Hindorama

Let's get IN(fo)SPIRED!
  • HOME
  • ACTUEEL
  • CULTUUR
  • COLUMN
  • INTERVIEW
  • JAI
    • JNAN ADHIN INSTITUUT (JAI)
    • BIBLIOTHEEK
      • INFOSITE / EEN OVERZICHT
      • JNAN HANSDEV ADHIN
      • MIGRATIEGESCHIEDENIS
  • OVER ONS
    • CONTACT
    • WEBSHOP Sampreshan.com
    • ADVERTEREN
    • NUTTIGE LINKS | DOWNLOAD
WEBSHOP

Dr. Jnan Hansdev Adhin: erudiet en zeer productief – Prof. Chan E.S. Choenni

zondag, 24 januari 2021 by Redactie Hindorama

Jnan Adhin en echtgenote Esha Nandelall (1972)

Dr. mr. drs. Jan Adhin. Zo stond wijlen dr. Jnan Hansdev Adhin bekend in Suriname. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd hij beschouwd als een van de geleerdste, zo niet de meest geleerde persoon van Suriname. Op 24 januari 2021 zou Jnan Adhin 94 jaar zijn geworden. Hij overleed echter op 16 januari 2002 op 74-jarige leeftijd in Leiden. Wie was deze markante persoon en wat zijn de verdiensten geweest voor Suriname en de Surinaamse politiek, en in het bijzonder voor de Hindostaanse cultuur en het hindoeïsme? Ik zal een beeld schetsen van deze veelzijdige en zeer productieve Hindostaanse Surinamer, waarbij ik mij voor dit artikel zal beperken tot enkele belangrijke aspecten en thema’s. Degenen die meer willen weten over Jnan Adhin verwijs ik naar de master thesis van D. Albertzoon (2015), getiteld Dr. Mr. Drs. Drs. Jnan Hansdev Adhin, B.A. (Hon) L.L.D., Ph.D. – De Surinaamse Maha-acharya, Para­ma­ri­bo: Adek. Voorts hebben prof. M. Van Kempen en mr. Carlo Jadnanansing artikelen gepubliceerd over hem onder meer op de blog Caribisch uitzicht. Ook zijn enkele boeken met een verzameling van zijn artikelen uitgegeven. Men kan zelf de vele artikelen lezen en bijvoorbeeld het bekende boek Dharm Karm – Inleidende Ethische Beschouwingen om inzicht te verwerven in zijn gedachtegoed. Ik heb gebruikgemaakt van deze bronnen voor dit artikel ter herinnering aan deze grote zoon van Suriname.

Jnan Hansdev Adhin werd geboren op 24 januari 1927 te Or­na­mibo in een welvarend landbouwersgezin. Or­namibo was een voormalige plantage 15 kilometer ten zuiden van Paramaribo in het toenmalige district Boven-Para, later district Suriname en nu district Wanica. Zijn vader Ram Adhin was geboren rond 1876 in India nabij Allahabad en kwam op 14-jarige leeftijd als con­tractarbeider naar Guyana. Van Guyana migreerde hij in 1895 na zijn contractperiode als een zogeheten vrije emigrant naar Suriname. In 1895 ging in Suriname de regeling in dat men gratis land kon krijgen als men bereid was het land (de zogeheten wilde gronden) te bewerken. Er hebben zich tussen 1873-1920 dan ook liefst 3.000 Hindostanen uit het Caribisch gebied gevestigd in Suriname. Zij zijn gaandeweg opgegaan in de Hindostaanse bevolking van Suriname. Ram Adhin was een van hen en werd naast landbouwer ook zakenman. De moeder van Jnan Adhin was Daulatia Oedjaghir (1892-1978). Zij was in 1893 als peuter van nog geen 2 jaar uit de streek Shahabad gelegen in de staat Bihar gemigreerd met haar moeder, die contractarbeidster werd. Uit het gebied Shahabad met de hoofdplaats Arrah zijn velen als contractarbeiders gemigreerd naar de koloniën. Ram Adhin en Daulatia kregen samen 9 kinderen. Jnan Adhin was het zevende kind uit het huwelijk. Hij stond oorspronkelijk in­ge­schreven als Jan Hansdew, maar liet later de spelling van zijn voornamen wijzigen in Jnan Hansdev. De broers hebben zich via onderwijs verder kunnen ontwikkelen maar de drie zusters in veel mindere mate. In de jaren dertig en veertig was het ook niet gebruikelijk dat Hindostaanse vrouwen hogere opleidingen volgden. Adhin was 16 jaar toen zijn vader overleed in 1943. Zijn moeder bereikte de hoge leeftijd van 86 jaar.

Vader Mahájan Ram Adhin en moeder Daulatia Oedjaghir

Welgesteld milieu
Jnan Adhin kan dus worden beschouwd als een tweede generatie Hindostaan in Suriname, omdat zijn beide ouders afkomstig waren uit India. Het is belangrijk om te vermelden dat de ouders van Jnan Adhin toen reeds bekend stonden als welgestelde personen die naast een groot landbouwareaal op Ornamibo ook een eigen huis in het centrum van Paramaribo hadden. Dit huis was gelegen aan de Watermolenstraat dichtbij bij de toenmalige haven (‘platte brug/plata broki’) van Pa­ramaribo. De oudste broer woonde daar permanent en Jnan Adhin verbleef regelmatig daar. In deze buurt woonden in de jaren dertig en veertig veel voor­aan­staande Hindostanen en er waren Hindostaanse winkels gevestigd. Jnan Adhin onderging dus vrij vroeg de invloed van Paramaribo en ontwikkelde zich dan ook breed. De oud-international voetballer Paul Ameerali die in deze tijd in de buurt van de Watermolenstraat opgroeide, zag Jnan Adhin vaak. Hij had echter geen contact met Jnan Adhin, omdat ‘hij constant bezig was met boeken lezen in het huis.’ In tegenstelling tot de meeste andere Hindostanen van zijn generatie hoefde Jnan Adhin tijdens jonge jaren dus niet te werken op het land, maar kon zich volledig wijden aan zijn intellectuele ontwikkeling.

Huwelijksfoto februari 1948

 Esha Nandelall
Jnan Adhin trouwde in 1948 met Etwaria Debi Nandelall. Zij liet haar voornamen naderhand officieel wijzigen in Esha Damayanti, maar bleef in de familie bekend als Ilse, zoals ze van kinds af werd genoemd. Zij was geboren in Paramaribo, waar haar vader een restaurant had. Omdat haar vader op vrij jonge leeftijd stierf, verliet zij voortijdig de school om te gaan werken. Ze werkte in de jaren veertig bij de winkel Nassief (een bekende man­facturenzaak aan de Maagdenstraat) toen zij Jnan leerde kennen. Ze was voor die tijd een modern stadsmeisje dat geen orhni (doorzichtige witte hoofddoek) droeg, zoals destijds doorgaans door Hindostaanse vrouwen werd gedragen. Er was geen sprake van een ge­ar­rangeerd huwelijk; beiden behoorden ook nog tot verschillande hindoestromingen. Esha was afkomstig uit een Arya Samaj (progressieve stroming) milieu, terwijl Jnan behoorde tot de Sanatan Dharm (behoudende stroming). Dit verschil in hindoestromingen leidde toen vaak tot onderlinge ruzies en conflicten en zelfs afwijzingen van huwe­lijks­aanzoeken en partnerrelaties. Esha en Jnan kregen zes kinderen: vier dochters en twee zonen. Het kan als opmerkelijk worden beschouwd dat Jnan Adhin in die tijd als hindoe zich niet liet bekeren tot het christendom om hoger onderwijs te volgen, en ook koos voor een Hindostaanse partner. Veel ho­ger­geschoolde Hin­dostanen kozen toentertijd voor een niet-Hindostaanse partner; ook omdat het aantal ho­­ger­­­geschoolde Hindostaanse vrouwen in die tijd nog vrij gering was. Bovendien was de status van christelijke Hindostaanse partner toen ook hoger.

Hoogbegaafd en zeer ijverig
Jnan Adhin was hoogbegaafd en dat was al op zeer jonge leeftijd merkbaar. Op de lagere school kon hij zo goed mee, dat hij de eerste klas mocht overslaan. Op zijn zestiende was hij al hulponderwijzer en op zijn twintigste reeds hoofd van een lagere school. Op 20-jarige leeftijd behaalde hij als één van de jongsten uit die tijd de hoofd(onderwijzers)akte in 1947. Hij was dus op jonge leeftijd hoofdonderwijzer en dat was destijds een zeer gerespecteerd beroep. In die tijd was het ook gebruikelijk om allerlei zogeheten aktes te behalen om promotie te maken. Zo behaalde hij de LO-aktes Engels, Tekenen, Wiskunde en Nederlands. Als hoofd­onderwijzer was hij in verschillende delen van Suriname werkzaam: Leiding, Moengo (tweemaal met een tussenperiode) en Nickerie.

Als een van de eerste Surinamers vertrok hij in 1952 met een studiebeurs naar India, waar hij als bachelor of arts afstudeerde in filosofie (1) en vergelijkende taal­wetenschappen (2) aan de Punjab University. Jnan Adhin paarde zijn hoge intelligentie aan een zeer grote ijver en werklust. Hij vertrok naar Nederland voor verdere studie met zijn gezin. Van 1958-1961 studeerde hij in sneltreinvaart aan de universiteiten van Amsterdam en Utrecht en werd driemaal doctorandus in de Niet-Westerse Sociale Wetenschappen (3), Wijs­begeerte & Pedagogiek (4) en Culturele Antropologie (5) en meester in de rechten (6). Daarnaast promoveerde hij cum laude in Groningen in de economische wetenschappen (7) op het proefschrift Development Planning in Surinam in historical perspective. Daarom werd gezegd dat hij zeven (academische) titels had. Als stelling in zijn proefschrift poneerde hij onder meer dat het in Suriname gesproken Hindostaans (Sarnami-Hindi) op dezelfde gronden een Surinaamse taal is als het Sranan (tongo).

Adhin tijdens een lezing in Nederland (1996)

Verspreider van kennis
Jnan Adhin heeft niet alleen veel kennis verworven over verschillende vakgebieden, maar heeft op verschillende terreinen een rol gespeeld als kennisverspreider. Hij heeft veel kennis gebundeld en via colleges, artikelen, boeken en lezingen verspreid binnen de Surinaamse gemeenschap. Dat is overigens slechts een van zijn vele verdiensten geweest. Naast zijn wetenschappelijke kennis, stond hij ook bekend als een groot kenner van het hindoeïsme.
Zijn vader werd Mahájan (gerespecteerde zakenman) genoemd en organiseerde op plantage Ornamibo (in het Sarnámi bekend als Nainibog) zogeheten Satnáráyan kathá’s. Dat waren devotiebijeenkomsten waar hon­der­den mensen aan deelnamen. Aan het eind van deze voorlezingen (kathá’s) werden toneelstukken met een religieuze strekking opgevoerd. Jnan Adhin kreeg dan ook het Indiase i.c. hindoecultuurgoed als het ware met de paplepel ingegoten. Door zelfstudie ontwikkelde hij zich tot een kenner van het complexe en veelvormige hindoeïsme. In zijn boek Dharm Karm heeft hij zijn belangrijkste inzichten samengevat voor een breed publiek. Ik heb bijvoorbeeld geput uit zijn studie voor mijn boek over de Vedische Dharma gepubliceerd in 2018.

Jnan Adhin liet zich ook leiden door de levenswijsheden uit de zogeheten heilige boeken van het hindoeïsme. Zo was de spreuk uit de Rig-Veda: Ekam sat-vipra bahudha vadanti – Het Werkelijke is Eén, de wijzen noemen Het met verschillende namen – een belangrijk beginsel voor hem. Hij was daarom voorstander van diversiteit en tolerantie. Religieuze verdraagzaamheid en niet denken in sektarische hokjes waren belangrijke principes voor hem. Hij verfoeide dan ook het onderdrukkende kastensysteem binnen het orthodoxe hindoeïsme en was ook voor gelijkwaardigheid van man en vrouw. Zich baserend op het Vedantische ge­dachtegoed was Adhin niet dogmatisch; hij hechtte niet zozeer aan geloof en rituelen, maar aan het gedrag. ‘Niet geloof en dogma’s zijn belangrijk, maar gedrag en levenswijze’. Hij stimuleerde andere zoveel mogelijk kennis te vergaren.
Veda betekent weten en anta betekent einde. Men moet streven naar ‘het einde van het weten’. Dat heeft hij zelf zoveel mogelijk gedaan. Dat hij zijn naam van Jan naar Jnan liet herschrijven had te maken met het gedachtegoed dat hij propageerde. Jnan betekent in het Sanskriet kennis/wijsheid. Zijn Vedantische visie kreeg enige aanhang en de bekende notaris, mr. Carlo Jadnanansing, is een van zijn leerlingen. Hij heeft met anderen de Vedanta prijs ingesteld in Suriname die wordt uitgereikt door het Jnan Adhin fonds.

ANEKTÁ MEN EKTÁ, NA EKVESHTÁ
Eenheid in verscheidenheid, geen uniformiteit

Eenheid in verscheidenheid
Jnan Adhin heeft zich ingezet voor het toepassen van de aloude (tijdloze en universele) Vedische inzichten in de praktijk. Zo introduceerde hij het beginsel uit de Rig-Veda ‘Eenheid in verscheidenheid, doch geen uniformiteit’ (Anektá men Ektá, na Ekveshtá) als grondslag voor de multiculturele Surinaamse samenleving. Hij vond de culturele rijkdom van de verschillende bevolkingsgroepen in Suriname belangrijk en wees culturele assimilatie af. In zijn bekroonde opstel bij het tienjarig bestaan van het Cultureel Centrum Suriname (CCS) in 1957 ontvouwde Adhin zijn visie op multiculturalisme. Hij zag geen heil in de ‘uniformiteit van godsdienst en cultuur’ maar pleitte voor het behoud van culturele verscheidenheid.

‘Laat elke groep haar taal behouden en tot ontwikkeling brengen, waarbij als eenheidstaal het Nederlands fungeert… Het is nu dan ook hoog tijd, dat de groepen elkaar leren begrijpen en waarderen, opdat een synthese in denken en leven kan worden bereikt en alle groepen worden samengesmeed tot één composiet Surinaams volk. Maar met deze cultuursynthese bedoelen wij niet een opdringen van één cultuur, waardoor de andere cultuuruitingen afsterven. Het door elke groep onverwijld accepteren van de westerse beschaving, met overboord gooien van haar eigen tradities en cultuur, kunnen wij niet als een oplossing beschouwen. Afgezien van de psychologische on­mo­ge­lijkheid om zich geheel en al te ontdoen van een culturele achtergrond, die sinds eeuwen in het collectieve onbewuste aanwezig is, zal het doorvoeren van deze gedachte in de praktijk op grote weerstanden en moeilijkheden stuiten, daar geen enkele groep haar tradities zo maar wil prijsgeven’, aldus Jnan Adhin in 1957.

Eind jaren vijftig was er een stroming onder Creolen, onder wie ook een deel van de Afro-Surinamers die pleitte voor een vorm van nationalisme, waarbij de Hindostanen in culturele zin moesten assimileren. De opkomende groep Hindostanen en de zelfbewuste jonge generatie vond in dit standpunt voldoende basis om weerstand te bieden tegen dit assimilatiestreven. Later hebben voorlieden van de Afro-Surinaamse groep het standpunt over culturele verscheidenheid omarmd toen een herwaardering van de (onderdrukte) Afrikaanse en Afro- Surinaamse cultuur in Suriname plaatsvond. Wij zien dat thans -in de eenentwintigste eeuw- culturele verscheidenheid ook in Suriname als rijkdom wordt beschouwd. In dit verband was Jnan Adhin zijn tijd ver vooruit en is de volgende passage nog steeds actueel:
‘Laat geen enkele groep zich minderwaardig of meerderwaardig gevoelen, doch gelijkwaardig, hoewel anderswaardig. Laat elke groep op de haar ka­rak­teristieke wijze, in actieve coöperatie en harmonie met andere groepen, het hare bijdragen tot de culturele en sociale opbouw van Suriname. Laat er geen eenvormigheid en eentonigheid zijn, doch eenheid in verscheidenheid.’

Productieve bestuurder
Jnan Adhin werd vanwege zijn standpunt dat Hin­do­stanen een volwaardige Surinaamse be­vol­kingsgroep vormden en dat de van oorsprong Indiase cultuurgoed door Surinaamse invloed evenzeer Suri­naams cultuurgoed was geworden gaandeweg als het ware de ideoloog van de VHP. De VHP heette toen nog de Verenigde Hindostaanse Partij en werd later de Vooruitstrevende Hervormings Partij. Na terugkeer uit Nederland in Suriname (in 1961) werd hij politiek actief in de VHP. Dr. Jnan Adhin heeft ook op politiek-bestuurlijk gebied een belangrijke rol gespeeld. Hij was het intellectuele brein achter de VHP vanaf de jaren zestig en een steunpilaar van de politieke leider Jagernath Lachmon. Vaak leverde hij de ingrediënten van zijn toespraken en was de opsteller van moties en andere documenten van de VHP en voerde trouw en nauwgezet de opdrachten van Sabhapati (de Voorzitter!) Lachmon uit. Ook tijdens de onafhankelijkheidsbesprekingen met Nederland speelde hij een belangrijke rol. Hij stelde zich zeer dienstbaar op ten opzichte van Lachmon, die voor hem de onomstotelijke politiek leider van de Hindostanen was. Met enkele (korte) onderbrekingen was hij van 1963 tot 1980 namens de VHP lid van de Staten van Suriname (Parlement van Suriname). Hij was Minister van Justitie en Politie van 1964-1967 en 1969-1973. In 1971-1972 was hij daarnaast ook tijdelijk de minister van Onderwijs en Volksontwikkeling. Kort vóór zijn overlijden heeft Jnan Adhin de functie van waarnemend voorzitter van de VHP vervuld (na het overlijden van Lachmon in oktober 2001). Na 1980 was Adhin regeringsadviseur in algemene dienst.

Jnan Adhin in zijn functie van minister van Justitie en Politie

Tenslotte vertelt zijn leeftijdgenoot de nu 93-jarige Andre Saheblall, die secretaris was op het Ministerie van Justitie en Politie toen Jnan Adhin dit ministerie leidde (1969-1973):
Meneer Adhin werkte hard. Hij kon in een avond een hele wettekst ontwerpen. Hij heeft ook gezorgd dat Hindostanen en Javanen werden benoemd bij de politie en ook in hogere functies, want toen was het een Creools gebeuren bij de Politie. Korpschef Spalburg heeft overigens goed meegewerkt. Ik werd later directeur op dit ministerie en Meneer Adhin was mijn grote voorbeeld. Veel oude of bestaande wetten werden aangepast aan de tijd of volledig vervangen door een moderne wet. Ook in debatten tijdens de behandeling van wetsontwerpen in het par­le­ment, schitterde Meneer Adhin als een minister die zijn zaken goed kende en voor geen enkel debat uit de weg ging. Elk onderwerp werd zakelijk en objectief behandeld. In goed Nederlandse taal legde hij uit wat zijn beleid was. Hij was noch sarcastisch noch  beledigend tegenover een par­le­ments­lid of collega minister. Hij benaderde een onderwerp niet alleen juridisch maar ook maar ook vanuit andere gezichtspunten. 

Het zij gezegd dat Jnan Adhin geen politicus was in de zin van een charismatisch spreker, populistisch gedrag en machtspelletjes. Hij was meer een technocratisch bestuurder en gericht op invoering van effectieve maatregelen. Een belangrijk wapenfeit is dat Jnan Adhin de regeling op het verbod op praktisering van Winti (traditionele Afrikaanse godsverering) heeft ingetrokken. Dat was gebaseerd op zijn door de Veda’s geïnspireerde wijsheid: het Werkelijke is Eén! Iedereen mag dan ook elke god vereren die hij/zij wil.

Taalvirtuoos
Het is opmerkelijk dat hij naast deze bestuurlijke werkzaamheden toch tijd had om zich bezig te houden met taal en literatuur. Van oudsher hadden Hindostanen – ook academici- tot de jaren zeventig moeite met de Nederlandse taal en in het bijzonder de lastige grammatica. Zo niet dr. Jnan Adhin. Integendeel: hij was een taalvirtuoos. Hij had altijd een potlood bij de hand en corrigeerde regelmatig teksten in schriften en boeken op de juiste spelling en lidwoordgebruik. Hij was ook kort directeur van het Bureau Volkslectuur en het Taalbureau en onderwijsinspecteur. Hij maakte zijn literaire debuut met het korte verhaal ‘Weer bloeit de Bamboe’ in het tijdschrift Vikaash van maart 1947. Enkele toneelstukken schreef hij onder het pseudoniem Gyan Dev medio jaren zestig en publiceerde ook enkele verhalen onder de pseudoniem Sad Darshi in het tijdschrift Soela. Op het terrein van proza was Jnan Adhin echter geen uitblinker, zoals hij zelf ook al snel onderkende en ermee stopte. Dit indiceert dat ook de briljante dr. Jnan Adhin niet op alle terreinen kon excelleren. Zijn artikelen voor dagbladen en voor Dharm-Prakásh, het tijdschrift dat hij vier jaar lang zowat helemaal alleen volschreef volgens Michiel Van Kempen -dè kenner van de Surinaamse literatuur- waren toegankelijk geschreven. Andere artikelen van Jnan Adhin waren weer -ook voor mij- niet gemakkelijk leesbaar en zelfs complex. Het door hem samengestelde Hindi woordenboek [Hindi-Nederlands] gepubliceerd in 1953 en later -in 1968- herdrukt was daarentegen weer zeer toegankelijk en werd veel gebruikt.

Docent en adviseur
Jnan Adhin was ook als docent verbonden en ge­committeerde bij eindexamens van de toenmalige kweekschool. De 80-jarige docent Albert Rahman, kleinzoon van de eerste Hindostaanse schrijver en intellectueel Munshi Rahman Khan (geboren in India) heeft dr. Jnan Adhin meegemaakt als gecommitteerde.

‘Meester Adhin stimuleerde je om verder te studeren, terwijl anderen alleen moeilijke vragen stelden. Hij stopte tijdens mijn jeugd vaak even bij mijn grootvader op plantage Dijkveld op weg van Paramaribo naar zijn huis op plantage Ornamibo. Hij reed toen op een bromfiets en zij spraken dan uren met elkaar. Hij had veel respect voor mijn grootvader.’

Bij oudere Surinamers hoor je heel vaak: ‘Oh ja, van meneer Adhin heb ik les gehad’. Dit is niet vreemd aangezien Jnan Adhin colleges gaf op verschillende hogere onderwijsinstellingen, waaronder Kweekschool, Hoofdakte, Pedagogisch Instituut, Kunstacademie, Juri­dische faculteit (eerst Rechtsschool) en Sociaal-Economische faculteit van de Universiteit van Suriname. Hij bleef tevens voortdurend actief op cultureel en maatschappelijk gebied. Hij was als bestuurslid en adviseur verbonden aan talloze organisaties. Het voert te ver om de talloze functies die hij bekleed heeft te noemen. Ik verwijs naar de organisaties. Ik noem hier slechts enkele als de Liga van Hindostani’s, Jagriti, Hindustani Nawyuwak Sabha (HNS), die vooral de emancipatie van Hindostanen hebben bevorderd. Jnan Adhin heeft zich dus breed ingezet voor de emancipatie van het Hindostaanse Surinamers. Door middel van colleges, lezingen, publicaties enzovoort heeft Adhin zich tot het laatst ingezet om zijn kennis over te dragen op anderen.

Minister Adhin en de Nederlandse minister van Jusititie Van Agt (1972)

Multitasker pur sang
Dr. Jnan Adhin was niet alleen veelzijdig, maar een multitasker pur sang. Hij kon met verschillende denk­pro­cessen en werkzaamheden tegelijk bezig zijn. Tegelijkertijd had hij volgens Michiel van Kempen een fantastisch vermogen om verschillende disciplines scherp van elkaar te scheiden.

Hij kon twee uur bezig zijn met een pedagogisch probleem en vervolgens de knop helemaal omzetten en een uur besteden aan het revalidatiecentrum waarvan hij beheersraadslid was, om dan weer een uur in de Veda’s te lezen en daarna in de versnelling van de strafvordering te schieten.

Van Kempen noemde hem dan ook een ‘duizendpoot’:
Ik heb het zelf in 1986 op het Sarnámi-congres in Krasnapolsky in Paramaribo meegemaakt hoe de aan­bevelingen al kant-en-klaar geformuleerd waren, nog voordat de laatste spreker goed en wel zijn betoog had afgerond. Zelf kreeg ik bijna binnen 24 uur nadat sommige passages over de Hindostaanse culturen uit mijn eigen proefschrift op zijn bureau waren beland, al anderhalve meter faxpapier binnen met zijn com­mentaar. Als ik dan één strekkende meter ver­wij­zingen naar zijn eigen publicaties eraf had geknipt, hield ik nog een halve meter zeer verstandige opmerkingen over.

Veel publicaties
Volgens de redacteur van het Surinaams Juristenblad, Carlo Jadnanansing, is Jnan Adhin één van de meest gerespecteerde redacteuren geweest van dit blad en van onschatbare waarde. Naast zijn functies als redacteur en later redactie-voorzitter van dit blad is hij met 45 gepubliceerde artikelen, de meest productieve auteur aller tijden van dit blad. Daarnaast heeft Adhin nog talrijke artikelen op verschillende gebieden geschreven die verzameld in zes bundels zijn: taalkunde en filosofie, religie en cultuur, opvoeding en onderwijs, staats-, administratief-, huwelijks- en kinderrecht, sociale eco­no­mie en geschiedenis. Voorts zijn er nog vele publicaties van zijn hand.
Adhin Is lid (geweest) van diverse wetenschappelijke en professionele verenigingen en instellingen, z.a. World Peace Through Law Centre, International Law As­so­ciation, Nederlandse Vereniging in van Op­voed­kundigen, Surinaamse Vereniging van Opvoedkundigen, Surinaams Juristenvereniging, Suri­naam­se Vereniging van So­cio­logen, New York Academy of Science, Academia Brasilieira de Ciencas Humanas (Sao Paulo), Fredsbudet (Oslo), Surinaamse Historische Kring, etc. Redactielid en/of medewerker van diverse tijdschriften, zoals Vikaash (1946-1949), Prakash (1947-1949), Het Onderwijs (1946-1949), De Openbare School (1947-1950), Shanti Dut (1962-1967), Soela (1961-1964) Vox Guyanae (1953-1955), Nieuw West-Indische Gids (1959-1975), Surinaams Juristenblad (1968-1982), Dharm-Prakash (1975-1981), Bhasa (1984-1987), Kala, Surinaamse Encyclopedie (1977), S.W.I.-Forum (1990). Geïnteresseerden kunnen hierover zijn uitvoerige bibliografie raadplegen die is gepubliceerd op de site van Hindorama.com. Er bestaat ook een Bibliografie van Jnan H. Adhin die drie van zijn oud-studenten in 1995 samenstelden op zijn aanwijzing. Alles staat erin: van zijn typediploma’s tot zijn aca­demische graden, en van zijn eenjarige lidmaatschap van zwemvereniging Bikini in Nieuw-Nickerie tot zijn functie als ‘Attorney General of the Supreme Court of Justice of Life’ in Ontario.

 Driecirkelsmodel van Adhin
Dr. Jnan Adhin was geen empirisch onderzoeker en heeft dus nauwelijks nieuwe kennis gegenereerd. Hij paste de oude Vedische kennis toe op hedendaagse om­stan­dig­heden. Met de Vedantische eenheidsvisie als uit­gangs­punt heeft hij het zogeheten driecirkelsmodel, een inzichtelijk normatief model, ontworpen waarlangs harmonieuze integratie van een minderheidsgroep in de meerderheidssamenleving zou kunnen plaatsvinden met behoud van de eigen cultuur. Hij heeft dit model in 1986 tijdens een lezing in Nederland bij de organisatie Eekta (in Den Haag) gepresenteerd. Dit model gaat uit van de mate van gewenste aanpassing in drie gebieden (weergegeven door drie concentrische cirkels): het buitenste of perifere gebied, het overgangsgebied en het centrale gebied. In het eerste gebied waar de directe contacten met de meerderheidscultuur plaatshebben, moet zoveel mogelijk aanpassing plaatsvinden. Dat betekent respect voor de geldende rechtsorde. In het overgangsgebied, dat Adhin kenschetst als roti, kaprá aur makán (eten, kleding, huisvesting) kan makkelijk een combinatie van beide culturen worden nagestreefd. Met het centrale gebied waarin de kern van de cultuur besloten ligt (godsdienst, levensbeschouwing, morele normen en waarden) zou men heel bewust mee moeten omgaan. Dit gebied is niet geheel gesloten; er is wisselwerking met de omgeving mogelijk, maar veranderingen zouden goed moeten worden afgewogen omdat die veelal identiteitsbepalend zijn.

Voorbeeldfunctie
Dr. Jnan Adhin heeft ook een voorbeeldfunctie gehad voor velen. Hij was een rolmodel: niet alleen in intellectueel opzicht, maar ook in morele zin en ook wat betreft schrijfvaardigheid – ook voor mij trouwens. Eigenlijk zijn velen schatplichtig aan hem niet alleen in intellectueel, maar ook in moreel opzicht. Hij was voor velen ook een guru (leermeester). Hij was zachtmoedig en gematigd. Jnan Adhin was een kalme en beheerste persoonlijkheid. Toen de etnische polarisatie in Suriname op zijn hoogtepunt was, namelijk voorafgaand aan de onafhankelijkheid van Suriname liet hij zich niet verleiden tot radicalisme en polarisatie. Zo heeft hij met veel geduld moeite gedaan om de kleur oranje (van de VHP) in de nieuwe Surinaamse vlag op te laten nemen. Dat was tevergeefs, maar Adhin stelde -redelijk als hij was – ten langen leste dat in de centrale rode band van de Surinaamse vlag ‘ook vier delen helder oranje en zes donker rood waren opgenomen’ (Zie E. Dew, The difficult flowering of Surinam, 1978: 196).
Hij heeft dus niet gepolariseerd en bleef de redelijkheid zelve, terwijl bijvoorbeeld politici als Premier Henck Arron en vooral Eddy Bruma van de nationalistische partij PNR, maar ook Alwin Mungra (van de VHP) de gemoederen opzweepten. Ook toen in 1982 twee schoonzonen op gewelddadige wijze werden vermoord door de militaire heersers bleef dr. Jnan Adhin gematigd reageren. Of eigenlijk: hij gaf nauwelijks een reactie en zal met afschuw het afglijden van de morele waarden hebben gadegeslagen. Van Kempen stelde in dit verband over Jnan Adhin dat zijn rationaliteit en altijd re­la­tiverende, puur hindoeïstische levensrelativering bijna leek te grenzen aan stoïcisme. Door zich te onderwerpen aan de wetten van de kosmos kon hij kennelijk inwendige vrede vinden.
Jnan Adhin was ook niet statusgevoelig en liet zich niet omringen door pajongwaaiers en bodyguards. Hij bleef met zijn gezin ook toen hij minister was aan de Prinsenstraat wonen in de (volks)wijk Frimangron van Paramaribo, hoewel statusgevoelige Hindostanen meen­­den dat hij moest verhuizen naar een elitaire buurt.

Twee voorbeeldfiguren van Jnan Adhin. Rabindranth Tagore en dr. S. Radhakrishnan

Overigens heeft dr. Jnan Adhin zelf ook rolmodellen gehad. De Indiase getalenteerde filosoof, dichter, schrijver en componist Rabindranath Tagore was zijn ideaalbeeld. Er hing in zijn woning een portret van de wijsgeer Tagore met lang grijswit haar en baard. Adhin zei altijd dat als hij oud zou worden, hij ook zo eruit zou willen zien. Toen hij achter in de veertig was en grijs begon te worden, begon hij zijn haar te laten groeien. Dat zie je op een foto in het kader van besprekingen over de  onaf­hanke­lijk­heid van Suriname.

Adhin met lang haar naast VHP voorzitter Lachmon (1974/’75)

Het ‘vergrijzingsproces’ van zijn haren duurde echter wel erg lang. Hij heeft toen op aandringen van zijn vrouw zijn haren toch maar weer laten knippen. Een ander rolmodel was de tweede President van India dr. Sarvepalli Radhakrishnan (1962-1967). Deze filosoof en expert van het hindoeïsme was ook een staatsman en was ook professor geweest aan de Universiteit van Oxford.

Kritiekpunten
Naast alle lof voor dr. Jnan Adhin zijn er een paar kritiekpunten. Velen verweten hem dat hij overal pleitte voor het voeren originele Hindostaanse voornamen, terwijl hij tegelijkertijd zich Jan liet noemen en/of door anderen Jan werd genoemd. Zoals ik hierboven al aangaf, was Jnan Adhin na zijn geboorte ingeschreven met de voornaam Jan; ook zijn broers en zussen hadden Nederlandse voornamen. Zijn roepnaam bleef ook na de wijziging veelal Jan. Het was het in de eerste helft van de twintigste eeuw gebruikelijk dat de vroedvrouwen die veelal van Europese of Creoolse afkomst voor de Hindostaanse kinderen een Europese voornaam voor­stelden die over het algemeen door de ouders werd overgenomen. Jnan Adhin wilde toen hij bewuster werd blijkbaar graag een Hindi naam die zo dicht mogelijk bij Jan bleef. Aangezien (het verwerven van) kennis voor hem een belangrijke drijfveer was, koos hij voor Gyan (kennis) met een variant van de Sanskriet schrijfwijze Jnan. Overigens heeft hij zijn eerste kind Vidya genoemd (kennis, wijsheid).

Een ander kritiekpunt is dat Jnan Adhin niet altijd en niet precies de bronnen vermeldde in zijn vele publicaties, namelijk van de boeken, artikelen en archiefstukken die hij had geraadpleegd, parafraseerde of citeerde. Dat had vooral te maken met de snelheid waarmee hij schreef en hij vaak zichzelf citeerde. Wat het laatste betreft: hij was een van de weinigen die zoveel schreef en deels waren er vaak geen andere bronnen. Maar Adhin kende niet alle bronnen met betrekking tot een bepaald onderwerp of had geen toegang daartoe. Bijvoorbeeld in een artikel over het afstand doen van (Afrikaanse) Goudkust ten behoeve van de toestemming om Hindostaanse con­tractarbeiders te mogen rekruteren in Suriname zijn er ook andere bronnen, die hij niet heeft geraadpleegd of niet heeft kunnen raadplegen.

Adhin bij zijn promotie in Groningen (1961)

Ook is ten onrechte bij sommigen vroeger het idee ontstaan dat het beginsel Eenheid in ver­schei­den­heid door Jnan Adhin zelf zou zijn bedacht. Hij heeft echter altijd gepleit voor toepassing van de oude wijsheid van de Veda’s in de hedendaagse maat­schappelijke context.

Tenslotte vinden voorstanders van de Sarnami taal dat Jnan Adhin te veel op het Hindi leunde en het Sarnami zou hebben gekwalificeerd als een Indiaas dialect. Ook had Adhin weinig tijd en aandacht voor anderen en was wellicht te veel op zichzelf gericht. Ik heb met mijn vader in juli 1972 hem toen hij minister van Justitie was bezocht in het kader van de verwerving van een studiebeurs. Wij hadden een gesprek van maximaal een half uur en Adhin was in mijn ogen tegelijkertijd bezig met andere kwesties. Achteraf begrijpelijk: want hij had zoveel aan zijn hoofd. Nobody is perfect en dit echter zijn kleine minpunten. Daartegenover staan zijn vele verdiensten en uitzonderlijke prestaties voor de Surinaamse samenleving. Al met al was dr. Adhin van professoraal kaliber.

 Onvoldoende waardering
Natuurlijk is er in de kleine Surinaamse gemeenschap ook sprake van (intellectuele) jaloezie en na-ijver en dat is Adhin ook ten deel gevallen. Er wordt ook beweerd dat omdat hij niet tot hogere kasten van de hindoes behoorde, hij als intellectueel niet de juiste waardering in deze kringen heeft gekregen. Jnan Adhin had namelijk een moeizame relatie met de orthodoxe hindoepriesters (pandits) omdat hij de rituelen minder belangrijk vond dan het morele gedrag. Hij wilde graag anderen de weg wijzen, maar zij moesten zelf de verantwoordelijkheid voor hun keuzes dragen. Zijn boodschap was altijd: ‘Lees en denk vooral zelf na. Neem niet klakkeloos aan wat anderen zeggen.’ Hij vond dat men zelf op zoek moest gaan naar kennis en kennis moest worden verspreid, ook door de pandits.

Crematieplechtigheid Jnan Adhin begeleid door muziek van de Surinaamse politiekapel (2002)

Dr. Jnan Adhin heeft zich zijn leven lang onbaatzuchtig voor land, volk en gemeenschap ingezet. Voor velen heeft hij -zoals gezegd- als guru gefungeerd. Zijn ideeën en gedachten zijn in talrijke publicaties vastgelegd. Terecht meent Carlo Jadnanansing, die zichzelf beschouwt als een adept van Jnan Adhin (hij noemde hem oom Jan), dat gelet op het intellectueel kaliber en zijn verdiensten deze zeer geleerde Hindostaanse Surinamer nog steeds niet de juiste waardering ten deel is gevallen. Hij heeft in Suriname onvoldoende waar­dering gekregen, niet alleen voor zijn culturele, wetenschappelijke, maar ook maatschappelijke bijdrage aan de Surinaamse samenleving. Tijdens zijn leven zou dr. Jnan Adhin tenminste een eredoctoraat en/of een hoogleraarschap aan de Surinaamse universiteit moeten zijn aangeboden. Sterker nog: ik vind dat het als een blamage kan worden beschouwd dat de toenmalige intellectuele voorhoede en het politieke establishment deze stappen niet hebben gezet. Blijkbaar werden de zachtmoedigen die nijver werkten en vaak in stilte en niet met de vuist op tafel sloegen minder op waarde geschat. Ook na zijn overlijden in 2002 is er geen enkele blijk van waardering gekomen in de vorm van bijvoorbeeld de vernoeming van een straat of gebouw naar hem. Hopelijk wordt deze omissie alsnog goed­gemaakt. Dr. Jnan Adhin was overigens tegen persoonsverheerlijking.

Adhin’s as werd deels uitgestrooid in de Para-rivier bij Ornamibo

Ik besluit met de constatering dat bekeken vanuit het perspectief van de Hindostaanse migratiegeschiedenis twee Hindostaanse immigranten die op zeer jonge leeftijd uit India vertrokken een zoon hebben voort­gebracht van het zeer hoge intellectuele kaliber van dr. Jnan Adhin. Een illustratie van razendsnelle voor­uitgang en mobiliteit. Alles overziend kom ik tot de conclusie dat deze bijzondere Hindostaanse Surinamer een bijzondere ereplaats verdient in de Surinaamse geschiedenis.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, Dharm-Karm, JAI, Religie & Levenswijze, Studiemiddag JAI 2023, Taal & Literatuur
No Comments

Dr. Jnan Hansdev Adhin: erudite and very prolific – Prof. Chan E.S. Choenni

zondag, 24 januari 2021 by Redactie Hindorama

Jnan Adhin and wife Esha Nandelall (photo 1972)

Dr. mr. drs. Jan Adhin. That is how the late Dr. Jnan Hansdev Adhin was known in Suriname. In the sixties of the last century, he was considered one of the most learned, if not the most learned person in Suriname. On 24 January 2021, Jnan Adhin would have become 94 years old. He died, however, on 16 January 2002 at the age of 74 in Leiden (the Netherlands). Who was this remarkable person and what was his significance for Suriname and Surinamese politics, and in particular for Hindustani culture and Hinduism? I will sketch a picture of this versatile and very prolific Hindustani Surinamese citizen. In this article, I will limit myself to a few important aspects and themes. I would refer those who want to know more about Jnan Adhin to the master thesis of D. Albertzoon (2015), entitled Dr. Mr. Drs. Jnan Hansdev Adhin, B.A. (Hon) L.L.D., Ph.D. – The Surinamese Maha-acharya, Paramaribo: Adek. Furthermore, Prof. M. Van Kempen and Mr. Carlo Jadnanansing have published articles about him on, among others, the blog Caribisch uitzicht. In addition, some books with a collection of his articles have been published. One can read the many articles and for example, the well-known book Dharm Karm – Inleidende Ethische Beschouwingen (Introduc­tory ethical reflections) to gain more insight into his thinking. I have used these sources for my present article in memory of this great son of Suriname.

Jnan Hansdev Adhin was born on 24 January 1927 in Ornamibo to a prosperous family of farmers. Ornamibo was a former plantation 15 kilometres south of the capital Paramaribo in the then district Boven-Para, later district Suriname and presently known as district Wanica. His father, Ram Adhin, was born around 1876 in then British India near Allahabad and came to then British Guyana at the age of 14 as an indentured labourer. After his five-year service, he migrated in 1895 from Guyana as a so-called free emigrant to Suriname. In 1895, Suriname introduced a scheme by which people could get uncultivated land free if they were willing to cultivate it. Between 1873 and 1920, 3,000 Hindustani from the Caribbean settled in Suriname. They were gradually absorbed into the Hindustani population of Suriname. Ram Adhin was one of them. He became a farmer as well as a businessman. Jnan Adhin’s mother, Daulatia Oedjaghir (1892-1978), arrived as a toddler of less than two years in Suriname in 1893 with her mother who became an indentured labourer. They had migrated from the Shahabad area in the state of Bihar. Many people from the Shahabad area with the main town of Arrah migrated to the colonies as indentured labourers. Ram Adhin and Daulatia had nine children, of whom Jnan Adhin was the seventh child. After his birth he was registered as Jan Hansdew; later he had the spelling of his first names changed to Jnan Hansdev. The sons of the family were enabled to get good education; but the three sisters to a much lesser extent. In the thirties and forties, it was not common for Hindustani women to attend higher education. Adhin was 16 years old when his father died in 1943. His mother reached the advanced age of 86.

Father Mahájan Ram Adhin and mother Daulatia Oedjaghir

Well-to-do environment
Jnan Adhin can be considered a second-generation Hindustani in Suriname, as both his parents came from India. It is important to mention that Jnan Adhin’s parents were already known as well-to-do people who, apart from a large agricultural area in Ornamibo, also owned a house in the centre of Paramaribo. This house was located in the Watermolenstraat near the then harbour (‘platte brug/plata broki’) of Paramaribo. The eldest brother lived there permanently and Jnan Adhin stayed there regularly. In the thirties and forties, many prominent Hindustani lived in this neighbourhood where also several Hindustani shops were located. At an early age, Jnan Adhin underwent urban influences and he developed widely. The former international football player Paul Ameerali, who grew up near the Watermolenstraat at that time, saw Jnan Adhin often. However, he did not have contact with Jnan Adhin because “he was constantly busy reading books inside the house.” Unlike most other Hindustani people of his generation, Jnan Adhin did not have to work on the land during his younger years, but could fully devote himself to his intellectual development.

Wedding photo February 1948

Esha Nandelall
Jnan Adhin married Etwaria Debi Nandelall in 1948. She later had her first names officially changed to Esha Damayanti, but remained known in the family as Ilse, as she was called from childhood. She was born in Paramaribo, where her father had a restaurant. Because her father died at a relatively young age, she left school early to work. In the forties she worked at the shop Nassief (a well-known manufactory at the Maag­den­straat) when she met Jnan. She was a modern city girl who did not wear an orhni (transparent white headscarf), as was customary for Hindustani women at the time. There was no question of an arranged marriage; both belonged to different Hindu movements. Esha’s family belonged to the progressive Arya Samaj movement, while Jnan came from the more conservative Sanatan Dharm tradition. In Hindu society, such religious difference often led to quarrels and conflicts between families and even to the rejection of marriage proposals and partner relationships. Esha and Jnan had six children: four daughters and two sons. In fact, it is remarkable that Jnan Adhin, at that time, as a Hindu, did not convert to Christianity in order to pursue higher education, and that he chose a Hindu partner. At that time, many higher educated Hindu men chose a non-Hindu partner, because the number of higher educated Hindu women was rather small. Moreover, the status of Christian Hindustani partners was higher.

Highly gifted and very zealous
Jnan Adhin was highly gifted. This became evident at a very young age. At primary school he had such excellent grades that he was allowed to skip the first class. At the age of 16, he was already an assistant teacher and, at the age of 20, headmaster of a primary school which was a highly respected occupation in those days. He was one of the youngest persons to obtain the headmaster’s certificate. It was also customary then to obtain all kinds of certificates in order to be promoted. Thus, he obtained certificates for English, drawing, mathematics and Dutch. As headmaster he worked in different parts of Suriname: Leiding, Moengo (twice with an interval) and Nickerie.

He was one of the first Surinamese to leave for India on a scholarship in 1952, where he graduated with a bachelor’s degree in philosophy (1) and comparative linguistics (2) from Punjab University. Jnan Adhin combined his high intelligence with a very great zeal and work ethic. In 1958, he left with his family for the Netherlands to continue his studies. From 1958-1961 he studied at the universities of Amsterdam and Utrecht and became three times doctoral candidate in the Non-Western Social Sciences (3), Philosophy & Pedagogy (4) and Cultural Anthropology (5), and Master of Laws (6). He also obtained his doctorate cum laude in Groningen in economic sciences (7) with his dissertation Development Planning in Suriname in historical per­spec­tive. Therefore it was said that he had seven (academic) titles. One of the propositions in his dissertation states that the Hindustani language spoken in Suriname (Sarnámi-Hindi or Sarnámi) is a Surinamese language on the same footing as Sranan (tongo) (the language spoken by the Afro-Surinamese population).

Adhin during a lecture in the Netherlands (1996)

Spreader of knowledge
Jnan Adhin not only acquired extensive knowledge in various fields, he also had an important role in disseminating knowledge within the Surinamese community through (academic) lectures, articles and books. This, however, is only one of his many achievements. Besides his scientific knowledge, he was also known as a great expert in Hinduism. His father, who was called Mahájan (respected businessman), organised so-called Satnáráyan kathás on his plantation in Ornamibo (known as Nainibog in Sarnámi). These were devotional meetings attended by hundreds of people. At the end of these readings (kathás), plays with a religious meaning were performed. Jnan Adhin was thus brought up with Indian and Hindu culture. Through self-study, he developed into an outstanding expert in the complex and multifaceted Hinduism. In his book Dharm Karm, he has summarised his most important insights for a broad audience. For example, I drew on his studies for my book on the Vedic Dharma published in 2018.

Jnan Adhin was also guided by the Vedantic life wisdom based on the so-called holy books of Hinduism, the Vedas. Of particular importance to him was the saying from the Rig-Veda: Ekam sat-vipra bahudha vadanti – There is only one Truth (or True Being) and learned persons call It by many names”. He therefore advocated diversity and tolerance, including religious tolerance and not thinking in sectarian boxes. He detested the oppressive caste system within orthodox Hinduism and was in favour of equality between men and women. Adhin was not dogmatic; he considered behaviour to be of greater importance than faith and rituals. It is not faith and dogmas that are important, but behaviour and lifestyle. He encouraged others to acquire as much knowledge as possible. ‘Veda’ means knowing and ‘anta’ means end. One should strive for ’the end of knowing’. He himself did this as much as possible. The rewriting of his name from Jan to Jnan must also be seen in this context. The word jnan in Sanskrit means knowledge/ wisdom (also written as gyan). His Vedantic vision gained some support in Suriname. One of his students, the well-known notary Mr Carlo Jadnanansing, together with other supporters established the Vedanta Prize in Suriname, which is awarded by the Jnan Adhin Fund.

ANEKTÁ MEN EKTÁ, NA EKVESHTÁ
Unity in diversity, no uniformity

Unity in Diversity
Jnan Adhin devoted himself to applying the ancient (timeless and universal) Vedic insights in practice. Thus, he introduced the principle from the Rig-Veda “Unity in diversity, no uniformity” (Anektá men Ektá, na Ekveshtá) as a basis for the multicultural Surinamese society. He considered the cultural richness of the various population groups in Suriname an important asset and rejected cultural assimilation. In his prize-winning essay written in 1957on the occasion of the tenth anniversary of the Cultural Centre Suriname (CCS), Adhin unfolded his vision of multiculturalism. He did not favour ‘uniformity of religion and culture’ but advocated the preservation of cultural diversity.

He wrote: “Let each group preserve and develop its language, with Dutch as the common language … It is now high time that the groups learn to understand and appreciate each other, in order to enable the creation of a synthesis in thought and life by which all the groups are forged together into one composite Surinamese people. However, with this cultural synthesis, we do not mean the imposition of one culture, as a result of which the other cultural expressions would die out. We cannot consider the immediate acceptance by each group of Western civilisation, throwing its own traditions and culture overboard, as a solution. Apart from the psychological impossibility of completely ridding oneself of a cultural background that has been present in the collective unconscious for centuries, implementing this idea in practice will meet with great resistance and difficulties, since no group is willing to give up its traditions just like that.”

At the end of the 1950s, a movement among Creoles, including some Afro-Surinamese, advocated a form of nationalism that would require the Hindustani population to assimilate in a cultural sense. Adhin’s viewpoint provided sufficient basis for the emerging, self-confident young Hindustani generation to resist this assimilationist tendency. Later, leaders of the Afro-Surinamese group embraced the standpoint of cultural diversity when a revaluation of the (suppressed) African and Afro-Surinamese culture in Suriname took place. We see that now – in the twenty-first century – cultural diversity is also regarded as a source of wealth in Suriname. In this context, Jnan Adhin was far ahead of his time and the following passage in his 1957 essay is still relevant: “Let no group feel inferior or superior, but equal, although different. Let each group contribute to the cultural and social construction of Suriname in its own characteristic way, in active cooperation and harmony with other groups. Let there be no uniformity and monotony, but unity in diversity.”

Prolific government executive
Jnan Adhin became the ideologist of the political party VHP because of his view of Hindustani people as full-fledged Surinamese citizens with an Indian culture that had become Surinamese cultural heritage through Surinamese influences. The VHP was then called the Verenigde Hindostaanse Partij (United Hindustani Party); it later changed its name to ‘Vooruitstrevende Hervormingspartij’ (Progressive Reform Party). After returning from the Netherlands to Suriname (in 1961), Dr Jnan Adhin became politically active in the VHP and played an important role in the political-administrative field. He was the intellectual brain behind the VHP from the sixties onwards and a pillar of the political leader Jagernath Lachmon. He often provided the ingredients for Lachmon’s speeches and was the author of parliamentary motions and other documents of the VHP. He carried out the orders of Sabhapati (President of the Parliament) Lachmon loyally and conscientiously. He also played an important role during the independence discussions with the Netherlands. He loyally served Lachmon, who to him was the indisputable political leader of the Hindustani people. With some (short) interruptions, he was a member of the States of Suriname (Parliament of Suriname) on behalf of the VHP from 1963 to 1980. He was Minister of Justice and Police from 1964-1967 and 1969-1973. In 1971-1972, he also temporarily served as Minister of Education and Community Development. Shortly before his death, Jnan Adhin held the position of acting chair of the VHP (after Lachmon’s death in October 2001). After 1980, Adhin was government adviser in general service.

Jnan Adhin in his function as Minister of Justice and Police

His contemporary, the now 93-year-old Andre Saheblall, who was secretary at the Ministry of Justice and Police when Jnan Adhin headed this ministry (1969-1973), tells us: “Mr Adhin worked hard. He could draft a whole bill in one night. He also ensured that Hindustani and Javanese people were appointed to the police force and to higher positions. At that time, the Police Force was a Creole matter. In any case, Chief of Police Spalburg cooperated well. I later became director at this Ministry and Mr Adhin was my great example. Many old or existing laws were updated or completely replaced by a modern law. During parliamentary debates on the bills, Mr. Adhin also outstandingly proved himself a Minister with extensive knowledge who did not shy away from any debate. He discussed each item pragmatically and objectively. He explained his policy in good Dutch and he never behaved in a sarcastic or insulting manner towards any member of parliament or fellow minister. He approached a subject not only from a legal point of view, but from other points of view as well.”

One can say that Jnan Adhin was not a politician in the sense of charismatic political speeches, populist behaviour and power games. He was a technocratic administrator who focused on implementing effective measures. He withdrew the legislation prohibiting the practice of Winti (traditional African religious worship), which is considered an important achievement. This was based on his wisdom, inspired by the Vedas: there is one True Being that may be called by many names. Therefore, everyone should be allowed to worship any god of his or her choice.

Language virtuoso
It is remarkable that besides the above-described activities, Jnan Adhin still had time to occupy himself with language and literature. Until the 1970s, Hindustani people – including academics – traditionally had difficulty with the Dutch language and its difficult grammar, in particular. Not so Dr. Jnan Adhin. On the contrary, he was a language virtuoso. He always had a pencil at hand and regularly corrected texts in school and library books. For a short time, he was director of the Bureau for Folk Literature and the Bureau for Language. He also worked as an inspector for the Educational Inspectorate. He made his literary debut with the short story ‘Weer bloeit de Bamboe’ (The Bamboo Blooms Again) in the March 1947 issue of Vikaash magazine. He wrote some plays under the pen name Gyan Dev in the mid-1960s and published some stories under the pen name Sad Darshi in Soela magazine. In the field of prose, however, Jnan Adhin was not an outstanding writer, as he himself recognised soon and did not continue on this path. This indicates that even the brilliant Dr Jnan Adhin could not excel in all fields. He did write very accessible articles for newspapers and for Dharm-Prakásh, a magazine on Hinduism that he filled almost entirely on his own for four years, according to Michiel Van Kempen, the expert on Surinamese literature. Other articles by Jnan Adhin were – also for me – not easy to read and even complex. The Hindi-Dutch dictionary he compiled (published in 1953 and later reprinted in 1968), on the other hand, was very accessible and widely used.

Teacher and advisor
Jnan Adhin was also a lecturer and a commissioner for the final exams at Teachers’ Training College. The now 80-year old teacher Albert Rahman, grandson of the first Hindustani writer and intellectual Munshi Rahman Khan (born in India), talks about his experience with Dr Jnan Adhin whom he also met during his exams. “Master Adhin encouraged you to study further, while others only asked difficult questions. During my youth, he often stopped at my grandfather’s house on the plantation Dijkveld on his way from Paramaribo to his home in Ornamibo. He was riding a moped at the time and he and my grandfather would talk for hours. He had great respect for my grandfather.”

With older Surinamese people, you often hear: ‘Oh yes, I had lessons from Mr Adhin’. This is not strange, since Jnan Adhin was a lecturer at various higher educational institutions, including the Teachers’ Training College, Courses for Senior Education Certificates, Pedagogical Institute, Art Academy, Law Faculty and Social-Economic Faculty of the University of Suriname. He also remained constantly active in the cultural and social fields. He was a board member and advisor to numerous or­gan­i­sations. It will be too much to mention the countless positions he held. I will mention only a few organisations such as the League of Hindustani’s, Jagriti, Hindustani Nawyuwak Sabha (HNS), which especially promoted the emancipation of Hindustani. Jnan Adhin has thus devoted himself broadly to the emancipation of the Hindustani. More generally, until the very end he was engaged in transfer of knowledge through lectures, readings, publications, etc.

Minister Adhin and the Dutch Minister of Justice Van Agt (1972)

Multitasker par excellence
Dr Jnan Adhin was not only versatile, but a multitasker pur sang. He could deal with different thinking processes and activities at the same time, while demonstrating a fantastic ability to separate different disciplines, according to Michiel van Kempen. He could spend two hours on a pedagogical problem, and then turn the switch completely to spend an hour on the rehabilitation centre of which he was a board member, then to the Vedas for another hour, and then jump into outlining a criminal procedure. Therefore, Van Kempen called him a ‘jack-of-all-trades’. He says: “I myself experienced in 1986 at the Sarnámi congress in Krasnapolsky in Paramaribo how the recommendations were already formulated ready for use before the last speaker had even finished his speech. I myself received one and a half metres of fax paper with his comments almost 24 hours after some passages about the Hindustani cultures from my own dissertation landed on his desk. If I then cut off one linear metre of references to his own publications, I was left with half a metre of very useful comments.”

Many publications
According to the editor of the Suriname Law Journal, Carlo Jadnanansing, Jnan Adhin has been one of the most respected and invaluable editors of this journal. Apart from his positions as editor and later editorial chairman of this magazine, he is the most prolific author of all time of this magazine with 45 published articles. Adhin has also written numerous articles in different fields that have been collected in six volumes: linguistics and philosophy, religion and culture, pedagogy and education, constitutional and administrative law, matrimonial law and legal position of children, social economy and history. There are also many other publications by his hand. Further, Adhin was a member of various scientific and professional associations and institutions, e.g. World Peace Through Law Centre, International Law Association, Dutch Association of Educators, Surinamese Association of Educators, Surinamese Lawyers Association, Surinamese Asso­cia­tion of Sociologists, New York Academy of Science, Academia Brasilieira de Ciencas Humanas (Sao Paulo), Fredsbudet (Oslo), Surinamese Historical Circle, etc. He also was a member of the editorial staff and/or contributor to various magazines, such as Vikaash (1946-1949), Prakash (1947-1949), Het Onderwijs(1946-1949), De Openbare School (1947-1950), Shanti Dut (1962-1967), Soela (1961-1964), Vox Guyanae (1953-1955), Nieuw West-Indische Gids (1959-1975), Surinaams Juristenblad (1968-1982), Dharm-Prakash (1975-1981), Bhasa (1984-1987), Kala, Surinaamse Encyclopedie (1977), S. W.I.- Forum (1990). Those interested may consult his extensive bibliography published on the Hindorama.com site. There is also a Bibliography of Jnan H. Adhin compiled by three of his former students in 1995 on his instructions. It contains everything from his typing diplomas to his academic degrees, and from his one-year membership of the Bikini Swimming Association in New Nickerie to his position as ‘Attorney General of the Supreme Court of Justice of Life’ in Ontario.

Adhin’s three-circle model
Dr Jnan Adhin was not an empirical researcher and therefore hardly generated any new knowledge. He applied ancient Vedic knowledge to contemporary circumstances. With the Vedantic vision of unity as a starting point, he designed the so-called three-circle model, an insightful normative model as a basis for harmonious integration of a cultural minority into the majority society while preserving its own culture. He presented this model in 1986 during a lecture in the Netherlands at the organisation Eekta (in The Hague). This model reflects the degree of desired adaptation in three areas (represented by three concentric circles): the outer or peripheral area, the transition area and the central area. In the first area, where day-to-day interaction with the majority culture take place, adaptation should go as far as possible including respect for the legal order. In the transitional area, which Adhin characterises as roti, kaprá aur makán (food, clothing, housing), a combination of both cultures can easily be pursued. The central area, which contains the core of the culture (religion, philosophy of life, moral standards and values) should be dealt with very consciously. This area is not completely closed; interaction with the majority culture is possible, but changes should be carefully weighed because they often are essential to a person’s identity.

Exemplary role
Dr. Jnan Adhin has also been an example to many. He was a role model: not only intellectually, but also morally and in terms of his writing skills – for me as well. Actually, many are indebted to him not only intellectually but also morally. He was also a guru (teacher) to many. He was gentle and moderate, calm and in control. When prior to the independence of Suriname, the ethnic polarisation in Suriname was at its height, he did not allow himself to succumb to radicalism and polarisation. For example, he patiently made an effort to have the colour orange (of the VHP) included in the new Surinamese flag. This was in vain, but Adhin – rational and reasonable as he was – finally stated that in the central red band of the Surinamese flag ‘four parts bright orange and six dark red were also included’ (See E. Dew, The difficult flowering of Suriname, 1978: 196). Thus, he did not polarise and remained calm, while politicians like Prime Minister Henck Arron and especially Eddy Bruma of the nationalist party PNR, but also Alwin Mungra (of the VHP) stirred up tempers. Even when two sons-in-law were violently murdered by the military rulers in December 1982, Dr Jnan Adhin’s reaction remained moderate. Or rather, he hardly reacted. However, he must have been horrified by the decline in moral values. Van Kempen said about Jnan Adhin that his rationality and always-relativistic thinking based on the pure Hindu way of life almost seemed to border on stoicism. By submitting to the laws of the cosmos, he could apparently find inner peace.

Jnan Adhin was not status oriented and did not surround himself with servants and bodyguards. He and his family continued to live in the Prinsenstraat in the Frimangron (working class) area of Paramaribo even when he was a minister, although status oriented Hindustani people thought he should move to an elitist neighbourhood.

Two of Jnan Adhin’s role models. Rabindranth Tagore and Dr. S. Radhakrishnan

Incidentally, Dr Jnan Adhin himself also had role models. The Indian multitalented philosopher, poet, writer and composer Rabindranath Tagore was his ideal role model. A portrait of Tagore with long grey-white hair and beard hung in his house. Adhin always said that when he grew old, he would like to look like Tagore. When he started to turn grey in his late forties, he let his hair grow. This can be seen on a photo taken during discussions on the independence of Suriname.

Adhin with long hair next to VHP chairman Lachmon (1974/’75)

The greying process of his hair, however, took a long time and at the insistence of his wife, he had his hair cut. Another role model was the second President of India, Dr Sarvepalli Radhakrishnan (1962-1967). This philoso­pher and expert on Hinduism was also a statesman and had been a professor at Oxford University.

Points of criticism
Besides all the praise for Dr Jnan Adhin, there are a few points of criticism. Many blamed him for advocating the use of original Hindu given names, while at the same time allowing to be called by a Dutch name, Jan. As I mentioned above, Jnan Adhin was registered with the first name Jan after his birth; his brothers and sisters also had Dutch first names. Even after he changed Jan to Jnan, many people continued to use the Dutch name. In the first half of the twentieth century, it was customary for the midwives, who were mostly of European or Creole descent, to propose a European given name for the Hindustani children, which was generally accepted by the parents. Jnan Adhin, when he became more aware, apparently wanted a Hindi name that remained as close to Jan as possible. As he had a passion for acquiring knowledge, he chose Gyan (knowledge) with a variant of the Sanskrit spelling Jnan to stay as close as possible to the originally registered name. Incidentally, he named his first child Vidya (knowledge, wisdom).

Another point that can be noted is that Jnan Adhin did not always and precisely mention the sources in his many publications, namely of the books, articles and archive documents he had consulted, paraphrased or quoted. This was mainly due to the speed with which he wrote and he often quoted himself. As for the latter, he was one of the few persons who wrote very much and there were often no other sources. Also, Adhin may not always have known or had access to all the sources relating to a particular subject. For example, for an article about the renunciation of (African) Gold Coast by the Netherlands in exchange for permission by England to recruit Hindustani indentured labourers in India for Suriname, use could have been made of other sources, which he did not or could not consult at the time.

Adhin at his PhD graduation ceremony in Groningen (1961)

In the past, some people erroneously thought that Jnan Adhin himself conceived the principle of Unity in Diversity. However, as stated above, he has always advocated the application of the ancient wisdom of the Vedas in the contemporary social context. Further, supporters of the Sarnami language believe that Jnan Adhin leaned too much on Hindi and did not promote Sarnami which he qualified as an Indian dialect. Adhin also had little time and attention for others and was perhaps too much focused on himself. I visited him with my father in July 1972, when he was Minister of Justice, as part of the process of acquiring a scholarship. We had a conversation of no more than half an hour and Adhin, in my view, was simultaneously occupied with other matters. In retrospect, that was understandable: he had so much on his mind. Nobody is perfect and these are minor flaws. On the other hand, there are his many merits and exceptional achievements for the Surinamese society. Overall, Dr Adhin was of professorial caliber.

Too little recognition
Of course, in the small Surinamese community, there is also (intellectual) jealousy and envy, and this also fell to Adhin. Some people also say hat because he did not belong to the higher castes of the Hindus, he did not receive proper recognition as an intellectual in these circles. Jnan Adhin had a difficult relationship with the orthodox Hindu priests (pandits) because he considered the rituals less important than moral conduct. He wanted to show others the way, but they had to bear responsibility for their choices themselves. His message was always: ‘Read and think for yourself. Do not blindly accept what other people say.’ He believed that people should search for knowledge themselves and that the pandits should spread knowledge.

Jnan Adhin’s funeral ceremony accompanied by music from the Suriname Police Band (2002)

Dr Jnan Adhin has devoted his life selflessly to country, people and community. For many he has functioned as a guru. His ideas and thoughts have been recorded in numerous publications. Carlo Jadnanansing, who considers himself an adept of Jnan Adhin (he called him Uncle Jan), is right in saying that, given Adhin’s intellectual caliber and his merits, this very learned Hindustani Surinamese person has still not been properly appreciated. He has not received sufficient recognition in Suriname, either for his cultural, scientific, or his social contribution to Surinamese society. During his life, Dr Jnan Adhin should at least have been offered an honorary doctorate and/or a professorship at the University of Suriname. In fact, I consider it a disgrace that the then intellectual vanguard and the political establishment did not take steps in this direction. Apparently, the gentle ones, who worked industriously and often in silence without banging their fists on the table, were less appreciated. Even after his death in 2002,  there was no token of appreciation in the form of, for example, naming a street or building after him. Hopefully, this omission will still be rectified. It must be said, however, that Jnan Adhin was against personal glorification.

Adhin’s ashes were partly scattered in the Para river in Ornamibo.

I will end my article with the observation that, viewed from the perspective of Hindustani migration history, two Hindustani immigrants who left India at a very young age produced a son of the very high intellectual caliber of Dr Jnan Adhin. An illustration of rapid progress and mobility. All things considered, I come to the conclusion that this special Hindustani Surinamese person deserves a special place of honour in Surinamese history.

Translation: Sampreshan/Hindorama (info@hindorama.com)

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, JAI, NIEUWS, Suriname
No Comments

Corona en de beleving van cultuur in Suriname ‘Behoefte aan sociaal contact is groot’ – Sabitrie Gangapersad

zaterdag, 16 januari 2021 by Redactie Hindorama

Alles was al in kannen en kruiken: uitnodigingen waren de deur uit en afspraken voor muziek, tent, decor en voeding waren al geruime tijd beklonken. Vol verlangen keek Wandana Oedit uit naar haar huwelijk op 3 en 4 april 2020. Haar zus Gayatriedevie zou een weekje later, in het weekend van 10 en 11 april, ook in het hu­we­lijksbootje stappen. De aanstaande bruiden hadden in de verste verte niet kunnen dromen dat hun grote dag zo anders zou verlopen door de Corona-pandemie.

Huwelijk Dhiraj Kuldipsingh en Wandana Oedit

Reorganisatie
“Het was voor mij een grote teleurstelling en moeilijk te accepteren dat alles zo anders is verlopen”, zegt Oedit. “Een groot deel van mijn familie uit Nederland, Nickerie, Commewijne en zelfs Paramaribo, mochten mijn grote dag niet bijwonen. Gelukkig was er in die periode nog net geen totale lockdown en hebben we besloten om mijn huwelijk toch in het klein te houden. De ceremonie is goed verlopen, maar ik heb alles eromheen gemist. Ik had verwacht dat ik op mijn bhatván (avond voor het huwelijk) flink zou dansen met mijn neven en nichten. Dat ik voor het laatst als ongehuwd meisje gezellig zou samenzijn met mijn hele familie. Daar is niks van terechtgekomen. Toen we besloten om mijn huwelijk toch te laten doorgaan, moest alles worden ge­re­or­ganiseerd. Op facebook plaatste ik een mededeling dat mijn huwelijk in het klein zou doorgaan en dat het huwelijk van mijn zus was uitgesteld. Zo heb ik toch geprobeerd om een deel van de ruim vijfhonderd uitgenodigde gasten te bereiken en ze af te zeggen voor het feest.”

Kleiner plannen
“Er zijn de afgelopen maanden veel culturele en religieuze activiteiten verschoven of aangepast”, zegt pandit Nitin Jagbandhan. “Wat ik nu zie, is dat activiteiten worden gepland op basis van de aanwezigheid van een kleine groep personen, meestal in huis, zonder tent en alle andere poespas,  zoals catering en versiering. Het geld dat aan het feest zou worden uitgegeven, wordt anders besteed voor bijvoorbeeld de aanbetaling van een perceel of de bouw van een huis. Opmerkelijk is ook dat veel vaker wordt gekozen om alleen wettelijk te trouwen en het religieus huwelijk achterwege te laten. Dat is niet zo een goede trend, omdat het religieus huwelijk gepaard gaat met belangrijke ceremonies en handelingen die tekenend zijn voor het verdere leven.”

Door de Corona-pandemie vinden uitvaarten ook aangepast plaats. De situatie is daar een stuk moeilijker, vindt Jagbandhan. “Een uitvaart kan niet lang worden uitgesteld en er worden geen  baithaks (lezingen in de avond) meer gehouden. Mensen willen hoe dan ook graag aanwezig zijn bij uitvaarten, ondanks dat de dienst soms live via internet kan worden gevolgd. De behoefte om fysiek aanwezig te zijn, is groot. Wat we zien is dat mensen wel een mondkapje dragen, maar de afstand van anderhalve meter van elkaar, lukt minder goed.” Collega pandit Dewkoemar Sewgobind benadrukt dat veel culturele activiteiten worden gekenmerkt door grote mate van spanning omdat de situatie ongekend is, er weinig helpers aanwezig zijn en mensen zich beperkt voelen in hun vrijheid, beweging en emoties.

Javaans moslimhuwelijk van Humphrey en Sujata

Religie belangrijk
Samseerali Sheikh-Alibaks, voorzitter van de Ahmadiyya Moslim Gemeenschap Suriname, ervaart min of meer hetzelfde. “Deze nieuwe situatie is niet wat we gewend zijn. Wij hebben onze maandelijkse bijeenkomsten moeten aanpassen. Hoogtijdagen zoals Eid-ul-Fitre en Eid-ul-Adha hebben we zonder gezamenlijke gebeden en huisbezoekjes moeten vieren. Ook het vrijdaggebed doen we in het klein en is de moskee gesloten. Normaliter zijn de maanden augustus, oktober en december erg druk met huwelijken, maar veel zijn uitgesteld of heel klein gehouden.  Als religieuze organisatie proberen we in kleine groepen bijeen te komen, telefonisch in contact te blijven met onze leden, preken en toespraken te schrijven en die te distribueren zodat mensen die thuis kunnen lezen. Er is een terugval in de culturele en religieuze beleving onder alle groepen: moslims, hindoes en christenen. Kijk maar hoe het Kerstfeest moest worden gevierd. Religie is erg belangrijk en niet te onderschatten. Religie zorgt voor de vorming van grote groepen mensen, leert hun waarden en normen en weerhoudt hen van criminaliteit. Als religie wegvalt, zie je meteen een verhoogde criminaliteit.”

Kerkdienst in de kathedraal

Terugval
Net als Jagbandhan en Sheikh-Alibaks benadrukt pandit Sewgobind de behoefte aan sociaal contact. “Mensen willen heel graag naar de mandir, huwelijken, yagja’s en uitvaarten gaan. Als er lange tijd geen activiteiten zullen plaatsvinden, dan zal een terugval in de beleving van cultuur en religie te zien zijn. Bij sommige mensen is cultuur diep geworteld en zal niet gemakkelijk verwateren, maar bij jongeren is dat anders. Sociaal contact is belangrijk. Gelukkig is er wel internet, maar de ervaring leert dat weinig mensen kijken naar de online uitzending van activiteiten. “Het houden van contact op afstand is niet bevredigend. Als je geen binding hebt met jongeren, kunnen ze gemakkelijk ontsporen. Daarom is het belangrijk om met hen in contact te blijven. In deze situatie lukt dat echter niet altijd. Soms maken we afspraken voor online sessies, maar dan zijn ze ineens opgetrommeld voor iets anders van de school. Ook daarin is er geen structuur.”

Yoga live streaming

Online
Oedit die voor de Corona-pandemie vaak naar de ashram aan de Vierde Rijweg in Paramaribo ging, mist het sociaal contact enorm. “Er is nu een blokkade. Ik vind diensten en programma’s via internet niet interessant. Ik wil oogcontact kunnen maken met de spreker en de mensen om me heen.” Een ander obstakel is dat bepaalde groepen mensen niet via internet kunnen worden bereikt. “Niet iedereen beschikt over inter­netfaciliteiten en er zijn velen die niet kunnen omgaan met de opties om programma’s online te volgen”, deelt Sheikh-Alibaks zijn ervaring. Veel organisaties komen hun mensen tegemoet door niet alleen online, maar ook via de televisie en radiostations zendtijd te kopen. Hierdoor kunnen vooral ouderen die niet met internet kunnen omgaan, de programma’s volgen. Zo zond de Shri Sanatan Dharm Paramaribo Noord op Blauwgrond hun Navratri diensten in oktober online en via Sonal televisie uit. Dit werd door de trouwe mandirbezoekers, die vanwege Corona niet naar de tempel konden, gewaardeerd. Maar het kopen van zendtijd op televisie is geen goedkope optie. “Uiteindelijk komen we er niet onderuit en zullen we veel virtueel via internet moeten doen. Maar hiervoor moeten we ook de vaardigheden gaan ontwikkelen hoe online les te geven en een toespraak te houden. Corona is zo verrassend gekomen, dat we die skills niet goed hebben ontwikkeld”, zegt Sheikh-Alibaks.

Live streaming Bakana Lockdown Party

Live streaming
Een dienst die groots is gaan bloeien tijdens de Corona-pandemie is live streaming waarbij activiteiten via internet live kunnen worden gevolgd. Deze business heeft Radjen Ramlal van ‘surinamelivestreaming’ geen windeieren gelegd. “Je moet je voorstellen dat mensen graag aanwezig willen zijn bij vooral de uitvaart van een geliefde. Het luchtruim is gesloten en mensen kunnen niet afreizen uit het buitenland naar Suriname of omgekeerd. Live streaming biedt dan een uitkomst, zodat familie van heinde en verre toch de activiteiten kan bijwonen en het gevoel heeft erbij te zijn. Ik heb een geval meegemaakt waarbij een man in Suriname overleed. Zijn vrouw en kinderen waren in Nederland en konden niet afreizen. Weet je wat het betekent, dat ze toch alles hebben kunnen zien? Echt live streaming is een belangrijke optie in deze tijd.”

Live streaming door Radjen Ramlal

Ramlal vertelt dat de vraag voor live streaming vooral bij uitvaarten erg groot is. Die beslaan ruim 70% van zijn opdrachten gevolgd door 20% voor huwelijken en 10 % overige activiteiten zoals muziekoptredens. Door de grote vraag is Ramlal genoodzaakt geweest uit te breiden en meer te investeren.  “De techniek staat niet stil. Ik heb dagelijks gemiddeld drie opdrachten voor live streaming. Soms zijn mensen ziek en er wordt al gereserveerd voor als ze er straks niet meer zullen zijn.” Om de online dienst verder te professionaliseren, wil Ramlal de komende tijd ook de inhoud van zijn uitzendingen verbeteren. “Mensen die kijken moeten weten welke handelingen er plaatsvinden en wat de achtergrond ervan is. Als het bijvoorbeeld om een huwelijk gaat en de kanyádán (bruid wordt weggegeven) vindt plaats, dan zal er ingesproken uitleg zijn wat deze ceremonie inhoudt. Dit geldt ook voor uitvaarten waar bijvoorbeeld offerceremonies zoals de pindadán plaatsvinden. De mogelijkheid zal ook bestaan om ter plekke vragen te kunnen stellen aan aanwezigen op de locatie”, doet hij uit de doeken. Op dit moment kost een pakket voor ruim vier uren live streaming minimaal SRD 2000. Afhankelijk van hoeveel camera’s er moeten worden ingezet en de locatie waar de activiteit plaatsvindt, kan de prijs hoger komen te liggen.

Foto’s: Wandana Kuldipsingh-Oedit en Radjen Ramlal

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, NIEUWS, Nieuws uit Suriname, Religie & Levenswijze, Suriname
No Comments

ChietSana Foundation Nederland en Suriname

donderdag, 14 januari 2021 by Redactie Hindorama

De ChietSana Foundation Nederland en Su­ri­name is een stichting die zich inzet voor hulpbehoevenden in Su­riname zoals kindertehuizen, bejaardentehuizen, scho­len en particulieren.
Door deze stichting is het boek Je bent niet alleen van de Surinaams-Javaanse schrijfster Ngatidja Padji (schrij­vers­naam is Ana-Ku Ngalimoen) uitgebracht waarvan de opbrengst ten goede komt van de ChietSana Foundation.
Je bent niet alleen is een spannend en waargebeurd verhaal over vergeving binnen een relatie. De echt­genoot zocht zijn plezier buiten. Dit kwam aan het licht toen zijn vriendin zich kenbaar maakte met zijn buitenechtelijk kind. Zijn vrouw nam de schuld op zich en stelde zich de vraag: hoe nu verder? De schrijfster heeft het boek geschreven voor alle vrouwen. Ze wil hen hiermee een hart onder de riem steken.

Chietra Bahora

Met de verkoop van dit boek wil de ChietSana Foundation Nederland en Suriname twee vlie­gen in één klap slaan: vrouwen in verdrietige omstandigheden moed inspreken en de mens in nood een helpende hand bieden. Bij aankoop van dit boek hebt u iemand in nood geholpen en bent u verzekerd van een mooi boek over vergeving.

Het boek Je bent niet alleen is te bestellen via info@chietsana.com. Of maak het bedrag van 20 euro (incl. verzendkosten) over o.v.v. NAW gegevens op het rekeningnummer NL12 ABNA 0529516845.

Voor meer informatie:  www.chietsana.com of facebookpagina https://www.facebook.com/ChietSana-Foundation-Nederland-Suriname-748413098565879/ 

Read more
  • Published in CULTUUR, Korte berichten, NIEUWS, Taal & Literatuur
No Comments

Tentoonstelling Surinaamse School – Schilderkunst van Paramaribo tot Amsterdam in het Stedelijk Museum Amsterdam – Dr. Hans Ramsoedh

zondag, 10 januari 2021 by Redactie Hindorama

Musea in Nederland zijn nog steeds witte bolwerken. Het betekent dat werken van kunstenaars van kleur en niet-westerse kunst in hun collectie onderbelicht zijn. Sinds 12 december is de tentoonstelling Surinaamse School. Schilderkunst van Paramaribo tot Amsterdam te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam.
Tegen de achtergrond van het racismedebat in Nederland in de afgelopen jaren wil het Stedelijk Museum de blik op kunst verbreden, inclusiever en meerstemmiger worden. Het wil dit doen door in de collectie de blik te verruimen op regio’s die in het verleden niet of te weinig tot de aandachtsgebieden van het museum behoorden. De directeur van dit museum verklaarde in een interview tussen 2021 en 2024 een quotum te zullen hanteren: tenminste de helft van het aankoopbudget zal gaan naar kunst van kunstenaars van kleur en kunstenaars van de buiten West-Europa en Noord-Amerika. Met de tentoonstelling Surinaamse School wil het Stedelijk Museum een blinde vlek inkleuren.

In deze tentoon­stel­ling is het werk van vijfendertig Suri­naam­se kun­st­enaars uit de periode 1910–1985 te zien waarin zij een rol hebben gespeeld. Naast schil­derkunst, het medium waarmee kunstenaars hoofdzakelijk experimen­teren, is er fotografie, grafisch werk, werk op papier en documentatiemateriaal te zien. Suriname kent geen beeldend kunstmuseum. Via een breed netwerk van particuliere verzamelaars werden er zo’n honderd werken van deze kunstenaars in bruikleen genomen. Ook hangt in de tentoonstelling kunst uit de staatscollectie van Suriname en de collectie van de Surinaamse Bank.

Zaalopname Surinaamse School

Surinaamse School verwijst niet naar het bestaan van een typisch Surinaamse stijl maar naar de letterlijke scholing van kunstenaars in Suriname. Hoewel er specifieke thema’s en narratieven ten grondslag liggen aan de 20e-eeuwse Surinaamse schilderkunst, is van groepsvorming geen sprake. Surinaamse School is dan ook niet bedoeld om Surinaamse schilders als kunsthistorische stroming te presenteren. De opzet van de tentoonstelling is om de Surinaamse beeldende kunst, gezien vanuit Nederland, een waardig podium te bieden door de samenhang én dynamiek in het werk van verschillende generaties schilders te laten zien.

In deze tentoonstelling komen dan ook allerlei stijlen voorbij: van expressionisme, realisme tot symbolisme. In de chronologisch-thematische insteek van de ten­toonstelling staan terugkerende genres en onderwerpen aan bod zoals de verbeelding van de eigen geschiedenis, spiritualiteit en het alledaagse leven tot abstracte experimenten en maatschappelijke ver­ande­ringen. Het is met andere woorden een viering van Surinaamse schilderkunst in al haar verscheidenheid en diepgang. Surinaamse pioniers die een grote stimulans zijn geweest voor andere kunstenaars krijgen bijzondere aandacht omdat de ontwikkeling van het kunst­(vak)onderwijs van grote invloed is geweest op de professionalisering van de kunstbeoefening, en daarmee op de ontwikkeling van de schilderkunst in Suriname.

Nola Hatterman

Belangrijke aandacht in deze tentoonstelling gaat uit naar Nola Hatterman (1899-1984) die  een belangrijke rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van de beeldende kunst in Suriname. In de jaren dertig raakte zij bevriend met Surinamers die toen in Nederland woonden. Haar portretten van zwarte mannen waren in die jaren een eyeopener omdat ze geen karikaturen waren maar realistische schilderingen. Haar meest bekende schilderij is Op het terras uit 1930: een schilderij van een deftige, zwarte heer die zich laaft aan koel Amstelbier, een portret van de Surinaamse trompettist Louis Drenthe (1903-1990). Op het terras was oorspronkelijk bedoeld als opdracht van Am­stel­brouwerij om een deftige heer te schilderen die op een terras een glas Amstelbier drinkt. Hatterman schilderde een deftige, zwarte heer. Dat was echter niet de bedoeling! Geschrokken zag Am­stel­brouwerij vervolgens af van de aankoop vanwege de zwarte huidskleur van het model. Via allerlei omwegen kwam dit portret uiteindelijk terecht in de collectie van het Stedelijk. Het wordt nu beschouwd als topstuk van dit museum en is er permanent te zien.

Nola Hatterman, ‘Louis Richard Drenthe / Op het terras’, 1930, olieverf op doek. Collectie Stedelijk Museum Amsterdam

Hattermans huis in Amsterdam werd een ont­moe­tingsplaats voor Surinamers (met name van Surinaamse nationalisten) die ze portretteerde. Ze vereenzelvigde zich met hun strijd voor onaf­hanke­lijkheid en emigreerde in 1953 naar Suriname waar zij een kunstopleiding opzette. Haar talentvolle leerlingen vertrokken naar Europa om aan een kunstacademie verder te leren. Deze leerlingen zouden zich na terugkeer in Suriname afzetten tegen de figuratieve kunst die Hatterman propageerde. Zij had weinig op met abstracte kunst en bleef haar hele leven lang het realisme propageren. Hatterman vond dat haar leerlingen de schoonheid van Suriname en zijn inwoners moesten verbeelden.  Haar leerlingen waaronder Jules Chin A Foeng, die hun studie in Nederland en de VS hadden vervolgd wilden verder. Zij vonden Hattermans stijl ouderwets en haar focus eenzijdig  gericht op Black is beautiful. In de optiek van Chin A Foeng bleef Hatterman door haar Nederlandse achtergrond ook een koloniaal aura met zich mee torsen. Het kwam dan ook tot een ware ‘schoolstrijd’ tussen Chin A Foeng en Hatterman. Chin A Foeng richtte in de jaren zestig een concurrerende Surinaamse kunstschool op. Ver­schil­lende Surinaamse kunstenaars die op de expositie in het Stedelijk te zien zijn kregen van Hatterman hun eerste lessen. Na haar overlijden werd de Nola Hatterman Art Academy opgericht. Hierdoor kreeg Suriname een sterke, zelfbewuste kun­ste­naarsgemeenschap.

In Nederland overheerst inmiddels ambivalentie bij het levenswerk van Hatterman. Enerzijds met waardering en anderzijds worden er in het huidige postkoloniale debat ook vraagtekens gezet bij haar positie. Wat is of kan de rol van (witte) Nederlanders en Nederlandse instituties zijn in de dekolonisatie van Surinaamse kunst?
Op deze tentoonstelling zijn ook werken te zien van Wim Bos Verschuur, tekenleraar op de middelbare en kweekschool in Suriname. Bos Verschuur was een nationalist en de geestesvader van de Baas-In-Eigen-Huis-Beweging (streven naar autonomie van Suriname) gedurende de oorlogsjaren in Suriname. Zijn teken­lessen gingen meer over de politiek in Suriname en dan over tekenen zelf.

Wim Bos Verschuur, Rijst, Wittie Boitie, De Goede Verwachting, datering onbekend, olieverf op doek.

In dertien expositieruimtes zijn werken van de volgende kunstenaars te zien: Armand Baag; Wim Bos Verschuur; Robert Bosari; Jules Chin A Foeng; Frank Creton; Augusta en Anna Curiel; Felix de Rooy; Robbert Doelwijt; Wilgo Elshot; Ron Flu; Rudi Getrouw; Leo Glans; Eddy Goedhart; Nola Hatterman; Soeki Irodikromo; Rihana Jamaludin; Jean Georges Pandellis; Rinaldo Klas; Noni Lichtveld; Hans Lie; Guillaume Lo-A-Njoe; Nic Loning; Rudy Maynard; Jacques Anton Philipszoon; George Ramjiawansingh; Stuart Robles de Medina; George Gerhardus Theodorus Rustwijk; Cliff San A Jong; Gerrit Schouten; Govert Jan Telting; Quintus Jan Telting; René Tosari; Erwin de Vries; Paul Woei; Leo Wong Loi Sing.

De historische collectie van de musea in Nederland omvat slechts een aantal werken van Surinaamse kunstenaars. Het betekent echter niet dat Surinaamse kunstenaars volledig zijn genegeerd in Nederland. In 1996-1997 was er een grote tentoonstelling over hedendaagse kunst uit Suriname in het Stedelijk Museum (Twintig jaar beeldende kunst in Suriname, 1975–1995) en de huidige tentoonstelling Surinaamse School kan worden gezien als de langverwachte opvolger van die in 1996-1997.

Paul Woei, Portret Karsimen, 81 jr., 1991, krijt op papier.

In haar column in de Volkskrant (17 december 2020) kwalificeerde de columniste Elma Drayer het streven van het Stedelijk Museum om inclusiever en meerstemmiger te zijn als ‘modieus BLM-gewauwel’ (BLM=Black lives matter). Dat mag wel zo zijn, feit is wel dat de opstelling van het Stedelijk Museum kan worden beschouwd als een sprong voorwaarts aangezien de op modernisme gerichte witte Nederlandse kunstwereld nog steeds kwaliteitsnormen hanteert waardoor voor kunstenaars van kleur de toegangspoorten gesloten blijven. De opstelling van het Stedelijk Museum verdient dan ook navolging door andere musea. Zowel in Nederland als in Suriname heeft niemand de kunstwerken in de tentoonstelling Surinaamse school ooit bij elkaar gezien. Dat maakt deze tentoonstelling dan ook bijzonder. Voor Surinamers zal deze tentoonstelling een feest van herkenning zijn.

Ron Flu, Bidvrouwtjes in de Palmentuin, 1964.

Stedelijk Museum Amsterdam: Tentoonstelling Surinaamse school. Schilderkunst van Para­ma­ribo tot Amsterdam. 12 dec. 2020 t/m 31 mei 2021.

Belangrijk: Vooralsnog zijn musea in verband met de corona­maatregelen ge­slo­ten. Na heropening dient een bezoek aan het Stedelijk Museum vooraf op de site een tijdslot (bezoekdag en –tijd) gereserveerd te worden (stedelijk.nl).

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS
No Comments

Sarnámi leren? Waar kun je terecht? – Prem Dihal

dinsdag, 05 januari 2021 by Redactie Hindorama

Naar aanleiding van een vraag uit de regio Eind­hoven ben ik op zoek gegaan naar een goede cursus Sarnámi.

Het blijkt dat zulke vragen leven bij personen die op een of andere manier een band hebben met Hindostanen van Surinaamse origine. Bijvoorbeeld, een (klein)kind van Hindostaanse (groot)­ouders dat in Nederland is geboren en de taal wel gewend is uit de omgeving maar deze niet spreekt. Of niet-Hindostaanse partners van Hindostanen die deze taal willen leren, want ze willen ook een keer verstaan waar de anderen het over hebben. Wat dacht u van Hindostaanse nazaten uit Nederland die een tijdje naar Suriname gaan? Ook in Suriname zelf zou het handig kunnen zijn; personen/instellingen die veel met Hin­do­stanen werken of voor de Hindostanen zelf bij wie Sarnámi steeds meer op de achtergrond is komen te staan.
Of men inderdaad de taal gaat leren, is een andere kwestie. Daar ga ik niet over, maar de mogelijkheid om te leren is er, want er zijn minstens twee goede aanbieders van cursussen.
Al googelend en na een aantal gesprekken met aanbieders, kwam ik tot een overzichtje van materialen en cursussen dat ik graag wil delen. De cursussen verschillen soms behoorlijk in aanpak. De opzet en de gebruikte leermaterialen (boeken, audio/film etc.) kun je terugvinden op hun website. De genoemde websites zijn doorgelinkt.
Vooralsnog lijken Sarnamibhasa.nl en Sarnamihuis.nl de aanraders te zijn. Lees hieronder wat ik tegenkwam. Heeft iemand anders andere ideeën en/of aanvullingen?

BOEKEN

Leerboeken Sarnámi
Welke leerboeken zijn er beschikbaar? Na een korte zoektocht vond ik de volgende:

  1. Er is een leerboek Sarnámi, in 1987 geschreven door Theo Damsteegt en Jit Narain. Dit schijnt nog altijd het beste leerboek te zijn dat er is. Eenvoudig en op een praktische wijze kan men de taal leren. Het boek kost rond 15 euro maar is momenteel niet verkrijgbaar behalve via de auteur in Suriname (Jit Narain).

Ká Hál
Jit Narain en Theo Damsteegt, leerboek Sarnámi Surinaams Hindostaans, 154 pagina’s, Nederlands Bibliotheek en Lektuur Centrum, Den Haag, 1987

  1. Twee jaar geleden is er een taalgids gemaakt door Rabin Baldewsingh in pocketvorm. Dit boekje is ook geschikt om op praktische wijze het Sarnámi te leren, alhoewel het leerboek van Theo Damsteegt en Jit Narain voor cursussen zeer aan te bevelen is. Deze taalgids kost 5 euro. Om deze taalgids te bestellen kan men zich het beste wenden tot Sarnamibhasa.nl

Sarnámi woordenboeken 
Het was mij lang niet duidelijk welk woordenboek aan te raden was. Er is een aantal op de markt/in omloop. Kijk ook op Bibliotheek.nl en Bol.com voor andere boeken.

  1. Door Sampreshan (de uitgeverij van Hindorama) is een eenvoudig woordenboek van Santokhi en Nienhuis uitgegeven. Dit schijnt tot nu toe het beste woordenboek te zijn dat gebruikt kan worden. Het is eigenlijk een uitgebreide woor­denlijst, maar eenvoudig te hanteren en wel in de juiste spelling, inclusief een bijlage met vervoegingen van werkwoorden! Dus zeer aan te bevelen. Het is te bestellen bij Hindorama.com

 Sarnámi woordenboek
Eline Santokhi en Lydius Nienhuis, een tweetalig woordenboek van het Surinaams Hindostaans, 225 pagina’s, Communi­catie­bureau Sampreshan, Den Haag, 2004

  1. Rabin Baldewsingh heeft zelf een idioomboek uitgebracht in 2 delen. Het is een woordenboek waarin de woorden thematisch gerangschikt zijn. Bijvoorbeeld op de thema’s huis, politie, recreatie, samenleving, het weer, de aarde, etc. In gebruik kan dit ook handig zijn. Het is in twee delen en heet Sarnámi Woordenschat. Deel 1 (452 pagina’s) kost 20 euro en deel 2 (561 pagina’s) kost 25 euro. Om het te bestellen kan men zich het beste wenden tot Sarnamibhasa.nl

WEBSITES

Anda Suriname
Is een woordenlijst, digitaal benaderbaar, maar geen cursus.

Bibliotheek.nl
Hier staan
de bovengenoemde boeken, en nog een paar andere, genoemd/beschreven. Ze bieden geen cursus aan.

Hindorama.com
En eventueel verder op de site zoeken. Zo kom je dan ook de twee eerdergenoemde Sarnámi woorden­boeken tegen. Zij verzorgen zelf geen cursus.

ohm-ookhindoestaansmeepraten.nl
OHM staat voor Ook Hindoestaans Meepraten
? Het is niet duidelijk of het nog actief is.
Er worden drie cursuspakketten aangeboden waar kosten aan verbonden zijn.

OHM Suriname
Waarschijnlijk is er een begin gemaakt om het Sarnámi zelf onder de aandacht te brengen. Het is geen cursus. Er is alleen een spellingsgids op de site geplaatst.

Stichting Sarnami Bol
Aardig om te volgen, voor andere onderwerpen, maar gebruiken ze de juiste spelling?
Ook via Facebook en Instagram te volgen.

Sarnámibhasa.nl (Baldewsingh’s website)
Indien men op een makkelijke manier online de cursussen wil volgen dan kan dat op deze website. Het is gratis en bovendien vind je hier ook andere informatie en verhalen over en in het Sarnámi.

Sarnamihuis.nl
Op deze site kun je ook een degelijke cursus afnemen. Het is een cursus van 12 lessen (€10/st)
Door deze informatiebrochure krijg je een prima inzicht. Het is een goed opgezette cursus.

Stichting Lalla Rookh
Het is een verwijzing naar Sarnamibhasa.nl

Suriname-languages.sil.org
Handig om digitaal woorden op te zoeken maar het is geen taalcursus.

SAMENVATTEND

Het is misschien wel verwarrend dat de sites verschillen in in­for­matie en aanpak. Vooralsnog lijkt het, als je Sarnámi wil leren, het beste om dat te doen bij  Sarnamibhasa.nl (gratis) of bij Sarnamihuis.nl. Ben je vlot met social media, kijk dan op Facebook en Instagram naar Sarnami Bol. Ik geef hierbij aan dat mijn zoektocht wel beperkt van aard was.

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Nederland, NIEUWS, Sarnámi, Taal & Literatuur
No Comments

Goede energielijnen voor nieuwbouw van Shri Saraswatie basisschool

vrijdag, 18 december 2020 by Redactie Hindorama

Bij de bouw van het nieuwe pand van de Shri Saraswatie basisschool in Rotterdam volgt het bestuur van Stichting Hindoe Onderwijs Nederland (SHON) de volgende gedachte; de leerprestaties, het welzijn en het functioneren van de leerlingen, docenten en andere medewerkers, is onder meer afhankelijk van de omgeving waarin ze moeten werken. In het ontwerp en in de constructie moet met deze visie rekening gehouden worden.  

Den Haag – Voor Rajesh Ramnewash, bestuursvoorzitter van SHON is het helder; bij het mooie vooruitzicht van een nieuw gebouw die binnen twee jaar opgeleverd gaat worden, past de oeroude Indiase filosofie Vastu Shastra. Hierbij worden regels gevolgd uit de Veda’s, de oudste en heiligste Hindoegeschriften. Niets kan hem van het idee afbrengen dat de lokalen met kompas gemeten precisie op de juiste energielijn moeten liggen. En ook dat er zoveel mogelijk natuurlijk daglicht het pand binnen moet kunnen komen of dat er zorgvuldig gekozen moet worden voor passende kleuraccenten. Dit alles om de geestelijke rust van iedereen in de verschillende ruimtes van het gebouw te bevorderen. “Het is bovendien goed voor het onderwijsproces”, zegt hij stellig.

Voor veel mensen klinkt dit logisch maar toch is deze vernieuwende manier van denken bij het bouwen in Nederland niet heel erg bekend. Er is bijvoorbeeld een kamp van architecten en projectontwikkelaars die zo snel en zo goedkoop mogelijk een gebouw willen neerzetten en zich verder niet storen aan – in hun ogen – vreemde gebruiken of rituelen. Ze geloven er gewoon niet in. Dit betekent dat SHON erg zorgvuldig te werk moest gaan bij de selectie van een architectenbureau. Ze werden niet alleen beoordeeld op de organisatie van het project, het ontwerp of op duurzaamheid, maar ook op hun gedachten over de onderwijsfilosofie van SHON.

Indiase bouwleer als uitgangspunt
Uiteindelijk heeft Ramnewash een belangrijke me­de­stander gevonden in Chi-Hang Chim, architect van Bureau RoosRos in Oud-Beijerland. Na een aanbesteding met een stevig selectieproces is hij uitgekozen om het nieuwe schoolgebouw tot stand te brengen. Door zijn Chinese afkomst is Chim bekend met Feng Shui, een eeuwenoude traditioneel Chinese filosofie, die je leert hoe de omgeving gezondheid en welzijn kan beïn­vloeden. Er zitten elementen in die gelijk zijn aan de Indiase Vastu Shastra en ook delen die anders zijn. “Het belangrijkste is dat je het hoofddoel begrijpt”, zegt Chim. Laat het nou toevallig zo zijn dat hij als jonge student te maken heeft gehad met een kamp van voorstanders en tegenstanders. De tegenstanders wilden het weten­schappelijk onderbouwd hebben. Anders is het voor hen niet meer of minder dan bijgeloof.

Maar toen Chim afstudeerde aan de Technische Universiteit (TU) Eindhoven kwam hij professor ingenieur Bas Molenaar tegen, een man die gespecialiseerd was in het ontwerp en de bouw van ziekenhuizen. Volgens Chim liet Molenaar aan hem wetenschappelijke onderzoeken en artikelen zien over de impact van architectuur op de gezondheid van mensen. “Toen dacht ik; ik ben niet helemaal gek. Wat ik altijd al had gedacht – mede vanuit de basis van mijn cultuur en afkomst – is gewoon wetenschappelijk bewezen.”

Chim is ervan overtuigd dat de filosofie van SHON om een prettige omgeving te creëren steeds meer door anderen zal worden overgenomen. En ook dat de verwevenheid van de meer metafysische oosterse filosofie en de meer rationele westerse filosofie, steeds groter zal worden.

Toekomstbestendig onderwijsconcept
Als alles meezit zal het gebouw in de zomer van 2022 opgeleverd worden en is Rotterdam aan de Schie­damseweg een nieuw iconisch gebouw rijker, in een wijk (Delfshaven) met veel weder­op­bouw­architectuur. Het moet voor velen best wel bijzonder zijn om straks daartussen te kijken naar de verfijnde lijnen van de Shri Saraswatie School. Maar belangrijker nog, het schoolteam kan dan nog beter vormgeven aan de onderwijsinhoud van deze tijd, zoals zelfstandig of in groepjes werken in leerpleinen. En een grote aula voor festiviteiten tijdens hoogtijdagen maakt het compleet.

Verder staat in de planning dat Peuterspeelzaal Dwarka, voor de kleintjes van twee tot vier jaar, die in het oude gebouw ook aanwezig is, meeverhuist naar de nieuwbouw. Er komt bovendien een andere kinder­opvang bij, maar dan voor kinderen van nul tot vier jaar. Belangrijk vindt Ramnewash omdat de Shri Saraswatie School de doorgaande leerlijn mogelijk wil maken en tijdig wil vaststellen waar de kinderen goed in zijn en waar ze moeite mee hebben.

Wat ook gaat gebeuren is dat de communicatie met de buurt geïntensiveerd zal worden. Dit betekent dat verschillende groepen in de wijk kunnen aankloppen bij de school om gebruik te maken van ruimtes voor het organiseren van activiteiten, zoals mandir-diensten en koffieochtenden voor ouderen. Ramnewash vindt het tenslotte nog belangrijk om het volgende te melden. “We gaan huiswerkbegeleiding aanbieden, ook voor kinderen van andere scholen. Het maakt niet uit van welke afkomst ze zijn want we sluiten niemand uit. Het enige dat we vragen is dat ouders die met hun kinderen langskomen goed onderwijs vooropstellen en onze Hindoestaans-Surinaamse grondslag omarmen.”

Read more
  • Published in BIBLIOTHEEK, CULTUUR, Korte berichten, Nederland, NIEUWS, Religie & Levenswijze, Traditie
No Comments

DIVÁLI, het Lichtjesfeest

maandag, 09 november 2020 by Redactie Hindorama

Diváli is één van de belangrijkste hindoefeestdagen. Dit feest staat in het teken van het licht. Het Sanskriet woord dipávali betekent rij van lichtjes. Op deze dag worden dan ook veel lichtjes in aardewerkbakjes (dia’s) aangestoken. In onder andere India en Suriname ziet men ook feestelijke elektrische verlichting buitenshuis, vergelijkbaar met kerstverlichting. Licht staat symbool voor goedheid, wijsheid en kennis. Met Diváli wordt de overwinning van het goede op het kwade, van het licht op de duisternis, van kennis op onwetendheid gevierd. Diváli valt elk jaar in de maand Kartikka (okto­ber/november) van de hindoekalender (maan­ka­len­der) op de dag van nieuwe maan. Dit jaar valt het feest op 14 november. Diváli is eigenlijk een combinatie van verschillende feesten die hun oorsprong vinden in de religieuze, filosofische, mythologische en historische Indiase traditie. Gebruikelijk is dat men het huis een extra schoonmaakbeurt geeft en dat er vegetarisch wordt gegeten. Veel hindoes onthouden zich al een week van tevoren van vlees en vis.

Voor aanhangers van de hindoestroming Sanátan Dharm staat het feest ook bekend als Mahá Lakshmi Pujá. De kern is dan de verering van de godin Lakshmi, de gemalin van god Vishnu, onderhouder van het heelal. Zij staat symbool voor rijkdom en huiselijke voorspoed en wordt ge­associeerd met de Vrouw des Huizes. Vandaar dat Diváli in algemene zin is gewijd aan Moeder de Vrouw die het gezin in moreel en ethisch opzicht aanstuurt.

Voor aanhangers van de Árya Samáj staat Diváli in het teken van de herdenking van Swami Dayanand Saraswati, stichter van de hervormingsbeweging Árya Samáj. Hij overleed in 1883 op de avond van Diváli. Hij bond de strijd aan tegen wantoestanden binnen het hindoeïsme, zoals het kastenstelsel en zette zich in voor het algemeen welzijn van het volk onder meer door democratisering van de samenleving en goed onderwijs.

Foto’s: Bhargava Marripati via Pexels en Pixabay

Lees ook: Het Diválifeest (Mahá Lakshmi Pujá) ~ Jnan H. Adhin

Read more
  • Published in CULTUUR, Religie & Levenswijze
No Comments

IN MEMORIAM Aniel Kienno

zondag, 01 november 2020 by Redactie Hindorama

Het zijn sombere tijden. De wereldwijde Corona pan­de­mie maakt veel slacht­offers. Niet alleen het grote aantal doden stemt somber, maar ook de op­gelegde beperkingen voor het sociaal verkeer. Na­tuur­lijk: Er zal een vaccin worden gevonden en deze vreselijke pan­de­mie zal naar wij hopen volgend jaar zijn uitgewoed. Maar de schade en het verdriet zijn groot en zullen ons nog jaren heugen.

Op donderdag 29 oktober 2020 overleed te Den Haag na een ziekbed de bekende Event Organizer Aniel Kienno aan de gevolgen van Corona. Aniel werd geboren op 4 januari 1971 in Paramaribo en heeft zijn 50-ste levensjaar dus niet gehaald. Aniel heeft zich zeer verdienstelijk gemaakt voor de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap in Nederland en in het bijzonder in de culturele/entertainment sfeer. Aniel Kienno was op­richter van het bedrijf Taj Events en organisator van Miss India Holland, Bollywood filmpremières, The Hague Indian Fair, de Nationale Divali viering en Divali Bhojan in Den Haag. Ook stond hij het bestuur van Milan Zuiderpark bij met raad en daad en was hij altijd bereid om mee te denken met nieuwe initiatieven zoals de Ramayan vertolking door kinderen van de Hindoe basisschool. Alles wat met het promoten van het rijke culturele erfgoed van de Hindostaans-Surinaamse ge­meen­schap te maken had, kon rekenen op de creatieve ondersteuning van Aniel Kienno.

Aniel Kienno en Soedesh Kienno

De gebroeders Kienno
Eigenlijk moet Aniel samen met zijn jongere broer Soedesh worden gememoreerd. Soedesh overleed op 3 januari 2019 in Den Haag op 46-jarige leeftijd. De gebroeders Kienno werkten intensief samen en waren als het ware een tandem. Na de geboorte van Aniel, Soedesh en hun zuster Shanta besloot vader Dew Kienno, die als kleermaker werkte in Suriname om in 1974 naar Nederland te emigreren voor een betere toekomst. Hun moeder Kamla Kienno-Rambali bleef aanvankelijk met het drietal van respectievelijk 3, 2, en 1 jaar achter in Suriname, maar het gezin werd al snel herenigd toen vader Kienno werk vond bij de Profi Markt in Den Haag. Aniel en Soedesh bleven in Den Haag wonen en werden dus echte Hagenezen. Vanaf kind waren zij te vinden in de videotheek van hun oom John Rambali die ook vele Indiase sterren naar Nederland haalde. De gebroeders zetten deze activiteiten voort en hebben zich aldoor bezig gehouden met de zogeheten Bollywood scene die vanaf de jaren tachtig een belangrijke identificatiebron was geworden voor met name Hindostaanse jongeren. Muziekcassettes, cd’s en vooral ook video’s van Bollywoodfilms werden verkocht of uitgeleend. Na de komst van internet viel er echter geen droog brood meer te verdienen met de videotheek. Creatief als de gebroeders Kienno waren, richtten zij zich op de organisatie van Indiase events, markten en festivals. Ook werd het productiebedrijf HiD-TV op­ge­richt. Er volgden ook events, zoals het Bollywood Scholieren Songfestival en het Bollywood Boule­vard Festival.

En nu zijn beide broers ons ontvallen. De Hindostaanse gemeenschap zal de gebroeders Kienno missen, vooral als volgend jaar weer culturele evenementen mogelijk zullen zijn. Aniel Kienno heeft ook Hindorama altijd ondersteund. Samen met zijn vrouw, Sharita Kienno-Sewnath, hebben zij jarenlang onbezoldigd de mailing van het tijdschrift verzorgd. Aan de website Hindorama had hij zich ook meteen als een van de grootste vrienden aangemeld. Aniel beschikte ook over een collectie oude (historische) foto’s en wilde deze graag ter beschikking stellen aan een project voor het vervaardigen van een fotoboek over de Hindostaanse geschiedenis waar ook Hindorama aan meewerkt.

Waarde Aniel Kienno/Bhai, de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap heeft nauwelijks goed afscheid van jou kunnen nemen. Veel dank voor jouw inzet om de Hindostaanse cultuur te promoten en te conserveren.

Aniel Kienno wordt op woensdag 4 november in Den Haag in besloten kring gecremeerd.

Rust zacht, Aniel. Shanti, Shanti, Shanti AUM

Hindorama wenst zijn vrouw Sharita, zoon Damian en al zijn dierbaren veel sterkte toe.

Read more
  • Published in CULTUUR, Korte berichten, NIEUWS
No Comments

Heeft het Sarnámi nog een toekomst? (2) Cross-linguïstische invloeden in het Sarnámi – Rabin Baldewsingh

woensdag, 28 oktober 2020 by Redactie Hindorama

Dat cultuur iets dynamisch is weten we onderhand wel. Hij is onderhevig aan allerlei invloeden, zeker wanneer die zich mani­feste­ren in een diverse omgeving. Als die in tijd niet verandert dan is die cultuur dood. Cultuur bestaat uit tradities, maar ook de taal vormt een inherent onderdeel ervan. Sterker nog, taal is cultuur en bepaalt in belangrijke mate mede de culturele identiteit van een bevolkingsgroep.

Surinaamse Hindustanen hebben altijd in een diverse omgeving geleefd. Of het nu in Suriname is of in Nederland, ze hebben zich altijd weten te omringen door mensen met een diverse culturele achtergrond. Deze contacten hebben ervoor gezorgd dat over en weer een uitwisseling is van ideeën, culturele eigenheden, culinaire gewoonten en taalkundige uit­druk­kings­vor­men. Kenmerkend in die taalkundige uit­druk­kings­vormen is de meertaligheid van Hin­du­stanen. En die meertaligheid heeft nu ervoor gezorgd dat de eigen moedertaal, het Sarnámi, afhankelijk is geworden van andere talen in de directe omgeving, vooral van het Nederland en het Sranantongo. En hoe dominanter de ene taal ten opzichte van het Sarnámi, hoe groter de afhankelijkheid in manifestatie en ontwikkeling in dat multi-linguaal context. Dit verklaart waarom na ruim honderd jaar ontwikkeling het Sarnámi nu in rap tempo terrein verliest ten opzichte van de omringende dominantere talen. Je ziet dat in Suriname vooral het Sranantongo (en bij de jongste generatie misschien ook wel het Nederlands) een dominantere vorm heeft aangenomen bij Sarnámi sprekers, terwijl in Nederland overwegend het Nederlands zeer dominant is bij Sarnámi sprekers.

Meertaligheid brengt met zich mee dat talen niet in een geïsoleerde vorm opgeslagen zijn in de hersenen van een spreker (het zogenaamde cognitieve veld). In de hersenen van de mens vinden er bewust en onbewust ontmoetingen (en soms zelfs samensmeltingen) van woorden plaatsen. In de taalkunde wordt dit fenomeen aangeduid als “cross-linguïstische invloeden”. Deze cross-linguïstische invloeden worden ook wel gezien als invloeden van de kennis (taalverwerving) van een persoon voor een bepaalde taal op de invloeden van diezelfde persoon op een andere taal. Dit betekent dat de invloeden heel nadrukkelijk plaatsvinden in de gedachten van de spreker. Cross-linguïstische invloeden kunnen leiden tot veranderingen in taalgebruik. Dat kan zich onmiddellijk voordoen of gedurende een bepaalde periode. Een belangrijk verschijnsel hierbij is dat bijvoorbeeld bij vertalingen van woorden heel makkelijk geleend wordt uit een andere taal, zoals uit het Nederlands: telefisi (televisie) in plaats van durdarsan; forsál (woonkamer) in plaats van baithak kamará; bánkstel (bankstel) in plaats van baithaká. Of uit het Engels: computer, dashboard, bus. En ook uit het Sranantongo: kurkuru (korf), fáyá (vuur, hevig) in plaats van ág; morsu (vuil, vuiligheid) in plaats van mailá.

Veranderingen die gedurende een langere tijd plaatsvinden, gaan gepaard met een vorm van een samensmelting waarbij kenmerken van beide talen in die woorden terecht kunnen komen. Voorbeeld hiervan zijn de volgende woorden: lambá bruku (lange broek), kariyá kot (smoking), mocaipan (hoererij), kolpátu (koolpot), sitalgrás (citroengras).  Ook kunnen er woorden worden overgenomen en in een eigen jasje worden gegoten, waardoor er een nieuw woord wordt gecreëerd. Dit fenomeen staat bekend als leenwoorden: kopcháp (cookshop), biskut (beschuit), baisikli (bicycle), wasummá(wasplank), klèp (wasknijper) en bokit (bucket).

Veranderingen in taalverwerving en taalgebruik kunnen heel onbewust plaatsvinden. De dominante taal beïnvloedt de heritage-language, in dit geval Sarnámi. Dit betekent dat heritage-sprekers vaak switchen van de heritage-language naar de dominante taal. Hierdoor raakt de eigen taal in verdrukking. Het is immers makkelijker geworden om woorden uit de dominante taal over te nemen en die in een zinsconstructie te plaatsen. Dit gebeurt reeds op jonge leeftijd. Je hoeft daarvoor de grammatica niet helemaal te beheersen. Het proces gaat vanzelf en blijf aan de spreker ‘kleven’, zeker wanneer die niet gecorrigeerd wordt. Dus, als ouders hun kinderen niet bewust de eigen taal leren en hen hun gang laten gaan met het adapteren van woorden uit de dominante taal in plaats van gebruik van bestaande woorden, dan krijg je in plaats van taalverrijking taalverlies. En dit proces zal moeilijk te stoppen zijn, zeker wanneer er geen ondersteuning (vangnet) is vanuit bijvoorbeeld het regulier onderwijs.

Cross-linguïstische invloeden is inmiddels een waar fenomeen in het Sarnámi. Je ziet nu dat veel Sarnámi sprekers niet meer in staat zijn de eigen taal compleet te verwerven. En dat is erg jammer, want talrijke woorden verdwijnen in rap tempo en worden vervangen door woorden uit de dominante talen. Enkele bijzondere voorbeelden zijn woorden als titholi (grap), jábá (muilkorf), batakkar (redenaar, praatgrage), sitpitáe (teleurgesteld raken), etc. Dus, wat je nu ziet is dat het Sarnámi situationeel gewoon wel gesproken wordt, maar onder stevige invloeden van de dominante taal. Dit is heel erg manifest bij de jongste generatie die de traditionele taal langzaam loslaat (en soms zelfs helemaal heeft losgelaten) en overgaat tot het bezigen van de dominante taal. Geleidelijk aan zal dit proces leiden tot het verdwijnen van de taal, in eerste instantie in de dagelijkse omgang en over een langere periode tot uiteindelijk het uitsterven van de taal. Kijk maar naar bekende voorbeelden als Guyana, Trinidad en Mauritius. En nog dichterbij, het proces dat het Surinaams Javaans op dit moment ondergaat, zowel in Suriname als in Nederland. In Nederland hoor je het nauwelijks om je heen klinken, behalve onder ouderen van de eerste generatie.

Is het dan nu te laat om onze kleine taal weerbaar te maken tegen de enorme druk van buiten. Het wordt heel erg lastig, maar te laat is het zeker niet. Er zijn genoeg mensen die de taal nog goed spreken. In hen moeten we juist inspiratie vinden om het Sarnámi verder te blijven ontwikkelen. Maar alleen gaan we dit op onze eigen houtje niet kunnen doen. We hebben daarvoor institutionele steun nodig; steun van de politiek en van het onderwijs. Misschien zal het verschil niet meer gemaakt kunnen worden in Nederland, maar Suriname heeft alles in zich om de reddende boei toe te werpen naar het Sarnámi. Waar wachten we op? Let’s get started!

Read more
  • Published in CULTUUR, Sarnámi
No Comments
  • 9
  • 10
  • 11
  • 12
  • 13

Search

  • EN | Colofon | Adverteren [About us]
  • Gebruikersvoorwaarden
  • Privacy- en cookiebeleid
  • Contact | e-mail: info@hindorama.com
  • Sitemap

Is de Hindostaanse gemeenschap sterk genoeg met elkaar verbonden?

https://youtu.be/1f2v0db5gao
Hindorama

Copyright © 2025 St. Jnan Adhin Instituut (JAI) | Sampreshan

TOP