dat zij regelmatig door een van de broers wordt misbruikt. Alleen haar náni (oma van moederszijde) die op het erf woont, blind en verminkt door lepra, laat merken dat zij weet wat er gebeurt en probeert op haar manier dat te voorkomen. Maar niemand praat erover. Jane gelooft dat haar broers en zussen haar misschien juist vanwege het misbruik niet betrekken.

Jane ervaart wel liefde en warmte van haar moeder en vader. Zij beschrijft het verdriet van haar moeder die het verlies van haar eerste dochter die als baby van zes maanden stierf, nooit te boven is gekomen. Ook ziet zij haar moeders onvrede met het feit dat zij niet geschoold is. Ze beschrijft de genegen­heid van haar vader die erg trots op haar is omdat ze goed leert. Over haar oudste zus die de baas over iedereen speelt, heeft ze dubbele gevoelens. Warmte en bewondering heeft ze voor een broer en schoonzus bij wie zij gedurende haar mavo- en havo-opleiding in Nederland woont en die haar de kans hebben gegeven de thuissituatie te ontvluchten. Terug in Suriname ervaart ze een vrijere thuissituatie.

De verhalen van Mirjam van den Boezem en Maarten Koole zijn in Jane’s boek opgenomen.

Na in Suriname een tijdje in de verpleging te hebben gewerkt, vertrekt Jane weer naar Nederland voor verdere studie. Ze trouwt met een Creoolse man die zij eerder in Suriname had ontmoet en krijgt twee kinderen. Met haar combinatiestudie Filosofie en Bedrijfskunde krijgt Jane een goede baan. Zij gaat zich echter steeds meer verdiepen in zichzelf, de zelfhaat en woede die ze voelt, haar drang om geliefd te zijn, erbij te horen. Dit leidt naar het pad van verwerking van haar jeugd­trauma’s en het terugvinden van haar Hindostaanse roots. Ze sluit zich aan bij diverse spirituele groeperingen en maakt reizen naar o.a. India en Hawaii. In Hawaii ervaart ze de universele oerkracht die haar helpt haar eigenwaarde te (her)vinden en haar seksualiteit positief te ontwikkelen. Daardoor voelt ze zich veilig en kan met vergeving en liefde terugkijken op haar jeugd. In een ode aan haar familie toont ze dankbaarheid dat zij dankzij hun lessen terug is bij zichzelf.

Vrede en harmonie
Jane beschrijft typisch Hindostaanse taferelen, zoals het bereiden van maaltijden met roti, doks en chutney, en bepaalde huwelijksgebruiken (zoals het tegenhouden bij de deur van een bruidspaar door zusjes van bruid of bruidegom die de doorgang pas vrijgeven nadat zij geschenken of geld hebben gekregen). Aangezien de familie christelijk is worden er geen religieuze Hindo­staanse handelingen verricht. Jane’s náni, die voor behandeling van haar lepra was aangewezen op christelijke instellingen had zich tot het christendom moeten bekeren. Uit Jane’s verhaal blijkt dat dit haar náni parten speelde. Tijdens een spirituele reis naar India hoort zij de stem van haar náni die al twintig jaar dood is en die vraagt om een pújá voor haar te doen bij godin Durgá. Jane doet dit met blijdschap en liefde.

In de familie Haridat zijn interraciale huwelijken niet vreemd. Jane’s kennismaking met haar Creoolse schoonzus en ook Creoolse buren leidt tot verwondering bij haar over de vrijere gewoontes tegenover de vele taboes die zij binnen de Hindostaanse familie ervaart. Na de transformatie die zij doormaakt en de ontwikkeling van een universele visie, kan ze alles in perspectief plaatsen en keert ze zich niet meer af van haar Hindostaanse afkomst. Hierdoor is Jane in staat de gebeurtenissen openhartig, maar ook op neutrale wijze te beschrijven, vrij van woede, haat of ander negatief oordeel jegens degenen die haar pijn hebben bezorgd. Ze rekent niet met hen af, integendeel. Ze gaat ermee om zoals het citaat van Tony Robbins in begin van haar boek: “Don’t judge the moment. Let your worst things become your greatest gifts”.

Tante Annie (londa ke nác) en Sunaya Brinkman (Hawaiiaanse dans)

Irene van Gent (auteur van Volg je eigen weg) schrijft in haar recensie onder meer: “Het boek leest als een trein, je wilt doorlezen hoe Jane zich door haar leven beweegt. Jane raakt je door je eerlijk en openhartig te schrijven over haar misbruikverleden. Het boek is in liefde geschreven, waarmee Jane meteen laat zien dat ze echt vrede heeft gesloten met haar verleden.”

Voor Kanta Adhin geeft het verhaal van Jane een praktisch inzicht in de levensbeschouwelijke stadia van een mens die ook het hindoeïsme kent, zoals beschreven in het boek Dharm-Karm – Inleidende ethische beschouwingen van Jnan Adhin. Zij schrijft onder meer: “[..] een klein meisje geboren en getogen op Blauwgrond, Suriname, wordt een vrouw van het universum. Een vrouw die zich vereenzelvigt met de kosmische oerkracht en komt tot innerlijke harmonie en harmonie met haar externe omgeving. [..] Doordat Jane niet in hokjes denkt, maar zich openstelt, ervaart zij het universum: de ultieme beschaving.”

Jane Haridat met haar ex-man Micle Jaliens en zonen Isvar en Jami.

Thuiskomst
Voor Jane is ‘thuiskomen’ belangrijk, terug naar jezelf, naar je ziel. In haar geval was het essentieel vrede te sluiten met haar afkomst. Deze drang ontstond nadat zij bij een persoon die zij hielp bespeurde dat die haar Indische afkomst verloochende. Maar thuiskomen is ook de juiste balans vinden tussen ratio en emotie, tussen verstand en hart, tussen man-zijn en vrouw-zijn.

Roy Martina (holistisch arts en auteur van Emotioneel evenwicht) schrijft in zijn recensie onder meer: “Voor mij is dit boek op vele punten een feest van herkenning. Dit boek herinnert mij eraan wie ik werkelijk ben. Ik identificeer me niet meer met een kleur, volk, land of etnische afkomst. Door het lezen van dit boek keer ik terug naar mijn spirituele essentie en omarm ik wie ik echt ben.”

De boekpresentatie vond plaats op 28 november 2021 in Brasserie Bijna Thuis in Rijswijk en werd opgefleurd met londa ke nác en Hawaiiaanse dans. Londá ke nác is een traditionele Hindostaanse dans uitgevoerd door een man verkleed als vrouw. Jane wilde deze dans graag als onderdeel van de boekpresentatie om twee redenen: ten eerste een eerbetoon aan haar náná (opa van moederszijde) die deze dans beoefende en ten tweede omdat hiermee het duale man-vrouw van de mens wordt uitgebeeld. Vanwege haar mystieke binding met Hawaii (dat thuiskomst betekent) kon een traditionele Hawaiiaanse dans natuurlijk niet ontbreken.

Jane Mahalini Haridat – Vrede sluiten met je afkomst – Mijn werkelijke waarde als vrouw | Uitgave Mahalini’s Productions 2021 | ISBN 9789083208008| pp. 208 | prijs 24,50 euro (excl. verzendkosten). Te bestellen via de site www.janeharidat.com/vrede-sluiten-met-je-af­komst/ of via e-mail: info@janeharidat.com

Foto’s: Annelies Diertens en Sampreshan/Hindorama

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, LIFESTYLE, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Taal & Literatuur
No Comments
  • 1
  • 2
  • 3
  • 4
  • 5
  • 6

Search

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com
  • Sitemap

Schrijf je in voor onze Hindorama Nieuwsbrief

Door u in te schrijven voor onze GRATIS NIEUWSBRIEF blijft u op de hoogte van de meest recente informatie.

Is de Hindostaanse gemeenschap sterk genoeg met elkaar verbonden?

https://youtu.be/1f2v0db5gao
Hindorama

© 2023 Sampreshan/Hindorama
Jnan Adhin Instituut (JAI) | All rights reserved |

TOP